Rotterdamse ambtenaren onderweg



Vergelijkbare documenten
Onderzoek Trappers. rapportage. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Nationale Fiets Projecten Postbus AN Heerenveen

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Context voor reisgedrag. Beter Benutten. Gedragsmeting 2015

HOE SLIM REIS JIJ? EEN KWANTITATIEF ONDERZOEK NAAR HET NIEUWE WERKEN EN MOBILITEIT IN OPDRACHT VAN DE ANWB

Vervoer in het dagelijks leven

Quickscan Stichting Katholiek Onderwijs Enschede

Figuur 1: onderverdeling spitsmijdingen per gebied. Figuur 2 bekendheid Ga 3.0 acties.

Nieuwsbrief burgerpanel Overschie

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Hoofdpunten en kansen voor beleid. Beter Benutten. Gedragsmeting 2016

Rapportage. Evaluatie onderzoek Het succes van de stimuleringsregeling E-bike

UW NATIONALE BENCHMARK MOBILITEIT RAPPORT

Effecten van Mobility Mixx voor de BV Nederland

BURGERPANEL LANSINGERLAND

Quickscan terugdringing verzuim Derde meting Gemeente Rotterdam. Frans Moors

Verkeer en vervoer. Omnibus 2011

UW NATIONALE BENCHMARK MOBILITEIT RAPPORT

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Onderzoek onder medewerkers Eekte Hazewinkel Jufferbeek

QUICKSCAN [BEDRIJFSNAAM]

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Jade Beheer B.V. 4.A1 Ketenanalyse scope III

Resultaten enquête Uithoornlijn

Woon-werkverkeer Stadspeiling en AmersfoortPanel 2010

Mobiliteit & duurzaamheid Leaserijder wordt steeds duurzamer.

Evaluatierapport sloop- en terugkoopregeling Gemeente Rotterdam

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Wat zie jij er uitgeslapen uit... Monitoringsrapport 2.0

Resultaten fietsenquête

Simon Arndt, Directie Bedrijfsvoering, afdeling FB/Onderzoek en Statistiek. Mariëlle Bartels//Rien de Vries, directie Stad, stadsontwikkeling

RAPPORT EVALUATIE 2 KAARTJE HEUVELLANDLIJN 2014

Opel Insignia Onderzoek onder leaserijders November 2008

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013

Autogebruik en deelauto's

Mobiliteit & flexibiliteit Medewerkers en hun vervoerskeuze.

Samenvatting onderzoek naar banenruil in Nederland bij werknemers en werkgevers. Multiscope Banenruil.nl April 2014

Uitkomsten t.b.v. de visie

Stadjers over fietsen in Groningen. Een Stadspanelonderzoek

KNELPUNTEN IN HET VERKEER

Beroepsbevolking en Pendel 2013

Grafiek 12.1a Soorten vervoermiddelen waar Leidenaren over beschikken, in procenten van alle Leidenaren 0% 25% 50% 75% 100%

Oordeel over concept Banenruil. Rapportage April 2014

Imago Rotterdamse festivals

Fietsen in Groningen 2016

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 66%.

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Ketenanalyse woon-werkverkeer

Rapportage LeidenPanel Binding met Leiden

Onderzoek gebruik fietsenstallingen rondom station Zwolle

Monitoring tevredenheid en gebruik Nulmeting onder bewoners. Zomer 2014

Resultaten Bewonerspanel: : septemberpeiling 2012

Boodschappenservice Binnenstad Amsterdam

Jade Beheer B.V. 4.A1 Ketenanalyse scope III

Nederland. Het mobiliteitsgedrag van Nederlanders in kaart met het TNS NIPO Mobiliteitspanel onderweg

Onderzoek Tariefwijziging NS

Fietsen in Groningen 2017

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

Onderzoek Metropoolregio

De vragenlijst P-1 helpt om een groep mensen op te delen in doelgroepen.

Hoofdstuk 13 Luchtkwaliteit

centrum voor onderzoek en statistiek

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Openingstijden Stadswinkels 2008

Feitenkaart Verhuizingen naar inkomen in Rotterdam op gebiedsniveau in 2010 en 2011

Rob Soeters. Over Twente Mobiel

Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012

Wonen Als men zou verhuizen blijft ongeveer 40% het liefst in Leiden wonen, daarna zijn Amsterdam en Den Haag favoriete woonplaatsen

Rapportage JongerenPanel Binding met Leiden

Resultaten Monitor Mobiliteitsmanagement

Bijlage 12 Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en algemene reis- en verblijfkosten

Kinderopvang in aandachtswijken

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

verkeer veilige veiligheid verbindingen BIJLAGE 6: TAG CLOUDS MOBILITEIT staat stad stiptheid stress tijd tram trein treinen uur veilig

Opinieonderzoek Klimaatakkoord

Inventarisatie emissies en evaluatie doelstellingen

Bewonerspanel Bereikbaarheid

Rapportage online raadpleging OV Lijnennet 2018

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

Resultaten Mobiliteitsenquête 2012

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Fietsparkeren in de binnenstad van Groningen

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN STUDENTEN VAN HET MBO

Werkbelevingsonderzoek 2013

Ketenanalyse Woon- Werkverkeer

Het digitale stadspanel over bereikbaarheid

VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR

De reiskostenregeling voor de sociale werkvoorziening. Dit zijn de belangrijkste punten

Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten

4.A.1 Ketenanalyse 1: Woon- Werkverkeer

Algemeen. Verplaatsingskosten (sociaal abonnement) Mobiliteit. PC Vervoerskosten en mobiliteit 07/2014

Mobiliteitsregeling Omgevingsdienst IJmond. 1 januari 2017

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

Hoofdstuk 21. Mobiliteit

Hoofdstuk 10. Arbeidsmarkt

Rondetafelgesprekken Fiets filevrij. Wat vinden de huidige fietsers van de (toekomstige) snelfietsroutes? Analyse enquêtes nulmetingen

Fietsenquête Delft. Eindrapportage

Windenergie in Noord. 5 e panelmeting stadsdeel Noord. Inleiding

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer na (her)plaatsing

Evaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam

ENEXIS AUTOLOZE DAGEN ERVARINGEN

Transcriptie:

Rotterdamse ambtenaren onderweg Het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van woon-werkverkeer en dienstverkeer Frans Moors

Rotterdamse ambtenaren onderweg Het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van woon-werkverkeer en dienstverkeer April 200 Frans Moors

200 dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever

Inhoudsopgave Managementsamenvatting 5 A. Woon-werkverkeer 6 B. Dienstreizen 8 C. De e-fiets: gebruik en behoefte 0 D. Reizen voor het werk: wensen en behoeften van de medewerkers 0 E. Aanbevelingen 0 Inleiding 3 0. Onderzoeksmethode 3 Woon-werkverkeer 5. Het aantal afgelegde kilometers woon-werkverkeer per week 20.2 Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het woon-werkverkeer 2.3 Milieuvriendelijke alternatieven voor het woon-werkverkeer 30 2 Dienstreizen 33 2. Het aantal afgelegde kilometers voor dienstreizen per maand 3 2.2 Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het dienstverkeer 35 2.3 Milieuvriendelijke alternatieven voor het dienstverkeer 2. Dienstreizen naar het buitenland 3 3 Thuiswerken 5 Ideeën van medewerkers 9 5 De e-fiets: nulmeting gebruik en behoefte 5 5. Het gebruik van de e-fiets in het woon-werkverkeer 5 5.2 De e-fiets als milieuvriendelijk alternatief voor de auto of het openbaar vervoer in het woon-werkverkeer 52 5.3 Het gebruik van de e-fiets in het dienstverkeer 53 BIJLAGE Aanvullende tabellen 55

Managementsamenvatting In opdracht van het Programmabureau Klimaat heeft de Sociaal-wetenschappelijke afdeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een mobiliteitsonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van het woon-werk- en dienstverkeer. Dit met het oog op het verduurzamen van de mobiliteit van medewerkers. De centrale vragen van het onderzoek waren:. welke afstanden worden er afgelegd in het kader van woon- werk en dienstverkeer; 2. welke middelen van vervoer worden hiervoor gebruikt; 3. welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het reizen milieuvriendelijker te maken? Om de eerste vraag te beantwoorden voor het woon-werkverkeer werd met behulp van een kilometerregistratieprogramma voor iedere medewerker van het concern berekend wat de afstand tussen woon- en werklocatie is. Om deze vraag voor het dienstverkeer, en de vragen twee en drie te beantwoorden, werd een enquête gehouden onder een aselecte steekproef van alle medewerkers van het concern Rotterdam. In deze samenvatting worden de antwoorden op de centrale vragen en de conclusies geformuleerd. Hierin worden de vragen apart beantwoord voor het woon-werkverkeer en het dienstverkeer. Daarnaast is er in dit nulhoofdstuk speciale aandacht voor het gebruik van de e- fiets. Hierbij moet worden benadrukt dat het aantal kilometers woon-werkverkeer per week wordt beschreven, terwijl het aantal dienstkilometers per maand wordt gerapporteerd. 5

A. Woon-werkverkeer A. Welke afstanden worden er door de medewerkers van het concern Rotterdam afgelegd in het kader van woon- werkverkeer? In de figuur hiernaast is de afstand wonen en werken in categorieën verdeeld. Uit de postcodegegevens van woon- en werklocatie blijkt dat rond de helft van de medewerkers (7%) van het concern in de stad woont. Bijna 0% woont buiten Rotterdam, maar nog binnen het Rijnmondgebied. 5% van de medewerkers woont buiten de Rijnmond. Hoe hoger de salarisschaal van de medewerkers, hoe groter het aandeel medewerkers dat buiten Rotterdam of buiten de Rijnmond woont. Gemiddeld leggen de medewerkers 67 kilometer per week af om naar en van hun werk te reizen. Dat betekent dat er voor het woon-werkverkeer per week rond de 875.000 kilometer door de medewerkers van het concern worden afgelegd. 30-5 km 7% 5-30 km 23% 5-60 km 2% 0-5 km 7% >=60 km 3% 0-5 km 26% 5-0 km 22% Afstand tussen woon- en werklocatie in klassen A2. Welke middelen van vervoer worden voor het woon-werkverkeer gebruikt? Rond de 80% van het totaal aantal kilometers woon-werkverkeer wordt afgelegd met de auto of met het openbaar vervoer. Rond de 5% van de kilometers wordt overbrugd met de fiets. In de figuur hiernaast is deze verdeling te zien. Bromfiets/scooter 2% Fiets % M otor 2% 0 De keuze voor de (combinatie van) vervoermiddelen wordt sterk beïnvloed door de afstand tussen de woon- en werklocatie. Op een afstand tot vijf kilometer wordt veruit het meest voor de fiets gekozen, in sommige gevallen in combinatie met het openbaar vervoer of de auto. Tussen de vijf en vijftien kilometer heeft het openbaar vervoer de grootste voorkeur, vaak in combinatie met de fiets. Vanaf vijftien kilometer valt de keuze het vaakst op de auto. Openbaar vervoer, Openbaar vervoer 39% Auto 2% Gebruik van vervoermiddelen voor woon-werkverkeer als percentage van het totaal aantal afgelegde kilometers per week 6

vaak in combinatie met de fiets, blijven in de afstandsklassen boven de vijftien kilometer daarna het meest gekozen alternatief. A3. Welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het woonwerkverkeer milieuvriendelijker te maken? Aan de medewerkers die niet uitsluitend lopend of per (e-)fiets van en naar hun werk reizen, werd gevraagd welk vervoermiddel ze zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen. Ruim de helft van deze medewerkers kiest dan voor het openbaar vervoer, nog eens rond de 0% voor de fiets en ruim een derde voor een e- scooter of e-fiets. Precies 0% van deze medewerkers geeft aan dat een hogere vergoeding voor het reizen met het openbaar vervoer hen zou kunnen stimuleren het openbaar vervoer te nemen. Rond een kwart zegt dat een hogere fietsvergoeding hen zou stimuleren de fiets als alternatief te kiezen. Hierbij moet worden aangetekend dat deze vergoedingen vooral bepleit worden door medewerkers die al (deels) gebruik maken van openbaar vervoer of fiets. De betekenis van de beantwoording van de vraagstelling moet daarom, als het gaat om maatregelen die het reisgedrag van de medewerkers kan veranderen, worden genuanceerd. Thuiswerken als alternatief voor het woonwerkverkeer Iets minder dan een vijfde van de medewerkers werkt wel eens thuis in de reguliere werkuren. Thuiswerken wordt vooral gedaan door medewerkers in de hogere salarisklassen: vanaf salarisklasse werken meer dan twee keer zoveel medewerkers als gemiddeld wel eens thuis. Een ruime meerderheid (85%) van de medewerkers die wel eens thuis werken, zegt dit (misschien) meer uren te willen doen als de werkgever dat zou faciliteren. Van de medewerkers die niet thuis werken, zegt 70% te denken dat hun werk (misschien) deels thuis zou kunnen worden verricht. Van deze driekwart geeft een ruime meerderheid aan ook deels thuis Thuisw erken is niet mogelijk; 30% Thuisw erken is misschien mogelijk; 20% Thuis w erken is mogelijk; 50% Percentage medewerkers dat denkt dat het mogelijk is om (deels) thuis te werken (van de medewerkers die nu nooit thuis werken) te willen werken. Hoe verder de medewerkers van hun werk wonen, hoe groter het aandeel dat zegt (deels) thuis te willen werken. Van de medewerkers die thuis willen werken, geeft rond 70% aan dat ze een verbinding met de werkcomputer nodig zouden hebben om thuis te kunnen werken. Veel van deze medewerkers geven aan dat toegang tot het webmailaccount alleen onvoldoende is: alle relevante programmatuur en bestanden zouden vanuit huis bereikbaar moeten zijn. Daarnaast zou er volgens een 7

deel van de medewerkers financiële ondersteuning moeten zijn voor het inrichten van een arbo-verantwoorde werkplek in huis. B. Dienstreizen B. Welke afstanden worden er door de medewerkers van het concern Rotterdam afgelegd in het kader van dienstverkeer? 500 kilometer of meer 5% minder dan 0 kilometer 3% 00-500 kilometer 6% 0-20 kilometer 6% 60-00 kilometer 3% 50-60 kilometer 6% 20-30 kilometer % 0-50 kilometer 8% 30-0 kilometer 9% Afstand die maandelijks voor dienstreizen wordt afgelegd door medewerkers die minimaal één dienstreis per maand maken (geclassificeerd in procent) Ruim een derde van de medewerkers maakt minimaal één keer per maand een dienstreis. Hiervan maakt rond de helft uitsluitend dienstreizen binnen de stad. Tweederde van deze medewerkers legt niet meer dan zestig kilometer per maand aan dienstreizen af, het overige derde doet dat wel. De meeste kilometers in dienstverband worden gemaakt door medewerkers van Roteb, ds+v, Gemeentewerken en Stadstoezicht. Per maand wordt er ruim 500.000 kilometer in het kader van binnenlands dienstverkeer gereisd. B2. Welke middelen van vervoer worden voor het dienstverkeer gebruikt? De auto is in het dienstverkeer veruit het meest gebruikte vervoermiddel, zoals is te zien in de figuur hiernaast. Van alle kilometers die voor het dienstverkeer worden afgelegd, wordt 68% met de auto afgelegd, en slechts 7% met het openbaar vervoer. De afstand die de medewerkers maandelijks in het kader van het dienstverkeer afleggen, is sterk bepalend voor de keuze van het vervoermiddel. Meer dan de helft van de medewerkers die meer dan zestig kilometer per maand reizen, kiest voor de auto of wisselt auto en 8

openbaar vervoer af. De meeste autokilometers in het diensverkeer worden afgelegd door medewerkers van Gemeentebelastingen, Gemeentewerken, Roteb, Stadstoezicht en ds+v. Dit zijn ook de diensten waarvan de medewerkers gemiddeld de meeste kilometers in het kader van dienstverkeer maken. Medewerkers van de deelgemeenten, de Bestuursdienst, de Gemeentebibliotheek en Jeugd, Onderwijs en Samenleving maken minder gebruik dan gemiddeld van de auto in het dienstverkeer. Motor; 2% Bromfiets/scoot er; 0% Lopend; % E-fiets; 0% Fiets; 9% Openbaar vervoer; 7% Anders; 3% Auto; 68% Rond % van de medewerkers maakt (ook) wel eens dienstreizen naar het buitenland. Deze worden vooral gemaakt door medewerkers in de salarisklassen en hoger. Ruim driekwart van het totaal aantal kilometers die worden gemaakt voor buitenlandse dienstreizen, worden in het vliegtuig afgelegd. Gebruik van vervoermiddelen voor binnenlands dienstverkeer als percentage van het totaal aantal afgelegde kilometers per maand B3. Welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het binnenlands dienstverkeer milieuvriendelijker te maken? Geen, ik zou gaan lopen % E-fiets 3% Anders 5% Carpoolen met een collega 6% Elektrische scooter 0% Openbaar vervoer 6% Fiets 9% Vervoermiddel waarvoor de medewerkers zouden kiezen als ze voor het dienstverkeer milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen 9

Net als bij het woon-werkverkeer werd de medewerkers die zich niet uitsluitend te voet of per (e-)fiets verplaatsen, gevraagd welk vervoermiddel ze zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden moeten of willen reizen. Bijna de helft van de medewerkers die dienstreizen maken, zou dan kiezen voor het openbaar vervoer, en nog eens rond een vijfde voor de fiets. Een tiende noemt de e-scooter als goed alternatief. Een relatief groot aandeel van deze medewerkers geeft aan dat ze door de afstand en kwaliteit van de verbindingen in Rotterdam en daarbuiten zijn aangewezen op de auto. Zij zien de elektrische of hybride auto als enige alternatief om milieuvriendelijker te kunnen reizen, omdat openbaar vervoer voor hen geen optie is. Gevraagd naar maatregelen die hen zouden kunnen stimuleren om voor een andere wijze van vervoer te kiezen, zegt ruim 0% dat geen enkele maatregel dit effect zou hebben, omdat ze, aantal dienstreizen, afstanden en verbindingen in acht genomen, geen manier zien om milieuvriendelijker te reizen. Rond 0% van de medewerkers pleit voor een hogere vergoeding voor het openbaar vervoer of de fiets. Rond een vijfde pleit voor een gratis openbaar vervoerabonnement voor gemeenteambtenaren, of voor het ter beschikking stellen van elektrische of hybride vervoermiddelen om dienstreizen te kunnen maken. C. De e-fiets: gebruik en behoefte Het Programmabureau Klimaat bereidt een pilot voor om e-fietsen in te zetten voor het dienstverkeer. Daarom is in het kader van dit onderzoek het gebruik van en de behoefte aan de e-fiets in woon-werk- en dienstverkeer gepeild. Op dit moment wordt de e-fiets door een half procent van de medewerkers gebruikt in het woon-werkverkeer. De e-fiets wordt gebruikt op een maximale afstand tussen de woon- en werklocatie van dertig kilometer. Gebruikers van de e-fiets zijn in meerderheid 5 jaar of ouder. Vijftien procent van de medewerkers die niet uitsluitend lopend of per (e-)fiets van en naar hun werk reizen, zien de e-fiets eventueel als een milieuvriendelijk alternatief voor het woonwerkverkeer. Met name bij afstanden woon-werkverkeer tot dertig kilometer wordt de e- fiets als alternatief genoemd. Een kwart van de medewerkers die de e-fiets voor woon-werkverkeer gebruikt, zet deze ook in voor het dienstverkeer. Dat betekent dat de e-fiets door drie tiende procent van alle medewerkers die wel eens een dienstreis maken, wordt gebruikt voor het dienstverkeer. Slechts % van de medewerkers die wel eens een dienstreis maken, en die nog niet milieuvriendelijk reizen, noemen de e-fiets als alternatief voor het dienstverkeer. Het openbaar vervoer, de gewone fiets of de elektrische scooter worden duidelijk vaker als milieuvriendelijk alternatief gezien. D. Reizen voor het werk: wensen en behoeften van de medewerkers De medewerkers kregen de mogelijkheid om wensen en behoeften uit te spreken als het gaat om het zoeken naar milieuvriendelijker vormen van vervoer voor woon-werkverkeer 0

en dienstverkeer. Ten behoeve van de rapportage werden deze opmerkingen gegroepeerd rond verschillende ideeën gericht op het aantrekkelijker maken van fietsen, en het openbaar vervoer, het ontmoedigen van het autorijden en flexibilisering van de werktijden en het mogelijk maken van thuiswerken. E. Aanbevelingen Meer dan de helft van de medewerkers van het concern Rotterdam woont buiten de stad. Gezien het feit dat de keuze voor het vervoermiddel in het woon-werkverkeer vooral afhangt van de afstand, verdient het aanbeveling te onderzoeken hoe medewerkers van het concern kunnen worden gestimuleerd om in de stad te (blijven) wonen. Omdat met name de hoger ingeschaalde medewerkers vaker verder van hun werk wonen, zou dit niet alleen betekenen dat een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaatdoelstelling door het terugdringen van het autogebruik, maar dat tevens een bijdrage wordt geleverd aan de economische doelstelling om de midden- en hogere inkomens aan de stad te binden; Naast een te grote afstand weerhouden factoren als slechte verbindingen in het openbaar vervoer met als gevolg een te lange reistijd een niet onaanzienlijk deel van de medewerkers te kiezen voor een milieuvriendelijker vorm van vervoer. Met name medewerkers met (jonge) kinderen vinden het moeilijk om eerst de kinderen naar school te brengen en dan op tijd op hun werk te komen zonder voor de auto te kiezen. Het hanteren van, waar mogelijk, meer flexibele begin en eindtijden voor het werk zouden hiervoor een oplossing kunnen bieden. Dit zou tevens betekenen dat de verkeersspits in de ochtend en avond zou kunnen worden ontlast, waarmee ook een bijdrage geleverd kan worden aan de klimaatdoelstelling; Thuis- of telewerken is op dit moment vooral voorbehouden aan medewerkers in de hogere salarisschalen. Rond driekwart van de medewerkers die nu nooit thuiswerken in de reguliere werktijd, denken dat het mogelijk is om een deel van hun werkzaamheden thuis te verrichten. Een groot deel hiervan zegt tevens thuis te willen werken. Het verdient daarom aanbeveling verder te verkennen of, en op welke wijze, thuis- of telewerken een rol zou kunnen spelen in het terugbrengen van het woonwerkverkeer; Het belang van financiële prikkels om medewerkers te laten kiezen voor een milieuvriendelijker vorm van vervoer ten behoeve van het woon-werkverkeer moet niet worden overschat. Veel medewerkers die pleiten voor hogere vergoedingen voor fiets of openbaar vervoer, gebruiken al het vervoermiddel waarvoor ze een hogere vergoeding voorstellen. Het verhogen van vergoedingen moet dus eerder als een beloningsinstrument worden gezien, dan als een instrument om gedrag te veranderen;

Ruim tweederde van al het binnenlandse dienstverkeer wordt met de auto afgelegd. Rond de 0% van de medewerkers ziet ook geen alternatief voor het vervoermiddel dat ze voor het dienstverkeer kiezen. Het terugbrengen van de CO 2 -uitstoot zou voor dit deel met name gezocht kunnen worden in het voor het dienstverkeer beschikbaar stellen van milieuvriendelijker alternatieven voor de auto, zoals hybride auto s (voor de langere afstanden) of e-scooters en e-fietsen voor de kortere afstanden; Veel medewerkers die wel milieuvriendelijke alternatieven voor het dienstverkeer aandragen, geven aan dat een OV-abonnement of een OV-chipkaart hen zou kunnen stimuleren om voor het openbaar vervoer te kiezen. Daarbij wijzen deze medewerkers er op dat dit tevens een besparing zou kunnen betekenen in de administratieve verwerking van reisdeclaraties. Het verdient aanbeveling te onderzoeken in hoeverre het verstrekken van een OV-abonnement of OV-chipkaart aan gemeenteambtenaren bij kan dragen aan het terugdringen van het autogebruik voor binnenlands dienstverkeer; Op dit moment wordt e-fiets door een kleine minderheid van de medewerkers als een alternatief gezien voor andere, milieuonvriendelijker vervoermiddelen in het dienstverkeer. Als het concern er voor kiest om de dienstfiets in te zetten als alternatief vervoermiddel, verdient het aanbeveling deze mogelijkheid veel duidelijker onder de aandacht van de medewerkers te brengen en deze actief te promoten. 2

0 Inleiding In het kader van de klimaatdoelstelling wil het concern Rotterdam door de inzet van alternatieve vervoermiddelen de CO 2 -uitstoot als gevolg van woon-, werk en dienstverkeer verminderen. Het Programmabureau Klimaat van de Bestuursdienst heeft de sociaal-wetenschappelijke afdeling (SWA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd een mobiliteitsonderzoek uit te voeren. Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van het woon-werk- en dienstverkeer. Dit met het oog op het verduurzamen van de mobiliteit van medewerkers. De centrale vragen van het onderzoek waren:. welke afstanden worden er afgelegd in het kader van woon- werk en dienstverkeer; 2. welke middelen van vervoer worden hiervoor gebruikt; 3. welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het reizen milieuvriendelijker te maken? De e-fiets is één van deze alternatieven. Het Programmabureau Klimaat bereidt een pilot voor om e-fietsen in te zetten voor het dienstverkeer. Daarom zijn in dit brede onderzoek naar het reisgedrag van de medewerkers van de gemeente Rotterdam ook enkele vragen gesteld over het gebruik van de e-fiets, en de eventuele behoefte aan deze als alternatief, milieuvriendelijker vervoermiddel. De resultaten van dit deelonderzoek, die worden gepresenteerd in paragraaf 5, worden gebruikt als nulmeting ten behoeve van een vervolgonderzoek om het effect van stimuleringsmaatregelen rond de e-fiets vast te kunnen stellen. 0. Onderzoeksmethode Voor het onderzoek is op de eerste plaats op basis van het volledige personeelsbestand van het concern Rotterdam (november 2009) een berekening gemaakt van de afstand tussen de woon- en werklocatie van alle medewerkers van het concern. Met behulp van een speciaal rekenprogramma is deze berekend op basis van de postcodegegevens van beide locaties. Vervolgens is een enquête gehouden onder een representatieve steekproef van het personeelsbestand van de gemeente Rotterdam. In de enquête werden vragen gesteld over de vervoermiddelen die de medewerkers gebruiken voor het woon- werkverkeer en hoeveel keer per week ze deze afstand afleggen. Daarnaast werd geïnventariseerd hoeveel kilometers de medewerkers afleggen in het kader van dienstverkeer in binnen- en buitenland, en met welke vervoermiddelen dit gebeurt. Tenslotte werd geïnventariseerd welke alternatieven de medewerkers zien voor milieubelastend vervoer. Ten behoeve van de enquête kregen 3.563 medewerkers een 3

vragenlijst toegezonden via het e-mailadres op hun werk. Nog eens 906 medewerkers kregen via de post een vragenlijst, omdat ze geen e-mailadres op hun werk hebben. De respons op de e-mailenquête bedroeg 58%, op de postenquête 30%. Het brengt de totale respons op 52%. De respons wordt traditioneel sterk beïnvloed door het salarisniveau van de medewerker: hoe hoger deze is, hoe hoger de respons. De responscijfers per salarisklasse staan weergegeven in de onderstaande tabel. Tabel 0. Respons op enquête per salarisklasse, in procenten Salarisklasse > -3-6 7-8 9-0 + Alle medewerkers % % % % % % Non-respons 82 58 37 36 8 Respons 8 2 56 6 6 52 Totaal 00 00 00 00 00 00 N= 86.7 900 95.028.500 Duidelijk is te zien dat de respons in de salarisklassen tot en met 3 bijzonder laag is. Ook in de klassen tot en met 6 is zij nog benedengemiddeld. Deze onevenwichtige responscijfers betekenen dat medewerkers in de lagere salarisklassen in de onderzoeksresultaten zijn ondervertegenwoordigd. Om de betrouwbaarheid van de gegevens te waarborgen is er daarom een weging in de resultaten aangebracht, waarbij de antwoorden van de medewerkers in de lagere salarisklassen in de berekening van de eindresultaten een hoger gewicht in de schaal leggen dan die van de medewerkers in de hogere salarisklassen. In de volgende tabel staat de verdeling van het totale personeelsbestand, de oorspronkelijke steekproef, en die van de enquête vóór en na weging. Tabel 0.2 Verdeling van de oorspronkelijke steekproef, en van de enquête vóór en na weging naar salarisklasse, in procenten Personeelsbestand Steekproef Respons Vóór weging Na weging % % % % -3 2-6 26 26 2 26 7-8 20 20 22 20 9-0 20 20 25 20 + 22 23 29 23 Totaal 00 00 00 00 N=.823.500 2.32 2.39 De verdeling na weging maakt de responsgroep, ook gezien de hoogte van de respons, voldoende representatief voor het hele personeelsbestand van de gemeente Rotterdam.

Woon-werkverkeer In dit hoofdstuk komt het woon-werkverkeer van de medewerkers van het concern Rotterdam aan de orde. 2 Op de eerste plaats is met de hulp van een kilometerregistratieprogramma voor alle medewerkers waarvan de postcodes van woon- en werkadres bekend waren, berekend wat de afstand tussen woon- en werkadres is. Van de 9.3 medewerkers die in november 2009 in het personeelsbestand stonden geregistreerd, werden er.558 geselecteerd voor de steekproeftrekking. 3 Van.6 van deze medewerkers zijn beide postcodes geregistreerd en dus bekend, en kon de afstand tussen woon- en werkadres worden berekend. Van deze medewerkers staat in tabel. een geclassificeerd overzicht van de afstand tussen woon- en werklocatie. Tabel. Woon-werkverkeer: afstand tussen woon-en werkadres in klassen Aantal medewerkers % 0-5 km 3.77 26 5-0 km 3.232 22 0-5 km 2.70 7 5-30 km 3.285 23 30-5 km 99 7 5-60 km 38 2 >=60 km 36 3 Totaal.6 00 Ruim een kwart van de medewerkers woont op een afstand van vijf kilometer of minder van het werk. Nog eens ruim een vijfde woont op een afstand van vijf tot tien kilometer, terwijl iets minder dan 20% tussen de tien en vijftien kilometer van het werk woont. Bij rond een kwart bedraagt die afstand tussen de vijftien en dertig kilometer. Rond tweederde van de medewerkers woont dus niet verder dan vijftien kilometer van het werk; bijna 90% woont niet verder dan dertig kilometer. Gemiddeld wonen de werknemers van het concern Rotterdam op,9 kilometer van hun werk. In de onderstaande figuur is de afstand wonen-werken nog eens in categorieën verbeeld. 2 3 De belangrijkste bevindingen in de rapportage worden cursief afgedrukt Medewerkers van de Centrale Administratie, voormalige organisaties in liquidatie, GOM, Griffiie, SBO, SPR, Stadsregio en B&W, Wijkraad Pernis, Raad en Veiligheidsregio Rijnmond zijn in de bestandsselectie voor het trekken van de steekproef niet meegenomen, omdat het hier zeer specifieke en/of kleine organisaties betreft. 5

Figuur. Woon-werkverkeer: afstand tussen woon-en werkadres in klassen >=60 km 5-60 km 3% 2% 30-5 km 7% 0-5 km 26% 5-30 km 23% 0-5 km 7% 5-0 km 22% De afstand tussen woon- en werklocatie wordt sterk beïnvloed door de salarisklasse van de medewerker: hoe hoger deze is, hoe verder de medewerker van het werk woont. In de navolgende tabel staat hiervan een overzicht. Tabel.2 Woon-werkverkeer: afstand tussen woon- en werkadres in klassen, naar salarisklasse -3-6 7-8 9-0 + Totaal % % % % % % 0-5 km 9 28 22 8 6 25 5-0 km 30 27 22 20 7 23 0-5 km 20 20 7 7 8 5-30 km 9 20 25 29 28 23 30-5 km 7 9 7 5-60 km 2 3 5 2 >=60 km 2 3 6 3 Totaal 00 00 00 00 00 00 Gemiddelde afstand (km) 7,,7 5,3 7,7 20,8 5,2 Aantal medewerkers.568 3.662 2.755 2.7 3.077 3.803 *) Niet van alle medewerkers staat de salarisklasse in het personeelsbestand geregistreerd. De analyse per salarisklasse is gedaan over de 3.803 cases waarbij dit wel het geval is. Hierdoor wijkt de gemiddelde afstand tussen woon- en werkadres gemeten over het totaal aantal medewerkers enigszins af. 6

Bijna de helft van de medewerkers in de laagste salarisklassen woont op vijf kilometer afstand of minder van het werk. Bijna 90% van de medewerkers in deze salarisklassen woont niet verder dan vijftien kilometer. Met de salarisklasse neemt de afstand van het werk toe. Van de medewerkers in de salarisschalen en hoger woont de helft vijftien kilometer of verder van het werk. Medewerkers in de hoogste salarisklassen wonen gemiddeld 2 kilometer van hun werk, terwijl de medewerkers in de laagste salarisklassen gemiddeld rond de zeven kilometer van hun werk wonen. Doordat in de hogere salarisschalen verhoudingsgewijs meer mannen werken, wonen mannelijke medewerkers gemiddeld op grotere afstand van hun werk dan vrouwen: de afstand tussen wonen en werken bedraagt voor mannen gemiddeld zestien kilometer, voor vrouwen dertien kilometer. Als we de afstand tussen woon- en werklocatie indelen in de medewerkers die in Rotterdam wonen, die buiten Rotterdam wonen maar in de Rijnmond wonen en medewerkers die buiten de Rijnmond wonen, ontstaat het navolgende beeld. Figuur.2 Woonlocatie van de medewerkers naar salarisklasse + 37% 35% 28% 9-0 39% 2% 9% 7-8 3% % 3% -6 53% 39% 8% -3 80% 8% 2% Alle medew erkers 7% 38% 5% 0% 25% 50% 75% 00% Rotterdam Rijnmond Buiten Rijnmond In de onderste staaf is te zien dat rond de helft van de medewerkers van het concern in Rotterdam woont. Nog eens rond de 0% woont buiten Rotterdam, maar nog in de Rijnmond. Vijftien procent van alle medewerkers woont buiten het Rijnmondgebied. Aan de hand van de andere staven in het diagram is te zien dat hoe hoger de salarisschaal van de medewerkers is, hoe groter het aandeel medewerkers dat buiten 7

Rotterdam of buiten de Rijnmond woont. Van de medewerkers met schaal of hoger woont bijna 60% buiten Rotterdam, waarvan rond de helft buiten de Rijnmond. Ter vergelijking: van de medewerkers met schaal tot en met 3 woont 20% buiten Rotterdam, waarvan 2% buiten het Rijnmondgebied. In de bijlage staat een overzicht van de afstand tussen woon- en werkadres per dienst/deelgemeente, en is tegelijkertijd de gemiddelde afstand per dienst of deelgemeente berekend. Hier wordt een grafiek gepresenteerd met een overzicht van het percentage medewerkers dan in Rotterdam, buiten Rotterdam maar nog binnen de Rijnmond en buiten de Rijnmond woont. De grafiek is van boven naar beneden gesorteerd naar het percentage medewerkers dat in Rotterdam woont. Het concernonderdeel met de meeste medewerkers die in Rotterdam wonen staat dus bovenaan. 8

Figuur.3 Woonlocatie van de medewerkers van het concern Rotterdam naar dienst/deelgemeente (%) Deelgemeente Hoek van Holland 77% 9% 5% Deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek 7% 5% % Deelgemeente Overschie 73% 2% % Roteb 72% 23% 5% Deelgemeente Feijenoord 70% 23% 6% Stadstoezicht 69% 25% 6% Deelgemeente Delfshaven 68% 2% % Deelgemeente Noord 68% 3% 8% Gemeentebibliotheek 66% 25% 9% Sport en Recreatie 66% 26% 8% Deelgemeente Kralingen-Croosw ijk 65% 2% 0% Gemeentearchief Rotterdam 65% 2% 5% Dienst Kunst en Cultuur 6% % 2% Deelgemeente Prins Alexander 6% 2% % Deelgemeente Charlois 6% 30% 9% Dienst Publiekszaken 60% 27% 3% Deelgemeente Hoogvliet 60% 3% 6% Sociale Zaken en Werkgelegenheid 57% 30% 3% Jeugd, Onderw ijs en Samenleving 56% 3% % Gemeentebelastingen Rotterdam 53% 35% 3% Bestuursdienst 5% 28% 2% ds+v 9% 30% 2% Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam 8% 3% 2% Servicedienst 7% 33% 20% Gemeentelijke Gezondheidsdienst 5% 35% 20% Rekenkamer Rotterdam 3% 2% 36% Gemeentew erken 39% 0% 2% Audit Services Rotterdam 36% 30% 33% Concern Rotterdam 56% 30% % 0% 20% 0% 60% 80% 00% Binnen Rotterdam Buiten Rotterdam, binnen Rijnmond Buiten Rijnmond 9

Opvallend is dat medewerkers van de deelgemeenten relatief vaak binnen de gemeentegrenzen wonen. Dat geldt ook voor de medewerkers van Stadstoezicht, Roteb, het Gemeentearchief en Sport en Recreatie. De medewerkers van Audit Services Rotterdam en Gemeentewerken wonen relatief vaak buiten de stad. Van Audit Services en de Rekenkamer woont een relatief groot deel van de medewerkers buiten de Rijnmond.. Het aantal afgelegde kilometers woon-werkverkeer per week De afstand tussen wonen en werken zegt nog niets over de daadwerkelijke afstand die de medewerkers iedere week afleggen. Dit is immers afhankelijk van het aantal arbeidsuren, en het aantal dagen dat van en naar de werklocatie wordt gereisd. Aan de medewerkers werd daarom gevraagd hoeveel keer per week ze de afstand afleggen, en hoeveel kilometer in totaal de afstand bedraagt. In de onderstaande tabel staat het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per week naar de afstand tussen wonen en werken. Daarnaast is berekend hoeveel kilometers in totaal per klasse wekelijks worden afgelegd. Tabel.3 Woon-werkverkeer: gemiddeld en totaal aantal afgelegde kilometers per week Afstand woonwerkverkeer Gemiddeld aantal kilometers per medewerker per week Totaal aantal kilometers per week N %N 0-5 kilometer 3.000 38 9 5-0 kilometer 35 7.000 52 26 0-5 kilometer 60 53.000 398 20 5-30 kilometer 9 283.000 88 2 30-5 kilometer 5 3.000 36 7 5 tot 60 kilometer 83 75.000 6 3 60 kilometer of meer 252 80.000 50 2 Totaal (gemiddeld) (67) 876.000 2.0 00 Gemiddeld leggen de medewerkers 67 kilometer per week af om van en naar het werk te komen. Bij de medewerkers die vijftien kilometer of minder van het werk wonen, ligt de wekelijks afgelegde afstand beneden dit gemiddelde. Vanaf vijftien kilometer ligt het boven het gemiddelde. Medewerkers die dertig kilometer of meer van hun werk Het totaal aantal kilometers is geschat door het aantal opgegeven kilometers van iedere medewerker in de responsgroep te vermenigvuldigen met de factor 6, (=het totaal aantal medewerkers van het concern Rotterdam:het aantal medewerkers in de responsgroep). Omdat het totaal aantal kilometers is gebaseerd op schattingen van de respondenten, moet dit als een indicatie worden beschouwd. 20

wonen, leggen wekelijks gemiddeld meer dan honderd kilometer af om van en naar hun werk te reizen. Doordat de meeste medewerkers tussen de 5 en 30 kilometer van hun werk wonen, worden in deze klassen de meeste kilometers afgelegd. In totaal leggen de medewerkers van het concern Rotterdam wekelijks rond de 875.000 kilometer af in het kader van het woon-werkverkeer. Zoals gezegd is het aantal arbeidsuren van invloed op het aantal daadwerkelijk afgelegde kilometers. In de onderstaande tabel staat hiervan een overzicht. Hierbij is het gemiddeld en totaal aantal afgelegde kilometers uitgesplitst naar het geslacht van de medewerker. Tabel. Man Woon-werkverkeer: gemiddeld en totaal aantal kilometers per week naar geslacht en aantal arbeidsuren Gemiddeld aantal kilometers per medewerker per week Totaal aantal kilometers per week *) N % binnen geslacht <32 uur 69 23.000 5 5 32-35 uur 85 39.000 72 7 36 uur en meer 79 95.000 97 89 Totaal 79 557.000.098 00 Vrouw <32 uur 8 86.000 280 32 32-35 uur 9 5.000 7 9 36 uur en meer 55 53.000 33 9 Totaal 52 29.000 885 00 Totaal <32 uur 52 09.000 33 7 32-35 uur 60 93.000 2 2 36 uur en meer 72 68.000.07 7 Totaal 67 85.000.982 00 *) Het aantal arbeidsuren is niet van alle medewerkers bekend. Omdat het totaal aantal kilometers is berekend over de medewerkers waarvan dit wel bekend is, wijkt het totaal aantal kilometers enigszins af van dat in de vorige tabel. Het aantal kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en dus indicatief. In de rechterkolom van het onderste vak is te zien dat ruim 70% van de medewerkers fulltime werkt. Gemiddeld leggen zij 72 kilometer per week af om van hun woonadres naar werklocatie te komen. Doordat veel meer vrouwen parttime werken (meer dan de helft werkt minder dan 36 uur), leggen zij iets meer dan de helft van het aantal kilometers af die mannen afleggen. Van de mannen werkt immers bijna 90% fulltime. Doordat, zoals we eerder zagen, vrouwen vaak dichter bij hun werk wonen dan mannen, leggen zij gemiddeld ook minder kilometers af, ongeacht het aantal gewerkte uren. Zo leggen mannen die fulltime werken gemiddeld rond de 80 kilometer per week af, tegen vrouwen 2

55 kilometer. In de onderstaande tabel wordt een beeld gegeven hoeveel kilometers met de verschillende middelen van vervoer worden afgelegd. Ook hier is het totaal aantal kilometers geëxtrapoleerd naar de hele onderzoekspopulatie en afgerond naar duizendtallen. Tabel.5 Woon-werkverkeer: totaal en gemiddeld aantal afgelegde kilometers per week per vervoermiddel Aantal kilometers *) % alle kilometers Gemiddeld aantal kilometers Aantal medewerkers % medewerkers Auto 366.000 2 8 708 30 Openbaar vervoer 32.000 39 55 979 2 Fiets 2.000 2 808 3 Bromfiets/scooter 2.000 2 53 63 3 Motor 9.000 2 78 37 2 Lopend.000 0 69 7 E-fiets 3.000 0 29 5 Anders 2.000 0 37 9 0 Totaal aantal kilometers 88.000 00 67 2055 87 *) Het vervoergebruik is niet van alle medewerkers bekend. Omdat het totaal aantal kilometers is berekend over de medewerkers waarvan dit wel bekend is, wijkt het totaal aantal kilometers enigszins af van dat in de vorige tabellen. Het aantal kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en dus indicatief. Met het openbaar vervoer en de auto worden elk wekelijks rond de 350 duizend kilometer afgelegd. Ruim 0% van alle kilometers wordt per auto afgelegd, terwijl nog eens rond de 0% gaat per openbaar vervoer. Veertien procent van alle kilometers worden op de fiets afgelegd. De andere vervoermiddelen hebben slechts een klein aandeel in het totaal aantal afgelegde kilometers. In de figuur op de volgende pagina staat weergegeven welk aandeel ieder vervoermiddel heeft in het totale aantal kilometers dat voor een dienst of voor de deelgemeenten in het kader van het woonwerkverkeer wekelijks wordt afgelegd. 22

Figuur. Woon-werkverkeer: aandeel van de verschillende vervoermiddelen in het totaal aantal kilometers dat voor dienst/deelgemeenten wordt afgelegd Concern Rotterdam Overige kleine diensten Servicedienst Stadstoezicht Sport en Recreatie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jeugd, Onderw ijs en Samenleving Bestuursdienst Roteb Dienst Publiekszaken Gemeentelijke Gezondheidsdienst Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam Lopend Fiets E-fiets Openbaar vervoer Bromfiets/scooter Motor Auto Anders Gemeentew erken ds+v Gemeentebibliotheek Gemeentebelastingen Rotterdam Gemeentearchief Rotterdam Deelgemeenten 0% 20% 0% 60% 80% 00% 23

.2 Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het woonwerkverkeer De medewerkers werd gevraagd welk(e) vervoermiddel(en) zij gebruiken om tussen hun huisadres en werklocatie te reizen. Een derde van de medewerkers combineert verschillende vervoermiddelen om tussen wonen en werken te reizen, of kiest al naar gelang de (weers)omstandigheden voor verschillende alternatieven. In de onderstaande tabel staat weergegeven hoe vaak een bepaald vervoermiddel door de medewerkers wordt genoemd. Daarnaast is het aantal gepercenteerd over het aantal malen dat het vervoermiddel werd genoemd, en het over het aantal medewerkers. Tabel.6 Woon-werkverkeer: vervoermiddelen die worden gebruikt (in aantallen en procenten) Aantal % genoemd % medewerkers Openbaar vervoer 8 35 9 Fiets 90 28 38 Auto 795 2 3 Lopen 227 7 0 Brommer/scooter/snorfiets 6 2 3 Motor 7 2 E-fiets 2 0 Anders 0 0 0 Totaal 3270 00 *) *) Deze kolom telt niet op tot 00%, omdat een deel van de medewerkers meerdere vervoermiddelen noemt Het openbaar vervoer wordt door bijna de helft van de medewerkers (onder andere) gebruikt om van huis naar werk te reizen. Bijna 0% neemt (onder andere) de fiets, terwijl ruim een derde (onder andere) van de auto gebruik maakt. Een tiende van de medewerkers gaat (ook) lopend naar het werk. Andere middelen van vervoer worden veel minder frequent gebruikt. Onder de categorie anders zijn vooral carpoolers te vinden en medewerkers die (onder andere) met de taxi reizen. Eén medewerker moet onder meer gebruik maken van de veerpont om op zijn werk te komen. In tabel.7 zijn de combinaties van vervoermiddelen samengebracht. Leesvoorbeeld: in de eerste kolom is te zien dat % van alle medewerkers fietsen en lopen naar het werk combineert. De conclusie uit de tabel is dat de combinatie openbaar vervoer en fiets het meest voorkomt. Dat komt doordat een deel van de medewerkers die met de trein reizen, hun reis vanaf het station voortzet op de fiets. Een kleiner deel doet dit lopend. Andere meer voorkomende combinaties zijn openbaar vervoer en auto, waarbij er vanuit mag worden gegaan dat de auto hier in sommige omstandigheden fungeert als alternatief voor het openbaar vervoer, of omgekeerd. Ook de combinatie auto en fiets komt vaker voor; ook 2

hier geldt dat in de meeste gevallen (weers)omstandigheden de keuze voor de één of ander zullen bepalen. Tabel.7 Woon-werkverkeer: combinatie van gebruikte vervoermiddelen (in procenten van alle medewerkers) Lopend Fiets E-fiets Openbaar vervoer Brommer/ scooter/ snorfiets Motor Auto Anders % % % % % % % % Lopend X 6 Fiets X 0 6 0 8 0 E-fiets 0 X 0 0 Openbaar vervoer 6 6 X 0 0 8 0 Brommer of scooter 0 X Motor 0 0 X Auto 8 8 X 0 Anders 0 0 0 X In de tabel.8 zijn de combinaties nogmaals in beeld gebracht, maar nu is het gebruik van de vervoermiddelen gepercenteerd over het aantal medewerkers dat een ander vervoermiddel gebruikt. Een leesvoorbeeld: van de medewerkers die (een deel van) de reisafstand lopen, neemt 0% ook (wel eens) de fiets, 65% het openbaar vervoer, en 5% de auto. De kolommen in de tabel kunnen uitsluitend in verticale richting worden gelezen, 25

Tabel.8 Woon-werkverkeer: vervoermiddelen die worden gebruikt (in procenten van andere vervoermiddelen die (ook) worden gebruikt voor woon-werkverkeer) Lopend Fiets E-fiets Openbaa r vervoer Brommer of scooter Motor Auto Anders % % % % % % % % Lopend X 0 Fiets 0 X 7 33 22 22 22 20 E-fiets 0 X 0 Openbaar vervoer 65 2 5 X 3 2 25 20 Brommer of scooter 2 X 2 2 0 Motor 2 X 2 Auto 5 20 39 7 25 26 X 50 Anders 0 0 2 X N= 227 90 2 8 6 7 795 0 In de tabel op de volgende pagina staat weergegeven hoeveel de verschillende vormen (en combinaties) van vervoer voorkomen onder de medewerkers. Openbaar vervoer, de auto en de fiets zijn de meest gebruikte vervoermiddelen. 26

Tabel.9 Woon-werkverkeer: combinaties van gebruikte vervoermiddelen Aantal medewerkers % Alleen openbaar vervoer 55 2 Alleen auto 95 22 Alleen fiets 37 6 Openbaar vervoer+fiets 267 2 Openbaar vervoer+auto 57 7 Auto+fiets 98 Openbaar vervoer+lopen 77 3 Openbaar vervoer+auto+fiets 7 2 Alleen lopen 3 2 Alleen brommer 37 2 Alleen motor 2 Openbaar vervoer+auto+lopen 3 Openbaar vervoer+auto+fiets+lopen 3 Brommer/fiets 8 0 Alleen e-fiets 6 0 Auto+brommer 6 0 Auto/motor 5 0 Alleen anders 3 0 Andere combinaties 50 2 Totaal 2273 00 Onbekend 79 Totaal 2352 Uiteraard is de afstand tussen wonen en werken van grote invloed op de uiteindelijke keuze van het vervoermiddel. Medewerkers die minder dan vijftien kilometer van hun werk wonen kiezen vaker voor milieuvriendelijke vervoermiddelen (lopen, fiets of openbaar vervoer) dan medewerkers die op grotere afstand wonen. Zo neemt 20% van de medewerkers die minder dan vijftien kilometer van het werk wonen uitsluitend de fiets, tegen % van de medewerkers die op grotere afstand wonen. Aan de andere kant neemt bijna een kwart van de medewerkers die op grotere afstand wonen uitsluitend de auto, tegen ruim 0% van de medewerkers die op kortere afstand wonen. Bij de keuze voor het openbaar vervoer zien we niet zo n groot verschil: rond de 20% van de medewerkers in beide afstandsklassen kiest uitsluitend voor het openbaar vervoer. In de navolgende figuur staat een overzicht van de verschillende vervoerskeuzes per afstandsklasse. De exacte cijfers waarop de grafiek is gebaseerd is terug te vinden in tabel B.2 in de bijlage. 27

Figuur.5 Woon-werkverkeer: gebruikte vervoermiddelen (in procenten per afstandsklasse) >60 km 5-60 km 30-5 km 5-30 km 0-5 km 5-0 km 0-5 km 0% 25% 50% 75% 00% Alleen OV Alleen auto Alleen fiets OV+fiets OV+auto Overige combinaties Op een afstand tot vijf kilometer wordt de fiets veruit het meest gebruikt, in sommige gevallen in combinatie met het openbaar vervoer of met de auto. Ook bij een afstand tussen de vijf en tien kilometer speelt de fiets nog een belangrijke rol, maar wordt het openbaar vervoer door de meesten gekozen. Vanaf vijftien kilometer heeft de auto de grootste voorkeur. De combinatie van openbaar vervoer en de fiets speelt in alle afstandsklassen een vrij grote rol. In de tabel op de volgende pagina staat een overzicht de vervoersmiddelen die de medewerkers gebruiken voor het woon-werkverkeer, uitgesplitst naar dienst/deelgemeenten. Het cijfermatig overzicht is opgenomen in tabel B.3 van de bijlage. 28

Figuur.6 Woon-werkverkeer: gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan per dienst/deelgemeenten (%) Concern Rotterdam 7 0 23 2 23 26 Overige kleine diensten 5 7 2 26 Servicedienst 9 3 6 30 Stadstoezicht 2 36 5 28 8 Sport en Recreatie 8 6 20 20 25 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 8 25 7 25 25 Jeugd, Onderwijs en Samenleving 20 25 20 0 25 Bestuursdienst 27 33 5 22 Roteb 9 3 2 27 Dienst Publiekszaken 5 50 5 6 Gemeentelijke Gezondheidsdienst 8 2 20 30 Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam 8 20 3 2 30 Gemeentewerken 0 6 35 28 ds+v 9 20 9 25 7 Gemeentebibliotheek 27 6 2 9 26 Gemeentebelastingen Rotterdam 3 29 Gemeentearchief Rotterdam 23 27 9 8 2 Deelgemeenten 20 20 9 26 25 0% 25% 50% 75% 00% Alleen fiets Alleen e-fiets Alleen OV OV+fiets Alleen auto Andere combinatie 29

De medewerkers van Gemeentebelastingen reizen vaker met het openbaar vervoer (3% zegt uitsluitend het openbaar vervoer te gebruiken in het woon-werkverkeer), terwijl de medewerkers van Roteb, Gemeentewerken ds+v vaker voor de auto kiezen (respectievelijk, 35 en 25% van de medewerkers van deze diensten gebruiken uitsluitend de auto in het woon-werkverkeer). Opvallend is het bovengemiddelde aandeel medewerkers van de Bestuursdienst en de Gemeentebibliotheek (meer dan een kwart) dat uitsluitend per fiets naar het werk gaat..3 Milieuvriendelijke alternatieven voor het woon-werkverkeer Aan de medewerkers die niet uitsluitend lopend, per fiets of per e-fiets reizen, werd gevraagd welke maatregelen hen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen. Veruit de meeste medewerkers (0%) noemt dan een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer of een hogere fietsvergoeding (23%). Andere alternatieven die zijn genoemd staan weergegeven in Tabel.0. Tabel.0 Woon-werkverkeer: maatregelen die de medewerkers naar eigen zeggen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen Aantal malen genoemd % *) Een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer 70 0 Een hogere fietsvergoeding 20 23 Eén pas voor verschillende milieuvriendelijke vervoersmiddelen 239 3 Veiliger parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter 55 8 Meer parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter 52 8 Mogelijkheid om te kunnen douchen op het werk 2 7 Een lagere vergoeding voor woon-werkverkeer met de auto 62 3 Hulp bij het vinden van medecarpoolers 9 3 Een op maat gemaakt reisadvies 8 3 Anders 90 0 Geen enkele maatregel 53 3 *) Deze kolom telt niet op tot 00% omdat de medewerkers meerdere mogelijkheden konden noemen Opvallend is dat een groot deel van de medewerkers die ondersteuning voor een bepaalde vervoerssoort noemen, deze vervoerssoort al gebruiken. Zo maken veel medewerkers die een hogere vergoeding voor het openbaar vervoer noemen al (deels) gebruik van het openbaar vervoer om van en naar het werk te gaan. Hetzelfde geldt voor de fietsvergoeding: vooral fietsers vragen om een hogere vergoeding. De betekenis van de antwoorden voor de vraag hoe vervoersalternatieven moeten worden gestimuleerd, moet 30

dus enigszins worden genuanceerd. Daar komt nog eens bij dat ruim een derde van de medewerkers die deze vraag beantwoorden, aangeeft in geen enkele maatregel een alternatief te zien voor de manier waarop ze zich nu verplaatst van huis naar werk. De redenen hiervoor zijn divers: een aantal medewerkers vindt de verbindingen te slecht, waardoor het teveel tijd zou kosten om op het werk te komen. Medewerkers met kinderen wijzen op het feit dat ze s ochtends hun kind(eren) naar school moeten brengen, waardoor ze te weinig tijd overhouden om naar het werk te reizen met een milieuvriendelijker vervoermiddel. Opmerkelijk is dat de afstand tussen wonen en werken in de afweging geen rol van betekenis speelt, maar het soort vervoermiddel wel. Medewerkers die gebruik maken van de fiets, de motor of de auto zien het minst vaak een alternatief voor de wijze van vervoer. Een tiende van de medewerkers noemt een andere stimuleringsmaatregel dan in de vragenlijst werd genoemd. Een overzicht van de genoemde maatregelen staat in de bijlage. Door verschillende medewerkers worden betere en snellere verbindingen met het openbaar vervoer als een oplossing genoemd. Anderen pleiten voor het goedkoop of gratis beschikbaar stellen van een elektrische auto of fiets. En andere medewerkers pleiten voor beter weer. Voorts werd aan de medewerkers gevraagd voor welk vervoermiddel ze zouden kiezen, als ze op een milieuvriendelijker manier zouden willen of moeten reizen. Ruim de helft van de medewerkers die deze vraag beantwoorden zouden dan kiezen voor de trein, en ruim 0% voor de fiets. De elektrische scooter wordt door 20% van de medewerkers als een milieuvriendelijk alternatief gezien, de elektrische fiets door 6%. Tabel. Woon-werkverkeer: vervoermiddel waarvoor de medewerkers zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen Aantal medewerkers % medewerkers Openbaar vervoer 883 5 Fiets 676 Elektrische scooter 303 20 Elektrische fiets 253 6 Carpoolen met een collega 3 9 Geen, ik reis al zo milieuvriendelijk mogelijk 58 Geen, ik zou gaan lopen 55 Elektrische/hybride of zuiniger auto 50 Anders 08 7 3

De keuze voor het soort milieuvriendelijke alternatief hangt vooral af van de afstand tussen wonen en werken. De fiets en de elektrische fiets en lopen worden vooral als een alternatief gezien op de relatief kleinere afstanden. Het openbaar vervoer en de elektrische scooter worden vaker als alternatief genoemd voor de relatief grotere afstanden. 32

2 Dienstreizen Ruim een derde van de medewerkers (37%) maakt minimaal één keer per maand een dienstreis. Onder een dienstreis wordt een reis onder werktijd in dienst van het werk verstaan, en die niet onder woon- werkverkeer valt. In de vragenlijst werd expliciet aangegeven dat het niet om verplaatsingen gaat met voertuigen die worden gebruikt voor de uitoefening van het werk, zoals bijvoorbeeld een motormaaier, een vuilniswagen of een veegmachine. Van de medewerkers die regelmatig dienstreizen maken, maakt iets meer dan de helft uitsluitend dienstreizen binnen Rotterdam. In de onderstaande figuur is de bestemming van de medewerkers die minstens één dienstreis per maand maken te zien. De exacte cijfers waarop de grafiek is gebaseerd, zijn terug te vinden in tabel B. in de bijlage. Figuur 2. Dienstverkeer: bestemming(en)van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken Overig/onbekend 0% Binnen Rotterdam/binnen Randstad/binnen Nederland 9% Alleen buiten Rotterdam, maar binnen Randstad % Alleen binnen Rotterdam 5% Binnen Rotterdam/buiten Rotterdam, maar binnen Randstad 6% 33

2. Het aantal afgelegde kilometers voor dienstreizen per maand Er is een grote spreiding in de afstanden die de medewerkers per maand ten behoeve van het dienstverkeer afleggen. In de navolgende figuur staat hiervan een weergave. De exacte cijfers waarop de figuur is gebaseerd, zijn te vinden in tabel B.5 in de bijlage. Figuur 2.2 Dienstverkeer: afgelegde afstand per maand in klassen van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken 500 kilometer of meer 5% minder dan 0 kilometer 3% 00-500 kilometer 6% 0-20 kilometer 6% 60-00 kilometer 3% 50-60 kilometer 6% 0-50 kilometer 8% 30-0 kilometer 9% 20-30 kilometer % Rond 0% van de medewerkers reist maandelijks niet meer dan 30 kilometer in het kader van dienstverkeer. Daar staat tegenover dat rond een kwart 60 kilometer of meer per maand aflegt. Tweederde van de medewerkers die dienstreizen maken, leggen tot 60 kilometer per maand af. Tweederde reist maandelijks dus meer dan 60 kilometer. In tabel 2. staat dit nog eens weergegeven. Tabel 2. Dienstverkeer: afgelegde afstand per maand in twee klassen van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken Aantal medewerkers % <=60 kilometer 562 65 >60 kilometer 297 3 Totaal 858 00 Onbekend 5 0 Totaal 863 00 3

Mannen leggen significant meer kilometers aan dienstreizen af dan vrouwen: bijna de helft van de mannen (6%) legt meer dan 60 kilometer per maand af, tegen 8% van de vrouwen. Dat heeft op de allereerste plaats te maken dat veel buitenfuncties voor het merendeel worden bezet door mannen. Voor dergelijke functies wordt het meeste dienstverkeer gemaakt: daarom worden voor ROTEB, ds+v, Gemeentewerken en Stadstoezicht de meeste kilometers in dienstverband gemaakt. Ook voor Gemeentebelastingen wordt veel gereisd. Op de tweede plaats maken fulltimers veel meer dienstkilometers dan parttimers; onder de parttimers zijn vrouwen sterk oververtegenwoordigd. Bij de afstanden die voor het dienstverkeer worden afgelegd speelt salarisklasse, zoals wel bij de afstand woon-werkverkeer het geval was, geen enkele rol. 2.2 Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het dienstverkeer In de onderstaande tabel staat een overzicht van de vervoermiddelen die voor het dienstverkeer worden gebruikt. Tabel 2.2 Dienstverkeer: gebruikte vervoermiddelen in aantallen en procenten Aantal genoemd % genoemd % medewerkers *) Openbaar vervoer 57 38 60 Auto 26 3 9 Fiets 288 2 33 Lopend 93 7 Motor 2 Bromfiets/scooter Greenwheels 0 0 Carpool 0 0 Segway 3 0 0 E-fiets 2 0 0 Anders 3 0 0 Totaal 365 00% N=863 *) Deze kolom telt niet op tot 00%, omdat een deel van de medewerkers meerdere vervoermiddelen noemt Rond een kwart van de medewerkers kiest uitsluitend voor de auto als het om dienstverkeer gaat. Ruim een vijfde kiest alleen voor het openbaar vervoer, terwijl nog ruim een tiende soms voor de één, en soms voor de ander kiest. Andere middelen van vervoer worden veel minder frequent gebruikt. De auto is in het dienstverkeer veel belangrijker dan in het woon-werkverkeer. In de navolgende tabel is nog eens te zien, dat als we de verschillende combinaties van vervoer in beeld brengen, de auto verreweg het belangrijkste vervoermiddel is. 35