Handig met getallen. Antwoorden Meten

Vergelijkbare documenten
Handig met getallen 3 / 3a Antwoorden meten

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

Meten is weten ANTWOORDENBOEK Meten is weten. Antwoordenboek. = 95 mm 6 cm = 60 mm 10 cm = 100 mm. 1 cm = 15 mm 9 cm

Het metriek stelsel. Grootheden en eenheden.

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010

KAPSTOK REKENEN inhoud

TOELICHTING METRIEK STELSEL

Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Rembrandt College Veenendaal. Protocol medicijnverstrekking. Begeleiding van leerlingen met dyscalculie Rembrandt College

Metriek stelsel. b. Grootheden. b-1. Lengte. Uitgangspunt (SI-eenheid): meter ; symbool: m. Gebruikte maten: mm-cm-dm-m-dam-hm-km

De antwoorden op de Toets Verhoudingen zijn separaat op deze website opgenomen.

Wat is een standaardmaat?

11 Meten en maten. Er zijn nog meer maten. Die gebruik je minder vaak. uit het hoofd

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep

De antwoorden op de Toets Kommagetallen zijn separaat op deze website opgenomen.

Gebruik van dit aanvullingskatern Maten en gewichten is alleen toegestaan aan gebruikers van NOI-uitgaven voor (bedrijfs)rekenen.

11 Meten en maten VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Meten en maten

Schaal. Met behulp van de werkelijke grootte en de afgebeelde grootte kun je de schaal berekenen.

1 Hallo, dit ben ik! 1ste leerjaar. 2de leerjaar. 4de leerjaar 3de leerjaar. 6de leerjaar 5de leerjaar

SAMENVATTING BASIS & KADER

2 BBL. Oppervlakte. 5.1 Eenheden van oppervlakte

spiekboek rekenen spiekboek rekenen plus beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep LEERHULP.NL

De antwoorden op detoets Bewerkingen zijn separaat op deze website opgenomen.

handleiding pagina s 678 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 20: bladzijde Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken

Doelenlijst 9: METEN onderdeel LENGTE, INHOUD, GEWICHT en OPPERVLAKTE

1.Tijdsduur. maanden:

Verkorte versie van de SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F (VO en MBO, versie mei 2015) Aanpassing van product van CvTE

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100

REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd.

handelingswijzer rekenen

9.1 Oppervlakte-eenheden [1]

klas "Eenheden"

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend duizend Andersom ,6 duizend ,5 duizend

Groep 8, blok 1, week 1 Passende Perspectieven, leerroute 3. Groep 8, blok 1, week 2 Passende Perspectieven, leerroute 3

GECIJFERD! ANTWOORDENBOEK BIJ WERKBOEK GECIJFERD 2F ANTWOORDENBOEK GECIJFERD 2F

1 de jaar 2 de graad (2uur) Naam:... Klas:...

Meting. Werkbladen, antwoorden, scoring, interpretatie

GECIJFERD! ANTWOORDENBOEK BIJ WERKBOEK GECIJFERD 3F ANTWOORDENBOEK GECIJFERD 3F

Groep 8, blok 1, week 1 Passende Perspectieven, leerroute 2. Groep 8, blok 1, week 2 Passende Perspectieven, leerroute 2

Nee, ik heb de cijfers nog niet. Ja, ik ga zo tijdens de les verder met nakijken REKENEN. Les Grootheden en Eenheden.

Aanvulling hoofdstuk 1

Meten. Kirsten Nederpel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN

DIT IS HET DiKiBO-BOEK VAN

Spiekboekje. Knowledgebridge Onderwijs Hein v.d. Velden

Om herleidingen uit te voeren, bv. 211 cm = m, kun je de tabel van de lengtematen of de verhoudingstabel gebruiken. : 100

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

1. Bereken. 2. Bereken. Oefenopgaven. F. 2 km = cm G. 3 dm = mm H. 4,5 cm = m I. 250 dm = dam J. 3,12 hm = dm

STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 5 gaat over rekenen. Deel 2 is eigenlijk herhaling van alle stof. Trainen voor het examen.

Op stap naar 1 B Minimumdoelen wiskunde

De antwoorden op de Toets Breuken zijn separaat op deze website opgenomen.

2 meter. MEET HET ZELF MAAT boekje. Joost Baardman V23

De laatste loodjes...

Wiskunde Leerjaar 2 - Periode 1 Meetkunde

Gecijferdheid II. Reader bij cursuscode PABCIJ2 (Rotterdam) PABCIJD2 (Dordrecht)

Deel 2. Zelfstandig aan de slag

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2.

1. Opbouw van getallenverzamelingen

HET GROTE REKENBOEK OEFENBOEK. Antwoorden en Uitwerkingen VOORBEELDPAGINA S

FYSICA. voor 4 ST & 4 TW. Deze cursus fysica vind je op en op pmi.smartschool.be

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

Leerlijnen groep 6 Wereld in Getallen

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN

Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. Derde editie. auteurs Ceciel Borghouts Arlette Buter Ans Veltman

Panamaconferentie Verbanden herkennen en begrijpen. verhoudinge n. vermenigvuldigen. optellen. gestructureer d tellen.

Optellen IT1 Antwoord M3 IT6 Antwoord M

8.1 Inhoud prisma en cilinder [1]

' --+-~-+ ) C I J F ERE N. leerjaar/groep 7 ) ) ajodakt

Een uitgave van IVV Sint-Vincentius

Hieronder ziet u per 2 blokken wat er getoetst wordt in groep 4

Rekenen op niveau 3F, domein meten en meetkunde Pagina 1 EIW BV

Rekenrijk. F-schrift Antwoordenboek. Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. Derde editie. Noordhoff Uitgevers

REKENMODULE INHOUD. Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen

Toets gecijferdheid augustus 2005

Oefentoets Versie A. Vak: Wiskunde Onderwerp: Meetkunde Leerjaar: 1 (2017/2018) Periode: 3

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE. a) Begrippen uit de getallenleer ...

6 a 22,5 gram b v = 1,5m. 7 a 1,95 kg b g = 0,78 v c 13 / 0,78 16,7 dm 3. 8 a. b p = 200d

handleiding pagina s 956 tot Handleiding

Inhoud. Eenheden... 2 Omrekenen van eenheden I... 4 Omrekenen van eenheden II... 9 Omrekenen van eenheden III... 10

Uitwerking toets rekenvaardigheid. Opgave 1 a. 7125, ,99 = Tip: Bij kommagetallen is het eenvoudiger om aan geld te denken.

Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel meten

15 a De rechthoeken zijn 1 bij 6 lucifers, of 2 bij 5 lucifers, of 3 bij 4 lucifers. Zie figuur: Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE HAVO 21.

Medische rekenen AJK

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

wat is de som zie ik een instinker bij de antwoorden? het goede antwoord aan

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 3

Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud

handleiding pagina s 964 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 915: km Huistaken huistaak 27: bladzijde Werkboek 3 Posters

Hoofdstuk 3 Antwoorden

Transcriptie:

Handig met getallen Antwoorden Meten De antwoorden bij de opgaven van het hoofdstuk Meten zijn hier kort en bondig dus zonder uitleg weergegeven. Ze zijn per paragraaf gerangschikt. De paragrafen zijn genummerd met een volgnummer en dragen de naam van het onderwerp dat ze behandelen, bijvoorbeeld: Paragraaf 4: Omtrek en oppervlakte. Dat is gedaan om verwarring tussen de diverse samenstellingen van Handig met getallen te voorkomen. De antwoorden op de Toets Meten zijn separaat op deze website opgenomen. Meten is domein 3 van de kennisbasis voor de Pabo. De antwoorden op de opgaven bij de domeinen 1, 2, 4 en 5 zijn eveneens op deze website beschikbaar. 1

Antwoorden Meten 2 Paragraaf 1 Startopgaven Startopgave 1: a. 45 mm b. Ong. 10 m c. 75 cm d. Ong. 150 cm 2 e. Ong. 600 cm 2 f. 9 dm 2 g. 10 liter h. 15 cl i. 75 ml j. 20 kg k. 800 g l. 30 g Startopgave 2: a. b. c. Er zijn vier verschillende oplossingen: 1 cm x 1 cm x 12 cm 1 cm x 2 cm x 6 cm 1 cm x 3 cm x 4 cm 2 cm x 2 cm x 3 cm Startopgave 3: Katja geeft het juiste antwoord: 450 : 20 cl = 22. Er blijft 10 cl over. Startopgave 4: a. Rechthoek (6 cm 2 ) Trapezium / parallellogram (8 cm 2 ) Vierkant (10 cm 2 ) b. Rechthoek (11,3 cm) Parallellogram (11,7 cm) Trapezium (12 cm) Vierkant (12,6 cm) c. Je kunt 8 cm 2 weghalen zonder dat de omtrek verandert. De overblijvende figuren hebben diverse vormen. Startopgave 5: Een centimeter is 100.000 micrometer. Er staan 100.000 : 50 = 2.000 haren op een rij. Dus: 2.000 x 2.000 = 4.000.000 haren op een cm 2. Startopgave 6: De doorsnede van de knoop op ware te: 2 cm. Schaal 3 : 1 De doorsnede is nu 6 cm Schaal 1 : 4 De doorsnede is nu 0,5 cm. Startopgave 7: a. 1.755,- : 9 = 195,- b. De fles Balthazar. Want: 1,5 l x 2 x 2 x 2 = 12 l Startopgave 8: a. 9.300 m b. 3.020 m c. 573 mm d. 8.630 dm e. 1 hm 2 f. 0,2 hm 2 g. 0,15 dm 3 h. 6 liter Enzovoorts Startopgave 9 a. Omtrek ± 50 km Oppervlakte (land): ± 60 km 2 b. Omtrek: ± 17,12 m Oppervlakte: 18 m 2 c. Omtrek: 75,40 cm Oppervlakte: 452,39 cm 2 Startopgave 10 a. Zwembad 2 (ca. 8,6 m 3 ) Berekening zwembad 1: 3 x 2 x 0,75 = 4,5 m 3 Berekening zwembad 2: 3,14 x 1,85 x 1,85 x 0,8 = 8,597 m 3 b. Inhoud Zwembad 2 is 8,6 m 3, dat is ca. 8.600 liter. Dat zijn 1.075 volle emmers. Driekwart vol: ca. 806 volle emmers.

Paragraaf 2 Met verschillende maten meten a. Meetgetal b. Hoeveelheidsgetal c. Meetgetal d. Naamgetal a. Telgetal b. Hoeveelheidsgetal c. Meetgetal d. Hoeveelheidsgetal e. Rekengetal f. Hoeveelheidsgetal g. Meetgetal h. Naamgetal i. Meetgetal j. Rekengetal b. Hoeveelheidsgetal c. Eigen productie a. 48,28 cm b. 25,2 inch (2 1,2 ) c. 1,47 m Opgave 11: a. 400 m b. Lengte c. Meter d. Kilometerteller a. Ingrediënten voor 4 personen 2 ons/hectogram ongekookte pasta 400 gram kipfilet, gekruid 1 bakje (200 gram) verse roomkaas 1 blik perziken op siroop 3 eetlepels olijfolie 1 prei 1 bakje champignons 3 teentjes knoflook b. 1 bakje, 1 blik, 3 eetlepels, 3 teentjes / aantal x eenheid Opgave 13: a. 200 centimeter b. 75 liter c. 1,94 meter d. 40 m² e. 8 megapixels f. 75 mililiter g. 4 GB h. 180 C Opgave 16: a. 750 ml b. 50 ml c. 75 ml d. 25 ml e. 75 l f. 20 m³ Opgave 17: a. 200 gr b. 800 gr, 30 gr c. 600 gr d. 40 kg e. 10 kg f. Hangt van de inhoud af. Meer dan 30.000 kg is mogelijk Opgave 18: Lengte 1 millimeter dikte van een paperclip 10 centimeter handpalm 2 decimeter 2x handpalm, potlood 5 meter voorgevel 1 decameter 2 onder een kap 1 hectometer afstand tussen 2 hectometerpaaltjes 3 Opgave 5: 101,6 cm Ja, ze rijden 3.940 km Opgave 7: a. 0,60 m b. 8.333 stappen a. 614.400 pixels b. 6,06 x 3,55 inch b. 36 m c. 556 mensen a. Lengte 200 cm, 210 cm, 220 cm Breedte: 80 cm, 90 cm, 100 cm b. Lengte c. Meter d. Meetlint Opgave 14: a. 50 cm / eigen lengte b. 20cm, 2x je handpalm c. 3 cm lang, 1 mm dik, met geodriehoek d. 5 meter, 2x hoogte van je kamer e. L x B 100 m x 50 m, omtrek 300 m Strafschopgebied 10 m x 25 m / Aantal stappen f. 15 woonlagen x 3 m hoog 45 m Opgave 15: a. 30 cm x 30 cm : 4 225 cm² Er passen er ± 4 op een tegel. b. A4 20 cm bij 30 cm A3 40 cm bij 30 cm A2 40 cm bij 60 cm c. 10 cm bij 30 cm = 300 cm² d. 3 m x 3 m = 9 m² e. 1,5 cm x 1 cm = 1,5 cm² f. 1,5 cm x 1,5 cm = 2,25 cm 2 Opgave 19: Inhoud 200 milliliter longdrinkglas 50 cc vingerhoed 1 deciliter theeglas 5 liter halve emmer 0,5 hectoliter 5 volle emmers 1 kiloliter bigbag Opgave 20: Oppervlakte 20 mm² punaise 600 cm² A4 papier 2 m² vloer van een toilet 2 dam² voortuin (20 m²) 5 centiare keukenvloer (5 m²) 0,5 ha voetbalveld

4 Opgave 21: Gewicht 200 mg een (droog) theezakje (2 gr) 100 gram pakje vleeswaren 1 dg postzegel 3 dag snee brood 15 kilo 3 zakken aardappelen 1 ton 1 bigbag zand Opgave 22: Antwoord c Opgave 23: Antwoord b Is wel afhankelijk van de hoogte en breedte van de voorgevel. Opgave 24: Antwoord a Paragraaf 3 Metriek stelsel a. 1.450 m² b. 362,5 m² a. 0,84 ha = 8.400 m² b. 0,87 ha = 8.700 m² c. De Gelderse boer a. 3 megapixel b. 1,3 megapixel c. 8 of 16 gigabyte d. 1 gigabyte e. 9,9 millimeter f. 111,1 bij 188 millimeter g. 0,302 kilogram a. 1 centigram = 0,01 gram b. 1 megacalorie = 1.000.000 calorieën c. 1 nanogram = 0,000000001 gram d. 1 microseconde = 0,000001 seconde e. 1 kiloliter = 1.000 liter f. 1 decameter = 10 meter Opgave 5: a. 1 meter = 0,001 kilometer b. 1 meter = 1.000 millimeter c. 1 meter = 10 decimeter d. 1 meter = 1.000.000 micrometer e. 1 centimeter = 10 millimeter f. 1 megameter = 1.000 kilometer g. 1 micrometer = 0,000001 meter h. 1 nanometer = 0,001 micro meter a. 10 m = 1 dam b. 0,1 m = 1 dm c. 1.000 m = 1 km d. 1.000.000 m = 1 Mm e. 10 cm = 1 dm f. 10 mm = 1 cm g. 0,001 km = 1 m h. 0,001 Mm = 1 km Opgave 7: a. 1 hl = 100 l b. 1 dag = 10 g c. 1 kcal = 1.000 cal d. 1 nm = 0,000001 m e. 1 µg = 0,000000001 g f. 1 Gb = 1.000.000 byte a. 85 m = 8,5 dam = 0,85 hm b. 35,75 dam = 357,5 m = 3.575 dm c. 4.750 mm = 475 cm = 47,5 dm = 4,75 m d. 8,7 km = 87 hm = 870 dam = 8.700 m = 87.000 dm e. 1,7 m = 17 dm = 170 cm = 1.700 mm f. 65.000 dm = 6.500 m = 650 dam = 65 hm = 6,5 km a. 25.000 mg = 2.500 cg = 250 dg = 25 g b. 1,35 kg = 13,5 hg = 135 dag c. 6,75 hg = 67,5 dag = 675 g = 6.750 dg d. 225 dg = 22,5 g = 2,25 dag e. 5 g = 50 dg = 500 cg = 5.000 mg f. 45 kg = 450 hg = 4.500 dag = 45.000 g = 450.000 dg = 4.500.000 cg a. 75.000 ml = 7.500 cl = 750 dl = 75 l b. 8 l = 0,8 dal = 0,08 hl = 0,008 kl c. 3.500 cl = 350 dl = 35 l = 3,5 dal d. 90.000 dl = 9.000 l = 900 dal = 90 hl e. 8,25 dl = 82,5 cl = 825 cc (=ml) f. 1,5 l = 15 dl = 150 cl = 1.500 ml Opgave 11: a. 75 m = 75.000 mm b. 19.000 m = 190 hm c. 14,5 dam = 1.450 dm d. 45 kg = 4.500.000 cg e. 690 g = 6,9 hg f. 4,60 dag = 4.600 cg g. 2 dl = 200 ml h. 7,5 l = 7.500 cc i. 15,75 l = 0,1575 hl a. millimeter b. 1,63 m lang, 0,65 m breed Opgave 13: 2,5 km Opgave 14: 37,5 cm bij 45 cm = 1.668 cm 2 Opgave 15: a. 15 cm x 20 cm b. 4 m bij 6 m c. Eigen productie d. Eigen productie e. Eigen productie Opgave 16: a. 18.500 m² = 185 dam²= 1,85 hm² b. 85,75 m² = 8.575 dm² = 857.500 cm² c. 14.750.000 mm² = 147.500 cm² = 1.475 dm²= 14,75 m² d. 8 km 2 = 800 ha (= hm²) e. 1,75 a (= dam²) = 175 m² f. 95.000 dam² = 950 hm² = 9,5 km²

Opgave 17: a. 45.000.000 m³ = 45.000 dam 3 = 45 hm 3 b. 121.000 cm³ = 121 liter c. 88 liter = 88.000.000 mm³ d. 0,08 km³ = 80 hm³ = 80.000 dam³ e. 0,000.001 m³ = 0,001 dm³= 1 cm³ f. 0,017 hl = 1,7 l = 1,7 dm³ = 1.700 cm³ (ml) Opgave 18: a. 25 Gm = 25.000 Mm = 25.000.000 km b. 75.000.000 m = 75.000 km = 75 Mm c. 90.000 µm = 90 mm = 9 cm d. 2 m = 20 dm = 200 cm = 2.000 mm = 2.000.000 µm = 2.000.000.000 nm e. 8,25 GM = 8.250 Mm = 8.250.000 km = 82.500.000 hm f. 0,35 cm = 3,5 mm = 3.500 µm Opgave 19: a. 25 Gm = 25.000.000 km b. 87 km = 870.000 dm c. 301.700 m = 0,301 Mm d. 250 m = 250.000 mm e. 3 m = 3.000.000 µm f. 850 Mm = 85.000.000 dam g. 75 Gb = 75.000.000 kb h. 850 kl = 0,85 Ml i. 9.000.000 m = 0,009 Gm j. 8.900 mm = 8,9 µm k. 0,67 cm = 6.700.000 nm Paragraaf 4 Omtrek en oppervlakte a. 24 m b. 2.160 cm c. 28 m ± 6,6 km a. 25,12 cm b. 0,38 m c. 11,78 cm 160 paaltjes Opgave 5: 387,08 m a. 108,5 mm b. 547,2 mm c. 171,82 cm d. 582 omwentelingen Opgave 7: a. 100 cm b. 8 m c. 143,24 cm (afhankelijk van de spanwijdte) a. 15,39 m² b. 15,97m², hal is groter c. 2 m 2 a. De oppervlakte wordt 2x zo b. Er is geen lineair verband c. De oppervlakte wordt 2 x 2 keer (4x) zo. d. De omtrek wordt 2x zo a. 10 m² b. 1,5 m² Beide gevallen zonder plakranden. Opgave 11: 0,78 m hoog a. 2.160 cm² b. 2.400 cm², dus ja. c. Bouwtekening op 40 x 60 cm past niet. Opgave 13: 46 cm bij 25 cm = 1.150cm² Opgave 14: a. 15 cm² b. 15 cm² c. 12 cm² Opgave 15: a. 100 cm² b. 25 cm² c. 50 cm² d. Oppervlakte is gelijk e. Oppervlaktes worden 4x zo Opgave 16: 6,25 cm² Opgave 17: a. 15 cm² b. 6 cm² c. 18 cm² Opgave 18: a. 12 cm² b. Oppervlakte tussen 0 en 25 cm² mogelijk c. 16 cm² Opgave 19: a. Vlieger: aangrenzende zijden 2 aan 2 even lang Ruit: 4 zijden even lang. b. 0,48 m², dus ja (weinig plakrand) Opgave 20: Hielke en Jort hebben gelijk Opgave 21: Antwoord d Opgave 22: a. Het verschil zit in 2 of 4 zijden evenwijdig b. 20 cm² Opgave 23: a. 21 cm² b. 21 cm² c. 21 cm² Opgave 24: b. Figuur a: 2,6 m 2 Figuur b: 12 cm² Figuur c: 10 cm² Opgave 25: a. 50,24 cm² b. 113,04 dm² c. 0,03 m² Opgave 26: a. De oppervlakte wordt 4x zo b. De oppervlakte wordt 4x zo c. De nieuwe oppervlakte wordt 9x kleiner. d. Deze wordt 3x kleiner. Opgave 27: 292,5 cm² 5

Paragraaf 5 Inhoud 40 blokken Opgave 5: Ben je 20 jaar, dan krijg je: 1.051.200,- 1 min. 24sec. Opgave 20: a. 62 C b. 21,5 C c. 19 C a. 1.080 m³ b. 180 m³ 343 cm³ a. 120 cm³ b. 2,5 x 3 x 4 cm Inhoud = 30 cm³ c. 10 x 3 x 1 cm of 10 x 3 4 x 4 cm Inhoud = 30 cm³ Opgave 7: Epke is 9 jaar 11 keer a. 45 minuten b. 18.37 uur a. Na 68.571.428.570 dagen b. Dit is 187.866.927,6 jaar Opgave 11: 733,08 sec. Opgave 21: a. 11,85 C b. 8,33 C c. 283,15 F Opgave 22: a. Samenhang watertemperatuur en luchttemperatuur. b. Op 4 juni c. 14 C Opgave 23: 84,32 6 Opgave 5: 360 cm³ a. 225 cm³ b. 144 dm³ c. 64,375 cm³ Opgave 7: 21.597,33 cm³ Dat is per per lade 21,5 liter a. 2.052,51 cm³ 2 liter b. 28 cm x 7 cm x 20 cm = 3.920 cm 4 liter Tot 20 cm hoogte 4.300 ballen Paragraaf 6 Relaties tussen maten a. Het jaar 2400 b. In het jaar 2032 a. 58 jaar b. 20 juni 2036 a. 12.600 seconden b. 11.700 seconden Aron puzzelt sneller. a. 10.00 uur b. 20.00 uur c. 15 mei, 07.00 uur Opgave 13: Beide hebben gelijk Opgave 14: a. 1,7 kg = 1.700.000 mg b. 0,45 hg = 45 g c. 3,670 dag = 367 dg d. 4,500 mg = 4,5 g e. 17,5 ton = 17.500 kg f. 5 ton = 5.000.000 g Opgave 15: 0,45 kg Opgave 16: a. 2 kg b. 16,67 stukjes Opgave 17: a. 20 gram haring b. 400 gram haring Opgave 18: Met 15 mensen van gemiddeld 80 kg, lukt het net. Opgave 19: a. 80% b. 7,5 % c. 0 % d. 1,5% Opgave 24: 1.273,45 Opgave 25: a. 20,- b. 123,81 Opgave 26: a. 0,8686 kg b. 2,46 c. 3,98 /kg Opgave 27: a. 49,- b. Bij meer dan 303,33 minuten Opgave 28: 1.080,- Opgave 29: 86,4 km per uur Opgave 30: a. 21 liter b. 1 liter op 22 km c. Auto B Opgave 31: a. Rivierzand b. Cocopeat Opgave 32: 7,375 uur (7uur en 21,5 min) Opgave 33: 161,80 Opgave 34: Antwoord c Opgave 35: Antwoord a

Opgave 36: Antwoord c Paragraaf 7 Meten in het platte vlak a. recht 90 b. stomp 120 c. gestrekt 180 d. stomp 135 e. scherp 15 f. stomp 105 g. inspringend 187,5 h. scherp 82,5 a. b. c. d. 225 a. 142 b. 38 c. 70 d. 110 e. 70 f. 110 g. 60 h. 40 i. 80 j. 180 a. 60 b. 105 c. 360 Opgave 5: a. 13 b. 125 11,18 c. 40 6,32 d. 12 80cm² Opgave 7: 40 6,32 m 2 x 50 cm = 100 cm a. Klap de driehoek a.h.w. om en maak een rechthoek van 168 cm x 57,5 cm (= 42,5 cm + 15 cm). De rechthoek bevat twee staande driehoeken. Bereken de schuine zijde van een van beide m.b.v. a 2 = b 2 + c 2 : ongeveer 170 cm. De berekening van Elske klopt niet. b. 120,21 cm c. 240,42 cm (gelijkvormig, 2x zo ) Paragraaf 8 Leerlingenwerk a. Noëlle: De oppervlakte van een tuin is 5 m x 6 m. Nee. Ze maakt een berekening, maar trekt geen conclusie. b. Tycho: 20.000 m³ zand Hij had 50 m x 40 m moeten nemen c. Haye: 20 m x 10m x 1m. 1 meter ophogen is veel, maar berekening is correct b. De fout van Kevin is: 280 minuten is 2 uur en 40 min Bij Wilke: juiste berekening Bij Stephanie: 7.200 : 33,6, moet zijn 33.600 : 7.200 Paragraaf 9 Gevarieerd oefenen a. Rekengetal b. Meetgetal c. Telgetal d. Hoeveelheidsgetal e. Naamgetal f. Meetgetal g. Hoeveelheidsgetal Willem heeft gelijk 29 winkelwagentjes a. 18 cm² b. 9,5 cm² c. Eigen productie Opgave 5: a. 9,9 m² b. 6,6 strekkende meter c. 13,2 strekkende meter (hoogte doet er niet toe) Opgave 6 b. Weersomstandigheden Bandprofiel Gewicht van de auto c. 15 + 12,5 = 27,5 m Opgave 7 a. Prijs per kg Prijs in Gewicht in gram b. 5,97 Paragraaf 10 Eindtoets Meten De antwoorden op de toets staan op de website www.handigmetgetallen.nl 7