Verslag van de 4e Algemene Ledenvergadering 13 juni 2016

Transcriptie

1 Verslag van de 4e Algemene Ledenvergadering 13 juni Opening door de heer T.A. Stoop, voorzitter RvT De heer Stoop opent de vergadering. Hij heet alle aanwezigen hartelijk welkom. Ter inleiding op de vergadering schetst hij het beeld van de barmhartige Samaritaan. Hij trekt lijnen naar de Heere Jezus, Die dode zondaren opzoekt, opraapt, verzorgt en levend maakt. Vervolgens leest hij de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan uit Lukas 10 vers 25 tot en met 37 en gaat hij voor in gebed. Na het gebed laat hij Psalm 103 vers 4 zingen en verklaart hij de vergadering voor geopend. 2. Vaststelling agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Verslag ALV d.d. 15 juni 2015 en vervolgvergadering d.d. 30 juni 2015 Beide verslagen worden ongewijzigd vastgesteld en door de voorzitter van de raad van toezicht en door de raad van bestuur ondertekend. 4. Bestuursverslag en jaarrekening Berséba 2015 Conform artikel 15 lid 1 sub a van de statuten wordt het bestuursverslag inclusief de jaarrekening over 2015 aangeboden aan de leden van de Vereniging. De bestuurder, de heer G.R. van Leeuwen, geeft nog een korte toelichting en maakt de volgende opmerkingen: Berséba is dankbaar voor het werk dat er in het achterliggende jaar verricht is en voor de bereikte resultaten. Deze resultaten worden in de regio s gezien en zijn ook bij het Ministerie en de inspectie bekend. Er is veel waardering voor het werk van Berséba. Er zijn echter nog genoeg ontwikkelpunten; die hebben de aandacht. Verder is er sprake van een nauwe samenwerking met de scholen voor SO/SBO. Zij zijn belangrijke partners van het samenwerkingsverband voor het realiseren van een dekkend netwerk. Berséba en de directies van deze scholen hebben regelmatige gezamenlijke overlegmomenten. Die overlegmomenten verlopen constructief en in een goede sfeer. In het achterliggende jaar moesten we rekening houden met hoge verplichtingen vanuit de tripartiete overeenkomst met diverse ambulante diensten. In vrijwel elke regio zijn deze verplichtingen in goed overleg afgehandeld. Vervolgens meldt de heer Van Leeuwen dat in het bestuursverslag te lezen is hoeveel personeelsleden Berséba in dienst heeft. Op verzoek van de raad van toezicht is in het achterliggende jaar een vergelijking gemaakt tussen het aantal personeelsleden dat in dienst was bij de samenwerkingsverbanden WSNS in de tijd vóór Passend Onderwijs en het huidige aantal. Hieruit is gebleken dat Berséba 1 fte aan personeelsleden minder in dienst heeft dan de oude WSNS-verbanden. De overheadkosten zijn dus lager. Dit lijkt logisch, omdat we van zes aparte WSNS-verbanden één samenwerkingsverband Passend Onderwijs gevormd hebben. De taakstelling van het samenwerkingsverband is echter veel groter geworden door de toevoeging van het SO. Ten slotte meldt de heer Van Leeuwen dat een oplettende lezer heeft geconstateerd dat er een verkeerde datum in het bestuursverslag staat. Deze datum wordt gecorrigeerd. 1

2 N.a.v. het bestuursverslag en de jaarrekening worden geen vragen gesteld. De jaarrekening van Berséba wordt vastgesteld (conform artikel 15 lid 1 sub b van de statuten). Tevens wordt kwijting verleend aan de RvT en RvB voor het gevoerde beleid (conform artikel 24 lid 6 van de statuten). De heer C. van der Velden (Krimpen a/d IJssel) complimenteert de raad van bestuur en het managementteam over het gevoerde beleid. Het samenwerkingsverband is van heel ver gekomen. Zes zelfstandige WSNSverbanden moesten samengevoegd worden en dat was niet eenvoudig. In betrekkelijk korte tijd zijn de zaken goed op orde en dat verdient een compliment. De heer Stoop wil vanuit de raad van toezicht deze opmerking onderstrepen. De raad van toezicht is zeer content met de wijze waarop door de bestuurder en de regiomanagers invulling gegeven wordt aan het werk in het samenwerkingsverband. Vanuit regionale samenwerkingsverbanden komen vaak andere geluiden. Wij mogen als landelijk reformatorisch samenwerkingsverband een unieke positie innemen in Nederland. Dat schept echter ook verwachtingen. Adeldom verplicht, maar altijd in afhankelijkheid van de Heere. 5. Taakstellende begroting voor het schooljaar en meerjarenperspectief Conform artikel 15 lid 1 sub a van de statuten wordt de taakstellende begroting aan de leden voorgelegd. De heer Van Leeuwen licht e.e.a. toe aan de hand van een PowerPointpresentatie. Deze presentatie wordt als bijlage meegestuurd met het verslag. Er worden enkele vragen gesteld: - De heer Mauritz (Opheusden) refereert aan de extra middelen voor hoogbegaafdheid, die aan de scholen overgedragen worden. Hoe weet Berséba dat de middelen op de juiste plaats terecht komen? Antwoord: We vragen de scholen om een plan te maken waarin verantwoord wordt hoe het budget besteed wordt. - De heer Van Liere (Oostdijk) stelt een vraag over de herkomst van de middelen basisondersteuning ( ). Komt de basisondersteuning nu van OC&W of van Berséba? Antwoord: De gebruikte termen zijn soms wat verwarrend. De basisbekostiging is de lumpsumfinanciering door de overheid. Die komt dus van OCW. Het bedrag van is de vaste voet voor elke school vanuit de ondersteuningsmiddelen van Berséba. - De heer Mauritz (Opheusden) vraagt of het grensverkeer invloed heeft op de cijfers. Antwoord: Het grensverkeer heeft inderdaad invloed, maar of een leerling nu op onze eigen school geplaatst wordt of niet, de kosten voor het samenwerkingsverband zijn gelijk. Een hoge verwijzing naar SO/SBO zorgt automatisch voor een lagere overdracht naar de scholen (bedrag per leerling). De leden gaan akkoord met de taakstellende begroting en de meerjarenbegroting. 6. Herbenoeming twee leden van de Raad van Toezicht Dit jaar zijn de heren Kuijers en Stoop aftredend. Zij worden voorgedragen voor een herbenoeming. Vanwege het feit dat de heer Stoop zelf aftredend is, draagt hij de leiding van de vergadering voor dit agendapunt over aan de heer A. Verweij. De heer Verweij schetst kort de procedure die binnen de raad van toezicht gehanteerd is om te komen tot herbenoeming van beide heren. Hierover zijn geen vragen vanuit de leden. Zij stemmen in met herbenoeming. 7. Rondvraag De heer G.C. de Heer (Dordrecht) refereert aan het bedrag van 0,4 miljoen, dat dit jaar extra wordt overgedragen aan de scholen. Waarom wordt dit bedrag niet gebruikt om knelpunten in de regio s op te lossen? Hij noemt twee knelpunten waarmee hij in de regio Randstad te maken heeft: 2

3 1. Er is een stop gezet op de aanmeldingen voor dyslexie-diagnose en behandeling omdat het budget op is. Kinderen moeten nu lange tijd wachten tot ze geholpen worden. 2. Er zijn geen arrangementen voor SBO-kinderen die op de basisschool blijven. De kosten die gemaakt moeten worden om deze kinderen op de eigen school te houden, zijn hoog. Een arrangement zou hierbij zeker helpen. De heer De Heer pleit voor een crisisbudget op landelijk niveau waarop scholen kunnen terugvallen. Antwoord: 1. Dyslexie is geen taak van het samenwerkingsverband, maar van de gemeenten. In de regio Zuid-Holland-Zuid is een constructie bedacht, die niet goed uitgepakt heeft. Driestar Educatief heeft een budget gekregen op basis van behaalde resultaten in het verleden. Het budget is echter op hetzelfde niveau bevroren, terwijl Driestar Educatief inmiddels ook scholen begeleid van buiten SWV Berséba. Daardoor is het budget van Driestar Educatief nu al op. Wij kunnen dit als samenwerkingsverband niet oplossen. Het is het beleid en de taak van de gemeenten en die gaan we niet overnemen. We proberen wel te bemiddelen. Juridisch gezien mogen gemeenten echter geen stop zetten op de aanmeldingen. Ze moeten zorg blijven verlenen. De heer J. de Waard vult aan, dat dit in meerdere regio s speelt. Er hoeft echter geen kind te wachten om gediagnosticeerd of behandeld te worden voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED). Het kan alleen niet meer bij Driestar Educatief. Scholen kunnen naar een andere aanbieder gaan, maar dat is niet altijd prettig als je gewend bent aan de samenwerking met Driestar Educatief. Bovendien is de keuzevrijheid van ouders wel in het geding. Op dat aspect laten we ons bij gemeenten zeker horen. 2. Arrangementen rondom SBO-kinderen is een taak van de regio. Er kan in de afzonderlijke regio s beleid op gemaakt worden. Daar hebben we echter het budget van 0,4 miljoen niet voor nodig. Dit bedrag zal echt dit jaar overgedragen worden aan de scholen, omdat het samenwerkingsverband geen te grote reservering wil en mag hebben. Verder wordt er niets meer aan de orde gesteld. Het huishoudelijk deel van de vergadering wordt afgesloten. 8. Lezing door de heer Erik Dannenberg Passend onderwijs en jeugdzorg. De heer Dannenberg houdt een lezing over Passend Onderwijs en jeugdzorg. Hij was jarenlang wethouder in de gemeente Zwolle met de portefeuilles welzijn en zorg, jeugd en publieke gezondheid. Vanuit die rol was hij ook betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe Wmo en de nieuwe Jeugdwet. Daarnaast heeft Dannenberg ervaring als adviseur in projecten betreffende zorg en welzijn. Op dit moment is hij o.a. projectleider 'Speciaal onderwijs in de transities'. De kern van zijn betoog komt op het volgende neer: - Wereldwijd is er een ontwikkeling dat mensen met een beperking zo veel als mogelijk participeren in de samenleving. Een ieder heeft immers eigen gaven en talenten om in te zetten. - Het is de inclusieve gedachte die gestalte krijgt in de samenleving en de maatschappij. - Dit betekent dat er geen sprake meer is van uitsluiting (exclusion) of apart zetten (separation) van mensen, maar van meedoen (integration of inclusion). - Nederland loopt op dit punt ongeveer 20 jaar achter. - Met Passend Onderwijs en decentralisatie van Jeugdhulp (transitie èn transformatie) zijn we in Nederland deze stap aan het zetten. - De uitwerking hiervan zal jaren van ontwikkeling in onderwijs en jeugdhulp vragen. Naast de PowerPointpresentatie van de heer Dannenberg zal ook een artikel dat hij over dit onderwerp geschreven heeft, meegestuurd worden met dit verslag. Het bedoelde artikel is in 2015 gepubliceerd in het Tijdschrift voor Orthopedagogiek. 3

4 De heer J.F. Voorthuyzen reageert op de lezing. Hij doet niets af van het bevlogen verhaal van de heer Dannenberg. Hij wil echter een aantal punten aanroeren, waaruit blijkt dat het werken op de SO/SBO-scholen door de huidige regelgeving bemoeilijkt wordt: - Leerlingen met een verschillende TLV (SBO of SO-gedrag) kunnen niet op eenzelfde school kunnen ingeschreven worden, terwijl die school wel aan de verschillende behoeften van deze leerlingen tegemoet kan komen. Dit levert onnodige bureaucratie op voor samenwerkingsverbanden. - Leerlingen in een onderwijs-/behandelsetting mogen maximaal 13 weken daar verblijven zonder uitgeschreven te worden op hun oorspronkelijke school. Zodra dit toch langer wordt, omdat de leerling dat nodig heeft, moet de leerling wel uitgeschreven worden. Die grens van 13 weken kan daardoor te veel drang veroorzaken om de behandeling binnen die termijn af te ronden of zorgt voor bureaucratie als die termijn toch overschreden wordt. Dan moet een leerling alsnog uitgeschreven worden. Ook voor ouders schept dit onduidelijkheid. Bij beide punten geeft de inspectie aan, dat deze ontwikkelingen prachtig passen binnen de ambitie van passend onderwijs, maar dat de regelgeving daar niet op aansluit. Het idealisme van de heer Dannenberg is hartverwarmend, maar we zijn er helaas nog lang niet. De heer Dannenberg erkent dat zelf ook. We hebben met elkaar een droom, maar zien nu vaak nog de knoop van het wegennet (ppt dia 16). We moeten met elkaar nog een paar jaar hard werken om de droom te verwezenlijken. Het blijkt dat gemeenten nu vooral gefocust zijn op hun budget en niet op hun missie. Ze houden zich vast aan zelfbedachte systemen en afspraken om grip te houden op het budget. Vervolgens reageert hij op de twee punten die de heer Voorthuyzen aangedragen heeft. Hij noemt deze punten beide voorbeelden van botsingen tussen burgers en de systeemwereld die we met elkaar bedacht hebben. Het Ministerie wilde de schotten tussen SBO en SO wel weghalen, maar vanuit de sector zelf kwam het verzoek om deze te laten staan. De sector wilde aan de vooravond van een turbulente tijd graag de scheiding tussen beide onderwijsvormen en bekostigingssystematieken behouden. Dat gaf houvast. De sector zou nu ook zelf weer een verzoek kunnen indienen om de schotten toch te verwijderen. De heer Dannenberg verzoekt de heer Voorthuyzen om zijn verhaal op papier te zetten en dat aan hem toe te sturen. Hij zal het inbrengen in de stuurgroep om te kijken of er nu al iets veranderd kan worden. Ditzelfde geldt voor de termijn van 13 weken, waarin een kind in behandeling is. De heer Dannenberg constateert dat er de komende jaren nog veel te doen is om allerlei zaken te verbeteren. We zitten nog met een erfenis van het verleden, maar er zijn kansen voor de toekomst. Daar blijven we met elkaar voor vechten. Vanuit de zaal worden nog enkele vragen gesteld: De heer A.C.W. Hak (Zwolle) geeft aan dat de huidige wet- en regelgeving een belemmering is om experimenten aan te gaan. De S(B)O-school in Zwolle wil met pilots werken, maar mag niet buiten de wettelijke kaders treden. De school heeft zowel SO als SBO onder één dak en onder één bestuur. Daarom liggen er juist veel kansen voor ontvlechting tussen beide schooltypen. Dit is al regelmatig neergelegd bij het Ministerie, maar er zit geen schot in de zaak. Kan dit punt nog een keer meegenomen en bij het Ministerie neergelegd worden? Als er pilots komen voor ontvlechting, dan zou de school in Zwolle daar graag aan meedoen! De heer Dannenberg adviseert om voortaan niet te spreken van een pilot of experiment, maar juist aan te sluiten bij de termen die OCW ook gebruikt. Geef dus aan dat je invulling wilt geven aan de bedoeling van Passend Onderwijs, namelijk een passende onderwijsplek voor ieder kind, zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke situatie. 4

5 De heer P. Dirksen (Geldermalsen) roept individuele scholen op om vooral contact te onderhouden met de beleidsmakers bij de gemeenten. Als je de kans krijgt om op gemeentelijke niveau mee te praten, pak die kans dan. Er gebeuren interessante dingen en je kunt echt invloed uitoefenen. De heer Dannenberg merkt op, dat er kracht zit in de denominatie van Berséba. Van de kracht van die gemeenschap kunnen andere samenwerkingsverbanden veel leren. De heer Stoop refereert aan de praktijk in Canada. Waar ligt daar de begrenzing van inclusion? Hoever kun je gaan. De heer Dannenberg antwoordt, dat in Canada het VN-verdrag betreffende toegankelijkheid van de samenleving voor mensen met een beperking heel serieus genomen wordt. Canada had vroeger net zoveel SOscholen als Nederland, maar dit land is veel verder in hun ontwikkeling. Nederland heeft het VN-verdrag jarenlang weggeduwd. Overal in de wereld zijn ontwikkelingen gaande. Andere landen laten zien dat het kan. Nederland loopt helaas ongeveer 20 jaar achter. De heer Van Leeuwen bedankt de heer Dannenberg voor zijn komst en voor zijn lezing. 9. Sluiting door de heer G.R. van Leeuwen, voorzitter RvB De heer Van Leeuwen sluit de vergadering met dankgebed. Ondertekening, d.d. 19 juni 2017 T.A. Stoop Raad van Toezicht G.R. van Leeuwen Raad van Bestuur 5