VOORONTWERP

Transcriptie

1 1. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN A. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1 Tenzij in de voorschriften anders vermeld, kunnen in elke zone reliëfwijzigingen worden toegelaten, met een maximum van plus of min 1 m t.o.v. van het bestaande maaiveld. De omgevingshoogte dient evenwel steeds over een lengte van 2 m vanaf de perceelsgrenzen te worden behouden. 2 Alle verhardingen die omwille van de brandveiligheid door de brandweer noodzakelijk worden geacht, kunnen steeds worden toegelaten. 3 In alle zones kan toelating worden verleend voor het oprichten van keermuren en constructies voor het opvangen van niveauverschillen op het terrein. 4 Alle bestaande, vergunde woningen kunnen worden verbouwd en uitgebreid met een maximum van 20% van het bestaand bouwvolume. B. VOORSCHRIFTEN VOOR BOUWZONES I Zone voor geschakelde woningen I.1 Deze zone is bestemd voor geschakelde woningen. Indien verzoenbaar met de woonfunctie, kunnen op het gelijkvloers ook handel en diensten worden toegelaten. I.2 Per woning mag 30 % van het vloeroppervlak worden gebruikt voor nevenfuncties, verzoenbaar met de woonfunctie. I.3 In deze zone dienen alle gevelvlakken van de bouwwerken op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. De aansluiting tussen die onderwerp uitmaken van verschillende bouwaanvragen, dient harmonisch te gebeuren. (a) I.4 Ingeval nieuwbouw kunnen de woningen worden ingeplant op een afstand van max. 6 m van de rooilijn. Het niet bebouwde gedeelte grenzend aan het openbaar domein, dient te worden ingericht als voortuin. De voortuin mag 30% worden verhard met kleinschalig en niet monoliet materiaal. Afsluitingen moeten worden gerealiseerd met hagen of soortgelijke groenvolumes, al dan niet voorzien van een niet zichtbare draadversteviging. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. I.5 De minimale perceelsbreedte bedraagt voor gesloten bebouwing 8 m en voor halfopen bebouwing 11 m. Tussen niet aaneengesloten bebouwing dient min. 6 m onbebouwd te blijven. Binnen deze strook van 6 m kan evenwel toelating worden verleend voor het oprichten van gekoppelde garages, indien de garage zich 5 m achter de rooilijn bevindt, een bouwdiepte heeft van minder dan 7 m en maximale bouwhoogte van 3,5 m. T.o.v. van achterste perceelsgrens dient een strook van 5 m onbebouwd te blijven. I.6 De bouwdiepte bedraagt maximum 20 m op het gelijkvloers en 12 m op de verdiepingen. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf het maaiveld tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. De dakvorm is. Ingeval hellend dak is de maximale bouwhoogte gelijk aan 10 m. Ingeval plat dak is de maximale bouwhoogte gelijk aan 6 m. Het dakvolume mag bewoonbaar gemaakt worden. I.7Binnen deze zone moet per woning één autostelplaats worden voorzien op het perceel. De parkings kunnen ondergronds worden ingericht. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. I.8Alle niet bebouwde delen van het maaiveld die niet aansluiten bij het openbaar domein worden ingericht als tuin, conform de voorschriften bepaald in artikel XIII. 1

2 Zone voor geschakelde woningen Bestaande, vergunde Nieuwbouw II Zone voor woningen inplanting bouwdiepte bouwhoogte dakvorm materiaal Verbouwen en uitbreiden met een max. van 20% van bestaand bouwvolume Min. 6 m bouwe strook tussen niet aaneengesloten Gelijkvloers max. 20 m, verdieping max. 12 m Hellend dak: 10 m, plat dak: 6 m II.1 Deze zone is bestemd voor staande en/of geschakelde woningen. Indien verzoenbaar met de woonfunctie, kunnen op het gelijkvloers ook handel en diensten worden toegelaten. (c) aaneengesloten bebouwing dient min. 6 m onbebouwd te blijven. Binnen deze strook van 6 m kan evenwel toelating worden verleend voor het oprichten van gekoppelde garages, indien de garage zich 5 m achter de rooilijn bevindt, een bouwdiepte heeft van minder dan 7 m en maximale bouwhoogte van 3,5 m. T.o.v. van achterste perceelsgrens dient een strook van 5 m onbebouwd te blijven. II.6 De bouwdiepte bedraagt maximum 20 m op het gelijkvloers en 12 m op de verdiepingen. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf het maaiveld tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. De dakvorm is. Ingeval hellend dak is de maximale bouwhoogte gelijk aan 10 m. Ingeval plat dak is de maximale bouwhoogte gelijk aan 6 m. Het dakvolume mag bewoonbaar gemaakt worden. II.2 Per woning mag 30 % van de vloeroppervlakte worden gebruikt voor nevenfuncties, verzoenbaar met de woonfunctie. II.3 In deze zone dienen alle gevelvlakken van de bouwwerken op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. De aansluiting tussen die onderwerp uitmaken van verschillende bouwaanvragen, dient harmonisch te gebeuren. II.4 Ingeval nieuwbouw moeten de woningen worden ingeplant op een afstand van 6 m van de rooilijn. Het niet bebouwde gedeelte grenzend aan het openbaar domein, dient te worden ingericht als voortuin. De voortuin mag 30% worden verhard met kleinschalig en niet monoliet materiaal. Afsluitingen moeten worden gerealiseerd met hagen of soortgelijke groenvolumes, al dan niet voorzien van een niet zichtbare draadversteviging. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. II.5 De minimale perceelsbreedte bedraagt voor gesloten bebouwing 8 m, voor halfopen bebouwing 11 m en voor staande bebouwing 15 m. Tussen niet II.7 Binnen deze zone moet per woning één autostelplaats worden voorzien op het perceel. De parkings kunnen ondergronds worden ingericht. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. II.8 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld die niet aansluiten bij het openbaar domein worden ingericht als tuin, conform de voorschriften bepaald in artikel XIII. II.9 In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van keermuren en constructies voor het opvangen van niveauverschillen op het terrein. Zone voor woningen Bestaande, vergunde Nieuwbouw inplanting bouwdiepte bouwhoogte dakvorm materiaal Verbouwen en uitbreiden met een max. van 20% van het bouwvolume Min. 6 m bouwe strook tussen niet aaneengesloten Gelijkvloers max. 20 m, verdieping max. 12 Hellend dak: 10 m, plat dak: 6 m 2

3 III Zone voor staande woningen III.1 Deze zone is bestemd voor staande woningen. Indien verzoenbaar met de woonfunctie, kunnen op het gelijkvloers ook handel en diensten worden toegelaten. III.2 Per woning mag 30 % van de vloeroppervlakte worden gebruikt voor nevenfuncties, verzoenbaar met de woonfunctie. III.3 In deze zone dienen alle gevelvlakken van de bouwwerken op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. III.4 In deze zone kunnen alle bestaande, vergunde woningen worden verbouwd. Er kan toelating worden verleend voor een uitbreiding met een maximum van 20 % van het bebouwd oppervlak. III.5 De minimale perceelsbreedte bedraagt 18 m. Tussen niet aaneengesloten bebouwing dient min. 6 m onbebouwd te blijven. Binnen deze strook van 6 m kan evenwel toelating worden verleend voor het oprichten van gekoppelde garages, indien de garage zich 5 m achter de rooilijn bevindt, een bouwdiepte heeft van minder dan 7 m en maximale bouwhoogte van 3,5 m. T.o.v. van achterste perceelsgrens dient een strook van 5 m onbebouwd te blijven. (b) III.8 In de zone op plan niet aangeduid met de letter A is de maximale bouwhoogte gelijk aan 4 m t.o.v. de as van de aanliggende weg. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt in dit geval begrepen vanaf de as van de aanliggende openbare weg tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. De dakvorm is en het dakvolume mag bewoonbaar gemaakt worden. III.9 Binnen deze zone moet per woning één autostelplaats worden voorzien op het perceel. De parkings kunnen ondergronds worden ingericht. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. III.10 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld worden ingericht als tuin, conform de voorschriften bepaald in artikel VIII. III.11 In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van keermuren en constructies voor het opvangen van niveauverschillen op het terrein. III.6 De bouwdiepte bedraagt maximum 20 m op het gelijkvloers en 12 m op de verdiepingen. III.7 In de zone op plan aangeduid met de letter A is de maximale bouwhoogte ingeval een hellend dak gelijk aan 10 m. Ingeval een plat dak is de maximale bouwhoogte er gelijk aan 6 m. De dakvorm is en het dakvolume mag bewoonbaar gemaakt worden. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf het maaiveld tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van schouwen, zijn enkel bij platte daken uitbouwen boven de maximale bouwhoogte mogelijk voor technische dakconstructies. In dat geval dienen zij te worden geplaatst volgens de 45 regel. Dit betekent dat de technische constructies t.o.v. de dakrand moeten worden geplaatst, op een afstand minstens gelijk aan hun hoogte. Zone voor staande woningen Bestaande, vergunde Nieuwbouw in zone niet aangeduid met letter A Nieuwbouw in zone aangeduid met letter A inplanting bouwdiepte bouwhoogte dakvorm materiaal Verbouwen en uitbreiden met een max. van 20% van het bebouwd oppervlak Min. 6 m bouwe strook tussen niet aaneengesloten Min. 6 m bouwe strook tussen niet aaneengesloten Gelijkvloers max. 20 m, verdieping max. 12 Max. 4 m t.o.v. de as van de weg Gelijkvloers max. Hellend dak: m, verdieping m, plat dak: 6 m max. 12 3

4 IV Zone voor industrie IV.1 Deze zone is bestemd voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote bedrijven. Daarnaast kunnen ook activiteiten worden toegelaten die de economische activiteit ondersteunen en complementair zijn met de hoofdbestemming. IV.2 De percelen hebben minimaal een oppervlakte van m². Samenvoeging van percelen kan worden toegelaten. Nieuwe eigendomsscheidingen moeten derwijze geschikt worden dat de laterale scheidingsgrenzen, welke de richting van de aangeven, zich zoveel mogelijk rechthoekig vertonen op de rooilijn. IV.3 Afsluitingen moeten worden uitgevoerd in industriële hekwerken met een maximale hoogte van 2,50 m. De hekwerken dienen te worden beplant met streekeigen klimplanten of moeten geïntegreerd deel uitmaken van een levende haag. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. IV.4 Elk perceel mag maximaal voor 80 % worden bebouwd. IV.5 Alle gevelvlakken van de bouwwerken dienen op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. IV.6 De maximale bouwhoogte van de binnen deze zone is. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf de O-pas van het terrein tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. (e) t.o.v. de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen. Indien de hoogte van het gebouw hoger is dan 20 m, dient t.o.v. dient t.o.v. alle perceelsgrenzen een bouwe strook te worden gerespecteerd die minstens gelijk is aan de kroonlijsthoogte van het gebouw. IV.7 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld, worden ingericht en onderhouden als groenzone. De bouwe strook grenzend aan het openbaar domein moet voor ¼ worden beplant. 30 % van het niet bebouwde oppervlak mag worden verhard. De beplantingen dienen derwijze te worden aangelegd dat de doortocht aan brandbestrijdingswagens kan worden verleend. Groene verhardingen, zoals grasdallen, zijn toegelaten op het traject van het noodverkeer. De beplantingen dienen uiterlijk één jaar na het in gebruik nemen van de te worden aangelegd. Verhardingen bestemd voor vrachtwagens moeten worden uitgevoerd in beton, klinkers of kws-verharding. De materiaalkeuze voor verhardingen bestemd voor personenwagens is. IV.8 Per perceel kan 1 bedrijfswoning worden toegelaten, die fysisch en ruimtelijk met het bedrijfsgebouw verbonden is. IV. 9 De nodige voorzieningen worden getroffen om te beletten dat het hemelwater in de riolering wordt afgevoerd. In de bouwzones dient het hemelwater afzonderlijk te worden opgevangen, gebufferd en afgevoerd in het natuurlijk afwateringssysteem. IV.10 Ondergrondse garages en/of dakparkings kunnen worden toegelaten. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. Zone voor KMO en ambachtelijke bedrijven perceelsgrootte inplanting bouwhoogte dakvorm materiaal Min m³ Max. 80% van perceel mits voorschriften Volgens voorschriften Indien de bouwhoogte van het bouwwerk lager is dan 20 m, dient een bouwe strook te worden gerespecteerd van 12 m t.o.v. de voorste perceelsgrens en 5 m 4

5 V Zone voor kantoren, ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote bedrijven (f) V.1 Deze zone is bestemd voor kantoren, ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote bedrijven. Daarnaast kunnen ook activiteiten worden toegelaten die de economische activiteit ondersteunen en complementair zijn met de hoofdbestemming. V.2 De percelen hebben minimaal een oppervlakte van m². Samenvoeging van percelen kan worden toegelaten. Nieuwe eigendomsscheidingen moeten derwijze geschikt worden dat de laterale scheidingsgrenzen, welke de richting van de aangeven, zich zoveel mogelijk rechthoekig vertonen op de rooilijn. V.3 Afsluitingen moeten worden uitgevoerd in industriële hekwerken met een maximale hoogte van 2,50 m. De hekwerken dienen te worden beplant met streekeigen klimplanten of moeten geïntegreerd deel uitmaken van een levende haag. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. V.4 Elk perceel mag maximaal voor 80 % worden bebouwd. V.5 Alle gevelvlakken van de bouwwerken dienen op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. De die zich bevinden langsheen de ontsluitingsas die aansluit op Cauwerburg worden zowel aan oostelijke als aan westelijke zijde volwaardig afgewerkt. Zij zijn aan beide zijden gesitueerd langs een ontsluiting, en dienen van twee voorgevels te worden voorzien. V.6 De maximale bouwhoogte van de binnen deze zone is 20 m. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf de O-pas van het terrein tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. Ten opzichte van het openbaar domein wordt een bouwe strook van 12 m bepaald. Ten opzichte van de overige perceelsgrenzen wordt een bouwe strook van 5 m bepaald. V.7 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld, worden ingericht en onderhouden als groenzone. De bouwe strook grenzend aan het openbaar domein moet voor ¼ worden beplant. 30 % van het niet bebouwde oppervlak mag worden verhard. De beplantingen dienen derwijze te worden aangelegd dat de doortocht aan brandbestrijdingswagens kan worden verleend. Groene verhardingen, zoals grasdallen, zijn toegelaten op het traject van het noodverkeer. De beplantingen dienen uiterlijk één jaar na het in gebruik nemen van de te worden aangelegd. Verhardingen bestemd voor vrachtwagens moeten worden uitgevoerd in beton, klinkers of kws-verharding. De materiaalkeuze voor verhardingen bestemd voor personenwagens is. V.8 Per perceel kan 1 bedrijfswoning worden toegelaten, die fysisch en ruimtelijk met het bedrijfsgebouw verbonden is. V. 9 De nodige voorzieningen worden getroffen om te beletten dat het hemelwater in de riolering wordt afgevoerd. In de bouwzones dient het hemelwater afzonderlijk te worden opgevangen, gebufferd en afgevoerd in het natuurlijk afwateringssysteem. V.10 Ondergrondse garages en/of dakparkings kunnen worden toegelaten. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. Zone voor kantoren, ambachtelijke bedrijven en KMO perceelsgrootte inplanting bouwhoogte dakvorm materiaal Min m³ Max. 80% van perceel mits voorschriften Max. 20 m 5

6 VI Zone voor kantoren, ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote bedrijven, commerciële vestigingen en diensten (g) VI.1 Deze zone is bestemd voor kantoren, ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote bedrijven, commerciële vestigingen met inbegrip van grootwinkels en diensten (tankstation, e.d.). Daarnaast kunnen ook activiteiten worden toegelaten die de economische activiteit ondersteunen en complementair zijn met de hoofdbestemming. De functie openbaar nut is steeds toegelaten. VI.2 De percelen hebben minimaal een oppervlakte van m². Samenvoeging van percelen kan worden toegelaten. Nieuwe eigendomsscheidingen moeten derwijze geschikt worden dat de laterale scheidingsgrenzen, welke de richting van de aangeven, zich zoveel mogelijk rechthoekig vertonen op de rooilijn. VI.3 Afsluitingen moeten worden uitgevoerd in industriële hekwerken met een maximale hoogte van 2,50 m. De hekwerken dienen te worden beplant met streekeigen klimplanten of moeten geïntegreerd deel uitmaken van een levende haag. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. VI.4 Elk perceel mag maximaal voor 80 % worden bebouwd. VI.5 Alle gevelvlakken van de bouwwerken dienen op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. Ten opzichte van het openbaar domein wordt een bouwe strook van 12 m bepaald. Ten opzichte van de overige perceelsgrenzen wordt een bouwe strook van 5 m bepaald. VI.7 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld, worden ingericht en onderhouden als groenzone. De bouwe strook grenzend aan het openbaar domein moet voor ¼ worden beplant. 30 % van het niet bebouwde oppervlak mag worden verhard. De beplantingen dienen derwijze te worden aangelegd dat de doortocht aan brandbestrijdingswagens kan worden verleend. Groene verhardingen, zoals grasdallen, zijn toegelaten op het traject van het noodverkeer. De beplantingen dienen uiterlijk één jaar na het in gebruik nemen van de te worden aangelegd. Verhardingen bestemd voor vrachtwagens moeten worden uitgevoerd in beton, klinkers of kws-verharding. De materiaalkeuze voor verhardingen bestemd voor personenwagens is. VI.8 Per perceel kan 1 bedrijfswoning worden toegelaten, die fysisch en ruimtelijk met het bedrijfsgebouw verbonden is. VI. 9 De nodige voorzieningen worden getroffen om te beletten dat het hemelwater in de riolering wordt afgevoerd. In de bouwzones dient het hemelwater afzonderlijk te worden opgevangen, gebufferd en afgevoerd in het natuurlijk afwateringssysteem. VI.10 Ondergrondse garages en/of dakparkings kunnen worden toegelaten. De ondergrondse parking mag groter zijn dan de bovengrondse bouwvolumes, maar kan niet onder het openbaar domein worden gerealiseerd. Waar de ondergrondse parking buiten de begrenzing van de bovengrondse bouwvolumes valt, moet de constructie zich minimum 50 cm onder het maaiveld bevinden. VI.6 De maximale bouwhoogte van de binnen deze zone is 20 m. De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf de O-pas van het terrein tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. Met uitzondering van hoogte. Zone voor KMO en ambachtelijke bedrijven perceelsgrootte inplanting bouwhoogte dakvorm materiaal Min m³ Max. 80% van perceel mits voorschriften Max. 20 m 6

7 VII Zone voor openbaar nut (h) C. VOORSCHRIFTEN VOOR BOUWVRIJE ZONES VII.1 Deze zone is bestemd voor functies van openbaar nut. In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van kleine constructies ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals bushokjes, postbussen, telefooncellen, elektriciteitscabines, straatmeubilair, en dergelijke. VII.2 De kunnen 100 % van het totale zoneoppervlak innemen. VII.3 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld dienen te worden ingericht als openbare wegenis, conform de voorschriften van artikel IX. VIII Zone voor bij VIII.1 Deze zone is bestemd voor bij, bergingen en garages. VIII.2 De kunnen 100 % van het totale zoneoppervlak innemen. VIII.3 In deze zone dienen alle gevelvlakken van de bouwwerken op een volwaardige manier architectonisch te worden uitgewerkt, wat betreft gebruikte materialen en gevelcompositie. VIII.4 De hoogte of bouwhoogte van een gebouw wordt begrepen vanaf het maaiveld tot aan het hoogste gedeelte van het dakvlak. De maximale bouwhoogte bedraagt 3.5 m. VIII.5 Alle niet bebouwde delen van het maaiveld worden ingericht als voortuin, conform de voorschriften bepaald in artikel XVI. (d) IX Zone voor openbare wegenis IX.1 Deze zone is bestemd voor de aanleg van wegenis en alle bijhorende voorzieningen. IX.2 Alle reliëfwijzigingen die noodzakelijk zijn om een vlotte en veilige verkeersafwikkeling te garanderen, zijn toegelaten. IX.3 In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van kleine constructies ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals bushokjes, postbussen, telefooncellen, elektriciteitscabines, straatmeubilair, en dergelijke. IX.4 In deze zone kunnen parkeerplaatsen worden aangelegd. Per 4 parkings, moet één hoogstammige boom worden geplant. IX.5 De delen van deze zone die niet worden verhard moeten worden aangelegd met groen. X Zone voor wegenis met erfstructuur X.1 Deze zone is bestemd voor de inrichting van een woonstraat met inbegrip van de wegenis en alle bijhorende voorzieningen. Minimum 2.5% van de oppervlakte moet worden ingericht met groen. Maximaal kan slechts de helft van het totale oppervlak worden verhard met monoliet materiaal. De resterende oppervlakte van de wegenis met erfstructuur dient te worden ingericht met kleinschalig nietmonoliet materiaal en/of groen. (i) (j) X.2 Alle reliëfwijzigingen die noodzakelijk zijn om een vlotte en veilige verkeersafwikkeling te garanderen, zijn toegelaten. X.3 In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van kleine constructies ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals bushokjes, postbussen, telefooncellen, elektriciteitscabines, straatmeubilair, en dergelijke. 7

8 X.4 In deze zone kunnen parkeerplaatsen worden aangelegd. Per 4 parkings, moet één hoogstammige boom worden geplant. XI Zone voor wegenis bestemd voor fietsers en voetgangers XI.1 Deze zone is bestemd voor de inrichting van een fiets- en wandelpad met alle bijhorende voorzieningen. Minimum 5 % van de oppervlakte moet worden ingericht met groen. Het pad dient te worden ingericht met kleinschalig niet-monoliet materiaal en/of groen. XI.2 Alle reliëfwijzigingen die noodzakelijk zijn om een vlotte en veilige verkeersafwikkeling te garanderen, zijn toegelaten. XI.3 In deze zone kan toelating worden verleend voor het oprichten van kleine constructies ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals bushokjes, postbussen, telefooncellen, elektriciteitscabines, straatmeubilair, en dergelijke. XII Zone voor openbaar groen XII.1 Deze zone is bestemd om te worden ingericht met streekeigen bomen en struiken. XIII Zone voor tuinen XIII.1 Deze zone is bestemd om te worden ingericht als tuin. XIII.2 30 % van deze zone mag worden verhard met kleinschalig, niet-monoliet materiaal. Het overige gedeelte moet worden ingericht met groen. XIII.3 Afsluitingen moeten worden gerealiseerd met hagen of soortgelijke groenvolumes, al dan niet voorzien van een niet zichtbare draadversteviging. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de wegenis moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. (l) (k) (n) XIII.4 Er kan worden verleend voor het oprichten van constructies noodzakelijk voor de verluchting en de brandveiligheid van betreedbare ondergrondse ruimten, tuinbergingen met een maximale oppervlakte van 10 m² en een maximale hoogte van 3 m, en constructies horende bij de woning, die in artikel 1, paragraaf 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997 houdende wijziging van het KB van 16 december 1971 tot bepaling van de werken en handelingen die gesteld zijn ofwel van de bemoeiing van de architect, ofwel van de bouwvergunning, ofwel van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, worden vermeld, dit evenwel met uitzondering van het plaatsen van verplaatsbare inrichtingen en het oprichten van scheidingsmuren, afsluitingen,verhardingen en reclame. In het gearceerde gedeelte kunnen (auto- )bergplaatsen worden toegelaten met een max. hoogte van 3,5 m en een platte dakvorm. Het gevelvlak van de garages gericht naar de zone voor openbaar nut, dient te worden opgetrokken uit baksteen. XIV Zone voor buffer XIV.1 Deze zone dient te worden ingericht als groene ruimte. XIV.2 Het bestaand groen moet worden behouden en bij ontstentenis ervan dient de zone te worden beplant met streekeigen hoogstammige bomen, en/of streekeigen dicht struikgewas, zodat een visueel en werkelijk scherm wordt gevormd tussen het woongebied en de zone voor kantoren, ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen. Minstens ¼ van de beplanting is bladhoudend tijdens de winter. XV Zone voor beschermd groen XV.1 In deze zone moeten de bestaande hoogstammen worden behouden. Deze zone kan worden ingericht met streekeigen bomen en struiken. Afsluitingen moeten worden gerealiseerd met hagen of soortgelijke groenvolumes, al dan niet voorzien van een niet zichtbare draadversteviging. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de wegenis moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. (p) (m) 8

9 XV.2 De toegankelijkheid ten behoeve van de functie openbaar nut in de aangrenzende zone voor kantoren, ambachtelijke bedrijven en KMO, commerciële vestigingen en diensten, kan worden toegelaten, indien deze geschiedt via een toegangsweg in kleinschalig niet monoliet materiaal. XVI Zone voor voortuin XVI.1 Deze zone is bestemd om te worden ingericht als voortuin. XVI.2 Deze zone mag 30% worden verhard met kleinschalig en niet monoliet materiaal. (o) watersport en/of het openbaar vervoer. Deze constructies kunnen slechts worden opgericht mits een positief advies van de dienst voor de Zeeschelde. XVI Zone voor waterweg XVI.1 In deze zone zijn alle bouwwerken en constructies toegelaten die noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van de Schelde voor de pleziervaart, watersport en/of het openbaar vervoer, mits een positief advies van de overheidsdienst bevoegd voor de Zeeschelde. (r) XVI.3 Afsluitingen moeten worden gerealiseerd met hagen of soortgelijke groenvolumes, al dan niet voorzien van een niet zichtbare draadversteviging. Afsluitingen die percelen scheiden van de openbare wegenis dienen te worden ingeplant volgens de 45 -regel. Dit betekent dat de afsluiting t.o.v. de rooilijn moet worden ingeplant, op een afstand die gelijk is aan de hoogte van de afsluiting. XV Zone voor dijken met natuurwaarde (q) XV.1 De dijken zijn in hoofdzaak waterkeringsstructuren en dienen ten alle tijde deze functie te kunnen vervullen teneinde het achterliggende gebied van mogelijke overstroming te waren. Alle werken en handelingen, vereist om de waterkerende functie van de dijk te waren, zijn steeds toegelaten. XV.2 De dijken moeten dusdanig worden ingericht, dat de dijkbeplanting en oevervegetatie bijdragen tot de optimalisatie van de ecologische infrastructuur in het gebied. XVI.3 Het jaagpad dient tevens te worden beschouwd als een fiets- en wandelpad en kan steeds worden heraangelegd binnen het dijktracé, dat op het plan is gearceerd. XVI.4 Alle constructies die geen verband houden met de waterkerende functie zijn verboden, met uitzondering van kleinschalig straatmeubilair (zitbanken, verlichting, en dergelijke) dat de passieve recreatie ondersteunt en/of constructies die noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van de Schelde voor de pleziervaart, 9