Gemeente Stabroek Verkaveling voor woningbouw RUP Schoem. Stedenbouwkundige voorschriften Dossier STA205

Transcriptie

1 Gemeente Stabroek Verkaveling voor woningbouw RUP Schoem Stedenbouwkundige voorschriften Dossier STA205 Opdrachtgevend bestuur: Gemeentebestuur van Stabroek December 2017

2 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Stabroek Gemeentebestuur van Stabroek Dorpsstraat Stabroek Tel: 03/ IGEAN dienstverlening Doornaardstraat Wommelgem Tel: 03/ Fax: 03/ Projectnummer STA205 Opgemaakt: Aangepast E. Symens ruimtelijk planner stedenbouwkundige voorschriften december

3 Inhoud Artikel 0: Algemene bepalingen Terminologie Algemeen geldende voorschriften Parkeervoorzieningen Bescheiden woonaanbod... 4 Artikel 1: Zone voor gekoppelde en/of vrijstaande eengezinswoningen Strook voor hoofdgebouwen in gekoppelde bebouwing Bestemming Inrichting Strook voor hoofdgebouwen in vrijstaande bebouwing Bestemming Inrichting Strook voor bijgebouwen Bestemming Inrichting Tuinstrook Voortuinstrook Artikel 2: Zone voor vrijstaande meergezinswoningen in een parkomgeving Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone stedenbouwkundige voorschriften december

4 Artikel 0: Algemene bepalingen 0.1. Terminologie Voor de toepassing van deze stedenbouwkundige voorschriften wordt verstaan onder: Bijgebouw Bouwwerk of gebouw dat aansluit bij het hoofdgebouw of er los van staat, maar niet bedoeld is om de hoofdbestemming voorzien in de bestemmingszone in zijn totaliteit te herbergen, tenzij de berging van onder meer goederen, gebruiksmiddelen en voertuigen die inherent verbonden zijn aan de hoofd- of nevenbestemming, zoals voorzien in de bestemmingszone. Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor de mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Hoofdgebouw Gebouw dat bedoeld is om de voorziene bestemming te herbergen en dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen. Kroonlijst Gootafwerking bij hellende daken of de afwerking van de bovenkant van platte daken ter hoogte van de gevel. Kroonlijsthoogte De afstand gemeten tussen het referentiepeil en de bovenkant van de kroonlijst. Niet-waterdoorlatende materialen Verharding die bij wezenlijke oppervlakte geen infiltratie van (hemel)water in de bodem toelaat, zoals onder meer kassei, betonstraatstenenverharding en asfalt. Nok Hoogste gedeelte van een hellend dak van een gebouw. Nokhoogte Afstand tussen het referentiepeil en de bovenkant van de nok. Perceel Een kadastraal bekend, aaneengesloten stuk grond, toebehorend aan één eigenaar of een groep eigenaars. Waterdoorlatende materialen Verharding die infiltratie van hemelwater in de bodem toelaat, zoals onder meer grind, dolomiet, sintels, houtsnippers, kunststof- of betongrasdallen en geperforeerde betonstraatstenen Algemeen geldende voorschriften Dakvensters - op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten. - Op aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen: - Gevallen waarin oprichting is toegelaten: Op het achterste dakvlak: steeds toegelaten; Op het driehoekige dakvlak van een schilddak: steeds verboden; Op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 40 overschrijdt. - Plaats van oprichting: stedenbouwkundige voorschriften december

5 Op 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak of in het verlengde van het gevelvlak; Op minimum 1 m afstand van de scheidsmuren en van de vrijstaande zijgevel; Max. 2/3 van de gevelbreedte van de woning; Maximumhoogte (bovenkant kroonlijst): de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw Reliëfwijzigingen Reliëfwijzigingen in functie van bebouwing of spelactiviteiten mogen niet meer dan 0,50m ten aanzien van het referentiepeil bedragen. In functie van waterhuishouding zijn eveneens reliëfwijzigingen toegestaan; het niveauverschil ten aanzien van het referentiepeil is vrij Voorzieningen voor openbaar nut Het oprichten van beperkte gebouwen en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van desbetreffende zone. De inplanting mag de bestemming van de desbetreffende zone evenmin hinderen. Hun noodzaak moet om technische of maatschappelijke redenen kunnen aangetoond worden bij de vergunningsaanvraag Parkeervoorzieningen Op de loten 1 t.e.m. 14 dient minimum 1 parkeermogelijkheid onder de vorm van een inpandige garage, gekoppelde garage of achterliggende garage te worden voorzien Verlichting Verlichting voldoet aan de volgende voorwaarden: de verlichting wordt tot een minimum beperkt; bij het voorzien van verlichting wordt rekening gehouden met de best beschikbare technieken; opwaarts licht wordt vermeden; de hoeveelheid weerkaatst licht wordt tot een minimum beperkt; de verlichting straalt uitsluitend het doelgebied aan Bescheiden woonaanbod De verkaveling moet voldoen aan de norm m.b.t. bescheiden woonaanbod opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid. Dit betekent dat minstens 40% van het aantal te realiseren woningen moet voldoen aan de omschrijving van bescheiden woonaanbod volgens het decreet grond- en pandenbeleid. stedenbouwkundige voorschriften december

6 Artikel 1: Zone voor gekoppelde en/of vrijstaande eengezinswoningen 1.1. Strook voor hoofdgebouwen in gekoppelde bebouwing Bestemming De strook is bestemd voor gekoppelde eengezinswoningen Inrichting De inplantingsvoorschriften van het RUP werden vertaald naar bouwstroken die op het verkavelingsplan zijn ingetekend. Bebouwing Plaatsing van de gebouwen Binnen de strook voor hoofdgebouwen met de voorgevel op de voorgevelbouwlijn. Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte: a) Tot op een bouwdiepte van 9m: - kroonlijsthoogte: 7m - nokhoogte: 11,5m b) Op een bouwdiepte tussen 9m en 15 m stemt de bouwhoogte maximaal overeen met de kroonlijsthoogte van de voorgevel De bouwdiepte bedraagt minimum 9,00m en maximum 15,00m. Welstand Dakvorm De eerste 9m uit de voorgevelbouwlijn: zadeldak met helling van 45 graden Vanaf een diepte van 9m: plat dak. stedenbouwkundige voorschriften december

7 Materialen Vrije keus voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Alle zichtbare geveldelen op de gemeenschappelijke perceelsgrens die niet door een bouwdeel worden bedekt moeten in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd. Aanleg van de zone De niet-bebouwde gedeelten van de strook worden ingericht en gehandhaafd als tuin Strook voor hoofdgebouwen in vrijstaande bebouwing Bestemming De strook is bestemd voor vrijstaande eengezinswoningen Inrichting De inplantingsvoorschriften van het RUP werden vertaald naar bouwstroken die op het verkavelingsplan zijn ingetekend. Bebouwing Plaatsing van de gebouwen Binnen de strook voor hoofdgebouwen met de voorgevel op de voorgevelbouwlijn of op max. 3m hieruit. stedenbouwkundige voorschriften december

8 Afmetingen van de gebouwen Kroonlijsthoogte: max. 7m. Nokhoogte: max. 11,5m. De bouwdiepte bedraagt min. 9m, max. 15m op lot 1 en max. 17 m op lot 14. Welstand Dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd. In het geval van een hellend dak bedraagt de hellingsgraad maximum 45. Materialen Vrije keus voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Aanleg van de zone De niet-bebouwde gedeelten van de strook worden ingericht en gehandhaafd als tuin Strook voor bijgebouwen Bestemming Bijgebouwen in functie van autostaanplaatsen stedenbouwkundige voorschriften december

9 Inrichting De inplantingsvoorschriften van het RUP werden vertaald naar bouwstroken die op het verkavelingsplan zijn ingetekend. Bebouwing Plaatsing van de gebouwen Binnen de strook voor bijgebouwen met de voorgevel op de voorgevelbouwlijn en 1 zijgevel op de zijperceelsgrens Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte max 3,50m. Aanleg van de zone De niet-bebouwde gedeelten van de strook worden ingericht en gehandhaafd als tuin Tuinstrook Bestemming Tuin Bebouwing Het oprichten van vrijstaande bijgebouwen in de tuinstrook is toegestaan op voorwaarde dat de totale oppervlakte van al de vrijstaande bijgebouwen op één perceel maximum 20m² bedraagt voor lot 1, max. 60m² voor lot 14 en max. 20 m² bij gekoppelde ééngezinswoningen (de fysisch geïncorporeerde of aan het hoofdgebouw geschakelde garages maken hier geen deel van uit). Plaatsing van de gebouwen Het bijgebouw wordt op minimaal 5,00m achter de achtergevel van het hoofdgebouw geplaatst. Het bijgebouw wordt geplaatst op minimum 1,00m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits akkoord van de aanpalende eigenaar en op minimum 5m uit de stedenbouwkundige voorschriften december

10 rooilijn van de openbare wegenis. Afmetingen van de gebouwen Het hoogste punt van het bijgebouw bedraagt maximum 3,00m. De bouwdiepte is vrij voor zover de maximale oppervlakte en de inplanting worden gerespecteerd. Welstand van de gebouwen Dakvorm Indien het bijgebouw werd opgericht met een zijgevel op de perceelsgrens dan is enkel een plat dak toegestaan. Voor de overige bijgebouwen zijn platte daken en schuine daken met een maximum helling van 35 toegestaan. Materialen Vrije keus voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Alle zichtbare geveldelen op de gemeenschappelijke perceelsgrens die niet door een bouwdeel worden bedekt moeten in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd. Aanleg van de zone Maximaal 60% van de niet-bebouwde oppervlakte van een perceel (met een max. van 80 m²) mag worden ingericht met open zwembaden, tuinaccomodatie en verhardingen in functie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Bovendien zijn er in de bouwvrije voortuinstrook enkel verhardingen toegestaan in functie van het verlenen van toegang. Afsluitingen Volgende afsluitingen zijn op de niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen toegestaan: levende hagen al of niet met metaaldraad versterkt; draadafsluitingen begroeid met klimplanten; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt; stedenbouwkundige voorschriften december

11 houten afsluitingen of afsluitingen in kunststof sierbeton Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten als onder meer bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. stedenbouwkundige voorschriften december

12 1.5. Voortuinstrook Bestemming Tuin Bebouwing Geen bebouwing toegestaan. Aanleg van de zone In de voortuinstrook zijn enkel verhardingen toegestaan in functie van het verlenen van toegang. Afsluitingen Als afsluiting zijn enkel smeedijzeren hekwerk, hagen of beplantingen toegestaan met een maximale hoogte van 1m. stedenbouwkundige voorschriften december

13 Artikel 2: Zone voor vrijstaande meergezinswoningen in een parkomgeving 2.1. Bestemming De zone is bestemd voor vrijstaande meergezinswoningen. Rondom de bouwvolumes dient de ruimte als park te worden aangelegd. Vrijstaande of geschakelde bijgebouwen in functie van autostalplaats, berging, tuinaccommodatie of private sportinfrastructuur zijn niet toegestaan Inrichting Bebouwing Terreinbezetting Maximum 50% van de oppervlakte van de zone mag hetzij bebouwd worden hetzij verhard (o.m. in functie van parkeervoorzieningen). De niet bebouwde en niet verharde gedeelten van het terrein worden aangelegd als park. Van de zone mag max. 30% bebouwd worden. Woningdichtheid De minimale woningdichtheid bedraagt 20 woningen per hectare. Plaatsing van de gebouwen a) op minimaal 10,00m uit de rooilijn van de openbare wegenis; b) tussen de bouwblokken dient een minimale afstand van 15,00m te worden gerespecteerd; c) Op minimum 15m uit de achterperceelsgrens d) Op minimum 10 m uit de openbare voet-/fietsweg stedenbouwkundige voorschriften december

14 Afmetingen van de gebouwen Het hoogste punt van het bouwvolume bedraagt in het geval van een plat dak maximum 10,00m. In het geval van een hellend of gebogen dak bedraagt de maximale kroonlijsthoogte 7,00m en de maximale nokhoogte 11,50m. De bouwdiepte is max. 22m. Welstand van de gebouwen Dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd. In het geval van een hellend dak bedraagt de hellingsgraad maximum 45. Materialen Vrije keus voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de parkomgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen Aanleg van de zone Afsluitingen Afsluitingen zijn niet toegestaan binnen de zone. Verhardingen Verhardingen zijn toegestaan in functie van de aanleg van wandel- en fietspaden, parkeervoorzieningen, circulatie, toegangen en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende verhardingen. Rekening houdend met een maximum van 50% van de totale oppervlakte van de zone, die hetzij mag bebouwd hetzij mag verhard worden. De overige ruimte dient als park te worden aangelegd. Groenvoorzieningen De groenvoorzieningen dienen inheems en streekeigen te zijn. Parkeervoorzieningen Per woonentiteit dient minstens 1,5 parkeerplaats ondergronds te worden voorzien binnen deze zone. Per woonentiteit mogen maximaal 0,3 parkeerplaatsen bovengronds voorzien stedenbouwkundige voorschriften december

15 worden. Bufferbekken In functie van de buffering van hemelwater is de aanleg van een bufferbekken toegestaan voor zover het op een landschappelijk verantwoorde wijze wordt aangelegd. stedenbouwkundige voorschriften december