Vlaamse Regering.: 1

Transcriptie

1 Vlaamse Regering.: 1.J' AMV/ /1001 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over de beroepen aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant, van 8 november 2012 met nummer D/PMVC/12E31/18589 houdende het verlenen van een milieuvergunning aan Stijn Stillaert, Weterbeekstraat 28, 3360 Bierbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij, gelegen op hetzelfde adres. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011;

2 2 - Gelet op de beroepen van: Kurt Declerc, Weterbeekstraat 28A, 3360 Bierbeek; Kathia Stillaert, Weterbeekstraat 28A, 3360 Bierbeek; Greta Verbist, Weterbeekstraat 26, 3360 Bierbeek; Hugo Stillaert, Weterbeekstraat 26, 3360 Bierbeek; D'Hooghe - Van den Branden, Weterbeekstraat 24, 3360 Bierbeek, aangetekend tegen het besluit nr. D/PMVC/12E31/18589 van de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant van 8 november 2012 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 8 november 2032 aan Stijn Stillaert, Weterbeekstraat 28, 3360 Bierbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij, gelegen op hetzelfde adres, op de kadastrale percelen: afdeling 1, sectie G, perceelnummers 153t, 153k en 153s, omvattende: 2 varkensstallen voor varkensplaatsen waarvan: 349 mestvarkens in een bestaande stal ( = vermindering met 158 varkens in bestaande stal); mestvarkens in een nieuwe stal (totaal: uitbreiding met varkens); het stallen van 14 voertuigen en/of aanhangwagens; de opslag van kg zwavelzuur; de opslag van liter mazout; een brandstofverdeelinstallatie met 1 verdeelslang; de opslag van 200 kg fyto-producten; de opslag van 50 ton kunstmest; de opslag van m 3 dierlijke mest (uitbreiding met m 3 ); inrichting voor het bewerken van groenten (7 kw); een freatische grondwaterwinning op een diepte van 20 m uit het Brusseliaan met een opgepompt debiet van m 3 /jaar (uitbreiding met m 3 ); Gelet op het attest vermeld in artikel 31, 3, van titel I van het VLAREM waaruit blijkt dat het bestreden besluit door aanplakking werd bekendgemaakt vanaf 27 november 2012; Gelet op het feit dat de beroepen werden ontvangen op 17 december 2013, 20 december 2012 en 3 januari 2013 en ontvankelijk werden verklaard op 7 januari 2013; Gelet op de volgende beroepsargumenten van omwonenden: het bedrijf is gelegen op 130 m van een natuurgebied; in dit gebied is ook het erkend natuurreservaat 'Weterbeek' gelegen; de wettelijke minimumafstand tot

3 3- natuurgebied bedraagt 300 m; de feitelijktafstand is dus minder dan de helft; de bepalingen in titel 11 van het VLAREM worden met de voeten getreden; men laat uitschijnen dat er geen hindergevoelige gebieden zijn in de buurt van het bedrijf; buren wonen op 10 m, woonkernen in woongebied met landelijk karakter zijn op 135 m gelegen; de exploitant baat zijn bedrijf niet zorgvuldig uit; de organisatie en planning op het bedrijf gaan er alleen maar op achteruit; het werk gebeurt hoofdzakelijk door de vader van Stijn Stillaert en enkele vrienden; de exploitant kan de verantwoordelijkheden van de uitbreiding niet aan en zal niet kunnen voldoen aan de verplichtingen; het gevolg zal zeker geurhinder zijn; de netheid en de hygiëne laten de wensen over; het bedrijf wordt niet professioneel uitgebaat; indien de milieuvergunning niet ingetrokken wordt, wordt met aandrang gevraagd om op zeer regelmatige basis controles uit te voeren; de exploitant krijgt toestemming om de oude stal verder te exploiteren; er worden geen voorwaarden opgelegd voor de oude stal; het aantal varkens zal wel afnemen maar de stal zal in de toekomst verder benut worden voor het vetmesten van varkens; reeds een heel aantal jaren heeft de exploitant aangegeven dat deze stal helemaal niet meer aan de huidige normen voldoet; de exploitant wordt niet verplicht om deze stal te moderniseren of ammoniakemissiearm uit te voeren; de oude stal is erg verwaarloosd (ruiten ontbreken of stuk, dakverluchting niet in orde, openstaande poort); de geuremissie omvat meer dan een verdrievoudiging ten opzichte van de bestaande situatie; er is in de bestaande situatie reeds geurhinder waardoor genieten van de buitenlucht tot het verleden behoort; dit wordt bevestigd door de omschrijvingen in het besluit van de deputatie met "negatief effect" en "matig negatief effect"; in het besluit van de deputatie staat dat er in het verleden nooit klachten zijn geweest in verband met geurhinder; er is herhaaldelijk bij de gemeente aangeklopt in het verleden maar er werd nooit iets ondernomen; er is contact opgenomen met de afdeling Milieu-inspectie maar aangezien het om een klasse 2 bedrijf gaat, is de klacht doorgestuurd naar de gemeente; de milieu-ambtenaar heeft het bedrijf toen bezocht; dagen voor dit bezoek heeft de exploitant de koer schoongemaakt en alles opgeruimd; het is niet omdat er toen nog geen klachtenregistratie bestond dat daaruit mag afgeleid worden dat er geen klachten waren; er is slechts nood aan m 3 mestopslag terwijl m 3 werd aangevraagd wat wel een behoorlijke buffer is; er wordt in het besluit van de deputatie gesteld dat er zich 2 woningen bevinden in een straal van 150 m; de woning van één van de beroepsindieners is gelegen recht tegenover het bedrijf; de stallen worden mechanisch verlucht door ventilatoren op het dak; er is dus wel degelijk geluidshinder; de conclusies uit het besluit van de deputatie met betrekking tot geur, ammoniak of stof minimaliseren de hinder; de exploitant stelt dat de ingediende bezwaren het gevolg zijn van een familievete; de 24 bezwaarindieners zijn niet allemaal familie; het is bedenkelijk dat objectieve klachten van tafel worden geveegd onder het mom van familievete; de weg naar het bedrijf is niet uitgerust voor dergelijk zwaar vervoer; om het erf te bereiken moet een scherpe bocht van 90 genomen worden op een onverharde weg; op deze plaats is er slechts plaats voor een personenwagen met mogelijke

4 4- beschadiging aan de woonhuizen tot gevolg; door de uitbreiding zullen de transporten nog toenemen; het aantal transporten zijn slechts theoretisch; reeds vandaag zien we dat halfvolle of % gevulde transporten opgevuld worden in het bedrijf; waardevermindering van eigendommen; er wordt geen melding gemaakt van een groenscherm; Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Bierbeek van 27 januari 2005 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 27 januari 2025 voor het verder exploiteren van een varkenshouderij; Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied volgens het gewestplan 'Leuven', vastgesteld bij het koninklijk besluit van 7 april 1977; Gelet op het voorwaardelijk gunstige subadvies van 31 januari 2013 van het Agentschap voor Natuur en Bos van het Vlaams ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het gunstige advies van 5 februari 2013 van de afdeling Gebieden en Projecten van het departement Ruimte Vlaanderen; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 12 februari 2013 van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; Gelet op het gunstige advies van 13 februari van de dienst Grondwaterbeheer van de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 19 februari 2013 van de gewestelijke milieuvergunningscommissie; Gelet op het horen op 19 februari 2013 door de gewestelijke milieuvergunningscommissie van de exploitant die het volgende verklaart:

5 5 - er wordt een uitbreiding aangevraagd van 507 varkens naar 2,341 varkens; er wordt een nieuwe stal voor 1,992 varkens voorzien van een chemische luchtwasser; de bezetting in de oude stal wordt afgebouwd; er is een verscherpte natuurtoets opgemaakt waaruit blijkt dat een aantal negatieve effecten te verwachten zijn op het vlak van vermesting; er zijn een aantal milderende maatregelen voorgesteld: een chemische luchtwasser, het beperken van het aantal varkens in de oude stal en het overschakelen naar 3-fasenvoeding; ook de effecten van de waterwinning zijn onderzocht en daaruit blijkt dat er geen effecten te verwachten zijn; op het vlak van geur kan vastgesteld worden dat de geurcontour van 3 OUe/m 3 net tot aan de rand van het woongebied met landelijk karakter komt; zodat een aantal woningen net matig negatief gehinderd worden; er zullen een aantal maatregelen worden toegepast om de geuremissie te reduceren, namelijk intensief reinigen, voederen naar behoefte van de dieren en voederverliezen beperken; de transporten worden beperkt tot circa 250 transporten per jaar; dit is minder dan 1 transport per dag; een aantal transporten zal geconcentreerd verlopen (mest, afvoer van varkens) zodat de hinder in de tussenliggende periode nog geringer is; de exploitant kan zich vinden in de adviezen die werden opgemaakt; Overwegende dat de beroepen ingediend door omwonenden betrekking hebben op het verlenen van de milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij; Overwegende dat in een straal van 100 m rondom de perceelgrens van de inrichting 2 woningen zijn gelegen; dat de dichtste woning op circa 10 m van de perceelgrens van de inrichting ligt en op circa 30 m van de bestaande stal; Overwegende dat de inrichting gelegen is op circa 290 m van een woongebied met landelijk karakter, op circa 700 m van een woongebied en op circa 800 m van een woonuitbreidingsgebied; Overwegende dat de inrichting gelegen is op circa 140 m van een natuurgebied; dat dit natuurgebied eveneens een VEN-gebied (Vlaams Ecologisch Netwerk) is, namelijk "Langenbos- Bruulbos-Weterbeek"; dat een klein deel van dit gebied erkend is als natuurreservaat; dat dit deel gelegen is op circa 140 m; dat de inrichting gelegen is op 690 m van een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat; dat dit gebied een habitatrichtlijngebied is, namelijk "Valleien van de Winge en de Motte met Valleihellingen";

6 6- AMV133898/1001 Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek 24 bezwaren werden ingediend die betrekking hebben op het feit dat het weldegelijk om een GPBV-bedrijf (Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging) gaat, de dichte ligging tegen het natuurgebied (123 m), de ongeschiktheid van de toegangsweg voor zwaar transport, geurhinder, de slordige uitbating van de huidige exploitatie, het niet werken van de eigen waterzuiveringsinstallatie, waardevermindering van de omliggende woningen, visuele hinder en het ontbreken van een groenscherm, mogelijke nadelige gevolgen van de grondwaterwinning voor omwonenden en het natuurgebied; het feit dat de oude stal niet ammoniakemissiearm is, de toename van fijn stofemissie en ammoniakemissie; het feit dat de exploitant de uitbreiding niet zal aankunnen vermits hij nu reeds onprofessioneel te werk gaat; Overwegende dat het een gemengd landbouwbedrijf betreft met varkenshouderij en akkerbouw; dat uitbreiding wordt gevraagd van de varkenshouderij van 507 mestvarkens in huidige toestand naar mestvarkens in de toekomstige toestand; dat het aantal varkens in de bestaande stal verminderd wordt van 507 in de huidige toestand naar 349 in de gewenste toestand; dat een nieuwe stal zal gebouwd worden met een chemische luchtwasser voor varkens; dat er ook uitbreiding gevraagd wordt van het debiet van de grondwaterwinning en aanhorigheden; Overwegende dat de inrichting (overeenkomstig de EU-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) een GPBV-bedrijf betreft waarvoor in toepassing van art. 43ter van titel I van het VLAREM uitdrukkelijk is gesteld dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging moeten getroffen worden door toepassing van de beste beschikbare technieken zodat geen belangrijke verontreiniging veroorzaakt kan worden; Overwegende dat het ministerieel besluit van 31 mei 2011 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen bepaalde eisen stelt aan de uitvoering en het gebruik van het chemisch luchtwassysteem; dat dit onder meer inhoudt dat een urenteller voor het registreren van de draaiuren van de circulatiepomp moet geïnstalleerd worden; dat een watermeter de hoeveelheid spuiwater registreert; dat elk half jaar een monstername van het spuiwater moet genomen worden; dat het luchtwassysteem jaarlijks moet gereinigd worden; dat een ammoniakverwijderingsrendement van minimaal 70% moet gehaald worden; dat in een logboek metingen, onderhoud, analyseresultaten van het waswater en storingen bijgehouden worden; dat er een onderhoudscontract en een adviescontract moet afgesloten worden met de leverancier; dat het logboek en een beoordeling van het jaarlijks technisch onderhoud ter inzage moeten liggen voor de toezichthoudende overheid;

7 7- Overwegende dat biggen zullen worden aangevoerd van 10 weken; dat deze biggen in een periode van 20 weken zullen worden afgemest; dat na een korte periode van leegstand voor reiniging, de stallen opnieuw kunnen gevuld worden met biggen van 10 weken; dat er bijgevolg gemiddeld 2,4 cycli per jaar zijn; dat het bedrijf ook beschikt over een groentenwaslijn om de eigen geoogste groenten te reinigen; dat aan deze groentenwaslijn geen wijzigingen gebeuren; Overwegende dat de nieuwe varkensstal zal voorzien worden van een chemische luchtwasser met een reductiepercentage van 30% voor geur; dat deze wasser een verticale uitstoot heeft wat een gunstige invloed heeft op de meest nabije woningen; dat het voorzien van een chemische luchtwasser is opgenomen in de bijzondere voorwaarden van het bestreden besluit; dat er in deze bijzondere voorwaarden echter alleen een minimaal rendement van 70% voor ammoniak is opgelegd; dat het aangewezen is om in de bijzondere voorwaarden op te leggen dat de chemische luchtwasser een minimaal verwijderingsrendement van 30% moet hebben op het vlak van geur; dat de oude stal natuurlijk verlucht wordt; dat de geuremissie stijgt van 14,804 OUe/s in de huidige situatie naar SO,907 OUe/s; Overwegende dat de cumulatieve geurcontouren bepaald werden voor de huidige en gewenste situatie; dat in de gewenste situatie de contour van 3 OUe/m 3 net reikt tot aan het woongebied met landelijk karakter; dat ongeveer S woningen net op de grens van deze contour liggen wat beschouwd wordt als een matig negatief effect; dat er in het agrarisch gebied in de huidige situatie 3 woningen zijn met een gering negatief effect (3 OUe/m 3 < X < S OUe/m 3 ) en in de gewenste situatie 3; dat er in het agrarisch gebied in de huidige situatie 0 woningen zijn met een matig negatief effect (S OUe/m 3 < X < 10 OUe/m 3 ) en in de gewenste situatie 3 (+3); dat er in het agrarisch gebied in de huidige situatie 2 woningen zijn met een negatief effect (X > 10 OUelm 3 ) en in de gewenste situatie 2; dat er bijgevolg 8 woningen zijn die bijkomend gehinderd zullen worden, waarvan S met een immissie van net boven de 3 OUe/m 3 ; dat er geen woningen bijkomend een negatief effect zullen ondervinden; Overwegende dat de immissie bij de dichtstbij gelegen negatief gehinderde woning bepaald werd; dat bij deze woning de geurimmissie stijgt van 10,4 OUe/m 3 in de huidige situatie naar 13,4 OUe/m 3 in de gewenste situatie; dat de andere negatief gehinderde woning net op de rand van de 10 OUe/m 3 ligt in zowel de huidige als de gewenste situatie; dat deze bijkomende hinder beperkt is zodat kan gesteld worden dat de geurhinder in de gewenste situatie tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt;

8 8- Overwegende dat de exploitant aangeeft het standaardpakket van de Omzendbrief LNE 2012/1: 'Milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen' te willen toepassen; dat de Omzendbrief LNE 2012/1 bestaande stallen definieert als zijnde nietammoniakemissie arme stallen; dat de exploitant bereid is om het standaardpakket toe te passen op beide varkensstallen, zowel de bestaande nietammoniakemissiearme stal als de nieuwe ammoniakemissiearme stal; dat deze maatregelen een bijkomend positief effect kunnen hebben op de geuremissie, dat het bijgevolg aangewezen is om deze voorgestelde maatregelen gekoppeld aan de omzendbrief LNE 2012/1 bijkomend op te leggen in de bijzondere voorwaarde; Overwegende dat ventilatoren op de nieuwe stal temperatuursgestuurd zullen zijn; dat deze achter een waspakket zullen geplaatst worden wat voor een demping van het geluidsniveau zal zorgen; dat de luchtwasser aan de achterzijde van de stal zal gebouwd worden weg van de dichtstbij gelegen woningen; dat de bestaande stal op een natuurlijke manier wordt verlucht; dat kan gesteld worden dat de geluidshinder in de gewenste situatie tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt; Overwegende dat de nieuwe varkensstal zal voorzien worden van een chemische luchtwasser met een reductiepercentage van 40% voor stof; dat het voorzien van een chemische luchtwasser is opgenomen in de bijzondere voorwaarden van het bestreden besluit; dat in deze bijzondere voorwaarden echter alleen een minimaal rendement van 70% voor ammoniak is opgelegd; dat het aangewezen is om in de bijzondere voorwaarden op te leggen dat de chemische luchtwasser een minimaal verwijderingsrendement van 40% moet hebben op het vlak van stof; dat de PM1Q emissie stijgt van 78 kg/j in de huidige situatie naar 175 kg/j in de gewenste situatie; dat de PM 2,5 emissie stijgt van 14 kg/j in de huidige situatie naar 31 kg/j in de gewenste situatie; dat bij het vullen van de voedersilo's een stofzak zal gebruikt worden; dat kan gesteld worden dat de stofhinder in de gewenste situatie tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt; Overwegende dat de nieuwe varkensstal zal voorzien worden van een chemische luchtwasser met een reductiepercentage van 70% voor ammoniak; dat de ammoniakemissie stijgt van kg/j in de huidige situatie naar kg/j in de gewenste situatie; Overwegende dat er een verscherpte natuurtoets is opgemaakt door een erkend MER-deskundige in de discipline fauna en flora (ref. P128TILL_verscherpte natuurtoets); dat in deze natuurtoets de vermestende en verzurende effecten werden bestudeerd op het habitatrichtlijngebied gelegen op circa 690 m, op het VEN-gebied gelegen op circa 140 m en op het erkend natuurreservaat gelegen op circa 140 m;

9 9- Overwegende dat het Agentschap voor Natuur en Bos op 31 januari 2013 een voorwaardelijk gunstig subadvies heeft gegeven; dat voor de bijdrage aan de kritische lasten voor verzuring van de verschillende habitats slechts matig negatieve effecten verwacht worden; dat inzake vermesting in de toekomstige situatie een relevante bijdrage van meer dan 10 % van de kritische last van het alluviaal bos in het natuurreservaat verwacht wordt; dat er in de huidige situatie reeds een relevante bijdrage is en dat deze nog zal stijgen zodat bijkomende milderende maatregelen moeten worden genomen; dat als milderende maatregelen door de exploitant wordt voorgesteld om over te schakelen van 2-fasenvoeder naar 3-fasenvoeder; dat de erkend MER-deskundige in de discipline fauna en flora stelt dat dit een reductie van 6,5% inzake ammoniakemissie met zich meebrengt; dat dit opgelegd is in de bijzondere voorwaarden van het bestreden besluit; Overwegende dat conform artikel , t van titel II van VLAREM een mestopslag van minstens m 3 vereist is; dat de mestopslag onder de bestaande stal 595 m 3 bedraagt; dat de mestopslag onder de nieuwe stal m 3 bedraagt; dat met een totale mestopslag van m 3 bijgevolg voldaan wordt aan artikel , 1 van titel II van VLAREM;! Overwegende dat de mazout zal worden opgeslagen in een nieuwe bovengrondse dubbelwandige tank van I; dat het zwavelzuur voor de luchtwasser zal worden opgeslagen in een bovengrondse dubbelwandige tank van I (9.200 kg); Overwegende dat vermorsing van water wordt voorkomen door het voorzien van morsbakjes; dat er drinknippels voorzien worden; Overwegende dat de inrichting gelegen is in het 'Dijlebekken' en afwatert naar de Bruelbeek; dat de percelen niet gelegen zijn in overstromingsgevoelig gebied; Overwegende dat het regenwater dat terechtkomt op de nieuwe varkensstal (1.895 m 2 ) en op de bestaande stal en de loods (samen m 2 ) opgevangen wordt in een regenwateropvang met een capaciteit van 150 m 3 ; dat de regenwateropvang een overloop heeft naar een gracht; dat de bijkomende verharde oppervlakte (circa 900 m 2 ) kan infiltreren naar omliggende velden;

10 10- AMV!33898!1001 Overwegende dat het hemelwater zal gebruikt worden als waswater voor de luchtwasser en voor het reinigen van stallen (281 m 3 ); Overwegende dat het reinigingswater van de stallen zal opgevangen worden in de mestkelders; dat de stallen eerst droog worden gereinigd; dat daarna gebruik wordt gemaakt van een hogedrukreiniger; Overwegende dat het water dat wordt gebruikt in de groentewaslijn, na bezinking opnieuw zal gebruikt worden als waswater voor de voorwas; dat op die manier 95 % van het water gerecycleerd wordt; dat de nawas gebeurt met grondwater; dat het water van de nawas ook wordt opgevangen in het bezinkingsbekken en herbruikt wordt in de voorwas; dat er steeds een verlies is van water door verdamping of door water die aan de groenten blijft hangen; dat er geen waswater wordt geloosd; Overwegende dat een uitbreiding wordt gevraagd van de bestaande waterwinning van m 3!j in de bestaande situatie tot m 3!j of 33,67 m 3 /d in de gewenste situatie; dat de waterwinning gebeurt uit het Zand van Brussel (HVOC-code: 0620) via een boorput met een diepte van 20 m; dat het gewonnen water gebruikt wordt als drinkwater voor de dieren (5.147 m 3 /j), voor de irrigatie van landbouwgewassen (7.000 m 3!j) en voor het wassen van groenten (142 m 3!j); dat het aangewezen is het maximale dagdebiet op te nemen in de vergunning; Overwegende dat de invloedstraal van de winning in de huidige toestand 111 m bedraagt en in de toekomstige toestand 124 m; dat in deze perimeter geen andere grondwaterwinningen vergund zijn; dat de invloedstraal niet reikt tot aan de natuurgebieden zodat er geen kans bestaat op verdroging; dat een deel van het gewonnen water voor irrigatie zal gebruikt worden (7.000 m 3!j); dat dit deel van het water over een periode van 6 tot 8 maanden zal gewonnen worden; dat wanneer alles zou gebruikt worden binnen de periode van 6 maanden een maximaal debiet van 53,5 m 3 /d gewonnen zou worden; dat rekening houdend met dit debiet een invloedstraal van 156 m bekomen wordt; dat deze perimeter voor een deel tot in het VEN-gebied komt maar niet tot in het erkend reservaat; dat deze zone volgens de biologische waarderingskaarten bestaat uit minder waardevolle elementen; dat dit een zeer conservatieve benadering is; dat de erkend MER-deskundige in de discipline fauna en flora in haar rapport stelt dat er in de werkelijke situatie geen risico is op verdroging;

11 11 - Overwegende dat een waterzuiveringsinstallatie aanwezig is voor de zuivering van het afvalwater; dat deze installatie wordt beheerd door Aquafin en jaarlijks op zijn goede werking wordt gecontroleerd; Overwegende dat overeenkomstig artikel 5, 6, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid het hemelwater zoveel mogelijk moet worden verdampt of nuttig aangewend of geïnfiltreerd, en dat het overtollige hemelwater en effluentwater gescheiden van het afvalwater en bij voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet moet worden afgevoerd; Overwegende dat gelet op bovenvermelde overwegingen en gelet op de aard van de aangevraagde activiteiten en mits naleving van de opgelegde voorwaarden er geen schadelijke effecten verwacht worden op het watersysteem; dat er bijgevolg voldaan wordt aan artikel 8 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, meer bepaald de watertoets; Overwegende dat in het bedrijf gewerkt wordt volgens het all-in/all-out systeem; dat de aan- en afvoer van de dieren geconcentreerd is; dat er voor de biggen circa 7 vrachten per jaar verwacht worden (3/cyclus); dat er voor de afvoer van varkens circa 22 vrachten per jaar verwacht worden (9/cyclus); dat er circa 36 transporten per jaar verwacht worden voor het ophalen van krengen (1 x per 10 dagen); dat er circa 36 voe-dertransporten per jaar verwacht worden (1 x per 10 dagen); Overwegende het aantal mesttransporten niet is opgegeven in de aanvraag; dat de hoeveelheid geproduceerde mest circa ton per jaar bedraagt; dat het aantal mesttransporten met een aalton van 25 ton bijgevolg kan geschat worden op gemiddeld 150 transporten per jaar; dat deze transporten ook geconcentreerd worden in de periode dat mest mag uitgereden worden; Overwegende dat geschat wordt dat jaarlijks circa 251 transporten het bedrijf zullen aandoen; dat dit gemiddeld 1 transport per werkdag betekent; dat een aantal van deze transporten gegroepeerd zal gebeuren; Overwegende dat de bestaande weg smal is; dat deze weg in huidige toestand reeds gebruikt wordt voor vrachtwagenvervoer naar het huidig bedrijf; dat deze weg een doodlopende weg is die alleen gebruikt wordt door de bewoners van een drietal woningen; dat er bijgevolg geen doorgaand verkeer is; dat de stijging in het aantal

12 12 - transporten niet van die aard is dat de mogelijke transporthinder niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt; Overwegende dat een landschapsplan werd toegevoegd aan het dossier dat is opgesteld door de dienst land- en tuinbouw van de provincie Vlaams-Brabant (ref. LB/12/bloeiend erf; dd 24 oktober 2012); dat de exploitant aan de oostkant een groenscherm voorziet zodat het geheel beter in het landschap geïntegreerd wordt; dat dit groenscherm zal bestaan uit een gemengde haag, die overgaat via een gemengde heg naar een houtkant; dat de aanleg van dit groenscherm moet opgelegd worden in de bijzondere voorwaarden; Overwegende dat artikel van titel II van VLAREM stelt dat tussen elke stal of opslag van dierlijke mest van een inrichting gelegen in agrarisch gebied enerzijds en elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter en ten opzichte van elk in het bosdecreet van 13 juni 1990 aangegeven bosreservaat anderzijds een minimumafstand moet gerespecteerd worden; dat deze minimumafstand afhankelijk is van het aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, en het aantal waarderingspunten van de inrichting; Overwegende dat er varkens zullen worden gehuisvest in de nieuwe stal; dat deze stal 150 waarderingspunten telt; dat er 349 varkens zullen worden gehuisvest in de bestaande stal; dat deze stal 50 waarderingspunten telt; dat het bedrijf in totaal 135 waarderingspunten telt en varkenseenheden; dat conform artikel van titel II van VLAREM een minimum afstand van 300 m ten opzichte van bovengenoemde gebieden moet worden gerespecteerd; Overwegende dat deze minimumafstand alleen geldt voor natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat zoals aangegeven op het gewestplan en dus niet voor alle natuurgebieden; dat bijgevolg voldaan wordt aan de afstandsregels opgenomen in artikel van titel 11 van VLAREM; Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de lijst van bijlage II bij de Richtlijn 2011/927/EU betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (zgn. MERrichtlijn), meer bepaald in de categorie 'intensieve veeteeltbedrijven' en 'onttrekken van grondwater"; dat de aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Omzendbrief LNE 2011/1-milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor

13 13 - bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011); Overwegende dat de aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage 111 bij voormelde MER-richtlijn; dat werd vastgesteld dat in het licht van de concrete kenmerken van het project, de concrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiële effecten er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht moeten worden, zoals blijkt uit voorgaande overwegingen; dat bijgevolg voor onderhavige aanvraag geen milieueffectenrapport moet worden opgemaakt; Overwegende dat de exploitant een vroegtijdige hernieuwing aanvraagt gezien de hoge investeringskost van de nieuwe ammoniakemissiearme stal, dat de uitbreiding als een belangrijke verandering wordt beschouwd; dat bijgevolg een vroegtijdige hernieuwing kan worden toegestaan conform artikel 18, 3, 2 1 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning; Overwegende dat de inrichting verenigbaar is met de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening; Overwegende dat de hinder voor mens en milieu en de risico's voor de externe veiligheid, veroorzaakt door de gevraagde inrichting, mits naleving van de milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de beroepen gedeeltelijk gegrond te verklaren en het bestreden besluit te wijzigen, BESLUIT: Artikel 1. De ontvankelijk bevonden beroepen van: Kurt Declerc, Weterbeekstraat 28A, 3360 Bierbeek; Kathia Stillaert, Weterbeekstraat 28A, 3360 Bierbeek;

14 14 - Greta Verbist, Weterbeekstraat 26, 3360 Bierbeek; Hugo Stillaert, Weterbeekstraat 26, 3360 Bierbeek; D'Hooghe - Van den Branden, Weterbeekstraat 24, 3360 Bierbeek, aangetekend tegen het besluit nr. D/PMVC/12E31/18589 van de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant van 8 november 2012 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 8 november 2032 aan Stijn Stillaert, Weterbeekstraat 28, 3360 Bierbeek, voor het verder exploiteren en veranderen van een varkenshouderij, gelegen op hetzelfde adres, op de kadastrale percelen: afdeling 1, sectie G, perceelnummers 153t, 153k en 153s, omvattende: 2 varkensstallen voor varkensplaatsen waarvan: 349 mestvarkens in een bestaande stal ( = vermindering met 158 varkens in bestaande stal); mestvarkens in een nieuwe stal (totaal: uitbreiding met varkens); het stallen van 14 voertuigen en/of aanhangwagens; de opslag van kg zwavelzuur; de opslag van liter mazout; een brandstofverdeelinstallatie met 1 verdeelslang; de opslag van 200 kg fylo-producten; de opslag van 50 ton kunstmest; de opslag van m 3 dierlijke mest (uitbreiding met m 3 ); inrichting voor het bewerken van groenten (7 kw); een freatische grondwaterwinning op een diepte van 20 m uit het Brusseliaan met een opgepompt debiet van m 3 /jaar (uitbreiding met m 3 ), worden gedeeltelijk gegrond verklaard. Art. 2. Het bestreden besluit wordt gewijzigd als volgt: 1 In artikel 1 van het bestreden besluit wordt in verband met de winning van het grondwater "met een opgepompt debiet van m 3 /j" vervangen door "met een maximaal opgepompt debiet van 33,67 m 3 /d en m 3 /jaar"; 2 aan artikel 4, 2.3, van het bestreden besluit wordt het volgende toegevoegd: "De chemische luchtwasser heeft daarnaast minimaal de volgende verwijderingsrendemententen: 30% voor geur en 40% voor stof."; 3 aan artikel 4, 2, van het bestreden besluit worden de volgende bijzondere voorwaarden toegevoegd: "art. 4, 2.7 Een groenscherm bestaande uit streekeigen beplanting wordt voorzien aan de oostelijke zijde van de nieuwe stal zoals voorzien op het landschapsplan.

15 15 - AMV133898/1001 art. 4, 2.8 De volgende geurreducerende maatregelen van het standaardpakket voor varkensstallen conform de omzendbrief LNE 2012/1: 'Milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen' worden toegepast: - A-V1: Optimaliseren van het ventilatiesysteem voor de nieuwe stal; - A-V2: Intensief en regelmatig reinigen van de stal bij all-in of alloutsystemen in de nieuwe en de bestaande stal; - A-V3: Voederen naar behoefte van de dieren in de nieuwe en de bestaande stal; - A-V5: Voederverliezen beperken en ze regelmatig verwijderen in de nieuwe en de bestaande stal; Conform omzendbrief LNE 2012/1 worden, indien vereist, standaardprocedures opgemaakt en uitgevoerd. Een logboek wordt bijgehouden waarin de acties in verband met maatregel A-V1 en A-V2 worden vermeld. Dit logboek ligt steeds ter inzage van de toezichthoudende overheid.". Art. 3. De overige bepalingen van het bestreden besluit worden bevestigd. Art. 4. Dit besluit wordt genoteerd in de rand van het notulenboek van de deputatie tegenover de notulering van het bestreden besluit. Brussel, De Vlaamse minister va Natuur en Leefmilieu, Joke SCHAU