31022/22/1/A/6. De deputatie van de Provincieraad,

Transcriptie

1 31022/22/1/A/6 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende definitieve beslissing over milieuvergunningsaanvraag van B.V.B.A. RUVA gelegen Scharestraat 28 te Ruddervoorde (Oostkamp). De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001, van 21 december 2001, van 18 december 2002, van 16 januari 2004, van 6 februari 2004, van 26 maart 2004, van 22 april 2005, van 19 mei 2006, van 22 december 2006, van 9 november 2007, van 7 december 2007, 21 december 2007, van 12 december 2008, van 27 maart 2009 en van 11 juni 2010; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluiten van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001, bij besluit van 5 oktober 2001 en bij besluit van 31 mei 2002, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, bij besluit van 9 januari 2004, bij besluit van 6 februari 2004 het besluit van 5 december 2003, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 14 juli 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 29 april 2005, bij besluit van 3 juni 2005, bij besluit van 15 september 2006, bij besluit van 22 september 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 11 januari 2008, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008, bij besluit 19 september 2008, bij besluit 12 december 2008 en bij besluit 30 april 2009, bij besluit van 13 februari 2009, bij besluit van 24 april 2009, bij besluit van 29 mei 2009, bij besluit van 18 september 2009, bij besluit van 20 november 2009 en bij besluit van 4 december 2009 en het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, bij besluit van 19 september 2003, bij besluit van 28 november 2003, bij besluit van 5 december 2003, bij besluit van 12 december 2003, bij besluit van 9 januari 2004, bij besluit van 6 februari 2004, bij besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008, bij besluit van 19 september 2008, bij besluit van 16 januari 2009, bij besluit van 13 februari 2009 en bij besluit van 20 februari 2009 en bij besluit 24 april 2009, bij besluit van 30 april 2009, bij besluit van 19 juni 2009, bij besluiten van 4 september 2009 en bij besluit van 20 november 2009; 1

2 Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 18/06/2009 van de deputatie waarbij een vergunning verleend wordt voor het verder exploiteren en veranderen tot een totale capaciteit van 7810 mestvarkens, 8233m³ mestopslag, 10000l petroleum en grondwaterwinning 60m³/d en m³/j in het ieperiaan zand voor een termijn tot 18/06/2029 voor 1440 mestvarkens in de 2 meeste NOgelegen stallen voor een termijn tot 18/12/2010 Melding klasse 3 lopende voor de petroleumtank van 1200 liter. Gelet op het evaluatieverslag van de Afdeling bevoegd voor Milieuhandhaving dd. evaluatieverslag 16/08/2010 van de afdeling milieu-inspectie. Op plaatsbezoek werd op 12/8/2010 het volgende vastgesteld: - Het dierenbestand is verdeeld over 16 stallen. In totaal zitten er op huidig ogenblik 8301 mestvarkens (vergund voor 9250 dieren), - De 2 vergunde petroleumhouders voor in totaal liter petroleum zijn conform Vlarem II ingekuipt, - In de loods staat een niet vergunde enkelwandige petroleumhouder van 1200 liter. De melding van kleine verandering werd op 8 juli 2010 per aangetekende zending aan het provinciehuis overgemaakt. Hiervan is bij mijn weten nog geen akte genomen. De inkuiping voor deze houder is al gebouwd. De houder zelf is nog niet verplaatst omdat deze nog halfvol is. Op het ogenblik dat de houder leeg is zal deze verplaatst worden in de inkuiping. - De 3 vergunde boorputten zijn niet conform Vlarem II uitgevoerd. De putkap is niet afgedicht, de putkelder bevat geen overdragend putdeksel, en de aanwezige peilbuis bevat geen dop. - Wat de grondwaterwinning betreft (vergund voor 17202m³/j) kan volgende informatie worden meegedeeld: Op 16 maart 2010 werd een tellerstand van 9204m³ opgetekend, Op 12 augustus 2010 werd een tellerstand van 18199m³ opgetekend, of een opgepompt debiet van 8995m³ in 153 kalenderdagen, of een op te pompen debiet van 21458m³ op jaarbasis of een teveel van 24% Gezien deze toestand, en het feit dat er omtrent deze vestiging geen klachten gekend zijn, wordt er voorgesteld de proefperiode te verlengen met 6 maanden Gelet op het Gunstig advies dd. 13/09/2010 van het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het gunstig op proef advies dd. 5/10/2010 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies dd. van het Agentschap Ruimte en Erfgoed; Gelet op het Gunstig op proef advies dd. 29/10/2010 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, in een agrarisch gebied van het gewestplan Brugge-Oostkust (d.d. 07/04/1977) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : "de agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van 2

3 een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden. Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat een vergunning op proef verleend werd voor een termijn van 18 maanden In de 2 meest noordoostelijke stallen zou verneveling als alternatief toegepast worden. Gezien deze techniek ongebracht kan worden onder technieken in ontwikkeling werd voorgesteld een proefperiode van 18 maanden te verlenen om het systeem te valideren. Er zijn proeven lopende met dit systeem in zowel natuurlijk geventileerde stallen als in mechanisch geventileerde mestvarkensstallen. In de mechanisch geventileerde stallen gebeuren de metingen in samenwerking met het onafhankelijk instituut ILVO. De bekomen resultaten zullen gebruikt worden om toelating te vragen voor opname in de lijst van stalsystemen met ammoniakemissiereductie. Deze opname in de desbetreffende lijst is momenteel nog niet gebeurd. Op de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie bezorgt de exploitant het rapport met betrekking tot ammoniakreductie via verneveling. Uit de metingen blijkt dat er reductie is van ammoniak maar dat er geen langdurige reductie vastgesteld wordt. Hier kan echter geen verklaring voor gevonden worden. Ook heeft het systeem enkele moeilijkheden - Verstoppingen van de sproeikoppen gebeurt frequent - De keuze alsook de afstand tussen de sproeikoppen is belangrijk - Er worden soms aanzienlijke veranderingen tussen de diverse compartimenten onderling vastgesteld. De verschillen tussen de verschillende dagen zijn te wijten aan de veranderende windrichting - Er is altijd een gradiënt in de stal aanwezig die gelegen is volgens de windrichting - Teneinde verder het systeem te kunnen valideren zijn metingen in mechanische geventileerde stallen aangewezen. De techniek heeft wel een sterke invloed op de fijn stof concentraties. Vooral de reductie van PM10 is frappant. Ook op gebied van geur is er een reductie vastgesteld van 40%, dit werd echter 1 keer uitgetest. Volgens de exploitant zit er potentieel in deze vernevelingstechniek maar dient er nog verder onderzoek uitgevoerd te worden. De vergunning werd op proef verleend voor 1440 mestvarkens gelegen in de 2 NO gelegen varkensstallen. In de proefvergunning werd het volgende vermeld: Het gaat niet op om nu zomaar stallen die jarenlang niet gebruikt (en milieutechnisch dus ook niet geëvalueerd) zijn, te beschouwen als bestaande stallen die zonder bijkomende grondige maatregelen opnieuw in gebruik kunnen genomen worden Door de exploitant werd een alternatief voorstel geformuleerd... Dit alternatief (vernevelingssysteem) zou toegepast worden op de 2 meest noordoostelijk gelegen stallen (stal 14 en 15). Het betreft 2 identieke stallen dewelke elk plaats bieden aan 720 mestvarkens. Twee overige leegstaande stallen (gesitueerd aan de ZW-zijde) worden volledig op punt gesteld zonder bijkomende AEA-maatregelen. 3

4 Een vijfde leegstaande stal betreft een oude stal en zal enkel nog dienen als berging en zal niet meer in gebruik genomen worden voor het stallen van dieren. De totale huisvesting betreft dus 9250 mestvarkens ipv de eerder aangevraagde 9540 mestvarkens. De vergunning voor het exploiteren van 7810 mestvarkens werd verleend en kan als vergunde situatie beschouwd worden. De twee bijkomende stallen mogen echter de normale draagkracht van de lokale omgeving niet overstijgen. Het is nu aan de exploitant om tijdens de verdere proefvergunning hiervoor een alternatief uit te werken. Er dient aan de hand van een geurstudie aangetoond te worden dat de inrichting nà de uitbreiding de normale draagkracht van de omgeving niet zal overstijgen. Indien nodig dienen er milderende maatregelen voorgesteld worden. Het is aan de exploitant om eventueel dergelijke maatregelen te kiezen en voor te stellen. De geurcontouren dienen bepaald te worden om na te gaan of de nieuwe situatie nog aanvaardbaar is. Overwegende dat het gunstig advies van het College van Burgemeester en Schepenen, luidende als volgt : gunstig advies voor een termijn tot 18/06/2029 niet kan in aanmerking worden genomen betreft de termijn en wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen; Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: Het bedrijf is er sinds jaar en dag. Er zijn wel enkele woningen, maar er zijn een paar bezwaren. Rapport van verneveling wordt nog bezorgd.de proef is in Oeselgem gebeurt. Er is reductie maar op lang termijn. Wij hebben hier geen enkele verklaring voor. De sproeikoppen zijn belangrijk. Verstopping gebeurt frequent. Ook de afstand tussen de sproeikoppen is belangrijk. Tussen de compartimenten zijn er ook verschillen. Er zit wel potentieel in het systeem. 90% stofreductie, dit kan zich wel herhalen. 42% geurreductie vastgesteld bij 1 meting. Wij gaan dit verder onderzoeken. Er zijn slechts19 bijhorende woningen binnen de 10oue/m³ contour. Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden en dit voor een bijkomende proeftermijn; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de proefvergunning te verlengen; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; 4

5 BESLUIT Artikel 1 1. Aan B.V.B.A. RUVA, gevestigd te Scharestraat Ruddervoorde wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit een vergunning verleend, voor een inrichting gelegen te Ruddervoorde (Oostkamp), Scharestraat 28, De vergunning te verlenen voor het verder exploiteren van 1440 mestvarkens in de 2 meest NOgelegen stallen voor 6 maanden op proef. Artikel 2 Voor de artikel 1 bedoelde vergunning gelden volgende voorwaarden opgelegd in het besluit 18/06/2009 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het verder exploiteren, uitbreiden en wijzigen van een varkenshouderij voor een termijn tot 18/06/2011, voor zover deze nog niet uitgevoerd zijn; Bijkomende bijzondere voorwaarde: De exploitant dient een geurstudie te laten uitvoeren door een erkend deskundige lucht teneinde te kunnen bepalen hoeveel woningen geurhinder ondervinden door de uitbreiding met 1440 mestvarkens en in welke mate. Daarin dient de geurimpact te worden vastgesteld en desgevallend kunnen maatregelen worden voorgesteld die een remediërende invloed hebben op de geuremissies van het bedrijf. De geurproductie van het individuele bedrijf dient weergegeven in oue/m3 in de huidige situatie en in de gewenste situatie. Ook de weergave van de volgende geurcontouren >1.5 oue/m3, oue/m3, 3-5 oue/m3, 5-10 oue/m3, > 10 oue/m3, > 20 oue/m3 en > 30 oue/m3 dient opgenomen en dient minstens te bestaan uit: 1 geurcontourenweergave op basis van de vergunde toestand zonder rekening te houden met omliggende bedrijven 1 geurcontourenweergave op basis van de vergunde toestand rekening houdend met omliggende bedrijven 1 geurcontourenweergave op basis van de nieuwe toestand zonder rekening te houden met omliggende bedrijven 1 geurcontourenweergave op basis van de nieuwe toestand rekening houdend met omliggende bedrijven. Binnen de geurcontouren > 10 oue/m³ dienen de woningen aangeduid. Ook de vreemde landbouwbedrijven (met lijst met adres en aanduiding van hun geurbijdrage in oue/m³), de nabij gelegen veeteeltbedrijven die de geurimpact gevoelig versterken en waarmede rekening wordt gehouden in de cumulatieve situatie, dienen aangeduid. In geval van bijkomende toepassing van remediërende maatregelen dienen de nieuwe geurcontouren ook bijkomend weergegeven. 5

6 Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006,, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008 en bij besluit van 19 september 2008, bij besluiten van 16 januari 2009, bij besluit van 13 februari 2009, bij besluit van 20 februari 2009, van 24 april 2009, bij besluit van 30 april 2009, bij besluit van 19 juni 2009, bij besluiten van 4 september 2009 en bij besluit van 20 november Artikel 3 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 4 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Waren aanwezig: de heer Paul Breyne, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Hilaire Ost, Provinciegriffier Brugge, 02/12/2010 De provinciegriffier Hilaire OST De provinciegouverneur-voorzitter Paul BREYNE 6

7 AANDACHT! De bouwvergunning, verleend op basis van de geldende wetgeving inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend of de melding niet is gebeurd. In geval van definitieve weigering van de aangevraagde milieuvergunning vervalt de bouwvergunning van rechtswege op de dag van de weigeringsbeslissing in laatste aanleg. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4 de + 6 de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden. 7