Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie;

Transcriptie

1 33011/344/1/A/3 Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, houdende definitieve beslissing over milieuvergunningsaanvraag van C.V.B.A. I.V.V.O. gelegen Bargiestraat te Ieper. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001 en van 21 december 2001; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluit van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001 en bij besluit van 5 oktober 2001; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001 en bij besluit van 13 juli 2001; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 16/03/2000 van de Bestendige Deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het - exploiteren van een een inrichting voor de vergisting van GFT-afval en organisch-biologisch bedrijfsafval voor een termijn van 20 jaar - lozen van BA en de compostering van organische bedrijfsafvalstoffen voor een termijn van 18 maanden op proef; Gelet op het besluit d.d. 23/08/2001 van de Bestendige Deputatie waarbij de proefvergunning voor het lozen van BA en de compostering van organische bedrijfsafvalstoffen wordt verlengd met een termijn van 6 maanden (tot 16/03/2002); Gelet op het evaluatieverslag d.d. 16/11/2001 van de afdeling Milieu-Inspectie waaruit blijkt dat de evolutie van de werken, vergisting van de installatie onvoldoende vorderen om een nieuwe evaluatie te schrijven; dat er twee tanks werden gebouw; dat er voor de rest enkel werfactiviteiten waar te nemen zijn die volgens de vertegenwoordiger van de aannemer nog meer dan een jaar zullen duren; dat het in deze omstandigheden nog steeds niet mogelijk is om een evaluatieverslag te schrijven; dat het wenselijk is om na te gaan in welke mate de in de vergunning opgelegde datums moeten worden aangepast aan de realiteit; dat er veel aandacht dient besteed te worden aan de eventuele gevolgen die het bedrijf kan veroorzaken op het vlak van geurhinder; dat er ook dient gewaakt te worden dat de eventuele geurhinder niet gemakshalve wordt toegeschreven aan een andere in de omgeving liggende bedrijven; Gelet op het gunstig advies dd. 11/01/2002 van het College van Burgemeester en Schepenen mits de opgelegde voorwaarden afdwingbaar gemaakt worden door het aanvullen van de bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 15/01/2002 van de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur; 1

2 Gelet op het stilzwijgend gunstig advies dd. van de afdeling ROHM van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het departement Leefmilieu en infrastruktuur; Gelet op het gunstig advies dd. 11/01/2002 van de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de administratie Gezondheidszorg van het departement van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur; Gelet op het advies dd. 13/12/2001 van de Vlaamse Milieumaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 11/01/2002 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 01/02/2002 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op de ligging van de inrichting in een reservegebied voor industriële uitbreiding van het gewestplan Ieper-Poperinge (d.d. 14/08/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 2. De industriegebieden : 2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. Gelet op de ligging van de inrichting in een BPA Ieperleekanaal d.d. 01/06/1994 in een zone voor industrie; Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering/verdere exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat een vergunning op proef verleend werd voor een termijn van 18 maanden, verlengd met 6 maanden; Overwegende dat het de bedoeling was dat de exploitant tijdens de proefperiode enkele studie en evaluaties zou uitvoeren die aan de vergunningverlenende overheid de mogelijkheid zou geven om, indien nodig, de opgelegde voorwaarden bij te sturen en zodoende de hinder en het risico voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau te beperken; Overwegende dat de veiligheidsstudie betreffende installaties die biogas bevatten bezorgd werd; dat uit deze studie blijkt dat het belangrijkste risico een vrijstelling is van een grote hoeveelheid biogas, gevolgd door een vertraagde ontsteking van de gevormde gaswolk waardoor een explosie ontstaat; dat het individueel risico 3, bedraagt en dus voldoet aan de streefwaarden wat betreft de gangbare veiligheidsnormering; dat ook het groepsrisico binnen de aanvaardbare grenzen valt rekening houdende met de weinige potentiële slachtoffers in de omringende bedrijven; dat de exploitatie van de composteringsinstallatie aanvaardbaar is; Overwegende dat de werken aan de composteringsinstallatie nog maar pas werden opgestart; dat een evaluatie van de opgelegde bijzondere voorwaarden inzake lozing van de bedrijfsafvalwater en de composteringsinstallatie onmogelijk is; dat de exploitant tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie verklaard heeft dat de installatie in het najaar van 2002 zal opgestart worden; dat een beperkte termijn van 5 jaar voorgesteld wordt (tot 16/03/2005) zodat een herevaluatie van de situatie mogelijk is; ; Overwegende dat het de bedoeling is dat een overlegcommissie gedurende drie jaar de werking van de installatie opvolgt; dat na deze 3 jaren de vergunning vervalt; dat exploitant dan een nieuw dossier kan indienen gestaafd door de verschillende onderzoeken en analyses; dat de vergunningverlenende overheid dan de definitieve voorwaarden kan vaststellen; 2

3 Overwegende dat de samenstelling van het bedrijfsafvalwater tot op heden niet gekend is; dat het bedrijfsafvalwater geloosd wordt op riool; dat in het oorspronkelijk besluit lozingsnormen werden opgelegd die de goede werking op de RWZI garanderen; dat deze lozingsnormen behouden worden; dat in het besluit van de Bestendige Deputatie een evaluatiestudie werd opgelegd; dat deze bijzondere voorwaarde aangevuld wordt; dat het aangewezen is dat 2 maanden na het 1 ste jaar in werking de lozingsgegevens aan de hand van een evaluatiestudie van het voorbije jaar opgestuurd worden naar de vergunningverlenende overheid teneinde de vergunningverlenende overheid inzicht te geven op de reële lozingssituatie en desgevallend de overheid de kans te geven om de vergunning op vlak van lozing te herevalueren; dat deze evaluatiestudie dient op basis van een 3- maandelijkse analyse door een erkend labo en het uitvoeren van continue debietmeting opgemaakt te worden; dat in deze studie bijzondere aandacht dient besteed te worden aan het debiet, samenstelling van het lozen afvalwater en het lozingspunt; Overwegende dat voor wat betreft de verwerking de organische bedrijfsafvalstoffen momenteel nog geen acceptatiecriteria zijn uitgewerkt; dat het mogelijk aan te voeren organisch bedrijfsafval niet duidelijk en onweerlegbaar is gespecificeerd; dat voor de goede werking van de vergistingsinstallatie, zeker in de dalmaanden, de aanvoer van OBA echter noodzakelijk is; dat daarom slechts die OBA mogen worden toegelaten die geen abnormale toename van de geurhinder zullen teweegbrengen of gezondheidsrisico s kunnen veroorzaken en waarvan kan gegarandeerd worden dat het eindproduct voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen; dat dit opgelegd wordt als bijkomende bijzondere voorwaarde; Overwegende dat het aangewezen is dat in het begin, de werking van de installatie gedurende 3 jaar opgevolgd wordt in een overlegcommissie: dat dit, gelet op het feit dat de installatie in het najaar 2002 opgestart wordt, de facto tot het eind van de vergunning is; Overwegende dat het gunstig advies van de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur luidende als volgt : gunstig voor de lozing van BA voor een termijn van 5 jaar; voor de verwerking van organische bedrijfsafvalstoffen voor een termijn van 20 jaar Niet kan in aanmerking genomen worden voor wat betreft de termijn voor verwerking van organische bedrijfsafvalstoffen En wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen; Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: we zijn bereid om telkens gegevens te bezorgen omtrent de lozingsgegevens van de voorbije jaren; zo zal de vergunningverlenende overheid een zich krijgen op de situatie; zo is er de mogelijkheid tot herevalueren van de vergunning mbt. de lozing; mbt. het naleven van de lozingsnormen is er nog onzekerheid want de installatie is nog niet opgestart; de vraag van het proefaspect zouden we willen ingewilligd zien, om een goede evaluatie te doen; het verwerken van organische en biologische afvalstoffen ligt wellicht moeilijk; er is al heel veel gedaan ondertussen conform het project vergisting Vlaanderen; er wordt geëvalueerd op vergistbaarheid; we hebben een eigen labo; er wordt gewerkt aan de acceptatieprocedure; we werken met diverse lijsten; met de A-producten zijn er geen problemen; B-producten worden verder onderzocht; C-producten mogen niet in de installatie; het eindproduct (compost) moet voldoen aan de normen; er is een samenwerkingsovereenkomst met de afdeling Milieuvergunningen; alles is ok zelfs met proefvergunning of tussentijdse evalutatie; we begrijpen dat het precair ligt; als overheidsbedrijf moeten we onze verantwoordelijkheid nemen; er is geen probleem om de lozing na 1 jaar te laten herbekijken; de opstart is voorzien in september en oktober 2002; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; 3

4 Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering/verdere exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden en dit alleszins tot 16/3/2005 onder de nodige voorwaarden; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Jan Durnez, gegeven in zitting van heden; Artikel 1 BESLUIT 1. De door de Bestendige Deputatie op 16/3/2000 verleende (en nadien verlengde) milieuvergunning op proef aan C.V.B.A. I.V.V.O wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit omgezet in een definitieve milieuvergunning van 5 jaar (tot 16/3/2005), om op de site gelegen te Ieper, Bargiestraat BA te lozen en organische bedrijfsafvalstoffen te composteren (het overige gedeelte van de inrichting is nog vergund tot 16/3/2020) 4

5 Artikel 2 Voor de artikel 1 bedoelde vergunning gelden volgende voorwaarden opgelegd in de besluiten 16/03/2000 en 23/08/2001 van de Bestendige Deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het exploiteren van een een inrichting voor de vergisting van GFT-afval en organisch-biologisch bedrijfsafval voor een termijn tot 16/03/2002, voor zover deze nog niet uitgevoerd zijn; Bijkomende bijzondere voorwaarde 1. Enkel die OBA worden toegelaten die geen abnormale toename van de geurhinder zullen teweegbrengen of gezondheidsrisico s doen ontstaan en waarvan kan gegarandeerd worden dat voldaan wordt aan de vereiste kwaliteitsnormen van het eindproduct. 2. Er wordt tegen gedurende de eerste 3 jaar na opstart van de verwerkingsinstallatie een overlegcommissie geïnstalleerd door de Bestendige Deputatie die aan volgende minimale criteria dient te beantwoorden : Inzake doelstelling : deze overlegcommissie heeft als minimale doelstelling de werking van de composteringsinstallatie te evalueren met hierbij bijzonder aandacht voor het soort afval die verwerkt wordt. - acceptatiecriteria van de afvalstoffen - oorsprong van de afvalstoffen - evaluatie van de opgelegde bijzondere voorwaarden De uitbating te begeleiden gedurende de eerste 3 jaar in werking zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de vergunningverlenende overheid en op te volgen. Die commissie kan ook de uit te voeren studies inhoudelijk beoordelen. Deze commissie kan of mag geenszins een vervangende toezichtstaak uitoefenen. Inzake samenstelling (waarover nog afzonderlijk rondschrijven vanwege het Provinciebestuur zal volgen): Max. 2 vertegenwoordigers van de gemeente Ieper Max. 2 vertegenwoordigers van de Bestendige Deputatie (resp. voorzitter en secretaris) Max. 2 vertegenwoordigers van de milieu- en natuurraad van de betrokken gemeente Max. 2 vertegenwoordigers van de exploitant 1 vertegenwoordiger van afdeling Milieu-inspectie, 1 van Gezondheidsinspectie, 1 van OVAM, 1 van afdeling Milieuvergunningen, 1 van de Vlaamse Milieumaatschappij. Inzake vergaderfrequentie : de overlegcommissie is ertoe gehouden de leden van de commissie minstens zesmaandelijks op te roepen voor overleg. Bijkomende vergaderingen kunnen doorgaan op vraag van minimaal 1/3 van de hoofdelijke vertegenwoordigers. Van elke vergadering ontvangen de leden een goedgekeurd verslag Inzake inzagerecht : minstens volgende documenten dienen deze commissie ter beschikking gesteld : de hierna vermelde uit te voeren studies en een werkplan dat aangepast is aan het bepaalde in artikel 1 3. De eerste bijzondere voorwaarde van het besluit van de Bestendige Deputatie d.d met uitzondering van de lozingsnormen wordt vervangen door volgende bijzondere voorwaarde. Als het 1 ste jaar na de opstart voorbij is beschikt de exploitant over 2 maanden om de lozingsgegevens aan de hand van een evaluatiestudie van het voorbije jaar te bezorgen aan de vergunningverlenende overheid, afdeling Milieuvergunningen en de Vlaamse Milieumaatschappij teneinde de vergunningverlenende overheid inzicht te geven in de reële lozingssituatie en desgevallend de overheid de kans te geven om de vergunning op vlak van lozing te herevalueren. De evaluatiestudie dient op basis van een 3-maandelijkse analyse door een erkend labo en het uitvoeren van continue debietsmeting opgemaakt te worden. In deze studie dient bijzondere aandacht te worden besteed aan het debiet, de samenstelling van het te lozen afvalwater en het lozingspunt Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 5

6 2000, bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001 en bij besluit van 13/7/2001. Artikel 3 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 4-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Brugge, de Waren aanwezig: de HH. Paul BREYNE, Gouverneur-voorzitter; de Heer Jan DURNEZ, de heer Patrick VAN GHELUWE, de heer Gabriël KINDT, de heer Dirk DE FAUW, de heer Gunter PERTRY, mevrouw Marleen TITECA-DECRAENE, leden; de Heer Hilaire OST, Provinciegriffier De provinciegriffier, De gouverneur-voorzitter, Hilaire Ost Paul Breyne 6

7 AANDACHT! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning vervalt de krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending of aanplakking bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van AMINAL (Afdeling Milieuvergunningen, Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden. 7