Agenda. Dinsdag 10 april en woensdag 11 april 2012, Aanvang uur

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Agenda. Dinsdag 10 april en woensdag 11 april 2012, Aanvang uur"

Transcriptie

1 Agenda Opiniërende bijeenkomst Dinsdag 10 april en woensdag 11 april 2012, Aanvang uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht DINSDAG 10 APRIL 2012, uur Voorzitter is de heer M. Visser 1. Opening Stukken Richttijden 2. Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Bij dit agendapunt vindt inventarisatie van spreker(s) plaats Vaststellen agenda agenda Onderwerpen Welzijn en Zorg 4. Basisonderwijshuisvesting Prickwaert De raadsleden wordt gevraagd: Kennis te nemen van de resultaten van het nader onderzoek naar de mogelijkheid van nieuwbouw van de Roald Dahlschool in de wijk Prickwaert, dat is uitgevoerd in vervolg op het raadsbesluit van 28 juni 2011 over vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool; In te stemmen met de voorgestelde gezamenlijke nieuwbouwoplossing op de locatie van de Anne de Vriesschool; Een eenmalige bijdrage aan de voorziening onderwijshuisvesting beschikbaar te stellen van ,- en deze bijdrage te dekken uit de algemene reserve; aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit

2 Een bouwkrediet van ,- beschikbaar te stellen voor de vervangende nieuwbouw van de 8 klassige Roald Dahlschool en de jaarlast te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; Voor de sloop van de Roald Dahl, inclusief het maken van een herinrichtingsplan voor die locatie en het aanpassen van het bestemmingsplan, eenmalig ,- beschikbaar te stellen, te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; In te stemmen met het uitvoeren van een nader onderzoek naar de realisatie van een natuurspeeltuin op de locatie van de Roald Dahlschool.; Ermee in te stemmen dat de netto huuropbrengsten van de bso-voorziening de komende 20 jaar ten goede komt aan de schoolbesturen van VCOS en OPOPS als tegemoetkoming voor de door hen geleverde eenmalige financiële bijdrage. (Verdeling op basis van de verhouding tussen de eenmalige bijdragen). 5. Onderwijsvisie Sliedrecht Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de onderwijsnota Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht In te stemmen met de in de visie genoemde gezamenlijke ambities van onderwijs, educatie en gemeente; 3. Aan het college opdracht te geven de acties van prioriteiten te voorzien met termijnen van uitwerking en dit afstemmen met de LEA. VERVOLG OPINIËRENDE BIJEENKOMST WOENSDAG 11 APRIL 2012, uur aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit nota visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht Voorzitter is de heer J.J. Huisman 6a. Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen over alle voor deze vergadering bestemde college-informatiebrieven (opgenomen bij ingekomen stukken) aan de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. 6b. Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen 7. Mondelinge vragen (rondvraag) De raadsleden zijn in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. 8. Besluitenlijst en actiepuntenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 13 maart 2012 besluitenlijst (incl.) actiepuntenlijst

3 De raadsleden wordt gevraagd de besluitenlijst en actiepuntenlijst vast te stellen. 9. Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. overzicht Onderwerpen Welzijn en Zorg 10. Lokaal gezondheidsbeleid regionale versie De raadsleden wordt gevraagd: Vaststellen van de nota Gezondheid gewoon dichtbij, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Holland Zuid , inclusief de keuze voor de thema's Gezond gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen Kennis nemen van de Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht Update 2011 Instemmen met de keuze van het lokale thema Gezonde omgeving voor het gezondheidsbeleid, en aan het college opdracht te geven het thema gezonde omgeving uitwerking te geven door de aanbevelingen van de GES van uitwerking te voorzien. aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit regionale nota gezondheidsbeleid Z-H Z gezondheidseffectscreening gemeente Sliedrecht Onderwerpen Ruimte en Groen 11. Voorstel wijziging Bouwverordening De raadsleden wordt gevraagd: In te stemmen met de veertiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992, zoals door de Vereniging Nederlandse gemeenten opgenomen in de wijzigingsvoorstellen behorende bij haar ledenbrief van 20 september 2011, Lbr. 11/059, kenmerk ECGR/U en de gemeentelijke bouwverordening dienovereenkomstig te herzien; Gelet op de tekstuele wijzigingen te besluiten tot het vaststellen van de Bouwverordening 2012, gelijk aan de Modelbouwverordening 1992 van de Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG) met bijlagen en toelichting en alle hierop daarna aangebrachte wijzigingen tot en met de veertiende serie wijzigingen en onder gelijktijdige intrekking van de bij raadsbesluit van 28 juni 2010 vastgestelde Bouwverordening 2010 ; Te bepalen dat de Bouwverordening 2012 in werking treedt op moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit bouwverordening (incl. toelichting) bijlagen VNG

4 12. Brief (met bijlagen) van 5 maart 2012 van de bewonerscommissie Staatsliedenbuurt over de Staatsliedenbuurt Bespreken op verzoek van de fractie van PRO Sliedrecht brief (met bijlagen) bewonerscommissie notitie PRO Sliedrecht Onderwerpen Burger en Bestuur 13. Vervanging technische installatie Bronbad De Lockhorst De raadsleden wordt gevraagd: In te stemmen met de noodzakelijke vervanging van de luchtbehandelingunits en WKK- installatie (Warmte Krachtkoppeling) door nieuwe, moderne, duurzame en energiebesparende installaties Een krediet beschikbaar stellen in 2012 voor zowel de luchtbehandelingunit recreatiebad als de WKKinstallatie ad ,-- (excl. btw) Het PVVO te actualiseren op basis van de voorgestelde investeringen in 2012, 2013, 2014 en 2015 van respectievelijk ,--, ,--, ,-- en ,-. De hogere kapitaallasten die voortvloeien uit de investering luchtbehandelingunit recreatiebad te dekken door de jaarlijkse storting in de Voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen met ingang van 2013 evenredig te verminderen. De hogere kapitaallasten van de investering in de WKK- installatie en de andere luchtbehandelingunits mee te nemen in de Kadernota 2013 via het geactualiseerde PVVO (Programma Vervanging en Verbetering Outillage). aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit Sluiting De voorzitter (voor 10 april 2012), De voorzitter (voor 11 april 2012), M. Visser J.J. Huisman De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering aan de griffie, griffie@sliedrecht.nl, zijn g d zodat de vergadering hiermee niet wordt belast. Vergaderstukken De (digitale) agenda en de voorstellen staan op De (papieren) agenda, de verslagen en de voorstellen liggen vanaf donderdag 5 april 2012 ter inzage in de publiekshal van het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11.

5 Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 21 maart 2012 Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. Fatale termijn nee Bijlagen 2 Ons kenmerk Zaaknr. B&W besluit 20 maart 2012 Portefeuillehouder J.P. Tanis Burger en Bestuur Onderwerp Basisonderwijshuisvesting Prickwaert Wat wordt gevraagd 1 Kennis nemen van de resultaten van het nader onderzoek naar de mogelijkheid van nieuwbouw van de Roald Dahlschool in de wijk Prickwaert, dat is uitgevoerd in vervolg op het raadsbesluit van 28 juni 2011 over vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool; 2 Instemmen met de voorgestelde gezamenlijke nieuwbouwoplossing op de locatie van de Anne de Vriesschool; 3 Een eenmalige bijdrage aan de voorziening onderwijshuisvesting beschikbaar stellen van ,- en deze bijdrage te dekken uit de algemene reserve; 4 Een bouwkrediet van ,- beschikbaar stellen voor de vervangende nieuwbouw van de 8 klassige Roald Dahlschool en de jaarlast te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 5 Voor de sloop van de Roald Dahl, inclusief het maken van een herinrichtingsplan voor die locatie en het aanpassen van het bestemmingsplan, eenmalig ,- beschikbaar stellen, te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 6 Instemmen met het uitvoeren van een nader onderzoek naar de realisatie van een natuurspeeltuin op de locatie van de Roald Dahlschool.; 7 Ermee instemmen dat de netto huuropbrengsten van de bsovoorziening de komende 20 jaar ten goede komt aan de schoolbesturen van VCOS en OPOPS als tegemoetkoming voor de door hen geleverde eenmalige financiële bijdrage. (Verdeling op basis van de verhouding tussen de eenmalige bijdragen). Kopieën aan: Archief

6 Bijgaande stukken Ambtelijk contactpersoon Concept Raadsvoorstel Concept Raadsbesluit C.T. van Dijk Tel.nr. (0184) Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

7 Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Sliedrecht, 21 maart 2012 Onderwerp: Basisonderwijshuisvesting Prickwaert Voorgesteld besluit: 1 Kennis nemen van de resultaten van het nader onderzoek naar de mogelijkheid van nieuwbouw van de Roald Dahlschool in de wijk Prickwaert, dat is uitgevoerd in vervolg op het raadsbesluit van 28 juni 2011 over vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool; 2 Instemmen met de voorgestelde gezamenlijke nieuwbouwoplossing op de locatie van de Anne de Vriesschool; 3 Een eenmalige bijdrage aan de voorziening onderwijshuisvesting beschikbaar stellen van ,- en deze bijdrage te dekken uit de algemene reserve; 4 Een bouwkrediet van ,- beschikbaar stellen voor de vervangende nieuwbouw van de 8 klassige Roald Dahlschool en de jaarlast te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 5 Voor de sloop van de Roald Dahl, inclusief het maken van een herinrichtingsplan voor die locatie en het aanpassen van het bestemmingsplan, eenmalig ,- beschikbaar stellen, te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 6 Instemmen met het uitvoeren van een nader onderzoek naar de realisatie van een natuurspeeltuin op de locatie van de Roald Dahlschool.; 7 Ermee instemmen dat de netto huuropbrengsten van de bso-voorziening de komende 20 jaar ten goede komt aan de schoolbesturen van VCOS en OPOPS als tegemoetkoming voor de door hen geleverde eenmalige financiële bijdrage. (Verdeling op basis van de verhouding tussen de eenmalige bijdragen). Overwegingen en alternatieven: Voorgeschiedenis Bij de behandeling van het raadsvoorstel voor vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool op de locatie Prickwaert, in de raadsvergadering van 28 juni 2011, is door de portefeuillehouder onderwijs de toezegging gedaan dat de 2 e helft van 2011 door de drie betrokken partijen (OPOPS, VCOS en gemeente) een nadere haalbaarheidsstudie uitgevoerd zou worden naar de mogelijkheden om binnen afzienbare tijd te komen tot nieuwbouw voor beide basisscholen in Prickwaert, waaronder dus ook de Roald Dahlschool. Strikt genomen is nieuwbouw van de Roald Dahlschool nu niet noodzakelijk, maar gezien de kansen die dat biedt vonden partijen het wenselijk de mogelijkheid daartoe te onderzoeken. In de vergadering van 28 juni 2011 is, mede in verband met de problematische huisvestingssituatie van de Anne de Vriesschool, door de raad reeds besloten om alvast in te stemmen met de vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool en daarvoor een bouwkrediet beschikbaar te stellen, ten laste van de voorziening onderwijshuisvesting. Het schoolbestuur draagt zelf ook eenmalig ,- bij om nieuwbouw mogelijk te maken. Ondertussen is de noodzaak om de huisvestingsproblematiek van de Anne de Vriesschool op te lossen nog meer toegenomen.

8 - 2 - Met betrekking tot de naastgelegen gymnastiekzaal t Crayenest is medio 2011 al geconcludeerd dat die nog goed voldoet en geen grote knelpunten vertoont. Er zijn geen redenen om deze conclusie te herzien: de gymzaal kan gehandhaafd blijven. Voorgestelde oplossing Uit het onderzoek is gebleken dat het ruimtelijk mogelijk is om de nieuwbouw voor beide scholen op de locatie van de huidige Anne de Vriesschool te realiseren. Er ontstaat dan een nieuw schoolgebouw met 12 lokalen PC-onderwijs, 8 lokalen openbaar onderwijs en een buitenschoolse opvang van 2 lokalen. Het gebouw moet flexibel indeelbaar en uitbreidbaar zijn in verband met toekomstige (brede school) ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld voorschoolse educatie. Verkeersontsluiting vindt plaats direct op de Deltalaan en er komt een nieuwe kiss-and-ride voorziening met parkeren voor beide scholen. De concrete invulling van de bso-voorziening zal in gezamenlijk overleg tussen de schoolbesturen worden bepaald. De gemeente stelt daarbij als eis dat de invulling voldoende flexibel is om fluctuaties tussen beide scholen, qua leerlingaantallen, op te kunnen vangen. De locatie van de Roald Dahlschool komt vrij door sloop. Deze locatie wordt niet opnieuw bebouwd maar aan het park toegevoegd. Er zijn ideeën om hier een natuurspeeltuin te realiseren. Een dergelijke tuin heeft een toegevoegde waarde voor zowel de scholen als de buurtbewoners. Het idee moet nog verder ingevuld worden, voordat hierover een definitief besluit kan worden genomen. De voorgestelde oplossing is financieel mogelijk door een eenmalige bijdrage van ,- van het schoolbestuur van OPOPS. Daarnaast moet ook de gemeente een eenmalige bijdrage aan de Voorziening Onderwijshuisvesting beschikbaar stellen van ,- Dit om ervoor te zorgen dat de komende jaren een verantwoord saldo van de voorziening onderwijshuisvesting ontstaat. Alternatieven Als alternatief voor de voorgestelde nieuwbouw op de Anne de Vrieslocatie, is onderzocht of het scholencomplex ook op de locatie Roald Dahlschool kan worden gerealiseerd. Dit is ruimtelijk mogelijk. Op de locatie Anne de Vries kan dan woningbouw plaatsvinden. De netto grondopbrengst daarvan wordt geraamd op circa ,- Indien voor deze tweede oplossing gekozen wordt, ontstaan de volgende risico s: 1 de geraamde grondopbrengst van de woningbouw wordt niet gerealiseerd of, bijvoorbeeld door vertraging van de bouw van Baanhoek West, pas later gerealiseerd dan geraamd (2016); 2 de huidige buurtbewoners verzetten zich tegen woningbouwverdichting. Bij toename van de hoeveelheid groen, zoals bij de voorgestelde oplossing gebeurt, zal dit naar verwachting niet het geval zijn Ook de raad heeft eerder al aangegeven te hechten aan een goede groenvoorziening in de wijk; 3 de locatie Roald Dahlschool ligt geheel binnen 300 meter van de A15. Daarom moet in het kader van het besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit een onderzoek worden uitgevoerd naar de geschiktheid van de locatie. Om die reden wordt dit alternatief afgeraden. Niet gelijktijdig voor beide scholen nieuwbouw plegen, maar met nieuwbouw voor OPOPS wachten tot de boekwaarde van het huidige schoolgebouw voldoende is afgenomen, heeft de volgende gevolgen: - de boekwaarde neemt slechts langzaam af. Per is de boekwaarde van het gebouw ,- en de jaarlijkse afschrijving bedraagt ,- Het duurt zelfs nog 28 jaar voordat de boekwaarde geheel op nul staat. De keus is over enkele jaren dus ook, een restant boekwaarde afboeken of wachten tot 2040; - als later begonnen wordt met de bouw van de Roald Dahlschool dan met Anne de Vries, ontstaan 2 opvolgende bouwstromen, waardoor er twee keer een bouwplaats moet worden ingericht en twee keer bouwoverlast is. De totale kosten vallen dan hoger uit; - de locatie Roald Dahl is na de bouw van een nieuwe Anne de Vriesschool moeilijker veilig te ontsluiten voor bouwverkeer; - in de huidige markt kan middels aanbesteding een gunstige aanneemsom worden gerealiseerd;

9 enkele algemene voorzieningen kunnen gezamenlijk worden ontwikkeld en gebruikt, wat kosten bespaart; - de kosten van onderhoud en energie dalen door de nieuwbouw. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Om de voorgestelde oplossing binnen de kaders van de voorziening onderwijshuisvesting te kunnen realiseren zijn (naast de budgetten die op 28 juni 2011 reeds door de gemeenteraad beschikbaar zijn gesteld voor de nieuwbouw van de Anne de Vriesschool en twee bso-ruimtes en naast de eenmalige bijdrage van ,- van VCOS en de afboeking van de huidige Anne de Vriesschool van ook ,-) nu nog de volgende aanpassingen van deze voorziening nodig: de kapitaallasten van het huidige gebouw en de grond van de Roald Dahl laten vervallen vanaf in verband met de sloop en het gebouw en herinrichting van de locatie als groenvoorziening; de boekwaarde van het gebouw Roald Dahl, ,- per , dient eenmalig te worden afgeboekt; de boekwaarde van de grond van Roald Dahl, zijnde ,- per , dient eenmalig te worden afgeboekt; de groot onderhoudreserveringen voor de Anne de Vriesschool en voor de Roald Dahlschool komen te vervallen in verband met de nieuwbouw; voor het slopen van de Roald Dahl dient eenmalig ,- beschikbaar te worden gesteld uit de voorziening; voor het maken van een plan voor de herinrichting van de Roald Dahllocatie als natuurspeeltuin dient ,- beschikbaar te worden gesteld uit de voorziening; voor het aanpassen van het bestemmingsplan dient eenmalig ,- beschikbaar te worden gesteld uit de voorziening; voor de vervangende nieuwbouw van de 8 klassige Roald Dahlschool dient een jaarlijkse kapitaallast van ,- te worden opgenomen. De huidige jaarlijkse kapitaalslast van ,- (2012) komt te vervallen; een eenmalige bijdrage van ,- van het schoolbestuur van OPOPS moet aan de voorziening worden toegevoegd; een eenmalige gemeentelijke bijdrage van ,- moet aan de voorziening worden toegevoegd. Deze bijdrage te dekken uit de algemene reserve; Eenmalige bijdragen Met VCOS is medio 2011 overeengekomen dat zij eenmalig ,- bijdragen om de boekwaarde van het huidige gebouw van de Anne de Vriesschool af te boeken, om zo vervangende nieuwbouw mogelijk te maken. Dit is conform het raadsbesluit van 28 juni Het schoolbestuur van OPOPS heeft op 15 maart 2012 het besluit genomen om een eenmalige bijdrage van ,- te verstrekken aan het afboeken van de boekwaarde van het huidige gebouw van de Roald Dahlschool, om vervangende nieuwbouw mogelijk te maken. Tevens dient een gemeentelijke bijdrage van ,- te worden gestort in de voorziening. Indien al deze eenmalige bijdragen aan de voorziening worden toegevoegd, ontstaat voor de komende jaren een verantwoord saldo van de voorziening onderwijshuisvesting. Resumé Het gezamenlijke bouwbudget voor de nieuwbouw bedraagt ,- Het gezamenlijke sloopbudget voor beide gebouwen bedraagt ,- Voor de verkeersontsluiting, inclusief parkeren is ,- beschikbaar. Totaal wordt er voor ,- aan eenmalige bijdragen in de voorziening gestort. Eenmalig wordt er ,- afgeboekt in verband met het slopen van beide gebouwen.

10 - 4 - Eenmalig wordt ,- afgeboekt in verband met het bestemmen van de grond onder de Roald Dahlschool als openbaar gebied. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De voorgestelde oplossing kan niet binnen het vigerende bestemmingsplan worden gerealiseerd. De locatie is uiteraard bestemd als maatschappelijke doeleinden, maar nieuwbouw zal in twee bouwlagen gebouwd moet worden. De nu geldende maximale bouwhoogte wordt daardoor overschreden. Ten aanzien van dit voorstel geldt het volgende risico: De locatie Anne de Vriesschool ligt deels binnen deze binnen 300 meter van de A15. Daarom moet in het kader van het besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit een onderzoek worden uitgevoerd. Het risico dat de conclusie van dit onderzoek negatief uitvalt is klein. In 2009 is, in het kader van de nieuwbouw van basisschool De Akker in Baanhoek West, een dergelijk onderzoek uitgevoerd naar een locatie op 165 meter afstand van de A15. Daaruit bleek dat er geen sprake was van overschrijding of dreigende overschrijding van de wettelijke grenswaarden. Tijdspad, monitoring en evaluatie In gezamenlijk overleg tussen de gemeente en beide schoolbesturen zal het formele bouwheerschap geregeld worden. De besturen van VCOS en van OPOPS zullen gezamenlijk een Programma van Eisen (PvE) opstellen voor de nieuwbouw van de brede school Prickwaert en vervolgens, op basis van dit PvE, een Voorlopig Ontwerp en een Definitief Ontwerp opstellen. Het Programma van Eisen en het Definitief Ontwerp worden de gemeente ter toetsing aangeboden. Externe communicatie: Met de omwonenden zal over het raadsbesluit worden gecommuniceerd. Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

11 Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ; b e s l u i t : 1 Kennis te nemen van de resultaten van het nader onderzoek naar de mogelijkheid van nieuwbouw van de Roald Dahlschool in de wijk Prickwaert, dat is uitgevoerd in vervolg op het raadsbesluit van 28 juni 2011 over vervangende nieuwbouw van de Anne de Vriesschool; 2 In te stemmen met de voorgestelde gezamenlijke nieuwbouwoplossing op de locatie van de Anne de Vriesschool; 3 Een eenmalige bijdrage aan de voorziening onderwijshuisvesting beschikbaar te stellen van ,- en deze bijdrage te dekken uit de algemene reserve; 4 Een bouwkrediet van ,- beschikbaar te stellen voor de vervangende nieuwbouw van de 8 klassige Roald Dahlschool en de jaarlast te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 5 Voor de sloop van de Roald Dahl, inclusief het maken van een herinrichtingsplan voor die locatie en het aanpassen van het bestemmingsplan, eenmalig ,- beschikbaar te stellen, te dekken uit de voorziening onderwijshuisvesting; 6 In te stemmen met het uitvoeren van een nader onderzoek naar de realisatie van een natuurspeeltuin op de locatie van de Roald Dahlschool.; 7 Ermee in te stemmen dat de netto huuropbrengsten van de bso-voorziening de komende 20 jaar ten goede komt aan de schoolbesturen van VCOS en OPOPS als tegemoetkoming voor de door hen geleverde eenmalige financiële bijdrage. (Verdeling op basis van de verhouding tussen de eenmalige bijdragen). Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier, De voorzitter, A. Overbeek A.G.M. van de Vondervoort

12 Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 20 maart 2012 Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. Fatale termijn nee Bijlagen 3 Ons kenmerk Zaaknr. B&W besluit 20 maart 2012 Portefeuillehouder J.P. Tanis Zorg en Welzijn Onderwerp Onderwijsvisie Sliedrecht, "Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht " Wat wordt gevraagd Kennis nemen van de onderwijsnota Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht ; In te stemmen met de in de visie genoemde gezamenlijke ambities van onderwijs, educatie en gemeente; Aan het college opdracht te geven de acties van prioriteiten te voorzien met termijnen van uitwerking en dit af te stemmen met de LEA. Toelichting De nota visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht is de eerste onderwijsvisie van de gemeente Sliedrecht. De nota beschrijft de wijze waarop de gemeente Sliedrecht haar ambities op het gebied van onderwijs de komende jaren wil realiseren en is een uitwerking van de in het coalitieakkoord opgenomen uitgangspunten voor het onderwijs in Sliedrecht. De nota is opgesteld in samenwerking met het onderwijsveld en relevante partners. De in het visiedocument genoemde ambities zijn vertaald naar concrete acties voor de komende vier jaar. Bijgaande stukken Nota visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht Raadsvoorstel en besluit Ambtelijk contactpersoon Dhr. E. Kanters Tel.nr. (0184) Kopieën aan: Archief

13 Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

14 Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Agendapunt: Sliedrecht, 2012 Onderwerp: Onderwijsvisie Sliedrecht, Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht Voorgesteld besluit: 1. Kennis te nemen van de onderwijsnota Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht ; 2. In te stemmen met de in de visie genoemde gezamenlijke ambities van onderwijs, educatie en gemeente; 3. Aan het college opdracht te geven de acties van prioriteiten te voorzien met termijnen van uitwerking en dit afstemmen met de LEA. Overwegingen en alternatieven: De nota visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht is de eerste onderwijsvisie van de gemeente Sliedrecht. De nota beschrijft de wijze waarop de gemeente Sliedrecht haar ambities op het gebied van onderwijs de komende jaren wil realiseren en is een uitwerking van de in het coalitieakkoord opgenomen uitgangspunten voor het onderwijs in Sliedrecht. De nota is opgesteld in samenwerking met het onderwijsveld en relevante partners. De in het visiedocument genoemde ambities zijn vertaald naar concrete acties voor de komende vier jaar. Gedurende het traject is er een interactieve bijeenkomst met de gemeenteraad en instellingen georganiseerd om de ambities en acties met de raad en klankerende instellingen te bespreken. De gemaakte op en aanmerkingen tijdens deze sessie zijn meegenomen in het einddocument. Vanwege de grote invloed van landelijke en regionale ontwikkelingen is de strategische onderwijsvisie, een dynamisch document. Aanleiding voor het opstellen van een visiedocument is de veranderende rol van de gemeente en het onderwijs in het lokale sociale beleid. De gemeente krijgt steeds meer verantwoordelijkheden als het gaat om jeugd (bv WMO, CJG, Wet op de Jeugdzorg). Het onderwijs is hierbij een belangrijke partner. Het is dan ook belangrijk om gezamenlijke ambities en doelen te benoemen. De visie speelt niet alleen in op de ontwikkelingen binnen het onderwijs, maar zoekt ook aansluiting bij de kansen en beperkingen op de arbeidsmarkt en de vraag vanuit de arbeidsmarkt: zorg, maritiem en techniek. De onderwijsvisie staat dus niet op zichzelf. Bij het opstellen van de visie is aansluiting gezocht met de economische visie en de sportnota. De scholen zijn verantwoordelijk voor goed onderwijs. De gemeente wil hierbij ondersteunen en een faciliterende en stimulerende rol spelen. Bij de geformuleerde ambities en acties in de onderwijs en educatievisie heeft de gemeente vooral een regierol. In de bijgevoegde managementsamenvatting treft u de ambities en acties aan. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders de in de nota genoemde acties zullen worden uitgevoerd binnen de in de begroting opgenomen financiële middelen ter uitvoering van de wettelijke taken

15 - 2 - Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Het document is opgesteld rekening houdend met de wettelijke kaders vanuit de diverse onderwijswetten zoals de WPO, WVO en WEC en landelijke ontwikkelingen op het gebied van o.m. Passend Onderwijs en Wet op de Jeugdzorg. Tijdspad, monitoring en evaluatie Het visiedocument beschrijft de ambities van de gemeente voor de periode vanaf De concrete acties hebben betrekking op de periode Ter bespreking in Opiniërende raadsbijeenkomst; Ter vaststelling door gemeenteraad Externe communicatie: Na vaststelling door de gemeenteraad zal het visiedocument beschikbaar worden gesteld aan het onderwijsveld en instellingen en zal een persbericht worden opgesteld. Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

16 Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ; b e s l u i t : 1. Kennis te nemen van de onderwijsnota Visie Onderwijs en Educatie Sliedrecht In te stemmen met de in de visie genoemde gezamenlijke ambities van onderwijs, educatie en gemeente; 3. Aan het college opdracht te geven de acties van prioriteiten te voorzien met termijnen van uitwerking en dit afstemmen met de LEA. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De secretaris, De voorzitter, A. Overbeek A.G.M. van de Vondervoort

17 Visie onderwijs en educatie Sliedrecht Sliedrecht, april 2012

18 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Voorwoord wethouder Hierbij bied ik u namens het gemeentebestuur de visie onderwijs en educatie Sliedrecht (verder kortweg onderwijsvisie) aan. Deze visie is samen met de Sliedrechtse scholen, de schoolbesturen en de gemeente tot stand gekomen. De visie is een uitwerking van de in het coalitieakkoord opgenomen uitgangspunten voor het onderwijs in Sliedrecht. Ieder kind heeft talent en Sliedrecht wil dat de Sliedrechtse jeugd dat talent zo goed mogelijk benut. Daarvoor moeten de gemeente Sliedrecht, de scholen én schoolbesturen en instellingen de juiste kaders en randvoorwaarden bieden. Wij willen allen dat onze jeugd kwalitatief goed onderwijs volgt, alle talent die zij bezit kan benutten en onderwijs volgt in haar eigen woonomgeving. Als wethouder onderwijs wil ik mijn waardering uitspreken voor de goede samenwerking tussen scholen, schoolbesturen en instellingen en vind ik het belangrijk dat hiervan sprake is, zowel nu als in de toekomst. De onderwijsvisie is van en voor het onderwijs en haar leerlingen. Samen met het onderwijsveld en het bedrijfsleven staat Sliedrecht voor een belangrijke opgave om een onderwijsvisie op te stellen die aansluit op de vraag wat voor onderwijsgemeente wij willen zijn en hoe we denken dat te gaan bereiken. Een visie die niet alleen inspeelt op de ontwikkelingen binnen het onderwijs, maar ook aansluiting zoekt bij de kansen en beperkingen op de arbeidsmarkt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de toenemende vergrijzing, de krimpende beroepsbevolking en het (toekomstig) tekort aan personeel in zorg, maritiem en techniek. De onderwijsvisie, zoals deze nu voor u ligt, staat dus niet op zichzelf. Regionale en landelijke afspraken en ontwikkelingen nopen de gemeente Sliedrecht haar eigen kijk op het onderwijs te geven. Wat voor alle partijen in ieder geval centraal staat is het behouden en versterken van het bestaande onderwijsaanbod. Wij hebben er voor gekozen om een dynamisch document op te stellen waar we samen met het onderwijsveld en andere belanghebbenden aan blijven werken. Onze focus ligt daarbij op een aantrekkelijke woonomgeving met daarbij een breed onderwijsaanbod met goed opgeleid personeel in gezonde en goed bereikbare scholen. Een onderwijsaanbod dat inspeelt op ontwikkelingen in de maatschappij, de vraag vanuit de arbeidsmarkt en dat inspeelt op sectoren waar Sliedrecht sterk in is: zorg, maritiem en techniek. Nu in heel Nederland de economische ontwikkeling achterblijft, is het juist van belang om een bredere onderwijsvisie neer te leggen en de koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt te maken. In Sliedrecht zie ik dat als kans om deze te versterken. Het talent van onze jeugd is het kapitaal van onze samenleving. Daar willen en moeten wij als gemeente in investeren. Want de jeugd is onze toekomst!! Wethouder Onderwijs Hans Tanis 1

19 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Onderwijs en educatievisie gemeente Sliedrecht Hoofdstukindeling Voorwoord wethouder Managementsamenvatting 3 1. Inleiding 9 2. Huidige situatie onderwijs Sliedrecht Onderwijshuisvesting Strategische/ onderwijs visie Inleiding Overleg onderwijs, gemeente, instellingen Lokale Educatieve Agenda Wet Oke VVE periode Kinderopvang en peuterspeelzalen Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE) Basisonderwijs wegwerken taalachterstanden Ouderbetrokkenheid Onderwijs en Zorg Brede School Passend Onderwijs Voortgezet onderwijs Maatschappelijke stages Volwasseneducatie Vavo Leerlingenvervoer Voortijdig schoolverlaten Veilige school Arbeidsmarktbeleid Onderwijs arbeidsmarktbeleid Arbeidsmarktbeleid en onderwijs Onderwijs, sport en bewegen Gezonde School Cultuur en kunstzinnige vorming 41 Afkortingenlijst 42 2

20 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Samenvatting Visie onderwijs en educatie Sliedrecht Inleiding De nota visie onderwijs en educatie Sliedrecht beschrijft de wijze waarop de gemeente Sliedrecht haar ambities op het gebied van onderwijs de komende jaren wil realiseren. De visie is een uitwerking van de in het coalitieakkoord opgenomen uitgangspunten voor het onderwijs in Sliedrecht. Deze visienota is interactief tot stand gekomen waarbij nauw is samengewerkt met de Sliedrechtse scholen en overige relevante partijen. Vanwege de grote invloed van landelijke en regionale ontwikkelingen is de strategische onderwijsvisie, een dynamisch document. Met dynamisch wordt bedoeld dat de geformuleerde ambities en actiepunten binnen de nota, daar waar wenselijk en/of noodzakelijk door voortschrijdend inzicht of nieuwe ontwikkelingen, kan worden aangepast of verwijderd. Daarnaast is het mogelijk dat er ambities en actiepunten worden toegevoegd. Op deze manier kan het onderwijsbeleid in de gemeente Sliedrecht adequaat inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn: passend onderwijs, transitie en transformatie van de jeugdzorg, IQ-maatregel, Vroegschoolse Educatie, Regionaal Meld- en coördinatiepunt, invoering Wet Werken naar Vermogen en Voortijdige Schoolverlaters. De visie van gemeente Sliedrecht De gemeente Sliedrecht benoemt in de hierboven bedoelde nota de visie als volgt: ieder kind moet zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen om optimaal te kunnen participeren in de maatschappij. Om dit te bereiken wil de gemeente Sliedrecht enerzijds het opleidingsniveau van de Sliedrechtse kinderen verhogen. Anderzijds is er juist meer behoefte aan beroepsgericht onderwijs. Bij het realiseren van de visie en ambities zal de gemeente Sliedrecht samenwerken met onder meer het onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, zorg- en welzijnsinstellingen. Randvoorwaarden realisatie visie Om de visie te realiseren wil de gemeente de juiste randvoorwaarden creëren. Hierbij neemt de gemeente Sliedrecht bij het ontwikkelen van dit onderwijsbeleid de regierol op zich, biedt adviezen waar nodig aan partijen, stimuleert én faciliteert daar waar wenselijk en nodig is. De desbetreffende nota visie onderwijs en educatie Sliedrecht biedt een kader waarbinnen de samenwerking tussen partijen goed is weergeven en de doelen (ambities en acties) staan beschreven. De ambities en actiepunten op een rij: Zoals vermeld, benoemt de hierboven bedoelde nota bij de meest relevante onderwijsthema s en ambities. Per ambitie zijn actiepunten geformuleerd. De actiepunten dienen in samenspel met het onderwijs en overige betrokkenen opgepakt te worden. Een belangrijk platform hiervoor is onder meer de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). In dit overleg bespreken gemeente en onderwijs de vooraf bepaalde agendapunten. Deze punten hebben betrekking op onderwijs in de meest brede zin van het woord. De in deze nota benoemde ambities en actiepunten zullen vaste agendapunten vormen in het LEA overleg. Hieronder wordt per thema de ambities en actiepunten weergegeven. Onderwijshuisvesting Ambitie: De gemeente Sliedrecht wil goede, veilige en gezonde schoolgebouwen binnen haar gemeente voor leerlingen en docenten Verdere ontwikkeling Brede school concept. Acties : De gemeente Sliedrecht wil in deze bestuursperiode een Integraal Huisvestingsplan opstellen waarin het huidige scholenbestand, de ruimtebehoefte van de scholen, alle huisvestingsplannen voor renovatie, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van de 3

21 visie onderwijs en educatie Sliedrecht schoolgebouwen binnen de gemeente Sliedrecht en het lokale beleid rond onderwijshuisvesting wordt opgenomen. Daarbij dienen ook de actuele ontwikkelingen als brede school en buitenschoolse opvang te worden betrokken. Consequenties Wet Oke bespreken met onderwijsveld binnen de Lokale Educatieve Agenda. opstellen uitwerkingsnota Brede Scholen Sliedrecht door het college. Lokale educatieve agenda Ambitie: De samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen en overige partners verder versterken om de integrale onderwijsbeleid verder vorm te geven. Acties : Wij stellen voor om in Sliedrecht naast het bestaande lokaal onderwijs overleg ook een strategisch overleg: de Lokale Educatieve Agenda met de schoolbesturen, peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties te voeren over de in categorie 2 genoemde onderwerpen. Dit overleg komt 4 x per jaar bijeen. De schoolbesturen, instellingen voor kinderopvang en peuterspeelzalen en de gemeente zijn verantwoordelijk voor het aandragen, voorbereiden en uitvoeren van de agendapunten. Afspraken worden meetbaar en afrekenbaar vastgelegd in de LEA. Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) Ambitie: Sliedrecht streeft naar een deelname van 90% van de doelgroeppeuters aan VVEprogramma s in peuterspeelzalen en/of kinderdagverblijven in Acties : Om dit te bereiken staan gemeente en partners de onderstaande aanpak in de komende jaren voor: actieve benadering ouders doelgroepkinderen via consultatiebureaus. versterken doorgaande lijn van VVS- naar (vroeg-) schools aanbod programmatisch samenwerken tussen peuterspeelzaal/ kinderopvang en primair onderwijs borgen van overdrachtprocedures tussen voor- en vroegschool stimuleren en uitbreiden van ouderbetrokkenheid Voor en Vroegschoolse educatie (VVE) Ambitie: Het percentage doelgroepkinderen dat deelneemt aan een VVE-programma en de resultaten die met het VVE-programma worden behaald moet in de komende jaren omhoog. De gemeente zal vanuit de regierol de samenwerking tussen relevantie partijen verder versterken. Acties : Om deelname aan en de resultaten van VVE te vergroten stellen wij voor dat de komende jaren ingezet wordt op: actiever benaderen ouders doelgroepkinderen via consultatiebureaus versterken doorgaande lijn van VVE naar (vroeg-) schools aanbod integraal programmatisch samenwerken tussen peuterspeelzaal, kinderopvang en primair onderwijs borgen van overdrachtprocedures tussen VVE en vroegschool door warme overdracht peuters van psz/kov naar basisschool intensievere samenwerking peuterspeelzalen/kinderdagverblijven en samenwerkende basisscholen invoeren integraal kindvolgsysteem ontwikkelen monitoring VVE stimuleren en uitbreiden van ouderbetrokkenheid VVE VVE-stuurgroep activeren deskundigheidsbevordering 4

22 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Basisonderwijs Ambitie: In nauwe samenwerking met schoolbesturen en ouders wil de gemeente Sliedrecht het algemene opleidingsniveau van haar inwoners omhoog brengen. Acties : Om deze ambitie te realiseren worden in de komende jaren de volgende acties uitgevoerd: Via het VVE-beleid wordt hierop vanaf de peuterleeftijd en de groepen 1 en 2 geïnvesteerd. Met de schoolbesturen worden afspraken gemaakt om tot een hogere cito-score/ verwijzing van de basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs te komen. met de schoolbesturen de dialoog starten over excellente leerlingen Met de schoolbesturen en VVE instellingen worden afspraken gemaakt over opbrengstgericht werken en de bijbehorende financiële middelen. Wegwerken Taalachterstand Ambitie: De Gemeente Sliedrecht heeft samen met de schoolbesturen de ambitie om de taalachterstand aantoonbaar te verminderen door het bevorderen en stimuleren van taalontwikkeling bij risicoleerlingen. Acties bestuursperiode : De gemeente Sliedrecht wil samen met de schoolbesturen deze bestuursperiode afstemmen welke andere mogelijkheden er binnen Sliedrecht zijn om: taalachterstanden weg te werken, leerprestaties te verhogen en talentontwikkeling te stimuleren via extra leertijd Ouderbetrokkenheid Ambitie: De gemeente Sliedrecht staat een actieve rol voor de ouders bij de scholen voor. Acties Om de actieve ouderrol te stimuleren zullen de scholen door de gemeente worden geïnformeerd over het aanbod taalcursussen, opvoedondersteuning, het CJG, brede school. De gemeente Sliedrecht zal met de schoolbesturen nagaan wat de scholen nodig hebben om de ouderbetrokkenheid op de scholen te vergroten. Scholen zullen aan ouders begrijpelijke en objectieve informatie geven over de leerprestaties en ontwikkeling van hun kinderen. Onderwijs en Zorg Ambitie: Ook voor zorgleerlingen moeten leerlijnen soepel doorlopen als zij van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs gaan, of van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs. Ook wordt gewerkt aan goede aansluiting tussen onderwijs- en (jeugd)zorginstellingen. Acties In het veranderingsproces van de komende jaren wil de gemeente Sliedrecht, waar mogelijk haar partners en zeker het onderwijs, betrekken bij het gezamenlijk ontwikkelen en realiseren van de gewenste ondersteuning vanuit het CJG aan het onderwijs, ook voor de time out/reboundvoorziening. verdere ontwikkeling van de zorgadviesteams. Brede school Ambitie: Met betrekking tot de Brede School is het om te beginnen de ambitie van de gemeente Sliedrecht om zoveel mogelijk peuterspeelzalen/kinderopvang te koppelen aan basisscholen. Acties : 5

23 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Het college stelt in deze bestuursperiode in samenspraak met het onderwijsveld een notitie op voor de uitwerking van een breed gedragen Brede Schoolconcept aan de hand van de onder Brede School genoemde punten. De gemeente Sliedrecht onderzoekt de mogelijkheden om in deze bestuursperiode een brede school te kunnen realiseren in de wijk Baanhoek-West. Passend Onderwijs Ambitie: De gemeente Sliedrecht heeft de ambitie om samen met schoolbesturen een sluitend systeem te ontwerpen voor de noodzakelijke aansluiting tussen de zorg in en zorg om de school. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor de jeugdzorg en het preventief jeugdbeleid; het onderwijs voor het Passend Onderwijs. Acties : De gemeente Sliedrecht zal in overleg met de schoolbesturen het thema Passend Onderwijs en de consequenties daarvan voor Sliedrecht bespreken via de Lokale Educatieve Agenda en in regioverband binnen De Drechtsteden. Voortgezet onderwijs Ambitie: De gemeente Sliedrecht wil dat het algemene opleidingsniveau van de Sliedrechtse leerlingen omhoog gaat. De gemeente wil daarbij het VMBO-onderwijs versterken en een betere aansluiting van het VMBO op het MBO. Acties : Om het percentage leerlingen dat naar VMBO-T, HAVO en VWO gaat te verhogen wil de gemeente Sliedrecht het opbrengstgericht werken bespreken met de schoolbesturen. De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs zal moeten verbeteren. Het imago van het beroepsonderwijs verbeteren. Gemeente heeft hierin een stimulerende rol. De 9-jarige opleiding Zorg en Techniek stimuleren i.s.m. VMBO het Griendencollege. Verbeteren aansluiting VMBO-MBO. leer- en praktijkstages Ambitie: Jongeren interesseren voor techniek, maritiem en zorg door inzet van beroepsgerichte stages in deze branches Acties : Verdere bekendheid van de maatschappelijke stage onder maatschappelijke instellingen, vrijwilligersorganisaties en verenigingen Verbreding van de vacatures (praktijkstages) naar sectoren techniek, maritiem of zorg In 2013 meten/evalueren van de bekendheid en tevredenheid over de wijze waarop in onze gemeente de maatschappelijke stages georganiseerd zijn. Leerlingenvervoer Ambitie: De gemeente Sliedrecht streeft een kwalitatief goed, veilig en efficiënt leerlingenvervoer na, voor zowel leerlingen als ouders. Maatwerk per leerling binnen de gestelde kaders is hierbij uitgangspunt. Acties : De gemeente wil het leerlingenvervoer verbeteren door gebruik te maken van de ervaringen met het kind en de deskundigheid die aanwezig is op de school van het kind contact met de ouders, scholen en vervoerder te onderhouden de afspraken over de communicatie met vervoerder, scholen en ouders vast te leggen. De consequenties van het invoeren van een Persoonsgebonden Budget (PGB) in het leerlingenvervoer onderzoeken. Hierbij dient nader onderzocht te worden hoe het PGB vorm en inhoud kan krijgen, welke (on)mogelijkheden er gelden en welke 6

24 visie onderwijs en educatie Sliedrecht organisatorische, financiële, juridische en bestuurlijke consequenties hieraan zijn verbonden. Voortijdig schoolverlaten Ambitie: Het percentage voortijdig schoolverlaters onder de 2 % houden. Acties: - in regionaal verband actief blijven inzetten op bestrijden voortijdig schoolverlaten - nagaan verdeling vsv scholen voortgezet onderwijs en MBO Veilige scholen Ambitie: De gemeente Sliedrecht streeft naar fysieke en sociaal veilige scholen voor zowel de leerlingen als docenten. Actie : - Sociale en fysieke veiligheid opnemen als bespreekpunt in het LEA. Arbeidsmarktbeleid en onderwijs Ambitie: De gemeente Sliedrecht wil een betere aansluiting tussen vraag en aanbod van de arbeidsmarkt en het onderwijsaanbod. De focus ligt daarbij op de sectoren maritiem, zorg en techniek. Actie : De gemeente Sliedrecht zal zich in de regio hard maken voor de behoefte aan onderwijs t.b.v. de zorgsector in samenwerking met de aanwezige zorginstellingen en het MBO en HBO. Stimuleren VMBO (het Griendencollege) en het ROC Da VinciCollege om ook een 9 jarige doorlopende leerlijn / opleiding in de sector zorg te realiseren, samen met een HBO instelling. Onderwijs Sport en Bewegen Ambitie: De gemeente Sliedrecht wil voldoende sport en bewegingsaanbod voor, op en na schooltijd zodat kinderen een gezonde, vitale en actieve basis meekrijgen wat bijdraagt aan zowel de fysieke als de mentale ontwikkeling. Acties : In Sliedrecht wil men de huidige aanpak op het gebied van bewegen en sporten intensiveren en gaan inzetten op drie verbeterpunten: projectsubsidies. Deze zijn tijdelijk van karakter. Met het stoppen van het projectgeld, verdwijnt ook het project. Succesvolle projecten moeten daarom geïmplementeerd en opgeschaald worden. meer aansluiting qua beleid tussen onderwijs, sport en bewegen en bij de doelstellingen van het onderwijs zelf. betere samenwerking tussen sectoren op alle niveaus. De Gezonde school Ambitie: De gemeente Sliedrecht streeft gezondheidsbevordering op scholen na ten behoeve van gezonde leerlingen in een gezonde schoolomgeving. Acties : Agenderen van de Gezonde School in het LEA en samen met de schoolbesturen een specifiek gezondheidsthema kiezen waarop gedurende een schooljaar zal worden ingezet. 7

25 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Cultuur en kunstzinnige vorming Ambitie: De gemeente Sliedrecht stimuleert cultuureducatie en -participatie via scholen. Met opmaak: Tekstkleur: Auto Acties : Voorgesteld wordt Cultuurparticipatie en -educatie te agenderen in het LEA en te stimuleren dat scholen deelnemen aan het programma cultuurparticipatie. 8

26 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Inleiding Dit is de eerste lokale onderwijsbeleidsnota van de gemeente Sliedrecht. Dit betekent dat wij in deze nota eerst op hoofdlijnen de huidige stand van zaken van het onderwijsveld in beeld brengen. Aan de hand van de resultaten daarvan en de ontwikkelingen en trends wordt de ambitie en visie met betrekking tot het lokale onderwijsbeleid geformuleerd. De behoefte om een onderwijsvisie op te stellen heeft vooral te maken met de veranderende rol van de gemeente en het onderwijs in het lokaal sociale beleid. De gemeente heeft en krijgt steeds meer verantwoordelijkheden als het gaat om de jeugd (WMO, CJG, Jeugdzorg, etc.). Het onderwijs is hierbij een belangrijke partner. Verder moet er de komende jaren in iedere gemeente bezuinigd worden; simpel gezegd er moet méér met minder geld. Vanuit de sturingsfilosofie van vertrouwen en verantwoordelijkheid, die het rijk hanteert maar ook lokaal van toepassing kan zijn, wordt vertrouwd op de kracht van de samenleving, van onze inwoners en maatschappelijke instanties, bv scholen, die uitvoering geven aan opvoedings- en ontwikkelingstaken voor de jeugd. De schoolbesturen zijn verantwoordelijkheid voor goed onderwijs op hun scholen. Als gemeente willen wij inzetten op samenwerking met partners in en rond het onderwijs, met als doel gezamenlijk de kwaliteit van het onderwijs verhogen en daarmee de talenten en ontwikkelingskansen van kinderen vergroten. 1.1 Achtergrond De gemeente Sliedrecht is strategisch gelegen aan de A15 en de Beneden Merwede als vaarverbinding, tussen de wereldhaven Rotterdam, de Randstad en het Europese achterland. Sliedrecht kent een veelzijdige werkgelegenheid: water- en scheepbouw, zorg, detailhandel en zakelijke dienstverlening. Het werkloosheidscijfer van Sliedrecht behoort tot de laagste van Nederland. Dit biedt vele kansen. Sliedrecht beschikt verder over een breed voorzieningenniveau. In combinatie met de ligging aan het nationaal park De Biesbosch, de Alblasserwaard en de aanwezigheid van de goede trein- en waterbusverbinding zijn alle basisvoorwaarden aanwezig voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat met een uitstekend onderwijsaanbod. De gemeente Sliedrecht telt zo n inwoners en maakt deel uit van de Drechtsteden, een regio met inwoners. Prognoses geven aan dat Sliedrecht qua inwonertal in de komende jaren licht zal dalen. Period e Prognosecijfers bevolkingsopbouw Sliedrecht en Drechtsteden, (Bron: CBS Statline) Slie- Slie- Slie- Slie- Drechts drecht totale bevolking drecht 0-19 jaar drecht 20 t/m 64 jaar drecht Jaar teden jaar Sliedrecht Drechtste den 80 jaar 80 jaar en ouder en ouder ,5% 60,9% 11,6% 11,6% 4,0% 4,0% ,3% 57,4% 13,7% 13,8% 4,6% 4,5% ,8% 56,7% 14,8% 15,1% 4,7% 4,8% ,5% 55,6% 15,7% 16,3% 5,2% 5,4% In de komende jaren zal het aantal ouderen toenemen tot ruim 20% van de totale bevolking. Het aantal jongeren zal in dezelfde periode dalen. De rol van de gemeente Sliedrecht op het gebied van onderwijs was in het verleden vooral gericht op onderwijshuisvesting. Maar de regierol van de gemeente met betrekking tot het beleidsveld onderwijs bestaat uit meer dan alleen schoolgebouwen. De rollen van het onderwijs en de gemeente zijn door allerlei ontwikkelingen in het lokale sociale beleid de laatste jaren veranderd. De gemeente heeft steeds meer verantwoordelijkheid gekregen als het gaat om samenhang in voorzieningen en beleid en de sociale infrastructuur rondom jeugd. 9

27 visie onderwijs en educatie Sliedrecht De gemeente ziet het onderwijsveld daarbij als een gelijkwaardige samenwerkingspartner en als een spilfunctie in de buurt/ maatschappij. Daarnaast is de rol van de gemeente en het onderwijs in de regio veranderd. Buiten schaalvergroting, schooluitval en voortijdig schoolverlaten worden steeds meer onderwerpen in regionaal verband gezamenlijk opgepakt. Er is in Sliedrecht de afgelopen jaren een brede basis gelegd voor goed onderwijs. Deze eerste onderwijsvisie bouwt voort op deze vanuit de praktijk ontstane basis. Daarom is het van belang om de huidige situatie met betrekking tot het onderwijs en flankerende velden (w.o. jeugd, sport, gezondheidszorg, veiligheid) in beeld te hebben voordat er een onderwijsvisie wordt opgesteld met ambities en prioriteiten. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie met betrekking tot het onderwijs in Sliedrecht in kaart gebracht. Hoofdstuk 3 gaat over de hoofdlijnen van de onderwijshuisvesting. De onderwijsvisie en de lokale educatieve agenda in de gemeente Sliedrecht worden in hoofdstuk 4 besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft het VVE deel en in hoofdstuk 6 wordt het basisonderwijs besproken. Hoofdstuk 7 betreft de visie op de brede school in Sliedrecht. De ontwikkelingen over het passend onderwijs worden in hoofdstuk 8 beschreven. Het voortgezet onderwijs en de volwasseneneducatie treft u aan in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat over het leerlingenvervoer. Voortijdig schoolverlaten en de veilige school komen in hoofdstuk 11 aan bod. Hoofdstuk 12 gaat in op het arbeidsmarktbeleid en hoofdstuk 13 gaat over onderwijs, sport en bewegen. We ronden af met hoofdstuk 14 waarin het gaat over de gezonde school. 10

28 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Huidige situatie onderwijs Sliedrecht Over het algemeen gaat het goed met het onderwijs en haar leerlingen in Sliedrecht. De resultaten van de onderwijsmonitor, de landelijke benchmark en de oordelen van de onderwijsinspectie laten dit zien. 80 % van de peuters in Sliedrecht gaat naar een vorm van kinderopvang of een peuterspeelzaal. Basisonderwijs Het reguliere basisonderwijs (bao) is bedoeld voor kinderen van 4 tot 13 jaar, oftewel groep 1 t/m 8. Het basisonderwijs kan gevolgd worden vanaf 4 jaar, echter pas vanaf de vijfde verjaardag is het kind leerplichtig. Sliedrecht heeft binnen haar gemeente: - 6 basisscholen (Roald Dahl is dislocatie van obs De Wilgen), - 1 speciale basisschool De Akker ( ) - 1 school voor speciaal onderwijs (ZML Bleijburgh, cluster3-school) en - 2 scholen voor voortgezet onderwijs (Griendencollege en Praktijkschool De Sprong). Met een gemiddelde van 281 leerlingen per vestiging zijn de Sliedrechtse basisscholen groter dan gemiddeld in Nederland (219 lln). Het gemiddelde opleidingsniveau in Sliedrecht is sinds 2003/2004 gelijk gebleven en ligt onder dat van de Drechtsteden en het landelijk gemiddelde. Prognose Het leerlingenaantal in Sliedrecht zal in de komende jaren nog enigszins stijgen, waarna een lichte daling wordt verwacht. De stijging van het leerlingenaantal hangt grotendeels samen met de geplande nieuwbouw in de wijk Baanhoek West. In deze wijk wordt in de komende jaren tot een totaal van zo n 950 woningen gebouwd. In de overzichten zijn de leerlingenaantallen (peildatum ) weergegeven onder Bron; pronexus april 2011 De stijging van het aantal leerlingen zal ook deels in het voortgezet onderwijs merkbaar zijn. Deels, omdat in Sliedrecht alleen het VMBO, als onderwijsaanbod beschikbaar is. Voor HAVO, VWO, MBO, HBO en universitair onderwijs moet onze jeugd naar een andere gemeente. VVE In Sliedrecht maakt 80 % van alle peuters gebruik van een peuterspeelzaal of kinderopvang. Het Rijk wil dat de VVE educatie op de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven wordt voortgezet als vroegschoolse educatie in groepen 1 en 2 van de basisschool om m.n. taalachterstanden weg te werken. 15% van de Sliedrechtse kinderen in het basisonderwijs wordt aangemerkt als achterstandsleerling. Dit ligt iets boven het landelijk gemiddelde (13%). 8% van de 2 en 3 jarigen (46 kinderen) volgt een VVE programma via de peuterspeelzalen. In de groepen 1 en 2 van de basisschool volgt 91% van de doelgroep vroegschoolse educatie. Feitelijk volgen alle leerlingen van de onderbouw van het basisonderwijs het aangeboden VVEprogramma. Speciaal basisonderwijs Op 1 september 2011 is in Sliedrecht de speciale basisschool De Akker gestart met 91 leerlingen, waarvan zo n 30 kinderen uit Sliedrecht zelf komen. Deze kinderen zaten op een 11

29 visie onderwijs en educatie Sliedrecht andere sbo-locatie in Barendrecht en kunnen nu in de eigen gemeente terecht. De overige kinderen uit Sliedrecht (60 leerlingen) die naar het speciaal basisonderwijs gaan, gaan naar sbo s buiten Sliedrecht. Speciaal onderwijs Voor kinderen met een beperking wordt er speciaal onderwijs aangeboden in de Drechtsteden (cluster 2, 3 en 4 scholen). Het speciaal onderwijs is in Nederland verdeeld in 4 clusters: Cluster 1: visuele beperking Cluster 2: auditief of communicatieve beperking Cluster 3: verstandelijke beperking Cluster 4: gedragsstoornis of psychiatrische problemen In totaal 72 kinderen uit Sliedrecht bezoeken het speciaal onderwijs. Van hen gaan de meesten, 32 leerlingen, naar de speciale school (ZML Bleijburgh, cluster 3) in Sliedrecht. Sliedrecht heeft een regiofunctie voor wat betreft het speciaal onderwijs. Er komen veel leerlingen van buiten Sliedrecht naar de scholen voor speciaal (voortgezet) onderwijs in Sliedrecht. Voortgezet onderwijs Sliedrecht kent 2 scholen voor voortgezet onderwijs: het Griendencollege (vmbo) en de Sprong (praktijkonderwijs). Twee op de tien jongeren uit Sliedrecht gaat in hun eigen gemeente naar het voortgezet onderwijs. De rest gaat vooral binnen de Drechtsteden naar school (44%); de meesten daarvan gaan naar Papendrecht (26%). Leerlingen uit Sliedrecht zitten, vergeleken met alle Nederlandse scholieren, vaker op het vmbo-bk en minder op het vmbo-t en vmbo-gl. Daarnaast komen veel kinderen van buiten Sliedrecht naar het speciaal onderwijs in Sliedrecht. Voortijdig schoolverlaten Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv) in het voortgezet onderwijs en het MBO heeft zowel landelijke als lokale prioriteit. Het ministerie van OCW heeft convenanten met betrekking tot voortijdig schoolverlaten met het voortgezet onderwijs en het MBO afgesloten. Alle leerlingen die zonder startkwalificatie 1 het onderwijs verlaten worden aangemerkt als vsv ers. Redenen waarom jongeren het onderwijs voortijd verlaten zijn onder meer: - Verkeerde keuze opleiding - Problemen op school - Persoonlijke problemen - De opleiding is te moeilijk - Financiële problemen - Snel geld verdienen/ geld lonkt Sliedrecht kende in schooljaar 2009/ nieuwe voortijdig schoolverlaters. Dit aantal ligt iets boven de doelstelling van maximaal 47 nieuwe vsv ers. Het merendeel van de vsv ers verlaat voortijdig het MBO. Het aandeel Sliedrechtse vsv-ers (2,8%) ligt iets lager dan dat van Nederland (2,9%) en onder dat van de Drechtsteden (4,0%). Voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (VAVO) Het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) biedt leerlingen de kans om een diploma te halen voor vmbo-t, havo of vwo als zij op het reguliere onderwijs zijn gezakt of een verkeerd profiel op het reguliere onderwijs hebben gekozen voor een vervolgopleiding. De meeste leerlingen vallen onder de Rutte-regeling 2 (70%); ongeveer twee op de tien leerlingen worden door de regio Zuid-Holland Zuid gefinancierd vanuit het Participatiebudget (WEB/ Educatie-middelen); één op de tien leerlingen betaalt de opleiding zelf. 1 Startkwalificatie: minimaal HAVO-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2. 2 De Rutte-regeling is een maatregel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vanaf tegen uitval van leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo). Leerlingen die zonder diploma het onderwijs dreigen te verlaten, krijgen op een andere school de kans alsnog een diploma of startkwalificatie te halen. 12

30 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Het totaal aantal vavo-leerlingen uit Sliedrecht bedroeg in leerlingen; in de schooljaren daarvoor lag dit aantal iets hoger. De landelijke trend laat echter een toename van het vavo zien. VAVO wordt gefinancierd vanuit Participatiebudget van drie sociale diensten in regio ZHZ en is een voorziening voor de gehele regio, gevestigd in Dordrecht op Leerpark. Het belang van VAVO voor het bestrijden van VSV, is groot! Middelbaar beroepsonderwijs De grootste MBO-opleiding in de Drechtsteden is het Da Vinci College (DVC) met ruim leerlingen; het Wellant College heeft zo n 600 leerlingen. Vanuit Sliedrecht bezoeken ruim 700 jongeren het MBO in de Drechtsteden of daarbuiten. Deze jongeren kiezen relatief vaak voor een beroepsbegeleidende leerweg-opleiding, waarbij men gemiddeld één dag in de week naar school gaat en de andere dagen werkt. De jongeren kiezen daarbij relatief vaak voor het domein techniek. Binnen de Drechtsteden wordt prioriteit gegeven aan de opleiding techniek en zorg en welzijn, omdat in deze sectoren in de toekomst tekorten op de arbeidsmarkt verwacht worden. De extra inspanningen vanuit de regio laten inmiddels een iets hogere deelname van leerlingen aan het domein techniek zien. Kinderen in Tel Via de media komen er regelmatig verontrustende berichten over onze jeugd. Aan de ene kant wordt gesteld dat de jeugd grenzeloos zou zijn, aan de andere kant wordt gesproken over de Einstein-generatie: jongeren zijn slimmer, sneller en socialer. Via Kinderen in Tel wordt jaarlijks gemonitord hoe het er nu werkelijk met de jeugd voor staat. Hiermee ontstaat een (kwantitatief) concreet en vergelijkend beeld van de leefsituatie van de jeugd via twaalf indicatoren in de gemeente(n). De algemene conclusie over de afgelopen jaren is dat er sprake is van een lichte verbetering van de leefsituatie van onze Sliedrechtse jeugd. Van de 431 gemeenten scoort Sliedrecht goed voor wat betreft de gezondheidszorg, zuigelingensterfte, jeugdwerkloosheid, kinderen die opgroeien in achterstandswijken. Relatief minder goed scoort Sliedrecht op het aantal kinderen dat met delict voor de rechter komt, aantal kinderen opgroeit in uitkeringsgezinnen, voortijdig schoolverlaten en tienermoeders. Sport en Bewegen De afgelopen jaren zijn veel initiatieven opgezet om jongeren meer te laten sporten en bewegen. Daarin is weliswaar vooruitgang geboekt, maar jongeren bewegen in zijn algemeenheid nog steeds onvoldoende. Landelijke cijfers geven aan dat 19% van de jongeren te weinig sport en 20% van de jongeren overgewicht heeft. Gemiddeld genomen haken jongeren vanaf 14 jaar af bij sportverenigingen. Lokale en regionale cijfers ontbreken echter. Regionaal wordt gepleit voor een handzaam en valide volgsysteem. 13

31 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Onderwijshuisvesting De gemeente is verantwoordelijk voor huisvesting van het basis- en voortgezet onderwijs en voor een evenwichtige spreiding van het onderwijs over de gemeente. Een Integraal huisvestingsplan (IHP) is een basisdocument voor de onderwijshuisvesting. Hierin kan de gemeente haar visie en integrale planning geven op de onderwijshuisvesting binnen de gemeente voor de komende vijf tot tien jaar vanuit de gemeentelijke zorgplicht en ter voorkoming van mogelijke knelpunten (ruimtegebrek/ overschot, wachtlijsten, onverwachte financiële uitgaven). Het IHP geeft de onderwijshuisvesting van het primair, voortgezet en speciaal onderwijs binnen de gemeente aan. Het college stelt vervolgens een meerjaren onderwijs huisvestingsprogramma (MOP) op en stelt jaarlijks een Programma vast. Dat Programma geeft inzicht in investeringsprojecten, grote of ingrijpende onderhoudswerkzaamheden e.d. die het daarop volgende jaar starten en uitgevoerd gaan worden en waarvan de kosten voor rekening van de gemeente komen. De gemeenteraad stelt daarvoor een onderwijshuisvestingsbudget beschikbaar en is verantwoordelijk voor het vaststellen van een verordening die de onderwijshuisvestingsmiddelen regelt. Leerlingen brengen veel tijd door in de schoolgebouwen. De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk dat de onderwijshuisvesting goed en veilig is voor leerlingen en docenten. Door het MOP is tijdig inzichtelijk welke onderhoudswerkzaamheden of investeringen gepleegd dienen te worden. Hierdoor blijven de schoolgebouwen in goede conditie. Het landelijke onderwijsbeleid heeft in relatie tot de onderwijshuisvesting niet stil gestaan. Met het aannemen van de motie Van Aartsen-Bos in augustus 2007, werden schoolbesturen verplicht om Buitenschoolse Opvang te regelen als ouders daarom vragen. Dit betekent dat bij het herijken van het Integraal Huisvestingsplan, de kinderopvang een steeds belangrijkere rol krijgt. Er zijn in Sliedrecht al een aantal scholen waar peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang en/of kinderopvang in of bij het schoolgebouw zijn gerealiseerd. Eind 2010 is de wet Onderwijs, kansen door kwaliteit en educatie (OKE) van kracht geworden. Deze wet is van invloed op zowel kinderopvang, peuterspeelzalen als het primair onderwijs. Met name de integratie van peuterspeelzalen en kinderopvang in het onderwijs zal mogelijk ruimtelijke consequenties kunnen hebben. Dit onderwerp zal op de agenda van de Lokale Educatieve Agenda geplaatst worden. Vanuit het Rijk zijn op het gebied van onderwijshuisvesting en gezondheidszorg stappen ondernomen om het binnenklimaat in schoolgebouwen te verbeteren. Via de regeling verbetering binnenklimaat konden schoolbesturen plannen indienen om het binnenklimaat binnen hun schoolgebouwen te verbeteren en deze plannen samen met de gemeente bij het Rijk ingediend. Sliedrecht heeft van het Rijk financiële middelen ontvangen om de situatie per school te verbeteren. Deze maatregelen zijn inmiddels bij de betreffende scholen uitgevoerd. De laatste jaren wordt steeds meer aandacht geschonken aan Brede Scholen. Sliedrecht heeft de ambitie om Brede Scholen binnen de gemeente te ontwikkelen, maar tot een inhoudelijke visie op deze brede scholen en eventuele keuzes daarvoor met betrekking tot de onderwijshuisvesting, is het tot nu toe nog niet gekomen. In dit visiedocument gaan wij in hoofdstuk 7 op hoofdlijnen van de brede school in. Uit de leerlingenprognoses 2010 blijkt dat het aantal leerlingen in Sliedrecht op termijn gaat dalen. Deze daling blijkt ook uit de ruimtebehoefte van het onderwijs. Dat biedt ook kansen. Het biedt mogelijkheden om vanuit de Brede School gedachte, andere partijen dan scholen gebruik te laten maken van leegstaande lokalen/ m2 in het schoolgebouw of schoolgebouwen daarop aan te passen. Dit element dient te worden meegenomen in een op te stellen uitwerkingsnotitie brede scholen Sliedrecht door het college. Ambitie: De gemeente Sliedrecht wil goede, veilige en gezonde schoolgebouwen 14

32 visie onderwijs en educatie Sliedrecht binnen haar gemeente voor leerlingen én docenten. Daarnaast heeft de gemeente Sliedrecht de ambitie de Brede Schoolontwikkeling verder te ontwikkelen. Acties : - De gemeente Sliedrecht wil in deze bestuursperiode een Integraal Huisvestingsplan opstellen waarin het huidige scholenbestand, de ruimtebehoefte van de scholen, alle huisvestingsplannen voor renovatie, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van de schoolgebouwen binnen de gemeente Sliedrecht en het lokale beleid rond onderwijshuisvesting worden opgenomen. Daarbij dienen ook de actuele ontwikkelingen als brede school en buitenschoolse opvang te worden betrokken. - Consequenties Wet Oke bespreken met onderwijsveld binnen de Lokale Educatieve Agenda - opstellen uitwerkingsnotitie Brede Scholen Sliedrecht door het college 15

33 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Strategische/ onderwijs visie 4.1 Inleiding Er is in Sliedrecht de afgelopen jaren een brede basis gelegd voor goed onderwijs. Uit de uitgevoerde stand van zaken blijkt dat het op zich goed gaat met het onderwijs en de jeugd in Sliedrecht. Maar, naar aanleiding van de uitkomsten van de onderwijsmonitor 2010, zijn er ook een aantal aandachtspunten te noemen: - 8 % van alle peuters van 2 en 3 jaar volgt een VVE programma via de peuterspeelzalen en kinderopvang; - De verwijzing naar het voortgezet onderwijs. Het is opmerkelijk dat een hoog percentage kinderen uit Sliedrecht het vmbo-bk volgt - Het gemiddelde opleidingsniveau in Sliedrecht; - Blijvende aandacht op het terrein van schooluitval in het beroepsonderwijs; - De verwachting van een tekort aan beroepskrachten in bepaalde sectoren (techniek, verzorging). Bij het realiseren van onze visie worden deze aandachtspunten meegenomen. De visie van de gemeente Sliedrecht luidt: Ieder kind moet zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen om optimaal te kunnen participeren in de maatschappij. Om deze visie te bereiken wil de gemeente Sliedrecht enerzijds het opleidingsniveau van de Sliedrechtse kinderen verhogen. Anderzijds is er juist meer behoeft aan beroepsgericht onderwijs. Bij het realiseren van deze visie en ambities zal de gemeente Sliedrecht samenwerken met onder meer het onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, welzijn- en zorginstellingen. Om deze ambitie te realiseren wil de gemeente ook de juiste randvoorwaarden creëren. Een belangrijk kader hiervoor vormt deze strategische onderwijsvisie. Het biedt ons een kader voor het verder ontwikkelen van beleid, het stevig oppakken van de regierol hierop, het adviseren, stimuleren en faciliteren van onze partners bij het uitvoeren van taken op het gebied van onderwijs. De gemeente Sliedrecht hanteert bij het realiseren van haar onderwijsambities zoals verwoord in deze nota de volgende uitgangspunten: - Achterstanden van kinderen zo vroeg mogelijk tegengaan - Versterken van de ononderbroken (doorlopende) ontwikkelingslijn - Optimale samenwerking en afstemming tussen verschillende disciplines onderwijs, zorg, jeugd, gezondheidszorg, sport - Voldoende kwalitatief aanbod van voor- en vroegschoolse voorzieningen. Deze dienen financieel toegankelijk te zijn voor ouders - Versterken brede schoolontwikkeling - Tegengaan schooluitval - Betere aansluiting onderwijs arbeidsmarkt (aanhaken op regionaal programma O-A dat is vastgesteld met Drechtsteden), ook voor leerlingen VSO en de praktijkschool - Alle onderwijsniveaus versterken. De toerusting daarop moet verbeterd worden. De ambitie van de gemeente Sliedrecht met betrekking tot het onderwijs en de VVE periode is dat ieder kind zich zo goed mogelijk moet kunnen ontwikkelen op zijn/ haar niveau om optimaal te kunnen participeren in de maatschappij. 16

34 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Overleg onderwijs, gemeente en instellingen. In de afgelopen jaren heeft de gemeente door de decentralisatie van de onderwijshuisvesting en het lokaal onderwijsachterstandenbeleid meer taken en bevoegdheden gekregen. Daarnaast is de autonomie van de schoolbesturen vergroot door het verminderen van regels en de wijze van toezicht en verantwoording. Ook de rol van de gemeente op het gebied van (integraal) jeugdbeleid, gezondheidszorg en (toekomstige taak in) de jeugdzorg is in de afgelopen jaren steeds zwaarder geworden, door onder meer de invoering van WPG, WMO, Wajong, CJG en de nieuwe wet op de Jeugdzorg en de transitie daarvan. Het onderwijs speelt hier een belangrijke rol in. Gemeente en schoolbesturen komen elkaar dan ook op meerdere terreinen tegen. Ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Die veranderende rollen zijn van belang voor de verhouding gemeente schoolbestuur. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid bij het creëren van randvoorwaarden op het terrein van de onderwijshuisvesting, het onderwijsachterstandenbeleid, leerplicht, schooluitval en de samenwerking tussen het onderwijs en instellingen. De scholen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de zorg van het onderwijs Lokale Educatieve Agenda De Lokale Educatieve Agenda is in 2006 als instrument geïntroduceerd om het lokaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in meer gelijkwaardige verhoudingen tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid. De Lokale Educatieve Agenda betekent een verbreding ten opzichte van het Educatieve Beraad en komt hiervoor in de plaats. Vanaf 1 augustus 2010 is de voormalige wet Onderwijsachterstandenbeleid overgegaan in de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE). De bedoeling van de Lokale Educatieve Agenda is dat de gemeente samen met de betrokken partners (in ieder geval schoolbesturen, kinderopvanginstellingen en peuterspeelzaalorganisaties) een lijst van onderwerpen bespreekt die op deze agenda gezet gaat worden en waarbij afspraken worden gemaakt over de uitvoering en verantwoording van deze thema's. Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Eindverantwoordelijke Scholen In overleg tussen partners Gemeenten Uitvoering Scholen Gemeenten en scholen Gemeenten Beleidsthema's - Onderwijsprestaties - Taalbeleid - Ouderbetrokkenheid - Informatievoorziening aan ouders en leerlingen - Doorstroom PO VO - Wachtlijsten overgang PO en VO - Wachtlijsten speciaal onderwijs - Toegankelijkheid - Spreiding zorgleerlingen - Passend onderwijs - Brede school - Voor- en vroegschoolse educatie (zie wet OKE) - Peuterspeelzaalwerk - Kinderopvang - Opvang jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen - Vroegsignalering - Zorg in en om de school - Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt - Voortijdig schoolverlaten - Spreiding achterstandsleerlingen, als overlegpunt - Onderwijsachterstanden, als overlegpunt - Schoolmaatschappelijk werk - Afgestemd aanbod van verschillende scholen en - Leerplicht / schoolverzuim - RMC - Schakelklassen - Leerlingen-vervoer - Huisvesting - Veiligheid rond de school - Brede school - Spreiding jeugdvoorzieningen - Preventief lokaal jeugdbeleid, 5 functies, w.o. CJG/ JGZ 17

35 visie onderwijs en educatie Sliedrecht schoolsoorten - Reboundvoorzieningen - Veiligheid in de school - Brede school De 2-de kolom is de romp van de Lokale Educatieve Agenda. Dit zijn de thema's waarover gemeenten en lokale partners het in ieder geval eens dienen te worden. Deze romp kan worden aangevuld met thema's uit categorie 1 en 3 die door de gemeente of lokale partners worden aangedragen. Voor Sliedrecht is daaraan Brede School als gezamenlijk thema toegevoegd. Ambitie De samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen en overige partners verder versterken om de integrale onderwijsbeleid verder vorm te geven. Acties : - Wij stellen voor om in Sliedrecht naast het bestaande lokaal onderwijs overleg ook een strategisch overleg: de Lokale Educatieve Agenda met de schoolbesturen, peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties te voeren over de in kolom 2 genoemde onderwerpen. - Dit overleg komt 4 x per jaar bijeen (vervangt niet het operationele BOS overleg; dat blijft en wordt/ blijft een noodzakelijk overleg). - De schoolbesturen, instellingen voor kinderopvang en peuterspeelzalen en de gemeente zijn verantwoordelijk voor het aandragen, voorbereiden en uitvoeren van de agendapunten. - Afspraken worden meetbaar en afrekenbaar vastgelegd in de LEA Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) In de wet OKE worden gemeenten, schoolbesturen, kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen verplicht om minimaal één keer per jaar gezamenlijk overleg te voeren. Een geschikte overlegvorm hiervoor is bijvoorbeeld de LEA. Artikel 167 en 167a van WPO vormen hiervoor de wettelijk basis. De Wet Oke geeft enkele nieuwe spelregels voor het jaarlijks bestuurlijk overleg. Er moet over een aantal onderwerpen afspraken worden gemaakt, te weten: - De deelname aan Vees educatie - De resultaten van de vroegschoolse activiteiten - De doorstroom naar het basisonderwijs. Verwacht wordt dat door de uitwerking van de wet in 2011, de kwaliteit van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen gewaarborgd is en dat zij d.m.v. een gespreid aanbod, een stimulerende omgeving bieden waar kinderen zich ten volle kunnen ontplooien. Ambitie Sliedrecht streeft naar een deelname van 90 % van de doelgroeppeuters aan VVE programma s in peuterspeelzalen en/of kinderdagverblijven in Acties : Om dit te bereiken staan gemeente en partners de onderstaande aanpak in de komende jaren voor: - Actieve benadering ouders doelgroepkinderen via consultatiebureaus - Versterken doorgaande lijn van VVE naar (vroeg-) schools aanbod - Programmatisch samenwerken tussen peuterspeelzaal/ kinderopvang en primair onderwijs - Borgen van overdrachtprocedures tussen voor- en fröbelschool - Stimuleren en uitbreiden van ouderbetrokkenheid. 18

36 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Voorschoolse periode 5.1 Kinderopvang en peuterspeelzalen In Sliedrecht maakt 80 % van de peuters gebruik van of een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Dat is een hoog percentage, vergeleken met andere gemeenten in de regio Drechtsteden en landelijke cijfers. Via peuterspeelzalen en kinderdagverblijven wil de gemeente peuters goed voorbereiden op de basisschool, zodat zij beter omgaan met de overstap naar de basisschool. Vanaf 2007 zijn scholen naar aanleiding van de motie Van Aartsen/Bos, als ouders daarom vragen, verplicht ouders voor-, tussen- en naschoolse opvang te bieden. De scholen in Sliedrecht voldoen hieraan en bieden via het makelaarsmodel voor-, tussen- en naschoolse opvang via een professionele partij (kinderopvang/ gastouderbureau). In het raadsprogramma staat aangegeven dat bij het ontwikkelen en realiseren van brede scholen zo mogelijk rekening gehouden zal worden met het koppelen van een peuterspeelzaal aan een brede school. Op dit moment bestaat er een wachtlijst voor de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Sliedrecht. Bij de ontwikkeling van de Brede School in Baanhoek-West wordt rekening gehouden met uitbreiding van kinderopvang, buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal bij de basisschool. Ambitie Bij het ontwikkelen en realiseren van brede scholen zal rekening worden gehouden met het koppelen van een peuterspeelzaal en/of kinderopvang aan een brede school. 5.2 Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Het VVE-beleid is bedoeld om taal-/ of ontwikkelingsachterstanden bij kinderen van 2 tot 6 jaar weg te werken. Want een eenmaal opgelopen achterstand in groep 3 van de basisschool, valt bijna niet meer weg te werken. Het is dan ook zaak om taal-/ en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen zo vroeg mogelijk te signaleren en actie te ondernemen door deze kinderen aan een VVE-programma te laten deelnemen. Voor- en vroegschoolse educatie houdt in dat kinderen van 2 tot 6 jaar meedoen aan educatieve programma s startend op de peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf en doorlopen tot en met groep 2 van de basisschool. Een VVE-programma kent een gestructureerde didactische aanpak en neemt 4 dagdelen per week in beslag. De doelstelling van het VVE-beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière wordt vergroot. Aangezien vrijwel alle kinderen op het consultatiebureau komen, vindt in Sliedrecht screening plaats via het consultatiebureau. Tot de risico- of doelgroepkinderen behoren kinderen met een taal- of ontwikkelingsachterstand of kinderen met ouders die een lage of zeer lage opleiding hebben (gewichtenregeling primair onderwijs). Doelgroepbepaling: Sliedrecht hanteert naast de gewichtenregeling van het primair onderwijs, een screening (zie bijlage als voorbeeld) van peuters via het consultatiebureau op eventuele taal- en/of ontwikkelingsachterstanden. Met de VVE-programma s investeert de gemeente Sliedrecht op een zo jong mogelijke leeftijd in het bieden van optimale kansen op een goede schoolloopbaan en toekomst van kinderen. De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk om te blijven investeren in het wegwerken van (eventuele) achterstanden op een zo jong mogelijke leeftijd van kinderen. De peuterspeelzalen worden gefinancierd via een gemeentelijke subsidie en een niet inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Bij de groepen 1 en 2 van de basisschool verloopt de VVE-financiering via het ministerie direct naar de scholen op basis van de gewichtenregeling. Dat wil niet zeggen dat dit het daadwerkelijk aantal kinderen is dat het VVE-programma volgt. In Sliedrecht worden de VVE-programma s aangeboden aan alle leerlingen van de onderbouw. 19

37 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Vanuit de kant van het Rijk zijn convenanten voor de periode gesloten met de VNG en PO-raad om de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse voorzieningen structureel te verbeteren, talentontwikkeling te stimuleren en leerprestaties te vergroten. In het convenant met de PO-raad is opgenomen dat scholen de resultaten van vroegschoolse educatie op cognitief en sociaal emotioneel terrein systematisch moeten gaan vastleggen en meten. De gemeente Sliedrecht zal vanuit dit kader afspraken met de peuterspeelzalen, kinderopvang en schoolbesturen maken over dubbele bezetting op de groepen, integrale VVE-programma s, doorgaande lijn VVE - vroegschool en over de resultaten die met programma s worden gehaald. Om dit te bereiken zullen vanuit de kant van het Rijk extra (geoormerkte) financiële middelen aan gemeenten beschikbaar worden gesteld, die in goed overleg tussen gemeente, schoolbesturen en VVE instellingen zullen worden besteed (art. 167 WPO). De gemeente heeft de regie over deze extra middelen. Daarnaast komt er, n.a.v. de eerder opgedane ervaringen, een ondersteuningstraject voor gemeenten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen. Zoals eerder aangegeven volgt 8 % van alle peuters een VVE-programma. Vanaf 2010 worden alleen kinderen die 4 dagdelen VVE volgen, en daarmee aan het volledige VVE-programma deelnemen, meegeteld als deelnemend VVE-doelgroepkind. Het percentage doelgroepkinderen dat deelneemt aan een VVE-programma en de resultaten die met het VVE-programma worden behaald moet in de komende jaren omhoog. Dit willen we bereiken door: - het belang van 4 dagdelen VVE bij ouders van kinderen die voor een VVE-programma in aanmerking komen te benadrukken en hen te stimuleren hun kinderen aan het programma te laten deelnemen - Door VVE instellingen en samenwerkende basisscholen zo veel mogelijk met eenzelfde methode te laten werken - Door de oudercomponent binnen de VVE te versterken - Door te werken aan constante ontwikkeling en verdieping van de VVE-leidsters en leerkrachten In Sliedrecht zal door het consultatiebureau extra inspanning worden geleverd om ouders van kinderen met een taal-/of ontwikkelingsachterstand te stimuleren hun kinderen aan een VVEprogramma (4 dagdelen) op de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf te laten deelnemen. Dit geldt binnen het VVE-beleid vooral als toeleidingscriterium. Daarnaast wordt, op het moment dat een peuter op de peuterspeelzaal/ kinderopvang komt, door de leidsters beoordeeld of deelname aan een VVE-programma wenselijk is. Een daadwerkelijk geconstateerde taal-/ of ontwikkelingsachterstand of dreiging daartoe is aanleiding tot het geven van een VVE-advies. Ambitie Het percentage doelgroepkinderen dat deelneemt aan een VVE-programma en de resultaten die met het VVE-programma worden behaald, moet in de komende jaren omhoog. De gemeente zal vanuit haar regierol de samenwerking met relevante partijen verder versterken. Acties : Om deelname aan en de resultaten van VVE te vergroten stellen wij voor dat de komende jaren ingezet wordt op: - actiever benaderen ouders van doelgroepkinderen via gerichte communicatie en de consultatiebureaus - versterken van de doorgaande lijn van VVE naar (vroeg-) schools aanbod - integraal programmatisch samenwerken tussen peuterspeelzaal, kinderopvang en primair onderwijs - borgen van overdrachtprocedures tussen VVE en vroegschool door warme overdracht peuters van psz/kov naar basisschool - intensievere samenwerking peuterspeelzalen/kinderdagverblijven en samenwerkende basisscholen - invoeren integraal kindvolgsysteem - ontwikkelen monitoring VVE - stimuleren en uitbreiden van ouderbetrokkenheid VVE - VVE-stuurgroep activeren - deskundigheidsbevordering. 20

38 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Basisonderwijs Iedere klas zit vol talent en dit talent is het meest kostbare kapitaal voor onze samenleving: want de jeugd heeft de toekomst. Maar hoe benutten we dat talent? Met de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs 2007 is de beweging in gang gezet naar een meer opbrengstgerichte manier van werken. Het Ministerie OCW streeft via het actieplan Basis voor Presteren voor het primair onderwijs en het actieplan Beter Presteren voor het voortgezet onderwijs naar een betere kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Het ministerie OCW wil toe naar hogere leeropbrengsten en een verdubbeling van het aantal opbrengstgerichte scholen. Voor de komende jaren ligt de nadruk op taal en rekenen. Want een goede beheersing van de basisvaardigheden bepaalt voor een belangrijk deel het succes van de schoolloopbaan en daarmee het toekomstig opleidingsniveau. De Onderwijsinspectie heeft aangegeven dat er in Sliedrecht geen zwakke of zeer zwakke basisscholen zijn. Alle basisscholen worden als voldoende/goed omschreven. Via het opbrengstgericht werken, waarbij leraren de vorderingen van leerlingen systematisch volgen en verbeteren wil het rijk dat in % van de basisscholen en 50% van de middelbare scholen opbrengstgericht werken. Nu ligt dat nog op 30% in het basisonderwijs en 20% in het voortgezet onderwijs. Alhoewel de scholen en hun besturen dit uiteindelijk zelf moeten doen, kunnen de ambities van het rijk alleen gerealiseerd worden door goede samenwerking tussen schoolbesturen, scholen en de overheid. Vanuit de kant van het Rijk zijn convenanten, als uitwerking van het Actieplan Beter Presteren, voor de periode gesloten met de VNG en PO-raad om de kwaliteit van de vroegschoolse voorzieningen structureel te verbeteren, talentontwikkeling te stimuleren en leerprestaties te vergroten. Vanuit de kant van het Rijk worden, zoals eerder aangegeven extra financiële middelen beschikbaar gesteld via een specifieke uitkering onderwijsachterstanden (art. 167 WPO). De extra middelen kunnen worden ingezet voor VVE, schakelklassen, zomerscholen, activiteiten die onderwijsachterstanden op het gebied van taal, rekenen en studievaardigheden tegen gaan (conform art 165 en 166 WPO). De gemeente heeft hierbij een regiefunctie. De gemeente Sliedrecht wil met de schoolbesturen via de LEA overleggen hoe zij als lokale overheid de scholen en schoolbesturen hierin kan stimuleren en faciliteren om deze hogere kwaliteit te behalen en hoe zij gezamenlijk, vanuit het aangegeven kader, de financiële middelen in gaan zetten. Scholen krijgen daarnaast zelf financiële middelen voor het wegwerken van achterstanden bij basisschoolleerlingen. Het hebben van een achterstand wordt sinds 2008 bepaald op basis van het leerling-gewicht. Het leerling-gewicht zelf wordt uitsluitend bepaald door het opleidingsniveau van de ouders. In Sliedrecht wordt 15% van de leerlingen aangemerkt als gewichtenleerling. Dit betreft voornamelijk de 0,3-weging. Dat betekent dat beide ouders een lage opleiding (niet hoger dan VMBO-bk) hebben. Binnen Sliedrecht is de verwijzing naar het VMBO-bk relatief hoog. De gemeente Sliedrecht wil afspraken maken met de schoolbesturen om de cito-scores in de komende jaren te verbeteren. Een hogere cito-score brengt ook een hogere verwijzing naar het voortgezet onderwijs met zich mee. Voor de verwijzing naar het voortgezet onderwijs speelt er meer mee dan alleen de cito-score. Er wordt ondermeer ook gekeken naar inzet, werkhouding, motivatie, resultaatgerichtheid en de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling. Het opleidingsniveau in de Drechtsteden ligt gemiddeld lager dan in andere verstedelijkte gebieden. Een van de redenen hiervan is het gemis aan opleidingsinstanties op HBO en universitair niveau in de Drechtsteden zelf. Studenten blijven blijkbaar vaak wonen in de gemeente waar men een eindopleiding gevolgd heeft. Ambitie In nauwe samenwerking met schoolbesturen en ouders wil de gemeente Sliedrecht het algemene opleidingsniveau van haar inwoners omhoog brengen. Acties : Om deze ambitie te realiseren worden in de komende jaren de volgende acties uitgevoerd: 21

39 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Via het VVE-beleid wordt hierop vanaf de peuterleeftijd en de groepen 1 en 2 in geïnvesteerd. - Met de schoolbesturen worden afspraken gemaakt om tot een hogere cito-score/ verwijzing van de basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs te komen. - Met de schoolbesturen de dialoog starten over excellente leerlingen; - Met de schoolbesturen en VVE instellingen worden afspraken gemaakt over opbrengstgericht werken en de bijbehorende financiële middelen. 6.1 Wegwerken taalachterstanden Voor leerlingen in het basisonderwijs die een taalachterstand hebben, waardoor ze niet goed kunnen meekomen in het reguliere basisonderwijs of een lagere verwijzing naar het vervolgonderwijs zouden krijgen, zijn er tegenwoordig schakel-/ kopklassen of zomerscholen die vooral de leertijd uitbreiden. Leerlingen krijgen hierbij extra ondersteuning in het wegwerken van de taalachterstanden, zodat ze daarna op hun eigen niveau aan het reguliere onderwijs deel kunnen nemen, dan wel naar de juiste school/ het juiste niveau voor voortgezet onderwijs doorstromen. Inmiddels is gebleken dat uitbreiding van de onderwijstijd aantoonbaar effectief is voor risicoleerlingen en doorstroom naar en aansluiting met het vervolgonderwijs bevordert en talentontwikkeling stimuleert. Zoals eerder aangegeven worden er vanuit de kant van het Rijk convenanten, als uitwerking van het Actieplan Beter Presteren, voor de periode gesloten met de VNG en POraad om de kwaliteit van de vroegschoolse voorzieningen structureel te verbeteren, talentontwikkeling te stimuleren en leerprestaties te verhogen. Het Rijk stelt hiervoor extra financiële middelen beschikbaar via een specifieke uitkering onderwijsachterstanden. Deze financiële middelen dienen in goed overleg tussen gemeente, schoolbesturen en VVE instellingen te worden besteed (art. 167 WPO). De gemeente heeft hierbij een regiefunctie; de schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het lesprogramma en de selectie van de leerlingen voor de schakelklassen. De gemeente Sliedrecht en de schoolbesturen dienen hierover samen het gesprek aan te gaan. In Sliedrecht dient met de schoolbesturen nagedacht te worden over de mogelijkheden voor het wegwerken van taalachterstanden bij leerlingen en scenario s ontwikkeld te worden, bijvoorbeeld het aanbieden van extra leertijd bij leerlingen die door hun taalachterstand onder hun niveau presteren. Zo kunnen leerlingen bijvoorbeeld gedurende de zomervakantie zomerschool volgen of na groep 8 een extra jaar basisonderwijs krijgen in de kopklas. Tijdens dat jaar krijgen de leerlingen intensief taalonderwijs. Het doel van de kopklas is de leerlingen zodanig bij te spijkeren dat zij na dit jaar een betere start hebben in het voortgezet onderwijs. Leerlingen die bijvoorbeeld wel het vwo-denkniveau hebben, maar de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, werken hieraan in de kopklas. Naast uitbreiding van leertijd dient er totaalplan te komen wat breder is dan alleen taal. Ook rekenen en de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling dienen hierin meegenomen te worden. Welke mogelijkheden heeft de leerling. Opbrengstgericht werken geldt voor alle leerlingen. Met de schoolbesturen dient de gemeente het gesprek aan te gaan om te onderzoeken welke mogelijkheden en scenario s er voor Sliedrecht zijn. Er dienen gezamenlijke ambities en streefdoelen voor Sliedrecht te worden vastgesteld voor het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit met betrekking tot het wegwerken van achterstanden. Een goede aansluiting, doorlopende leerlijn en warme overdracht tussen VVE, basisschool en vervolgonderwijs zijn hierbij van belang. Ambitie De gemeente Sliedrecht en de schoolbesturen hebben de ambitie om de taalachterstand aantoonbaar te verminderen door het bevorderen en stimuleren van taalontwikkeling bij risicoleerlingen. Acties De gemeente Sliedrecht wil samen met de schoolbesturen: 22

40 visie onderwijs en educatie Sliedrecht afstemmen welke mogelijkheden er in Sliedrecht zijn om taalachterstanden weg te werken, leerprestaties te verhogen en talentontwikkeling te stimuleren via extra leertijd. 6.2 Ouderbetrokkenheid Het onderwijs is uiteraard niet de enige omgeving waar kinderen gevormd worden. Opvoeden is en blijft in eerste instantie een taak van de ouders zelf. Voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen is het belangrijk dat ouders zich zowel actief met de opvoeding bezighouden als zich betrokken voelen bij de school van hun kinderen. Onderwijsgevenden weten als geen ander hoe belangrijk actieve en betrokken ouders voor hun kind zijn. Het is belangrijk dat het onderwijs ouders betrekt bij de school en daarmee de randvoorwaarden voor het optimaal kunnen ontwikkelen van kinderen versterkt. Daarnaast dienen scholen aan ouders begrijpelijke en objectieve informatie geven over de leerprestaties en ontwikkeling van hun kinderen. De betrokkenheid van ouders is onmisbaar bij het tegengaan van achterstanden bij risicoleerlingen en programma s voor voor- en vroegschoolse educatie en/of schakel-/ en zomerscholen. De gemeente heeft daarvoor een aanbod voor ouders op het gebied van taalcursussen, inburgering en opvoedondersteuning. Gegevens over de betrokkenheid van ouders binnen en buiten de school in Sliedrecht ontbreken echter nog. De vraag hoe de ouders bereikt kunnen worden, hoe de scholen de ouders actief bij de school kunnen betrekken zal verder worden besproken via het LEA. Gedacht wordt aan het benaderen van ouders via de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen zelf, maar ook informatie via het CJG, De gemeente Sliedrecht staat een actieve rol voor de ouders bij de scholen voor. Acties Om de actieve ouderrol te stimuleren zullen de scholen door de gemeente worden geïnformeerd over het aanbod taalcursussen, opvoedondersteuning, het CJG, brede school. - De gemeente Sliedrecht zal met de schoolbesturen nagaan wat de scholen nodig hebben om de ouderbetrokkenheid op de scholen te vergroten. - Scholen zullen aan ouders begrijpelijke en objectieve informatie geven over de leerprestaties en ontwikkeling van hun kinderen. 6.3 Onderwijs en zorg Zorgleerlingen zijn die leerlingen die extra zorg en ondersteuning nodig hebben om het onderwijs met succes te kunnen afronden (SCP, 2002). Binnen deze definitie kan onderscheid gemaakt worden tussen leerlingen waarvoor de school verantwoordelijk is en leerlingen waarvoor de gemeente vanuit de wet op de jeugdzorg via het CJG een verantwoordelijkheid heeft. Prestatieveld 2 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) stelt gemeenten verantwoordelijk voor op preventie gerichte ondersteuning voor jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Op lokaal niveau moet in ieder geval geregeld zijn: 1. Informatie en advies: informatie verstrekken aan ouders, jeugd en jongeren over opvoeden en opgroeien 2. Signaleringstaak: signaleren van problemen door instellingen als CJG en onderwijs 3. Toeleidingstaak: toegang en toeleiding tot hulpaanbod 4. Pedagogische hulptaak: pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening) als schoolmaatschappelijk werk en coaching van jongeren 5. Coördinatietaak: coördinatie van zorg op lokaal niveau. 23

41 visie onderwijs en educatie Sliedrecht De scholen hebben een belangrijke signaleringsfunctie als het gaat om het signaleren van (mogelijke) problemen bij leerlingen. Er dient een sluitende zorgketen te zijn, waarin kinderen met problemen snel geholpen kunnen worden. Met de komst van het Centrum voor Jeugd en Gezin en de wijzigingen van de wet op de Jeugdzorg en op het gebied van sociale zekerheid (Wet werken naar Vermogen) moet de huidige verkokering van de jeugdzorg verdwijnen. In alle sectoren zal gekeken moeten worden hoe de professionals meer ruimte kunnen krijgen en de eigen kracht van mensen voorop kunnen stellen. Intersectorale afstemming tussen deze beleidsterreinen is hierbij nodig. De gemeente is verantwoordelijk voor een positief opvoeden opgroeiklimaat en dient regie te voeren op het leggen van verbindingen tussen onderwijs, zorg, werk en inkomen, sport en veiligheid. Via het Passend Onderwijs worden de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor het plaatsen van leerlingen en krijgen de scholen een zorgplicht. Voor het lokale onderwijs geldt dat via de zorgadviesteams (ZAT) een verbinding zal bestaan met het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht. De zorgstructuur van elke school zal via het ZAT worden verbonden met het CJG. Hiermee gaan wij er van uit dat alle eventuele (probleem)leerlingen in het vizier zijn en dat vanuit de ondersteuningsplicht de scholen een ondersteuningsplan voor deze leerlingen opstellen. De koppeling tussen onderwijs en zorg krijg in Sliedrecht op drie niveaus vorm. Dat is op het niveau van: 1. Bestuur: via LEA worden ambities geformuleerd om de samenwerking tussen onderwijs en zorg verder te stimuleren. 2. Organisatie: door een verdere samenwerking zoals bedoeld in de wet op de jeugdzorg en passend onderwijs. 3. Aanbod: De samenwerking tussen verschillende professionals krijgt concreet vorm via onder meer betere aansluiting van Zorgadviesteams op de zorgstructuren van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hierbij spelen o.a. het schoolmaatschappelijk werk, de mentor, de jeugdarts, etc. een belangrijke schakelrol. Ambitie Ook voor zorgleerlingen moeten leerlijnen soepel doorlopen als zij van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs gaan, of van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs. Een goede aansluiting tussen onderwijs- en (jeugd)zorginstellingen maakt hier onderdeel van uit. Acties In het veranderingsproces van de komende jaren wil de gemeente Sliedrecht, waar mogelijk, haar partners en dus zeker het onderwijs, betrekken bij het gezamenlijk ontwikkelen en realiseren van de gewenste ondersteuning vanuit het CJG aan het onderwijs, ook voor de time out-/reboundvoorziening. - verdere ontwikkeling van de zorgadviesteams 24

42 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Brede School Zowel vanuit het onderwijsveld als vanuit de kant van de gemeente wordt de Brede School als prioriteit genoemd. In het raadsprogramma spreekt de gemeenteraad zich uit voor het koppelen van peuterspeelzalen aan Brede Scholen. Niet iedere basisschool heeft op dit moment een peuterspeelzaal of kinderopvang bij of binnen de school/ scholen. Er bestaat nog geen specifiek lokaal beleid of een lokale notitie over wat we met een Brede School in Sliedrecht beogen of wat onze ambitie en onze visie op de Brede School is. De gemeenteraad heeft daar in het raadsprogramma alleen het kader van het koppelen van een peuterspeelzaal aan een brede school voor meegegeven. In het college uitvoeringsprogramma (CUP) wordt verder aangegeven dat m.b.t. de brede school ingezet zal worden op nieuwe vormen van samenwerken van onderwijs met bewoners, corporaties, verenigingen en zorgaanbieders. Er zijn in Nederland al veel Brede Scholen geïnitieerd, maar dit is vaak accommodatie gerelateerd. Door toevoeging van andere instellingen aan hetzelfde gebouw, kwamen weliswaar meerdere functies in één gebouw (het zogenaamde MFA), maar daarmee was nog geen sprake van samenwerking of een toegevoegde waarde van die instellingen voor het onderwijs en/ of het kind, het gezin of de buurt. De term brede school staat voor een scala aan activiteiten, projecten en ontwikkelingen in beleid en in de praktijk. Binnen dit scala wordt samengewerkt door onderwijs, welzijn, sport en andere sectoren die zich bezighouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen, hun ouders en hun sociale omgeving. Het concept van de brede school kan op allerlei manieren worden ingevuld. De essentie ervan is overal dezelfde: samenwerking en lokaal maatwerk. Definitie van de brede school: Er is sprake van een brede school wanneer een school/ scholen een bredere maatschappelijke functie heeft/ hebben dan die van onderwijs alleen en daarbij structureel samenwerkt/- werken met instellingen voor welzijn, zorg, kinderopvang, sport en/of cultuur en samen met die voorzieningen zorg draagt voor een substantiële uitbreiding van het aanbod. Door de meerdere functies van de brede school kunnen diverse beleidsterreinen met elkaar worden verweven. Belangrijk is dat de gemeente mee kan sturen en samenhang kan aanbrengen tussen de beleidsterreinen onderwijs, jeugd, cultuur, sport, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, onderwijshuisvesting en wijkwelzijnswerk. Door goede afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen kunnen kansen gecreëerd en benut en efficiënt(er) gewerkt worden. Iedere brede school is maatwerk en zal andere accenten willen leggen, maar zal in ieder geval aan de voorwaarden van een profiel of arrangement moeten voldoen. Het is van belang dat schoolbesturen, scholen, kinderopvangorganisaties, het welzijnswerk, peuterspeelzaal en andere betrokken instanties gezamenlijk een brede schoolprofiel opstellen dat tegemoet komt aan de behoeften van de kinderen, ouders en wijkbewoners. Op basis van dat profiel kunnen de kenmerken en beoogde resultaten van een succesvol functionerende brede school geformuleerd worden en als ontwikkelingsrichting vastgesteld worden. Als gemeente en scholen het in een vroegtijdig stadium eens worden over wat voor hen de juiste brede school is, weet men waar ze naar toe moeten werken en wat er van hen verwacht wordt. Bij het opstellen en opstarten van een brede school moet er in ieder geval aandacht gegeven worden aan onderstaande kwaliteitscriteria: 1. gezamenlijke visie 2. het kind centraal 25

43 visie onderwijs en educatie Sliedrecht betrokkenheid ouders 4. maatwerk in de wijk 5. multidisciplinaire samenwerking 6. doorgaande lijn 7. nieuwe professionele houding 8. structurele aanpak 9. geschikte en beschikbare huisvesting 10. zichtbaar maken van resultaten Bij het opstarten van een brede school dient, aan de hand van bovenstaande 10 punten, te worden nagedacht over wat voor brede school men wil zijn (welk profiel) en wat de toegevoegde waarde hiervan is voor school, leerlingen, ouders en wijk. De gemeente heeft vooral een stimulerende en regisserende rol. Uitgangspunten Brede School Sliedrecht De gemeente Sliedrecht wil de komende jaren investeren in de brede schoolontwikkeling. De door de raad reeds afgegeven uitgangspunten zijn: - Koppeling van een peuterspeelzaal aan een brede school. - Een brede school dient bij te dragen aan de ontwikkelkansen van kinderen en versterkt de relatie tussen school, buurt, sport en gezondheid. Daarnaast heeft de gemeente Sliedrecht met betrekking tot het gebouw de volgende fysieke uitgangspunten en randvoorwaarden: Flexibiliteit: uitwisselbaarheid lokalen tussen scholen onderling en/of ten behoeve van aanvullende voorzieningen; Gezamenlijkheid: meerdere scholen delen aanvullende voorzieningen, zoals kov, bso, psz; Multifunctionaliteit: beschikbaarheid van ruimten voor andere functies, zoals voor de wijk en voor (sport)verenigingen. Met betrekking tot de Brede School is het om te beginnen de ambitie van de gemeente Sliedrecht om zo veel mogelijk peuterspeelzalen/ kinderopvang te koppelen aan basisscholen Acties : Het college stelt in deze bestuursperiode in samenspraak met het onderwijsveld een notitie op voor de uitwerking van een breed gedragen Brede Schoolconcept aan de hand van bovengenoemde punten. De gemeente Sliedrecht onderzoekt de mogelijkheden om in deze bestuursperiode een brede school te kunnen realiseren in de wijk Baanhoek-West. 26

44 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Passend Onderwijs Passend Onderwijs staat voor maatwerk in het onderwijs. Het Rijk wil in het nieuwe stelsel van passend onderwijs (beoogde invoering wetgeving: augustus 2012) dat scholen de verantwoordelijkheid krijgen om voor elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te vinden dat het beste aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten (zorgplicht). Er mag geen kind tussen wal en schip vallen. Leraren worden beter voorbereid op hoe zij met zorgleerlingen moeten omgaan en de bureaucratie wordt verminderd. Het speciaal basis / en voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs blijft bestaan, maar mag niet verder groeien. Dat betekent dat de bekostiging in de toekomst op hetzelfde niveau blijft. Het aantal leerlingen dat op school extra ondersteuning krijgt met lichte of zware zorg, is in de afgelopen jaren flink gegroeid (15%). Binnen die groep is het aantal leerlingen met zware zorg met 65% het meest toegenomen. Een indicatie voor zware zorg geeft recht op een 'rugzak' of op (voortgezet) speciaal onderwijs. De kosten voor deze extra ondersteuning zijn landelijk fors gestegen en het is onduidelijk waar het geld precies aan wordt besteed. Wél is het voor het Rijk duidelijk dat er veel geld naar de hulpverlening gaat die van buiten de school komt. Dat geld komt niet terecht in de klas bij de leraar, waar het voor bedoeld is. Daarnaast zitten op dit moment jaarlijks (m.n. cluster 4) kinderen 4 weken of langer thuis, omdat er voor hen geen passende onderwijsplek is. Daar moet wat aan gedaan worden. De invoering van het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs gaat gepaard met een landelijke bezuiniging van 300 mln. Deze bezuiniging heeft consequenties voor zowel het reguliere als het speciaal onderwijs. Het is voor het onderwijsveld de uitdaging of de taakstelling gehaald kan worden met minder geld en dus minder formatie. Met de komst van het nieuwe systeem van Passend Onderwijs wordt de landelijke indicatiestelling afgeschaft. Daarmee verdwijnt ook de leerling-gebonden financiering (rugzakje). Dit geld gaat straks naar de samenwerkingsverbanden van de scholen. Hierdoor kan het geld efficiënter en effectiever 'in de speciale of de gewone klas' worden ingezet. Maar de omvang van de bezuinigingen is dusdanig dat in het veld gevreesd wordt voor de kwaliteit van het onderwijs en het verschuiven van de problematiek. Het effect van de bezuinigingen op deze kinderen, zal de komende jaren duidelijk worden. Gevreesd wordt dat de zorgkinderen die hierdoor minder extra zorg in het onderwijs zullen krijgen, daardoor niet in de gelegenheid kunnen worden gesteld zich zo goed mogelijk binnen het onderwijs te ontwikkelen. Een veilige en gezonde omgeving, goed onderwijs en passende zorg en ondersteuning dragen bij aan een succesvolle schoolloopbaan. Ieder kind moet de gelegenheid krijgen zich ten volle te ontplooien in een schoolklimaat van hoge verwachtingen. De positieve uitkomsten van passend onderwijs voor alle kinderen en jongeren zullen uiteindelijk zichtbaar moeten worden in de volgende maatschappelijke resultaten: - meer jongeren behalen een startkwalificatie; - meer jongeren verwerven duurzaam een inkomen uit arbeid; - meer jongeren participeren actief in de samenleving. Deze uitkomsten zijn alleen haalbaar als voorzieningen voor jeugd en onderwijs structureel en doelgericht samenwerken. Als het gaat om de noodzakelijke aansluiting tussen de zorg in en zorg om de school, moeten schoolbesturen en gemeenten gezamenlijk een sluitend systeem ontwerpen. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor de jeugdzorg en het preventief jeugdbeleid; het onderwijs voor het Passend Onderwijs. Intensieve samenwerking tussen beide velden is dan ook belangrijk. Scholen gaan samenwerken in regio s Om de zorgplicht en ondersteuning waar te kunnen maken, gaan scholen en schoolbesturen samenwerken in geografisch afgebakende samenwerkingsverbanden. Scholen gaan zich specialiseren en maken onderling afspraken welke school welk kind het beste onderwijs kan 27

45 visie onderwijs en educatie Sliedrecht bieden. Het beschikbare geld kan daardoor efficiënter en effectiever worden ingezet omdat het budget voor passend onderwijs rechtstreeks naar de samenwerkende scholen gaat. Hierdoor is meer maatwerk mogelijk. Als een school een leerling geen passend onderwijs kan geven, dan zoekt de school binnen het samenwerkingsverband naar een andere passende onderwijsplek. De rol van leraren en schoolleiders komt in het nieuwe stelsel centraal te staan. Leraren en pabo-studenten moeten zich kunnen (bij)scholen en moeten goed ondersteund worden om onderwijs te geven aan leerlingen met verschillende behoeften aan begeleiding en ondersteuning. Het geld voor extra ondersteuning moet in de klas terechtkomen. Zorgplan samenwerkende scholen De afspraken van de samenwerkingsverbanden worden eens per 4 jaar vastgelegd in een zorgplan. In dit plan wordt opgenomen: - hoe passend onderwijs kan worden gerealiseerd; - hoe geld voor zorg wordt verdeeld en besteed; - hoe ondersteuning voor leerlingen in het gewone onderwijs wordt toegewezen; - hoe de verwijzing naar het speciaal onderwijs gaat verlopen; - hoe ouders worden geïnformeerd over de manier waarop de zorg voor leerlingen is ingericht. Het nieuwe zorgplan moet worden afgestemd met de gemeente. De Inspectie voor het Onderwijs ontvangt een exemplaar van het zorgplan. Binnen het huidige samenwerkingsverband bestaat algemene consensus voor het behoud van het samenwerkingsverband zoals het nu is. 3 Er bestaat een goede afstemming en dekking met het huidige VO-samenwerkingsverband en met de SBO en scholen voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) in de regio in het kader van Passend Onderwijs. Het reformatorisch onderwijs heeft zich landelijk in een reformatorisch samenwerkingsverband verenigd. De gemeente zal met beide samenwerkingsverbanden in overleg treden om de zorgplannen te bespreken en af te stemmen. De gemeente Sliedrecht heeft de ambitie om samen met schoolbesturen een sluitend systeem te ontwerpen voor de noodzakelijke aansluiting tussen de zorg in en zorg om de school. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor de jeugdzorg en het preventief jeugdbeleid; het onderwijs voor het Passend Onderwijs. Acties : - De gemeente Sliedrecht zal in overleg met de schoolbesturen het thema Passend Onderwijs en de consequenties daarvan voor Sliedrecht bespreken via de Lokale Educatieve Agenda en in regioverband De Drechtsteden. 3 Dit bestaat uit de gemeenten Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht. 28

46 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Voortgezet onderwijs De gemeente Sliedrecht wil voor haar schoolgaande jeugd onderwijs aanbieden dat goed bereikbaar is; indien mogelijk ook in Sliedrecht. Vooral het VMBO-onderwijs is hierbij een aandachtspunt. Een groot deel van onze schoolgaande jeugd volgt dit type onderwijs. Schoolbesturen zijn primair verantwoordelijk voor een goede onderwijskwaliteit op hun scholen. Het Rijk wil scholen aanspreken op de resultaten die van hen worden verwacht. De leerprestaties van Nederlandse leerlingen zijn goed, maar lopen de laatste jaren terug, terwijl in andere landen de leerprestaties beter worden. Vanuit de Nederlandse ambities m.b.t. economische groei en sociale ontwikkeling wil het Kabinet daarom blijven investeren in de leerprestaties. Via het actieplan Beter Presteren wordt in het voortgezet onderwijs aandacht gevraagd voor opbrengstgericht werken. Hierbij volgen en verbeteren leraren systematisch de vorderingen van hun leerlingen. Het Ministerie OCW wil dat 50 % van de scholen voor voortgezet onderwijs in 2015 opbrengstgericht werkt. Dit alles is bedoeld om de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs en daarmee de prestaties van leerlingen in de komende jaren over de hele linie te verbeteren. Scholen voor voortgezet onderwijs moeten - m.i.v. schooljaar 2014/2015 een diagnostische toets voor Nederlands, Engels en wiskunde/rekenen aan het eind van de onderbouw invoeren - vanaf 2013 een leerlingvolgsysteem gebruiken en - gaan werken met referentieniveaus en verscherpte exameneisen. Hoe gaan we dat in Sliedrecht oppakken? Een groot deel onze leerlingen volgt het VMBO. Vergeleken met de overige gemeenten in de Drechtsteden en het landelijke gemiddelde, gaan meer Sliedrechtse jongeren naar het vmbo-bk en minder vaak naar het vmbo t-gl, HAVO en VWO. 4 tabel onderwijsmonitor; aantal en aandeel leerlingen vmbo techniek en verzorging % 2010 Techniek Sliedrecht % Drechtsteden % Nederland % Verzorging Sliedrecht % Drechtsteden % Nederland % Bron: DUO/CFI, CBS Het beroepsgerichte VMBO kampt met een structurele daling van het aantal leerlingen, waar het voortbestaan van opleidingen door in gevaar kan komen. Omdat dit op termijn ook de arbeidsmarkt gaat schaden omdat er onvoldoende vakmensen worden geleverd, raakt de regio Drechtsteden in de problemen. Het vraagstuk van de individuele school raakt daarmee het collectief van de regio. Het is om die reden dat de (V)MBO scholen binnen de Drechtsteden zich hebben uitgesproken voor het werken aan collectieve oplossingen voor het VMBO en het MBO. Het aantal Sliedrechtse leerlingen op het MBO kiest relatief vaak voor techniek en Zorg, net zoals de vmbo leerlingen in Sliedrecht. De verwachting is dat het aantal leerlingen met een opleiding techniek of verzorging in de komende jaren te laag is om aan de vraag vanuit de regionale arbeidsmarkt te voldoen. Daarom wordt er in regionaal verband prioriteit gegeven aan het stimuleren van domeinkeuzes voor techniek en zorg & welzijn. De gemeente Sliedrecht wil hierop inhaken door met het bedrijfsleven in gesprek te gaan en hen te stimuleren voldoende stage- en leerwerkplekken binnen onze gemeente aan te bieden om aan de vraag in de toekomst m.b.t. arbeidskrachten te voldoen. 4 Informatie via onderzoekscentrum Drechtsteden, OCD 29

47 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Er is onlangs een convenant ondertekend door de aanbieders van VMBO, VO en MBO in de Drechtsteden om tot herschikking van het VMBO te komen. Vanuit de regio Drechtsteden wordt gewerkt aan mogelijkheden om een 9-jarige opleiding in Zorg te ontwikkelen in samenwerking met VMBO het Griendencollege, het ROC en een HBOopleiding, conform de 9-jarige leergang met betrekking tot Techniek (TOT: Talent Ontwikkeling Techniek). De gemeente Sliedrecht wil deze ontwikkeling om tot een soortgelijke leerweg tot HBO voor de zorgsector te komen stimuleren, samen met een kwalitatief hoogstaande ROC. De inspanningen met betrekking tot het interesseren van meer leerlingen in Techniek werpen inmiddels de eerste vruchten af. Sinds 2010 is het percentage leerlingen dat voor Techniek en verzorging kiest gestegen. De gemeente wil verder dat het VMBO-onderwijs versterkt wordt, beter aansluit op het MBO en samenwerkingsafspraken maakt met Sliedrechtse bedrijven voor leerwerkplekken bij bedrijven op de arbeidsmarkt. Het Griendencollege dient zich de komende jaren dan ook te bezinnen op haar toekomst. Er zal gekeken worden of de toekomst ligt in de profilering als zorgschool of als vakschool. Het Griendencollege wil zich in principe via TOT (Talent Ontwikkeling Techniek) als vakschool verder gaan ontwikkelen. Jaarlijks kunnen dan zo n 20 leerlingen in de TOT instromen. Gestreefd wordt om de opleiding uitdagend te maken en te houden door deze voortdurend te verbeteren, veel praktijklessen, projecten en trainingen aan te bieden. Onderzocht dient te worden of de invoering van deze nieuwe leerling ook budgettair haalbaar is voor de volledige 9 jaar. Ambitie de gemeente Sliedrecht wil dat het algemene opleidingsniveau van de Sliedrechtse leerlingen omhoog gaat. De gemeente wil daarbij het VMBO-onderwijs versterken en een betere aansluiting van het VMBO op het MBO. Acties : - Om het percentage leerlingen dat naar VMBO-T, HAVO en VWO gaat te verhogen wil de gemeente Sliedrecht het opbrengstgericht werken bespreken met de schoolbesturen. - De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs zal moeten verbeteren. - Het imago van het beroepsonderwijs verbeteren. Gemeente heeft hierin een stimulerende rol. - De 9-jarige opleiding Zorg en Techniek stimuleren i.s.m. VMBO Griendencollege. - Verbeteren aansluiting VMBO-MBO. Ambitie jongeren interesseren voor techniek, maritiem en zorg door inzet van beroeps- of praktijkstages in deze branches. Voor Sliedrecht kan het interessant zijn om, gelet op de toekomstige arbeidskrapte in vooral de techniek, maritieme- of zorgsector, leerlingen te interesseren voor deze richtingen via beroepsstages. Deze sectoren zijn ruimschoots voorhanden in Sliedrecht. Hiermee kunnen leerlingen (ook regionaal) warm worden gemaakt voor de domeinen Techniek, Maritiem en Zorg. Acties; - Verbreding van de vacatures (leerwerkstages) naar sectoren techniek, maritiem of zorg 9.1 Maatschappelijke Stages Vanaf schooljaar zijn leerlingen binnen het voortgezet onderwijs verplicht om 30 uur maatschappelijke stage te volgen met als doel: kennis maken met en een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. Jongeren die maatschappelijke stages doen, zijn de vrijwilligers van de toekomst. Scholen zijn primair verantwoordelijk voor opname in het lesprogramma, coördinatie en begeleiding. Het Ministerie van OCW stelt hiervoor jaarlijks 55 mln beschikbaar ( 60 per leerling). Gemeenten ontvangen jaarlijks 20 mln in het gemeentefonds voor ondersteuning (website & makelaarsfunctie). 30

48 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Met betrekking tot de uitvoering wordt er regionaal samengewerkt binnen de Alblasserwaard (site: De gemeenten Sliedrecht en Papendrecht hebben hierin een regierol genomen. Er is inmiddels een convenant gesloten tussen 7 gemeenten 5 en een viertal scholengemeenschappen. Aandachtspunt vormt het grensverkeer (leerling-stromen) van leerlingen die buiten de woonplaats onderwijs volgen maar in de eigen omgeving stage willen lopen. In 2011 gaan bijvoorbeeld zo n 83 voortgezet onderwijsleerlingen uit Sliedrecht naar Papendrecht en deze leerlingen zullen bij voorkeur hun maatschappelijke stage volgen in hun eigen woonplaats. Dat is mogelijk met ingang van het schooljaar Hiervoor is een koppeling gemaakt tussen de website voor maatschappelijke stages en data-uitwisseling tussen de betrokken scholen. Leerlingen kunnen al stage volgen binnen het onderwijs, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, zorginstellingen, welzijn, cultuur, sportverenigingen en kerken. De makelaarsfunctie is binnen Sliedrecht ondergebracht bij de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht. Acties: - Verdere bekendheid van de maatschappelijke stage onder maatschappelijke instellingen, vrijwilligersorganisaties en verenigingen d.m.v. het breed inzetten van de website en de lokale stagemakelaars - In 2013 meten/evalueren van de bekendheid en tevredenheid over de wijze waarop in onze gemeente de maatschappelijke stages georganiseerd zijn. 9.2 Volwasseneducatie De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk dat haar inwoners voldoende opgeleid zijn. En dat leerlingen die in het reguliere voortgezet onderwijs vastlopen in de gelegenheid worden gesteld om het zgn. tweede kans onderwijs te volgen tot aan het niveau van de startkwalificatie. Het DaVinci College (DVC) verzorgt de opleidingen voor volwasseneneducatie in de Drechtsteden. De opleidingen zijn gericht op de bevordering van de persoonlijke ontplooiing, ten dienste van het maatschappelijk functioneren van volwassenen (18 jaar en ouder) door de ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen. 9.3 VAVO: (het volwassenen algemeen vormend onderwijs ofwel tweede kans onderwijs) Deze onderwijsvoorziening wordt gedragen door de gehele regio ZHZ; vanuit de drie Participatiebudgetten van drie regionale sociale diensten, het onderdeel WEB. De regie voor de VAVO als onderdeel van participatiebudget/ WEB ligt bij BLVS en de uitvoering is contractueel ondergebracht bij ROC/ DVC in Dordrecht. Het VAVO is een belangrijk onderdeel bij de bestrijding van VSV. Voor Havo en VWO gezakten is VAVO dé kans om alsnog een startkwalificatie te behalen door diplomering via deelcertificaten; VAVO is een goede oplossing bij een verkeerde profielkeuze voor vervolgonderwijs en het biedt een alternatief voor een specifieke groep jongeren om hun opleiding alsnog te vervolgen na eerdere stopzetting. Vanuit de Drechtsteden is het daarom belangrijk deze voorziening in stand te houden ondanks de zware druk van bezuinigingen op het Participatiebudget / WEB. Vanuit de gemeente Sliedrecht zullen wij bij de Drechtsteden en SDD blijven aandringen op reservering van een deel van het participatie/web budget voor de uitvoering van de VAVO. 5 Alblasserdam, Parendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, Nieuw-Lekkerkerk, Graafstroom en Liesveld. 31

49 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Leerlingenvervoer In het algemeen hebben ouders zelf de plicht om hun kinderen van en naar school te brengen. Alleen als de afstand tussen huis en school groter wordt, komt het leerlingenvervoer in beeld. Gemeenten hebben de wettelijke zorgplicht passend vervoer aan te bieden aan leerlingen die scholen bezoeken voor speciaal- (basis) en bijzonder onderwijs. Kinderen met een beperking vormen hierbij een kwetsbare groep in onze samenleving. Ouders van een kind met een zintuiglijke, lichamelijke of verstandelijke beperking hebben een zware taak aan de verzorging en begeleiding van hun kind. En anders dan bij het regulier onderwijs, kunnen deze ouders geen beroep doen op vrijheid van schoolkeuze als hun kind geïndiceerd wordt voor het speciaal onderwijs. Bovendien is het speciale onderwijs dat hun kind moet volgen, vaak op grotere afstand van huis gelegen. Zij hebben vaak te maken met een relatief grote afstand tussen huis en school en met lange reistijden. Waar een ander kind op een bepaald moment zelfstandig naar school kan gaan, is dit voor een kind met een beperking niet of pas op veel latere leeftijd mogelijk. Bovendien is het voor ouders niet mogelijk om alle kinderen uit het gezin naar dezelfde school te laten gaan, zoals dat vaak gebruikelijk is. Dit maakt het qua logistiek voor ouders lastig om de zaken zelf te regelen. De wetgever heeft deze aspecten onderkend en in de onderwijswetgeving bepaald dat voor leerlingen die op grond van hun lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, passend vervoer moet worden aangeboden en bekostigd door de gemeente. Hierbij geldt geen afstandscriterium en er mag geen ouderbijdrage worden geheven. In de Verordening leerlingenvervoer Gemeente Sliedrecht komt een leerling voor aangepast vervoer naar een school voor speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor bekostiging in aanmerking als: a. de gehandicapte leerling, naar het oordeel van het college op basis van advies van een deskundige niet in staat is, ook niet onder begeleiding, van openbaar vervoer gebruik te maken: b. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderwijs is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder dan de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; c. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding op basis van advies van een deskundige- gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Goed leerlingenvervoer valt of staat met maatwerk. Om inzicht te krijgen in de mate van de beperking van het kind zou de gemeente meer gebruik moeten maken van de ervaringen met het kind en de deskundigheid die aanwezig is op de school van het kind. Daarnaast kan de gemeente het leerlingenvervoer verbeteren door contact met de ouders, scholen en vervoerder te onderhouden en de afspraken over de communicatie met vervoerder, scholen en ouders vast te leggen (o.a. brochure, website, persbericht, persoonlijke gesprekken). Voor het leerlingenvervoer zijn een aantal beleidsuitgangspunten van toepassing: Kwaliteit en veiligheid staan voorop: De doelgroep van het leerlingenvervoer is een kwetsbare groep. Kwaliteit en veiligheid Staan dan ook voorop in de recente aanbesteding van het leerlingenvervoer. Bij kwaliteit wordt gedacht aan klantvriendelijkheid, vraaggerichtheid, beperking van administratieve lasten, heldere en eenvoudig (klachten) procedures voor alle partijen, herkenbaarheid van de chauffeur etc. Gestreefd wordt, rekening houdend met de huidige taximarkt en het financieel kader, naar optimale kwaliteit en veiligheid van het vervoer. Passend vervoer: Gemeenten hebben de taak aan elke leerling, die in aanmerking komt voor leerlingenvervoer, passend vervoer aan te bieden. Dat wil zeggen dat er rekening gehouden dient te worden met 32

50 visie onderwijs en educatie Sliedrecht de eisen die bijvoorbeeld de functiebeperking van de leerling stelt aan het vervoer. Denk aan: gebruik rolstoel, gedragsprobleem als gevolg van een functiebeperking, blindheid etc. Kostenverhogende ontwikkelingen: Er is sprake van een toename van vervoer van leerlingen met een ernstige gedragsproblematiek. Dit kan ook tot onveilige situaties in het verkeer leiden. Deze situatie leiden tot een toename van klachten waarbij steeds meer de roep tot extra begeleiding of zelfs apart vervoer wordt geëist. Ook in het speciaal onderwijs zullen leerlingen een maatschappelijk stage moeten gaan volgen. Als een leerling recht heeft op leerlingenvervoer, heeft deze ook recht op vervoer naar de stageplaatsen. De stelselwijziging met betrekking tot het passend onderwijs kan consequenties hebben voor het leerlingenvervoer. In de komende periode zou onderzocht dienen te worden wat de eventuele consequenties van de invoering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) in het leerlingenvervoer zijn. Hierbij zou nader onderzocht dienen te worden hoe het PGB vorm en inhoud kan krijgen, welke (on)mogelijkheden er gelden en welke organisatorische, financiële, juridische en bestuurlijke consequenties hieraan zijn verbonden. Door het beschikbaar stellen van een pgb zijn de ouders ook financieel in staat, hetzij zelfstandig hetzij gezamenlijk middels een stichting, deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Bijkomend aspect is dat ouders cq. een stichting van ouders niet aanbestedingsplichtig zijn voor het inschakelen van taxibusvervoer. Ambitie De gemeente Sliedrecht streeft een kwalitatief goed, veilig en efficiënt leerlingenvervoer na voor zowel leerlingen als ouders. Maatwerk per leerling binnen de gestelde kaders is hierbij uitgangspunt. Acties : De gemeente wil het leerlingenvervoer verbeteren door - gebruik te maken van de ervaringen met het kind en de deskundigheid die aanwezig is op de school van het kind - contact met de ouders, scholen en vervoerder te onderhouden - de afspraken over de communicatie met vervoerder, scholen en ouders vast te leggen. - De consequenties van het invoeren van een Persoonsgebonden Budget (PGB) in het leerlingenvervoer onderzoeken. Hierbij dient nader onderzocht te worden hoe het PGB vorm en inhoud kan krijgen, welke (on)mogelijkheden er gelden en welke organisatorische, financiële, juridische en bestuurlijke consequenties hieraan zijn verbonden. 33

51 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Voortijdig schoolverlaten Voortijdig Schoolverlaten 6 blijft een belangrijk speerpunt van de gemeente Sliedrecht. In regionaal Drechtstedenverband is met het Plan van Aanval op het Voortijdig Schoolverlaten en de Aanpak van de Jeugdwerkloosheid een actieplan opgesteld om voortijdig schoolverlaten in de regio verder terug te dringen. Het langdurig schoolverzuim door leerlingen uit Sliedrecht is afgenomen tot nul, het relatieve verzuim is iets toegenomen. Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters uit Sliedrecht ligt op 52 leerlingen. Dit ligt net boven het streefgetal van 47 leerlingen. Sliedrecht doet het voor wat betreft % VSV niet slecht. De leerlingen gaan naar school in de hele regio, dus de resultaten worden niet alleen in Sliedrecht bereikt. Het probleem is voor kinderen uit Sliedrecht tot een aanvaardbaar minimum teruggedrongen. Het Griendencollege maakt in de vergelijkingscijfers bovendien (als Sliedrechtse school) een zeer goede indruk. Percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters Gemeente Sliedrecht 2005/ / / / /10 Totaal VSV'ers % VSV 4.0% 4.1% 3.8% 3.7% 2.8% Grienden College 2005/ / / / /10 Totaal VSV'ers % VSV 4.1% 3.3% 3.4% 2.0% 1.4% De gemeente wil het voortijdig schoolverlaten terugdringen en voorkomen dat jongeren structureel uitvallen. Daarnaast wil de gemeente met jongeren die toch uitvallen, ondanks alle inspanningen vanuit het onderwijsveld en gemeente, zoeken naar oplossingen om deze jongeren, door bijvoorbeeld een combinatie van werk en school, een startkwalificatie te laten halen. Hier wordt regionaal vanuit Bureau Leerplicht en RMC actief op ingestoken. De resultaten van de aanpak zijn veelbelovend. Gevaar voor de lopende projecten zijn de bezuinigingen, waardoor er vanuit het Rijk minder geld voor voortijdig schoolverlaten beschikbaar is, terwijl de wettelijke plicht om schoolverlaten te bestrijden blijft bestaan. De eerstverantwoordelijken om jongeren voor het onderwijs te behouden zijn de scholen zelf. De gemeente Sliedrecht heeft samen met de regiogemeenten een convenant Voortijdig Schoolverlaten getekend. Hierin hebben gemeenten, schoolbesturen en het ministerie van onderwijs afspraken met elkaar gemaakt om het voortijdig Schoolverlaten een halt toe te roepen. Dit regionale convenant VSV is door het Rijk verlengd tot en met Ambitie het percentage voortijdig schoolverlaters onder de 2% houden. Acties: - in regionaal verband actief blijven inzetten op bestrijden voortijdig schoolverlaten - nagaan verdeling vsv scholen voortgezet onderwijs en MBO 6 Jongeren die zonder startkwalificatie en diploma (minimaal HAVO/ MBO- niveau 2) de school verlaten. 34

52 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Veilige school Veiligheid op school, zowel fysiek als mentaal, is belangrijk. Niet alleen voor leerlingen en docenten, maar ook voor de buurt/ omgeving van de school. Met betrekking tot de fysiek veilige scholen is in hoofdstuk 3 onderwijshuisvesting e.e.a. opgenomen. Alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn wettelijk verplicht om over een veiligheidsplan te beschikken. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht daarop. Het elektronische verkeer is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Maar een negatieve kant hiervan is dat er ook misbruik van gemaakt wordt. De digitale snelweg komt ook de school binnen en kan daarmee een bedreiging vormen voor de veiligheid in of op school. Intimidatie, discriminatie en pesten, via msn komen ze tegenwoordig de school binnen en vormen daarmee een gevaar voor de schoolveiligheid. Met de komst van internet en mobieltjes heeft pesten er een nieuwe variant bij gekregen: digitaal pesten. Via msn kunnen kinderen elkaar het leven behoorlijk zuur maken door met mobieltjes filmpjes of foto s te maken die ongewenst op internet terecht komen. Veel scholen worstelen met een adequate aanpak: verbieden of niet? In Drechtstedenverband is een Stuurgroep Veilige School ingesteld, die afspraken heeft gemaakt over de (fysieke en sociale veiligheid) veiligheid in en rond de scholen. De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs en voorbereidend middelbaar onderwijs, gemeenten, openbaar ministerie, politie en Halt. Men probeert door het maken van gezamenlijke afspraken overlast en vandalisme in en rond de scholen te voorkomen en een veilig klimaat te creëren. In opdracht van deze stuurgroep zal worden onderzocht hoe de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel van scholen voor voortgezet onderwijs in de Drechtsteden is. Met de uitkomsten van dit onderzoek zal de Stuurgroep actief aan de slag gegaan en concrete acties en maatregelen nemen om de veiligheid in en op de scholen te verbeteren. Op een later moment zal een meting volgen, om te onderzoeken of de ondernomen acties en maatregelen tot een verbetering van de veiligheidsbeleving hebben geleid. Zowel het onderwijsveld als de gemeente Sliedrecht vindt veiligheid in en om de school een belangrijk punt dat in breder verband besproken zou kunnen worden in het LEA. De onderwerpen hierbij zijn o.a.: - Antipestbeleid school - Gezamenlijke acties & maatregelen - Afspraken over het snel inschakelen van deskundigen en zonodig opschalen. Ambitie de gemeente Sliedrecht streeft naar fysieke en sociaal veilige scholen voor zowel de leerlingen als docenten. Actie : - Sociale en fysieke veiligheid opnemen als bespreekpunt in het LEA 35

53 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Arbeidsmarktbeleid Het aantal jongeren in Sliedrecht zonder werk is in 2010 laag, maar de economische recessie kan dit beeld in de komende jaren bijstellen. Het actieplan jeugdwerkloosheid heeft ook in 2011 een remmend effect gehad op de stijging van de jeugdwerkloosheid. Arbeidsmarkt beleid is dé focus van het MJP Drechtsteden. Men wil verbetering van: de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, van het onderwijsaanbod en de bestrijding van schooluitval, de focus op maritiem, zorg en toerisme. Dit zeker in relatie tot de vergrijzing en het komende tekort aan arbeidskrachten. De rol van de gemeente op het gebied van arbeidsmarktbeleid is vooral die van aanjager. De nieuwe Wet Werken naar Vermogen en de bezuinigingsopgave bij SDD en Drechtwerk vragen om een nieuwe aanpak. Om de toestroom van mensen naar een uitkering te verminderen en de uitstroom naar werk te bevorderen, wordt een aantal maatregelen voorgesteld waaronder het inhaken op het landelijk concept van de Werkschool. Hierin wordt jongeren zonder startkwalificatie in de praktijk (met baangarantie) een vak geleerd. Andere maatregelen zijn: - de opzet van een portaal om een betere aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt maritieme techniek te bereiken - het vormen van een soort pool (werkbedrijf) per sector voor mensen die tijdelijk minder productief zijn. - Een halfjaarlijkse arbeidsmarkt-monitor om het urgentiebesef in de regio m.b.t. de vergrijzing te vergroten Daarnaast wordt geprobeerd extra banen te creëren aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De projecten worden de komende maanden door de SDD nader uitgewerkt Arbeidsmarkt: Sliedrecht is bovengemiddeld bedeeld met zorgvoorzieningen. Er zijn intramurale voorzieningen in diverse sectoren met een regionale functie. Gekoppeld aan de komende vergrijzing is te voorzien dat er in de toekomst grote tekorten op de lokale arbeidsmarkt komen in met name de zorgsector in Sliedrecht. Via het arbeidsmarktbeleid wordt inmiddels geïnvesteerd in het interesseren van leerlingen om voor techniek en zorg te kiezen. Het ontwikkelen van leer/werkbedrijven met en door sociaal werkvoorzieningschappen vraagt om opleidingstrajecten en onderwijspartners (ROC s). In het kader van de brede schoolontwikkeling kan het SW bedrijf Drechtwerk een van de actoren zijn. Een pilot voor een leerwerkbedrijf in de zorg wordt momenteel vorm gegeven door Drechtwerk. De Sprong, school voor praktijkonderwijs, en de Stichting Waardenburgh voor seniorenzorg. Bij verdere ontwikkelingen, uitvouw van de leerwerktrajecten, kan er ook op het gebied van huisvesting naar synergie worden gezocht. En bij het Spon zijn plannen voor het opzetten van een leerwerkbedrijf in de zorg aanwezig Arbeidsmarktbeleid en onderwijs: Naar verwachting zal vanaf 2020 een structurele krapte ontstaan op de arbeidsmarkt door onder meer vergrijzing. In de regio Drechtsteden zal het aantal 65-plussers in 2020 groter zijn dat de groep 0 tot 20 jaar. Er dreigen vooral personeelstekorten in de techniek, bouw, zorg en onderwijs. Het kabinet zet extra maatregelen in om de arbeidsparticipatie landelijk te versterken, maar regionaal zijn ook acties nodig. Het belangrijkste speerpunt van het regionale arbeidsmarktbeleid is het aanjagen van de regionale arbeidsmarkt in de sectoren techniek, zorg en toerisme door onder meer het beter aansluiten van het onderwijsaanbod op de vraag van het bedrijfsleven. Het aantal kinderen dat beroepsgericht onderwijs kiest daalt, terwijl de vraag stijgt. Om hierin een kentering te brengen worden een aantal initiatieven genomen. 36

54 visie onderwijs en educatie Sliedrecht In overleg met de verschillende sectoren wordt bekeken op welk niveau behoefte is/ komt aan personeel. MeTalent voor de bouwsector is hier een voorbeeld van. Het doel is de structuur binnen de sector te verstevigen en werken en leren te combineren aangedreven door de eigen branche. Momenteel wordt onderzocht hoe de maritieme (innovatieve) sector in de Drechtsteden versterkt kan worden. Waar ligt de behoefte van de maritieme sector voor wat betreft de arbeidsmarkt, waar kan het onderwijs op inspelen of specifiek op inzoomen. Het VMBO het Griendencollege en het ROC/ DVC willen in verlengde hiervan de 9 jarige opleiding techniek starten die leidt tot een HBO diploma in de techniek. (route VMBO-MBO- HBO als alternatief voor route Havo/HBO) Masterplan Beroepskolom 2.0 Drechtsteden 7. De gemeente heeft hierbij een regierol. Dit naast het werk van de het Griendencollege en DVC aan een 9 jarige opleiding in de techniek dat al is gestart. Ambitie de gemeente Sliedrecht wil een betere aansluiting tussen vraag en aanbod van de arbeidsmarkt en het onderwijsaanbod. De focus ligt daarbij op de sectoren maritiem, zorg en techniek. Actie : - De gemeente Sliedrecht zal zich, vanuit haar regierol, in de regio hard maken voor de behoefte aan onderwijs t.b.v. de zorgsector in samenwerking met de aanwezige zorginstellingen en het MBO en HBO. - Stimuleren VMBO (het Griendencollege) en het ROC Da VinciCollege om ook een 9 jarige doorlopende leerlijn / opleiding in de sector zorg te realiseren, samen met een HBO instelling. 7 Dit is een plan van de Drechtsteden gemeenten waarin maatregelen worden gepresenteerd om de zorgwekkende krimp van het aantal vmbo-leerlingen aan te pakken. Deze daling vormt een bedreiging voor het voortbestaan van de bestaande infrastructuur voor het beroepsonderwijs en leidt op termijn tot een tekort aan vakmensen. In het plan wordt voorgesteld twee nieuwe leerroutes te ontwikkelen: een vakmanschapsroute (vmbo-basis/kader mbo 2) en een vmbo-kader/mavo mbo hbo route. 37

55 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Onderwijs, Sport en Bewegen De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk dat de jeugd voldoende sport en beweegt. Op dit moment hebben te veel jongeren last van overgewicht en wordt er door de jeugd te weinig gesport. Sport en beweging zijn voor de jeugd belangrijk voor zowel de fysieke als de mentale gesteldheid en draagt bij aan gezonder en socialer ontwikkelen van de jeugd, aan betere leerprestaties en draagt bij aan het versterken van de leefbaarheid van de wijk. De school is de plek bij uitstek om een positieve impuls aan sporten en bewegen te geven. De afgelopen jaren zijn er veel positieve initiatieven opgezet om jongeren aan het sport en bewegen te krijgen. Vanuit dat kader doet de gemeente Sliedrecht onderzoek naar de haalbaarheid van combinatiefuncties. Combinatiefuncties zijn functies voor professionals die bij één werkgever in dienst zijn ten behoeve van meerdere sectoren, zoals scholen, sportverenigingen, buitenschoolse opvang, kunstzinnige- of culturele instelling. Ook is het mogelijk om via een brede schoolcoördinator de samenwerking tussen deze sectoren plaats te laten vinden. Het moet hierbij wel gaan om nieuwe functies. De vanuit het sportbeleid ingezette aanpak vraagt om een duurzame samenwerking tussen alle partners. Er zal een nieuw beleidskader worden opgesteld voor de periode Hierin zullen ook parallelle activiteiten worden meegenomen zoals Convenant Gezond Gewicht, Combinatiefuncties, en de Gezonde School. Door kinderen op school van jongst af aan te laten deelnemen aan sport en bewegingssituaties, wordt de basis gelegd voor een actief en gezond leven. Een gevarieerd sportaanbod op school draagt ook bij aan een prettige sfeer op school. Vitale leerlingen leveren bovendien betere schoolprestaties. Ambitie de gemeente Sliedrecht wil voldoende sport en bewegingsaanbod voor, tijdens en na schooltijd zodat kinderen een gezonde, vitale en actieve basis meekrijgen wat bijdraagt aan zowel de fysieke als de mentale ontwikkeling. Acties : In Sliedrecht wil men de huidige aanpak op het gebied van bewegen en sporten intensiveren en gaan inzetten op drie verbeterpunten: 1. projectsubsidies. Deze zijn tijdelijk van karakter. Met het stoppen van het projectgeld, verdwijnt ook het project. Succesvolle projecten moeten daarom geïmplementeerd en opgeschaald worden. 2. meer aansluiting qua beleid tussen onderwijs, sport en bewegen en bij de doelstellingen van het onderwijs zelf. 3. betere samenwerking tussen sectoren op alle niveaus. De gemeente Sliedrecht zal de komende jaren investeren in het realiseren van doorlopende leerlijnen op het gebied van sport en bewegen, waarbij het sport- en beweegaanbod goed wordt afgestemd op het lokale aanbod buiten de school, indien haalbaar via de combinatiefunctionarissen. 38

56 visie onderwijs en educatie Sliedrecht De Gezonde School Gezondheidsbevordering en preventie op scholen zorgen voor gezonder gedrag, betere schoolprestaties en minder vroegtijdig schoolverlaten. De gezondheid van leerlingen, leerkrachten/ docenten, medewerkers en ouders op school is heel belangrijk. Gezondheidsbevordering op de school zelf kan gaan over verschillende thema s zoals Roken en Alcohol, Voeding en Mondgezondheid, Sport en Bewegen, Persoonlijke verzorging, Sociaal-emotionele ontwikkeling, Relaties en Seksualiteit, Veiligheid en Milieu. In de periode wordt door de gemeente via de GGD ingezet op de thema s: Gezond Gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen. Via het reguliere programma van de GGD en Jeugdgezondheidszorg wordt op de onderwerpen mondgezondheid en veiligheid en milieu ondersteuning gegeven. Omdat het te versnipperd zou worden om alle bovengenoemde thema s op scholen te behandelen, kunnen de scholen hieruit een keuze maken of thema s prioriteren. Dit zou ook lokaal tussen gemeente en schoolbesturen afgesproken kunnen worden in het LEA. Er zijn verschillende redenen voor scholen om aan de Gezonde School te werken: gezonde leerlingen in een gezonde schoolomgeving presteren beter. De aanpak om tot een Gezonde School te komen, stimuleert op effectieve wijze de gezondheid van leerlingen en leerkrachten. Gezonde leerkrachten betekent minder ziekteverzuim en betere kwaliteit van het onderwijs. Het bevorderen van gezond gedrag maakt deel uit van de kerndoelen van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Met een vignet Gezonde School laat een basisschool zien structureel aandacht te besteden aan gezondheid. Dit draagt bij aan de profilering van de school en kan leiden tot meer aanmeldingen. Een effectieve inzet op preventie leidt tot minder gezondheidsproblemen. Daarmee kunnen vormen van individuele leerlingenzorg én van gezondheidszorg voorkomen worden. De scholen krijgen beter zicht op de gezondheidsproblemen die spelen bij de leerlingen en kunnen daardoor beter prioriteiten stellen voor gezondheidsbevordering of dit bespreken in het zorgteam. De school bevordert op planmatige wijze een gezonde ontwikkeling op school, in relatie tot de omgeving en thuis. Via evaluatie krijgen scholen inzicht in de resultaten van de uitgevoerde activiteiten, en kunnen zij beoordelen of zij deze willen continueren. Maatregelen hebben vooral effect als deze structureel worden uitgevoerd en als de maatregelen zowel inhoudelijk tijdens de lessen worden uitgevoerd als fysieke aanpassingen aan het schoolgebouw/ de schoolomgeving. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan schoolpleinen die uitnodigen tot bewegen of, zoals eerder in deze nota aangekaart, de maatregelen rond het binnenklimaat van scholen wat heeft geresulteerd in klaslokalen met voldoende frisse lucht. Ambitie De gemeente Sliedrecht streeft gezondheidsbevordering op scholen na ten behoeve van gezonde leerlingen in een gezonde schoolomgeving. Acties : - Voorgesteld wordt De Gezonde School te agenderen in het LEA en samen met de schoolbesturen een specifiek gezondheidsthema kiezen waarop gedurende een schooljaar zal worden ingezet. 15. Cultuur en kunstzinnige vorming 39

57 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Het huidige programma Cultuurparticipatie Drechtsteden loopt af en vanaf 2013 wordt het Rijks- en provinciaal beleid t.a.v. Cultuurparticipatie gewijzigd. Er zijn regionaal minder middelen beschikbaar. De middelen zullen worden ingezet voor Cultuureducatie met kwaliteit, gericht op het primair onderwijs met doorlopende leerlijnen. Hiervoor kunnen rijkssubsidies worden aangevraagd, die door eigen middelen dienen te worden aangevuld. Zodra de rijksregelgeving bekend is (medio 2012) zullen de scholen zich beraden op deelname. Op basis van de geoormerkte subsidie van het Ministerie maakt het merendeel van de Sliedrechtse scholen gebruik van het programma kunstmenu, zoals dat wordt aangeboden door Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland. Daarnaast wordt ingeschreven op incidentele acties/ programma s, zoals plaatselijk bibliotheek, muziekschool, Baggermuseum en regionaal stichting tobe, erfgoedcentrum en kunstgebouw Dordrecht. Ambitie De gemeente Sliedrecht stimuleert cultuureducatie en -participatie via scholen. Acties : - Voorgesteld wordt Cultuurparticipatie en -educatie te agenderen in het LEA en te stimuleren dat scholen deelnemen aan het programma cultuurparticipatie. 40

58 visie onderwijs en educatie Sliedrecht Afkortingenlijst BSO buitenschoolse Opvang CJG Centrum Jeugd en Gezin DVC Da Vinci College HAVO Hoger Algemeen Vormend Onderwijs HBO Hoger Beroeps Onderwijs IHP Integraal (onderwijs)huisvestings Plan KOV Kinderopvang LEA lokale Educatieve Agenda LOOT-school Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport MBO Middelbaar Beroeps Onderwijs OCW Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen po primair onderwijs RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaters ROC Regionaal Opleidings Centrum SCP Sociaal Cultureel Planbureau SDD Sociale Dienst Drechtsteden so speciaal onderwijs TSO Tussenschoolse Opvang VAVO Volwassenen Algemeen Vormend Onderwijs VMBO Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs VMBO-bb VMBO basisberoepsgerichte leerweg VMBO-gl VMBO gemengde leerweg VMBO-kb VMBO kader beroepsgerichte leerweg VMBO-t VMBO theoretische leerweg vo voortgezet onderwijs vso voortgezet speciaal onderwijs vsv voortijdig schoolverlaten vve voor en vroegschoolse educatie vwo voorbereidend wetenschappelijk onderwijs WEB Wet Educatie Beroepsonderwijs wet OKE wet Onderwijskansen door Kwaliteit en Educatie wmo wet maatschappelijke ontwikkelingen WPO Wet Primair Onderwijs ZAT Zorg Advies Team ZML zeer moeilijk lerend 41

59 BESLUITENLIJST Opiniërende bijeenkomst Dinsdag 13 maart 2012, Aanvang uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht aanwezig M.J. Bisschop-Roodbeen raadslid T.C.C. den Braanker raadslid H.M. Mulder raadslid C.N. de Jager raadslid Ph.G. Mak burgerraadslid G.J. Visser-Schlieker raadslid T.W. Pauw raadslid W.H. Blanken raadslid M. Sneijder raadslid A. de Winter burgerraadslid A. van Gameren raadslid C.A. de Bruin raadslid J.J. Huisman raadslid B. van der Plas burgerraadslid A. van Rees burgerraadslid W.J. Dunsbergen raadslid K. Kuiken raadslid V.E. Prins raadslid J.L. de Vries burgerraadslid L. van Rekom raadslid C.E. Verschoor raadslid M. Danser-Duizendstra burgerraadslid M. Visser voorzitter/raadslid A. Overbeek raadsgriffier A.G.M. Van de Vondervoort wnd burgemeester J.P. Tanis wethouder J.A. Lavooi wethouder A. de Waard wethouder afwezig M.C. Quist L.A. Huijser raadslid raadslid 1. Opening Afmeldingen: Quist en Huijser Stukken Richttijden

60 2. Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Bij dit agendapunt vindt inventarisatie van spreker(s) plaats Aanmelding van een niet op de agenda staand punt: geen Aanmelding van een wel op de agenda staand punt: geen 3. Vaststellen agenda agenda Voorstel van orde van de voorzitter: Agendapunten 9 ((financiële) voortgangsrapportage projecten) en 10 (Voortgang Brede Doorlichting) doorschuiven naar een volgende opiniërende bijeenkomst. Sprekers: Van Rekom, mw Visser, Den Braanker, Dunsbergen, Van Gameren. Voorstel overgenomen Bij agendapunt 11 (De Grienden) melden Huisman en Verschoor dat zij bij dit agendapunt de zaal verlaten Besluit: Agendavoorstel akkoord 4a. Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen over alle voor deze vergadering bestemde college-informatiebrieven (opgenomen bij ingekomen stukken) aan de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen Er zijn twee Collegeinformatiebrieven aangeboden en opgenomen in de ingekomen stukken lijst: 14 februari en 6 maart jl. Sprekers: De Bruin (Lavooi), Van Rekom (Tanis) (interrupties: mw Visser, Dunsbergen), mw Visser (Lavooi) 4b. Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen Geen opmerkingen 5. Mondelinge vragen (rondvraag) De raadsleden zijn in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend Aanmelding: Pauw Pauw: over dossier Slootweg / Kerkbuurt en de reactie

61 van het college in het Kompas d.d. 1 maart 2012 Portefeuillehouder Lavooi 6. Besluitenlijst en actiepuntenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 31 januari en besluitenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 23 februari 2012 De raadsleden wordt gevraagd de besluitenlijsten incl. actiepuntenlijst vast te stellen. Besluit: Besluitenlijsten 31 januari en 23 februari 2012 worden vastgesteld Actiepuntenlijst: Sprekers: mw Visser niet akkoord met de Actiepuntenlijst Den Braanker wenst betere omschrijving van punt 129 Nr 41 Onderwijsvisie wordt informatief behandeld op 20 maart a.s. De uitkomsten Prickwaert moet nog worden gepland Nr 28 agendering Drechtwerk afgehandeld Nr 47 (3 zorgthema s) naar doorlopende actielijst Nr 129 verzoek aan het college tot herschrijven van dit actiepunt Actiepuntenlijst met de gemaakte opmerkingen akkoord besluitenlijst 31 jan besluitenlijst 23 feb actiepuntenlijst Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. overzicht Behandeling van alle ingekomen stukken in een keer. Zie verder op in de agenda. Onderwerpen Ruimte en Groen 01 Ontwerp bestemmingsplan Woongebied (aanbiedingsbrief, notitie, bijlagen) 02 Brief gemeente Hardinxveld-Giessendam over motie A15 (brief en motie) 03 Brief van het college van 15 februari 2012 aan fractie PvdA over milieu Besluit: ingekomen stukken lijst vastgesteld 8. Vaststellen van bestemmingsplan Oude Uitbreiding West deel B + C De raadsleden wordt gevraagd: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West deel B + C geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de ingediende zienswijzen 1 tot en met 23 op het aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit

62 ontwerp bestemmingsplan Oude Uitbreiding West deel B + C ontvankelijk te verklaren; zich te verenigen met de beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van de ingediende zienswijzen zoals opgenomen in het Zienswijzenverslag bestemmingsplan Oude Uitbreiding West deel B + C d.d. februari 2012; 4. in overeenstemming met het genoemde zienswijzenverslag: - de zienswijzen 1 t/m 12, 14, 15, 21 en 22 gedeeltelijk gegrond te verklaren - de zienswijzen 13, 16 t/m 20 en 23 ongegrond te verklaren e. het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West deel B + C, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp15OUWdeelBC-3001, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte overzicht van de wijzigingen. De volgende nazendingen maken deel uit van de behandeling: 6 maart 2012: vier bestanden met zienswijzen 9 maart 2012: brief Scheepswerf L.J. Boer Sliedrecht 9 maart 2012: brief Kvk en VSO Sprekers: Pauw (orde voorstel, haalt het niet, wordt behandeld), Dunsbergen, Mak (interrupties Pauw en Van der Plas), Verschoor (interrupties Dunsbergen en Mak), Van der Plas Portefeuillehouder (Lavooi) Sprekers: Dunsbergen, Mak (interrupties Pauw en Verschoor) Portefeuillehouder (Lavooi) Advies / Conclusie voorzitter: Bespreekpunt raad 27 maart a.s. Onderwerpen Burger en Bestuur 04. Handhaving jaarverslag 2011 en prioriteiten 2012 (aanbiedingsbrief, jaarverslag) 05. College-informatiebrief van 14 februari 2012 (aanbiedingsbrief, college-informatiebrief, bijlage) 06. College-informatiebrief van 6 maart 2012 (aanbiedingsbrief, college-informatiebrief, bijlage)

63 Besluit: ingekomen stukken lijst vastgesteld Direct door naar agendapunt (Financiële)voortgangsrapportage projecten Bespreken op verzoek van de fractie van het CDA en VVD Agendapunt schuift door naar volgende opiniërende bijeenkomst notitie CDA/VVD aanbiedingsbrief collegeinformatiebrief 20 dec Voortgang Brede Doorlichting Bespreken op verzoek van de fractie van de VVD, de PvdA en PRO Sliedrecht Agendapunt schuift door naar volgende opiniërende bijeenkomst aanbiedingsbrief en presentatie Onderwerpen Welzijn en Zorg Geen ingekomen stukken 11. Huisman en Verschoor verlaten de zaal Verstrekking eenmalige bijdrage Griendencollege De raadsleden wordt gevraagd: 1. Een eenmalige bijdrage aan het Griendencollege te verstrekken van ; 2. Hieraan de volgende voorwaarden te verbinden. a. De bijdrage is eenmalig en slechts bedoeld als overbrugging naar meer schaal voor het VMBO in de regio ; Het Griendencollege verplicht zich te streven naar meer samenwerking/fusie; e.e.a. dient medio 2012 te resulteren in een rapportage over de uitkomsten; c. Inzet moet zijn dat de onderwijsvoorziening in Sliedrecht voor tenminste techniek en zorg, ook wanneer sprake is van een grotere regionale schaal, beschikbaar blijft; d. In het financieel meerjarenperspectief van de school moet ernaar gestreefd worden dat vanaf 2013 weer ruimte bestaat voor het structureel bekostigen van de thans door de gemeentelijke bijdrage bekostigde zaken (vervanging apparatuur en scholingskosten personeel); e. De gemeente wordt regelmatig van de financiële ontwikkelingen bij het Griendencollege op de hoogte gehouden. 3. De financiële bijdrage te dekken uit de algemene reserve Sprekers: Prins, Bisschop-Roodbeen, Van Rekom, Van Rees, Blanken aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit

64 Portefeuillehouder (Tanis) Tweede termijn: Blanken, Prins, Van Rekom Portefeuillehouder (Tanis) Aangepast in het raadsbesluit dat er een regelmatige rapportage komt Advies / Conclusie voorzitter: Toezeggingen van de portefeuillehouder: Aangepast in het raadsbesluit: dat er regelmatige rapportage komt en de terminologie streven naar er uit te halen Hamerstuk met stemverklaring (27/3) 12. Ontwerpbegroting 2012 Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht/Sliedrecht De raadsleden wordt gevraagd tot het verlenen van goedkeuring aan de ontwerpbegroting voor het jaar 2012 van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht Nazending 6 maart 2012: ontwerpbegroting 2012 OPOS Sprekers: Bisschop-Roodbeen en Van Gameren Advies / Conclusie voorzitter: Hamerstuk zonder stemverklaring (27/3) 13. Sluiting om uur aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit De voorzitter, M. Visser

65 ACTIEPUNTENLIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST n.a.v. 13 maart 2012 (behandeling 10 april 2012) (versie ) Nr. datum Omschrijving Afhandeling Beoogde datum Opiniërende bijeenkomst informeren over de evaluatie (projecten) n.a.v. Resultaten Rekenkamercommissie-onderzoek aanbevelingen rapporten Kerkbuurt en kunstgrasvelden Aanbieding uitwerking eerste innovatieve plannen i.h.k.v. de Brede Doorlichting A.G.M. van de Vondervoort aanleveren door B&W aan AC wordt betrokken bij de P&C-cyclus, eerste keer bij jaarrekening 2011 J.P. Tanis 1e kw 2012, naar de agendacommissie startnotities Jeugdbeleid opstellen: J.A. Lavooi 1. afgehandeld 1.SJOS en 2. Herijking jeugdbeleid 2. mei agendering het Plaatje J.P. Tanis mogelijk maart Notitie over RIEC en Veiligheidshuis wat Sliedrecht heeft gehad aan de voorzieningen Op 4 onderdelen wordt i.h.k.v. brede doorlichting terug gekomen en worden tweetal zaken aan toegevoegd: opzet kerntakendiscussie en hoe om te gaan met reserves en voorzieningen A.G.M. van de Vondervoort medio 2012 J.P. Tanis 2e kw 2012 Beoogde datum door Agendacommissie (AC)

66 De Onderwijsvisie, waarbij wordt ingegaan op inhoudelijk beleid en huisvestingsbeleid en afzonderlijk daarvan ook op uitkomsten Prickwaertoverleg Voorstel locatie Lanser/De Stoep en hierin wordt meegenomen ruimtelijke en financiële randvoorwaarden incl. exploitatiekosten J.P. Tanis begin 2012 > eind 1e kwartaal 2012 J.A. Lavooi 1e kw 2012 informatieve bijeenkomst 20 maart 2012> Prickwaertlocatie nog onbekend Actualisatie Benedenveer locatie J.A. Lavooi 1e kw Op het moment dat o.g.v. regionale ontwikkelingen m.b.t. J.A. Lavooi 2e kw 2012 woningbouw het beleid van Sliedrecht aanpassing verdient, komt de wethouder met nadere voorstellen naar de raad J.P. Tanis 1e kw Notitie over grondexploitatie en grondbeleid komt tzt., college nog niet uit op welke termijn deze komt, over die termijn wordt de raad later geïnformeerd. Grondbeleid: er komt over de inhoud afstemming met de raad voordat deze wordt geschreven Agendering evaluatie Pilot met Buurttoezicht A.G.M. van de Vondervoort 3e kwartaal Eerste ambtelijke samenwerkings-pilots met Hardinxveld A.G.M. van de voorjaar 2011 Vondervoort Nieuwe structuurvisie voor dorpsvernieuwing J.A. Lavooi eind 2010 > 2e kw Dorpsvernieuwingsplan J.A. Lavooi 2e kw College komt met eerste voorstellen over de organisatie A.G.M. van de Eind 2010 Vondervoort Sterkere gemeentelijke organisatie A.G.M. van de Vondervoort Te komen met de evaluatie Shared Service Center inclusief een J.P. Tanis eind 1e kw plaatselijk component 2012

67 Een overzicht geven van leegstaande bedrijfspanden in Sliedrecht op verzoek van PRO Sliedrecht J.P. Tanis eind 2010 > 1e kw Te komen met een overzicht van de grote projecten inclusief de bijbehorende financieringsvorm. Projectrapportage inclusief planning en voortgang Te komen met een voorstel voor de milieustraat en de gemeentewerf J.P. Tanis begin 2011 > 2e kw 2012 A. de Waard in de loop van 2011 > 3e kw Proberen een klap te geven op de Connexxion locatie A. de Waard in de loop van 2011 > 1e kw Verzoek agendering Milieubeleidsplan A. de Waard medio Verzoek agendering ingekomen stuk 1: Voortgang Brede Doorlichting doorlopende actiepuntenlijst Tweejaarlijkse tussentijdse rapportage van het Uitvoeringsprogramma (bij zomernota en begroting) verzoek van raad aan college om de punten van de actiepuntenlijst zoveel mogelijk via de Informatiebrief van het college af te handelen Structurele kosten in de Jaarrekening mogen niet meer keer op keer als eenmalig worden ingeboekt A.G.M. van de Vondervoort A.G.M. van de Vondervoort A.G.M. van de Vondervoort J.P. Tanis Up-date grote projecten dit najaar J.P. Tanis Notitie over drie grote zorgthema s waarin expliciet wordt opgenomen over welke onderwerpen de raad invloed kan uitoefenen en op welke wijze men ze kan vormgeven J.A. Lavooi

68 Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 20 maart 2012 Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. Fatale termijn nee Bijlagen 4 Ons kenmerk Zaaknr. B&W besluit 20 maart 2012 Portefeuillehouder J.A. Lavooi Burger en Bestuur Onderwerp Wat wordt gevraagd Lokaal gezondheidsbeleid regionale versie 1. Vaststellen van de nota Gezondheid gewoon dichtbij, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Holland Zuid , inclusief de keuze voor de thema s Gezond gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen 2. Kennis nemen van de Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht Update Instemmen met de keuze van het lokale thema Gezonde omgeving voor het gezondheidsbeleid, en aan het college opdracht te geven het thema gezonde omgeving uitwerking te geven door de aanbevelingen van de GES van uitwerking te voorzien. Toelichting Op grond van de wettelijke verplichting Wet publieke gezondheid art. 13 moet vierjaarlijks het gemeentelijk gezondheidsbeleid worden vastgesteld. De regionale nota is met 19 gemeenten voorbereid. Mede op basis van de regionale nota zal de GGD ZHZ haar taken voor de komende jaren vormgeven aan de hand van verder uit te werken plannen. De update van de GES is tot stand komen als actiepunt in het lopende gezondheidsbeleid en bedoeld ter voorbereiding van het beleid op de komende periode. De regionale volksgezondheidtoekomstverkenning (rvtv) Sliedrecht is opgesteld op basis van de gezondheidsenquête, beschikbare gezondheidsgegevens en landelijke onderzoeken en wordt benut voor selectie van lokale accenten. Bijgaande stukken Raadsvoorstel en -besluit Lokaal gezondheidsbeleid regionale versie Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Holland Zuid (Gezondheid gewoon dichtbij) Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht, update Kopieën aan: Archief

69 Ambtelijk contactpersoon Dhr. E. Kanters Tel.nr. (0184) Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

70 Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Sliedrecht, Onderwerp: Lokaal Gezondheidsbeleid Voorgesteld besluit: Vaststellen van de nota Gezondheid gewoon dichtbij, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid- Holland Zuid , inclusief de keuze voor de thema s Gezond gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen Kennis nemen van de Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht Update 2011 Instemmen met de keuze van het lokale thema Gezonde omgeving voor het gezondheidsbeleid, en aan het college opdracht te geven het thema gezonde omgeving uitwerking te geven door de aanbevelingen van de GES van uitwerking te voorzien. Overwegingen en alternatieven: Bijgaand treft u de Regionale Nota Gezondheidsbeleid Zuid Holland Zuid , getiteld Gezondheid Gewoon dichtbij en de Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht Update Gezondheid gewoon dichtbij Deze regionale nota is opgesteld op basis van een regionaal vastgestelde Nota van Uitgangspunten De regionale nota beschrijft welk beleid de gezamenlijke gemeenten in de regio Zuid- Holland Zuid (ZHZ) in gaan zetten om de gezondheid van haar inwoners te beschermen en te bevorderen. De gezamenlijke beleidsontwikkeling is ook van belang voor de afstemming van het gezamenlijk opdrachtgeverschap richting de GGD ZHZ als uitvoeringsorganisatie voor de publieke gezondheid van de 19 gemeenten in de regio ZHZ. Gemeenten kunnen besluiten aan de regionale nota een lokale paragraaf toe te voegen met daarin specifieke aandachtspunten en een lokaal thema. In 2008 is gestart met de huidige nota gezondheidsbeleid. Deze lokale nota bestond uit de regionale onderwerpen en een drietal lokale thema s. In het regionale gedeelte lag de prioriteit naast de algemene wettelijke taken in gezondheidsbescherming en ziektepreventie op de uitvoering van vier programma s gericht op overgewicht, depressie, alcoholgebruik en binnenmilieu. De nu voorliggende uitgangspunten voor het gezondheidsbeleid zijn grotendeels ingegeven door de beleidsontwikkeling in de afgelopen periode. Een deel van de regionale thema s van het beleidsplan worden gecontinueerd in het gezondheidsbeleid voor de komende vier jaren. Het lokale gedeelte wordt via een afzonderlijk traject vorm gegeven. Landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij Op 25 mei 2011 verscheen de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij. In deze nota schrijft de minister van Volksgezondheid dat het kabinet staat voor de eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. De kabinetsvisie is in deze nota uitgewerkt in drie thema s: vertrouwen in gezondheidsbescherming;

71 - 2 - zorg en sport dichtbij in de buurt; zelf beslissen over leefstijl. De minister vraagt aandacht voor met name gezondheidsrisico s in de omgeving, prenatale zorg, toename van chronische ziekten en psychische aandoeningen. Uiterlijk twee jaar na publicatie van de landelijke nota dient de gemeente het gezondheidsbeleid voor vier jaar vast te stellen. Wij sluiten met onze regionale thema s aan bij de landelijke nota gezondheidsbeleid. Evenals in de huidige beleidsperiode dragen de gemeenten hun rol als uitvoeringsregisseur over aan de GGD ZHZ. Beleidsambities Het gezondheidsbeleid geeft op hoofdlijnen invulling aan de wettelijke verantwoordelijkheden uit de Wet Publieke Gezondheid (Wpg). In deze nota beschrijven wij op basis van de wettelijke taken de visie, de uitgangspunten, doelstellingen, acties en meetmomenten voor het gezondheidsbeleid De beleidsambities voor de wettelijke taken zijn als volgt geformuleerd. Wij streven ernaar dat álle inwoners in een als goed ervaren gezondheid kunnen leven. Leeftijd, afkomst of een lage sociaal economische status (met name door een lage opleiding of het ontbreken ervan) mag hierbij geen belemmering vormen en mag niet leiden tot gezondheidsverschillen. Goede gezondheid moet bereikbaar zijn voor iedereen. Een goede gezondheid is in de eerste plaats op individueel niveau belangrijk maar is ook van grote betekenis voor de samenleving. Gezonde mensen zijn beter in staat om een bijdrage te leveren aan de maatschappij en zijn onmisbaar voor een vitale en economisch welvarende samenleving. Meer specifiek gaat het om de volgende activiteiten. Gezondheidsbescherming o Intensiveren van de aandacht voor gezondheidsaspecten bij fysieke veiligheid, risicovolle ondernemingen en evenementen, door proactieve advisering op het terrein van medische milieukunde en technische hygiënezorg en dit te betrekken in onze bestuurlijke beslissingen. o Consolideren van de inzet op infectieziektebestrijding, waarbij in beeld gebracht wordt wat de risico s voor onze gemeente zijn op de verwachte toename van oude en nieuwe infectieziekten. Accent blijven leggen op preventie, vroegtijdige signalering en voorbereiding op de bestrijding. Ziektepreventie o Implementeren van de visie op jeugdgezondheidszorg zoals gesteld in het subsidiekader jeugdgezondheidszorg. o Ontwikkelen van een visie voor een preventie en gezondheidsbevordering voor ouderen. Gezondheidsbevordering o Inzetten op het bevorderen van mentale weerbaarheid, gericht op kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen, allen met een lage sociaaleconomische status. o Inzetten op het bevorderen van een gezond gewicht, gericht op kinderen en volwassenen, allen met een lage sociaaleconomische status. o Inzetten op het voorkomen van het gebruik van genotmiddelen door jongeren. Gezondheidsthema s In de nieuwe regionale nota worden de volgende drie thema s voor de komende vier jaar benoemd: Gezond gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen. 2. Lokaal gezondheidsthema In de huidige lokale gezondheidsnota zijn naast vier regionale thema s drie lokale thema s opgenomen: buitenmilieu, huiselijk geweld en versterking voorzieningen. Huiselijk geweld is in de praktijk meer opgepakt als onderwerp van Maatschappelijke zorg binnen de Wmo. Op basis van het onderzoek over versterking voorzieningen door het onderzoeksbureau PON uit Tilburg zijn verschillende acties uitgezet: ketenaanpak dementie, actieplan jeugdwerkloosheid/ opleidingen zorg en een start gemaakt met het zoeken van aansluiting van kinderen met overgewicht en obesitas bij sportverenigingen. De eerste twee actiepunten worden door Rivas uitgevoerd en het laatste punt wordt in het sportbeleid in het kader van het thema gezond gewicht nader uitgewerkt.

72 - 3 - Gelet op vraagstukken die binnen de gemeente Sliedrecht op het terrein van milieu spelen, het advies van de GGD in de Regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning 2010 Gezondheid InZicht Sliedrecht, de resultaten en adviezen van de update van de GES en de aandacht die dit onderwerp ook in het recente verleden had ligt het voor de hand om ook voor de komende periode dit als lokaal thema, onder de noemer Gezonde omgeving, te benoemen en uit te werken. En hiervoor de aanbevelingen in de update van de GES van uitwerking te voorzien. Gezondheidseffectscreening (GES) In de huidige gezondheidsnota is op basis van een gezondheidseffectscreening (GES) een twaalftal actiepunten geformuleerd. Deze zijn de afgelopen jaren nader uitgewerkt. Het laatste actiepunt van de figerende lokale nota gezondheidsbeleid was het laten opstellen van een geactualiseerde GES. Deze update heeft in de afgelopen periode plaatsgevonden en recentelijk aangeboden. Bijgaand treft u in de bijlage de update 2011 van de GES aan. De GGD geeft op basis van deze update van de GES een zeventiental adviezen. Kern van deze adviezen is om deze GES een rol te laten vervullen bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid(- suitwerking). Daarvoor worden aan aantal concrete aanbevelingen gedaan. Voorgesteld wordt om het college opdracht te geven het thema gezonde omgeving uitwerking te geven door de aanbevelingen in de update van de GES van uitwerking te voorzien. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders De GGD Zuid-Holland Zuid ontvangt van de deelnemende gemeenten een inwonerbijdrage. De verdeling van de inwonerbijdrage over de diverse taken van de GGD gebeurt elk jaar bij het vaststellen van de begroting. In 2011 en 2012 heeft de GGD een taakstelling van in totaal 10 procent (5% in 2011 en 5% in 2012) op de inwonersbijdrage. In 2012 wordt voor het eerst gewerkt met een productbegroting, waardoor het bestuur van de GGD gerichter kan sturen op deze verdeling. De ambities van deze nota zijn belangrijke input voor deze sturing. De uitvoering van de kosten voor het lokaal gezondheidsbeleid door de GGD ZHZ kunnen worden gedekt uit de middelen in de begroting 2012 en bij continuering tot Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De Wet publieke gezondheid (Wpg) bepaalt dat gemeenten (mede) verantwoordelijk zijn voor het beschermen en bevorderen van de publieke gezondheid. De invulling van deze verantwoordelijkheid gebeurt door het opstellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. De regionale nota gezondheidsbeleid geeft op hoofdlijnen invulling aan de verantwoordelijkheden uit de Wpg. Naast de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) is ook de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en op termijn mogelijk ook de Wet op de Jeugdzorg een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Voor de andere zorgwetten, de zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), dragen gemeenten geen directe verantwoordelijkheid. Wel worden gemeenten verantwoordelijk voor taken uit de AWBZ (begeleiding) die overgeheveld worden naar de Wmo. Tijdspad, monitoring en evaluatie Bespreking van het raadsvoorstel en besluit in de opiniërende bijeenkomst van de gemeenteraad. Vaststelling van het raadsvoorstel en besluit in de gemeenteraad. Uitwerking van het lokale thema. De evaluatie zal door de GGD worden uitgevoerd en regionaal worden verantwoord. Via de reguliere verantwoordingsinstrumenten van de begrotingscyclus zal de voortgang worden gerapporteerd.

73 - 4 - Externe communicatie: Bij het opstellen van het regionale gezondheidsbeleidsplan zijn de regionale en lokale samenwerkingsorganisaties nauw betrokken geweest. De nota Gezondheid gewoon dichtbij, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Holland Zuid is met instemming besproken in de Wmoadviesraad. In een bijeenkomst met lokaal opererende zorg-, woon- en welzijnsorganisaties zijn de hoofdlijnen van de nota gepresenteerd en met instemming besproken. De communicatie van de uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid berust voornamelijk bij de GGD. Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

74 Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ; b e s l u i t : 1. Vaststellen van de nota Gezondheid gewoon dichtbij, Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid- Holland Zuid , inclusief de keuze voor de thema's Gezond gewicht, Mentale weerbaarheid en Genotmiddelen 2. Kennis nemen van de Gezondheidseffectscreening (GES) gemeente Sliedrecht Update Instemmen met de keuze van het lokale thema Gezonde omgeving voor het gezondheidsbeleid, en aan het college opdracht te geven het thema gezonde omgeving uitwerking te geven door de aanbevelingen van de GES van uitwerking te voorzien. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier, De voorzitter, A. Overbeek A.G.M. van de Vondervoort

75 Gezondheid gewoon dichtbij Regionale nota gezondheidsbeleid Zuid-Holland Zuid september 2011

76 Inhoudsopgave Pagina Samenvatting 2 Inleiding 3 Hoofdstuk 1: Gezondheid gewoon dichtbij Visie en uitgangspunten Regionaal beleid met oog voor de lokale verschillen Het rijksbeleid in relatie tot het regionale beleid Afstemming en sturing Integraal oppakken gezondheidsbeleid 6 Hoofdstuk 2: Gezondheidsbescherming Algemeen Gezondheidsbescherming Hoofdstuk 3: Ziektepreventie Algemeen Ziektepreventie Hoofdstuk 4: Gezondheidsbevordering Algemeen Gezondheidsbevordering Programma s Mentale weerbaarheid en Gezond Gewicht Programma Genotmiddelen /Verzuip jij je toekomst?! Hoe meten we of we succesvol zijn? 15 Bijlage 1: Wettelijk kader 17 Bijlage 2: Proces van totstandkoming regionale nota gezondheidsbeleid Bijlage 3: Bevindingen uit de RVTV

77 Samenvatting Vanuit de Wet publieke gezondheid (Wpg) hebben gemeenten en de rijksoverheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid op het gebied van publieke gezondheid. Gemeenten worden geacht elke vier jaar gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Voor de beleidsperiode hebben de 19 gemeenten uit de regio Zuid-Holland Zuid één regionale gezondheidsnota opgesteld. In deze nota beschrijven we de visie en uitgangspunten van het gezondheidsbeleid en beschrijven we de doelstellingen, acties en meetmomenten op het gebied van gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering. De gemeenten in de regio Zuid_Holland Zuid streven ernaar dat alle inwoners in een als goed ervaren gezondheid kunnen leven. Leeftijd, afkomst of sociaal economische status mogen hierbij geen belemmering vormen. Inwoners zijn hiervoor zelf verantwoordelijk, maar het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om hen hiertoe in staat te stellen. Daarom sluiten de gemeenten in hun beleidsvoornemens zo veel mogelijk aan bij de leefwereld van de inwoners en het aanbod in de wijk en buurt. De gemeenten onderkennen dat hun regio zowel een landelijk gebied betreft als ook een aantal stedelijke kernen met zware industrie en transportassen de regio doorkruisen. In deze nota houden de gemeenten rekening met de specifieke uitdagingen in beide gebieden. Voor elke gemeente is er ruimte voor de invulling van lokale thema s. De gezondheid van de inwoners wordt beïnvloed door vele factoren; het leefklimaat, de inrichting van de openbare ruimte, het aanbod van sport- en vrijetijdsactiviteiten, etc. De gemeenten streven daarom een integrale aanpak na in al de beleidsbesluiten. De aandacht gaat uit naar de inwoners met een lage sociaal economische status. Zij leven steeds langer in slechte gezondheid. De gemeenten willen de sociaal economische gezondheidsverschillen verkleinen en richten zich met name op deze groepen. Ook infectieziektebestrijding, medische milieukunde en technische hygiënezorg vraagt de aandacht van gemeenten. Gezondheidsrisico s bij de verspreiding van infectieziekten, slechte hygiënische omstandigheden en andere milieutechnische gevaren willen we voorkomen. Het bevorderen van de gezondheid van Zuid-Holland Zuid vraagt om een langetermijnbeleid gericht op de veranderingen in de samenleving bij de burgers en in de omgeving. De speerpunten op het gebied van gezondheidsbevordering zijn: mentale weerbaarheid, het voorkomen van genotmiddelengebruik onder jongeren en gezond gewicht. De gemeenten zetten daarmee het beleid van afgelopen beleidsperiode voort en sluiten daarbij aan bij het kabinetsbeleid. De gemeentelijke ambities op deze drie terreinen zijn omgezet in uitvoeringsprogramma s in de regio Zuid-Holland Zuid. Met deze programma s geven de gemeenten uitvoering aan het gezondheidsbeleid en maken de gemeenten afspraken met lokale partijen. Instrumenten worden ingezet en gemeten. Deze regionale nota is in opdracht van de portefeuillehouders volksgezondheid van de regio Zuid-Holland Zuid opgesteld en in samenwerking met de gemeentelijke ambtenaren volksgezondheid en de GGD Zuid-Holland Zuid geschreven. 2

78 Inleiding Voor u ligt de nota Lokaal Gezondheidsbeleid voor de beleidsperiode Deze nota beschrijft welk beleid de gezamenlijke gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid (hierna de gemeenten) inzet om de gezondheid van haar inwoners te beschermen en te bevorderen. Een groot deel van dit beleid komt tot stand in samenwerking met andere gemeenten in de regio. De gemeenten uit de regio Zuid-Holland Zuid hebben gezamenlijk te maken met landelijke en regionale ontwikkelingen in de gezondheid van haar inwoners. Zij zien welvaartsziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten in de gehele regio toenemen, maar bijvoorbeeld ook het problematisch gebruik van alcohol onder jongeren is een (boven-)regionaal probleem. Daarnaast houden de gemeenten rekening met de landelijke nota volksgezondheid die de speerpunten van het landelijk beleid aangeeft. De gemeenten in Zuid-Holland Zuid hebben gezamenlijk een aantal wettelijke taken van de Wet publieke gezondheid overgedragen aan de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid. In haar regio voert de GGD Zuid-Holland Zuid (hierna de GGD) deze wettelijke taken van het gezondheidsbeleid uit. De GGD geeft inzicht in de gezondheidstoestand van haar inwoners door middel van gezondheidsenquêtes en de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rvtv). Deze nota is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de GGD. Tot slot sluiten in deze beleidsperiode voor het eerst de gemeenten uit de Hoeksche Waard aan bij deze regionale nota, omdat zij sinds 1 januari 2010 zijn aangesloten bij de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid. Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt de context beschreven waarbinnen het beleid met betrekking tot de publieke gezondheid in Zuid-Holland Zuid wordt vormgegeven. Het beschrijft de visie en uitgangspunten, de relatie tussen het regionale beleid en lokale thema s, de relatie met het rijksbeleid, hoe de gemeenten afstemmen met andere partijen. De hoofdstukken 2, 3 en 4 beschrijven de context, doelstellingen, acties en meetmomenten op het gebied van gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering. In de bijlagen worden achtereenvolgens het wettelijk kader, het proces van totstandkoming van de regionale nota en de bevindingen uit de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rvtv) beschreven. Verder is het subsidiekader ijgz toegevoegd als bijlage. 3

79 1. Gezondheid gewoon dichtbij 1.1. Visie en uitgangspunten De gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid streven ernaar dat álle inwoners in haar gemeente in een als goed ervaren gezondheid kunnen leven. Leeftijd, afkomst of een lage sociaal economische status (met name door een lage opleiding of het ontbreken ervan) mogen hierbij geen belemmering vormen en mag niet leiden tot gezondheidsverschillen. Goede gezondheid moet bereikbaar zijn voor iedereen. Een goede gezondheid is in de eerste plaats op individueel niveau belangrijk maar is ook van grote betekenis voor de samenleving. Gezonde mensen zijn beter in staat om een bijdrage te leveren aan de maatschappij en zijn onmisbaar voor een vitale en economisch welvarende samenleving. Door de gezondheid te bevorderen kunnen de gemeenten maatschappelijke en economische baten realiseren. Investeren in gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering levert niet alleen winst op voor de gemeente zelf, maar ook voor zorgverzekeraars, werkgevers en onderwijs. Gezonde mensen kosten minder, leren beter en zijn arbeidsproductiever. Daarom zijn de gemeenten van mening dat een gezonde samenleving een gemeenschappelijke zaak is van inwoners, zorgverzekeraars, werkgevers, zorg- en onderwijssector en de gemeenten zelf. In eerste instantie zijn de inwoners zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid. Het is wel de beleidsverantwoordelijkheid van de gemeente om hen in staat te stellen deze verantwoordelijkheid mogelijk te maken. Ondersteuning van de inwoners heeft alleen zin als de gemeenten goed luisteren en inzicht krijgen in hun leefwereld en de achterliggende normen en waarden. In de beleidsuitvoering kunnen de gemeenten vervolgens beter bij deze leefwereld aansluiten en daardoor de kans op een gezonde samenleving vergroten. Dit impliceert een omslag in de manier van werken. De gemeenten gaan de dialoog aan met de inwoners die ondersteuning nodig hebben en met huisartsen, professionele- en vrijwilligersorganisaties. Met hen ontwikkelen de gemeenten samen een aanpak die aansluit bij hun vraag Regionaal beleid met oog voor de lokale verschillen De regio Zuid-Holland Zuid kent zowel verstedelijkt gebied met (zware) industrie en grote transportassen als landelijke gebied met kleinere gemeenten en dorpskernen. Beide kennen hun eigen specifieke uitdagingen op het gebied van de publieke gezondheid. De verstedelijkte gebieden hebben bijvoorbeeld te maken met milieuknelpunten zoals een overschrijding van de norm voor stikstofdioxide langs drukke wegen en geluidsoverlast, terwijl in sommige kleine, landelijke dorpskernen weer hele andere zaken een rol spelen, zoals een lage vaccinatiegraad of specifieke behoeften aan opvoedingsondersteuning. Binnen het domein van de publieke gezondheid hebben de gemeenten op het gebied van de gezondheidsbevordering in tegenstelling tot gezondheidsbescherming en ziektepreventie relatieve beleidsvrijheid. In samenspraak met elkaar hebben de gemeenten 4

80 voor de periode gekozen voor een inzet op drie regionale thema s. 1 Net als in de voorgaande periode, willen de gemeenten inzetten op het bevorderen van mentale weerbaarheid, gezond gewicht en op het voorkomen van genotmiddelengebruik door jongeren. Deze thema s worden tot uitvoering gebracht in drie uitvoeringsprogramma s onder regie van de GGD. De uitvoering van de thema s en de opdracht om een integrale aanpak op te zetten zal echter niet in iedere gemeente binnen de regio gelijk zijn. Zo kunnen de grotere steden (het verstedelijkte gebied) kiezen voor een wijkgerichte aanpak, terwijl kleinere gemeenten (in het landelijke gebied) kiezen voor een passende lokale aanpak. Bij de inkoop en inzet van interventies streven de gemeenten naar lokaal maatwerk door goed te luisteren naar en af te stemmen met haar inwoners, professionele en vrijwilligersorganisaties, en door de uitvoering van interventies te beleggen bij lokaal en/of regionaal opererende uitvoeringspartners. Meer hierover leest u in hoofdstuk 4. In aanvulling op de regionale thema s kunnen de gemeenten lokale prioriteiten vaststellen Het rijksbeleid in relatie tot het regionale beleid in Zuid-Holland Zuid Op 25 mei 2011 verscheen de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij. 2 In deze nota schrijft de minister van Volksgezondheid dat het kabinet staat voor de eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. De kabinetsvisie is in deze nota uitgewerkt in drie thema s: vertrouwen in gezondheidsbescherming; zorg en sport dichtbij in de buurt; zelf beslissen over leefstijl. De minister vraagt aandacht voor met name gezondheidsrisico s in de omgeving, prenatale zorg, toename van chronische ziekten en psychische aandoeningen. In deze nota worden deze specifieke gezondheidsvraagstukken opgenomen Afstemming en sturing Voor het aanpakken van gezondheidsverschillen hebben de gemeenten samenwerkingspartners nodig. Integrale en intersectorale samenwerking is een voorwaarde voor succes. Uit de rvtv blijkt dat de gezondheidsproblematiek in de gemeenten van de regio Zuid-Holland Zuid in grote lijnen met elkaar overeenkomt. 3 Dit pleitte voor het gezamenlijk formuleren van ambities, neergelegd in de regionale Nota 1 Zie Nota van Uitgangspunten 2 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij, mei GGD Zuid-Holland Zuid, Gezondheid inzicht. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning Zuid-Holland Zuid oktober

81 van Uitgangspunten. In Zuid-Holland Zuid werken gemeenten steeds meer beleidsmatig samen op de schaal van de subregio s Drechtsteden, Hoeksche Waard en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Om op een effectieve wijze beleidsinterventies te realiseren, is het nodig om juist op dit subregionale niveau integrale afstemming te zoeken en beleidsmatige afspraken te maken. Publieke gezondheidszorg bestrijkt de drie taakgebieden gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering, vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Een groot deel van deze taken wordt uitgevoerd door of onder regie van de GGD. Een bijzondere plaats nemen de zorgverzekeraars in. De reden hiervoor is dat gemeenten en zorgverzekeraars samen verantwoordelijk zijn voor de gehele zorgketen (van preventie, curatieve zorg tot chronische zorg). In de komende beleidsperiode gaan de gemeenten met de (preferente) zorgverzekeraars, te weten UVIT en CZ, concrete samenwerkingsafspraken maken over het raakvlak tussen preventie en zorg en de financiering hiervan. 1.5 Integraal oppakken gezondheidsbeleid De gezondheid van de inwoners wordt door vele omgevingsfactoren beïnvloed, zoals het leefklimaat in de woon- en werkomgeving, de inrichting van de openbare ruimte, het aanbod van sportfaciliteiten in de buurt, etc. Het beleidsterrein gezondheidszorg heeft daarmee vele raakvlakken met andere beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, verkeer, jeugd, sport, welzijn. De gemeenten streven ernaar de wettelijke taak om gezondheidsaspecten mee te wegen in andere beleidsterreinen in te vullen en uit te gaan van een integrale aanpak. De gemeenten volgen daarmee de aanbevelingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). 1.6 Sociaal economische gezondheidsverschillen De gezondheid van de inwoners is landelijk, maar ook in deze regio ongelijk verdeeld. Mensen met een lage sociaal economische status (SES) leven gemiddeld zes jaar korter en leven ook significant korter in goed ervaren gezondheid. De gemeenten zien het als hun verantwoordelijkheid deze gezondheidsverschillen te verminderen. Zij willen zowel aandacht voor lage SES groepen in de steden als voor de lage SES inwoners in kleinere dorpskernen. In deze nota en in de uitvoeringsprogramma s Mentale Weerbaarheid en Gezond Gewicht (zie hoofdstuk 4) wordt impliciet en expliciet dit uitgangspunt meegenomen en daar waar mogelijk wordt hier extra op ingezet. 6

82 2. Gezondheidsbescherming 2.1. Algemeen Gezondheidsbescherming gaat over het opsporen en voortijdig onschadelijk maken van (bekende) risicofactoren voor de gezondheid, die voortvloeien uit de wisselwerking tussen mens en omgeving of tussen mens en producten. Dit gaat om medische milieukunde, technische hygiënezorg en infectieziektebestrijding. Bij de medische milieukunde gaat het om het signaleren van risico s, advies aan gemeentebesturen, (bezorgde) burgers te woord staan, ondersteuning bij milieuincidenten, voorlichting en onderzoek. Voor de bescherming van de inwoners tegen gezondheidsrisico s voortkomend uit slechte hygiënische omstandigheden vervult de GGD toezichttaken bij kinderopvang, schepen en tattooshops en adviestaken bij seksinrichtingen en evenementen. De wettelijke taak infectieziektebestrijding (waaronder TBC en SOA s) betreft het beperken van de verspreiding van infectieziekten door bron- en contactonderzoek, voorlichting en hygiëne, advies aan burgers en ketenpartners en beheersmaatregelen. Op het gebied van de gezondheidsbescherming vragen de gemeenten de GGD advies uit te brengen over gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen. Beleidskaders voor gezondheidsbescherming zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). De gemeenten volgen voor de gezondheidsbescherming de beleidsrichtlijnen van de landelijke overheid (Ministerie van VWS) en landelijke organen (RIVM). De wettelijke taken op het gebied van gezondheidsbescherming hebben de gemeenten overgedragen aan de GGD. Hieronder is geformuleerd waar de gemeenten de komende beleidsperiode binnen de bestaande wettelijke taken accent op gaan leggen Gezondheidsbescherming Wat willen de gemeenten bereiken? 1. De gemeenten willen meer aandacht voor de gezondheidsaspecten bij fysieke veiligheid, risicovolle ondernemingen en evenementen in de besluitvorming om de risico s voor de gezondheid van de inwoners zo goed mogelijk te beperken; 2. De gemeenten willen de adviezen van de GGD op het terrein van de medische milieukunde en technische hygiënezorg meewegen in de gemeentelijke besluitvorming waarbij het effect van de bestuurlijke beslissingen op de gezondheid inzichtelijk wordt gemaakt; 3. De gemeenten willen dat de inzet op het terrein van de infectieziektebestrijding wordt geconsolideerd. De gemeenten bereiden zich voor op de dreiging van terugkerende en nieuwe infectieziekten en blijven daarbij de accenten leggen op preventie, vroegtijdige signalering en op de bestrijding met extra aandacht voor het verhogen van de vaccinatiegraad in plattelandsgemeenten; 4. De gemeenten willen de inzet voor het verbeteren van het binnenmilieu in scholen borgen. 7

83 Wat willen de gemeenten daarvoor doen? 1. De gemeenten brengen in kaart op welke wijze zij invloed kunnen uitoefenen op het meenemen van gezondheidsaspecten bij fysieke veiligheid, risicovolle ondernemingen en evenementen. En de gemeenten brengen in beeld op welke wijze de GHOR en de GGD een bijdrage kunnen leveren aan het intensiveren van de aandacht voor de gezondheidsaspecten door hen proactief te laten adviseren op het terrein van medische milieukunde en technische hygiënezorg. In het kader van evenementenbeleid vragen de gemeenten advies aan de GHOR (acute geneeskundige hulp) en via de GHOR de GGD om advies over gezondheidsbescherming; 2. De gemeenten benaderen beleidsvraagstukken in andere gemeentelijke sectoren integraal bijvoorbeeld aan de hand van de landelijk ontwikkelde instrumenten. De gemeenten screenen de gemeentelijke besluitvorming op raakvlakken op het terrein van medische milieukunde, technische hygiënezorg en gezondheidsbevordering. De gemeenten zullen de GGD betrekken bij besluitvorming op deze terreinen; 3. De gemeenten bereiden zich voor, conform de Wet publieke gezondheid, op de dreiging van opkomende nieuwe en oude infectieziekten door toegepast onderzoek, preventie, vroegtijdige signalering en bestrijding. De GGD zorgt voor een netwerk en een samenwerkingsstructuur in deze voorbereiding. De gemeenten positioneren de GGD binnen de eerste en tweedelijns zorg voor het aannemen en onderzoeken van infectieziektemeldingen en zij melden dit conform de Wpg aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ); 4. De gemeenten continueren de aandacht voor de verbetering van het binnenmilieu in de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs. Scholen wijzen een aandachtsfunctionaris aan die de taak krijgt erop toe te zien dat de adviezen van de GGD voor het verbeteren van het binnenmilieu blijvend worden nageleefd en de gemeenten intensiveren de samenwerking met onderwijshuisvesting voor technische aanpassingen en onderhoud. Hoe meten de gemeenten het succes van de uitvoering? Om vast te stellen of de gemeenten de doelstellingen hebben gehaald, worden zowel op effect- als procesniveau evaluaties uitgevoerd; 1. De gemeenten houden bij hoeveel adviezen aan de GHOR zijn gevraagd en ontvangen in het kader van het evenementenbeleid; 2. De gemeenten houden bij hoeveel beleidsadviezen zijn gegeven door Medische Milieukunde, Technische Hygiënezorg en gezondheidsbevordering en aan wie; 3. De gemeenten houden bij hoeveel verplichte inspecties (van de Inspectie voor de Gezondheidszorg) er zijn gehouden en bij wie. 8

84 3. Ziektepreventie 3.1 Algemeen Onder ziektepreventie valt de wettelijke taak Jeugdgezondheidszorg (Jgz) voor 0 tot 19 jarigen, zoals gesteld in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Deze taak wordt per 1 januari 2012 uitgevoerd door het consortium Rivas/Careyn. De gemeenten ontwikkelen momenteel de kaders van de regie- en controlfunctie van de jeugdgezondheidszorg zoals gesteld in het subsidiekader jeugdgezondheidszorg. De GGD gaat de regierol (op de uitvoering) op dit terrein invullen. De toenemende vergrijzing en de daarmee gepaard gaande toename van chronische ziekten en ouderdomsziekten brengen nieuwe uitdagingen met zich mee. Sinds 2010 is het bevorderen van de ouderengezondheidszorg een nieuwe wettelijke taak, opgenomen in de Wet publieke gezondheid. Dit nieuwe beleidsterrein vraagt om een visie op een preventie en gezondheidsbevorderingsstructuur voor ouderen in de regio. Tenslotte zullen de gemeenten beleid ontwikkelen op het gebied van de prenatale voorlichting. Per 1 januari 2012 wordt dit voor gemeenten een nieuwe wettelijke taak. Prenatale voorlichting is het geven van voorlichting aan aanstaande ouders in het belang van de gezondheid en welzijn van moeder en kind. Prenatale voorlichting is aanvullend op de taken van huisarts, verloskundige of gynaecoloog. De wetgever gaat ervan uit dat gemeenten prenatale voorlichting aanbieden via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en dat deze wordt afgestemd op de behoeften van de aanstaande ouders, in lijn met het lokale gezondheidbeleid. De wet benoemt geen verplichte of genormeerde activiteiten. De gemeente bepaalt zelf de inhoud van het aanbod van prenatale voorlichting en kiest de aanbieders. Beleidskaders voor ziektepreventie zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid. De gemeenten volgen voor de ziektepreventie de beleidsrichtlijnen van de landelijke overheid (Ministerie van VWS) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Hieronder is geformuleerd waar de gemeenten de komende beleidsperiode binnen de bestaande wettelijke taken de accenten op gaan leggen Ziektepreventie Wat willen de gemeenten bereiken? 1. De gemeenten willen een goede, gedegen en kwalitatief hoogstaande integrale jeugdgezondheidszorg voor de 0 tot 19 jarigen, met specifieke aandacht voor risicokinderen en jeugd, zoals gesteld in de visie op jeugdgezondheidszorg in het subsidiekader JGZ; 2. Met het oog op de vergrijzing in de regio Zuid-Holland Zuid willen de gemeenten een vastgestelde visie op een preventie- en gezondheidsbevorderingsstructuur voor ouderen, conform artikel 5b van de Wet publieke gezondheid en de implementatie van deze visie in 2013; 3. Per 2012 hebben de gemeenten een uitgewerkte visie op prenatale voorlichting. 9

85 Wat willen de gemeenten hiervoor doen? 1. Het wettelijk takenpakket op de uitvoering van de integrale jeugdgezondheidszorg wordt overgedragen aan het consortium Rivas/ Careyn, conform het vastgestelde subsidiekader. De GGD gaat de regierol (op de uitvoering) op dit terrein invullen; 2. De gemeenten gaan in samenwerking met professionele en vrijwilligersorganisaties in de ouderenzorg en samenwerkingsverbanden beleid ontwikkelen met betrekking tot de preventie- en gezondheidsbevorderingsstructuur voor ouderen. Vanuit de wettelijke context van de WMO zal dit beleid verder worden vormgegeven. de gemeenten zoeken daarbij aansluiting bij het regionale uitvoeringsprogramma mentale weerbaarheid (zie hoofdstuk 4.2.1) en bij gezondheidsbevordering van de GGD. 3. Met de GGD ontwikkelen en implementeren de gemeenten in 2012 het beleid op prenatale voorlichting. Hoe meten de gemeenten het succes van de uitvoering? 1. De gemeenten meten de kwaliteit van de JGZ op basis van de verantwoording die is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met het consortium Rivas/Careyn als onderdeel van het subsidiekader. 2. Om vast te stellen of de gemeenten succesvol zijn op het gebied van ouderengezondheidszorg voeren zij op procesniveau evaluaties uit. 3. Om vast te stellen of de gemeenten succesvol zijn op het gebied van prenatale voorlichting voeren zij op procesniveau en op productniveau evaluaties uit. 10

86 4. Gezondheidsbevordering 4.1. Algemeen Gezondheidsbevordering richt zich op de leefstijl of het gezondheidsgedrag van individuen en groepen mensen. Een belangrijk deel hiervan bestaat uit het op systematische wijze ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van preventieprogramma s. Met preventieprogramma s willen de gemeenten voorkomen dat ongezond gedrag en gewoontes van haar inwoners leidt tot de verspreiding van ziekten, het groeien van welvaartsziekten en het voorkomen van langdurig slecht ervaren gezondheid. De effectiviteit van gedragsgerichte interventies wordt mede versterkt door het faciliteren van gewenst gezond gedrag door bijvoorbeeld het aanbieden van bepaalde voorzieningen, voorlichting en het wegnemen van (fysieke of sociale) barrières en versterken van mentale weerstand tegen verleiding en verslaving. Gezondheidsbevordering is een algemene wettelijke taak die is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Ter uitvoering van deze taak draagt de GGD de zorg voor het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma s, zoals Stoppen met roken acties en acties ter bevordering van de sexuele gezondheid ( Lentekriebels ). Om deze taak goed uit te kunnen voeren zijn een aantal andere eveneens wettelijk vereiste- taken noodzakelijk, zoals het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking en het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen. De beleidsvrijheid voor gemeenten op de preventieprogramma s is relatief groot. Hieronder is geformuleerd waar de gemeenten, binnen de wettelijke taken, de komende beleidsperiode accenten op gaan leggen Gezondheidsbevordering De gemeenten in Zuid-Holland Zuid hebben, in overeenstemming met de landelijke nota gezondheidsbeleid, gezamenlijk drie prioriteiten vastgesteld voor gezondheidsbevordering: het bevorderen van de mentale weerbaarheid bij kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen; het bevorderen van gezond gewicht bij kinderen en jongeren en hun ouders; het voorkomen van het gebruik van genotmiddelen door jongeren. Hiervoor heeft de GGD drie uitvoeringsprogramma s ontwikkeld. Met deze uitvoeringsprogramma s willen de gemeenten de komende beleidsperiode doorgaan op de ingeslagen weg van de afgelopen beleidsperiode. Op deze drie thema s zijn al veel investeringen gedaan en goede resultaten behaald. Ze sluiten goed aan bij de preventiedoelstellingen van het rijk en leveren een bijdrage aan het realiseren van andere gemeentelijke doelstellingen zoals participatie, activering en maatschappelijke integratie. In verband met de komende bezuinigingen gaat de voorkeur uit naar uitvoering van een beperkt aantal thema s waarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor het leveren van kwaliteit. De programma s worden hieronder kort beschreven. 11

87 Programma s Mentale Weerbaarheid en Gezond Gewicht Dat aandacht voor depressiepreventie nodig is, blijkt zowel uit de landelijke als regionale cijfers. Zo is depressie een groot volksgezondheidsprobleem. Jaarlijks heeft drie kwart miljoen mensen er last van en de gevolgen zijn groot. Bij jongeren leidt depressie tot belemmeringen in hun ontwikkeling met risico op schooluitval en stagnatie van hun carrière. Bij volwassenen en ouderen grijpt het in op hun maatschappelijk en sociaal functioneren. Depressie veroorzaakt ook grote maatschappelijke kosten. De zorgkosten zijn hoog, evenals de sociale kosten door verlies van arbeidsproductiviteit, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Psychische klachten zijn goed voor ongeveer 30% van al het ziekteverzuim. Aandacht voor mentale weerbaarheid dus blijft hard nodig. Ook het thema overgewicht gaat gepaard met hoge kosten voor de gezondheidszorg. Op individueel niveau is overgewicht de belangrijkste risicofactor voor diabetes type 2 (suikerziekte). Op de lange duur leidt dit onder andere tot schade aan de nieren en veroorzaakt hart- en vaatziekten. Overgewicht en obesitas gaan gepaard met depressies, psychosociale klachten en een verminderde kwaliteit van leven. Daarbij is ook bij dit thema sprake van productiviteitsverliezen door ziekteverzuim en vervroegde uittreding uit het arbeidsproces. Het percentage overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren verloopt schommelend, maar er is landelijk onmiskenbaar een stijgende trend. In de regio Zuid-Holland Zuid liggen de cijfers voor overgewicht zelfs nog iets hoger dan het landelijk gemiddelde. Zowel landelijk als regionaal blijven beide thema s dus belangrijk om de volksgezondheid te verbeteren. Wat willen de gemeenten bereiken? Met het programma Mentale Weerbaarheid willen de gemeenten bereiken dat: De psychische gezondheid van de inwoners van Zuid-Holland Zuid in de periode is verbeterd ten opzichte van de periode Met het programma Gezond Gewicht willen de gemeenten bereiken dat: Het percentage kinderen en jongeren in de leeftijd van 0-19 jaar in de regio ZHZ met (matig en ernstig) overgewicht in de periode is niet verder toegenomen ten opzichte van de periode Het overgewichtspercentage van kinderen en jongeren in de leeftijd van 0-19 jaar in de gemeenten Gorinchem, Dordrecht en Zwijndrecht in de periode met 2% is afgenomen ten opzichte van de periode Voor beide programma s zijn ook productdoelstellingen geformuleerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in universele en selectieve preventie. Universele preventie is gericht op het algemene publiek. Selectieve preventie is gericht op doelgroepen die risicogedrag vertonen op het ontwikkelen van een depressie of overgewicht. Het programma Mentale Weerbaarheid richt zich op vier doelgroepen: 12

88 Algemeen publiek (universele preventie) Kinderen en jongeren 4-23 jaar (universele en selectieve preventie) Ouderen vanaf 65 jaar (universele en selectieve preventie) Volwassenen met een lage sociaal economische status (selectieve preventie) Het programma Gezond Gewicht beperkt zich primair tot de doelgroep: Kinderen en jongeren tussen 0-19 jaar (universele en selectieve preventie) Secundair richt het programma zich op: Ouders en verzorgers van kinderen en jongeren tussen 0-19 jaar Gemeenten en professionals die op lokaal niveau directe invloed kunnen uitoefenen op het gedrag en de leefomgeving van de kinderen Wat willen de gemeenten hiervoor doen? Net als de afgelopen vier jaar hebben de gemeenten de regierol op de genoemde uitvoeringsprogramma s belegd bij de GGD. Deze opdracht is gegeven vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de collectieve preventie. De gemeenten geven de GGD de beschikking over sturingsinstrumenten voor de collectieve preventie. De GGD kan zo als opdrachtgever fungeren richting uitvoerende instellingen, zoals ggzinstellingen en thuiszorg, die de concrete activiteiten uitvoeren. Hieronder staan kort de belangrijkste strategische uitgangspunten voor beide programma s weergegeven. Naamgeving is cruciaal voor de positionering en beeldvorming van grote programma s. Om die reden is ervoor gekozen om de naam depressiepreventie te veranderen in mentale weerbaarheid en de naam preventie van overgewicht in gezond gewicht. De nieuwe namen dekken beter de lading en zijn ook positiever geformuleerd. Er komt een verschil in benadering tussen stedelijk versus landelijk gebied. In de periode komt er meer aandacht voor de wijkgerichte aanpak in die wijken waar mensen wonen met een lage sociaaleconomische status (stedelijk gebied). De GGD kiest in haar wijkgerichte aanpak voor een integrale benadering van de gezondheidsthema s. Vanuit de GGD gaan één of twee gezondheidsbevorderaars zich richten op een specifieke gemeente en wijk. Zij gaan daar als gezondheidsmakelaar aan de slag. Om binnen een gemeente een effectief beleid te voeren ten aanzien van preventie van depressie en overgewicht, is ondersteuning vanuit andere beleidssectoren in de gemeente gewenst (jeugd en onderwijs, arbeidsparticipatie, leefwoonomgeving, sociale steun en netwerken). Een intersectorale aanpak dus. Voor het programma gezond gewicht betekent dit dat zij wil aansluiten bij het landelijke programma Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG). Streven van het programma Gezond Gewicht is daarom dat in de periode tenminste twee gemeenten in de regio ZHZ aansluiten bij JOGG. In 2012 wordt vanuit de GGD een plan opgesteld waarin de intersectorale aanpak wordt vormgegeven. In de komende periode wordt er vanuit beide programma s nog meer vraaggericht gewerkt. En hoewel de behoefte van de doelgroep dus centraal staat, is er voor iedere doelgroep wel een basispakket aan interventies beschikbaar waar een beroep 13

89 op kan worden gedaan en georganiseerd kan worden. Het zijn evidence based interventies of best practices. Aansluitend op de landelijke ontwikkelingen wordt vanuit beide programma s in ingezet op publiek-private samenwerking (pps). Onderzocht zal worden welke private partijen verbonden kunnen worden aan het programma en waar mogelijk worden concrete afspraken gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een samenwerkingsovereenkomst. De effectiviteit van preventie is het grootst wanneer nieuw opgezette activiteiten zoveel mogelijk aansluiten bij reeds bestaande lokale activiteiten en wordt samengewerkt met andere partijen. Beide programma s zetten daarom in de komende periode in op intensivering van afstemming en samenwerking van partijen en projecten gericht op het bevorderen van gezond gewicht en mentale weerbaarheid, zoals Yulius, Eleos, Context, Careyn, Aafje, Rivas, sportorganisaties, Stichting Koel, de Gezonde Regio, etc. Ook worden in de komende periode de banden met de Centra voor Jeugd en Gezin aangehaald. E-health richt zich specifiek op het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën om de gezondheidszorg te verbeteren. In lijn met de landelijke nota gezondheidsbeleid wordt de komende jaren vanuit beide uitvoeringsprogramma s het gebruik van e-health gestimuleerd door middel van publiekscommunicatie-acties. Anders dan in de voorgaande jaren wordt de doelgroep allochtonen in algemene zin niet als afzonderlijke doelgroep benaderd. Binnen de doelgroepen jeugd, ouderen en volwassen lage SES is er wel ruimte voor een specifieke benadering van de doelgroep allochtonen. Goede afstemming en samenwerking tussen beide programma s is een belangrijke voorwaarde om effectief en efficiënt te kunnen werken. Een plan voor het optimaliseren van de samenhang tussen de programma s wordt in 2012 opgeleverd. Omdat iedere strategie valt of staat bij de uitvoering, wordt in de periode vooral heel veel gedaan. Voorbeelden van interventies zijn cursus KIES (kinderen in echtscheidingssituaties), Plezier op School (voor aanstaande brugklassers die gepest zijn en/of minder sociaal vaardig zijn), Beweegkriebels (voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven), Lekker fit! (voor basisonderwijs), Gezonde schoolkantine en bijeenkomsten Rouw in Beweging (voor verweduwden vanaf 65 jaar) Programma Genotmiddelen Roken en excessief alcoholgebruik veroorzaken een groot verlies aan gezondheid op bevolkingsniveau, zowel verlies aan levensjaren als aan levensjaren die in goede gezondheid worden doorgebracht. Ook het gebruik van drugs onder jongeren hebben een schadelijk effect op hun gezondheid. De gemeenten zetten in op het voorkomen van genotmiddelengebruik door jongeren. Op dit moment wordt deze ambitie vormgegeven door het preventieprogramma Verzuip jij je Toekomst?! dat tot eind 2012 in deze regio actief is. De gemeenten hebben de ambitie vanaf 2013 meer aandacht voor middelengebruik als drugs toe te voegen aan het programma Genotmiddelen. De wijze waarop deze ambities vorm krijgen in dit programma is momenteel nog niet te schetsen. Hieronder wordt het programma Verzuip jij je Toekomst?! nader uitgewerkt. 14

90 Preventieprogramma Verzuip jij je Toekomst?! Jongeren in de regio Zuid-Holland Zuid drinken te veel, te vroeg en te vaak alcohol. Dit heeft schadelijke gevolgen voor zowel de gezondheid van de jongere als voor de openbare orde en veiligheid. Verzuip jij je toekomst?! (VjjT) is een preventieprogramma waarin zestien gemeenten in Zuid-Holland Zuid samenwerken met de politie, het Openbaar Ministerie en de GGD om het hoge alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. De verwachting is dat de gemeenten Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht in 2012 bij (onderdelen van) dit programma zullen aanhaken. VjjT is onderdeel van de veiligheidsprojecten van het Regionaal College. Het programma kent een looptijd van vier jaar, van 2009 t/m In 2012 wordt VjjT geëvalueerd (zie paragraaf 2.3). Op basis van de evaluatie wordt bekeken hoe het thema genotmiddelen vanaf 2013 wordt ingevuld. Wat willen de gemeenten bereiken? Met het programma VJJT willen we in de periode het volgende bereiken: 1. Het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar; 2. Het tegengaan van overmatig en excessief alcoholgebruik door uitgaanders (16 t/m 23 jaar). Wat willen de gemeenten hiervoor doen? Om bovengenoemde doelstellingen te bereiken, heeft de GGD in samenwerking met het Regionaal College een uitvoeringsprogramma opgezet dat onder regie van de GGD wordt uitgevoerd. VjjT is opgebouwd rondom een gecombineerde, integrale aanpak van maatregelen. Er wordt ingezet op drie pijlers, die betrekking hebben op zowel het gezondheidsaspect als de openbare orde en veiligheid: (1) Beleid en Regelgeving, (2) Handhaving, en (3) Publiek draagvlak. Voor de periode 2010 t/m 2012 zijn tien speerpunten benoemd, waarbinnen concrete acties zijn ondernomen of worden uitgezet: Ontwikkelen van adviesnotities voor gemeenten m.b.t. het beperken van schenktijden in de paracommercie, het beperken van alcoholreclame in de openbare ruimte, en het beperken van alcoholverstrekking tijdens evenementen; Aandacht vragen in de landelijke politiek voor het verhogen van de leeftijdsgrens van alcoholverkoop naar 18 jaar; Intensiveren van de handhaving van leeftijdsgrenzen bij alcoholverkoop middels inspecties van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit (nvwa); Intensiveren van de handhaving van het verbod op openbare dronkenschap middels inspecties van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit (nvwa), advisering richting gemeenten, afspraken met Horeca Nederland; Ontwikkelen van een regionaal horecastappenplan voor bestuurlijke handhaving richting overtreders van de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop; Trainen van alcoholverstrekkers in de paracommercie; Vergroten van de bewustwording voor de problematiek bij ouders middels inzet van het oudercomité, voorlichting voor ouders en jongeren op BO en VO, kroegentocht voor ouders rondom veilig uitgaan (alcohol en drugs); 15

91 Implementeren van een alcoholvrij schoolbeleid middels het keurmerk alcoholvrije school ; Intensiveren van vroegsignalering in het ziekenhuis en op straat (jongerenwerk en politie/halt). Naast deze speerpunten ondersteunt VjjT gemeenten in de regio bij de implementatie van de nieuwe Drank- en Horecawet (decentralisatie van het toezicht) Hoe meten de gemeenten het succes van deze drie programma s? Om te onderzoeken of de doelstellingen van de programma s zijn behaald, wordt elk programma geëvalueerd. Deze evaluatie bestaat uit drie componenten: - Effectevaluatie: In 2015 kan aangegeven worden hoe het staat met het psychosociaal welbevinden, overgewicht en alcoholgebruik van de inwoners van de regio ZHZ, maar kunnen geen uitspraken worden gedaan over het effect van de programma s in zijn geheel. Immers, het effect van de uitvoeringsprogramma s kan niet worden geïsoleerd van andere factoren. Er zijn in een natuurlijke omgeving zoals de regio Zuid-Holland Zuid immers allerlei invloeden van buitenaf. De programma s worden dan ook vooral geëvalueerd op proces- en productniveau. - Productevaluatie: De interventies die het programma beoogt uit te voeren zijn evidence-based of veelbelovend. Deze interventies zijn dus al bewezen effectief of worden als veelbelovend gezien. Het is niet nodig de effectiviteit van deze interventies nogmaals te evalueren. Wel wordt geïnventariseerd hoeveel en welke interventies worden uitgevoerd. Ook de tevredenheid van de deelnemers over de interventie wordt structureel gemeten. - Procesevaluatie: De programma s zijn een regionaal samenwerkingsverband. Het is dan ook van belang om deze samenwerking tussen de verschillende partners te meten. Om de samenhang te meten wordt gebruik gemaakt van de WIZDIZ (landelijk instrument om samenwerking in projecten te meten). 16

92 Bijlage 1 Wettelijk kader Deze nota lokaal gezondheidsbeleid geeft op hoofdlijnen invulling aan de verantwoordelijkheden uit de Wpg. Hiervoor moet de gemeente diverse taken verrichten, zoals epidemiologie, infectieziektebestrijding, gezondheidsbevordering, medische milieukunde, technische hygiënezorg, alsmede preventietaken op het gebied van jeugdgezondheidszorg en ouderengezondheidszorg. De Wet publieke gezondheid (Wpg) regelt de gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie voor de bevolking. Hiertoe zijn in deze wet bepalingen genomen met betrekking tot de taken en verantwoordelijkheden binnen de publieke gezondheidszorg. Hoe gemeenten die verantwoordelijkheid invullen beschrijven zij in een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Deze wordt op basis van artikel 13 van de Wpg elke vier jaar vastgesteld. Het Rijk heeft in de Wpg een aantal proceseisen opgenomen voor het gemeentelijke beleid, die in het kader van de landelijke preventiecyclus worden getoetst door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (figuur 1). Figuur 1 De vierjarige preventiecyclus voor het Nederlandse gezondheidsbeleid. De Wpg in relatie met andere wetten De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) geven de grenzen van de publieke gezondheidszorg aan. De Wmo is gericht op het participeren van alle burgers in de samenleving en de Zvw is gericht op curatie. Beide wetten hebben ook raakvlakken met preventie. De Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) richt zich specifiek op de onverzekerbare zorg. De Wpg, en daarmee ook gemeenten en GGD-en, is vooral gericht op het bevorderen van de algemene gezondheid en het voorkomen van ziekten bij risicogroepen (universele en selectieve preventie). De Wpg loopt hiermee vooruit op de Wmo en de Zvw, omdat deze wetten zich vooral richten op mensen die al ziek zijn of symptomen hiervan hebben. Daarnaast wordt op termijn mogelijk ook de Wet op de Jeugdzorg een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Voor de Zvw en de Awbz geldt dat gemeenten hier geen directe verantwoordelijkheid dragen. 17

93 Bijlage 2 Proces totstandkoming regionale nota gezondheidsbeleid December 2010 De bestuurscommissie Volksgezondheid van de regio Zuid-Holland Zuid spreekt af om te komen tot een regionale nota gezondheidsbeleid en stelt de procedure en het tijdpad vast. December 2010 Er wordt een werkgroep samengesteld uit gemeenteambtenaren, met ondersteuning van de GGD die de nota gaat schrijven. 14 januari 2011 Er wordt een bijeenkomst met het Preventieplaform met regionale partners en samenwerkingsorganisaties georganiseerd voor input voor de nota. Januari / februari 2011 Er wordt een kadernota (Nota van uitgangspunten) opgesteld. 3 maart 2011 Nota van uitgangspunten wordt vastgesteld in de bestuurscommissie Volksgezondheid van de regio Zuid-Holland Zuid. 7 april 2011 Conferentie Gezond Gewoon doen!: reflecties op de huidige uitvoeringsprogramma s en input voor de toekomstige uitvoeringsprogramma s Mei / juni 2011 Workshops met regionale partners over de uitwerking van de uitvoeringsprogramma s. Augustus 2011 Ambtelijke en bestuurlijke reflectie op het eerste concept van de regionale nota gezondheidsbeleid. September 2011 Besluitvormingstraject rond het vaststellen van de regionale nota wordt gestart. Oktober 2011 / januari 2012 Vaststelling van de regionale nota inclusief lokale thema s in gemeenteraden. 1 februari 2012 Op 1 februari 2012 gaat de regionale nota gezondheidsbeleid Gezondheid gewoon dichtbij in. 18

94 Bijlage 3 Bevindingen uit de Regionale Verkenning Toekomst Volksgezondheid (RVTV) In vergelijking met Nederland is in Zuid-Holland Zuid de levensverwachting hoger en sterfte lager. De levensverwachting in Zuid-Holland Zuid is voor mannen 78,2 jaar en voor vrouwen 82,7 jaar. Mannen leven langer in goed ervaren gezondheid dan vrouwen. Ook qua sterfte scoort Zuid-Holland Zuid op bijna alle doodsoorzaken gunstiger. Hart- en vaatziekten en kanker zijn de belangrijkste doodsoorzaken, zowel in Zuid-Holland Zuid als in Nederland. De grootste ziektelast en het grootste verlies aan kwaliteit van leven wordt veroorzaakt door coronaire hartziekten, beroerte, diabetes, angststoornissen en depressie. Deze ziekten komen in verhouding vaker voor onder ouderen. Mede door de vergrijzing zal het aantal inwoners met een chronische ziekte blijven toenemen. Een ander knelpunt als gevolg van de toenemende vergrijzing is dat de druk op met name thuiszorg en mantelzorg zal toenemen. Mensen met een laag opleidingsniveau hebben een ruim zes jaar kortere levensverwachting dan hoogopgeleiden in Nederland en leven circa twintig jaar korter in goed ervaren gezondheid. Ook in het vóórkomen van ziekten zijn de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden groot. Op basis van zelfgerapporteerde aandoeningen komen diabetes mellitus, hartaandoeningen, astma en COPD in Nederland en in Zuid-Holland Zuid twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden. Ook onder ouderen is het aantal lichamelijke beperkingen groot: hoe ouder iemand is hoe groter de kans dat iemand te maken heeft met een lichamelijke beperking. Van de 65-plussers in Zuid-Holland Zuid heeft een derde minimaal één lichamelijke beperking; vrouwen tweemaal vaker dan mannen. Psychische en psychosociale problemen, zoals depressie, angststoornissen en eenzaamheid, komen zowel bij jongeren als bij volwassenen en ouderen veel voor. Voor de gezondheid ongunstige determinanten als roken en overgewicht hebben zich de afgelopen jaren weliswaar gestabiliseerd, maar op een ongezond hoog niveau. Onder jongeren is het overmatige alcoholgebruik nog steeds erg hoog, zowel in Nederland als ook in de regio Zuid-Holland Zuid. Het wel eens drinken begint bij twee op de vijf jongeren uit deze regio al op de basisschoolleeftijd. Drugsgebruik komt in vergelijking met ander ongezond gedrag relatief weinig voor en draagt daardoor niet veel bij aan de totale ziektelast. Het gaat dan vooral om cannabisgebruik. Het overige drugsgebruik (cocaïne, amfetamine, XTC en heroïne) is landelijk zo laag (onder scholieren minder dan 1%, onder volwassenen rond de drie, vier procent) dat de rvtv hierover niets schrijft. Cannabisgebruik is lager in Zuid-Holland Zuid lager dan in Nederland (4 vs. 8%). Landelijk gebruiken meer jongens dan meisjes cannabis (10 vs. 6%). Cannabisgebruik neemt toe met de leeftijd en is bij 15- tot en met 24-jarigen het hoogst. Andere aan gezondheid gerelateerde problematiek in deze regio zijn een te lage vaccinatiegraad, milieuknelpunten en toegenomen melding van kindermishandeling en huiselijk geweld. Een aantal gemeenten haalt de vaccinatienorm van 90% (ruim) niet. Dit zijn gemeenten met een vrij grote groep bevindelijk gereformeerden, die om religieuze redenen afziet van vaccinaties. In geval van de uitbraak van een epidemie, kunnen de gevolgen hier groot zijn. Milieuknelpunten zijn bijvoorbeeld de overschrijding van de norm voor stikstofdioxide langs drukke wegen, geluidsoverlast en een ongezond binnenmilieu door onvoldoende ventileren en vochtproblemen. Op gebied van huiselijk 19

95 geweld en kindermishandeling is het aantal meldingen enorm toegenomen. In Zuid- Holland Zuid geeft 6% van de volwassenen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Het aantal meldingen van huiselijk geweld en het aantal meldingen van kindermishandeling is tussen 2007 en 2008 enorm toegenomen. De provincie Zuid- Holland neemt met 1,3% mishandelde kinderen de eerste plaats in op de rangordelijst van alle Nederlandse provincies. Naarmate in een gezin meer risicofactoren (zoals verslaving en psychische stoornissen) aanwezig zijn, wordt de kans groter dat kinderen zich negatief ontwikkelen. Ook slachtoffers van huiselijk geweld, mensen die in armoede leven of mensen met een schuldenproblematiek hebben een verhoogde kans op maatschappelijke uitsluiting. 20

96 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Gezondheidseffectscreening (GES) Gemeente Sliedrecht Update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Datum: 5 december 2011 Status: definitief Opgesteld door: I.G. Akkersdijk, arts maatschappij en gezondheid Postbus 166, 3300 AD Dordrecht T E mail@ggdzhz.nl W 1

97 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Inhoudsopgave 1 Inleiding Inventarisatie van bronnen en milieufactoren Bedrijven en luchtverontreiniging Wegverkeer en luchtverontreiniging Waterverkeer en luchtverontreiniging Bedrijven en stank Bedrijven en geluid Wegverkeer en geluid Railverkeer en geluid Bedrijven en externe veiligheid Wegverkeer en externe veiligheid Railverkeer en externe veiligheid Waterverkeer en externe veiligheid Bodemverontreiniging Bovengrondse hoogspanningslijnen Gecombineerde blootstelling Conclusies en aanbevelingen

98 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 1 Inleiding In januari 2007 heeft de GGD Zuid-Holland Zuid het rapport Gezondheidseffectscreening (GES) Gemeente Sliedrecht uitgebracht. In de loop van 2011 wordt gewerkt aan een nieuwe versie van de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Het rapport GES is één van de bronnen van informatie waarop deze wordt gebaseerd. De gemeente Sliedrecht heeft daarom de GGD opdracht gegeven het rapport GES 2007 te actualiseren aan de hand van informatie over de milieubelasting die sindsdien bekend is geworden. De methodiek van de GES stad en milieu en de gezondheidseffecten en het beoordelingskader van de verschillende bronnen en milieufactoren zijn uitgebreid beschreven in het rapport GES Deze informatie wordt in deze update niet herhaald. Het handboek Gezondheidseffectscreening stad & milieu - voor de inrichting van een gezonde leefomgeving is in 2010 geactualiseerd 1. Bij de beoordeling van de milieubelasting in de update GES 2011 is van deze nieuwe versie gebruik gemaakt. De gemeente Sliedrecht heeft geïnventariseerd welke nieuwe informatie over de milieubelasting in Sliedrecht sinds het vorige rapport bekend is geworden en deze aan de GGD Zuid-Holland Zuid beschikbaar gesteld. 1.1 Leeswijzer Voor de overzichtelijkheid is ervoor gekozen de achtergronden van de GES-methodiek niet in dit rapport te vermelden. Hiervoor wordt verwezen naar het rapport GES 2007 en het handboek Gezondheidseffectscreening stad & milieu. In hoofdstuk 2 wordt in een tabel aangegeven welke informatie is verwerkt in de GES 2007 en in deze update In de hoofdstukken 3 tot en met 15 wordt de milieubelasting voor de verschillende thema s uitgewerkt volgens de GES-methodiek en de resultaten waar mogelijk weergegeven op kaarten. In hoofdstuk 16 wordt de gecombineerde blootstelling aan geluid en externe veiligheidsrisico s uitgewerkt. In hoofdstuk 17 volgen de conclusies en aanbevelingen. 1 Het handboek is te downloaden van de website van de Rijksoverheid: 3

99 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 2 Inventarisatie van bronnen en milieufactoren In de volgende tabel is aangegeven welke bronnen en milieufactoren zijn beschreven in de GES 2007 en welke onderwerpen zijn geactualiseerd in de update GES Bronnen en milieufactoren Bedrijven en luchtverontreiniging - bedrijven rond Tweede en Derde Merwedehaven - HVC afvalcentrale X - - X Wegverkeer en luchtverontreiniging - A 15 - lokale wegen Waterverkeer en luchtverontreiniging - scheepvaart op de Beneden Merwede X X Bedrijven en stank - Bioderij - Afvalberging Derde Merwedehaven - HVC - Afvalwaterzuiveringsinstallatie Dordrecht - Stortplaats Crayestein-West - Slibverbrandingsinstallatie DRSH Bedrijven en geluid - Industrieterrein Molendijk / Industrieweg - Industrieterrein Nijverwaard - Industrieterrein Rivierdijk / de Peulen - Industrieterrein Oosteind - Industrieterrein de Staart Wegverkeer en geluid - A 15 - lokale wegen Railverkeer en geluid - Merwede-Linge-lijn - Betuweroute X X X X X X X X X X X X X X - X X - X X - X X X X X X X X X - 4

100 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Bronnen en milieufactoren Bedrijven en externe veiligheid - Bioderij - British Vita - TLS Sliedrecht - J. Smits - IHC Holland - LPG-station de Ketel - LPG-station Helbro - DuPont de Nemours X X X X X X X X X - X X X X X X Wegverkeer en externe veiligheid - A 15 X X Railverkeer en externe veiligheid - Betuweroute X X Waterverkeer en externe veiligheid - Beneden Merwede X X Bodemverontreiniging - Bodemkwaliteitskaart X - Bovengrondse hoogspanningslijnen - Krimpen Crayestein - Papendrecht Arkel - Geertruidenberg Krimpen X : informatie beschikbaar en verwerkt in rapport - : geen informatie beschikbaar X X X

101 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 3 Bedrijven en luchtverontreiniging 3.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in GES 2007: - M.G. Mennen, M. van Bruggen, J.J.G Kliest, H.J.Th.M. Bloemen, R.J.W. Zwartjes, F. Fortezza, T.A. Regts, H.P. Bos, E.M. van Putten, C.J. Wiese, P.J.C.M. Janssen, H. Kruize, I. van Kamp. Emissie en verspreiding van geur en toxische stoffen in de omgeving van de Tweede en Derde Merwedehaven te Dordrecht en de hiermee samenhangende gezondheidsaspecten. September RIVM rapport Nieuwe informatie GES 2011: - Milieu Effect Rapport 5 e verbrandingslijn HVC afvalcentrale locatie Dordrecht. 27 april Kuiper & Burger, rapportnr. PK06170/D Resultaten - HVC Afvalcentrale: In het Milieu Effect Rapport 5 e verbrandingslijn is een tabel opgenomen met de berekende immissieconcentraties van de voorgenomen activiteit door de verbrandingslijnen, in de overgangssituatie en de eindsituatie, op het punt waar de hoogste waarden worden bereikt. Dit punt ligt in Sliedrecht, op ca. 500 m ten oost noordoosten van de inrichting. Ook wordt aangegeven wat de bijdrage is aan de achtergrondconcentratie, in percentages. Het betreft de volgende stoffen: fijn stof (PM10 en PM 2,5), HCl, HF, SO 2, NO 2, CO, Hg, Cd en Th, metalen, dioxinen en furanen, en NH 3. Uit de tabel blijkt dat de bijdrage van deze stoffen aan de al heersende achtergrondconcentratie minder is dan 1 %. Alleen voor HF is dit 3,88 %, voor metalen 2,37 % en voor cadmium 30,84 %. Er wordt aangegeven dat het gaat om een worst-case benadering. Voor cadmium is de hoogste berekende waarde 77,10 pg/m 3 = 0, µg/m 3. Ter vergelijking: de EU streefwaarde norm voor cadmium in lucht is 0,005 µg/m 3 jaargemiddeld. De berekende waarde ligt een factor 100 lager. Voor NO 2 worden immissiecontouren gepresenteerd voor een bijdrage van 0,15, 0,13, 0,10 en 0,08 µg/m 3 aan een achtergrondconcentratie van 28 µg/m 3. Er kunnen op basis van deze gegevens geen GES-scores worden afgeleid. 6

102 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 4 Wegverkeer en luchtverontreiniging 4.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in GES 2007: - Rijkswaterstaat, rapportage besluit luchtkwaliteit 2005 (voor A 15, NO 2 ) - Provincie Zuid-Holland, zonekaart luchtkwaliteit langs wegen, voor NO 2 (jaargemiddeld), prognose 2010 volgens twee verschillende scenario s (UNRR scenario, berekend met het TNO-model in juli 2004 en scenario global competition, augustus 2002). - Voor de bijdrage van lokale wegen zijn van de MZHZ gegevens uit het Milieumodel regio Drechtsteden verkregen. Het gaat om afbeeldingen van wegvakken waarin voor de afstand tot 5 m vanuit het hart van de weg wordt aangegeven of de jaargemiddelde concentratie 40 µg/m 3 (en voor NO 2 ook 50 µg/m 3 ) wordt overschreden, voor de situatie in 2005 en voor de prognose voor De berekeningen hiervoor zijn uitgevoerd met het model CAR II v5.0 gebaseerd op de RVMK Drechtsteden (v ). Hierbij is voor PM10 rekening gehouden met 4 µg/m 3 zeezoutaftrek. Bij de gezondheidskundige beoordeling wordt hier geen rekening mee gehouden. Nieuwe informatie GES 2011: - Door de MZHZ zijn ten behoeve van deze GES berekeningen uitgevoerd met de nieuwe versie van de RVMK Drechtsteden. Hierin zijn de nieuwste achtergronden en de emissiefactoren voor 2009 opgenomen. De zeezoutaftrek voor PM10 is buiten beschouwing gelaten omdat deze niet geldt voor de gezondheidskundige beoordeling. Er zijn concentraties berekend op 10 meter vanaf wegrand, of op de gevel (indien de gevel dichter bij de weg ligt), voor het verkeer op de gemeentelijke hoofdwegenstructuur. De bijdrage van het waterverkeer (zie hoofdstuk 5) is hierin niet meegerekend. 4.2 Resultaten Uit figuur 4.1 blijkt dat voor NO 2 op een aantal wegvakken nabij de A15 de milieugezondheidskwaliteit onvoldoende is (GES-score 6). Van deze is de Stationsweg het enige waar ook woningen zijn gelegen. Langs de overige wegvakken is de milieugezondheidskwaliteit over het algemeen zeer matig (GES-score 5) en in het buitengebied matig (GES-score 4). Uit figuur 4.2 blijkt dat voor PM10 alle wegvakken matig scoren (GES-score 4). 7

103

104

105 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 5 Waterverkeer en luchtverontreiniging 5.1 Milieubelasting Gebruikte informatie GES 2007: - schattingen voor de bijdrage van scheepvaartverkeer aan de concentratie NO 2 op bepaalde afstanden vanaf de oever (volgens handboek GES 2006) - jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO 2 langs de rivier volgens CAR II v5. Nieuwe informatie GES 2011: - Rapportage luchtkwaliteit 2008, Gemeente Sliedrecht. 21 oktober Milieudienst ZHZ. Concentratiebijdrage NO 2 langs de rivier. - Jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO 2 langs de rivier: (Planbureau voor de Leefomgeving, Grootschalige Concentratiekaart Nederland, NO 2, 2009) Baanhoek 32,0 32,7 Adriaan Volkersingel 32,1 32,6 Rivierdijk 30,6 Gemiddeld 32,0 µg/m Resultaten De oever bevindt zich op circa 100 m vanuit het midden van de vaarweg (Baanhoek). Afstand tot midden Concentratiebijdrage Achtergrond (gemiddeld) vaarweg (m) NO 2 (µg/m 3 ) + bijdrage NO 2 (µg/m 3 ) GES-score 50 9,0 41, ,0 37, ,0 35, ,5 34, ,0 34, ,5 33,5 5 Op basis van de achtergrondconcentratie is langs de rivier de milieugezondheidskwaliteit zeer matig (GES-score 5). Met de bijdrage van het scheepvaartverkeer verandert deze score niet. 10

106 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Wanneer hier ook de bijdrage van het lokale wegverkeer zou worden meegerekend zou kunnen blijken dat op bepaalde wegvakken, langs de rivier, met name aan de Baanhoek, de milieugezondheidskwaliteit onvoldoende is (GES-score 6). Omdat niet duidelijk is wat de begrenzingen zijn van de gebieden met GES-score 5 of 6 kan deze informatie niet op kaart worden weergegeven. 11

107 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 6 Bedrijven en stank 6.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - De Bioderij: berekende geurcontouren voor 2 en 4 ge/m3 als P98 (LTFD-model) uit Afvalverbrandingsinstallatie HVC: geurcontouren (0,3, 1 en 3 ge/m 3, P98) uit de Handreiking luchtkwaliteit en ruimtelijke ordening, module stank van de provincie Zuid-Holland (2002). - Afvalberging Derde Merwedehaven: geurcontouren (0,3, 1,4 en 3,3 ge/m 3 P98) uit de Handreiking luchtkwaliteit en ruimtelijke ordening, module stank van de provincie Zuid-Holland (2002). Nieuwe informatie in GES 2011: - De Bioderij: Berekende geurcontouren (1, 2, 3 en 3,5 ge/m 3 P98) in de aangevraagde situatie en (0,1, 0,2, 0,3 en 0,4 ge/m 3 P98) in de aangevraagde situatie met 50 m hoge schoorstenen, op 2, 10 en 20 m waarneemhoogte, in: Geuronderzoek De Bioderij PRA Odournet BV, september Afvalverbrandingsinstallatie HVC: berekende geurcontouren in: De geurverspreiding van HVC, locatie Dordrecht, berekeningen in het kader van een MER. Buro Blauw BV, april Voor GES zijn de geurcontouren P98 van belang. 6.2 Resultaten - De Bioderij: Voor de aangevraagde situatie zijn op basis van de geurcontouren 1 en 3 ge/m 3 de gebieden met GES-scores (1, goed en 3, vrij matig) weergegeven in figuur 6.1 (waarneemhoogte 2 m), 6.2 (10 m) en 6.3 (20 m). De contouren voor 10 m waarneemhoogte zijn kleiner dan die voor 2 m. Dit komt omdat het computermodel op hoogten boven 2 m geen rekening meer kan houden met gebouwinvloed. Dit geldt ook voor de berekende contouren voor 20 m waarneemhoogte. Uit figuur 6.1 blijkt dat een aantal woningen liggen in het gebied met een vrij matige milieugezondheidskwaliteit (GES-score 3) vanwege geur van de Bioderij. Voor de aangevraagde situatie met 50 m hoge schoorstenen geldt voor alle situaties GES-score 1 (goed). - Afvalverbrandingsinstallatie HVC: In zowel de bestaande, overgangs- als nieuwe situatie reikt de geurcontour 1 ge/m3 (P98, GES-score 1) niet tot op Sliedrechts grondgebied. 12

108

109

110

111 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 7 Bedrijven en geluid 7.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - ligging van de 50 en 55 db(a) contouren zoals vastgelegd in de geluidzones voor onderstaande industrieterreinen, die zijn vastgesteld ex art. 53 jo. 59. Wgh. De geluidzones dateren van: Molendijk/Industrieweg 12 april 1991 Nijverwaard 18 september 1990 Rivierdijk/de Peulen 15 oktober 1990 Oosteind 16 april 1991 De Staart 11 juni 1993 Nieuwe informatie in GES 2011: - Geluidbelastingkaarten 2006 gemeente Sliedrecht, 5 juni Ten behoeve van de berekening van de geluidsbelastingen is een overdrachtsmodel opgesteld volgens de Standaardkarteringsmethode II voor wegverkeerslawaai. Het model geeft een 3 dimensionale beschrijving van de gemeente. In het overdrachtsmodel is het hoogteverloop van het maaiveld opgenomen (bodemmodel). Verder zijn in het model de voor de geluidoverdracht van belang zijnde gegevens opgenomen. Het betreft de bebouwing, wegen, geluidsschermen, harde bodemgebieden (waterpartijen en bestrating), obstakels (drempels, minirotondes en met verkeerslichten geregelde kruispunten). Voor de berekening van industrielawaai zijn de gebouwen, wegen en obstakels weggelaten. Aan het model zijn de bebouwing en geluidsbronnen binnen de relevante gezoneerde industrieterreinen toegevoegd. Binnen de gemeente zijn geen solitaire inrichtingen aanwezig die een geluidsbelasting veroorzaken van 55 db Lden of 50 db Lnight of meer. 7.2 Resultaten Door de gemeente Sliedrecht is op basis van de berekende GIS-data (IL-Drechtsteden-cumulatief Lden) een kaart gegenereerd van de gebieden met de verschillende GES-scores voor industrielawaai van de bovengenoemde industrieterreinen tezamen (figuur 7.1). Hieruit blijkt dat in een groot deel van Sliedrecht, met name aan de zuidwestelijke kant, bewoners mogelijk hinder ondervinden van industrielawaai. 16

112

113 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 8 Wegverkeer en geluid 8.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - A 15: Milieudienst Zuid-Holland Zuid: Ligging van de 50, 55, 60, 65 en 70 db(a) contouren (etmaalwaarden) van het verkeer op de A15, prognose 2015, op 5 m waarneemhoogte. Hierbij is rekening gehouden met de hoogteligging van de weg en met aanwezige geluidsschermen. Ook is de aftrek ex art. 103 Wgh toegepast, waardoor rekening wordt gehouden met het stiller worden van het verkeer als gevolg van hierop gerichte wettelijke maatregelen. - Lokale wegen: geen informatie beschikbaar. Nieuwe informatie in GES 2011: - Geluidbelastingkaarten 2006 gemeente Sliedrecht, 5 juni Ten behoeve van de berekening van de geluidsbelastingen is een overdrachtsmodel opgesteld volgens de Standaardkarteringsmethode II voor wegverkeerslawaai. Het model geeft een 3 dimensionale beschrijving van de gemeente. In het overdrachtsmodel is het hoogteverloop van het maaiveld opgenomen (bodemmodel). Verder zijn in het model de voor de geluidoverdracht van belang zijnde gegevens opgenomen. Het betreft de bebouwing, wegen, geluidsschermen, harde bodemgebieden (waterpartijen en bestrating), obstakels (drempels, minirotondes en met verkeerslichten geregelde kruispunten). In het model zijn voor het verkeer op de wegen binnen de gemeente Sliedrecht de gegevens opgenomen zoals deze eveneens zijn opgenomen in de Regionale VerkeersMilieuKaart (RVMK) Drechtsteden. Daarnaast zijn in het model tevens de A15, N482 alsmede relevante wegen in de gemeenten Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht opgenomen. Per weg is informatie (situatie 2006) opgenomen over de jaargemiddelde weekdagintensiteit, de verkeerssamenstelling (personenauto s, middelzwaar en zwaar vrachtverkeer), de verdeling van het verkeer over dag- ( uur), avond- ( uur) en nachtperiode ( uur), de wegdekverharding en de geldende maximumsnelheid. 8.2 Resultaten Door de gemeente Sliedrecht is op basis van de berekende GIS-data (WvL-Drechtsteden Lden) een kaart gegenereerd van de gebieden met de verschillende GES-scores voor geluid van wegverkeer op de A15 en de lokale wegen (figuur 8.1). Hieruit blijkt dat afhankelijk van de afstand tot de weg bewoners van woningen in de eerstelijnsbebouwing langs de lokale hoofdwegenstructuur ernstige hinder en slaapverstoring kunnen ervaren vanwege lawaai van het wegverkeer. Het geluidscherm aan de zuidkant van de A15 voorkomt dit effectief voor verkeerslawaai afkomstig van deze snelweg. Ter hoogte van de nieuwbouwwijk Baanhoek-West is een uitbreiding van dit scherm gepland. Opgemerkt moet worden dat in de figuur niet alle lokale wegen zijn opgenomen. Dit betekent dat waar in de figuur een lage GES-score is er mogelijk in werkelijkheid wel invloed is van verkeer op een weg die niet is opgenomen in het computermodel. 18

114

115 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 9 Railverkeer en geluid 9.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - Merwede-Lingelijn en Betuweroute: Milieudienst ZHZ: ligging 57, 60, 65, 70 en 75 db(a) contouren (etmaalwaarden), prognose , op 5 m waarneemhoogte. Hierbij is rekening gehouden met de hoogteligging van het spoor en met aanwezige geluidsschermen. Nieuwe informatie in GES 2011: - Geluidbelastingkaarten 2006 gemeente Sliedrecht, 5 juni Ten behoeve van de berekening van de geluidsbelastingen van railverkeer is hetzelfde model gebruikt als voor wegverkeer, met uitzondering van de wegen en obstakels. Aan het model zijn de relevante spoorwegen toegevoegd. Voor de verschillende sporen is informatie (situatie 2006) opgenomen over de jaargemiddelde intensiteit per treincategorie, de verdeling van de treinen (per categorie) over dag- ( uur), avond- ( uur) en nachtperiode ( uur), de bovenbouw, de snelheden en informatie of en zo ja welk deel van de treinen (per categorie) op een bepaald spoor remmen. De geluidbelastingkaarten 2006 bevatten geen informatie over de Betuweroute. 9.2 Resultaten Door de gemeente Sliedrecht is op basis van de berekende GIS-data (RvL-Drechtsteden-Lden) een kaart gegenereerd van de gebieden met de verschillende GES-scores voor geluid van railverkeer op de Merwede-Lingelijn (figuur 9.1). Hieruit blijkt dat de te verwachten door bewoners ervaren hinder door het railverkeer op de Merwede-Lingelijn gering is. Voor de volledigheid is tevens de kaart uit de GES 2007 opgenomen, gebaseerd op de prognose inclusief de Betuweroute. 20

116

117

118 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 10 Bedrijven en externe veiligheid 10.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - Risicokaart van de provincie Zuid-Holland: De Bioderij (ammoniakkoelinstallatie), British Vita (CPR opslagvoorziening), TLS Sliedrecht (opslag gasflessen), J. Smits (propaanopslag), IHC Holland (propaanopslag): ligging van de PR 10-6 contour. LPG stations De Ketel en Helbro: ligging van de PR 10-6 contour. DuPont de Nemours ligging van de PR 10-7 en 10-8 contouren. - RIVM: LPG stations De Ketel en Helbro: ligging van de 10-7 en 10-8 contouren. Nieuwe informatie in GES 2011: - Risicokaart van de provincie Zuid-Holland: Eneco gasdrukstation, IHC Holland Merwede (propaantank), A. Maat (propaanopslag), A.A. Maat (propaanopslag), J. Smits (propaanopslag), TLS Sliedrecht (opslag gasflessen), Verheij Groenvoorziening (propaanopslag): ligging van de PR 10-6 contour. LPG stations De Ketel en Helbro: ligging van de PR 10-6 contour + contour invloedsgebied groepsrisico. DuPont de Nemours: ligging van de PR 10-6, 10-7 en 10-8 contour. De 10-8 contour is ook de contour van het invloedsgebied voor het groepsrisico Resultaten In figuur 10.1 zijn de GES-scores weergegeven voor de plaatsgebonden risico (PR) contouren rond bovengenoemde bedrijven en de contouren voor het invloedsgebied voor het groepsrisico. Hieruit blijkt dat de nieuwbouwwijk Baanhoek-West gedeeltelijk binnen het invloedsgebied ligt voor het groepsrisico vanwege DuPont de Nemours en vanwege LPG-station De Ketel. GES-score 4 (het gele gebied) geeft aan dat de kans op overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij voordurend verblijf in dit gebied 1 op de 10 miljoen per jaar is. Voor GES-score 2 (het groene gebied) is dit 1 op de 100 miljoen. Risicogebieden kunnen elkaar overlappen. De risico s kunnen niet bij elkaar opgeteld worden. 23

119

120 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 11 Wegverkeer en externe veiligheid 11.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - Plaatsgebonden risico: Helpdesk risicokaart van de provincie Zuid-Holland: berekende afstanden (vanuit het hart van de weg gemeten) voor het 10-6, 10-7 en 10-8 PR-niveau voor het wegvak A15 Papendrecht Sliedrecht. - Groepsrisico: informatie uit de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (24 maart 2003) over het wegvak A15 Papendrecht Sliedrecht. Nieuwe informatie in GES 2011: Rapportage externe veiligheid bestemmingsplannen Sliedrecht. OZHZ, berekende afstanden (vanuit het hart van de weg) voor het plaatsgebonden risiconiveau 10-6 (46 m), 10-7 (120 m) en 10-8 (258 m) voor de A15 bij Sliedrecht. - Invloedsgebied berekening groepsrisico: 950 m Resultaten In figuur 11.1 zijn de gebieden met de GES-scores voor het plaatsgebonden risico en de afstandscontour voor de berekening van het groepsrisico weergegeven. Hieruit blijkt dat een groot gedeelte van Sliedrecht ligt binnen de invloedsfeer van het externe veiligheidsrisico van vervoer van gevaarlijke stoffen via de A15. 25

121

122 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 12 Railverkeer en externe veiligheid 12.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - plaatsgebonden risico: PR-niveau 10-6 : afstand die gehanteerd wordt door de Provincie Zuid-Holland. PR-niveau 10-7 en 10-8 : risicoberekeningen van de Betuweroute bij Sliedrecht-Oost, gebaseerd op vervoersprognoses voor van ProRail uit groepsrisico: risicoberekeningen van de Betuweroute bij Sliedrecht-Oost gebaseerd op vervoersprognoses voor van ProRail uit Nieuwe informatie in GES 2011: Rapportage externe veiligheid bestemmingsplannen Sliedrecht. OZHZ, Betuweroute, berekende afstanden (vanuit het hart van het spoor gemeten) voor het plaatsgebonden risico niveau 10-6 (20 m), 10-7 (256 m) en 10-8 (868 m) - Betuweroute, invloedsgebied berekening groepsrisico (GR): 3000 m. Uit informatie van de OZHZ blijkt dat 95% van het GR wordt bepaald door de populatie binnen 500 meter van de Betuweroute. Het invloedsgebied van 3000 meter wordt bepaald door het effect wat zich maximaal kan voordoen bij een ongeval met de meest gevaarlijke stof onder de meest ongunstige omstandigheden (worst case). Het GR van de Betuweroute wordt verantwoord in bestemmingsplannen met planologische ontwikkelingen binnen 200 meter van de Betuweroute Resultaten In figuur 12.1 zijn de gebieden met GES-scores voor het plaatsgebonden risico weergegeven. De contour voor het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico ligt zowel aan de noord- als aan de zuidkant van de Betuweroute buiten de gemeentegrens en kan daarom niet worden weergegeven. Hieruit blijkt dat de gehele gemeente Sliedrecht ligt binnen de invloedssfeer van het externe veiligheidsrisico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen via de Betuweroute. De 200 meter afstand die in de praktijk wordt aangehouden is in de figuur weergegeven. 27

123

124 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 13 Waterverkeer en externe veiligheid 13.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - Risicoatlas hoofdvaarwegen in Nederland (2003): afstanden voor de plaatsgebonden risicocontouren 10-6, 10-7 en 10-8 voor het verkeersvak 81 (Waal 7, tussen de Nieuwe Merwede en de Oude Maas), en informatie over het groepsrisico. Nieuwe informatie in GES 2011: Rapportage externe veiligheid bestemmingsplannen Sliedrecht. OZHZ, berekende afstanden (vanuit het midden van de vaarweg) voor de plaatsgebonden risicocontouren 10-6 (0 m), 10-7 (134 m) en 10-8 (153 m). - Invloedsgebied berekening groepsrisico: 1000 m Resultaten In figuur 13.1 zijn de gebieden met GES-scores op basis van het plaatsgebonden risico weergegeven, evenals de contour van het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico. Hieruit blijkt dat een groot gedeelte van het bewoonde gebied van Sliedrecht ligt binnen de invloedssfeer van het externe veiligheidsrisico vanwege vervoer van gevaarlijk stoffen via de Beneden Merwede. 29

125

126 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 14 Bodemverontreiniging 14.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - Informatie uit de bodemkwaliteitskaart 2006 (onderdeel van de bodemkwaliteitskaart regio Drechtsteden) over de zware metalen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink en over PAK polycylische aromatische koolwaterstoffen. Nieuwe informatie in GES 2011: Geen nieuwe informatie beschikbaar. Uit de Bodembeheernota ZHZ (MZHZ, 1 juli 2010) blijkt dat de MZHZ voornemens is in nieuwe bodemkwaliteitskaarten op te laten stellen. Voor de volledigheid is de figuur uit de GES 2007 hier opgenomen. 31

127

128 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 15 Bovengrondse hoogspanningslijnen 15.1 Milieubelasting Gebruikte informatie in de GES 2007: - lijn Krimpen Crayestein: Berekening specifieke zone plan Baanhoek-West in Sliedrecht. 5 december Kema, Arnhem. Rapportnr TDC A. - lijnen Papendrecht Arkel en Geertruidenberg Krimpen: type lijn en indicatieve afstanden: Netkaart informatie. Nieuwe informatie in GES 2011: Geen nieuwe informatie beschikbaar. Voor de volledigheid is hier de figuur uit de GES 2007 opgenomen. 33

129

130 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 16 Gecombineerde blootstelling 16.1 Geluid Door de gemeente Sliedrecht is op basis van de berekende GIS-data (WvL+RvL+Il-Drechtsteden-Lden) van de Geluidbelastingkaart 2006 een kaart gegenereerd van de gebieden met de verschillende GES-scores voor geluid van alle bronnen (industrie, wegverkeer en railverkeer) bij elkaar (figuur 16.1). Hieruit blijkt dat met name aan de westkant langs de Baanhoek, in het centrum langs de Stationsweg en aan de oostkant langs de Rivierdijk de milieugezondheidskwaliteit vanwege geluid een onvoldoende (GES-score 6) scoort. Opgemerkt moet worden dat in de figuur niet alle lokale wegen zijn opgenomen. Dit betekent dat waar in de figuur een lage GES-score is er mogelijk in werkelijkheid wel invloed is van verkeer op een weg die niet is opgenomen in het computermodel. 35

131

132 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 16.2 Externe veiligheid Gebieden met GES-scores vanwege externe veiligheidrisico s uit verschillende bronnen overlappen elkaar op sommige plaatsen. Het is niet mogelijk om deze risico s bij elkaar op te tellen. Door de figuren met de gebieden met GES-scores voor bedrijven, wegverkeer, railverkeer en waterverkeer over elkaar heen te projecteren blijkt waar in Sliedrecht er vanuit meerdere bronnen invloed is wat betreft externe veiligheid (figuur 16.2). Hieruit blijkt dat de gehele gemeente ligt binnen het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico, in ieder geval vanwege de Betuweroute, maar ook vanwege de andere bronnen, met name DuPont de Nemours, de A15, Beneden Merwede en LPG-stations. Voor de Betuweroute ligt de contour voor het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico zowel aan de noord- als aan de zuidkant buiten de gemeentegrens en kan deze daarom niet in de figuur worden weergegeven. 37

133

134 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 17 Conclusies en aanbevelingen 17.1 Algemeen Deze update van de GES Sliedrecht uit 2007 is, evenals het oorspronkelijke rapport, gemaakt aan de hand van bestaande informatie over de milieubelasting. Deze is opgesteld voor andere doeleinden dan de GES. Om in GES verwerkt te kunnen worden moet de informatie wel aan bepaalde criteria voldoen. Het is steeds een uitdaging om uit zeer diverse bronnen voor GES bruikbare informatie te halen. Deze werkwijze betekent wel dat, ook in deze update, de informatie niet volledig is en ook niet helemaal actueel. Desalniettemin biedt de GES een waardevol inzicht in de impact van milieuverontreiniging op de gezondheid in Sliedrecht. Aanbevelingen, in onderstaande tekst gemarkeerd met, zijn gericht op het terugdringen van de blootstelling van mensen aan milieubelastende factoren. Dit kan enerzijds door de milieubelasting te verminderen, door gebruik te maken van de mogelijkheden die de gemeente daartoe heeft. Anderzijds, wanneer het gaat om milieufactoren waar de gemeente geen directe invloed op heeft, kunnen in het ruimtelijke beleid de gepresenteerde gezondheidseffecten meegewogen worden in de planvorming en de inrichting van een gebied om, gegeven de bestaande milieubelasting, een zo goed mogelijke situatie voor de gezondheid te creëren. De GGD adviseert om ruimtelijke plannen in een zo vroeg mogelijk stadium te toetsen aan de GES om gezondheid mee te laten wegen in de vele beslissingen die in het planproces moeten worden genomen. De GES kan dienen als basis voor een integraal gezondheidsadvies bij ruimtelijke planontwikkeling Luchtverontreiniging De milieugezondheidskwaliteit in Sliedrecht vanwege luchtverontreiniging wordt vooral bepaald door de achtergrondconcentratie (de deken van luchtverontreiniging die over ons hele land en daarbuiten aanwezig is) en door de lokale bijdrage van het verkeer. Mede door de invloed van het verkeer op de A15 en de aanwezigheid van woningen blijft de Stationsweg met een GES-score onvoldoende een belangrijk aandachtsgebied (NO 2, situatie 2009). Echter ook langs de rivier, met name de Baanhoek, liggen woningen langs wegvakken waar de milieugezondheidskwaliteit mogelijk onvoldoende is. Voor fijn stof (PM10) is de milieugezondheidskwaliteit overal matig. De gemeente verricht veel inspanningen om de relatief geringe bijdrage van bedrijven verder terug te dringen, onder meer via overleg met de provincie en de gemeente Dordrecht en door kritisch te kijken naar door bedrijven aangevraagde emissies van voor de gezondheid gevaarlijke stoffen. De mogelijkheden van de gemeente om de uitstoot van het wegverkeer te beïnvloeden zijn beperkt. Verwacht wordt dat door landelijke maatregelen in het kader van het NSL de uitstoot van het verkeer zal verminderen en de luchtkwaliteit zal verbeteren. 39

135 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Knelpunt Stationsweg Vanwege het knelpunt bij de Stationsweg is in 2009 onderzoek gedaan naar de waarde van beplantingsstructuren voor de luchtkwaliteit ter hoogte van de Stationsweg-Noord. Daaruit bleek dat de huidige beplantingsstructuur aan de Stationsweg-noord een tunnel vormt en zorgt voor een negatief effect op de luchtkwaliteit. Verbeteringen zijn wel aan te brengen, te weten: - sterk terugsnoeien van de kastanjebomen; dit is echter boomtechnisch en esthetisch sterk af te raden. - aanbrengen van beplantingsstructuren direct naast de weg; dit is echter praktisch onhaalbaar in verband met de aanwezigheid van grote bomen. - aanbrengen van aanplant in voortuinen zoals hagen en gevelbeplanting; de gemeente heeft de mogelijkheid bewoners hierin te stimuleren. Metingen Uit deze GES blijkt duidelijk dat in grote delen van Sliedrecht de luchtkwaliteit vanuit verschillende bronnen wordt beïnvloed. Niet alleen het lokale verkeer en de A15, maar ook het waterverkeer draagt bij. Bij de ontwikkeling van nieuwe plannen moet met alle bronnen rekening gehouden worden. Het is nog niet mogelijk om de bijdragen uit alle bronnen in één computermodel te verwerken. Alle modeluitkomsten kennen een bepaalde mate van onzekerheid. De GGD adviseert: voor specifieke locaties, bijvoorbeeld bij planontwikkeling, verdient het aanbeveling om met metingen meer duidelijkheid te verkrijgen over de werkelijke concentraties. voor de Stationsweg wordt aanbevolen het NO 2 -meetprogramma voort te zetten. Ruimtelijke ordening Luchtverontreiniging van het wegverkeer is schadelijk voor de gezondheid. Niet iedereen heeft evenveel last van luchtverontreiniging. Dat komt omdat mensen verschillend reageren op luchtverontreiniging. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor en krijgen sneller gezondheidsklachten. Vooral oudere mensen, kinderen en mensen met een hart- of longaandoening zijn extra gevoelig voor vervuilende stoffen in de lucht. De in de wet Luchtkwaliteit vastgestelde grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO 2 ) geven niet de grens aan tussen ongezond en veilig. Afstand tot de weg is daarvoor een betere maat. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen die vlak langs een drukke weg wonen een grotere kans hebben om vervroegd te overlijden aan een hart- of longaandoening dan mensen die verder van een drukke weg woonden. Ook hebben kinderen die dichtbij een snelweg wonen of naar school gaan gemiddeld meer chronische luchtwegklachten en een lagere longfunctie dan kinderen die op grotere afstand van een snelweg wonen. Deze gezondheidsrisico s zijn groter zijn naarmate de afstand tot de weg kleiner is. Om rekening te houden met gevoelige groepen en afstand tot de weg is in het Besluit Gevoelige bestemmingen opgenomen dat bij (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit geen nieuwe scholen, kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgingsen verpleeghuizen binnen 300 meter van de rand van een snelweg of binnen 50 meter van de rand van een provinciale weg gerealiseerd mogen worden. In de praktijk is er zelden of nooit sprake van (dreigende) overschrijding van de grenswaarden en kan de bouw van gevoelige bestemmingen op basis van het Besluit Gevoelige Bestemmingen niet worden tegengehouden. Daarom vindt de GGD dat toetsing moet plaatsvinden op basis van afstand tot de weg en niet op basis van de concentratie. Daarnaast houdt het Besluit geen 40

136 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid rekening met drukke binnenstedelijke wegen. Langs deze wegen is de luchtverontreiniging vaak net zo hoog als vlakbij de snelweg. Ook langs die wegen is het daarom nodig om kwetsbare groepen te beschermen. De GGD ZHZ adviseert, conform het standpunt van GGD Nederland, gebaseerd op de GGD-richtlijn luchtkwaliteit en gezondheid 2, om nieuwe voorzieningen voor gevoelige groepen: niet binnen 300 meter van de snelweg te bouwen, onafhankelijk van de vraag of aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan. Het realiseren van gevoelige bestemmingen op minder dan 100 meter van de snelweg wordt sterk afgeraden. niet te bouwen direct (in de eerstelijns bebouwing) langs drukke wegen, waarbij druk is gedefinieerd als een verkeersintensiteit van meer dan voertuigen per etmaal. Binnen het Besluit Gevoelige bestemmingen worden woningen niet als "gevoelige bestemming" gezien. Ook in woningen nabij de (snel)weg verblijven kinderen, ouderen en mensen met een zwakke gezondheid. Kinderen brengen hier veel meer tijd door dan op school of in het kinderdagverblijf. De GGD vindt daarom dat naast scholen, kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen ook woningen als gevoelige bestemming aangemerkt zouden moeten worden. Om kwetsbare groepen te beschermen adviseert de GGD ZHZ om de bovenstaande GGD-adviezen vast te leggen in aanvullend lokaal luchtkwaliteitsbeleid. In figuur 17.1 zijn de afstandscontouren 100 en 300 m afstand van de rand van de A15 weergegeven. Uit een inventarisatie van de OZHZ 3 blijkt dat 4 scholen en 3 kinderdagverblijven binnen 300 m van de rand van de A15 zijn gesitueerd. Een van de kinderdagverblijven ligt zelfs binnen 100 m afstand. De nieuwe school in Baanhoek West ligt op ca. 165 meter afstand van de A15. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit is in 2009 door de MZHZ onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat zowel voor fijn stof als stikstofdioxide er geen sprake was van overschrijding of dreigende overschrijding van de wettelijke grenswaarden. 2 RIVM. GGD-richtlijn medische milieukunde. Luchtkwaliteit en gezondheid. Rapportnr ( 3 OZHZ. Gevoelige bestemmingen nabij snelwegen. Conceptversie juli

137

138 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid Groen en luchtkwaliteit Uit een recent rapport van het RIVM 4 blijkt dat vegetatie (bomen en planten) de luchtkwaliteit in een stad niet significant kan verbeteren en die zelfs kan verslechteren. Door de aanwezigheid van vegetatie in of langs straten met verkeer neemt de windsnelheid in die straat namelijk af. Als gevolg hiervan gaan de concentraties van alle stoffen die door het verkeer worden uitgestoten omhoog. De aanwezigheid van vegetatie in een groot gebied kan wel de achtergrondconcentraties van stikstofdioxide en fijn stof positief beïnvloeden, maar het effect is zeer beperkt in de orde van een half procent tot mogelijk enkele procenten bij grootschalige extra inzet van vegetatie. De onzekerheid hierover in verschillende studies is aanzienlijk. Uiteraard heeft vegetatie veel meer invloed op gezondheid en milieu dan alleen via concentratieniveaus. Verschillende studies tonen het overwegend positieve effect van vegetatie op de gezondheid in het algemeen aan. De GGD ZHZ adviseert de gemeente de positieve en negatieve waarde van beplantingsstructuren voor luchtkwaliteit mee te wegen bij grootschalige (her)inrichting en / of herstructurering van locaties wanneer hiertoe voldoende aanleiding is. Verkeersdeelnemers Uit recent Nederlands onderzoek naar de blootstelling van verkeersdeelnemers aan luchtverontreiniging is gebleken dat deze zodanig hoog is dat er acute effecten zijn op de longfunctie. Na een aantal uren is dit effect weer verdwenen. De hoogste blootstelling vindt plaats in dieselbussen en bij fietsers. Bij bussen komt dit doordat bij haltes de deuren tot enkele minuten openstaan waarbij uitlaatgassen de bus binnen komen. Bij fietsers vindt blootstelling vooral plaats bij passerende dieselbussen, vrachtwagens en brommers, en tijdens het wachten bij kruispunten. De GGD adviseert de gemeente: via de provincie bij de concessieverlening aan openbaar vervoerders aan te dringen op het gebruik van schone bussen. het gebruik van elektrische voertuigen (in plaats van voertuigen met verbrandingsmotoren) te stimuleren, bijv. door deze te faciliteren met oplaadpunten. fietsroutes bij toekomstige ontwikkelingen waar mogelijk los te koppelen van de hoofdwegenstructuur. 4 RIVM. Het effect van vegetatie op de luchtkwaliteit, update Rapportnr September

139 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 17.3 Geur De Bioderij heeft een nieuwe vergunning aangevraagd. Uit onderzoek blijkt dat in de aangevraagde nieuwe situatie nog enkele woningen nabij het bedrijf in een gebied met milieugezondheidskwaliteit vrij matig (GES-score 3) liggen vanwege geurhinder. Over een groter gebied in Baanhoek-West is GES-score 1 goed van toepassing. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de oude situatie (GES 2007). Als er 50 m hoge schoorstenen geplaatst gaan worden zal de geurhinder in de omgeving verwaarloosbaar worden. De vergunningaanvraag inclusief hoge schoorstenen heeft de voorkeur Geluid Uit de figuren 8.1 en 16.1 blijkt dat geluidoverlast bij woningen vooral wordt veroorzaakt door het lokale wegverkeer. Maar ook industrielawaai draagt daaraan bij, met name in Baanhoek-West. Hier wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Ten aanzien van het wegverkeer moet worden opgemerkt dat in de figuren niet alle lokale wegen zijn opgenomen. Dit betekent dat waar in de figuur een lage GES-score is er mogelijk in werkelijkheid wel invloed is van verkeer op een weg die niet is opgenomen in het computermodel. Sinds 2006 zijn een aantal verkeersmaatregelen getroffen die op een aantal knelpunten de situatie hebben verbeterd: - aanleg ontsluitingweg Ouverture in Baanhoek-West met toepassing van geluidarm asfalt - instelling 30 km regime op Baanhoek - aanleg fietspad achter Stationsweg-midden - geluidarm asfalt op wegvak van de Thorbeckelaan tussen Simon Stevenstraat en Lijsterweg Daarnaast is in het kader van het zonebeheer het zonebewakingsmodel voor het industrielawaai van industrieterrein Molendijk- Industrieweg geactualiseerd. De GGD adviseert om bij aanleg en reconstructie van lokale wegen nabij woningen altijd de toepassing van geluidarm asfalt te overwegen. Sinds februari 2010 is het beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder in werking. In het kader van dit beleid wordt bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde primair ingezet op het treffen van maatregelen aan de bron en secundair op maatregelen tussen bron en ontvanger (bijvoorbeeld een geluidsscherm) om de geluidbelasting te beperken. Bij bouwplannen waarvoor vaststelling van een hogere waarde toch noodzakelijk is worden eisen gesteld aan het akoestisch klimaat in de woning. De GGD adviseert om bij het aanvragen van een hogere grenswaarde nadrukkelijk rekening te houden met de cumulatie van geluidbelasting vanuit verschillende bronnen. 44

140 GES Sliedrecht, update 2011 GGD Zuid-Holland Zuid 17.5 Externe veiligheid Voor externe veiligheid geldt dat, anders dan bij de andere milieufactoren, zolang er geen incident optreedt er geen gezondheidseffecten zijn. De beoordeling in GES is gebaseerd op berekende kansen op het optreden van incidenten met gevaarlijke stoffen en bijbehorende gezondheidseffecten. Duidelijk is wel (figuur 16.2) dat heel Sliedrecht in meer of mindere mate binnen de invloedssfeer van één of meerdere bronnen ligt. De GGD adviseert geen kwetsbare en beperkt-kwetsbare objecten (volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen) te realiseren binnen de PR 10-6 contouren. Naast de aandacht die dit vraagt in het kader van de ruimtelijke planning is instructie van de bevolking, rekening houden met zelfredzaamheid van burgers en toegankelijkheid voor hulpverleners (voor incidentbestrijding en hulpverlening) van groot belang. - Op de homepage van de gemeente is een verwijzing Calamiteiten en rampen: Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand! geplaatst. Via deze link komt men onder andere uit bij de Risicowijzer (2009) en instructies voor wat te doen als de sirene gaat. De GGD adviseert de gemeente de GHOR standaard om advies te vragen bij ruimtelijke plannen en bij evenementen Tevens wordt aanbevolen deze GES ook voor te leggen aan de brandweer, de gemeentelijke afdeling rampenbestrijding en aan de GHOR Bovengrondse hoogspanningslijnen Kinderen die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen hebben mogelijk meer kans op leukemie dan kinderen die daar verder vanaf wonen. Dit blijkt uit buitenlands onderzoek waarin een verband is gevonden tussen wonen nabij hoogspanningslijnen en kinderleukemie. Dit geldt voor kinderen die langdurig (volgend de Gezondheidsraad minstens 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal één jaar) in de buurt van hoogspanningslijnen wonen in woningen waar het magneetveld sterker is dan circa 0,4 microtesla (µt). Onduidelijk is vooralsnog waar de verhoging van de kans precies door wordt veroorzaakt. Mogelijk is het magnetische veld dat door de stromen in de draden van de hoogspanningslijnen wordt veroorzaakt één van de oorzaken. De rijksoverheid adviseert sinds 2005 uit voorzorg om nieuwe locaties waar kinderen gedurende langere tijd verblijven, niet te bouwen in de buurt van hoogspanningslijnen waar de elektromagnetische velden sterker zijn dan 0,4 µt. Tegelijkertijd wordt geadviseerd geen nieuwe hoogspanningslijnen te bouwen in de buurt van bestaande locaties waar kinderen langere tijd verblijven. De zones met GES-scores in figuur 15.1 zijn gebaseerd op de indicatieve zone zoals vermeld op de website Voor de lijn bij Baanhoek-West zijn deze gebaseerd op een berekening van de specifieke zone. De GGD adviseert: bij herstructurering of nieuwe planvorming binnen deze zones een berekening uit te laten voeren naar de breedte van de specifieke zone. geen gebouwen waar kinderen langdurig verblijven te bouwen binnen de specifieke zone met een magneetveldsterkte van 0,4 µt. 45

141 Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 8 maart 2012 Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage Fatale termijn nee Bijlagen 6 Ons kenmerk Zaaknr. B&W besluit 6 maart 2012 Portefeuillehouder J.A. Lavooi Ruimte en Groen Onderwerp Wijziging Bouwverordening 2010 Wat wordt gevraagd Toelichting Bijgaande stukken Ambtelijk contactpersoon In te stemmen met de veertiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992 Op 1 april 2012 treedt het nieuwe Bouwbesluit 2012 in werking. Aanpassing van de bouwverordening is daarom nodig. In het Bouwbesluit 2012 staan artikelen die nu nog in de bouwverordening worden geregeld. Concept Raadsvoorstel Concept Raadsbesluit Bouwverordening 2012 Toelichting Bouwverordening Ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het bijbehorende wijzigingsvoorstel van 20 september 2011, EC- GR/U , Lbr. 11/059 met bijlage 1. B.A. Nederlof Tel.nr. (0184) Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort Kopieën aan: Archief

142 Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Sliedrecht, Onderwerp: Wijziging Bouwverordening Voorgesteld besluit: - In te stemmen met de veertiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992, zoals door de Vereniging Nederlandse gemeenten opgenomen in de wijzigingsvoorstellen behorende bij haar ledenbrief van 20 september 2011, Lbr. 11/059, kenmerk ECGR/U en de gemeentelijke bouwverordening dienovereenkomstig te herzien; - Gelet op de tekstuele wijzigingen te besluiten tot het vaststellen van de Bouwverordening 2012, gelijk aan de Modelbouwverordening 1992 van de Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG) met bijlagen en toelichting en alle hierop daarna aangebrachte wijzigingen tot en met de veertiende serie wijzigingen en onder gelijktijdige intrekking van de bij raadsbesluit van 28 juni 2010 vastgestelde Bouwverordening 2010 ; - Te bepalen dat de Bouwverordening 2012 in werking treedt op moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 Overwegingen en alternatieven: De rijksoverheid werkt aan een nieuw Bouwbesluit om de bouwtechnische eisen leesbaarder, eenvoudiger en eenduidiger te maken De nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur vervangt onder meer het Bouwbesluit 2003 en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Het nieuwe Bouwbesluit treedt op 1 april 2012 in werking. Aanpassing van de bouwverordening is daarom nodig. In het Bouwbesluit 2012 staan artikelen, die nu nog in de bouwverordening worden geregeld. Deze artikelen van de bouwverordening vervallen van rechtswege met het inwerking treden van het Bouwbesluit Vooralsnog blijven gemeenten wettelijk verplicht om een bouwverordening te hebben. Artikel 8 van de Woningwet geeft geclausuleerd aan welke onderwerpen in een bouwverordening geregeld moeten en mogen worden. Door tegelijk met het nieuwe Bouwbesluit in werking tredende wijzigingen van de Woningwet (Stb. 2009, 324 en Stb. 2010, 187) wordt dat aantal onderwerpen gehalveerd en resteren in de bouwverordening slechts voorschriften over drie onderwerpen (stedenbouwkundige voorschriften; voorschriften inzake tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem en procedurele welstandsvoorschriften). Op termijn zullen deze onderwerpen in andere regelgeving worden opgenomen en zal de bouwverordening verdwijnen. De gewijzigde Woningwet geeft precies aan welke onderwerpen in een bouwverordening geregeld worden. Het wettelijk kader biedt gemeenten geen mogelijkheid om hiervan in de bouwverordening af te wijken.

143 - 2 - Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Het wijzigen van de verordening betreft een budgetneutrale operatie. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Bouwverordening: artikel 8 van de Woningwet Tijdspad, monitoring en evaluatie Invoering van het Bouwbesluit 2012 op 1 april 2012 Externe communicatie: De vaststelling van de gewijzigde verordening zal op de gebruikelijke wijze plaatsvinden, door middel van een bericht in het Kompas en plaatsing op de gemeentelijke site. Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De waarnemend burgemeester, J.H. Koetsenruijter A.G.M. van de Vondervoort

144 Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; Gezien de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het bijbehorende wijzigingsvoorstel van 20 september 2011, ECGR/U , Lbr. 11/059; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012; gelet op artikel 8 van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2011, 416) en Besluit wijziging Bouwbesluit 2012 (Staatsblad 2011, 676); b e s l u i t : - In te stemmen met de veertiende serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992, zoals door de Vereniging Nederlandse gemeenten opgenomen in de wijzigingsvoorstellen behorende bij haar ledenbrief van 20 september 2011, Lbr. 11/059, kenmerk ECGR/U en de gemeentelijke bouwverordening dienovereenkomstig te herzien; - Gelet op de tekstuele wijzigingen te besluiten tot het vaststellen van de Bouwverordening 2012, gelijk aan de Modelbouwverordening 1992 van de Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG) met bijlagen en toelichting en alle hierop daarna aangebrachte wijzigingen tot en met de veertiende serie wijzigingen en onder gelijktijdige intrekking van de bij raadsbesluit van 28 juni 2010 vastgestelde Bouwverordening 2010 ; - Te bepalen dat de Bouwverordening 2012 in werking treedt op moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier, De voorzitter, A. Overbeek A.G.M. van de Vondervoort

145 TEKST VERORDENING Bouwverordening 2012 Inhoudsopgave blz. Hfdst. 1 Inleidende bepalingen 7 Art. 1.1 Begripsomschrijvingen Termijnen (vervallen) Indeling van het gebied van de gemeente 7 Hfdst. 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen 8 Par. 1 Gegevens en bescheiden 8 Art Aanvraag bouwvergunning (vervallen) In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen) Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (vervallen) Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen) Bodemonderzoek Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning (vervallen) Bouwregistratie (vervallen) Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen) 8 Par. 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning 8 Art Ontvangst van de aanvraag (vervallen) Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening (vervallen) Bekendmaking van termijnen (vervallen) In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening (vervallen) In behandeling nemen en bodemonderzoek (vervallen) Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning (vervallen) 9 Par. 3 Welstandstoetsing 9 Art Welstandscriteria (vervallen) 9 Par. 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond 9 Art Verbod tot bouwen op verontreinigde grond Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen 9 Par. 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen 9 Art Richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen (vervallen) Anti-cumulatiebepaling Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen) 2.5.3A Brandweeringang (vervallen) Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen) Ligging van de voorgevelrooilijn Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn Bouwen op de weg Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken Ligging van de achtergevelrooilijn 11 1

146 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Ontheffing voor overschrijdingen van de achtergevelrooilijn Erf bij woningen en woongebouwen Erf bij overige gebouwen Ruimte tussen bouwwerken Erf- en terreinafscheidingen Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte Ontheffing voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijke beleid Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen 17 Par. 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen Beginsel inzake brandmeldinstallaties (vervallen) Aanwezigheid van brandmeldinstallaties (vervallen) Omvang van de bewaking door de brandmeldinstallaties (vervallen) Kwaliteit van brandmeldinstallaties (vervallen) Beginsel inzake ontruimingsinstallaties (vervallen) Aanwezigheid van ontruimingsinstallaties (vervallen) Kwaliteit van ontruimingsinstallaties (vervallen) Beginsel inzake vluchtroute aanduidingen (vervallen) Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen (vervallen) Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen (vervallen) Gelijkwaardigheid (vervallen) Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten (vervallen) 18 Par. 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen) Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen) Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen) A Eis tot aansluiting aan publieke voorziening voor verwarming (vervallen) Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen) Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen) Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen) Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen) 19 Hfdst. 3 De melding 19 Art. 3.1 De wijze van melden (vervallen) Welstandscriteria (vervallen) 19 2

147 Hfdst. 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk 19 Art. 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden (vervallen) Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden Wijzigingen in gegevens bouwregistratie (vervallen) Het uitzetten van de bouw Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen Bemalen van bouwputten Veiligheid op het bouwterrein Afscheiding van het bouwterrein Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder Bouwafval Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden Melden van het werken bij lage temperaturen Verbod tot ingebruikneming (vervallen) 19 Hfdst. 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheidsinstallaties en aansluiting op de nutsvoorzieningen (aanschrijvingsgrondslag) 20 Par. 1 Staat van open erven en terreinen 20 Art Staat van onderhoud van open erven en terreinen (vervallen) Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer Brandblusvoorzieningen Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten 20 Par. 2 Staat van brandveiligheidsinstallaties 20 Art Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in gebouwen niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen (vervallen) Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard (vervallen) Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen (vervallen) Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen (vervallen) 20 Par. 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen 20 Art Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen) Eis tot aansluiting aan het electriciteitsnet (vervallen) Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen) Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen) Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen) Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen) Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen) 20 Par. 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid 20 Art Preventie (vervallen) 20 3

148 Hfdst. 6 Brandveilig gebruik 21 Par. 1 Gebruiksvergunning 21 Art Vergunning gebruik bouwwerk (vervallen) Aanvraag gebruiksvergunning (vervallen) In behandeling nemen (vervallen) Termijn van beslissing (vervallen) Weigeren gebruiksvergunning (vervallen) Intrekken gebruiksvergunning (vervallen) Verplicht aanwezige bescheiden (vervallen) 21 Par. 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar 21 Art Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen) Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen) Opslag en verwerking stoffen (vervallen) 21 Par. 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen vanongevallen bij brand 21 Art Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen (vervallen) Gebruik middelen en voorzieningen (vervallen) 21 Par. 4 Hinder in verband met brandveiligheid 21 Art Hinder in verband met brandveiligheid (vervallen) 21 Hfdst. 7 Overige gebruiksbepalingen 21 Par. 1 Overbevolking 21 Art Overbevolking van woningen (vervallen) Overbevolking van woonwagens (vervallen) 21 Par. 2 Staken van het gebruik 21 Art Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid (vervallen) Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne (vervallen) Staken van het gebruik van een woonwagen (vervallen) 21 Par. 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen 22 Art (vervallen) Hinder (vervallen) 22 Par. 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Art Preventie (vervallen) 22 Par. 5 Watergebruik 22 Art Verboden gebruik van water (vervallen) 22 Par. 6 Installaties 22 Art Gebruiksgereed houden van installaties (vervallen) 22 Hfdst. 8 Slopen 22 Par. 1 Omgevingsvergunning voor het slopen 22 Art Omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Aanvraag sloopvergunning (vervallen) In behandeling nemen (vervallen) Termijn van beslissing (vervallen) Samenloop van slopen en bouwen (vervallen) Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Intrekking omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) 22 4

149 Par. 2 Uitzonderingen op het vereiste van omgevingsvergunning voor het slopen 22 Art Sloopmelding (vervallen) 22 Art Overige uitzonderingen op het vereiste van omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) 22 Par. 3 Verplichtingen tijdens het slopen 23 Art Veiligheid op het sloopterrein (vervallen) Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen) Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Plichten van degene die sloopt (vervallen) Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen) Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen) 23 Par. 4 Vrij slopen 23 Art Sloopafval algemeen (vervallen) 23 Hfdst. 9 Welstand 23 Art. 9.1 De advisering door de welstandscommissie De samenstelling van de welstandscommissie Benoeming en zittingsduur (vervallen) Jaarlijks verantwoording Termijn van advisering Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting Afdoening bij mandaat Vorm waarin het advies wordt uitgebracht Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen) 24 Hfdst. 10 Overige administratieve bepalingen 24 Art De aanvraag om woonvergunning (vervallen) De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (vervallen) Overdragen vergunningen (vervallen) Overdragen mededeling (vervallen) Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen) Herziening en vervanging van aangewezen normen en voorschriften 25 Hfdst. 11 Handhaving 25 Art Stilleggen van de bouw (vervallen) Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen) Stilleggen van het slopen (vervallen) 25 Hfdst. 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 25 Art Strafbare feiten (vervallen) Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen) Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (vervallen) Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen) Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen) Slotbepaling 25 5

150 Bijlagen 1. Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning (vervallen) Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning (vervallen) Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen) Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in woonfunctie (vervallen) Bijlage 5 Toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen (vervallen) Bijlage 6 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen) Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken buitenriolering op erven en terreinen (vervallen) Bijlage 8 Checklist voor visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest (vervallen) Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie (vervallen) Bijlage 10 Brandmeldinstallatie (vervallen) Bijlage 11 Ontruimingsinstallatie (vervallen) Bijlage 12 Vluchtrouteaanduiding (vervallen) 26 6

151 Bouwverordening Inleidende bepalingen Artikel 1.1 begripsomschrijvingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: - bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders; - bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet; - bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht; - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren; - gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit; - hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld; - NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven norm; - NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven voornorm; - Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; - Straatpeil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst of de hoogt van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. - weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder: - bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk; - gebouw: een gedeelte van een gebouw. Artikel 1.2 Termijnen (vervallen) Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente 1. Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente: a. het gebied binnen de bebouwde kom; b. het gebied buiten de bebouwde kom. 2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig is aangegeven. 7

152 2. De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden Artikel Aanvraag bouwvergunning (vervallen) Artikel In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen) Artikel Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (vervallen) Artikel Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen) Artikel Bodemonderzoek 1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit: a. de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. b. (vervallen) c. Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. 3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel bij het bevoegd gezag reeds bruibare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. 4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen. 5. Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen. Artikel Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning (vervallen) Artikel Bouwregistratie (vervallen) Artikel Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen) Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning Artikel Ontvangst van de aanvraag (vervallen) Artikel Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening (vervallen) 8

153 Artikel Bekendmaking van termijnen (vervallen) Artikel In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening (vervallen) Artikel In behandeling nemen en bodemonderzoek (vervallen) Artikel Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning (vervallen) Paragraaf 3 Welstandstoetsing Artikel Welstandscriteria (vervallen) Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem Artikel Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk: a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven; b. voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en 1. dat de grond raakt, of 2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd. Artikel Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen In afwijking van het bepaalde in artikel en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt. Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen Artikel Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen (vervallen) Artikel Anti-cumulatiebepaling Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen. Artikel Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen) Artikel 2.5.3A Brandweeringang (vervallen) Artikel Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen) 9

154 Artikel Ligging van de voorgevelrooilijn De voorgevelrooilijn is: a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. Artikel Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn Onverminderd het bepaalde in artikel is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Artikel Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van de veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten: 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; 2. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,3 m overschrijden. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn 1. In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaatbaar zijn; c. laadperrons, stoepen en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden; d. erkers, serres en andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m overschrijden; e. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames dan bedoeld zijn in artikel 2.5.7; f. overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken; g. bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het karakter van de bestaande omgeving. 2. Voor het bouwen boven een weg kan alleen afwijking worden toegestaan, indien niet lager gebouwd wordt dan: a. 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg; b. 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt. 10

155 Artikel Bouwen op de weg In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. gebouwen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede straatmeubilair, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub b, c en d, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; c. vrijstaande winkel- of reclamevitrines; d. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame; e. andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die naar hun aard en bestemming op de weg toelaatbaar zijn. Artikel Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken 1. Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in: a. de gevallen genoemd in artikel en in die waarin de afwijking genoemd in de artikelen en is verleend; b. in de gevallen genoemd in artikel en in die waarin de afwijking genoemd in artikelen is verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst; c. in de gevallen, bedoeld in het derde lid. 3. Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn. 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor: a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen; b. gebouwen op handels- en industrieterreinen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. bijgebouwen, anders dan de in artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde gebouwen; e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de daarbijbehorende woningen; f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels; g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat. Artikel Ligging achtergevelrooilijn 1. De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich: a. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste; b. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; 11

156 c. in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; d. in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; e. in alle niet onder a tot en met d genoemde gevallen op een afstand die wordt bepaald met inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in a tot en met d van dit lid, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. 2. Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten. Artikel Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn Onverminderd het bepaalde in artikel is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Artikel Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op: a. buiten de bebouwde kom gelegen kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen; b. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, indien de afstand tot de zijdelingse grens van het erf ten minste 20 meter bedraagt; c. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist; d. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; e. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; f. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; g. terrassen, bordessen en bordestreden; h. antennes, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 15 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, waarvan de afstand tot de zijdelingse grens van het erf minder dan 20 meter bedraagt; 12

157 b. binnen de bebouwde kom gelegen kassen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. gebouwen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welk terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd; e. gebouwen op binnenterreinen, mits hiervan de bereikbaarheid, als bedoeld in de artikelen 6.37, 6.38 en 6.49 van het Bouwbesluit 2012 is verzekerd; f. bijgebouwen, die niet vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; g. gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend; h. bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist; i. ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; j. erkers en overige uitbouwen, anders dan de uitbouwen die vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht k. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, balkons en veranda's, alsmede andere luifels, afdaken, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, terrassen en bordessen dan bedoeld zijn in artikel ; l. bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel Erf bij woningen en woongebouwen 1. Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die: a. over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel, en b. voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 meter. 2. De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel , en de balkons en veranda's buiten beschouwing blijven. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: a. het eerste lid, wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats gelegen bouwlaag niet tot bewoning bestemd is; b. het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig; 2. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht; 3. bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woongebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd. Artikel Erf bij overige gebouwen 1. Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid: a. indien ligging en bestemming van het gebouw hiervoor geen beletsel vormen; b. indien, voor zover nodig, afwijking is toegestaan van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn. 13

158 Artikel Ruimte tussen bouwwerken 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die: a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn; b. niet toegankelijk zijn. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte. Artikel Erf- en terreinafscheidingen 1. Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein. Artikel Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen 1. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van volt of meer. 2. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking: a. het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert; b. het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat. Artikel Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn 1. Onverminderd het bepaalde in artikel bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de voorgevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg; b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter. 3. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn. 4. Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen. 14

159 Artikel Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn 1. Onverminderd het bepaalde in artikel bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok; b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. 2. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de maximale hoogte van een bouwwerk in het vlak door de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de maximale hoogte in de aangrenzende 5 meter van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. 4. Indien het terrein achter de achtergevelrooilijn lager dan straatpeil ligt, moet de in het eerste lid bedoelde hoogte worden verminderd met een maat, gelijk aan het verschil tussen het straatpeil en het peil van het onderhavige terrein ter plaatse van de achtertoegang bij voltooiing van de bouw. Artikel Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn 1. Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel , tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mits de zijgevel niet hoger is dan de voorgevel. Artikel Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen 1. Onverminderd het bepaalde in artikel mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens deartikelen en maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van: a. 45 graden in de bebouwde kom; b. 37 graden buiten de bebouwde kom. 2. Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens artikel maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden. Artikel Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken 1. De hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist mag niet meer bedragen dan 15 meter. 2. Indien het bouwwerk aan meer dan een weg grenst en deze wegen op verschillende hoogten liggen, geldt de hoogte ten opzichte van de laagst gelegen weg. Artikel Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen 1. De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is. 15

160 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien de aard en de ligging van de omringende bebouwing hiervoor geen beletsel vormen. Artikel Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken 1. De hoogte van een bouwwerk of van een gevel of van een ander buitenvlak van een bouwwerk moet worden gemeten ten opzichte van straatpeil. 2. De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel , onder d, en artikel , onder h, i, j en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten. Artikel Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte Het bepaalde in artikel , eerste lid, artikel , eerste en derde lid, artikel , eerste lid, artikel en artikel is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken, anders dan het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwwerken; c. topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse; d. plaatselijke verhogingen met geen grotere breedte dan 0,60 meter. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen , eerste lid, , eerste en derde lid, , eerste lid, en kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. gebouwen voor openbaar nut, scholen, kerken, schouwburgen en andere gebouwen bestemd voor het houden van bijeenkomsten en vergaderingen; b. gebouwen bestemd voor woon-, kantoor- of winkeldoeleinden, indien de welstand bij toestaan van de afwijking is gebaat; c. gebouwen bestemd voor het uitoefenen van een bedrijf op een handels- en industrieterrein; d. agrarische bedrijfsgebouwen; e. het geheel of gedeeltelijk veranderen of vergroten van een bouwwerk, anders dan bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, en indien: 1. de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en de welstand bij toestaan van de afwijking is gebaat; 2. bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogteafmetingen andere hoogteafmetingen kleiner worden dan de bestaande; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, anders dan bedoeld in artikel.2, onderdeel 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; g. topgevels, breder dan 6 meter en gevelverhogingen van soortgelijke aard; h. plaatselijke verhogingen met een grotere breedte dan 0,60 meter; i. dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren; j. draagconstructies voor een reclame; k. vrijstaande schoorstenen; 16

161 l. bouwwerken op een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, en , kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien: a. er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening of projectbesluit van kracht is; b. geen van de aanhoudingsgronden zoals genoemd in artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is; c. de activiteit in overeenstemming is met in voorbereiding zijnd toekomstig ruimtelijk beleid; d. de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en e. de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat Artikel Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij gebouwen 1. Indien een gebouw gelegen is in een deel van de gemeente dat is aangeduid op de - bij deze bouwverordening behorende - kaart als zijnde een gebied dat per openbaar vervoer uitstekend of goed bereikbaar is, moet - voor zover de omvang of de bestemming van het gebouw daartoe aanleiding geeft - ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in beperkte mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 2. Indien een gebouw gelegen is in een deel van de gemeente dat is aangeduid op de - bij deze bouwverordening behorende - kaart als zijnde een gebied: a. waarin de bereikbaarheid per openbaar vervoer in de toekomst uitstekend of goed zal zijn; en b. waarin tevens, totdat die verbeterde bereikbaarheid is verwezenlijkt, van gemeentewege voor aanvullende parkeer- of stallingruimte wordt zorg gedragen; moet - voor zover de omvang of de bestemming van het gebouw daartoe aanleiding geeft - ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in beperkte mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 3. Indien een gebouw gelegen is in een ander deel van de gemeente dan wordt bedoeld in het eerste en het tweede lid, en de omvang of de bestemming van het gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. 4. De - in de voorgaande leden bedoelde - ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen. 5. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 6. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste, het tweede, het derde en het vijfde lid: a. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien; 17

162 b. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden - voor wat betreft de toepassing van het eerste en het tweede lid - in elk geval worden gerekend: - een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw; - een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid; - een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf. Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen Artikel Beginsel inzake brandmeldinstallaties (vervallen) Artikel Aanwezigheid van brandmeldinstallaties (vervallen) Artikel Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaies (vervallen) Artikel Kwaliteit van brandmeldinstallaties (vervallen) Artikel Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties (vervallen) Artikel Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties ((vervallen) Artikel Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties (vervallen) Artikel Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen (vervallen) Artikel Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen (vervallen) Artikel Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen (vervallen) Artikel Gelijkwaardigheid (vervallen) Artikel Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten (vervallen) Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen Artikel Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen) Artikel 2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen) Artikel Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen) Artikel Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen) 18

163 Artikel Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen) 3 De melding Artikel 3.1 De wijze van melden (vervallen) Artikel 3.2 Welstandscriteria (vervallen) 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden (vervallen) Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen) Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie (vervallen) Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw (vervallen) Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen) Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen (vervallen) Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten (vervallen) Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein (vervallen) Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein (vervallen) Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder (vervallen) Artikel 4.11 Bouwafval (vervallen) Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen) Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen (vervallen) Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming (vervallen) 19

164 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheids- installaties, aansluiting op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en hinderlijk gedierte Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen Artikel Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte (vervallen) Artikel Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen) Artikel Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen) Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen Artikel Voorschriften inzake brandveiligheids-installaties en vluchtrouteaanduidingen Voor bestaande bouwwerken zijn de artikelen tot en met van overeenkomstige toepassing. Artikel Aanwezigheid van brandveiligheids-installaties in gebouwen, niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen (vervallen) Artikel Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in woongebouwen van bijzondere aard (vervallen) Artikel Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in logiesverblijven en logiesgebouwen (vervallen) Artikel Aanwezigheid van brandveiligheid-installaties in kantoorgebouwen (vervallen) Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen Artikel Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan het aardgasnet (vervallen) Artikel Eis tot aansluiting aan de openbare riolering (vervallen) Artikel Aansluiting anders dan aan de openbare riolering (vervallen) Artikel Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen (vervallen) Artikel Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen (vervallen) Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel Preventie (vervallen) 20

165 6 Brandveilig gebruik Paragraaf 1 Gebruiksvergunning Artikel Aanvraag gebruiksvergunning (vervallen) Artikel In behandeling nemen (vervallen) Artikel Termijn van beslissing (vervallen) Artikel Intrekken gebruiksvergunning (vervallen) Artikel Verplicht aanwezige bescheiden (vervallen) Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar Artikel Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen) Artikel Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen) Artikel Opslag en verwerking stoffen (vervallen) Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand (vervallen) Artikel Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen (vervallen) Artikel Gebruik middelen en voorzieningen (vervallen) Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid (vervallen) Artikel Hinder in verband met de brandveiligheid (vervallen) 7 Overige gebruiksbepalingen Paragraaf 1 Overbevolking Artikel Overbevolking van woningen (vervallen) Artikel Overbevolking van woonwagens (vervallen) Paragraaf 2 Staken van het gebruik Artikel Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid (vervallen) Artikel Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne (vervallen) Artikel Staken van het gebruik van een woonwagen (vervallen) 21

166 Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen Artikel Bepaling aantal personen nachtverblijf In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, wordt het aantal personen bepaald op meer dan 4. Artikel Hinder (vervallen) Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel Preventie (vervallen) Paragraaf 5 Watergebruik Artikel Verboden gebruik van water (vervallen) Paragraaf 6 Installaties Artikel Gebruiksgereed houden van installaties (vervallen) 8 Slopen Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen Artikel Omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Artikel Aanvraag sloopvergunning (vervallen) Artikel In behandeling nemen (vervallen) Artikel Termijn van beslissing (vervallen) Artikel Samenloop van slopen en bouwen (vervallen) Artikel Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Artikel Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste een omgevingsvergunning voor het slopen Artikel Sloopmelding (vervallen) Artikel Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) 22

167 Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen Artikel Veiligheid op sloopterrein (vervallen) Artikel Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden (vervallen) Artikel Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen) Artikel Plichten van degene die sloopt (vervallen) Artikel Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen) Artikel Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen) Paragraaf 4 Vrij slopen Artikel Sloopafval algemeen (vervallen) 9 Welstand Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie 1. De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan Stichting Dorp, Stad & Land die uit haar midden personen voordraagt als lid van de welstandscommissie, hierna gezamenlijk te noemen: de welstandscommissie. 2. De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. 3. De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria. Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie 1. De welstandscommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en 4 leden, waarvan ten minste 3 leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie. 2. Voor de voorzitter en leden worden... plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen. 3. De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand. 4. De voorzitter en leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur. 5. De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger. Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur (vervallen) Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt: - op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota; - de werkwijze van de welstandscommissie; - op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; - de aard van de beoordeelde plannen; - de bijzondere projecten. De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder. 23

168 Artikel 9.5 Termijn van advisering 1. De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht. 2. De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft uit binnen drie weken nadat door of namens burgmeester en wethouders daarom is verzocht. 3. Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wat algemene bepalingen omgevingsrecht; Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting 1. De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aanhuisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen. 2. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag om bouwvergunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan. 3. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld. 4. Belanghebbenden hebben geen spreekrecht. Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid 1. De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. 2. In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandcommissie. Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht 1. De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk. 2. Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen. Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen) 10 Overige administratieve bepalingen Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen) Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (vervallen) 24

169 Artikel 10.3 Overdragen vergunningen (vervallen) Artikel 10.4 Overdragen mededeling (vervallen) Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen) Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NENnormen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd. 11 Handhaving Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw (vervallen) Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen) Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen (vervallen) Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek (vervallen) 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 12.1 Strafbare feiten (vervallen) Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen) Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (vervallen) Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen) Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen) Artikel 12.6 Slotbepalingen 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop het Bouwbesluit 2012 in werking treedt. 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 juni 2010 en alle daarin aangebrachte wijzigingen; 3. Op een aanvraag om omgevingsvergunning, ontheffing of toestemming anderszins, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden vóór de onderhavige verordening, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'bouwverordening 2012'. 25

170 Bijlagen Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning Bijlage (vervallen) Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning (vervallen) Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen) Bijlage 4 (vervallen) Bijlage 5 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen) Bijlage 6 (vervallen) Bijlage 7 (vervallen) Bijlage 8 (vervallen) Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie (vervallen) Bijlage 10 (vervallen) Bijlage 11 Tabel behorende bij artikel (ontruimingsinstallatie) (vervallen) Bijlage 12 Tabel behorende bij artikel (vluchtrouteaanduiding) (vervallen) 26

171 Toelichting op de Model-bouwverordening (incl. 14 wijziging op het model 1992) Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen Bouwtoezicht De Woningwet geeft in artikel 92 expliciet de opdracht aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en met IV van de Woningwet. Op grond van artikel 5.10, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wijzen burgemeester en wethouders ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en met III van de Woningwet. Artikel 5.10 Wabo heeft betrekking op alle vormen van toezicht (op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau). Alle bestuurslagen kunnen in beginsel bevoegd gezag zijn onder de Wabo. Dit werkt ook door in de toezichtbevoegdheden. Ook ambtenaren op provinciaal of op rijksniveau kunnen onder omstandigheden als bouwtoezicht worden aangemerkt. De Wabo is, zoals de Woningwet dit al vele jaren is, een lex specialis ten opzichte van de Awb. De Wabo-toezichthouders moeten ambtenaren zijn, zoals dit ook het geval is met de Woningwet. De ingehuurde toezichthouders die geen ambtenaar zijn, zijn onrechtmatig aangewezen. Zij verrichten hun werkzaamheden voor de gemeente onrechtmatig, wat consequenties heeft voor hun bevoegdheden, het bewijsrecht e.d. Artikel 1.2, lid 1, onder g van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) maakt het echter mogelijk om toezichthouders die aangesteld moeten zijn als ambtenaar om hun toezichthoudende taken te mogen uitoefenen, onbezoldigd aan te stellen zonder dat de CAR-UWO op hen van toepassing wordt. Op basis daarvan kunnen gemeenten dus toezichthouders inhuren via particuliere bureaus en aanstellen als onbezoldigd ambtenaar. De toezichthouder kan een aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar krijgen, als deze voldoet aan de daartoe gestelde eisen. Zie hiervoor: over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief: Uitbreiding art. 1:2 CAR: (Lbr.07/17, CvA/LOGA 07/04) (5 april 2007) Bouwwerk en gebouw De definitie van bouwen in artikel 1 van de Woningwet maakt gebruik van de als bekend veronderstelde term bouwwerk. De inhoud van de term bouwwerk wordt bepaald door de begripsomschrijving in de MBV en de jurisprudentie. De Woningwet maakt op diverse plaatsen onderscheid tussen gebouwen en bouwwerken, niet zijnde een gebouw. Het begrip gebouw is bepaald in artikel 1 van de Woningwet. 1

172 Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente Algemeen Sinds 1 juli 2008 geldt de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In afwijking van de daarvoor geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) moet op grond van de nieuwe wet ook een bestemmingsplan worden vastgesteld voor de bebouwde kom. Ook bestaat de mogelijkheid een beheersverordening vast te stellen, indien voor het betreffende gebied geen grote veranderingen worden verwacht. Een beheersverordening vervangt een bestemmingsplan. Op grond van overgangsrecht dient uiterlijk op 1 juli 2013 een bestemmingsplan nieuwe stijl of beheersverordening te gelden voor alle gebieden van de gemeente. De bouwverordening voorziet in hoofdstuk 2 in de stedenbouwkundige bepalingen voor gebieden waar geen bestemmingsplan geldt. Artikel 9 van de Woningwet bevat een afstemmingsregeling tussen bestemmingsplan en bouwverordening. Zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening voor de bebouwde kom van kracht is, kan het oude artikel 1.3 worden gehandhaafd. Het vaststellen van een bestemmingsplan voor de bebouwde kom kan gevolgen hebben voor dit artikel en de daarop gebaseerde kaartbijlagen. Wanneer voor de bebouwde kom een bestemmingsplan wordt vastgesteld, dient te worden bezien of en in hoeverre artikel 1.3 van de bouwverordening daarop moet worden afgestemd of wellicht overbodig is geworden. Het is toegestaan op grond van artikel 1.3 voor verschillende gebieden binnen de gemeente een ander alternatief uit de MBV vast te stellen met voor elk gebied een eigen kaartbijlage. Zie hiervoor ook paragraaf 2.5 van deze toelichting. Alternatief 1 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin ook geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht. Alternatief 2 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht. Alternatief 3 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, maar wel een gebied dat - geheel of voor bepaalde categorieën bouwwerken - is vrijgesteld van welstandstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een terrein voor zware industrie. Indien de raad op grond van artikel 12 van de Woningwet het voornemen heeft een gebied van de gemeente of een categorie bouwwerken uit te sluiten van welstandstoezicht, neemt de raad het daartoe strekkende besluit niet dan nadat op het voornemen inspraak is verleend en het advies van de welstandscommissie is ingewonnen. De inspraak als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 Gemeentewet vastgestelde verordening. Alternatief 4 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en ook een gebied dat - geheel of voor bepaalde categorieën bouwwerken - is vrijgesteld van welstandstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een terrein voor zware industrie (zie ook de toelichting bij alternatief 3). 2

173 Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen Algemeen Regeling omgevingsrecht. De indieningvereisten staan vermeld in artikel 7.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor). De Mor vervangt op dit punt het Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning. De indiening van de in art. 7.2 Mor en andere voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens kan het bevoegd gezag verlangen op grond van art. 4.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto art. 4.4 Besluit omgevingsrecht (Bor). Wet BIBOB De Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB), Stb. 2002, 347, en het daaraan gekoppelde Besluit BIBOB, Stb. 2003, 180 zijn per 1 juni 2003 in werking getreden (Stb. 2003, 216) en nadien gewijzigd, laatstelijk in Deze wet houdt in dat na ontvangst van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, door het bevoegd gezag wordt beoordeeld of over de aanvrager een integriteitadvies wordt gevraagd bij het Bureau BIBOB. Dit bureau ressorteert onder het ministerie van Justitie en is bevoegd om onderzoek te doen naar de antecedenten van de aanvrager - zowel natuurlijke als rechtspersonen - en naar de herkomst van de gelden waarmee het bouwproject wordt gefinancierd. Een negatief advies kan voor het bevoegd gezag aanleiding zijn de omgevingsvergunning te weigeren. Het vragen van een advies door het bevoegd gezag is facultatief. Indien een advies bij het Bureau BIBOB wordt gevraagd, schort de termijn voor de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen met maximaal acht weken op (4 weken + verlenging 4 weken); artikelen. 15 en 31 Wet Bibob). Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft algemene regels voor het rechtsverkeer tussen burger en overheid. Ook de rechtsbescherming tegen besluiten van de overheid is in de Awb opgenomen. De Awb is bij de voorbereiding van besluiten van belang voor de te volgen procedure. Dit geldt onder meer voor de gevallen waarin Afdeling 3.4 over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing is. Wet ruimtelijke ordening Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet kunnen voortbestaan van enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk. Dit betreft het zgn. parkeerartikel (2.5.30), de toegangsweg (2.5.3; van belang voor voertuigen van hulpverleningsdiensten om een bouwwerk te kunnen bereiken) en de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (2.5.4). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige voorschriften van dit hoofdstuk vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9 en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost. WOB en de openbaarheid van gegevens aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ligt op grond van art. 3.8 Wabo voor een ieder ter inzage. Bij het indienen van een verzoek om een omgevingsvergunning 3

174 voor het bouwen kan de aanvrager gemotiveerd verzoeken bepaalde gegevens niet openbaar ter inzage te leggen. De gegevens die op grond van de Wabo ter inzage liggen zijn de zakelijke gegevens die nodig zijn bij de beoordeling van het ingediende bouwplan. De gegevens die de gemeente inwint op grond van de Wet BIBOB liggen niet ter inzage. Deze gegevens hebben een persoonlijk karakter. Zij betreffen de antecedenten van de aanvrager, van degene die bouwt en van degene die in het te bouwen bouwwerk bepaalde activiteiten onderneemt. Deze gegevens zijn gevoelig voor misbruik en liggen niet ter inzage. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) introduceert de omgevingsvergunning. De bouwvergunning maakt deel uit van de omgevingsvergunning en wordt in de MBV aangeduid als omgevingsvergunning voor het bouwen (art. 2.1 Wabo) De Wabo heeft gevolgen voor de vergunningen en ontheffingen van de bouwverordening. De MBV is met de 13e serie van wijzigingen zgn. Wabo-proof gemaakt. De gefaseerde behandeling van een vergunningaanvraag en de vergunningverlening zoals bekend onder de Woningwet, is ook onder de Wabo mogelijk ten aanzien van de omgevingsvergunning. Paragraaf 2.1 Gegevens en bescheiden Artikel Bodemonderzoek Inleiding De artikelen over het bodemonderzoek in de MBV hebben tot doel te bevorderen dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Artikel bevat het verbod tot bouwen op verontreinigde grond. Bij dit artikel is een uitvoerige toelichting geplaatst waarin de hele route van een bodemonderzoek wordt beschreven, de van toepassing zijnde normen en de relatie wordt aangeduid met de voorschriften uit de Woningwet en de Regeling omgevingsrecht. De hierna vermelde toelichting per artikellid is beknopt. Een uitvoeriger beschrijving van het hele proces staat vermeld in de toelichting bij artikel Men gelieve beide toelichtingen in combinatie met elkaar te lezen. Lid 1 Uit de systematiek van NEN 5740 volgt dat voorafgaand aan het milieuhygiënisch bodemonderzoek eerst een vooronderzoek volgens NEN 5725 wordt uitgevoerd - ook wel historisch onderzoek genoemd - ten behoeve van het formuleren van de onderzoekshypothese en een eventuele onderverdeling van het terrein. Indien het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid uitwijst dat de locatie onverdacht is, kan het bevoegd gezag op basis van het derde lid besluiten af te wijken van de verplichting tot het uitvoeren van het verkennend onderzoek. Letter c richt zich specifiek op het onderzoek naar asbest in de grond. Het bodemonderzoek volgens NEN 5740 is niet toereikend om asbest in grond te onderzoeken. Daartoe is de NEN 5707, uitgave 2003 ontwikkeld. Niet langer is in dit artikel geregeld bij welke instantie de burger een beoordeling van de onderzoeksopzet van het bodemonderzoek kan vragen. Thans wordt dit beschouwd als een interne organisatorische kwestie van de gemeente. De mogelijkheid om een dergelijke beoordeling te vragen kan nog steeds als dienstverlening aan de burger worden aangeboden. De gemeente maakt bekend dat en waar een dergelijke beoordeling kan plaatsvinden. Meestal is dit een afdeling of dienst milieu of een intergemeentelijke milieudienst dan wel een private organisatie/adviesbureau waaraan de gemeente bepaalde werkzaamheden heeft uitbesteed. 4

175 Lid 3 In plaats van de ontheffing, die voorheen in dit lid stond, is nu een bevoegdheid tot het afwijken opgenomen. Er komt geen afzonderlijk besluit tot het afwijken, geen beschikking. De omgevingsvergunning van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is er immers op gericht alles in één brede omgevingsvergunning te regelen. De mogelijkheid om geen onderzoeksgegevens op te vragen wordt geboden door artikel 4.4, lid 2 Bor. Lid 4 Bouwwerken met een beperkte instandhoudingtermijn kunnen velerlei zijn, van klein tot groot en voor een zeer divers gebruik. Vermelding van deze categorie betekent niet dat in alle gevallen kan worden afgeweken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport. De gemeente kan hiervoor beleid ontwikkelen. Lid 5 De strekking van dit lid is het tegengaan dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en eventueel ten gevolge van deze werkzaamheden een bodemverontreiniging optreedt die dan niet wordt gesignaleerd. Dit betekent dat het resultaat van een bodemonderzoek niet altijd kan worden overgelegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarom behoort dit onderzoek tot de bescheiden die ook later kunnen worden ingediend. Paragraaf 2.4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem Artikel Verbod tot bouwen op verontreinigde grond Algemeen In het tweede lid, onder c, van artikel 8 van de Woningwet wordt aan de gemeenteraden de opdracht gegeven om in de bouwverordening voorschriften op te nemen over het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem. In het derde lid van genoemd artikel 8 is uitgewerkt op welke bouwwerken deze voorschriften betrekking dienen te hebben. Het woord 'uitsluitend' in de redactie van dit derde lid duidt erop dat aanvulling in de bouwverordening niet is toegestaan. De indieningvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, waartoe het bodemonderzoek behoort, staan in de Regeling omgevingsrecht. De structuur is als volgt: Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen moet een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid worden overgelegd, aldus artikel 2.4 onder d. van de Regeling omgevingsrecht. Artikel 4.4, lid 2 van het Bor bepaalt dat gegevens en bescheiden waarover het bevoegd gezag al beschikt, niet opnieuw behoeven te worden verstrekt. Dit geldt in beginsel ook voor gegevens die zijn verstrekt in de periode dat de Wabo nog niet in werking was getreden, en die als archiefbescheiden in bewaring worden gehouden als bedoeld in artikel 3 van de Archiefwet Uit het algemene bestuursrecht volgt dat het bevoegd gezag wel gehouden is de volledigheid en actualiteit te toetsen van de gegevens en bescheiden die de aanvrager niet bij de aanvraag verstrekt, omdat deze al in het bezit van het bevoegd gezag zijn. Indien blijkt dat de ingediende bescheiden (waaronder het bodemonderzoeksrapport) onvoldoende zijn en dit gebrek niet kan worden opgelost door het stellen van een voorwaarde bij de vergunningverlening, wordt de aanvrager in overeenstemming met artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. 5

176 Indien de aard van het bouwplan daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag in een voorwaarde bij de omgevingsvergunning bepalen dat de desbetreffende gegevens en bescheiden alsnog moeten worden verstrekt voordat met de bouw mag worden begonnen. Tevens wordt hierbij een termijn gesteld en een exacte aanduiding welke gegevens en bescheiden worden verlangd, aldus de Regeling omgevingsrecht. De gezondheidsrisico's voor de mens bij het gebruik van het bouwwerk vormen in deze benadering het onderscheidend criterium. Veiligheid en gezondheid zijn immers sinds de invoering van de Woningwet in 1901 belangrijke grondslagen van de wet. Gelet op de uitgangspunten van de Woningwet, kan de schade voor het milieu geen motief zijn voor de voorschriften in de bouwverordening met betrekking tot het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Dit in tegenstelling tot de Wet bodembescherming waarbij het herstel van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant en dier centraal staat. Met de inwerkingtreding van de Wabo is dit onderscheid minder van belang. Deze wet verenigt in een overkoepelend vergunningstelsel milieueisen, bouw- en sloopeisen. Zie artikel 6.2, sub c van de Wabo. Bouwwerken bestemd voor het verblijf van mensen De inhoud van dit artikel zal met de eerste wijziging (2013) van het Bouwbesluit 2012 in het Bouwbesluit worden opgenomen. Thans wordt bezien hoe het begrip waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend personen zullen verblijven kan worden geconcretiseerd. Het doel van het artikel is en blijft: Het doel van de voorschriften is dat niet wordt gebouwd op een bodem die dusdanig verontreinigd is, dat hierdoor gevaar voor de gezondheid van personen ontstaat. Wat verstaan moet worden onder 'bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven' wordt in de Memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Woningwet inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond (TK , , nr. 3) nader omschreven. Het betreft hier bouwwerken waarin dagelijks gedurende enige tijd dezelfde mensen verblijven, bijvoorbeeld om te werken of onderwijs te geven of te genieten. Bij 'enige tijd' moet gedacht worden aan een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk)dag. Het gaat dus niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om een meer structureel (over een langere periode dan één dag) twee of meer uren verblijven van dezelfde mensen in het gebouw. Gebouwen voor het opslaan van materialen of goederen, voor het telen of kweken van landen tuinbouw producten evenals gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals elektriciteitshuisjes en gebouwen voor de waterhuishouding of -zuivering, worden in de Memorie van toelichting genoemd als voorbeelden van bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven. De omstandigheid dat in deze bouwwerken wel eens mensen aanwezig zijn, bijvoorbeeld voor het verrichten van over het algemeen kort durende werkzaamheden, zoals onderhoudswerkzaamheden, maakt die gebouwen nog niet tot gebouwen die feitelijk zijn bestemd voor het verblijven van mensen. In de Nota naar aanleiding van het verslag (TK, , 24809, nr. 5, p. 6) wordt naar aanleiding van Kamervragen verder opgemerkt dat een recreatiewoning (in termen van het Bouwbesluit een logiesverblijf) onder het begrip 'voortdurend of nagenoeg voortdurend verblijven van mensen' valt, terwijl dit niet geldt voor een schuur of garage bij een woning. Bouwwerken die de grond niet raken Hierbij moet gedacht worden aan dakkapellen en het realiseren van een extra verdieping op een gebouw. De Memorie van toelichting noemt in dit kader ook vergunningplichtige inpandige verbouwingen, werkzaamheden aan een fundering of het maken van een kelder als voorbeeld. Indien de bouwwerkzaamheden gepaard gaan met een functiewijziging kan echter onverminderd bodemonderzoek worden geëist. 6

177 Bevoegd gezag bij ernstig en niet-ernstig geval van bodemverontreiniging Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde gezag om te beslissen of bij niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging mag worden gebouwd. Gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders van de gemeenten, die daartoe zijn aangewezen, zijn het bevoegde gezag ten aanzien van de te nemen saneringsmaatregelen, indien sprake is van een ernstig geval van verontreinigde grond zijn. Bij Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wet bodembescherming (Besluit van 12 december 2000) zijn gemeenten aangewezen die voor de toepassing van delen van deze wet worden gelijk gesteld met een provincie (art. 88, zevende lid Wet bodembescherming). Het gevolg is dat de provincie bevoegd gezag is en dat de vier grote steden op grond van de Wbb plus nog 25 aangewezen gemeenten bevoegd gezag zijn krachtens genoemd Besluit. Met de invoering van de Waterwet is het waterbodembeheer van de Wet bodembescherming overgegaan naar de Waterwet. Hoe werkt de verbodsbepaling in de praktijk Indien noch uit een bodemonderzoek noch op basis van een redelijk vermoeden kan worden gesteld dat sprake is van een ernstig geval van verontreiniging geldt er voor de omgevingsvergunning voor het bouwen geen aanhoudingsverplichting en moet het bevoegd gezag beslissen op de bouwaanvraag. Het feit dat geen sprake is van een ernstig geval van verontreiniging neemt echter niet weg dat toch sprake kan zijn van een verontreiniginggraad waarbij gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk. Hoewel het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen in deze gevallen formeel kan weigeren, zal echter veelal volstaan kunnen worden met het stellen van aanvullende voorwaarden dat bepaalde voorzieningen worden getroffen. Zie hiervoor de toelichting onder artikel van MBV. Voor gevallen met een ernstige bodemverontreiniging geldt een aanhoudingsverplichting totdat het bevoegde gezag als bedoeld in de Wet bodembescherming een saneringsplan heeft goedgekeurd. Zodra het saneringsplan is goedgekeurd dient een beslissing te worden genomen op de bouwaanvraag. Ook in deze gevallen zal de vergunning in de regel verleend kunnen worden onder de voorwaarde dat vooruitlopend op de aanvang van de bouwwerkzaamheden, de op grond van het goedgekeurde saneringsplan noodzakelijke voorzieningen worden getroffen. Artikel Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging, waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag toch nog sprake is van een onaanvaardbare verontreiniginggraad, zijn meestal overzichtelijke gevallen. Op korte termijn en zonder de noodzaak van saneringsonderzoek is aan te geven op welke wijze het verontreinigingprobleem kan worden ondervangen. In dit soort niet ernstige gevallen hoeft de conclusie, dat het terrein verontreinigd is, niet te leiden tot weigering van de omgevingsvergunning voor het bouwen. In de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor het bouwen kan aangegeven worden op welke wijze het terrein gesaneerd moet worden en - in relatie tot de bouw - op welk tijdstip. Als saneringsvoorwaarden valt te denken aan: - de voorwaarde, dat onder het bouwwerk een isolerende en dampremmende laag wordt aangebracht; - de voorwaarde, dat een bepaald deel van de bodem wordt afgegraven en afgevoerd, alsmede het aanbrengen van een schone bodemlaag; 7

178 - de voorwaarde, dat een pompinstallatie ter zuivering van het grondwater wordt aangebracht en gedurende een aantal jaren na de totstandkoming van het bouwwerk in stand wordt gehouden. Er wordt op gewezen, dat sanering in deze gevallen in principe een verantwoordelijkheid van de aanvrager om omgevingsvergunning voor het bouwen is. Het kan in het belang van de aanvrager zijn, als deze bij het overleggen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor het bouwen op een verontreinigde bodem tevens aangeeft hoe deze de sanering denkt te laten plaatsvinden. Ook bouwaanvragen waarbij sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging kunnen op grond van dit artikel worden afgedaan. Paragraaf 2.5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen Algemeen Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet kunnen voortbestaan van enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5. Dit betreft het zgn. parkeerartikel (2.5.30). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige voorschriften van paragraaf 5 van hoofdstuk 2 vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9 en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost. Het parkeren regelen in een bestemmingsplan is nu ook mogelijk. Gemeenten die dit nu doen, kunnen hiermee door gaan. Voor zover planologische onderwerpen zijn geregeld in een bestemmingsplan, treedt voor die onderwerpen de bouwverordening terug (art. 9 Woningwet). Relatie stedenbouwkundige bepalingen en het bestemmingsplan Artikel 9 van de Woningwet is hier van groot belang. Dit betekent dat deze paragraaf van de MBV alleen dan geldt indien er geen bestemmingsplan voorhanden is, of indien het desbetreffende bestemmingsplan niet-vergelijkbare voorschriften van stedenbouwkundige aard bevat. Gedacht kan worden aan een slechts ten dele goedgekeurd bestemmingsplan, een globaal eindplan, een heel oud bestemmingsplan of een bestemmingsplan met een aantal gebreken. Soms is het moeilijk te bepalen of het desbetreffende bestemmingsplan exclusief wil zijn ten opzichte van de MBV. Sinds 1992 geeft de Woningwet wel enige duidelijkheid in art. 9, lid 2 (slot): '..., tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.' Het primaat ligt bij het bestemmingsplan. De Woningwet gaat er echter eenvoudigweg van uit dat bestemmingsplannen voor wat dit onderwerp betreft volstrekt duidelijk zijn. Dit is echter niet altijd het geval. Indien er sprake is van onduidelijkheid zal een en ander van geval tot geval bekeken moeten worden. Is een van deze gevallen aan de orde, dan vullen de stedenbouwkundige bepalingen (inclusief het afwijken hiervan) uit de bouwverordening het bestemmingsplan aan. Alvorens in een concreet geval tot aanvullende werking van de bouwverordening wordt geconcludeerd, dient een drieledige toets te worden uitgevoerd: a. bevat het bestemmingsplan voorschriften met betrekking tot een onderwerp dat tevens in de bouwverordening wordt gereguleerd? Luidt het antwoord ontkennend, dan dient vervolgens de vraag te worden gesteld of, 8

179 b. het bestemmingsplan aanvullende werking van de bouwverordening ten aanzien van het desbetreffende, niet in het bestemmingsplan gereguleerde, onderwerp expliciet uitsluit. Luidt ook het antwoord op deze vraag ontkennend, dan dient ten slotte te worden bezien of, c. de voorschriften van de bouwverordening niet overeenstemmen met de voorschriften van het bestemmingsplan, in die zin dat aanvullende werking van de bouwverordening tot gevolg heeft dat de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, geheel of nagenoeg geheel teniet worden gedaan. Is dit het geval, dan dient aanvullende werking van de bouwverordening alsnog op grond van artikel 9, eerste lid van de Woningwet te worden afgewezen. Wet ruimtelijke ordening De Wro en de Invoeringswet Wro hebben gevolgen voor paragraaf 2.5. van de bouwverordening. In de algemene toelichting bij hoofdstuk 2 onder Wro is hierop ingegaan. In het bijzonder ten aanzien van artikel (parkeren) wijzen wij op het uitstel van de inwerkingtreding van artikel 9.1.4, vijfde lid Invoeringswet Wro. Zoals uit de eerder vermelde toelichting blijkt, blijven dit artikel vooralsnog in de MBV bestaan. Artikel Anti-cumulatiebepaling Deze bepaling dient om te voorkomen dat, indien in de bouwverordening dan wel in een bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Deze bepaling blijkt vooral in het buitengebied betekenis te hebben. Artikel Ligging van de voorgevelrooilijn Het bepaalde onder b kan desgewenst variëren naar gelang van de zone waarin de weg is gelegen. Ook kan per zone een vaste maat worden genoemd. Indien in gebieden van de gemeente waarvoor geen bestemmingsplan geldt, wegen zouden voorkomen van meer dan 30 meter breed zonder bestaande bebouwing, dan verdient het de voorkeur om het onder b bepaalde als volgt te redigeren: b langs een wegbreedte waarlangs geen bebouwing, als onder a bedoeld, aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: - bij een wegbreedte van ten minste 30 meter de lijn gelegen op een afstand van de halve wegbreedte, gemeten uit de as van de weg; - bij een wegbreedte die minder dan 30 meter, maar ten minste 10 meter bedraagt, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; - bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. Artikel Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn Hoewel het begrip 'rooilijn' algemeen gedefinieerd wordt als 'de lijn die - behoudens toegelaten afwijkingen - bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden', is - om misverstand te voorkomen - een direct verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn opgenomen. Vergunningvrije bouwwerken worden niet getoetst aan het bestemmingsplan, zie art Wro. 9

180 Artikel Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn Door de verruiming van de categorie vergunningvrije bouwwerken kan in toenemende mate samenloop ontstaan tussen vergunningvrije en vergunningplichtige werken. In onderdeel a komt de keuze tot uitdrukking voor de 'totaal- benadering' zoals die ook uit de wetsgeschiedenis is af te leiden. Dit betekent dat een vergunningvrij bouwwerk niet vergunningvrij is als het onderdeel uitmaakt van een (meeromvattend) vergunningplichtige bouwplan. Deze 'totaal-benadering' houdt echter niet in dat de vergunning dan ook mag worden geweigerd louter op dat onderdeel dat op zichzelf beschouwd vergunningvrij zou zijn. In geval van samenloop gaat het zwaarste regime voor, maar zonder dat daarmee de essentie van vergunningvrij bouwen wordt aangetast (TK, , , nr. 6, p. 18). De redenering is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn. De voor dit artikel van belang zijnde beperking, die artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kent betreft een uitbreiding van het bebouwd oppervlak. Bij het aanbrengen van de daar bedoelde veranderingen mag er geen sprake zijn van een uitbreiding van het bebouwd oppervlak. Elke vergroting van een bouwwerk, waardoor een bestaande afwijking van de rooilijnvoorschriften zou toenemen, blijft dus vergunningplichtig. Zie de figuren 1 en 2 in de bijlage die bij deze Toelichting behoort. De bedoelde figuren illustreren dat in het algemeen als veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, kunnen worden beschouwd: - 1. uittreksels die lager aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 0,20 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen, waaronder pilasters en gevellijsten, plinten, enigszins uitstekende schoorsteenwanden en hemelwaterafvoeren; - 2. uitsteeksels die hoger aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 0,50 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen zoals kroonlijsten, dakoverstekken, dakgoten, uithangbordjes en kleine luifels. Indien uitsteeksels aan gebouwen de voorgevelrooilijn verder overschrijden dan hiervoor onder 1 en 2 aangegeven, zal het bevoegd gezag dus in het algemeen overwegen daartegen repressief op te treden. Indien in een bestemmingsplan geen eigen regeling op het gebied van rooilijnen, toelaatbare bouwhoogte e.d. is opgenomen, maar ter zake de artikelen t/m van de bouwverordening van kracht zijn verklaard, dan verdient het aanbeveling om onderdeel a van artikel aan te vullen met de tekst van de voorgaande punten 1 en 2 (minus de voorbeelden) onder tussenvoeging van de woorden ', te weten:'. Artikel Vergunningverlening in af wijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn Naast de afwijkingsmogelijkheden bedoeld in artikel kent artikel nog de mogelijkheid van afwijking voor het geval, dat er geen bestemmingsplan of beheerverordening in voorbereiding is en geen van de omstandigheden als genoemd in art. 3.3 Wabo aan de orde is. 10

181 Lid 1, ad b Deze bepaling maakt het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn als het gaat om het op eigen voorterrein plaatsen van beeldhouwwerk, vitrines e.d. Artikel Bouwen op de weg Artikel is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De vermelding van artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht in artikel is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2, Bijlage II, Besluit omgevingsrecht uit te sluiten. Zie voor het bouwen over de weg overigens artikel Artikel Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken Lid 4, onder a Bij deze afwijking van het bouwverbod kan worden gedacht aan bijvoorbeeld complexen van bij elkaar behorende gebouwen, zoals kazernes, ziekenhuizen en gevangenissen vallen. Lid 4, onder f Hieronder vallen bij voorbeeld aangebouwde garages, terugliggende zolderverdiepingen e.d. Lid 4, onder g Deze afwijking van het bouwverbod is in het algemeen van toepassing voor gebouwen, die een ruim voorterrein vragen. Artikel Ligging van de achtergevelrooilijn Zie de figuren 3 t/m 12, in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Lid 1, onder a Deze bepaling kan voor langgerekte, taps toelopende bouwblokken tot achtergevelrooilijnen in het smalle deel van het bouwblok leiden die elkaar dicht naderen. Dit behoeft echter geen bezwaar te vormen, omdat artikel de bouwhoogte dan evenredig beperkt. Artikel Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn Hoewel het begrip 'rooilijn' algemeen wordt gedefinieerd als 'de lijn die - behoudens toegelaten afwijkingen - bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden', is - om misverstand te voorkomen - een direct verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn opgenomen. Het geheel achter de achtergevelrooilijn bouwen moet overigens opgevat worden als een - verboden - overschrijding van de achtergevelrooilijn. Indien gebouwd wordt aan of bij een beschermd monument of in een van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel , lid l. 11

182 Artikel Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Artikel is afgestemd op bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De redenering is dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk vergunningvrij aangebracht kunnen worden artikel 2, Bijlage II van het Bor met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om vergunning, is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn. Zie tevens de twee laatste zinnen van de toelichting op artikel Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn Naast de afwijkingsmogelijkheden in het onderhavige artikel kent artikel nog de mogelijkheid tot afwijking in zeer speciale gevallen. Artikel is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Bor. De vermelding hiervan is vooral van belang om het misverstand dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken die vergunningvrij zijn, uit te sluiten. Wanneer ingevolge de bepalingen van dit artikel wordt afgeweken van het verbod de achtergevelrooilijn te overschrijden, dient artikel in acht te worden genomen, mede in het belang van omwonenden. Voorts ware er aandacht aan te besteden, of een bouwwerk voor de brandweer bereikbaar moet blijven. Ad a en g Voor deze bedrijven kan tot op zekere hoogte tegemoet worden gekomen aan op bedrijfstechnische gronden gebaseerde verlangens. Met de onder g bedoelde bouwstrook (of bouwblok), geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend, wordt niet beoogd een bouwstrook (of bouwblok) met winkelbebouwing. Artikel Erf bij woningen en woongebouwen Het erf, bedoeld in dit voorschrift, mag niet worden verward met de 'buitenruimte' in de zin van het Bouwbesluit. Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het ruimschoots voldoen aan het bepaalde in artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat van 2 meter voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen mogen worden aangebracht. Het vrijelijk ramen in de achtergevel kunnen aanbrengen is tevens het motief voor het bepaalde in het eerste lid, onder b. Het (gedeeltelijk) samenvallen van de achtergevel met de erfgrens vormt hiervoor immers een beletsel. Lid 3 b, onder 1 Deze afwijkingsmogelijkheid is onder meer bedoeld voor patiowoningen. Lid 3 b, onder 2 Indien één van de in dit lid genoemde situaties zich voordoet en er dus open ruimte achter een gebouw is, zij het dat deze niet bij het gebouw behoort en het gebouw overigens over voldoende 'uitloop' beschikt, zou kunnen worden afgeweken van de voorgeschreven erfgrootte. 12

183 Lid 3 b, onder 3 Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een verbetering van de bestaande toestand zal een verkleining van het erf tot geringere oppervlakte dan volgens dit artikel is vereist slechts aanvaardbaar zijn ten behoeve van het opheffen van onbevredigende situaties in het gebouw waarvoor binnen het gebouw geen oplossing kan worden gevonden. In die gevallen zal een verbetering van het gebouw tegen een verslechtering van het erf moeten worden afgewogen. Hiertoe zal in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan de functie van het erf als onderdeel van de vluchtweg bij brand en aan de bereikbaarheid van het pand door de brandweer. Artikel Erf bij overige gebouwen Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het voldoen aan het bepaalde in artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat van 2 meter voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen mogen worden aangebracht. Lid 2, onder a en b Wanneer wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, moet onder meer rekening worden gehouden met de ligging in het gebouw van eventuele dienstwoningen. Bovendien dient onderscheid te worden gemaakt tussen de gevallen, waarin het gaat om een bouwblok of een bouwstrook waarin geen woningen voorkomen en een bouwblok waarin bij voorbeeld naast bedrijfsgebouwen ook woningen voorkomen. Indien de laatste omstandigheid zich voordoet zal minder ver worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, dan in het andere geval. Artikel Ruimte tussen bouwwerken Deze bepaling is bedoeld om het ontstaan van smalle ontoegankelijke open ruimten tussen gebouwen op aangrenzende terreinen te voorkomen, omdat deze aanleiding tot hinder door vervuiling kunnen geven. De bepaling kan zowel worden nageleefd door gebouwen tegen elkaar aan te plaatsen als door een tussenruimte van meer dan een meter breedte te realiseren. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de smalle open ruimte voldoende voor onderhoud bereikbaar is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een opening in de zijgevel van het gebouw. Artikel Erf- en terreinafscheidingen Artikel 5:48 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere terreineigenaar het recht om zijn erf te omheinen. Uiteraard moet hij daarbij de eventuele beperkingen in de gemeentelijke voorschriften in acht nemen. Laatstgenoemde voorschriften spelen echter meestal slechts een bescheiden rol, want een erfafscheiding is in principe een vergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2, Bijlage II, Bor, althans indien de daarin vermelde beperkingen ten aanzien van onder meer de hoogtematen in acht worden genomen. Hogere erfafscheidingen vallen vanzelfsprekend onder de vergunningplicht en behoeven derhalve preventieve toetsing aan de voorschriften van het bestemmingsplan of het onderhavige artikel van de bouwverordening. Eventueel kan het bevoegd gezag op grond van het tweede lid van laatstgenoemd artikel de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het verbod als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan gedacht worden aan het bouwen van bijvoorbeeld een gevangenismuur of een hek ter omheining van een terrein dat geen erf, behorend bij een gebouw, is. 13

184 Artikel Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen Het eerste lid strekt tot bescherming van het vergunningplichtige bouwwerk en de veiligheid van de bewoners of gebruikers daarvan. Het tweede lid ziet meer op de openbare veiligheid. De ondergrondse hoofdtransportleiding kan zowel dienen voor elektriciteit als voor aardgas, olie, chemische producten e.d. Omdat het wenselijk is om van geval tot geval te kunnen bepalen in hoeverre het bouwen nabij hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen toelaatbaar is en zo ja, onder welke voorwaarden, is het artikel geredigeerd als een verbod, waarvan eventueel kan worden afgeweken. Redenen om af te wijken zullen in het algemeen zijn gericht zowel op de veiligheid van de gebruikers van het bouwwerk als op het voorkomen van storingen in de goede werking van de lijnen en leidingen ten gevolge van de bouw en de aanwezigheid van het bouwwerk. Indien het onderhavige artikel moet worden toegepast, verdient het aanbeveling om overleg te plegen met de beheerder van de hoogspanningslijn of de hoofdtransportleiding. Langs privaatrechtelijke weg heeft menige eigenaar / beheerder een recht van opstal gevestigd, als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Meestal betreft dit een gebied van 2 x 30 meter, dus een strook van 60 meter, waar niet mag worden gebouwd, met uitzondering van bepaalde bouwwerken zoals installaties e.d. Indien in het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft een dergelijk recht van opstal is gevestigd - zie hiervoor het kadaster - dan geldt de daarin vastgelegde afstand en heeft een geringere afstand in een bestemmingsplan geen betekenis. In veel bestemmingsplannen zijn voor uiteenlopende doeleinden zones vastgelegd, die elkaar (deels) kunnen overlappen. Besluit externe veiligheid buisleidingen Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen(bevi). De besluiten gaan voor op de gemeentelijke bouwverordening. Het Bevb regelt onder andere dat de gemeenteraad er zorg voor draagt dat binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Bevb een bestemmingsplan in overeenstemming is met dit besluit. Wanneer de betreffende buisleidingen correct in bestemmingsplannen zijn opgenomen, vervalt de werking van deze stedenbouwkundige bepaling uit de bouwverordening. Voor niet in een bestemmingsplan geregelde leidingen, blijft deze bepaling uiteraard onverkort van kracht. Dit vloeit voort uit artikel 9 Woningwet. Zie hierover de algemene toelichting bij paragraaf 5. Zie voor meer informatie over het Bevb, Revb en Bevi: 14

185 Artikel Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn Alternatief 1 Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld. Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied van met name de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de maximumhoogten in de voor- en in de achtergevelrooilijn. Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten beschouwing gelaten, omdat de desbetreffende glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren en zich grotendeels beneden de gebruikelijke vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in een stedenbouwkundig (straat)profiel is te definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het beschouwde gebouw en de bovenkant van de tegenoverliggende bebouwing.) Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45 graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en 14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Een voorgevelrooilijn kan ontbreken op de plaatsen, waar bij voorbeeld een vaart, een gracht, een park of een plantsoen langs de weg ligt. Veelal zal een tegenoverliggende rooilijn dan te ver weg liggen om een beperkende invloed op de maximumhoogte van het bouwwerk te hebben. Langs een smalle gracht is dit echter niet ondenkbaar (zie figuur 15). Een plaatselijke onderbreking van een voorgevelrooilijn komt bij voorbeeld voor bij de uitmonding van een dwarsweg (dwarsstraat) (zie figuur 16). Alternatief 2 Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld. Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied van met name de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de maximumhoogten in de voor- en in de achtergevelrooilijn. Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten beschouwing gelaten, omdat de desbetreffende glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren en zich grotendeels beneden de gebruikelijke vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in een stedenbouwkundig (straat)profiel is te definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het beschouwde gebouw en de bovenkant van de tegenoverliggende bebouwing.) Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45 graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: 15

186 maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en 14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Ten behoeve van een - soms gewenste - aanvullende werking van de onderhavige bouwverordeningsvoorschriften ten opzichte van vooral globale bestemmingsplannen zonder uitwerkingsverplichting is in een verdere differentiatie voor de bebouwde kom voorzien, zodat bij voorbeeld verschil kan worden gemaakt tussen grootstedelijke binnenstadsgebieden (belemmeringshoek: 60 graden) en de overige delen van de bebouwde kom. Zie figuur 14. Artikel Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn Zie ook de toelichting op artikel Alternatief 1 Lid 2 De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht, waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen is. Het komt voor dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt. De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18). Lid 4 Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het eerste t/m derde lid voorgeschreven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met het feit dat krachtens het bepaalde in artikel bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten. Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen. Alternatief 2 Lid 2 De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht, waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen is. Het komt voor, dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt. De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18). Lid 4 Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het eerste t/m derde lid voorgeschreven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in 16

187 verband met het feit dat krachtens het bepaalde in artikel bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten. Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen. Artikel Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover achtergevelrooilijn Zie figuur 19. Lid 2 Indien uit het bepaalde in het eerste lid voor een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn een lagere hoogte volgt dan voor de - op die zijgevel aansluitende - voorgevel toelaatbaar is dan kan het in overigens verlichtingstechnisch gunstige omstandigheden verantwoord zijn om af te wijken van de in het eerste lid bepaalde maximale hoogte voor het laten optrekken van de zijgevel tot de hoogte van de voorgevel. Artikel Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen Alternatief 1 Lid 2 De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste lid van artikel Alternatief 2 Lid 2 De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste lid van artikel Artikel Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken Alternatief 1 De maximumbouwhoogte van 15 meter komt - bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag. Alternatief 2 De maximumbouwhoogte van 26 meter correspondeert met de belemmeringhoek van 60 graden, genoemd in artikel , en de hoogte-diepteverhouding van 1,7, genoemd in de artikelen en Bovendien komt de maximumbouwhoogte van 26 meter - bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 9 à 9,5 bouwlaag. De maximumbouwhoogte van 15 meter komt - eveneens bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag. Indien wordt gebouwd op, bij of aan een beschermd monument of een van rijkswege beschermd stad- en dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering wel vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel , sub l. 17

188 Artikel Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen Het onderhavige artikel wordt vooral gehanteerd voor bouwwerken op binnenterreinen van gesloten bouwblokken. Een zadeldak is een dak, bestaande uit twee schuine vlakken die elkaar in het hoogste punt snijden, de zgn. nok, en vandaar beide naar beneden lopen tot hun goot. Artikel Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken Zie artikel 1.1 voor de definitie van 'straatpeil'. Artikel Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte Ad a De strekking van dit voorschrift is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de toegelaten hoogte. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning om te bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn. Ad b Deze niet-vantoepassingverklaring geldt uiteraard, mits de te vernieuwen of te veranderen delen niet worden verhoogd. Dit zou namelijk de vergroting van een bouwwerk betreffen. Voor de vergroting van een bouwwerk zijn de artikelen t/m onverkort van toepassing, tenzij wordt afgeweken ingevolge artikel , onder e. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte De vermelding van artikel 3, onderdeel 7 en artikel 2, onderdelen 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor), uit te sluiten. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden uit dit lid dient bijzondere aandacht te worden besteed aan het bepaalde in de artikel Daarbij kunnen ook welstandsoverwegingen worden betrokken. Ad e, onder 1 Afgeweken zou kunnen worden wanneer het een gebouw betreft, dat aansluit bij bestaande bebouwing, die onder vigeur van vroegere voorschriften hoger is dan thans is toegelaten. Door de afwijking van de toegestane bouwhoogte kan dan een gaaf straatbeeld worden verkregen. Artikel Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid Artikel MBV is, in relatie met de overige stedenbouwkundige afwijkingen uit dit hoofdstuk, te vergelijken met de relatie tussen enerzijds de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking en anderzijds de afwijkingsregels die zijn gelegen buiten het bestemmingsplan. Paragraaf 2.5 MBV is te beschouwen als een bestemmingsplan 18

189 vervangende regeling met derhalve ook de behoefte aan regels inzake afwijking wanneer nieuw ruimtelijk beleid wordt voorbereid. Bedoeld is een net zo eenvoudige afwijkingsregeling voor bouwen en gebruiken te hebben voor de verplichtingen uit de stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening als van die uit een bestemmingsplan. Sub a. Wellicht ten overvloede is hier nogmaals vermeld dat deze bepaling alleen van toepassing is indien er geen bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit van kracht is. Aangezien er dan geen strijd kan zijn met een bestemmingsplan, vloeit uit art Wabo dat de reguliere procedure van 3.9 Wabo van toepassing is. Sub b. aanhoudingsvoorwaarden uit art. 3.3 Wabo De aanvraag om een omgevingsvergunning moet in een aantal gevallen worden aangehouden. In art. 3.3 Wabo wordt bepaald wanneer daarvan sprake is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er geen reden is de aanvraag te weigeren, maar er voor de dag van aanvraag een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd of een voorbereidingsbesluit in werking is getreden. In een dergelijke situatie vervallen de stedenbouwkundige bepalingen uit de MBV, waaronder deze. Sub c. Welk toekomstig ruimtelijk beleid is zoal relevant? Voor een afwijking als bedoeld in dit artikel geldt zoals voor alle besluiten de eis van een voldoende motivering (art. 3:46 Awb). Deze motivering zal in het onderhavige geval in ieder geval betrekking moeten hebben op toekomstig planologisch beleid. Daarom is hier expliciet de eis opgenomen dat het bouwplan waar wordt afgeweken van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte 'in overeenstemming is met in voorbereiding zijnd ruimtelijk beleid'. 'Vastgesteld en bekendgemaakt ruimtelijk beleid' is een mogelijkheid om de afwijking te onderbouwen. Denk bijvoorbeeld aan een structuurplan, structuurvisie of -nota, beleidsnota, beleidsregels (een nota dakkapellen, bijgebouwen e.d.) en een sectorale nota. Zoals uit het gestelde bij sub b. blijkt, vallen hieronder niet de situaties zoals vermeld in art. 3.3 Wabo, zoals bijvoorbeeld een ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan. Ook een vastgesteld voorbereidingsbesluit voor bijvoorbeeld een bouwlocatie kan daarom geen basis vormen. Sub d. De activiteit mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt aangesloten bij de terminologie dit wordt gebruikt en de betekenis die daaraan wordt toegekend in de Wabo. Bij dat begrip wordt rekening gehouden met milieu, cultuurhistorische, ecologische en natuurlijke en landschappelijke waarden. Voor wat betreft de milieuwaarden zijn de afstanden ten opzichte van hinderveroorzakende activiteiten dan van groot belang. De relevante afstanden treft u aan in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Sub e. In het kader van een goede motivering wordt hier gevraagd om een goede ruimtelijke onderbouwing. Ook hier is aangesloten bij de terminologie uit de Wabo. 19

190 Artikel Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) behoort het onderwerp parkeren te worden geregeld in de (nieuwe) bestemmingsplannen. Als uitwerking hiervan is in artikel 8.17 van de Invoeringswet Wro bepaald dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet vervalt. In verband met wetstechnische problemen is besloten dit deel van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking te doen treden. Een nieuwe datum van inwerkingtreding is niet bepaald. Dit betekent dat onder meer het parkeerartikel uit de bouwverordening blijft bestaan, ook indien op grond van de nieuwe Wro een bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarin niet is voorzien in een regeling over het parkeren. Alternatief 1 Lid 1 Het eerste lid kan de gemeenteraad vaststellen voor die delen van de bebouwde kom die kunnen worden aangeduid als zogenaamde best ontsloten locatie(s). Lid 2 Het onderhavige voorschrift behelst het zogenaamde ingroeimodel. Hieronder wordt verstaan het openhouden van de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige verbeteringen in de bereikbaarheid per openbaar vervoer, namelijk doordat de gemeente op het moment van realisatie van de bedoelde verbetering kan overgaan tot de verwijdering van de aanvullende parkeerplaatsen op de openbare weg (of op ander gemeentelijk terrein) nabij het betrokken gebouw. Lid 3 Het is niet alleen zeer moeilijk - bij de toepassing van het eerste lid - aan te geven, wat in algemene zin het maximumaantal parkeerplaatsen op het terrein van een te bouwen (of een te verbouwen) pand dient te zijn, maar ook - bij de toepassing van het onderhavige lid - wat in algemene zin een niet te overvloedig minimumaantal parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom ook in dit geval per omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen normstelling hangt weer af van onder meer de grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te verwachten aantal bezoekers, c.q. bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de frequentie daarvan, het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de mogelijke uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane verkeers- en vervoersbeleid, zoals dat is neergelegd in het lokale verkeer- en vervoerplan. Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004: geactualiseerd 25 juli Verkrijgbaar op CD-rom.), paragraaf 6.3, verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel of ). Overigens kan een verantwoorde parkeernorm alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen worden bepaald. Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de toepassing van het onderhavige lid is - op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige flexibiliteit in elke vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient het 20

191 aanbeveling om in een concrete omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties die dat niet zijn. Lid 4 Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van de leden 1, 2 en 3. De verplichting in die leden om een bepaald aantal parkeerplaatsen op eigen terrein (of onder eigen dak) aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto, respectievelijk het grootste type vrachtauto te maken. Ook het Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden - artikel 218, lid 1, over 'parkeerplaatsen van voldoende afmetingen'. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers. Lid 5 De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn. expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto's). Lid 6 Ad a De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis in het eerste en in het tweede lid om een beperkte parkeergelegenheid op eigen terrein (of onder eigen dak) te maken is onder meer bedoeld voor het geval dat in de nabijheid een gemeenschappelijke of openbare parkeergarage aanwezig is. De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis in het derde lid om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein (of onder eigen dak) te maken is onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningsplichtige verbouwingen van winkels e.d. in binnensteden. In dat geval kan eventueel onder financiële voorwaarden vergunning worden verleend. Aan de bouwvergunning mocht geen financiële voorwaarde worden verbonden. Aan een daarmee samenhangende planologische ontheffing wel. Dit laatste gold voor onder meer het bekende artikel 19 WRO en ook voor de ontheffing bedoeld in art MBV. Er mag van worden uitgegaan dat dit aspect niet anders is nu de ontheffingen en eventuele financiële voorwaarden worden gesteld in de omgevingsvergunning. De op grond van artikel gevormde jurisprudentie onder de oude wetgeving betreft kort samengevat: 1. Een richtinggevende uitspraak waarbij het vragen van geld voor een parkeerfonds aan de orde was geweest, betreft: BR 1999/223 ABRS 4 augustus 1998 Parkeergelegenheid Schagen Vraag of aan het verlenen van vrijstelling van de eis dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien een financiële voorwaarde mag worden verbonden. Art Bouwverordening: De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het algemeen moet worden aangenomen dat een bestuursorgaan in beginsel rechtens de mogelijkheid heeft om door middel van het verbinden van een financiële voorwaarde aan een vrijstelling, tot betaling van een tegemoetkoming of een compensatie te verplichten. Aan deze mogelijkheid zijn beperkingen verbonden, aldus dat door voldoening aan de voorwaarde een rechtstreekse bijdrage wordt geleverd aan de 21

192 doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning of vrijstelling berust en voorts dat de verlening van de vergunning of vrijstelling in het algemeen belang tot het heffen van een geldbedrag noopt. Bovendien moet blijken dat niet een andere uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van 30 augustus 1985, BR 1985, p Opmerking: Deze uitspraak vormt de basis voor het stellen van een financiële voorwaarde bij de voormalige ontheffing van de parkeernorm op grond van art MBV. Een belangrijk onderdeel uit deze uitspraak is: De financiële voorwaarde is toegestaan onder enkele voorwaarden: de voorwaarde dient een rechtstreekse bijdrage te leveren aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning berust; de vergunning moet in het algemeen belang nopen tot het opleggen van een geldbedrag; de stellige noodzaak om een financiële voorwaarde op te leggen, moet ook hieruit blijken dat niet een andere, uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. Een noodzaak om in het algemeen belang een bedrag te vragen voor het realiseren van voldoende parkeergelegenheid is tegenwoordig al snel aanwezig, de parkeerproblematiek is zo groot dat zonder het treffen van voorzieningen de omgeving overlast / parkeerhinder zal ondervinden. 2. In de recente uitspraak ABRS 28 januari 2009, LJN BH1125, te vinden op over de financiële voorwaarde bij de ontheffing van de parkeernorm, wordt een directere relatie tussen het geld en de te realiseren voorziening geëist. Citaat uit deze uitspraak: dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is voldaan, aangewend zal worden om te voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan.(.. ) Ter zitting van de Afdeling heeft het college uiteengezet dat met centrumgebied is bedoeld een gebied in een straal van 600 m rond het bouwplan. Hiermee staat niet vast dat de door [vergunninghoudster] betaalde bijdrage daadwerkelijk zal worden aangewend om te voorzien in het tekort aan parkeerplaatsen waarop de ontheffing betrekking heeft. Dat de rechtbank heeft overwogen dat een afstand van 600 m acceptabel is voor het parkeren van bezoekers, kan ( ) niet afdoen aan haar oordeel dat ten aanzien van de vijf parkeerplaatsen niet aannemelijk is dat de financiële bijdrage zal worden aangewend om te voorzien in de behoefte daaraan. De rechtbank is terecht tot dat oordeel gekomen en heeft derhalve evenzeer terecht overwogen dat de ontheffing in strijd met artikel , zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening is verleend. ontheffing krachtens artikel , zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening voor de vijf parkeerplaatsen heeft miskend dat niet is voldaan aan het in die bepaling gestelde vereiste dat verlening van ontheffing slechts mogelijk is indien op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. Het college heeft zich in het besluit van. ten aanzien van twee van de vijf parkeerplaatsen op het standpunt gesteld dat de parkeerbijdrage concreet zal worden aangewend voor de uitvoering van het herinrichtingsplan van de openbare ruimte aan de Wellezijde en dat die parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd op of nabij de aanvankelijk geplande inritten voor de vervallen inpandige parkeervoorzieningen. Het college heeft aldus ten aanzien van die twee parkeerplaatsen voldoende aannemelijk gemaakt dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is voldaan ter verkrijging van de ontheffing als bedoeld in artikel , zesde lid, aanhef onder a, aangewend zal worden om te voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan. In zoverre is voldaan aan het in het slot van voormeld artikelonderdeel gestelde vereiste. 22

193 Het college heeft ten aanzien van de resterende drie parkeerplaatsen geen inzicht verschaft in de wijze waarop daarin zal worden voorzien, zodat het betoog van [wederpartijen] in zoverre slaagt.' Ad b De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning door gebruik van de afwijkingsmogelijkheid, vermeld onder het tweede aandachtsstreepje van punt b, is bedoeld voor onder meer winkels, schouwburgen, de loketfunctie van raadhuizen, sportstadions en bibliotheken. Niet hoeft te worden afgeweken, indien in de nabijheid voldoende parkeergelegenheid is op de openbare weg, op een blijvend openbaar parkeerterrein of in een blijvend openbare parkeergarage. Alternatief 2 Lid 1 Het is zeer moeilijk aan te geven, wat in algemene zin een niet te overvloedig minimumaantal parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom per omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen normstelling hangt af van onder meer de grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te verwachten aantal bezoekers, c.q. bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de frequentie daarvan, het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de mogelijke uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane verkeers- en vervoersbeleid, zoals dat is neergelegd het lokale verkeer- en vervoerplan. Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004), paragraaf 6.3, verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel of ). Overigens kan een verantwoorde parkeernorm alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen worden bepaald. Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de toepassing van het onderhavige lid is - op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige flexibiliteit in elke vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient het aanbeveling om in een concrete omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties die dat niet zijn. Lid 2 Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van lid 1. De verplichting in lid 1 om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto te maken. Ook het Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden - artikel 218, lid 1, over 'parkeerplaatsen van voldoende afmetingen'. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers. 23

194 Lid 3 De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn. expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto's). Lid 4, ad a De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van de eis in het eerste lid om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein of onder eigen dak te maken is onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningplichtige verbouwingen van winkels e.d. in binnensteden. Eventueel kunnen daarbij financiële voorwaarden worden gesteld. Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen Paragraaf 7.3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen Artikel Bepaling aantal personen nachtverblijf Artikel 2.2, eerste lid van het Bor geeft de raad de mogelijkheid om van het in artikel eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal personen af te wijken. De raad kan indien afwijking van dit artikel is gewenst, een nieuw artikel Vergunningsplicht nachtverblijf in de bouwverordening vaststellen. Hoofdstuk 9 Het welstandstoezicht Algemeen In hoofdstuk 9 van de MBV zijn zowel procedurele als inhoudelijke artikelen met betrekking tot het welstandstoezicht opgenomen. Op grond van artikel 8, zesde lid van de Woningwet bevat de bouwverordening voorschriften over de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie. De werkwijze van de welstandscommissie is in de MBV niet concreet uitgewerkt vanwege de diversiteit in lokale invulling. Gemeenten dienen nadrukkelijk zelf een keuze te maken ten aanzien van de werkwijze, ook indien een gemeente werkt met een provinciale welstandscommissie. De gemeentelijke keuze dient ook door te klinken in de werkwijze van de provinciale welstandscommissie. Daartoe dient de gemeente het initiatief te nemen en is het aan de provinciale welstandscommissie om deze keuze te onderschrijven. Het is noodzakelijk om een huishoudelijk reglement toegesneden op de lokale situatie of een reglement van orde voor de lokale welstandscommissie vast te stellen als bijlage bij deze verordening. Juridisch gezien behoeft een dergelijk reglement niet in de bouwverordening zelf te worden opgenomen, maar dient wel dezelfde procedure te worden doorlopen als de gemeentelijke bouwverordening. Welstandscriteria en welstandsnota Alleen als in een welstandsnota aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder redelijke eisen van welstand kan het bevoegd gezag een vergunningplichtig bouwwerk beoordelen op aspecten van welstand en kan de welstandscommissie hierover adviseren. Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, moeten aan 24

195 minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 13a van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand' aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. Zonder nota met criteria is geen welstandstoezicht mogelijk. De welstandsbeoordeling c.q. -advisering dient gebaseerd te worden op de in de nota opgenomen criteria. In artikel 12a van de Woningwet wordt bepaald dat deze criteria 'zo veel mogelijk zijn toegesneden op de onderscheidene categorieën bouwwerken en dat de criteria kunnen verschillen naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen'. Dit biedt mogelijkheden om de criteria per samenhangend deel van de gemeente uit te werken. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom verschillen gebieden ten aanzien van de bestaande kwaliteiten en ten aanzien van de verwachte en/of beoogde ruimtelijke ontwikkelingen, die vastliggen in een bestemmingsplan of specifieke beleidsdocumenten, bijvoorbeeld in het kader van landschapsverbetering, stedelijke vernieuwing of architectuurbeleid. De bestaande situatie en de beleidsdoelen voor de toekomst zullen in de meeste gevallen de basis vormen voor een passend welstandsbeleid. In het ene gebied is aanleiding om een behoudend beleid te voeren, in een ander gebied is juist verandering en vernieuwing aan de orde. In het ene gebied is nauwelijks sprake van ruimtelijke dynamiek en kan een terughoudend welstandsregime acceptabel zijn, in een ander gebied gaat juist alles op de schop en is een intensieve beïnvloeding van de ruimtelijke kwaliteit vereist. De welstandsnota is derhalve een dynamisch document. Steeds als er nieuwe gebieden worden ontwikkeld, vormen de beleidsregels voor het betreffende gebied een toevoeging aan de nota, mits telkens opnieuw de vaststellingsprocedure wordt gevolgd. Indien het bevoegd gezag de welstandscriteria in bijzondere gevallen buiten toepassing laat als bedoeld in artikel 4:84 Awb (inherente afwijkingsbevoegdheid), dient dit wel per concreet geval deugdelijk door het bevoegd gezag te worden gemotiveerd. Relatie bestemmingsplan en welstand De jurisprudentie op basis van de Woningwet gaat uit van de voorrangsregel uit artikel 9 Woningwet, inhoudende dat de welstandstoets zich dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het welstandscriterium is in artikel 2.10 sub d (voorheen artikel 44 van de Woningwet) omschreven als zelfstandige toetsingsgrond voor bouwaanvragen. De voorrangsregeling van artikel 9 was daardoor niet rechtstreeks van toepassing. De jurisprudentie heeft uit dit stelsel van de wet afgeleid dat die voorrang is blijven bestaan (ABRS 25 april 1995, BR 1995, 579, ABRS 16 maart 1999, AB 1999, 356 en ABRS 18 februari 2000, Gst.2000, 7119). In lijn met artikel 9 Woningwet is de voorrang van het bestemmingsplan op de welstandseisen geregeld in artikel 12, derde lid van de Woningwet. Daarin is tevens bepaald dat ook de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening boven de welstandseisen prevaleren. In artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is bovendien expliciet vastgelegd dat óók de welstandscommissie deze voorrangsregeling moet betrekking bij de advisering. Het bestemmingsplan is immers het wettelijk instrument waarmee, langs de in de Wet ruimtelijke ordening aangegeven en met bijzondere waarborgen omklede weg, aan gronden een bestemming is gegeven en de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden aangegeven. Dit betekent dat de welstandstoets niet mag leiden tot beperkingen die een reële verwezenlijking van de aan de grond toegekende bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, belemmeren (vgl. ABRS 16 maart 1999, AB 1999, 356 m.n. A.G.A. Nijmeijer). De kans dat die situatie zich voordoet is kleiner naarmate het bestemmingsplan meer mogelijkheden biedt de toegekende bestemming te realiseren. 25

196 Naar valt aan te nemen is de voorrangsregel (artikel 12, derde lid Woningwet) naar analogie van toepassing op de relatie toekomstig bestemmingsplan en welstand. Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie Onder het regime van de Woningwet is inschakeling van een welstandscommissie bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen verplicht indien een welstandsnota is vastgesteld en aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder redelijke eisen van welstand. De commissie adviseert, het bevoegd gezag beslist. De gemeenteraad kan er voor kiezen om in plaats van een welstandscommissie een stadsbouwmeester te benoemen. In dat geval dient de bouwverordening voorschriften te bevatten over de rol en de functie van de stadsbouwmeester. De adviespraktijk varieert per gemeente. Er wordt gewerkt met lokale dan wel provinciale welstandscommissies. De gemeenteraad kan er voor kiezen om voor de welstandsadvisering gebruik te maken van een provinciale welstandsorganisatie, die het resultaat is van een gemeenschappelijke regeling of een privaatrechtelijke samenwerkingsvorm. Indien gebruik wordt gemaakt van een provinciale welstandsorganisatie dient de gemeenteraad de leden van de welstandscommissie eveneens nadrukkelijk te benoemen; zie toelichting bij artikel 9.2. Alternatief In dit alternatief wordt voor de welstandsadvisering gebruikgemaakt van de diensten van een provinciale welstandsorganisatie, die de rechtspersoon kan hebben van een gemeenschappelijke regeling, vereniging of stichting. Deze vereniging of stichting dient dan door de gemeenteraad als welstandscommissie te worden aangewezen. De vereniging of stichting draagt uit haar midden personen voor aan b&w om door de gemeenteraad te worden benoemd. De welstandscommissie adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken. Alternatief 2 In dit alternatief is er sprake van een lokale welstandscommissie, die adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken. Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie Onafhankelijkheid Voor elk afzonderlijk lid van deze commissie geldt het onafhankelijkheidsvereiste. Daaraan wordt in elk geval voldaan indien de leden van de commissie niet ondergeschikt zijn aan het gemeentebestuur. Ook is het raadzaam bij de selectie van de leden van de welstandscommissie alert te zijn op mogelijk tegenstrijdige belangen. Deelneming van leden van het college van burgemeester en wethouders of van het bevoegd gezag dat besluiten neemt over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aan de welstandscommissie voor de eigen gemeente of voor de gemeente waarover het bevoegd gezag besluiten neemt, is in dit verband uitgesloten. Deskundigen en burgers In de welstandscommissie behoeven niet uitsluitend 'deskundigen' zitting te hebben. Deskundige leden zijn leden die zich door ervaring en opleiding kwalificeren om zitting te nemen in de welstandscommissie. Van deskundige commissieleden mag worden verwacht dat zij vanuit een eigen, actieve beroepspraktijk kunnen oordelen over plannen van collega's. Onder niet-deskundige leden worden vertegenwoordigers van de plaatselijke bevolking verstaan, geen architecten of anderszins beroepsmatig bij de kwaliteit van de gebouwde 26

197 omgeving betrokken zijnde, die door het gemeentebestuur in de welstandscommissie kunnen worden benoemd. De gemeenteraad beslist over de benoeming van niet-deskundige leden. Er is geen wettelijke verplichting om niet-deskundige leden op te nemen in de welstandscommissie. Er zijn meerder alternatieven denkbaar. Alternatief 1 De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden. De secretaris is geen lid van de welstandscommissie. Alternatief 2 In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook 'geïnteresseerde burgers' zitting. Indien de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is de keuze voor dit alternatief denkbaar, maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden inwoners deelnemen. De secretaris van de welstandscommissie is geen lid van de welstandscommissie. Alternatief 3 De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden. Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien gebruik wordt gemaakt van een provinciale welstandsorganisatie is dit veelal de rayonarchitect. Alternatief 4 In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook 'geïnteresseerde burgers' zitting. Indien de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is het denkbaar, maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden inwoners deelnemen. Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien een provinciale welstandsorganisatie is aangewezen als commissie, is dit veelal de rayonarchitect. Alternatief 5 In plaats van een welstandscommissie biedt de Woningwet de mogelijkheid om een stadsbouwmeester te benoemen. Dit alternatief is niet uitgewerkt in de MBV. Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording Jaarverslag welstandscommissie Een jaarverslag is bij uitstek geschikt om te signaleren waar de welstandsnota als beleidskader onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de welstandsbeoordeling en kan tevens dienen ter verantwoording waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid. De jaarlijkse verslagverplichting van de welstandscommissie vloeit voort uit artikel 12b, derde lid van de Woningwet. Het jaarverslag kan voor de gemeenteraad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk welstandsbeleid door aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota. Om die reden is het zinvol te streven naar het uitbrengen van het jaarverslag tijdig vóór de beleids- en begrotingscyclus in de gemeente. Ervan uitgaande dat de gemeentelijke begroting doorgaans in september/oktober wordt behandeld, zou het 'verslagjaar' van de welstandscommissie kunnen lopen van juni tot juni. 27

198 Jaarverslag burgemeester en wethouders Teneinde de politieke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van het welstandstoezicht te verstevigen en de betrokkenheid van de raad bij de welstandszorg te vergroten, is ook aan burgemeester en wethouders ingevolge artikel 12c van de Woningwet de verplichting opgelegd jaarverslagen omtrent de toepassing van het welstandsbeleid voor te leggen aan de gemeenteraad. In dit jaarverslag zou ten minste aan de orde dienen te komen: op welke wijze burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen; op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; in welke gevallen burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom op grond van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 13a van de Woningwet en na dat besluit tot uitvoering daarvan zijn overgegaan. Voornoemd verslag kan tevens deel uitmaken van een algemeen jaarverslag over ruimtelijke ordening en bouwregelgeving. Samen met het jaarverslag van de welstandscommissie wordt hierdoor het gemeentelijk welstandstoezicht inzichtelijk gemaakt en het publieke debat bevorderd. In de Woningwet is een algemene verslagverplichting voor burgemeester en wethouders opgenomen ten aanzien van ruimtelijke ordening en bouwregelgeving. NB nu Wabo? Artikel 9.5 Termijn van advisering De termijnen voor de behandeling van bouwplannen ter verkrijging van een omgevingsvergunning voor het bouwen staan in de Wabo. Deze termijnen zijn beduidend korter dan voorheen in de Woningwet. Hierdoor ontstaat voor de welstandsadvisering een korte periode. In dit artikel is de advisering binnen de Wabo-termijn vastgelegd in een voorschrift. Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd. De mogelijkheid van beoordeling van een zgn. schetsplan in een informele voorprocedure blijft mogelijk, omdat de termijnen pas aanvangen bij de ontvangst van verzoek om vergunning. Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, ten aanzien waarvan een discussie over alternatieven kan worden verwacht, is het raadzaam gebruik te maken van de mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn. Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting Openbaar vergaderen Openbaar vergaderen is een fundamenteel beginsel van het openbaar bestuur, dat nu voor de welstandscommissie expliciet is vastgelegd in artikel 12b van de Woningwet. De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de belanghebbende een beroep doet op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, als er dusdanige aangelegenheden aan de orde zijn dat daarmee de aanvrager in zijn recht staat openbaarheid te weigeren. Het verdient aanbeveling om niet alleen de agenda voor de welstandsvergadering bekend te maken, maar ook de stukken die betrekking hebben op de geagendeerde aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ter inzage te leggen bij de agenda en daarvan melding te maken in de bekendmaking. De openbaarheid van welstandsvergaderingen zal bijdragen aan de vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Daarbij speelt mede een rol van betekenis de algemene wens voor het 28

199 transparanter maken van de advisering op het terrein van de ruimtelijke kwaliteit. Bovendien zal de openbaarheid van welstandsvergaderingen bijdragen aan het begrip voor en kennis over het welstandstoezicht van de zijde van de burger/bouwer. Belanghebbenden Met betrekking tot de openbaarheid van welstandsvergaderingen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen openbaarheid voor enerzijds de aanvrager van de omgevingsvergunning en anderzijds andere belanghebbenden. Uit artikel 4:7 Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van het bouwplan ten overstaan van de welstandscommissie dient te worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Desondanks is het inbouwen van een moment voor de aanvrager om zijn aanvraag toe te lichten zeer zinvol. Bij de aanwezigheid van de aanvrager kan - indien nodig - wellicht eerder tot alternatieve bouwoplossingen worden gekomen, waardoor de noodzaak om een hernieuwde adviesaanvraag te doen kan worden verkleind. Spreekrecht Indien er in het kader van de openbaarheid van vergadering spreekrecht wordt geboden aan anderen dan de aanvrager, is het zinvol de kring van spreekgerechtigden te beperken tot belanghebbenden (als bedoeld in artikel 1:2 Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de vergadering van de welstandscommissie kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen 'recht van spreken' hebben omdat zij geen belanghebbenden zijn. De keuze voor spreekrecht is voorts van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van de welstandscommissie wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden. Wordt geen spreekrecht toegekend, dan kan de termijn korter zijn, aangezien in dat geval van enige voorbereiding door eventuele sprekers geen sprake is. De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het welstandsadvies formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg over een principeaanvraag of een schetsplan, dat meestal door een of meer daartoe gemandateerde leden van de commissie wordt uitgevoerd. De potentiële bouwer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit oogpunt van de korte bouwplanprocedure vooroverleg stimulering verdient. Behandeling van aanvragen onder verantwoordelijkheid welstandscommissie Behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie wordt gewerkt (art 9.7 MBV), vraagt voor de openbaarheid enige aandacht. In geval van veelvoorkomende omgevingsvergunningen voor het bouwen van kleine bouwwerken (als deze al niet vergunningvrij zijn) zal er geringe belangstelling zijn om de behandeling van bouwplannen bij te wonen. Het verdient in dat geval aanbeveling om per bouwplan slechts vijf minuten te agenderen, zodat aan de openbaarheid kan worden voldaan en er geen ongebruikte (vergader)tijd verloren hoeft te gaan. 29

200 Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid In de praktijk kan, gelet op de korte beslistermijnen, behoefte bestaan aan het onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie afdoen van het welstandadvies. De meest voorkomende vorm van het onder verantwoordelijkheid afdoen, komt neer op de afdoening van een welstandsadvies bij plannen waarvan de mening van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders ook kiezen voor afdoening onder verantwoordelijkheid met betrekking tot bepaalde categorieën bouwwerken Negatief adviseren wordt in dit geval meestal uitgesloten. Voordat de Wabo in werking trad, regelde artikel 48 Woningwet (oud) de aanvraag welstandsadvies van het college aan de welstandscommissie. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen de reguliere bouwvergunning en de lichte bouwvergunning. In het eerste geval was het vragen van welstandsadvies verplicht, in het tweede geval niet. ( Een aanvraag voor een lichte bouwvergunning kunnen zij voor advies aan de welstandscommissie (..) voorleggen). Verder bood het Besluit bouwvergunningvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) de mogelijkheid om zgn. loket- of sneltoetscriteria vast te stellen. De combinatie van deze mogelijkheden werd door veel gemeenten gebruikt om de beoordeling van aanvragen voor een licht- bouwvergunningspichtig bouwwerk over te laten aan een niet tot de welstandscommissie behorende ambtenaar. Op zijn de Wabo en het Bor in werking getreden. Dit heeft gevolgen gehad voor deze werkwijze. De welstandscommissie is de door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand (art. 1, onder n. Woningwet). Op basis van artikel 2.10, lid 1 onder d Wabo moet de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen in beginsel worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft om strijd is met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria zoals vermeld in de welstandsnota, bedoeld in art. 12a, eerste lid, onder a van de Woningwet. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen ter advisering voor te leggen aan de welstandscommissie of de stadsbouwmeester (art. 2.26, lid 3 in samenhang met art. 6.2 Bor). Dit hoeft niet wanneer er voor het desbetreffende bouwwerk geen redelijke eisen van welstand gelden (omdat de gemeenteraad op basis van art. 12, lid 2 Woningwet heeft bepaald dat geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn) of bij voorbaat vaststaat dat de omgevingsvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd. Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn artikel 48 Woningwet en het Bblb komen te vervallen. Onder de Wabo is een bouwwerk omgevingsvergunningplichtig of vergunningvrij; een tussencategorie bestaat niet meer. Dit betekent dat iedere aanvraag voor een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk door het college ter advisering aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd. Dit betekent ook dat het college geen ambtenaar (meer) kan mandateren om te toetsen aan zgn. loketcriteria. 30

201 De (model-)bouwverordening biedt in artikel 9.7 de mogelijkheid voor de welstandscommissie om de advisering over een aanvraag om welstandsadvies onder verantwoordelijkheid van de commissie over te laten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden van die commissie. Het aangewezen lid of de aangewezen leden kunnen alleen adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. Geen mandatering Hierbij is overigens geen sprake van mandatering in de zin van de Awb. Art. 10:1 Awb definieert mandaat immers als: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De welstandscommissie is geen bestuursorgaan. Bovendien neemt het geen besluiten (in de zin van de Awb) maar adviseert de commissie het college. Om misverstanden te voorkomen, passen wij art. 9.7 van de modelbouwverordening bij de eerstvolgende wijziging aan. Samengevat: Sinds de inwerkingtreding van de Wabo is "flitsen" alleen mogelijk als: - voor het betreffende bouwplan geen welstandscriteria gelden of, - het daartoe aangewezen lid van de welstandscommissie aanwezig is, en - het oordeel van de welstandscommissie over het betreffende bouwplan als bekend mag worden verondersteld. Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht Lid 1 Het eerste lid van artikel 9.8 legt een algemeen bestuursrechtelijk uitgangspunt vast, namelijk het motiveringsbeginsel dat in artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is opgenomen. In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat bij positieve welstandsadvisering een expliciete motivering achterwege blijft. Volgens vaste jurisprudentie verandert dit direct zodra bezwaar tegen de (voorheen) bouwvergunning wordt ingediend. Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken Indien de raad een gebied van de gemeente wenst uit te sluiten van welstandstoezicht, stelt de raad alternatief 3 of alternatief 4 van artikel 1.3 van de MBV vast. Het desbetreffende gebied is aangeduid op de kaartbijlage als bedoeld in dit artikel. Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften Het onderhavige artikel heeft betrekking op de door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) uitgegeven normen (NEN's), voornormen (NVN's) en praktijkrichtlijnen (NPR's). 31

202 Hoofdstuk 11 Handhaving Algemeen Het niet naleven van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening of de criteria uit de Welstandsnota voor bestaande bouwwerken vormt een overtreding waartegen direct met toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom kan worden opgetreden, zonder dat daartoe nog (de tussenstap van) een specifieke aanschrijving vereist is. Het Bouwbesluit 2012 geldt voor alle bouwwerken (artikel 1b Woningwet), voor de bouwverordening krijgt deze systematiek vormt in artikel 7b Woningwet en voor het welstandsvereiste voor bestaande bouw volgt dit uit artikel 13a Woningwet. Met het generieke handhavinginstrumentarium op grond van de Gemeentewet en de Awb kan worden afgedwongen dat het bouwen of de staat van een gebouw of ander bouwwerk gaat voldoen aan de betreffende voorschriften van het Bouwbesluit 2012, dat het gebruik ervan of de staat of het gebruik van een open erf of terrein in overeenstemming is met de bouwverordening en dat het uiterlijk van een bouwwerk niet in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria die zijn vastgelegd in de welstandsnota. Tenzij sprake is van spoedeisende omstandigheden brengt artikel 4:8 van de Awb met zich mee dat een belanghebbende, die naar verwachting bedenkingen zal hebben tegen een voorgenomen handhavingbesluit, vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. In het handhavingbesluit dient vervolgens zorgvuldig te worden omschreven met welke voorschriften van het Bouwbesluit 2012 het bouwen of de staat van een gebouw of ander bouwwerk in strijd is en met welke voorzieningen het bouwen of de staat van dat gebouw of ander bouwwerk weer in overeenstemming met die voorschriften kan worden gebracht. Door zelf binnen de daartoe gestelde termijn maatregelen te nemen kunnen belanghebbenden de toepassing van bestuursdwang voorkomen (artikel 5:24 Awb) dan wel overeenkomstig artikel 5:32b van de Awb het verbeuren van een dwangsom voorkomen. Tegen een handhavingbesluit staan de normale rechtsmiddelen open die de Awb in samenhang met de Wet op de Raad van State biedt (bezwaar, beroep, hoger beroep en daarnaast de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te vragen). Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet blijft de mogelijkheid bestaan om met toepassing van bestuursdwang of op grond van artikel 5:32 van de Awb met een last onder dwangsom, handhavend op te treden tegen illegale bouw- en sloopwerkzaamheden door middel van het stilleggen van deze werkzaamheden. Daarbij is het feit dat zonder of in afwijking van een vereiste vergunning wordt gebouwd of gesloopt op zichzelf in beginsel voldoende aanleiding om spoedshalve bestuursdwang toe te passen overeenkomstig artikel 5:24 Awb. Het direct met bestuursdwang optreden tegen illegale bouw- of sloopwerkzaamheden is er immers op gericht te voorkomen dat de illegale situatie verder in omvang toeneemt, waardoor burgemeester en wethouders mogelijk voor voldongen feiten worden geplaatst. In dit verband kan onder meer worden verwezen naar de uitspraken van ABRvS van 14 november 2001 (JG ) en 11 juni 2003 (BR 2003, 893). 32

203 Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Algemeen Alle artikelen van deze verordening op overtreding waarvan straf is gesteld steunen op artikel 7b van de Woningwet juncto artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten. 33

204 Bijlagen Bijlage 1 Toelichting verordening Figuren 1 t/m 19, behorende bij de stedenbouwkundige bepalingen. Figuur 1 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen en 2.5.8) Figuur 2 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen en 2.5.8) 34

205 Figuur 3 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder a) Figuur 4 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder a) Figuur 5 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder a) 35

206 Figuur 6 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder b) Figuur 7 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder c) Figuur 8 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder c) 36

207 Figuur 9 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder d) Figuur 10 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel , eerste lid, onder e) Figuur 11 Teruglegging met het oog op de daglicht toetreding van achtergevelrooilijn die een scherpe hoek met elkaar vormen (ingevolge artikel , lid 2) 37

208 Figuur 12 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen , , en ). Binnen de bebouwde kom Figuur 13 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen , , en ). Buiten de bebouwde kom Figuur 14 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen , , en , alternatief 2). Binnen grootstedelijke delen van de bebouwde kom 38

209 Figuur 15 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen , derde lid, eerste alinea) Figuur 16 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen , derde lid, tweede alinea) Figuur 17 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen , tweede lid, eerste alinea) 39

210 Figuur 18 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen , tweede lid, tweede alinea) Figuur 19 Hoogte van een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn (artikelen ) 40

211 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) betreft wijzigingen in de modelbouwverordening uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U Lbr. 11/059 bijlage(n) 2 datum 20 september 2011 Samenvatting De rijksoverheid werkt aan een nieuw Bouwbesluit om de bouwtechnische eisen leesbaarder, eenvoudiger en eenduidiger te maken De nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur vervangt onder meer het Bouwbesluit 2003 en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Het nieuwe Bouwbesluit treedt naar verwachting 1 januari 2012 in werking. Aanpassing van de VNG modelbouwverordening is daarom nodig. In het Bouwbesluit 2012 staan artikelen, die nu nog in de bouwverordening worden geregeld. Deze artikelen van de bouwverordening vervallen van rechtswege met het inwerking treden van het Bouwbesluit 2012.

212 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) betreft wijzigingen in de modelbouwverordening uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U Lbr. 11/059 bijlage(n) 2 datum 20 september 2011 Geacht college en gemeenteraad, De rijksoverheid werkt aan een nieuw Bouwbesluit om de bouwtechnische eisen leesbaarder, eenvoudiger en eenduidiger te maken De nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur vervangt onder meer het Bouwbesluit 2003 en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Het nieuwe Bouwbesluit treedt naar verwachting 1 januari 2012 in werking. Aanpassing van de VNG modelbouwverordening is daarom nodig. In het Bouwbesluit 2012 staan artikelen, die nu nog in de bouwverordening worden geregeld. Deze artikelen van de bouwverordening vervallen van rechtswege met het inwerking treden van het Bouwbesluit Vooralsnog blijven gemeenten wettelijk verplicht om een bouwverordening te hebben. Artikel 8 van de Woningwet geeft geclausuleerd aan welke onderwerpen in een bouwverordening geregeld moeten en mogen worden. Door tegelijk met het nieuwe Bouwbesluit in werking tredende wijzigingen van de Woningwet (Stb. 2009, 324 en Stb. 2010, 187) wordt dat aantal onderwerpen gehalveerd en resteren in de bouwverordening slechts voorschriften over drie onderwerpen (stedenbouwkundige voorschriften; voorschriften inzake tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem en procedurele welstandsvoorschriften). Op termijn zullen deze onderwerpen in andere regelgeving worden opgenomen en zal de Modelbouwverordening verdwijnen. De gewijzigde Woningwet geeft precies aan welke onderwerpen in een bouwverordening geregeld worden. Het wettelijk kader biedt gemeenten geen mogelijkheid om hiervan in de bouwverordening af te wijken.

213 Minister Donner van BZK heeft de Tweede Kamer op 10 juni 2011 geantwoord dat er een wetswijziging in procedure wordt gebracht, die tot het geheel vervallen van de figuur bouwverordening leidt (TK , nr. 2). Dit voornemen heeft de instemming van de VNG. Van de wijzigingen is tevens gebruik gemaakt om enkele kleine wetstechnische wijzigingen aan te brengen in de welstandsbepalingen van de model-bouwverordening. Hierbij treft u een voorstel aan tot wijziging van de bouwverordening (bijlage I) en een aangepaste toelichting (bijlage II) waarbij rekening is gehouden met de wetgeving die naar verwachting op 1 januari 2012 in werking zal treden. Wij zullen u via de website van de VNG op de hoogte houden van de definitieve datum van inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving. Het ministerie van BZK organiseert in dit najaar diverse cursussen over de veranderingen in het Bouwbesluit. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. onderwerp wijzigingen in de model-bouwverordening datum 13 september /02

214 Bijlage 1 bij de ledenbrief van 20 september 2011, ECGR/U e serie wijzigingen MBV 1992 De raad der gemeente. Gezien de ledenbrief van de vereniging van Nederlandse Gemeenten, kenmerk ECGR/U2011, dd. Gelet op artikel 8 van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 (Stcr.) en het Veegbesluit (Stcr ) Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de bouwverordening. Artikel A Wijzigingen van de bouwverordening De bouwverordening wordt gewijzigd conform de met II aangegeven hierna volgende wijzigingen van de bouwverordening. Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1.1 Begripomschrijvingen I Motivering Het Bouwbesluit 2012 dat op 1 april 2012 *in werking zal treden bevat een groot aantal bepalingen waarin tot dan de bouwverordening heeft voorzien. De betreffende bepalingen van de bouwverordening vervallen daarmee van rechtswege. II Wijziging van de bouwverordening De definities van: - asbest, - deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8, - Omgevingsvergunning voor het slopen worden geschrapt. Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen Artikel Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen I Motivering De artikelen 6.30, lid 1, 6.37 en 6.38 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel bereikbaarheid van gebouwen door gehandicapten 1

215 I Motivering Artikel 6.49 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen Artikel Eis tot aansluiting aan de waterleiding I Motivering Artikel 6.14 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet I Motivering Artikel 6.10, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan het aardgasnet I Motivering Artikel 6.10, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 2.7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming I Motivering Artikel 6.10, lid 3 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 2.7.3A wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan de openbare riolering I Motivering Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). 2

216 Artikel Aansluiting anders dan aan de openbare riolering I Motivering Artikel 6.4 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen I Motivering Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen I Motivering Artikel 1.1, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij de voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden I Motivering Artikel 1.23 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.2 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw I Motivering Artikel 1.24 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.4 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden I Motivering 3

217 Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.5 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen I Motivering De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.6 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten I Motivering Artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.7 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein Motivering Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.8 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein I Motivering Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.9 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder I Motivering De artikelen 8.2, 8.4, 8.5, 8.6 en 8.7 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.10 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.11 Bouwafval I Motivering 4

218 De artikelen 8.8 en 8.9 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.11 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden I Motivering Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.12 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen I Motivering De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.13 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming I Motivering Artikel 1.25 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 4.14 wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen Artikel Staat van onderhoud van open erven en terreinen I Motivering Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen I Motivering De artikelen 6.30, lid 1, 6.37 en 6.38, van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. 5

219 II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten I Motivering Artikel 6.49 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen Artikel Eis tot aansluiting aan de waterleiding I Motivering Artikel 6.14 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet I Motivering Artikel 6.10 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan het aardgasnet I Motivering Artikel 6.10, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Eis tot aansluiting aan de openbare riolering I Motivering Artikel 6.18, lid 5 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Aansluiting anders dan aan de openbare riolering I Motivering Artikel 6.4 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. 6

220 II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen I Motivering Artikel 6.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen I Motivering Artikel 1.1, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel Preventie I Motivering Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen Paragraaf 1 Overbevolking Artikel Overbevolking van woningen I Motivering Artikel 7.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Overbevolking van woonwagens I Motivering Artikel 7.18 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). 7

221 Paragraaf 2 Staken van het gebruik Artikel Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid I Motivering Artikel 7.20 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne I Motivering Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen Artikel Hinder I Motivering Artikelen 7.15, van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel Preventie I Motivering Artikelen 7.21 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 5 Watergebruik Artikel Verboden gebruik van water I Motivering Artikel 7.17 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). 8

222 Paragraaf 6 Installaties Artikel Gebruiksgereed houden van installaties I Motivering Artikel 1.16 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 8 Slopen Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen Artikel Omgevingsvergunning voor het slopen I Motivering De artikelen 1.25 en 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen I Motivering Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen I Motivering Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen Artikel Sloopmelding I Motivering Paragraaf 1.7 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). 9

223 Artikel Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen I Motivering Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen Artikel Veiligheid op sloopterrein I Motivering Artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden I Motivering Artikel 1.32 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen I Motivering Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Plichten van degene die sloopt A I Motivering Artikel 1.33 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Artikel Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest I Motivering De wijzigingen van de Woningwet die in werkingtreden met het Bouwbesluit 2012 maken het niet meer mogelijk deze eis in de bouwverordening op te nemen. II Wijziging van de bouwverordening 10

224 De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Paragraaf 4 Vrij slopen Artikel Sloopafval algemeen I Motivering De artikelen 8.8 en 8.9 van het Bouwbesluit 2012 voorziet in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 9 Welstand Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur I Motivering Artikel 1, lid 1 sub n c.q. sub o van de Woningwet voorziet al in het bepaalde in artikel 9.3, lid 1. Artikel 12b lid 4 regelt het bepaalde van artikel 9.3, lid 2. De inhoud van het door de raad vastgestelde reglement van orde kan per gemeente verschillen, de door de raad vastgestelde bepaling in artikel 9.3, lid 3 over de inhoud is daarmee overbodig. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 9.3wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting I Motivering De materiële inhoud van artikel 9.7 lid 3 wordt opgenomen in lid 1 van dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening Aan de eerste zin van het eerste lid wordt achter de woorden van bouwplannen door toegevoegd: of onder verantwoordelijkheid van. Artikel 9.7 Afdoening bij mandaat I Motivering De materiële kant van het derde lid is opgenomen in het eerste lid van artikel 9.6. Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn artikel 48 Woningwet en het Besluit bouwvergunningvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken komen te vervallen. Onder de Wabo is een bouwwerk omgevingsvergunningplichtig of vergunningvrij; een tussencategorie bestaat niet meer. Dit betekent dat iedere aanvraag voor een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk door het college ter advisering aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd. Dit betekent ook dat het college geen ambtenaar (meer) kan mandateren om te toetsen aan zgn. loketcriteria. 11

225 II Wijziging van de verordening Artikel 9.7 wordt in zijn geheel vervangen door: Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid 1. De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. 2. In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie. Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken I Motivering Het bepaalde van artikel 12, lid 4 Woningwet voorziet al in het bepaalde van artikel 9.9. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 9.9 wordt vervangen door: (vervallen). Hoofdstuk 12. Straf-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek I Motivering Het gaat hier om oud en niet meer van toepassing zijnde overgangsrecht van de modelverordening 1965 naar de modelverordening II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 12.2 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen I Motivering De afdelingen 6.8 en 6.10 van het Bouwbesluit 2012 voorzien in dit artikel. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van artikel 12.3 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 12.6 Slotbepaling Alternatief 2 (gefaseerde inwerkingtreding) I Motivering Het vervallen van de tekst volgt uit het vervallen van de in de tekst genoemde artikelen. II Wijziging van de bouwverordening De tekst achter het tweede en derde aandachtstreepje van lid 1 van alternatief 2 wordt vervangen door: (vervallen). 12

226 Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen I Motivering Artikel vervalt en daarmee deze bijlage. II Wijziging van de bouwverordening De tekst van bijlage 7 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel B Overgangsbepalingen ** Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. Artikel C Inwerkingtreding Deze wijzigingen treden in werking op moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van.. De voorzitter, De griffier, * Ingangsdatum gewijzigd in 1 april 2012 (op 13 december 2011) ** Artikel B gewijzigd (op 13 december 2011) in volgende tekst: In artikel B staat dat de aanvrager die een bouw- of omgevingsvergunning voor de gewijzigde bouwverordening heeft ingediend, de mogelijkheid heeft de regelgeving van toepassing te laten zijn die geldt na de wijziging van de bouwverordening. Dit geldt uiteraard niet voor de van rechtswege vervallen artikelen van de bouwverordening, omdat het voor deze artikelen in de plaats komende rijksregelgeving een dergelijke mogelijkheid niet kent. 13

227

228

229

230

231

232

233

234

Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020

Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 Sliedrecht, april 2012 Voorwoord wethouder Hierbij bied ik u namens het gemeentebestuur de visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 (verder kortweg

Nadere informatie

Aangepast. Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020

Aangepast. Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 Aangepast Visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 Sliedrecht, juni 2012 Voorwoord wethouder Hierbij bied ik u namens het gemeentebestuur de visie onderwijs en educatie Sliedrecht 2012-2020 (verder

Nadere informatie

Voorafgaand aan de bijeenkomst staat er vanaf uur in de raadsontmoetingsruimte een kop koffie/thee voor u klaar.

Voorafgaand aan de bijeenkomst staat er vanaf uur in de raadsontmoetingsruimte een kop koffie/thee voor u klaar. De voorzitter van de opiniërende bijeenkomst nodigt u uit voor de opiniërende bijeenkomst van dinsdag 25 februari. Aanvang 20.00 uur, raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht Voorafgaand

Nadere informatie

Raadsvoorstel (gewijzigd)

Raadsvoorstel (gewijzigd) Raadsvoorstel (gewijzigd) Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Zaaknummer: 1094803 Sliedrecht, 29 oktober 2013 Onderwerp: Integraal Huisvestingsplan Onderwijsvoorzieningen Beslispunten Wij stellen u

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Sliedrecht

Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Raadsvoorstel Concept Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Agendapunt: Sliedrecht, 29 maart 2011 Onderwerp: Comptabiliteitsbesluiten april 2011 Voorgesteld besluit: De comptabiliteitsbesluiten voor april

Nadere informatie

: Vaststellen kaders van de onderwijsvisie

: Vaststellen kaders van de onderwijsvisie Vergadering 4 december 2007 Gemeenteraad Onderwerp : Vaststellen kaders van de onderwijsvisie B&W vergadering : 30 oktober 2007 Dienst / afdeling : Griffie commissie samenleving Aan de gemeenteraad, Aanleiding

Nadere informatie

Agendanummer: Begrotingswijz.:

Agendanummer: Begrotingswijz.: Agendanummer: Begrotingswijz.: CS1 Notitie samenwerking en spreiding kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en primair Onderwerp : onderwijs 'Een stap in het bundelen van krachten' Kenmerk: 10/0025968 Aan de

Nadere informatie

Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht. Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname

Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht. Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 31 mei 2012 Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van

Nadere informatie

GEVOLGEN VOOR JA/NEE ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel Juridisch

GEVOLGEN VOOR JA/NEE ROUTING DATUM Communicatie Nee College Financieel Juridisch *Z00EE495836* Voorstel voor de gemeenteraad Voorstelnummer Voorstellen Raad Directeur : mevr. S. van Heeren Zaakgericht\334 Behandelend ambtenaar N. van der Heijden Zaaknummer Z.15-14107 Datum: 13 april

Nadere informatie

G E M E E N T E SLIEDRECHT N O T U L E N. van de vergadering van burgemeester en wethouders gehouden op dinsdag 24 mei 2011

G E M E E N T E SLIEDRECHT N O T U L E N. van de vergadering van burgemeester en wethouders gehouden op dinsdag 24 mei 2011 Nr. 2011-20 OPENBAAR G E M E E N T E SLIEDRECHT N O T U L E N van de vergadering van burgemeester en wethouders gehouden op dinsdag 24 mei 2011 Aanwezig: J.P. Tanis, J.A. Lavooi, A. de Waard, A.G.M. van

Nadere informatie

Portefeuillehouders. Wethouder S. Luijten. 4. Onderwijs. Raad 31 okt 02 nov Programmabegroting

Portefeuillehouders. Wethouder S. Luijten. 4. Onderwijs. Raad 31 okt 02 nov Programmabegroting Portefeuillehouders Wethouder S. Luijten 4. Onderwijs 59 Taakveld 4 Onderwijs Wat gaan we bereiken en wat gaan we doen? De gemeente stimuleert samen met haar partners een doorgaande ontwikkellijn voor

Nadere informatie

Startnotitie (oriënterend)

Startnotitie (oriënterend) Startnotitie (oriënterend) Datum vergadering Voorbereidende gemeenteraad Voorstelnummer Agendapunt 13 maart 2012 RV/12/00145 6 Oriënterende notitie ingebracht door Begrotingsprogramma Portefeuillehouder

Nadere informatie

Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit, 2014-2017

Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit, 2014-2017 Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit, 2014-2017 1. Inleiding Op 15 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten om de Beleidsnotitie Voorschoolse educatie, Bundelen van Krachten

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: Registratienummer: Onderwerp: Besluitvorming Huisvestingsfinanciën herontwikkeling raadhuis.

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: Registratienummer: Onderwerp: Besluitvorming Huisvestingsfinanciën herontwikkeling raadhuis. Raadsvoorstel Agendanummer: Datum raadsvergadering: Registratienummer: Onderwerp: Besluitvorming Huisvestingsfinanciën herontwikkeling raadhuis. Gevraagde Beslissing: Te besluiten om: De reserve raadhuis

Nadere informatie

GEWIJZIGDE Agenda. Maandag 25 januari 2010, uur

GEWIJZIGDE Agenda. Maandag 25 januari 2010, uur GEWIJZIGDE Agenda Opiniërende bijeenkomst Maandag 25 januari 2010, 19.30 uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht 1. Opening Stukken Richttijden 2. Spreekrecht burgers over geagendeerde

Nadere informatie

Educatief Beraad gemeente Terneuzen 2016 2020 + Lokale Educatieve Agenda 2016 2020 Opzet van dit document 1. Wat is het Educatief Beraad? 2. Ambitie en visie samenwerkende partners in het Educatief Beraad.

Nadere informatie

Conceptvisie Brede Scholen in Sliedrecht Samenwerken & verbinden voor de jeugd

Conceptvisie Brede Scholen in Sliedrecht Samenwerken & verbinden voor de jeugd Conceptvisie Brede Scholen in Sliedrecht Samenwerken & verbinden voor de jeugd Opdrachtgever: Hans Tanis, Wethouder Onderwijs Auteurs: Hans Erkens en Diana Vonk Datum: 9 oktober 2013 Inleiding 1.1. Aanleiding

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen

Raadsvoorstel. Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen Raadsvoorstel Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen 2014-2017 Datum raadsvergadering 06-02-2014 Portefeuillehouder(s) R.G. te Beest W.E. Westerman Registratienummer Rs13.00783 Ambtenaar K. Bruijns Datum

Nadere informatie

D. Meeuwsen raad februari 2010

D. Meeuwsen raad februari 2010 6 D. Meeuwsen 040-2083588 dme@valkenswaard.nl Brede school de Vlaswiek. 10raad00037 25 februari 2010 Nu het integrale plan Taxandria e.o. niet meer wordt gerealiseerd dient u een krediet beschikbaar te

Nadere informatie

Datum raadsvergadering n.t.b.

Datum raadsvergadering n.t.b. Raadsvoorstel Datum vaststelling voorstel door het college 4 april 2017 Datum raadsvergadering n.t.b. Nummer raadsvoorstel 2017-405 Bijbehorend veld van de programmabegroting Onderwijs (huisvesting), jeugdbeleid,

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum : Ag nr. : Datum :29-03-07 Onderwerp Lokaal Educatieve Agenda 2007-2010 Voorstel Voorstel tot het vaststellen van de kaders voor de Lokaal Educatieve Agenda 2007-2010 Inleiding In 2006 hebben drie conferenties

Nadere informatie

Raadsbesluit blad : 1 van 5

Raadsbesluit blad : 1 van 5 Raadsbesluit blad : 1 van 5 Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 76063 Datum : 2 september 2014 Programma : Onderwijs Blad : 1 van 5 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder: mw. M.J.T.G.

Nadere informatie

Zijn in het voorstel één of meer van de volgende aspecten van toepassing?

Zijn in het voorstel één of meer van de volgende aspecten van toepassing? Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Portefeuillehouder( s) Contactpersoon Afdeling Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon Programmanummer en -naam : Vaststelling Kadernota Integrale Veiligheid

Nadere informatie

Lokaal Educatieve Agenda Breda samenvatting

Lokaal Educatieve Agenda Breda samenvatting Lokaal Educatieve Agenda Breda samenvatting LEA en partners LEA staat symbool voor de Bredase jeugd van 0 tot 23 jaar die alle kansen krijgt om een goede schoolloopbaan te doorlopen: een kind van 0 tot

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Transformatieagenda Wmo en haar omgeving. besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Transformatieagenda Wmo en haar omgeving. besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen Raadsvoorste l Raadsvoorstel Transformatieagenda 2017-2018 Wmo en haar omgeving doel: aan: besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen zaaknummer: 161900 datum voorstel: 23 november 2016 datum collegevergadering:

Nadere informatie

Krimpen aan den IJssel

Krimpen aan den IJssel VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Voorstel 22 maart 2011 Agendanummer : J.P.M. Heggelman Datum Samenleving raadsvergadering : 7 februari Beleidsontwikkeling Registratienummer : Onderwerp: Krimpenerwaard College

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 376480 Datum : 8 november 2016 Programma : Onderwijs, sport en cultuur Blad : 1 van 5 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder:

Nadere informatie

A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet

A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet Gemeente Nieuwkoop College van Burgemeester en Wethouders raadsvoorstel portefeuillehouder opgesteld door Registratienummer A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Raadsvergadering d.d. : 26 februari Agendapunt : 7. : Integraal Huisvestingsplan (opiniërend) B&W besluit d.d.

Raadsvoorstel. Raadsvergadering d.d. : 26 februari Agendapunt : 7. : Integraal Huisvestingsplan (opiniërend) B&W besluit d.d. Raadsvoorstel Raadsvergadering d.d. : 26 februari 2013 Agendapunt : 7 Portefeuillehouder Onderwerp : dhr. H.E. Waalkens : Integraal Huisvestingsplan (opiniërend) B&W besluit d.d. : 29 januari 2013 Leens,

Nadere informatie

Raadsstuk. Onderwerp Aanpassen en beschikbaar stellen krediet uitbreiding en renovatie van basisschool Molenwiek Dalton, Betuwelaan 2

Raadsstuk. Onderwerp Aanpassen en beschikbaar stellen krediet uitbreiding en renovatie van basisschool Molenwiek Dalton, Betuwelaan 2 Raadsstuk Onderwerp Aanpassen en beschikbaar stellen krediet uitbreiding en renovatie van basisschool Molenwiek Dalton, Betuwelaan 2 Nummer 2017/585256 Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld

Nadere informatie

Voorgesteld besluit de Verordening Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Wijk bij Duurstede 2012 wordt vastgesteld.

Voorgesteld besluit de Verordening Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Wijk bij Duurstede 2012 wordt vastgesteld. Raadsvergadering, 19 juni 2012 Voorstel aan de Raad Onderwerp: Vaststelling Verordening Peuterspeelzalen. Nr.: 505 Agendapunt: 9 Datum: 29 mei 2012 Onderdeel raadsprogramma: Samenleven Portefeuillehouder:

Nadere informatie

N.B. Raadsvoorstel en raadsbesluit aangepast naar aanleiding van memo Actuele kosten 7e lokaal Barbaraschool en het Open Huis d.d.

N.B. Raadsvoorstel en raadsbesluit aangepast naar aanleiding van memo Actuele kosten 7e lokaal Barbaraschool en het Open Huis d.d. RAADSVOORSTEL NR: 19-61 Raadsvergadering Zaaknummer 9 mei 2019 653322 Onderwerp: Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting 2019 Aan de raad, Onderwerp Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting 2019 Gevraagde

Nadere informatie

VERGADERING. van het VIJFHEERENLANDEN-BERAAD. Datum: woensdag 1 februari Raadzaal, Stadhuis, Vianen

VERGADERING. van het VIJFHEERENLANDEN-BERAAD. Datum: woensdag 1 februari Raadzaal, Stadhuis, Vianen VERGADERING van het VIJFHEERENLANDEN-BERAAD Datum: woensdag 1 februari 2017 Tijdstip: Locatie: 19.30 uur Raadzaal, Stadhuis, Vianen Voorzitter: A.F. (André) Bonthuis, waarnemend burgemeester gemeente Zederik

Nadere informatie

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL GEMEENTERAAD MENAMERADIEL Menaam : 14 juni 2012 Portefeuillehouder : A. Dijkstra Punt : [07] Behandelend ambtenaar : Anja Buma / Gerard de Haan Doorkiesnummer : (0518) 452918 / (0518) 452964 Onderwerp

Nadere informatie

Datum raadsvergadering maandag 15 december 2014

Datum raadsvergadering maandag 15 december 2014 Raadsvoorstel Datum vaststelling voorstel door het college 11 november 2014 Datum raadsvergadering maandag 15 december 2014 Nummer raadsvoorstel 2014-088 Bijbehorend veld van de programmabegroting Onderwijs

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE RAAD. Brede school Giessen/Rijswijk Volgnr Portefeuillehouder wethouder R. Bergsma

VOORSTEL AAN DE RAAD. Brede school Giessen/Rijswijk Volgnr Portefeuillehouder wethouder R. Bergsma Onderwerp Brede school Giessen/Rijswijk Volgnr. 2012-049 Portefeuillehouder wethouder R. Bergsma Ambtenaar Gerty Vonk Afdeling Samenleving Datum voorstel 21 augustus 2012 Opiniërende raad 11 september

Nadere informatie

Agendapunt: 5 Sliedrecht, 30 november 2009. Onderwerp: Besluit tegemoetkoming computerapparatuur en internetverbinding

Agendapunt: 5 Sliedrecht, 30 november 2009. Onderwerp: Besluit tegemoetkoming computerapparatuur en internetverbinding Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Agendapunt: 5 Sliedrecht, 30 november 2009 Onderwerp: Besluit tegemoetkoming computerapparatuur en internetverbinding Voorgesteld besluit: 1. Vaststellen

Nadere informatie

Notitie Onderwijs en LEA 2011

Notitie Onderwijs en LEA 2011 BESPREEKNOTITIE TEN BEHOEVE VAN DE VOORBEREIDENDE RAADSVERGADERING Datum : 24 augustus 2011 Datum vergadering : 6 september 2011 Onderwerp : Notitie Onderwijs en LEA 2011 Geachte raad, Binnen de eerder

Nadere informatie

Raadsvergadering. Basis van de besluitvorming Collegeagenda Binden en Bewegen. Visie Sociaal Domein en de Beleidsagenda Sociaal Domein

Raadsvergadering. Basis van de besluitvorming Collegeagenda Binden en Bewegen. Visie Sociaal Domein en de Beleidsagenda Sociaal Domein RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 22 juni 2017 17-049 Onderwerp Transformatieplan Sociaal Domein 2017-2018 Aan de raad, Onderwerp Transformatieplan Sociaal Domein 2017-2018 Voorstel 1. Het Transformatieplan

Nadere informatie

Voorstel om te besluiten Het door de raad vastgestelde subsidieplafond voor de voorschoolse voorzieningen van te verhogen tot

Voorstel om te besluiten Het door de raad vastgestelde subsidieplafond voor de voorschoolse voorzieningen van te verhogen tot Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 13 september 2017 / 74 / 2017 Fatale termijn: besluitvorming vóór: Onderwerp Ophoging subsidieplafond voorschoolse voorzieningen Programma Onderwijs Portefeuillehouder

Nadere informatie

X X X B. en W. d.d. 25 oktober 2016 Nr. 11B Onderwerp: Onderwijsachterstandenbeleid

X X X B. en W. d.d. 25 oktober 2016 Nr. 11B Onderwerp: Onderwijsachterstandenbeleid BURGEMEESTER EN WETHOUDERS-ADVIES Zaaknr.: 052316520 Par. coördinator: Par. afdelingshfd: Par. PH : Documentnr.: 052355650 Van afdeling: BOO Opgesteld door: J. Quartel Datum: 17 oktober 2016 Overleg gepleegd

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Vergaderdatum: 23 februari 2010 Registratienummer: 2010/22 Agendapunt nummer: 17

Raadsvoorstel. Vergaderdatum: 23 februari 2010 Registratienummer: 2010/22 Agendapunt nummer: 17 Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 23 februari 2010 Registratienummer: 2010/22 Agendapunt nummer: 17 Onderwerp Samenwerking SKOBOS-Korein in de Antoniusschool

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

Aan de raad van de gemeente Lingewaard Aan de raad van de gemeente Lingewaard Onderwerp Voorstel tot het niet deelnemen aan het Regionaal Bureau Leerplichtzaken (RBL) met uitzondering van het deel Volwasseneducatie en RMC/Team VSV. 1. Samenvatting

Nadere informatie

Belangstellenden zijn van harte welkom de vergadering bij te wonen.

Belangstellenden zijn van harte welkom de vergadering bij te wonen. Agenda Raadsbijeenkomst Uitnodiging voor de vergadering op dinsdag 5 april 2011 20:00-23:00 uur, locatie Raadzaal Voorzitter : Piet IJssels 1 Inloopuurtje politieke partijen vanaf 19.00 uur De raadsbijeenkomst

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Raadsstuknummer : 2011/21892 Datum : 16 augustus 2011 Programma : Bestuur en Organisatie Blad : 1 van 6 Cluster : Bestuur Portefeuillehouder:

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein Raad VOORBLAD Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage Agendering Commissie Bestuurlijk Domein x Gemeenteraad Commissie Ruimtelijk Domein Lijst ingekomen stukken x Commissie Sociaal en

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL Agendanummer Onderwerp: lokaal educatieve agenda gemeente Moerdijk,

RAADSVOORSTEL Agendanummer Onderwerp: lokaal educatieve agenda gemeente Moerdijk, RAADSVOORSTEL Agendanummer 10.2 Raadsvergadering van 23 september 2010 Onderwerp: lokaal educatieve agenda gemeente Moerdijk, 2010-2014 Verantwoordelijke portefeuillehouder: Mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL Agendanummer 7.4. Onderwerp: Nota Speelruimtebeleid Spelen in Moerdijk

RAADSVOORSTEL Agendanummer 7.4. Onderwerp: Nota Speelruimtebeleid Spelen in Moerdijk VANWEGE STAKEN VAN STEMMEN BIJ HET AMENDEMENT VAN ONAFHANKELIJK MOERDIJK OVER DIT ONDERWERP WORDT DIT OPNIEUW GEAGENDEERD IN DE RAADSVERGADERING VAN 25 FEBRUARI 2010. RAADSVOORSTEL Agendanummer 7.4 Raadsvergadering

Nadere informatie

Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012

Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012 Besluitenlijst vergadering college van B&W d.d. 22-05-2012 Registratienummer: 2012/7540 Aanwezig : Burgemeester L.C. Poppe-de Looff N Weth. M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf (voorzitter) J Weth. W. van Hees

Nadere informatie

Voorstel voor de Raad

Voorstel voor de Raad Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 27 juni 2013 Agendapuntnummer : XI, punt 5 Besluitnummer : 999 Portefeuillehouder : Burgemeester Roger de Groot Aan de gemeenteraad Onderwerp: Kaderstellende

Nadere informatie

Raadsvergadering d.d. : 28 en 30 juni 2016 Agendanr.:

Raadsvergadering d.d. : 28 en 30 juni 2016 Agendanr.: Raadsvergadering d.d. : 28 en 30 juni 2016 Agendanr.: Afdeling : Beleid en Ontwikkeling Portefeuillehouder : Wethouder F.L.J. van der Meijden Onderwerp : Haalbaarheidsonderzoek Integraal Kind Centrum (IKC)

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL NR: mei Onderwerp: Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting Aan de raad,

RAADSVOORSTEL NR: mei Onderwerp: Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting Aan de raad, RAADSVOORSTEL NR: 19-61 Raadsvergadering Zaaknummer 9 mei 2019 653322 Onderwerp: Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting 2019 Aan de raad, Onderwerp Huisvestingsprogramma Onderwijshuisvesting 2019 Gevraagde

Nadere informatie

Raadsvergadering, 2 februari 2010. Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Economisch Actie Programma

Raadsvergadering, 2 februari 2010. Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Economisch Actie Programma Raadsvergadering, 2 februari 2010 Voorstel aan de Raad Onderwerp: Economisch Actie Programma Nr.: 369 Agendapunt: Voorbespreking & 15 Datum: 19 januari 2010 Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder:

Nadere informatie

OPINIERONDE 7 maart 2013. Casenr: 13.00148 Onderwerp: Aanbevelingen n.a.v. Raadsonderzoek Kafi en Rekenkamerrapport "Lage Zwaluwe West"

OPINIERONDE 7 maart 2013. Casenr: 13.00148 Onderwerp: Aanbevelingen n.a.v. Raadsonderzoek Kafi en Rekenkamerrapport Lage Zwaluwe West Aan de Raad Made, 29 januari 2013 OPINIERONDE 7 maart 2013 Agendapuntnummer: 6 Raadsvergadering 21 maart 2013 Registratienummer: 13int00406 Casenr: 13.00148 Onderwerp: Aanbevelingen n.a.v. Raadsonderzoek

Nadere informatie

BESLUITENLIJST VAN DE VERGADERING

BESLUITENLIJST VAN DE VERGADERING BESLUITENLIJST VAN DE VERGADERING VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS D.D. 7 APRIL 2009 Aanwezig: de heer M.C. Boevée, burgemeester de heer J.A. Lavooi, wethouder de heer J.P. Tanis, wethouder

Nadere informatie

Onderwerp : Uitvoeringsnotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen

Onderwerp : Uitvoeringsnotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen Raadsvoorstel *Z0345EB2B4F* Aan de raad Documentnummer : INT-16-30918 Afdeling : Samenleving Onderwerp : Uitvoeringsnotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen Inleiding Volgens de huidige plannen

Nadere informatie

Vaststellen besluitenlijst ( ) De besluitenlijst van de besluitvormende raadsvergadering van 15 november 2018.

Vaststellen besluitenlijst ( ) De besluitenlijst van de besluitvormende raadsvergadering van 15 november 2018. nieuwkoop Agenda Besluitvormende raadsvergadering Datum Tijd 13 december 2018 20:00 uur Locatie Voorzitter Raadszaal Nieuwveen Frans Buijserd IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIII G181230 1 Opening 2 Vaststellen agenda

Nadere informatie

Geen leerling zonder diploma van school: educatie

Geen leerling zonder diploma van school: educatie Geen leerling zonder diploma van school: educatie In het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma Grote Steden Beleid 2005-2009 is als doelstelling voor de besteding van de middelen uit de Web geformuleerd; de

Nadere informatie

Nota van B&W. Onderwerp Opheffen beheerscommissie Bos en Vaart

Nota van B&W. Onderwerp Opheffen beheerscommissie Bos en Vaart Onderwerp Opheffen beheerscommissie Bos en Vaart Nota van B&W Portefeuille M. Divendal Auteur Dhr. S.K. Satter Telefoon 5115708 E-mail: ssatter@haarlem.nl MO/OWG Reg.nr. OWG-2006-569 GEEN bijlagen kopiëren

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel:

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg 1 8331 XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: Voor raadsvergadering d.d.: 11-04-2017 Agendapunt: Onderwerp: Aan de raad van

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Bevoegdheid Raad. Vergaderdatum: 25 oktober 2011 Registratienummer: 2011/69 Agendapunt nummer: 8

Raadsvoorstel. Bevoegdheid Raad. Vergaderdatum: 25 oktober 2011 Registratienummer: 2011/69 Agendapunt nummer: 8 Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 25 oktober 2011 Registratienummer: 2011/69 Agendapunt nummer: 8 Onderwerp Restant boekwaarde Paulusschool en Korenbloem Inleiding/aanleiding

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp: Integraal huisvestingsplan Registratienummer: 513472 Op voorstel van het college d.d.: 17 december 2013 Datum vergadering: 28 januari 2014 Portefeuillehouder: J.P.

Nadere informatie

NB: Dit is een gewijzigde agenda. Toegevoegd is agendapunt Uitvoering en financiering Lokale Educatieve Agenda

NB: Dit is een gewijzigde agenda. Toegevoegd is agendapunt Uitvoering en financiering Lokale Educatieve Agenda Algemene raadscommissie Aan de leden van de gemeenteraad, de algemene raadscommissie van de raad en het college van burgemeester en wethouders Secretaris: drs. M. Vernes doorkiesnummer : 0229 252388 uw

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 284467 Datum : 25 april 2016 Programma : Blad : 1 van 5 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder: mw. M.J.T.G. van Beukering-Huijbregts

Nadere informatie

Onderwerp Aanvullend krediet t.b.v. renovatie basisschool De Regenboog

Onderwerp Aanvullend krediet t.b.v. renovatie basisschool De Regenboog Raadsvoorstel Agendapunt: Onderwerp Aanvullend krediet t.b.v. renovatie basisschool De Regenboog Datum voorstel Datum raadsvergadering Bijlagen Ter inzage 28 mei 2014 8 juli 2014 Activiteitenplan+ kostenraming

Nadere informatie

Onderwerp: Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs

Onderwerp: Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs Agendapunt: Meppel, Aan de Gemeenteraad. Raadsvoorstel nr. Onderwerp: Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs Voorgesteld besluit Het Integraal Huisvestingsplan

Nadere informatie

Ti Bergen op Zoom. Gemeente RVB Voorlegger Raadsvoorstel

Ti Bergen op Zoom. Gemeente RVB Voorlegger Raadsvoorstel Gemeente Ti Bergen op Zoom Voorlegger Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Portefeuillehouder(s) Contactpersoon Afdeling Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon Programmanummer en -naam Verordening

Nadere informatie

Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^

Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^ Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: Activiteit; Stellers: Conny van Aarle Akkoord: Gemeente Boxtel, afd. Maatschappelijke Ontwikkeling H. Schuurman;

Nadere informatie

Concept Raadsvoorstel

Concept Raadsvoorstel Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Sliedrecht, 14 augustus 2012 Onderwerp: Jaarverslag 2011 van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht. Voorgesteld

Nadere informatie

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers VISIEDOCUMENT November 2015 OOGO De Liemers De samenwerkende gemeenten Duiven, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar en de samenwerkingsverbanden

Nadere informatie

Hoofdlijnenakkoord voor het inrichten van een Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam

Hoofdlijnenakkoord voor het inrichten van een Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam Afdeling Onderwijs, Jeugd en Educatie Team Onderwijs VO Hoofdlijnenakkoord voor het inrichten van een Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam Betrokken partijen: De instellingen voor Beroepsonderwijs

Nadere informatie

Nieuwe koers brede school

Nieuwe koers brede school bijlage bij beleidsvoorstel Brede Talentontwikkeling in de Kindcentra 28 mei 2013 Nieuwe koers brede school (november 2012) 1. Waarom een nieuwe koers? De gemeente Enschede wil investeren in de jeugd.

Nadere informatie

De GAB wil graag reageren op het Integraal Huisvestingsplan onderwijshuisvesting

De GAB wil graag reageren op het Integraal Huisvestingsplan onderwijshuisvesting info@gabgouda.nl www.gabgouda.nl Aan: Gemeente Gouda College van Burgemeester en wethouders postbus 1086 2800 BB Gouda Gouda, 22 maart 2019. Betreft: Integraal Huisvestingsplan onderwijshuisvesting 2017-2032

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Eikenstein - Vervolg

RAADSVOORSTEL. Eikenstein - Vervolg RAADSVOORSTEL Eikenstein - Vervolg Portefeuillehouder S. Jansen Ronde Tafel 29 november 2018 Opsteller R. van Veen Debat 18 december 2018 Zaak/stuknummer 290743 Raadsvergadering 15 januari 2019 Raadsvoorstel

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.:

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.: RAADSVOORSTEL 12.0095 Rv. nr.: 12.0095 B en W-besluit d.d.: 18-9-2012 B en W-besluit nr.: 12.0802 Naam programma: Jeugd en onderwijs Onderwerp: Beleidsuitgangspunten voorschoolse voorzieningen en de relatie

Nadere informatie

gemeente Heemskerk 15 december december 2016 R Rs

gemeente Heemskerk 15 december december 2016 R Rs Raadsbesluit gemeente beverwijk gemeente Heemskerk W GEMEENTE VELSEN Datum raadsvergadering Datum IJmond-commissie Raadsbesluitnummer Registratienummer 15 december 2016 6 december 2016 R16.082 Rs 16.00708

Nadere informatie

Raadsvergadering. 6 november

Raadsvergadering. 6 november RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 6 november 2014 14-105 Onderwerp Resultaten bezuinigingsproject 'Bunnikse Kwaliteit' Aan de raad, Onderwerp Resultaten bezuinigingsproject 'Bunnikse Kwaliteit' Gevraagde

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp Vaststellen vervolgtraject project herinrichting Loswal fase 1

Raadsvoorstel. Onderwerp Vaststellen vervolgtraject project herinrichting Loswal fase 1 Raadsvoorstel Onderwerp Vaststellen vervolgtraject project herinrichting Loswal fase 1 Raadsvergadering 17 december 2009 Agendapunt Portefeuillehouder G.J. Bos Afdeling Ambtenaar Ruimte en Wonen C. Rijnen

Nadere informatie

DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE

DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE Onderwerp: Toekomst peuterspeelzaalwerk 2016 Registratienummer: 00537810 Op voorstel B&W d.d.: 31 maart 2015 Datum vergadering: 29 april 2015 Portefeuillehouder: M. Schlösser

Nadere informatie

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Meerjarenbeleidsplan Participatiewet Regio Alblasserwaard- Vijfheerenlanden

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Meerjarenbeleidsplan Participatiewet Regio Alblasserwaard- Vijfheerenlanden Raadsvoorstel: 2015-1401 Onderwerp: Vaststelling Meerjarenbeleidsplan Participatiewet 2016-2020 Regio Alblasserwaard- Vijfheerenlanden Datum: 3 september 2015 Portefeuillehouder: J. Freije Raadsbijeenkomst:

Nadere informatie

Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie

Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie Raadsvergadering : 27 oktober 2008 Agendapunt : 6 Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie Samenvatting

Nadere informatie

Aan de Raad. Masterplan Onderwijshuisvesting. SaZa - Welzijn / mvd Besluitvormend

Aan de Raad. Masterplan Onderwijshuisvesting. SaZa - Welzijn / mvd Besluitvormend Aan de Raad Agendapunt: 7 Onderwerp: Masterplan Onderwijshuisvesting Kenmerk: Status: SaZa - Welzijn / mvd Besluitvormend Kollum, 4 oktober 2011 Samenvatting In het Masterplan komen de drie trajecten die

Nadere informatie

Raadsvoorstel. agendapunt. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Onderwerp Herinrichting Sportpark IJsseloever

Raadsvoorstel. agendapunt. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Onderwerp Herinrichting Sportpark IJsseloever Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Raadsstuknummer : 2012/14114 Datum : 19 juni 2012 Programma : Sport Blad : 1 van 5 Cluster : Samenleving Portefeuillehouder: mw. M. van

Nadere informatie

Voorstel aan : de gemeenteraad van 28 juni 2004 Behandeling in : commissie Samenlevingszaken en Middelen van 15 juni 2004

Voorstel aan : de gemeenteraad van 28 juni 2004 Behandeling in : commissie Samenlevingszaken en Middelen van 15 juni 2004 Voorstel aan : de gemeenteraad van 28 juni 2004 Behandeling in : commissie Samenlevingszaken en Middelen van 15 juni 2004 Nummer : Onderwerp : Integraal HuisvestingsPlan (IHP) Onderwijs Bijlage(n) : 2

Nadere informatie

Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, uur

Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, uur AGENDA Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, 19.30 20.30 uur Locatie: zaal A, MRDH Westersingel 12, Rotterdam Parkeren: kan op het parkeerterrein van de MRDH. Ingang via de poort naast

Nadere informatie

agenda besluitvormende raadsvergadering

agenda besluitvormende raadsvergadering agenda besluitvormende raadsvergadering datum 15 oktober 2015 20.00 uur plaats Raadszaal Nieuwveen Frans Buijserd aanvang voorzitter Onderwerp Portefeuille houder 1. Opening 2. Raadsvoorstel Beëdiging

Nadere informatie

5 Notulen van de openbare raadsvergadering van 15 september 2011, na schorsing voo rtgezet op 22 september 2011.

5 Notulen van de openbare raadsvergadering van 15 september 2011, na schorsing voo rtgezet op 22 september 2011. Vergadering Besluitvormende raadsbijeenkomst 27-10-2011 Tijd: 00:00-00:00 Voorzitter: 0 raadzaal 1 Opening en mededelingen omtrent de vergadering. 2 Inspraak en Uitspraak. A. Spreekgelegenheid voor het

Nadere informatie

- 1 - Begrotingswijziging n.v.t. X Kaderstellen Controleren Budget autoriseren Consulteren

- 1 - Begrotingswijziging n.v.t. X Kaderstellen Controleren Budget autoriseren Consulteren - 1 - ALGEMENE GEGEVENS Agendapunt 9. Registratienummer 2014-000951/r Portefeuillehouder FK Griffier 0561-691201 BIJLAGEN (in te vullen door griffier) Voorstel X Raadsvoorstel Concept besluit X Begrotingswijziging

Nadere informatie

voor- en vroegschoolse educatie Convenant uitvoering Boxtels model

voor- en vroegschoolse educatie Convenant uitvoering Boxtels model Convenant uitvoering Boxtels model Impuls kwaliteit VVE beleid Boxtel 6 juli 2011 Aanleiding en doelstelling bestuurlijk convenant Met ingang van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie krijgt

Nadere informatie

Voorstel aan de raad. Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel:

Voorstel aan de raad. Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg 1 8331 XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: Voor raadsvergadering d.d.: 11-10-2016 Agendapunt: Onderwerp: Cultuuragenda Kansen

Nadere informatie

REGELING TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING INTEGRALE PLANNEN PRIMAIR ONDERWIJS EN VOORSCHOLEN DEN HAAG 2016

REGELING TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING INTEGRALE PLANNEN PRIMAIR ONDERWIJS EN VOORSCHOLEN DEN HAAG 2016 RIS300293 REGELING TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING INTEGRALE PLANNEN PRIMAIR ONDERWIJS EN VOORSCHOLEN DEN HAAG 2016 Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, gelet op: - artikel 5

Nadere informatie

De Akkers. Kwaliteitsonderzoek. vroegschoolse educatie

De Akkers. Kwaliteitsonderzoek. vroegschoolse educatie De Akkers Kwaliteitsonderzoek vroegschoolse educatie Datum vaststelling: 15 maart 2019 Samenvatting De inspectie heeft op 6 november 2018 een onderzoek uitgevoerd in groep 1 en 2 van basisschool OBS De

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SCHOOLVERZUIM EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN REGIO WEST-KENNEMERLAND

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SCHOOLVERZUIM EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN REGIO WEST-KENNEMERLAND BOB 13/029 Aan de raad, GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SCHOOLVERZUIM EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN REGIO WEST-KENNEMERLAND Voorgeschiedenis / aanleiding Op verzoek van de portefeuillehouders RMC(Regionale

Nadere informatie

De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op:

De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op: Agenda Raad De voorzitter van de raad van de gemeente Terschelling roept de leden van de raad op tot het houden van een openbare vergadering op: Dinsdag 22 december 2015, aanvang 19.30 uur in de raadzaal

Nadere informatie

geen bij het project duurzame renovatie stadhuis Woerden. Advies: Akkoord te gaan met 17R Besluit : Akkoord Nee

geen bij het project duurzame renovatie stadhuis Woerden. Advies: Akkoord te gaan met 17R Besluit : Akkoord Nee VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & VOORSTEL AAN DE RAAD Van: B. Atema Tel nr: 8480 Nummer: 17A.01159 Datum: 26 oktober 2017 Team: Vastgoed Tekenstukken: Ja Bijlagen: Geen Afschrift aan: geen N.a.v.

Nadere informatie

Belangstellenden zijn van harte welkom de vergadering bij te wonen.

Belangstellenden zijn van harte welkom de vergadering bij te wonen. Agenda Raadsvergadering Uitnodiging voor de vergadering op donderdag 27 oktober 2011 19:30-22:00 uur, locatie Raadzaal Voorzitter : Frank Duijnhouwer 1 Opening Belangstellenden zijn van harte welkom de

Nadere informatie

Raadsvergadering. Bovendien wijzen wij u er op dat in deze kadernota nog geen rekening is gehouden met de implementatie van de strategische agenda.

Raadsvergadering. Bovendien wijzen wij u er op dat in deze kadernota nog geen rekening is gehouden met de implementatie van de strategische agenda. RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 30 juni 2016 16-049 Onderwerp Kadernota 2017-2020 Aan de raad, Onderwerp Kadernota 2017-2020. Gevraagde beslissing 1. De Kadernota 2017-2020 vast te stellen. Grondslag

Nadere informatie

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 13 ONDERWERP. Concept-nota "Binnensportaccommodaties, ontwikkelingen in de periode ".

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 13 ONDERWERP. Concept-nota Binnensportaccommodaties, ontwikkelingen in de periode . Kraan, Cisca van der OCSW S2 RAD: RAD140924 woensdag 24 september 2014 BW: BW140708 voorstel gemeenteraad Vergadering van de gemeenteraad van 24 september 2014 Portefeuillehouder : G.J.W. Gabriëls Behandelend

Nadere informatie

BESLUITENLIJST (1) OPENBAAR. Van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaltbommel d.d. 9 januari 2018

BESLUITENLIJST (1) OPENBAAR. Van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaltbommel d.d. 9 januari 2018 BESLUITENLIJST (1) Van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaltbommel d.d. 9 januari 2018 OPENBAAR AANWEZIG: Burgemeester : J.P. Rehwinkel Wethouder : C.A.H. Zondag Wethouder

Nadere informatie

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016 Raadsvoorstel: 2016-1545 Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016 Datum: 1 maart 2016 Portefeuillehouder: J. Freije Raadsbijeenkomst: 17 maart 2016 Raadsvergadering: 7 april 2016

Nadere informatie