UITVOERING EN IMPACT VAN DOORONTWIKKELING BETER BESCHERMD PLUS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UITVOERING EN IMPACT VAN DOORONTWIKKELING BETER BESCHERMD PLUS"

Transcriptie

1 UITVOERING EN IMPACT VAN DOORONTWIKKELING BETER BESCHERMD PLUS ONDERZOEKSRAPPORT VLIEGWIEL 1 STADSREGIO ROTTERDAM Woerden, mei 2014 Bas Vogelvang Bart de Jong Agnes van Burik VanMontfoort Corine Balder Hogeschool Leiden

2 Colofon Vogelvang, B., Jong. B. de, Burik, A. van. & Balder, C. (2014). Uitvoering en impact van Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus. Onderzoeksrapport Vliegwiel 1 stadsregio Rotterdam. Woerden: VanMontfoort. Definitieve versie VanMontfoort Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van VanMontfoort. Bij overname is bronvermelding verplicht. 2 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

3 Inhoud Overzicht tabellen... 5 Samenvatting Vliegwiel 1 en Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus Achtergrond en doelen van Vliegwiel Achtergrond, doelen en werkwijze van Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus Beter Beschermd Plus Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus Onderzoeksvragen Onderzoeksopzet Inleiding Kwantitatief deel: monitor en dossieronderzoek Kwalitatief deel: casussen en methodische leerbesprekingen Uitbreiding met een tweede deelonderzoek Resultaten Verloop van het onderzoek De samenloop van BB + met het Jeugdbeschermingsplein Aanpassingen in de aanpak van casusregie binnen BJz SR De voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg Leeswijzer Resultaten doel 1: De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Wordt het PvA Bescherming vaker samen met de ouders en andere hulpverleners gemaakt? Is er meer aandacht voor het informele netwerk? Wordt het informele netwerk meer ingezet bij de uitvoering van het PvA Bescherming? Is er meer aandacht voor het formele netwerk? Wordt er vaker gezamenlijk overlegd binnen het formele netwerk? Gebruikt de Raad de informatie vanuit BB + in haar rapportage? Wordt het PvA OTS vaker samen met de ouders, het netwerk en andere professionals gemaakt? Worden de doelen in het PvA Bescherming vaker overgenomen in het PvA OTS? Observaties vanuit de interviews over de kwaliteit van doelen Interviews en MLB s: observaties en goede praktijken rond cliëntgericht werken in BB Resultaten doel 2: Borging van de veiligheid van het kind Worden schaalvragen benut voor het beoordelen van de veiligheid? Worden kinderen minder vaak opnieuw aangemeld? Observaties en goede praktijken rond het borgen van veiligheid in BB Resultaten doel 3: Minder en kortere ondertoezichtstellingen Neemt het aantal nieuw gestarte OTS en af? Neemt specifiek het aantal OTS en af dat na BB + wordt gestart? Leidt een Raadsonderzoek minder vaak tot een OTS? Zien we bij de Raad veranderingen in het aantal rekesten? Neemt het aantal lopende OTS en af? Neemt de duur van lopende OTS en af? Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 3

4 Duiding van de resultaten Interviews en MLB s: observaties en goede praktijken rond het voorkomen van een OTS Resultaten doel 4: Minder en kortere uithuisplaatsingen Nemen de aantallen en duur van uithuisplaatsingen af? Worden kinderen door BB + vaker binnen het eigen netwerk geplaatst? Duren uithuisplaatsingen korter? Resultaten doel 5: Afname zwaarte van de noodzakelijke zorg Zien we door DBB + een afname van de zwaarte van de zorg? Resultaten doel 6: Verbreding en verrrijking van de Deltamethode Het NJI onderzoek Conclusies en aanbevelingen Generale conclusie Conclusies Doel 1. De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Conclusies Doel 2. Borging van de veiligheid van het kind Conclusies Doel 3. Minder en kortere ondertoezichtstellingen Conclusies Doel 4. Minder en kortere uithuisplaatsingen Conclusies Doel 5. Afname zwaarte van noodzakelijke zorg Conclusies Doel 6. Verdere verrijking en verbreding van de Deltamethode Aanbevelingen Bijlage 1: Samenstelling stuurgroep Vliegwiel Bijlage 2: Verantwoording opzet en resultaten van het kwantitatieve onderzoeksdeel Bijlage 3. Topiclijst interview Bijlage 4: Conclusies NJI over integriteit toepassing Deltamethode door BJz SR Bijlage 5: Beschrijving en verantwoording inzet Methodische Leerbesprekingen Bijlage 6: Tabellen bij hoofdstuk 4, resultaten van het onderzoek Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

5 Overzicht tabellen Onderzoeksopzet Tabel 1. Variabelen en bronnen in het kwantitatieve onderzoek Tabel 2. Overzicht beide kwalitatieve deelonderzoeken Tabel 3. Matchingsvariabelen experimentele groep en controlegroep dossieronderzoek Tabel 4. Redenen voor afstel BB+ traject in casussen dossieronderzoek Tabel 5. Looptijd hulpverlening BJz SR in maanden op meetmoment Tabel 6. Looptijd OTS op meetmoment (als vervolg op BB + ) Tabel 7. Gezinssamenstelling in 2011 en Tabel 8. Aantal thuiswonende jeugdigen in 2011 en Tabel 9. Leeftijden thuiswonende jeugdigen in 2011 en Tabel 10. Vragenlijst na MLB Doel 1: De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Tabel 11. Tijd tussen aanmelding en start BB + in 2011 en Tabel 12. Tijd tussen start BB + en eerste gesprek ouders in 2011 en Tabel 13. Doorlooptijden start BB + en aanmelding/aanvang zorgaanbieder Tabel 14. Opstellen PvA Bescherming in 2011 en Tabel 15. Hulpverleners betrokken bij opstellen PvA Bescherming in 2011 en Tabel 16. In kaart brengen netwerk in 2011 en Tabel 17. Gevarieerdheid informeel netwerk in 2011 en Tabel 18. Bijdrage informeel netwerk in 2011 en Tabel 19. Gevarieerdheid formeel netwerk in 2011 en Tabel 20. Gebruik BB + informatie in rapport Raad in 2011 en Tabel 21. Gebruik van schaalvragen in 2011 en Doel 2: Borging van de veiligheid van het kind Tabel 22. Percentage nieuwe gestarte OTS met eerder afgesloten OTS Tabel 23. Percentage nieuwe gestarte VTO met eerdere VTO Doel 3: Minder en kortere ondertoezichtstellingen Tabel 24. Aantal nieuw gestarte OTS en BJZ Stadsregio Rotterdam Tabel 25. Percentage gestarte OTS t.o.v. aanmeldingen Tabel 26. Aantal BB+ trajecten en percentage OTS (Zuidoever) Tabel 27. Aantal VTO met daaropvolgend OTS Tabel 28. Raadonderzoeken en hun uitkomsten op Noord en Zuid Tabel 29. Aantal lopende OTS en Tabel 30. Verschil gestarte en afgesloten OTS en Tabel 31. Duur OTS op peildatum Doel 4: Minder en kortere uithuisplaatsingen Tabel 32. Aantal (G)UHP Noordoever en Zuidoever Tabel 33. Aantal uithuisplaatsingen Tabel 34. Aard woonsituatie in 2011 en Doel 5: Afname zwaarte van noodzakelijke zorg Tabel 35. Aantallen zorgaanspraken op peildatum Tabel 36. Aantallen verleende zorg op peildatum Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 5

6 Samenvatting In hoofdstuk 1 van dit rapport worden de achtergrond en doelen van het Vliegwiel 1 project gepresenteerd. Het project is erop gericht zoveel als mogelijk te voorkomen dat kinderen zo in hun ontwikkeling worden bedreigd dat een maatregel van kinderbescherming of een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie besloot in 2011 te investeren in pilotprojecten die hieraan een bijdrage leveren. Verschillende bureaus jeugdzorg in Nederland, waaronder Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (verder: BJz SR) zagen hun subsidieaanvraag gehonoreerd om de door het ministerie bepaalde einddoelen van Vliegwiel 1 te bereiken: De jeugdbeschermingsketen wordt vanaf de raadsmelding meer cliëntgericht. Borging van de veiligheid van het kind. Minder en kortere OTS en. Minder en kortere uithuisplaatsingen (UHP en). Afname zwaarte van de noodzakelijke zorg. Door BJz SR is voorgesteld de als een pilotproject ontwikkelde werkwijze Beter Beschermd Plus (verder: BB + ), die in samenwerking met ketenpartners in 2009 werd opgezet, gezamenlijk door te ontwikkelen (verder: DBB + ) om te kijken in hoeverre deze werkwijze eraan bijdraagt de doelen van Vliegwiel 1 te behalen. BB + werd in 2009 ontwikkeld als een gezamenlijke werkwijze van BJz SR, de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam Rijnmond, en de zorgaanbieder Stek Jeugdhulp. Twee belangrijke kenmerken van BB + zijn: 1. Tijdverlies en - hiermee samenhangend - escalatie voorkomen. In BB + wordt, parallel aan de start van een raadsonderzoek, aan de hand van een actieplan meteen hulpverlening door een zorgaanbieder aan de cliënt aangeboden. Een medewerker van Bureau Jeugdzorg heeft hierbij de (casus)regie. Deze snelle interventie in het gezin gebruikt de crisissituatie, ontstaan door de raadsmelding, om beweging te krijgen in een situatie die in vrijwillig kader is vastgelopen. Op deze manier wordt de tijd tot de eventuele uitspraak van de rechter beter benut en is er daarbij ook meer zicht of een OTS ook daadwerkelijk nodig is. 2. Continuïteit en duidelijkheid. In BB + vindt zo min mogelijk overdracht naar nieuwe contactpersonen plaats, of op basis van warme overdracht en zonder dat lopende hulpverlening wordt stopgezet. De zorgaanbieder en medewerker van BJz SR gaan in principe met het gezin door als een OTS wordt uitgesproken. Deze doelstellingen kunnen worden behaald, blijkend uit onderzoek uit 2010 naar de pilot BB +. In de aanbevelingen van dit onderzoek wordt geadviseerd de aanpak uit te breiden en methodisch te verdiepen. In 2011 is BB+ na de pilotfase ingevoerd als standaard werkwijze op de Zuidoever. Het aantal BB+ casussen neemt vanaf dat moment gestaag toe. In juni 2012 wordt door BJz SR voor het project Doorontwikkeling BB + (DBB + ) subsidie gevraagd als Vliegwiel 1 pilotproject, met naast bovengenoemde organisaties ook Flexus Jeugdplein en Trivium Lindenhof als partners. De subsidie voor het vliegwielproject werd in de zomer van 2012 toegekend, via de gemeente Rotterdam. Het project Doorontwikkeling BB + werd uitgevoerd in geheel Rotterdam Zuid. Het projectplan DBB + omvat drie strategieën om de Vliegwiel 1 doelen te bereiken: 6 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

7 Strategie 1: Verdere borging en optimalisatie van de oorspronkelijke BB + aanpak. Strategie 2: Kijken of deze aanpak zorgt voor methodische verbreding / verrijking van de Deltamethode, door or al in de drangfase te starten met interventies voor het verbeteren van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen, zoals het versterken van de eigen kracht van gezinnen en hun sociale netwerk. Strategie 3: Verbetering van de continuïteit en ketensamenwerking. Hiervoor worden concrete voorstellen gedaan voor toename van beschikbare capaciteit, coördinatie, snelheid en continuïteit. In navolging van Het projectplan DBB + definiëren we in hoofdstuk 2 de volgende onderzoeksvragen. Zij zijn een afspiegeling van de Vliegwiel 1 doelen: Leidt het project DBB + (de verbrede / verrijkte methodiek) ertoe 1. dat de jeugdbescherming meer cliëntgericht wordt; 2. dat de veiligheid van het kind beter wordt geborgd, 3. dat minder cliënten een ondertoezichtstelling krijgen opgelegd en dat de OTS korter duurt (en dat dit er niet toe leidt dat OTS en worden afgesloten terwijl de bedreigingen in de ontwikkeling van de betreffende jongere nog niet zijn weggenomen c.q. er geen bereidheid is om voortzetting van de hulp in het vrijwillig kader te aanvaarden); 4. dat minder cliënten uit huis worden geplaatst en dat een uithuisplaatsing korter duurt; 5. dat lichtere en kortere vormen van hulp en steun worden aangeboden, en 6. dat duidelijk wordt wat vanuit DBB + de methodische aanpassingen zijn om voor de Deltamethode de beoogde verrijking / verbreding te realiseren? In het projectplan verbindt BJz SR deze doelstellingen ook aan kwantitatieve prestaties: 1. Inzet van afname aantal OTS en: verwachting 10% 2. Afname gemiddelde duur van de OTS: verwachting afname aantal verlengingen met 10% na 1 jaar, 15% na 2 jaar; 5% na 3 jaar. 3. Afname aantal uithuisplaatsingen (UHP): verwachting 7% 4. Afname gemiddelde duur van de UHP: verwachting afname met 3 maanden 5. Afname zwaarte benodigde hulp en steun: verwachting intensiteit gaat 1 factor omlaag Onderdeel van de Vliegwiel 1 projecten is dat wordt deelgenomen aan het onderzoek Programmaintegriteit van de Deltamethode en waar nodig de werkwijze in de teams aan te passen. De nulmeting hiervan werd door VenJ uitbesteed aan het NJI. De resultaten uit dit onderzoek (beschikbaar gekomen in juni 2013) moesten worden meegenomen in het onderhavige onderzoek. In hoofdstuk 3 gaan we in op de onderzoeksopzet. Om vast te stellen of de doelen van Vliegwiel 1 bereikt worden, is een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek ingezet. Voor een volledige verantwoording van het onderzoek verwijzen we naar Bijlage 2. Normaal gesproken is voor deze onderzoekssituatie een experimenteel design in de vorm van een Randomised Control Trial nodig. Dit was echter niet mogelijk. Om toch aanwijzingen te vinden voor de effecten van doorontwikkelde methode BB + is gekozen om te werken met een trendanalyse. Hierin werden gegevens over een aantal jaar voor de start van de (door)ontwikkeling van BB + (2009 en 2010) Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 7

8 vergeleken met de jaren waarin er gewerkt wordt volgens de (door)ontwikkelde methode BB + ( 2011 tot begin 2014). Voor deze trendanalyse is een kwantitatieve monitor ingericht waarmee het registratiesysteem IJ van BJz SR kon worden geraadpleegd. Voor enkele variabelen werd dit aangevuld met gegevens van de Raad, en met een kwantitatief dossieronderzoek van 100 dossiers gematchte casussen op de Zuidoever uit 2011 (nog geen DBB+, wel BB+) en 2013 (DBB+). In het kwalitatieve onderzoeksdeel is de opzet geweest te casusgewijs op basis van interviews te onderzoeken of, en zo ja hoe de BB + opzet (verrijkend) kan werken. Het ging daarbij om casussen waarvan werd aangenomen dat daarin goed volgens BB + is gewerkt. Omdat duidelijk werd dat een deel van de doorontwikkeling van BB + nog niet bij iedereen bekend was, en ook het aantal casussen achterbleef bij de verwachting en, zijn 12 methodische leerbesprekingen ingezet (zie bijlage 4). In hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 beschrijven we het verloop van het onderzoek, de resultaten, en we presenteren de conclusies en aanbevelingen. In deze samenvatting combineren we de resultaten en de conclusies. Aan het eind volgen de aanbevelingen. Het onderzoek naar het bereiken van de Vliegwiel 1 doelen door de partners van DBB+ vond plaats in een turbulente periode. Door de DBB+ partners werd vanaf september 2012 de bestaande samenwerking in een deel van het gebied onderdeel van de afspraken t.b.v. het zogenoemde Jeugdbeschermingsplein. Het Jeugdbeschermingsplein betrof een pilot van de gemeente in een deel van het gebied waar BB+ draaide. De melder van het gezin, de Raad, BJz en de zorgaanbieder komen bijeen onder voorzitterschap van de gemeente als voorzitter. Men neemt samen het besluit of voor een zorgmelding een casusregisseur wordt aanwezen en zo ja, of er tegelijk een raadsonderzoek wordt gestart of niet. Dit laatste eerst bepalen of met of zonder raadsmelding wordt begonnen - was nieuw ten opzichte van de bestaande werkwijze BB +. Door de vervlechting van DBB+ en het Jeugdbeschermingsplein ontstonden daarmee ook BB+trajecten zonder raadsonderzoek. In 2013 heeft vanuit het Jeugdbeschermingsplein uitbreiding plaatsgevonden van de samenwerking met andere organisaties (o.a. jeugd-ggz). Na een aanpassingsperiode zijn de partijen aan deze constructie gewend en zorgt de aanpak voor een meer integrale benadering. In eerste instantie gingen vooral medewerkers van Toegang met BB + aan de slag. Tijdens Vliegwiel 1 werd in de loop van 2013 vooruitlopend op de transitie jeugdzorg door BJz SR gekozen voor ontschot werken. Dit betekende dat ook medewerkers van de jeugdreclassering en jeugdbescherming BB+ casusregie gingen uitvoeren. In onderstaand kader staan de conclusies per doel aangegeven. 8 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

9 Leidt DBB + ertoe Ja Deels Nee Niet duidelijk 1. dat de jeugdbescherming meer cliëntgericht wordt; 2. dat de veiligheid van het kind beter wordt geborgd, 3. dat minder cliënten een ondertoezichtstelling krijgen opgelegd en dat de OTS korter duurt dat het aantal OTS en 10% daalt; dat de gemiddelde duur van de OTS daalt, 10% na 1 jaar, 15% na 2 jaar; 5% na 3 jaar; 4. dat minder cliënten uit huis worden geplaatst en dat een uithuisplaatsing korter duurt; dat het aantal UHP s 7% daalt; dat gemiddelde duur van de UHP met 3 maanden daalt 5. dat lichtere en kortere vormen van hulp en steun worden aangeboden; dat de zwaarte benodigde hulp en steun in intensiteit 1 factor omlaag gaat, en 6. dat duidelijk wordt wat vanuit DBB + de methodische aanpassingen zijn voor verrijking / verbreding van de Deltamethode? Over het bereiken van de volgende Vliegwiel 1 doelstellingen zijn onze conclusies positief: DBB+ zorgt voor een meer cliëntgerichte jeugdbescherming, borgt de veiligheid van het kind beter, zorgt voor een afname van lopende OTS en en laat de noodzakelijke zorgzwaarte afnemen. Daarnaast zorgt DBB+ er hoogstwaarschijnlijk voor dat het aantal nieuwe OTS en en UHP en daalt. We houden hierbij een slag om de arm, omdat ook op de Noordoever het aantal nieuwe OTS en na 2011 daalt. Cliënten worden sneller bereikt, meer bij de planvorming betrokken, ervaren meer regie. Als er toch intensieve hulp of bemoeienis nodig is, dan is dit beter voorbereid, dichter bij huis en sterker gericht op het opheffen van die bemoeienis. De Deltamethode is door BB+ vooral verrijkt met een betere start. Enkele kanttekeningen hierbij: 1. De decentralisatie jeugdzorg heeft tijdens het onderzoek geleid tot een voortdurende stroom aan vernieuwing en verandering voor alle betrokken organisaties. Dit heeft de samenwerking in DBB + niet altijd goed gedaan. We vermoeden dat in een rustiger periode meer succes op de Vliegwiel 1 doelen behaald had kunnen worden. 2. Er is daardoor nog beperkte winst in de continuïteit en ketensamenwerking. Voor de verdere ontwikkeling en verrijking van de Deltamethode en DBB + is dit het belangrijkste aandachtspunt voor de betrokken organisaties: jeugdbescherming doe je samen. In onderstaande tekst bespreken we de resultaten en conclusies per doelstelling. De kwantitatieve resultaten zijn gebaseerd op uitgebreide dataverzameling. De kwalitatieve aanvullingen zijn gebaseerd op interviews met betrokkenen uit 7 actuele BB+ casussen en 12 methodische leerbijeenkomsten rond actuele BB+ casussen. De kwalitatieve data zijn daarmee klein in aantal, maar wel representatief voor de huidige praktijk. De data laten de nodige verbeterpunten zien, maar we willen nog eens benadrukken dat de doorontwikkeling van BB+ heeft plaatsgevonden in Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 9

10 een complexe context, waarin sprake was van onder andere wachtlijsten, de komst van het Jeugdbeschermingsplein en onduidelijkheid bij medewerkers over de gevolgen van de transitie. Doelstelling 1. De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Onze conclusie is dat dit doel is bereikt, maar ook dat er nog steeds verbeteringen mogelijk zijn. De doorlooptijden tussen aanmelding en start BB + en tussen de start van BB + en het eerste gesprek zijn sinds de invoering van BB + gelijk gebleven. Het is een belangrijk resultaat dat men na de invoering van BB+ aan deze snelheid vast heeft kunnen houden, bij grotere aantallen gezinnen. De doorlooptijden vertonen sinds de invoering van BB + een verdere afname bij het aantal dagen tussen de aanmelding en start van BB+ en de aanvang van de zorgaanbieder. Het dossieronderzoek laat zien dat de Raad informatie over BB + opneemt in haar rapportage voor de kinderrechter. Er was op dit punt al sprake van goede afstemming, en deze is binnen het project DBB + gecontinueerd. Ook ten aanzien van het toevoegen van het PvA Bescherming en het tussenrapport van de zorgaanbieder was en is het beeld positief. Er vindt vaker gezamenlijk overleg plaats voorafgaand aan het opstellen van het PvA Bescherming en de doelen van het PvA Bescherming komen vaker terug in het PvA OTS. BB+ vergroot de cliëntgerichtheid vooral in zaken waar een raadsmelding is gedaan, omdat vroegtijdig een relatie met het gezin wordt opgebouwd, waardoor ook de samenwerking met de Raad verbetert. Praktische hulp kan hierbij een doorslaggevende rol hebben, maar heeft ook risico: BB+ is in de tijd beperkt, en de veiligheid van de kinderen kan erdoor op de achtergrond raken. De invoering van BB + heeft ertoe geleid dat het PvA Bescherming significant vaker wordt gemaakt door BJz SR, ouders en andere hulpverleners samen. Na de invoering van BB + maakt BJz SR vaker een systematische inventarisatie van het netwerk. Dit gebeurt aan de hand van een vraag die kenmerkend is voor de nieuwe methodiek, wie vinden het belangrijk dat het goed gaat met het kind. Verbeterpunten Dat er winst te behalen valt laat het kwalitatieve onderzoek zien: het komt voor dat geen van de betrokken professionals het hele netwerk van een gezin in beeld heeft en ook dat de kinderen zelf nog niet vaak apart worden gesproken. Na de invoering van BB + constateren we geen toename van de rol die het informele netwerk krijgt of op zich neemt in de uitvoering van de hulpverlening. Zowel bij BJz SR en de Raad is hier nog verbetering mogelijk. Dit hangt samen met procentrische opvattingen van sommige jeugdbeschermers en zorgaanbieders: de professional bepaalt wie wel en niet goed is voor het kind en wanneer of onder welke condities zij ingeschakeld kunnen worden. Het dossieronderzoek laat zien dat het project DBB + als meerwaarde heeft dat het formele netwerk (vooral het onderwijs) vaker wordt betrokken binnen het BB + traject. Doelstelling 2. Borging van de veiligheid van het kind Onze conclusie is dat dit doel is bereikt, maar ook dat er verbeteringen mogelijk zijn. We geven hiervoor de volgende onderbouwing. Wie zien het aantal kinderen met een herhaalde OTS of VTO op zowel de Noord- als Zuidoever licht dalen sinds de invoering van BB +. Deze cijfers waren al laag, ook voor de invoering van BB + : de veiligheid van het kind lijkt na afsluiting dus goed gewaarborgd. 10 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

11 Er wordt meer systematisch aandacht besteed aan de veiligheidssituatie sinds de invoering van het project DBB +. Vooral de snelheid van BB + draagt bij aan het beter borgen van de veiligheid. Ouders krijgen de kans om eerder te laten zien hoe het er thuis aan toegaat en welke veranderingen mogelijk/wenselijk zijn, vóór meer zwaarwegende maatregelen volgen. Dit mobiliseert de ouders om actief mee te werken aan een verbetering van de bestaande situatie. Alle professionals bevestigen de meerwaarde van het elkaar op een of meerdere momenten fysiek treffen, waarbij wordt gewerkt aan de hand van de werkwijze Vier-Vensters. De werkwijze leidt tot aanscherping en bestendiging van de gezamenlijke focus, breidt het scala aan mogelijke vervolgstappen uit, en draagt daardoor bij aan borging van de veiligheid van het kind. Verbeterpunt De momenten om als professionals uit een gezin te gaan, hangen in nagenoeg alle casussen samen met de afloop van het formele BB + traject. De betrokkenheid van de zorgaanbieder stopt dan op het moment dat de drangfase gereed is, zonder dat het is gelukt via warme overdracht af te stemmen welke doelen er in het vervolgtraject gerealiseerd moeten worden. Tussendoor wordt wel uitgewisseld over de afbouw van de betrokkenheid, maar te weinig in relatie tot voldoende veiligheid of ontwikkeling van de kinderen. Dit is een belangrijk ontwikkelpunt. Doelstelling 3. Minder en kortere ondertoezichtstellingen Onze conclusie is dat dit doel grotendeels is bereikt, en dat er verbeteringen mogelijk zijn. We geven hiervoor de volgende onderbouwing. Een afname van het aantal OTS en van 10% door de inzet van DBB + is gerealiseerd, gerekend met het aantal lopende OTS en. We zien een afname van 15% op Zuid tussen 2011 en Als we alle aanmeldingen bekijken die van 2009 tot 2013 bij BJz SR binnenkomen, zien we dat de nieuwe OTS en die daaruit voorkomen op Zuid stabiel blijven over de tijd, terwijl zij op Noord juist stijgen. Van 2009 tot 2013 neemt het aandeel van BB+ trajecten binnen alle aanmeldingen op Zuid gestaag toe. In die periode leiden BB+ trajecten ook steeds minder vaak tot een nieuwe OTS: meer BB+ trajecten, die bovendien minder vaak in een OTS uitmonden. We zien dit terug in de onderzoeken door de Raad in BB+ casussen. Deze leiden vanaf 2011 consequent tot minder rekesten en OTS en dan op de Noordoever. We mogen concluderen dat de BB+ werkwijze in de onderzoeksperiode een stijging van het totale aantal nieuwe OTS en op de Zuidoever heeft voorkomen, en dat BB+ trajecten voor een versnelling kunnen zorgen in de afname van nieuwe OTS en. Of dit resultaat uitsluitend aan BB+ kan worden toegeschreven kunnen we niet zeggen. We moeten wat betreft dit punt nog een voorbehoud maken, omdat ook op de Noordoever het aantal nieuwe OTS en sinds 2011 weer daalt. De beoogde afname van de gemiddelde duur van de OTS eveneens behaald. De afname op de Zuidoever is ongeveer 16% tussen 1 februari 2011 en 1 februari 2014, en er is bovendien een afname van het aantal OTS en dat langer loopt dan 3 jaar. De gemiddelde duur van de OTS op Noord neemt in in dezelfde periode ook af, met 17%. Dit is waarschijnlijk het effect van het Vliegwiel 2 project Leren afsluiten bij Goed Genoeg. Het is namelijk opmerkelijk dat deze daling op de Noordoever start op het moment dat daar een kernelement uit de werkwijze DBB + wordt ingezet, te weten het frequenter en meer gestructureerd evalueren van de doelen en gronden van de OTS. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 11

12 Verbeterpunt In bijna de helft van de methodische leerbijeenkomsten leidt meer zicht op informatie uit het verleden tot een toename van de aanleiding tot het adviseren van een OTS. Tegelijk bleek bij de betrokkenen vaak geen sluitend beeld aanwezig van eerdere hulpverlening, en dan vooral over wat wel en niet in het verleden heeft gewerkt om de bedreiging af te wenden. We concluderen dat verzamelen van complete informatie uit het verleden en het hanteren van beslisdrempels om die informatie al dan niet een rol te geven in de afweging over de gronden van de OTS, kan worden verbeterd. Doelstelling 4. Minder en kortere uithuisplaatsingen Onze conclusie is dat een lager aantal uithuisplaatsingen is bereikt, en het is waarschijnlijk dat dit aantal door de invoering van BB+ is gedaald. Dit wordt bevestigd door een daling van het aantal machtigingen voor een UHP. De inzet van BB+ leidt er zeer waarschijnlijk toe dat minder machtigingen worden aangevraagd en dat deze minder vaak worden geëffectueerd. Meer onderzoek is echter nodig op dit punt, en ook om na te gaan of UHP en korter duren onder invloed van de invoering van de doorontwikkeling van BB+. Doelstelling 5. Afname zwaarte van noodzakelijke zorg Onze conclusie is dat dit doel is bereikt. De zwaarte van de noodzakelijke zorg gaat tijdens de uitvoering van BB+ op de Zuidoever met 1 factor omlaag 1. Dit doel is op twee onderdelen behaald: Er is een afname van de zwaarste variant (gesloten) en een toename van de ambulante variant na de start van BB+. Op Noord is ook sprake van een stijging van het aandeel ambulant, maar deze stijging komt voort uit een daling van het aandeel pleegzorg, een lichtere hulpvorm. Op Noord zien we een kleine stijging van het aandeel gesloten en residentieel (de twee zwaarste vormen). Doelstelling 6. Verdere verrijking en verbreding van de Deltamethode Onze conclusie is dat de werkwijze BB+ zorgt voor een betere start van een (eventuele) OTS, en daarmee van de toepassing van de Deltamethode, maar ook dat er nog verbeteringen mogelijk zijn. BB+ laat zien dat de Deltamethode zich niet hoeft te beperken tot de fase van een OTS. De keuze voor en grenzen van toepassing van de Deltamethode kunnen beter inhoudelijk worden bepaald dan op basis van een uitspraak van de kinderrechter. We onderbouwen dit als volgt. De snelle en meer dwingende aanpak van BB+ bevordert dat doelen vaker samen met de ouders worden geformuleerd en aangepakt. Als toch een OTS nodig blijkt is dit beter voorbereid. De adequate overname van de doelen vanuit het PvA Bescherming in het PvA OTS van de Raad bevordert voor de ouders een helder perspectief. Verbeterpunten Aandachtspunt zijn doelen van de Raad of BJz SR die niet smart geformuleerd zijn, waardoor niet duidelijk is hoe zij tijdens en ook na afloop van BB+ tot concrete veiligheid en ontwikkeling moeten leiden. Dit hangt samen met een tekort aan face to face overleg en het adequaat verzamelen van en omgaan met relevante informatie uit het verleden. Het informele en vooral formele netwerk wordt sinds de invoering van BB+ veel beter geïnventariseerd, maar het activeren en regie geven aan dit netwerk verdient nog verbetering. 1 We onderscheiden vijf factoren of categorieën van zorg, aflopend in zorgzwaarte: Gesloten jeugdzorg, residentiële opname, pleegzorg, dagbehandeling en ambulante zorg. 12 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

13 De conclusies leiden in hoofdstuk 5 tot de volgende Aanbevelingen. Voor het behouden en verder versterken van de cliëntgerichtheid en de verdere verrijking van de Deltamethode. 1. Gemeente: Bewaak en stimuleer dat de bereikte versnelling in doorlooptijden en frequentie van bijeenkomen door BJz SR, de zorgaanbieder en de Raad behouden blijft. Houd echter in het vizier dat dit middelen zijn, en geen doelen op zich. 2. BJz, Raad en zorgaanbieders: kies voor de inzet van de Vier Vensters als standaard werkwijze in een teamtafel. Dat zorgt voor concrete uitspraken wat er nodig is om de situatie goed genoeg te maken en dus smart doelen. 3. BJz en Raad: start een gezamenlijk traject ter verbetering van het smart en kindgericht beschrijven van doelen in het PvA Bescherming en het PvA OTS. 4. BJz en Raad: Intensiveer fors de pogingen om het informele netwerk niet alleen in kaart te brengen, maar ook meer bij de plannen van aanpak en uitvoering van de jeugdbescherming te betrekken. Richt hiervoor een gezamenlijk doorbraakteam in, en betrek hierbij ook de sociale wijkteams. Onderzoek bijvoorbeeld de mogelijkheden om aantal EKC s in de regio waar mogelijk te vergroten. Experimenteer bij de verkenning in een teamtafel met het formuleren van minimaal 1 doel waarbij een persoon uit het informele netwerk een rol krijgt. Werk ook gezamenlijk aan verandering van procentrische opvattingen (de professional plaatst zich in het midden) over de rol van burgers bij het beschermen van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Voor het borgen van de veiligheid van het kind 5. Implementeer het gebruik van schaalvragen en gezamenlijke weging in de gehele jeugdbeschermingsketen, door invoering van de Vier-Vensters werkwijze. Introduceer t.b.v. de invoering van deze werkwijzer Methodische Leerbesprekingen in de sociale wijkteams, (t.b.v. de triage op het Jeugdbeschermingsplein), en bij de jeugdbeschermingspartners. Hiermee wordt als bijvangst op casuïstiekniveau tegenwicht geboden aan de (te) interne gerichtheid in de organisaties door de decentralisatie jeugdzorg. 6. BJz SR: Bewaak dat door een (soms noodzakelijke) focus op praktische hulp de veiligheid van de kinderen op de achtergrond raakt, door na afloop van de BB+ periode altijd een face to face overdracht te organiseren om de zorgen en valkuilen openlijk te bespreken, en afspraken te maken over wat te doen bij terugval of onvoldoende vooruitgang, waarbij expliciet termijnen worden vastgelegd. Voor het realiseren van minder en kortere OTS en 7. Jeugdbeschermingsplein: Voor het verlagen van het aantal nieuwe OTS en is winst te behalen door uit te gaan van in principe een drangtraject zonder Raadsonderzoek, tenzij. Om hierover betrouwbare besluiten te nemen dient de melder bij het Jeugdbeschermingsplein een risicotaxatie aan te leveren. 8. Gemeente: Bewaak dat de nog mogelijke winst in het verlagen van het aantal OTS en teniet wordt gedaan door onvoldoende expertise in sociale wijkteams op het gebied van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Investeer ook daar in deskundigheidbevordering om tijdige melding (en daardoor minder OTS en) te realiseren. 9. BJz, Raad en zorgaanbieders: Houd vast aan de ingezette lijn om langlopende OTS en af te sluiten bij een goed genoeg situatie. Investeer daarvoor in elk geval in het completeren en Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 13

14 benutten van het verleden en het hanteren van beslisdrempels om die informatie al dan niet een rol te geven in de afweging over de gronden voor de OTS. Voor het realiseren van minder en kortere uithuisplaatsingen en het afnemen van de zwaarte van noodzakelijke zorg 10. Gemeente: Stimuleer en bewaak dat bij het uithuisplaatsingen het informele netwerk van het kind blijft aangesproken. Dit is al een gerealiseerde best practice van de jeugdbeschermingspartners. Ondersteun hen daarbij vanuit gemeentelijke mogelijkheden. 11. Gemeente: Bewaak tegelijk de meerwaarde van zwaardere residentiële zorgvormen, door de jeugdbeschermingspartners (en daarmee ook ouders en kinderen) zekerheid te bieden over de daarbij passende indicaties en vereiste capaciteit. Het netwerk moet worden aangesproken, maar mag ook niet worden versleten door te zware gedragsproblematiek of ernstige relatieconflicten. Experimenteer met een Lange termijn zorgplein naast of in het verlengde van het Jeugdbeschermingsplein. 14 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

15 1 Vliegwiel 1 en Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus 1.1 Achtergrond en doelen van Vliegwiel 1 In het (nieuwe) stelsel van jeugdzorg is het van belang om zoveel als mogelijk te voorkomen dat kinderen zo in hun ontwikkeling worden bedreigd dat een maatregel van kinderbescherming of een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie besloot in 2011 te investeren in pilotprojecten 2 die hieraan een bijdrage leveren. Het doel van deze pilotprojecten is dan ook om te investeren in methoden die bevorderen: 1. Dat zo min mogelijk cliënten een maatregel voor jeugdbescherming krijgen opgelegd, en; 2. Dat, wanneer deze maatregel alsnog wordt opgelegd, deze maatregel zo kort mogelijk duurt en dat cliënten zo min en zo kort mogelijk uit huis worden geplaatst. Het uiteindelijke effect van de pilotprojecten is dat zo min mogelijk beroep hoeft te worden gedaan op ingrijpende (jeugdbescherming) en dure (uithuisplaatsing) vormen van jeugdzorg. Verschillende bureaus jeugdzorg in Nederland waaronder naast Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (verder: BJz SR) ook de BJz-en in Amsterdam, Haaglanden en de William Schrikker Groep zagen hun subsidieaanvraag gehonoreerd om de door het ministerie bepaalde einddoelen van Vliegwiel 1 te bereiken: De jeugdbeschermingsketen wordt vanaf de raadsmelding meer cliëntgericht. Borging van de veiligheid van het kind. Minder en kortere OTS en. Minder en kortere uithuisplaatsingen (UHP en). Afname zwaarte van de noodzakelijke zorg. Door BJz SR werd voorgesteld het bestaande project Beter Beschermd Plus (BB + ), dat in samenwerking met ketenpartners in 2009 is opgezet, gezamenlijk door te ontwikkelen (DBB + ) om te kijken in hoeverre daarmee de doelen van Vliegwiel 1 worden behaald. Op DBB + gaan we in de volgende paragraaf in. Het project Vliegwiel 1 had een looptijd van 1 januari 2012 tot 1 januari Naast de Vliegwiel 1 projecten zijn er Vliegwiel 2 projecten. Deze zijn exclusief gericht op het effectief omgaan met de duur van de OTS-maatregel. Alle bureaus jeugdzorg hebben een Vliegwiel 2 project uitgevoerd. 1.2 Achtergrond, doelen en werkwijze van Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus Beter Beschermd Plus In Rotterdam is vanaf 2009 de werkwijze BB + ontwikkeld. Dit is een gezamenlijke werkwijze van BJz SR, de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam Rijnmond, en de zorgaanbieders Stek Jeugdhulp, Flexus Jeugdplein en Trivium Lindenhof. In onderstaande afbeelding is de werkwijze vereenvoudigd weergegeven. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat BB+ zich volledig afspeelt in de periode voorafgaand aan een eventuele kinderbeschermingsmaatregel. Het is een intensief vooruitgeschoven traject. 2 Pilotprojectopzet van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. mei 2011 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 15

16 Start BB+ Raadsmelding gezin en inbreng in Casusoverleg Beter Beschermd : BJz (casusregisseur), Raad en zorgaanbieder Sinds september 2012 ook aanmelding bij het Jeugdbeschermingsplein en afweging: wel of geen raadsonderzoek starten Concept actieplan met veiligheidsdoelen Uitvoering BB+ Huisbezoek BJz, zorgaanbieder en eventueel Raad in week 1. Actieplan op tafel. Zorgaanbieder start meteen met hulpverlening Teamtafel gezin plus alle betrokkenen in week 2 of 3. Actieplan wordt Plan van Aanpak bescherming Tussenrapport zorgaanbieder na 4 weken Bij BB+ met raadsonderzoek: rapport Raad en eventueel aanvraag voor OTS gereed na 6-8 weken Bij BB+ zonder raadsonderzoek: besluit stoppen met BB+ of alsnog raadsonderzoek Afronding BB+ Bij geen raadsonderzoek of geen aanvraag OTS: gezin gaat terug naar sociaal wijkteam en gaat eventueel door met zorgaanbieder en/of andere hulp. BB+ traject stopt. Wel aanvraag en ook uitspraak OTS: casusregisseur BJz gaat door als gezinsvoogd en zorgaanbieder gaat ook door. BB+ wordt reguliere jeugdbescherming Doelen uit Plan van Aanpak Bescherming lopen door in Plan van Aanpak OTS; uitspraak rechter wordt meegenomen in de doelen voor de OTS BB + is een vervolg op eerdere initiatieven van de regering om de onderlinge samenwerking en afstemming van partijen in de jeugdbeschermingsketen te verbeteren, bekend als Beter Beschermd. Twee belangrijke kenmerken van BB + zijn: 1. Tijdverlies en - hiermee samenhangend - escalatie voorkomen. In BB + wordt, parallel aan de start van een raadsonderzoek, aan de hand van een plan van aanpak (actieplan) met verkorte indicatie (door BJZ) meteen hulpverlening (door een zorgaanbieder) aan de cliënt aangeboden. Deze snelle interventie in het gezin gebruikt de crisissituatie, ontstaan door de raadsmelding, om beweging te krijgen in een situatie die in vrijwillig kader is vastgelopen. Een medewerker van Bureau Jeugdzorg heeft hierbij de (casus)regie. Hij stelt het actieplan op, waarmee direct hulpverlening wordt aangeboden (onder drang) om aan de gesignaleerde veiligheids- en/of ontwikkelingsbedreigingen te werken. De resultaten van deze hulpverlening worden ook als informatie meegenomen in het raadsonderzoek. Er wordt dus niet gewacht op het resultaat vanuit de Raad voor de Kinderbescherming of een uitspraak van de Rechtbank, maar er wordt direct met de cliënt samen, gestart om de zorgen weg te nemen, steeds met het actuele zicht op het gezin. Op deze manier wordt de tijd tot de eventuele uitspraak van de rechter beter benut en is er daarbij ook meer zicht of deze gang ook daadwerkelijk nodig is. 2. Continuïteit en duidelijkheid. In BB + vindt ook zo min mogelijk overdracht naar nieuwe contactpersonen plaats. Wanneer dat in de overgang van een vrijwillig naar gedwongen kader eventueel wel plaatsvindt, gebeurt dat op basis van warme overdracht en zonder dat lopende 16 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

17 hulpverlening wordt stopgezet. Voor deze werkwijze is daarom een casusregisseur nodig, die centraal staat in de keten en richting gezin, en die duidelijk de leiding neemt. Deze doelstellingen kunnen worden behaald, blijkend uit onderzoek uit 2010 naar een pilot met BB +3. In de aanbevelingen van dit onderzoek wordt geadviseerd de aanpak uit te breiden en methodisch te verdiepen. Vooral voor het meer systematisch onderzoeken van mogelijkheden om familie en netwerk te betrekken wordt meer uitwerking aanbevolen (2010, p. 8-9) 4. Ook het benutten van het samenspel tussen de instanties binnen de keten is een advies voor de methodische verdieping. Een aanzet daartoe werd in 2010 gegeven door enkele bijeenkomsten over een actuele casus met medewerkers van de betrokken ketenpartners. Doorontwikkeling Beter Beschermd Plus Juni 2012 wordt door BJz SR voor het project Doorontwikkeling BB + (DBB + ) subsidie gevraagd bij het ministerie van VenJ. Dit Vliegwiel 1 pilotproject DBB + kent voor de uitvoering als partners: Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (projectleider), Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam Rijnmond, en de zorgaanbieders Stek Jeugdhulp, Flexus Jeugdplein en Trivium Lindenhof. Het project Doorontwikkeling BB + wordt uitgevoerd in geheel Rotterdam Zuid. Binnen BJz SR zijn hierin actief: 3 teams Toegang, 5 teams Jeugdbescherming, en 2 teams Jeugdreclassering. Er is afstemming met het crisisinterventieteam Toegang en het voordeurteam Jeugdbescherming. Bij de Raad zijn 2 onderzoeksteams betrokken. Bij de zorgaanbieders wordt gewerkt met per organisatie 1 zogenaamd BB + -team, specifiek voor de fase van raadsonderzoek. In totaal hebben de zorgaanbieder 9 FTE beschikbaar voor BB +, onderverdeeld in 5 FTE vanuit Stek Jeugdzorg, 2FTE vanuit Flexus Jeugdplein en 2 FTE vanuit Trivium Lindenhof. In het projectplan DBB + wordt voorgesteld om samen te werken aan het sneller beschikbaar zijn van professionele hulpverlening en meer aandacht te besteden aan het versterken van de eigen kracht van gezinnen en hun sociale netwerk. Het projectplan beschrijft hoe de bestaande werkwijze BB + verder zal worden ontwikkeld om de Vliegwiel 1 doelen te kunnen behalen. De kern voor de Vliegwiel 1 aanvraag vormt dus het oorspronkelijke succes van BB +. Het idee is: door deze werkwijze vast te houden en te optimaliseren, wordt nog meer effect behaald (het vliegwieleffect). Op inhoudelijk/methodisch gebied grijpt de aanvraag duidelijk terug op de aanbevelingen van Balder c.s. Op het gebied van de organisatie en samenwerking in de keten komt de aanvraag voort uit de ervaringen met de uitvoering van BB + in gezinnen en in de keten. Het projectplan DBB + omvatte daardoor drie algemene middelen of strategieën om de Vliegwiel 1 doelen te bereiken: 3 Balder, C. van der Drift, R & VanMontfoort, A, (2010): onderzoek pilot Beter Beschermd Plus. Samenvattende rapportage. Leiden: Hogeschool Leiden. 4 In onderzoek naar de voorspellers van de kans op hermeldingen van huiselijk geweld bleek onder meer dat de kans op een hermelding kleiner is als de omgeving van het gezin op de hoogte is gesteld van het geweld. G. Polak, G. Romijn, F. Snoeren, P. Speetjens, C. Hoefnagels (2013). Onderzoek naar voorspellers van herhaalde meldingen van huiselijk geweld. Utrecht: Trimbos-instituut. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 17

18 Strategie 1: Vasthouden aan / bereiken van de oorspronkelijke doelen van de BB + aanpak door de continuïteit van de aanpak ook bij de start van de OTS; Strategie 2: Methodische verbreding/ verrijking, en Strategie 3: Verbetering van de continuïteit en ketensamenwerking door betrokken instanties bij de jeugdbescherming in drang-, dwang- en OTS-trajecten. Voor Strategie 1 was vooral extra capaciteit nodig, die kon worden gerealiseerd door de vliegwielsubsidie. Voor Strategie 2, de methodische verbreding en verrijking, werd gekeken of DBB+ de Deltamethode jeugdbescherming kan verrijken door al in de drangfase te starten met interventies voor het verbeteren van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen Voor Strategie 3, de verbetering van de continuïteit en ketensamenwerking, werden concrete voorstellen gedaan: - Realiseren van voldoende capaciteit binnen Bureau Jeugdzorg om de uitgebreidere rol van casemanager BB + te kunnen uitvoeren. - De casemanager zal meer gaan coördineren op afstemming en samenwerking. - De rol van de casemanager wordt meer inhoudelijk (beschikt over een breder scala interventies). - De (eventueel later met het gezin verder werkende) gezinsvoogd krijgt de casus al op naam tijdens het raadsonderzoek en is de onderzoeksfase minimaal betrokken als adviseur bij het formuleren van doelen en opstellen van de Raadsrapportage. - In de OTS-fase stuurt de gezinsvoogd meer zijn op doorlooptijden bij het behalen van doelen. - Zorgaanbieders gaan nog beter aansluiten op wat er aan zorgaanbod wordt gevraagd. - De Raad focust sterker op afstemming en samenwerking, voor meer zicht op de gezinssituatie ten behoeve van hun raadsadvies. In de projectaanvraag wordt aangegeven dat de bestuurlijke omgeving waarin het project DBB + uitgevoerd moet worden snel verandert, onder andere door de transitie jeugdzorg en de komst van het Jeugdbeschermingsplein 5. Dit leidt bij de opstellers van het projectplan tot de volgende constatering: de ontwikkelingen op het terrein van ketensamenwerking en de invulling van casemanagement gaan op dit moment zo snel, dat de sturing hierop niet binnen het project valt uit te voeren, maar alleen kan worden gevolgd en beschreven. Dit zorgt voor een aanpassing in de opdrachtformulering t.o.v. de subsidieaanvraag ( ): Zorg voor de juiste analyse van dit werkproces, zodat kan worden aangetoond in hoeverre dit werkproces de gewenste effectiviteit en efficiency realiseert. (p.6). Deze analyse en beschrijving zijn uitgevoerd door BJz SR zelf (Eindrapport procesevaluatie DBB +, Van der Sluijs en Gerrits). De subsidie voor het vliegwielproject die in de zomer van 2012 is toegekend, is door het ministerie niet rechtstreeks aan de BJz SR uitgekeerd, maar via de gemeente Rotterdam. 5 Zie Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

19 2 Onderzoeksvragen In het projectplan DBB + wordt een reeks eisen van het ministerie en de Stadsregio gepresenteerd om over de resultaten te rapporteren (2013, p.12). Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen: Onderzoeksvragen van het ministerie en de stadsregio: Leidt het project DBB + (de verbrede / verrijkte methodiek) ertoe 1. dat de jeugdbescherming meer cliëntgericht wordt; 2. dat de veiligheid van het kind beter wordt geborgd, 3. dat minder cliënten een ondertoezichtstelling krijgen opgelegd en dat de OTS korter duurt (zonder dat OTS en worden afgesloten terwijl de bedreigingen in de ontwikkeling van de betreffende jongere nog niet zijn weggenomen c.q. er geen bereidheid is om voortzetting van de hulp in het vrijwillig kader te aanvaarden); 4. dat minder cliënten uit huis worden geplaatst en dat een uithuisplaatsing korter duurt; 5. dat lichtere en kortere vormen van hulp en steun worden aangeboden, en 6. dat duidelijk wordt wat vanuit DBB + de methodische aanpassingen zijn om voor de Deltamethode de beoogde verrijking / verbreding te realiseren? De methode BB + wordt al ingezet vóór er sprake is van een OTS, onder meer door het al vanaf de eerste week na raadsmelding gezamenlijk optreden van casusregisseur en zorgaanbieder, met als elementen: eerste gezinsgesprek, afstemming van doelen, en een tussenrapportage. In het vliegwiel 1 project van BJz SR wordt dit methode-onderdeel nadrukkelijk onderzocht als mogelijk werkzaam element bij het bereiken van vooral doel 3 in bovenstaand kader. In het projectplan wordt het laatste doel de methodische aanpassingen - een belangrijke plaats toegekend: Het uitgangspunt dat onderzocht wordt, is, dat deze doorontwikkeling van de methodiek Beter Beschermd een nuttige verbreding en verrijking is van de huidige Delta-methode (p.3). Het project zelf diende zodanig te worden ingericht, dat het mogelijk was goede (wetenschappelijk) onderbouwde resultaten te presenteren, die zouden aangeven hoe, c.q. in hoeverre de methodiek BB + zich leent om de huidige Deltamethode te verbreden en/of verrijken. Onderdeel van de Vliegwiel 1 projecten is dat wordt deelgenomen aan het onderzoek Programmaintegriteit van de Deltamethode en waar nodig de werkwijze in de teams aan te passen op zodanige wijze, dat voldaan werd aan de werkzame bestandsdelen van de Deltamethode. De nulmeting, waarin de integriteit van de wijze waarop de Deltamethode in de vliegwiel 1 projecten is uitgevoerd werd onderzocht, werd door VenJ uitbesteed aan het NJI. De resultaten uit dit onderzoek (beschikbaar gekomen in juni 2013) moesten worden meegenomen in het totaalonderzoek. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 19

20 In het projectplan verbindt BJz SR de te bereiken doelstellingen ook aan kwantitatieve prestaties (p.12). Concreet werden de volgende resultaten verwacht: Kwantitatieve prestaties op basis van de doelstellingen van het ministerie en de stadsregio: - inzet van afname aantal OTS en: verwachting 10% - afname gemiddelde duur van de OTS: verwachting afname aantal verlengingen met 10% na 1 jaar, 15% na 2 jaar; 5% na 3 jaar. - afname aantal uithuisplaatsingen (UHP): verwachting 7% - afname gemiddelde duur van de UHP: verwachting afname met 3 maanden - afname zwaarte benodigde hulp en steun: verwachting intensiteit gaat 1 factor omlaag In het volgende hoofdstuk geven we aan op welke manier we deze onderzoeksvragen hebben beantwoord. 20 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

21 3 Onderzoeksopzet 3.1 Inleiding Over de mate waarin de Vliegwiel 1 doelen in de praktijk worden bereikt met de inzet van Doorontwikkeling BB + moest april 2014 aan het ministerie worden gerapporteerd. Dat betekende, dat in 2013 al in een substantiële omvang gewerkt zou moeten worden op een manier waarvan verwacht kon worden, dat de gestelde doelen zouden worden bereikt. Om vast te stellen of de doelen van Vliegwiel 1 bereikt worden, is een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek ingezet. 3.2 Kwantitatief deel: monitor en dossieronderzoek Om inzicht te verkrijgen in de afname van de aantallen en duur van OTS en en UHP en en de afname van zorgzwaarte was een onderzoek nodig dat langer duurde dan 2 jaar, omdat de gemiddelde duur van de OTS momenteel rond de 3 jaar ligt. Daarnaast moest er een causaal verband gelegd kunnen worden tussen de resultaten en DBB +. Hiervoor is normaal gesproken een experimenteel design in de vorm van een Randomised Control Trial nodig. Idealiter zouden zaken at random wel of niet volgens de methode DBB + moeten worden opgepakt om een goede controlegroep te creëren. Dit was niet mogelijk, omdat een dergelijk onderscheid niet gemaakt wordt binnen BJZ, en ook omdat op de Noordoever in 2013 een vergelijkbare (meer bescheiden) aanpak werd ingevoerd om de gemiddelde duur van de OTS te bekorten (Vliegwiel 2). Om toch aanwijzingen te vinden voor de effecten van doorontwikkelde methode BB + is daarom gekozen om te werken met een trendanalyse. In de trendanalyse werden gegevens over een aantal jaar voor de start van de doorontwikkeling van BB + (2010 en 2011) vergeleken met de jaren waarin er gewerkt wordt volgens de doorontwikkelde methode BB + (juni 2012 tot begin 2014). Tot en met 2013 konden daarbij ook gegevens van de Noord- en Zuidoever worden vergeleken. Vanaf 2014 niet meer, door de start op Noord met Vliegwiel 2. Voor deze trendanalyse is een monitor ingericht 6. Hiermee konden vanuit de database achter het registratiesysteem IJ van BJz SR specifieke kwantitatieve data worden opgehaald. Op deze manier kon worden vergeleken voor situaties waarin wel of juist niet op basis van DBB + werd gewerkt. De monitor richtte zich op de volgende indicatoren. Voor enkele variabelen werd dit aangevuld met gegevens van de Raad, en met een kwantitatief dossieronderzoek, omdat enkele vereiste gegevens niet in het registratiesysteem bleken voor te komen. In het dossieronderzoek zijn 100 gematchte casussen op de Zuidoever uit 2011 (nog geen DBB+, wel BB+, de controlegroep ) en 2013 (wel DBB+, de experimentele groep ) vergeleken. Zie tabel 1. 6 Hier is een woord van dank verschuldigd aan de projectleider DBB + en de afdeling registratie van BJz SR voor geleverde ondersteuning aan het onderzoek. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 21

22 Tabel 1. Variabelen en bronnen in het kwantitatieve onderzoek Bron Variabele Algemeen Monitor Aantal BB+-zaken per maand (vanuit BJz intern en vanuit het Jeugdbeschermingsplein). Doel 1: Een meer cliëntgerichte keten Dossiers Betrokkenen bij het opstellen van het (veiligheids-)plan. Doorlopen van doelen uit BB + periode in de OTS-fase. Doel 2. Borging van de veiligheid van het kind Monitor Gestarte OTS met in het verleden een eerdere OTS (in de afgelopen 2 jaar of ooit). Gestarte VTO 7 met in het verleden een eerdere VTO (in de afgelopen 2 jaar of ooit). Doel 3. Minder en kortere OTS Monitor Aantal nieuw gestarte OTS. Aantal geaccepteerde aanmeldingen. Aantal lopende OTS op peildatum Aantal VTO Aantal VTO dat leidt tot een OTS Aantal BB + trajecten dat leidt tot een OTS Doel 4. Minder en kortere UHP Monitor Aantal nieuwe gestarte UHP Percentage UHP ten opzichte van OTS op peildatum Duur UHP op peildatum Doel 5. Afname zwaarte van zorg Monitor Aantal zorgaanspraken op peildatum Aantal verleende zorg op peildatum Doel 6 luidt: Duidelijkheid over wat vanuit DBB + de methodische aanpassingen zijn om voor de Delta-methode de beoogde verrijking / verbreding te realiseren: Deze vraag wordt alleen beantwoord met het kwalitatieve onderzoeksdeel. Voor een volledige verantwoording van de opzet van de monitor en de samenstelling van de experimentele en controlegroepen in het dossieronderzoek verwijzen we naar Bijlage Kwalitatief deel: casussen en methodische leerbesprekingen In het kwalitatieve onderzoeksdeel is de opzet geweest te onderzoeken of, en zo ja hoe de BB + opzet verrijkend kan werken op de Deltamethode. Daarnaast bood het kwalitatieve onderzoek de mogelijkheid illustraties uit de praktijk te geven bij de cijfers vanuit de monitor en het dossieronderzoek. In dit deel is een aantal casussen gevolgd. Daarbij werd oorspronkelijk uitgegaan van 15 casussen: uit ieder team van Bureau jeugdzorg Rotterdam op de Zuidoever één casus, plus 4 extra casussen. Hierbij werden ook casussen vanaf 1 juli 2012 betrokken, onderverdeeld in twee fasen: Fase 1, waarin BB + in de oude stijl werd uitgevoerd (tot ) en Fase 2, de uitvoering van BB + na de samenloop met het Jeugdbeschermingsplein 8 (vanaf ). 7 Verzoek tot Onderzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming 8 Zie Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

23 De casussen zijn aangeleverd aan de onderzoeker via de projectleider DBB + binnen BJZ. Om medewerkers te ondersteunen bij het vragen van cliënten voor medewerking aan het onderzoek is door de onderzoeker een voorbeeldbrief opgesteld die door medewerkers gebruikt kon worden om cliënten te vragen om medewerking aan het interview. De gedragsdeskundige en teamleider selecteerden de casus. Het ging altijd om een casus waarvan zij aannamen dat daarin goed volgens BB + is gewerkt. Een positieve selectie dus: Er zijn aan de hand van het actieplan direct doelen geformuleerd; Er vond doorlopende monitoring plaats of de opvoedingssituatie weer goed genoeg was; De begeleiding loopt na de OTS door zonder wachttijd; Er is goed samengewerkt door de ketenpartners. De uiteindelijk 7 aangeleverde casussen vormden in de ogen van de casusregisseurs een goed voorbeeld van de werkwijze van BB + in de praktijk. Van alle casussen is de casusregisseur geïnterviewd, van drie zaken aanvullend de zorgverlener en drie cliënten. De interviews waren semigestructureerd (zie bijlage 3). Gewerkt werd met een topiclijst. De interviews zijn uitgeschreven en kwalitatief door de onderzoekers geanalyseerd. Uitbreiding met een tweede deelonderzoek. Uit de eerste 7 interviews werd duidelijk dat de doorontwikkeling van BB+ nog niet voldoende bekend was bij alle nieuw betrokken casusregisseurs. Dit hing samen met de ontschotting vanaf juni Ook bleef het aantal casussen achter bij de verwachting van 15. In overleg met BJz SR is daarom besloten om 12 methodische leerbesprekingen (hierna MLB s) te organiseren ten behoeve van het kwalitatieve onderzoek. Deze casussen werden na binnenkomst bij BJz SR geselecteerd. Voor een uitleg over MLB s verwijzen we naar bijlage 4. De MLB voor elke casus werd 6-8 weken na binnenkomst gepland, ten tijde van de tussenrapportage door de betrokken zorgaanbieder. Deelonderzoek 1 vond plaats in de periode augustus december 2013 Deelonderzoek 2 vond plaats in de periode januari maart 2014 Tabel 2. Overzicht beide kwalitatieve deelonderzoeken Deelonderzoek 1: interviews rond gemelde casussen Deelonderzoek 2: MLB, vragenlijst en interviews Bureau jeugdzorg 7 11 Cliënten 3 6 Raad voor de kinderbescherming 1 7 Zorgaanbieder 3 11 Totaal Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 23

24 4 Resultaten 4.1 Verloop van het onderzoek De samenloop van BB + met het Jeugdbeschermingsplein Door de DBB+ partners werd vanaf september 2012 de bestaande samenwerking in een deel van het gebied onderdeel van de afspraken t.b.v. het zogenoemde Jeugdbeschermingsplein. Het Jeugdbeschermingsplein betrof een pilot van de gemeente in een deel van het gebied waar BB+ draaide. De melder van het gezin, de Raad, BJz en de zorgaanbieder komen bijeen onder voorzitterschap van de gemeente als voorzitter. Men komt samen tot een besluit of voor een zorgmelding een casusregisseur wordt aanwezen en zo ja, of er tegelijk een raadsonderzoek wordt gestart of niet. De gemeente geeft aan welke partij de casusregie gaat uitvoeren en bevordert dat afspraken worden gemaakt om alle betrokken partijen rond de gezinnen te betrekken. In meer dan de helft van de casussen is de casusregisseur een medewerker van Bureau Jeugdzorg. In 2013 heeft vanuit het Jeugdbeschermingsplein uitbreiding plaatsgevonden van de samenwerking met andere organisaties (o.a. jeugd-ggz). Nieuw in de aanpak van het Jeugdbeschermingsplein is dus dat ook tot een drangaanpak zonder raadsonderzoek kan worden besloten. Door de vervlechting van DBB+ en het Jeugdbeschermingsplein ontstonden daarmee ook BB+trajecten zonder raadsonderzoek. De samenloop van twee projecten in hetzelfde gebied: DBB + en het Jeugdbeschermingsplein heeft bij de ketenpartners eerst voor onbegrip, verwarring en in termen van de uitvoering van Vliegwiel 1 ook voor vertraging gezorgd. Momenteel zien we dat alle partijen aan deze constructie gewend zijn en dat de aanpak zorgt voor een meer integrale benadering. Aanpassingen in de aanpak van casusregie binnen BJz SR In eerste instantie gingen medewerkers van Toegang met BB + aan de slag zolang er sprake was van een vrijwillig / drangkader, met naast zich een Jeugdbeschermingsadviseur van BJz SR. Tijdens Vliegwiel 1 werd in de loop van 2013 gekozen voor ontschot werken. Dit betekende dat ook medewerkers van de jeugdreclassering en jeugdbescherming BB+casusregie gingen uitvoeren, en dat zij dus ook werkzaamheden in een drangkader gingen doen, zonder maatregel, en soms ook zonder raadsonderzoek. Dat was nieuw, en voor velen wennen. BJz SR heeft hier tijdens Vliegwiel 1 oplossingen voor aangereikt in de vorm van de Training Casusregie en ook door het inrichten van een buddysysteem, waarbij werknemers van verschillende werksoorten met elkaar optrekken bij een BB + casus (de een als expert voor de ander als nieuwkomer). De voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg Met de komst van de transitie jeugdzorg ontstond in 2013 voor Bureau Jeugdzorg de opgave om aan te sluiten bij landelijke ontwikkelingen: de functie Toegang zal worden afgestoten en de overige functies (jeugdbescherming en jeugdreclassering in zowel drang als dwangfase ) worden gecombineerd in gebiedsteams die beide functies kunnen uitvoeren (ontschotting). Voor de verdere professionalisering van dit nieuwe type jeugdbeschermer / casusregisseur werd in 2013 door Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam de genoemde opleiding tot casusregisseur ontwikkeld. Daarbij werd de Handleiding Werken met BB + bij de opleiding voor casusregisseurs uitgereikt. Voor deze handleiding nam Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam het initiatief aan te sluiten bij de in Overijssel ontwikkelde werkwijze Verve (Veiligheid en Regie voor elk) (VanMontfoort & Slot, 2013). Deze werkwijze is in de praktijk in de provincie Utrecht 24 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

25 doorontwikkeld in 2013 (SAVE). Met dit initiatief sloot BJz SR ook aan op een van de doelen van het project DBB + : methodische verrijking / verdieping. De bestuurlijke transitie jeugdzorg per 1 januari 2015 en de inhoudelijke transformatie zijn tijdens de onderzoeksperiode leidende processen in de vernieuwing van de jeugdzorg geworden, inclusief de jeugdbescherming. De organisatie van de jeugdzorg en daarmee ook van DBB + bevond (en bevindt) zich in een turbulente periode. Het huidige Bureau Jeugdzorg verdwijnt en de taken gaan over naar de gemeenten, een nieuw te vormen AMHK en een nog te vormen gecertificeerde instelling. De Raad werkt aan een reorganisatie met het oog op de komende transitie. Ondertussen werkten de gemeenten aan de inrichting van wijkteams als centraal punt in de zorg voor jeugd. Organisatorisch en inhoudelijk moeten deze lokale teams op de meeste plaatsen in de komende periode nog hun beslag krijgen. Het onderzoek naar het bereiken van de Vliegwiel 1 doelen door de partners van DBB + heeft, samenvattend, plaatsgevonden in een periode waarin de betrokken organisaties functies hebben samengevoegd en deels zullen gaan afstoten, waarin de gemeente nadrukkelijk als regisseur naar voren is getreden en nieuwe overlegpartners standaard aan de werkwijze BB + heeft toegevoegd, en waarin de gehele jeugdzorg zich voorbereidt op krimpen van de formatie door de opgelegde bezuinigingen in het kader van de decentralisatie. Leeswijzer In de volgende paragrafen presenteren we de resultaten vanuit het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek. We doen dat per doelstelling van DBB+. Om de leesbaarheid te vergroten, presenteren we hier alleen de bevindingen. De cijfermatige gegevens staan in tabellen, die alle in bijlage 6 zijn opgenomen. In het onderzoek waarin de monitor is ingezet is gewerkt met een trendanalyse van in totaal 5 jaar ( ) van februari tot februari. Een aantal variabelen is bovendien niet uitgedraaid over een periode van een jaar, maar op twee peildata (februari en augustus). Met deze onderzoekperiode is een periode van twee jaar gemoeid voordat er sprake was van de volledige uitrol van Beter Beschermd Plus (februari 2009 februari 2011), en de drie jaren erna (vanaf februari februari 2014). 9 In het dossieronderzoek is gewerkt met twee groepen: Een steekproef uit alle nieuwe BB + trajecten die zijn gestart in de periode 1 juni 1 oktober 2013, en een steekproef uit alle BB + trajecten die tussen 1 juni 1 oktober 2011 zijn opgestart. In het kwalitatieve onderzoek zijn 7 interviews met aangemelde gezinnen en het professionele netwerk ingezet, en 11 MLB s. De kwantitatieve resultaten zijn gebaseerd op uitgebreide dataverzameling. De kwalitatieve data zijn klein in aantal, maar wel representatief voor de huidige praktijk. De data laten de nodige verbeterpunten zien, maar we willen nog eens benadrukken dat de doorontwikkeling van BB+ heeft plaatsgevonden in een complexe context, waarin sprake was van onder andere wachtlijsten, de komst van het Jeugdbeschermingsplein en onduidelijkheid bij medewerkers over de gevolgen van de transitie. 9 Vanaf februari 2011 was BB+ de standaard werkwijze in de periode van het raadsonderzoek op Zuid Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 25

26 4.2 Resultaten doel 1: De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Voor het in kaart brengen van de resultaten van dit vliegwieldoel is gebruik gemaakt van het dossieronderzoek, de monitor 10, en de kwalitatieve interviews en MLB s. We bespreken eerst enkele doorlooptijden om na te gaan of het primair proces na de invoering van BB + snel, en daardoor cliëntvriendelijker verloopt. Vervolgens kijken we naar het betrekken van het gezin en netwerk bij het opstellen van een Plan van Aanpak, het inzetten van het netwerk, en het opstellen van het PvA OTS door de Raad en het voortbouwen door de Raad op informatie en doelen van de casusregisseur BB+ en zorgaanbieder. Is er een snelle doorlooptijd tussen aanmelding en start BB+ en het eerste gesprek? De doorlooptijd tussen de aanmelding BB + en de start van BB + is in beide onderzoeksgroepen (2011 en 2013) nagenoeg gelijk, zo blijkt uit het dossieronderzoek. Zie hiervoor tabel 11 (bijlage 6). In beide groepen starten 6 op de 10 aanmeldingen nog dezelfde dag. De gemiddelde wachttijd ligt in beide jaren rond de 5 dagen en is dus nagenoeg niet veranderd de afgelopen jaren. Dit is een positief resultaat: Het is gelukt de snelle doorlooptijden uit 2011 vast te houden en uit te breiden naar een steeds grotere groep cliënten. Ook de tijd tussen start BB + en eerste gesprek bij ouders thuis komt sterk overeen. Zie hiervoor tabel 12. In beide jaren ligt dit rond de 11 dagen. Ook aan dit tempo heeft men bij BB+ vast weten te houden. Is er een snelle doorlooptijd tussen de start BB + en start zorgaanbieder? Zie hiervoor tabel 13. Op voorhand moet een kleine kanttekening daarbij gemaakt worden: deze data zijn niet altijd secuur ingevuld. We zien in de jaren 2011 tot en met 2013 het gemiddelde aantal dagen tussen de aanmelding bij BJZ SR en de start van de zorgaanbieder en tussen de aanvang door BJZ SR en de start van de zorgaanbieder afnemen: van respectievelijk 20 tot 18 dagen en 13 tot 10 dagen. De snelheid, en daarmee cliëntgerichtheid neemt waarschijnlijk dus toe. Dat deze nog kan toenemen, blijkt ook uit tabel 13. In de beginjaren 2009 en 2010 waren de doorlooptijden sneller, omdat het kleinere aantal toen bij BB+ betrokken professionals meer contact hadden en sneller konden schakelen 11. De toename van zowel het aantal BB+ trajecten als betrokken professionals lijkt het tempo in de keten eerst te hebben vertraagd. Daarna is het tempo weer versneld. Interviews: Is het actieplan op tijd gereed? De beoogde werkwijze van BB + is, dat de casusregisseur van BJz SR een actieplan maakt en dat opstuurt naar de zorgaanbieder. Vervolgens neemt de hulpverlener van de zorgaanbieder contact op met de casusregisseur om samen een afspraak te maken met het gezin. Bij deze start is snelheid van groot belang. Uit de (7) interviews komt naar voren dat bij de stappen opstellen actieplan en contact tussen hulpverlener en case manager in meerdere gevallen nog teveel tijd zit. In een paar zaken, zo vertellen zorgaanbieders, zijn zij al weken in een gezin aan de slag, maar is er nog steeds geen definitief actieplan. Zij vinden het niet prettig om zo, zonder duidelijkheid wat de definitieve afspraken zijn, maar wat te doen. Een bijkomend probleem is dat zij zonder definitief actieplan (die tegelijk de verkorte indicatie is) geen andere hulpverlening kunnen inzetten en de zorg niet kunnen overdragen omdat geen enkele hulpverlener een zaak aanneemt zonder indicatie. 10 NB. Door ons zijn alle verschillen tussen de (experimentele) groep uit 2013 en de (controle) groep uit 2011 getoetst op significantie. Het resultaat van de toets geven we alleen weer als sprake is van een significant verschil. 11 Pers. comm. Gedragsdeskundige L. Gerrits, BJz SR, 25 april Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

27 Wordt het PvA Bescherming vaker samen met de ouders en andere hulpverleners gemaakt? In het dossieronderzoek is nagegaan welke partijen betrokken zijn bij het opstellen van het PvA Bescherming en het PvA OTS. Zie hiervoor tabel 14. In 2013 zien we dat het PvA Bescherming meestal gemaakt wordt in samenwerking tussen BJz SR, ouders en andere hulpverleners. In 2011 werden de ouders daar nog niet actief bij betrokken. Het PvA Bescherming werd toen bijna altijd gemaakt door professionals. Het verschil is significant 12. Als we kijken naar de soort hulpverleners die betrokken zijn bij het opstellen van het PvA Bescherming dan is er slechts beperkt verschil (tabel 15). Vooral de zorgaanbieders zijn betrokken. Dat geldt in 2013 en 2011 en is ook conform de opzet van BB +. Hulpverleners voor problemen van de ouders (op het gebied van bijvoorbeeld psychiatrie en verslaving) zijn in 2013 en 2011 bij 3 van de 10 casussen betrokken. We zien in 2013 een trend dat er vaker hulpverleners voor relatieproblemen van de ouders, en voor problemen met financiën en wonen betrokken worden sinds de start van BB +. Dit lijkt een logisch gevolg van de komst van het Jeugdbeschermingsplein. Het verschil is niet significant. Is er meer aandacht voor het informele netwerk? Het dossieronderzoek laat zien dat na de invoering van DBB + duidelijk meer aandacht wordt besteed aan het systematisch in kaart brengen van het netwerk dan in Zie hiervoor tabel 16. Het verschil (63% versus 36%) is significant 13. Het verschil is vooral te wijten aan het feit dat binnen de experimentele groep vaak de vraag wordt gesteld wie vinden het belangrijk dat het goed gaat met het kind. Dat leidt vaak (maar niet altijd) tot een systematische beschrijving van het aanwezige netwerk. Om zicht te krijgen op het netwerk wordt ook vaak de vraag gebruikt wie steunend kunnen zijn voor de ouders / de jeugdige. We zien in 2013 het (nader) in kaart brengen van het informele netwerk ook verschillende keren terug als doel binnen het PvA Bescherming. We zijn ook nagegaan welke personen in het dossier staan genoemd (als onderdeel van het informele netwerk. Zie hiervoor tabel 17. De gerapporteerde gevarieerdheid van het netwerk is in 2011 en ongeveer gelijk. Wordt het informele netwerk meer ingezet bij de uitvoering van het PvA Bescherming? In het dossieronderzoek is nagegaan welke personen uit het netwerk een rol krijgen in het PvA Bescherming en aanvullend of er personen voorkomen in de contactjournaals die een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen 14. Zie hiervoor tabel 18. In zowel 2011 als 2013 levert het informele netwerk in bijna de helft van de casussen een bijdrage aan het oplossen van de problemen. Bijna altijd komt de bijdrage aan het oplossen van de problemen van de opa s en oma s, gevolgd door de ooms en tantes. Slechts een enkele keer levert de overige familie, de buren, vrienden of kennissen of andere particulieren (zoals mensen van de kerk) een bijdrage. We zien in 2013 nog geen toename van deze bijdrage na de invoering van BB +. Bij de inhoudelijke analyse valt ook op dat het nog relatief weinig voorkomt dat de bijdrage die het netwerk levert ook met afspraken in het PvA Bescherming wordt vastgelegd. Er zijn in 2013 voorbeelden waarin dit wel gebeurt: 12 Chi-kwadraat=46.101, df=2, p= Chi-kwadraat=6.054, df=1, p= De bijdrage die vanuit broers en zussen, voormalige en nieuwe partners van de ouder wordt geleverd moest daarbij buiten beschouwing worden gelaten. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 27

28 In een van de casussen zijn in het PvA afspraken opgenomen dat moeder met haar familie in gesprek gaat over de zorgen die zij hebben met betrekking tot het kind. In een andere casus is in het PvA Bescherming vastgelegd dat de kinderen elke week even contact hebben met de buurvrouw en ook met hun tante. Zij zullen de kinderen vragen naar hun emoties en hun belevenissen. In een derde casus is met moeder afgesproken dat zij een overzicht maakt wie wanneer toezicht houdt op het kind. Is er meer aandacht voor het formele netwerk? Ook door het op elkaar betrekken van instanties in het formele netwerk kan de cliëntgerichtheid worden versterkt. We zagen al dat het formele netwerk (anders dan de hulpverlening) in 2013 vaker dan in 2011 wordt genoemd in de contactjournaals. We zien dit verschil ook als we kijken naar de actieve bijdrage die het formele netwerk levert aan het oplossen van de problemen. In 2013 levert het formele netwerk bij 8 van de 41 casussen (20%) een bijdrage, in 2011 was dit in geen van de casussen het geval (tabel 19). Hierbij gaat het bijna altijd om een bijdrage van het onderwijs, bijvoorbeeld over de afspraken die school met moeder gaat maken over het op tijd komen en het eten van de kinderen. In tabel 19 is bovendien te zien dat in 2013 bij 4 op de 10 casussen personen uit een of meer subgroepen uit het formele netwerk staan genoemd in het dossier. In 2011 was dit nog bij geen van de dossiers het geval. Dit verschil is significant 15. We kunnen hieruit concluderen dat het formele netwerk vaker betrokken wordt binnen het BB + traject (en het begin van de vervolgfase na BB + ). Het gaat hier bijna altijd om mensen die werkzaam zijn in het onderwijs. Personen uit de andere subgroepen staan minder vaak genoemd. Wordt er vaker gezamenlijk overlegd binnen het formele netwerk? Ook hiervoor is dossieronderzoek ingezet (contactjournaals). In 2013 (na de invoering van DBB + ) wordt drie keer zo vaak gezamenlijk overleg gevoerd ten behoeve van het PvA Bescherming, dan in 2011 (15% versus 46%). Het verschil is significant. 16 Gebruikt de Raad de informatie vanuit BB + in haar rapportage? Onderdeel van BB + is dat er een goede afstemming is tussen BJz SR, de Zorgaanbieder en de Raad voor de Kinderbescherming. We hebben dit getoetst door in de geselecteerde dossiers na te gaan of het in 2013 vaker dan in 2011 voorkomt dat de Raad in haar rapportage aan de kinderrechter informatie over het BB + traject opneemt die afkomstig is van BJz SR / de Zorgaanbieder. Zie hiervoor tabel 20. De tabel laat zien dat in 2011 al frequent sprake was van gebruik van BB + informatie door de Raad in haar rapportage aan de kinderrechter. Na de invoering van DBB + gebeurt dit nog steeds, in 81% van de gevallen. Het verschil is niet significant. We hebben ook informatie verzameld over de aard van de informatie die de Raad toevoegt aan haar eigen rapportage. Daarbij is de afspraak dat het tussenrapport BB + als bijlage wordt toegevoegd aan het raadsrapport. Dit gebeurt zowel in 2011 als 2013 in bijna driekwart van de gevallen. Dit belangrijke aspect van BB+ is sinds de invoering dus behouden gebleven (hoewel er nog winst kan worden behaald). Belangrijk, omdat de tussenrapportage namelijk veel meer relevante informatie voor het Raadsrapport bevat dan het PvA Bescherming. 15 Chi-kwadraat=19.024, df=1, p=.000. We hebben de toetsing uitgevoerd door van de toetsingsvariabele een dichotomie variabele te maken (wel of geen formeel netwerk) 16 Chi-kwadraat=8.916, df=1, p=.003, geen tabel 28 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

29 Wordt het PvA OTS vaker samen met de ouders, het netwerk en andere professionals gemaakt? Ook hiervoor is dossieronderzoek ingezet. Hier hebben we te maken met kleine aantallen. Op basis daarvan is het beeld dat het PvA OTS meestal werd en wordt gemaakt door BJz SR samen met de ouders en andere hulpverleners. Worden de doelen in het PvA Bescherming vaker overgenomen in het PvA OTS? De beperkte doorlooptijd van het onderzoek heeft er toe geleid dat er slechts weinig PvA OTS beschikbaar waren voor de analyse. De cijfers geven wel een tendens aan: In 2013 zijn bij 10 van de 12 casussen met een PvA OTS, de doelen van het PvA Bescherming inderdaad terug te zien in het PvA OTS, soms zijn daar dan nieuwe doelen aan toegevoegd. In 2011 gebeurde dat slechts bij 1 van de 6 casussen met een PvA OTS. Het lijkt er dus op dat de beoogde integraliteit van het primair proces op dit punt wordt gerealiseerd. Observaties vanuit de interviews over de kwaliteit van doelen. De zorgaanbieders stellen in de praktijk regelmatig tegen doelen van de Raad of BJz SR aan te lopen die breed (dat wil zeggen: te vaag) geformuleerd zijn en bovendien lastig in een paar weken te realiseren. Bijvoorbeeld: ouders geven passende ondersteuning aan kinderen (met gedragsproblemen red); ouders hebben een stabiele relatie of moeder voelt zich volwaardig. BJz SR medewerkers vroegen zich in een aantal casussen na het lezen van het Raadsrapport af: ja, maar wat bedoelt de Raad daar nu precies mee, met dat doel. En hoe kan ik nu meten of dat doel behaald is. Interviews en MLB s: observaties en goede praktijken rond cliëntgericht werken in BB + Vergroten ontvankelijkheid voor bemoeienis en hulpverlening Uit de 7 interviews komt naar voren dat DBB + de cliëntgerichtheid vooral vergroot in zaken waar een raadsmelding is gedaan. Een belangrijk voordeel van de directe betrokkenheid van de combinatie jeugdbeschermer (casusregisseur) en zorgaanbieder bij een gezin is namelijk, dat tegen de tijd dat een raadsrapport verschijnt, zij al een relatie met een ouder hebben opgebouwd en direct tekst en uitleg kunnen geven bij dit rapport. Het raadsrapport bevat volgens ouders regelmatig onjuistheden en daar kunnen ze erg boos, angstig en/of onzeker door raken. De hulpverlener en casusregisseur verkeren in een goede positie om uit te leggen dat de ouder ook altijd zijn of haar eigen mening aan het raadsrapport mag toevoegen en dat deze mening wordt meegewogen in het eindoordeel door de rechter. Dat neemt volgens meerdere BB + medewerkers veel kou uit de lucht. Uit de gesprekken met de moeders komt het beeld naar voren dat zij vertrouwen hadden in de professionals. Wordt het netwerk structureel betrokken bij DBB+? Zowel de 7 interviews als de 11 MLB s laten zien dat professionals niet altijd spreken met mensen uit het netwerk van een gezin. Tijdens de MLB s valt op dat bijna geen enkele aanwezige professional het hele netwerk van een gezin in beeld heeft. Ook het afzonderlijk spreken van de kinderen bleek in de meeste casussen nog niet gebeurd te zijn, en ook bij de Raad lijkt het betrekken van het netwerk geen vanzelfsprekendheid, behalve als er een uithuisplaatsing dreigt. In dat geval onderzoekt de Raad wat de mogelijkheden zijn binnen het netwerk, vooral bij jonge kinderen. Daarmee is de positie van de mensen uit het netwerk die betrokken worden heel summier. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 29

30 Uit de interviews blijkt ook dat mensen uit de omgeving van een gezin vaak al wel actief zijn. Voorbeelden worden genoemd van mensen van de kerk die oppasten, een buurvrouw die een paar weken komt inwonen met haar kinderen of een oma die een deel van de kinderen van haar dochter opvoedt. Dat maakt hen belangrijke ogen en oren voor jeugdbeschermers om een completer beeld te krijgen van de mate van bedreiging van veiligheid en/of ontwikkeling van een kind, ook na de afsluiting van een zaak door instanties. Wie bepaalt of het netwerk betrokken mag worden? Uit de discussies tijdens MLB s blijkt dat over het snel betrekken van het netwerk verschil van inzicht bestaat. Enkele professionals betrekken het netwerk slechts beperkt omdat zij zorgen hebben over een mogelijk negatieve invloed hiervan. Of zoals een professional het uitdrukte: naarmate je langer in het gezin bent, weet je ook welke familieleden en welke buren en vriendinnen steun zijn en welke meer tot last zijn. Dus we kijken het vaak eerst even aan; die informatie moeten we wel goed hebben, voordat we dadelijk de verkeerde persoon betrekken. Dat ze meer tot last zijn dan tot steun. De veronderstelling is hier dat de professional degene is die de betrokkenen in het netwerk beweegt tot samenwerking. Hier stellen we vraagtekens bij. Het netwerk gaat langer mee dan een BB+ traject. Tijdens de interviews komt als belangrijk voordeel van het meer betrekken van het netwerk van een gezin naar voren, dat de continuïteit van de ondersteuning van het gezin meer gewaarborgd kan worden. De intensieve gezinscoaching door BB + duurt drie tot vier maanden. Daarna stopt de drangfase en gaat hulpverlening of door in het kader van een dwangtraject of vanuit vrijwillig kader. In de praktijk blijkt dat nog steeds lastig. Er werden voorbeelden genoemd waarbij als gevolg van wachtlijsten bijvoorbeeld maanden lang alleen telefonisch contact is met een gezin, voordat de vervolghulpverlening wordt opgestart. Voor praktische ondersteuning zijn professionals soms essentieel Zowel hulpverleners als medewerkers van BJz SR geven aan dat voor het organiseren en realiseren van de benodigde hulp in huishoudens vaak activiteiten nodig zijn die naar hun idee door ouders zelf of door het netwerk niet te regelen zijn. Voorbeelden die in dat kader genoemd zijn waren het regelen van onderwijsopvang, omdat het bijvoorbeeld voor een tweede keer wordt aangevraagd en de school er dan niet opnieuw voor wil betalen. Voor sommige ouders is het ook lastig omdat er geen ruimte meer in het hoofd is om alle afspraken te onthouden of omdat ze een afspraak gewoon niet zo belangrijk vinden omdat zij op dat moment zelf niet overzien wat het oplevert. Zo vertelt een professional: Wel als ouders naar de rechtbank moeten.. dat is duidelijk. Ik kan van die andere dingen wel uitleggen wat het op gaat leveren, maar ze hebben daar niet zoveel feeling mee. Teamsamenwerking binnen BB+ groeit, maar vereist nog aandacht De BB + werkwijze, is erop gericht dat er wordt gewerkt in een team, maar dit gaat niet vanzelf. Het Jeugdbeschermingsplein stelt het team wel samen, maar ondersteunt vervolgens het werken in teamverband niet. Dit is de opdracht van de casusregisseur, die daarbij nog op hindernissen kan stuiten. Vaak gaat het goed. Het onderzoek laat zien dat de werkwijze BB + leidt tot korte lijnen: medewerkers bellen elkaar eerder, wisselen meer en eerder informatie uit en overleggen met de zorgaanbieder over de vraag wat de meerwaarde van een OTS zou kunnen zijn. Door de 30 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

31 onderlinge afstemming in de keten op een vroeg moment, bij voorkeur binnen een week nadat de zaak is uitgedeeld voelen de collega s in de keten, inclusief de Raad, zich meer een team. Wanneer deze professionals elkaar eerder hadden ontmoet werd dat teamgevoel voelbaar en zichtbaar in de MLB s, bijvoorbeeld omdat zij met elkaar het overzicht van het netwerk deelden en/of omdat zij alle drie op de hoogte waren van de laatste stand van zaken. Dit duidde op al bestaande korte lijnen. Een gedragsdeskundige van een zorgaanbieder verwoordde dit gevoel als volgt: Inhoudelijk betekent het elkaar fysiek ontmoeten voor mij een soepelere samenwerking. Best van belang omdat ouders ons vaak in hun boosheid richting Raad en BJZ proberen te trekken. Onze werkers werken dan in dat spanningsveld en als ze de collega s niet spreken kan dat snel tot onbegrip leiden. Dit wordt nu gemakkelijker voorkomen. Krachten kunnen beter gebundeld worden. In de MLB s werd ook zichtbaar dat de jeugdbeschermers van de drie betrokken organisaties openlijk alle bij hen bekende feiten, zorgen en krachten delen. Over en weer hebben partijen informatie die voor de ander van belang is. De BB + zorgaanbieder heeft de meest recente informatie, door de start van de hulpverlening. Daardoor is het voor de casusregisseur makkelijker om meer op afstand naar de gezinssituatie te kijken en een andere, indien nodig meer dwingende (positionerende) rol in te nemen. De raadsonderzoeker heeft meer mogelijkheden om mensen te spreken die niet vrijwillig te spreken zijn voor een BB + medewerker of een casusregisseur. Ook het opvragen van informatie uit een persoonlijk onderzoek is iets dat een raadsonderzoeker gemakkelijker voor elkaar krijgt dan de collega s uit de keten. Andere voorbeelden laten zien dat de afstemming soms ook nog tekortschiet. - Een uitspraak van een casusregisseur: Dat is besproken door de Raad met het gezin maar de Raad heeft daarin zijn eigen traject. We informeren elkaar wel, maar zij trekken eigenlijk hun eigen plan. Ook in andere casussen is het soms eigenstandig optreden van de Raad een aandachtspunt. De opdracht van de Raad maakt het mogelijk dat zij een eigen afweging maakt. Dat is heel legitiem. Maar juist omdat de Raad, BJz SR en zorgaanbieders in BB+ meer intensief samenwerken dan ooit, en de Raad door de inzet van BB+ ook veel meer kan varen op de informatie van BJz SR en zorgaanbieder, moeten besluiten van de Raad die toch afwijken, heel goed worden voorbesproken en uitgelegd. Ook dat draagt bij aan eenduidige communicatie en een gezamenlijke inspanning richting gezin, en het draagt daardoor ook aan bij een beter voorbereide OTS (waar dezelfde casusregisseur en zorgaanbieder immers weer verder gaan met het gezin). - Een zorgaanbieder vraagt de casusregisseur (met weinig BB + ervaring) om bij elkaar te komen voor een overleg. De reactie is dat "dat niet de bedoeling is" en dat hij "maar de casusregisseur is en liever wacht tot de gezinsvoogd de taken gaat overnemen"; Deze voorbeelden speelden zeker niet bij alle casussen die in het kwalitatieve onderzoek zijn besproken. Gebrek aan afstemming speelt volgens een zorgaanbieder vooral sinds veel meer medewerkers volgens BB + werken. Daardoor zijn er nog situaties waarin voldoende kennis van de werkwijze ontbreekt. Training en voortdurende uitleg voor de medewerkers over BB+ blijven van groot belang. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 31

32 4.3 Resultaten doel 2: Borging van de veiligheid van het kind Het algemene, generieke doel van BB+ is dat iedereen die het belangrijk vindt dat het goed gaat met het kind, gezamenlijk een extra inspanning doet voor zijn of haar veiligheid en ontwikkeling. Om de resultaten van BB+ op dit aspect vast te stellen, is opnieuw gebruik gemaakt van dossiers, de monitor en interviews/mlb s. Worden schaalvragen benut voor het beoordelen van de veiligheid? Het werken met schaalvragen voor een inschatting van de veiligheidssituatie van het kind is onderdeel van DBB +. Het dossieronderzoek (zie tabel 21) laat zien dat het gebruik van schaalvragen in 2013 een vast onderdeel is geworden tijdens de uitvoering van BB +. In 2011 werden de schaalvragen nog nauwelijks gebruikt (omdat zij ook nog geen onderdeel vormden van het PvA). Het verschil is significant. 17 De schaalvragen worden doorgaans door de contactpersoon van BJz SR of de casusregisseur samen met de ouders ingevuld (26 van de 36 casussen, 72%). Worden kinderen minder vaak opnieuw aangemeld? Borging van de veiligheid van het kind is een belangrijk doel van het Vliegwielproject. Het doel is weliswaar om het aantal ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen af te laten nemen en de duur van beiden te verkorten, maar dit kan alleen gebeuren als ook de veiligheid van het kind geborgd is. Deze borging is moeilijk op een eenduidige wijze uit het registratiesysteem IJ te halen. Het omvat namelijk een kwalitatieve overweging en beslissing die in groepsverband genomen wordt. Om hier toch iets over te kunnen zeggen is met de monitor gekeken naar het aantal jeugdigen dat opnieuw onder toezicht wordt gesteld, nadat eerder de ondertoezichtstelling is afgesloten. Zie hiervoor tabel 22. Het percentage nieuwe gestarte OTS met een eerder afgesloten OTS in de afgelopen twee jaar laat zowel op Noord als op Zuid in 2013 een daling zien ten opzichte van Op Zuid daalt het percentage van 7,5% naar 5,7% en op Noord van 6,0% naar 4,5%. Voor dezelfde periode is gekeken naar de aantallen VTO (verzoek tot onderzoek door de Raad) waarbij een eerdere afgesloten VTO ooit, en in de afgelopen twee jaar plaatsvond. Als er een VTO is gedaan en vervolgens wordt er een periode later weer een VTO kan gedaan, is het mogelijk dat de veiligheid van het kind op dat moment niet goed genoeg geborgd is geweest: er is immers weer een vermoeden van een onveilige situatie van het kind. Zie hiervoor tabel 23. Hier laat het onderzoek hetzelfde beeld zien: Het aantal VTO met een eerdere VTO in de twee jaar ervoor daalt in 2013 in vergelijking met 2009: op Zuid van 5,3% naar 3,5% en op Noord van 5,7% naar 2,8%. Aan de cijfers is te zien dat ze laag liggen: de veiligheid van het kind lijkt na afsluiting van een OTS of VTO dus goed gewaarborgd, los van de daarbij gebruikte methode. Observaties en goede praktijken rond het borgen van veiligheid in BB + Snelheid helpt Het grootste voordeel van BB + is, volgens alle jeugdbeschermers de vroege bemoeienis in combinatie met snelle inzet van hulp in en betrokkenheid van een gezin waarover zorgen bestaan. Deze aanpak biedt eerder en meer zicht op de actuele situatie in het gezin. Bij acute bedreiging van de veiligheid van een kind kan daardoor snel worden ingegrepen. Ouders krijgen daarmee ook de kans om de hulpverlening, casusregisseur en eventueel Raad eerder 17 Chi-kwadraat=55.368, df=1, p= Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

33 te laten zien hoe het er thuis aan toegaat en welke veranderingen mogelijk/wenselijk zijn, vóór meer zwaarwegende maatregelen volgen. Dit mobiliseert volgens de respondenten de ouders, en deze motivatie draagt vervolgens bij aan de borging van veiligheid en ontwikkeling. De inzet van een BB + zorgaanbieder heeft volgens de geïnterviewden in veel zaken tot gevolg dat er stappen gezet worden in een gezin, waarin anders nog langere tijd geen interventie te verwachten zou zijn. Beide ouders en alle kinderen spreken Tijdens de MLB s werd benadrukt om beide ouders te spreken, ook als daar in de casus niet direct aanleiding voor lijkt, en ook de kinderen. Gedurende de eerste weken van BB + blijken niet alle kinderen afzonderlijk te zijn gesproken omdat, zoals BB + hulpverleners aangaven, de acute problematiek vaak direct zoveel tijd en aandacht vraagt, dat het contact met de kinderen onbewust en onbedoeld meer naar achteren verschuift. Voor het borgen van de veiligheid is dit een aandachtspunt. Het afzonderlijk spreken van de kinderen levert de casusregisseur en zorgaanbieder informatie op die veel impact kan hebben op de ouders en het netwerk, en hen extra kan motiveren om de veiligheid en ontwikkeling van die kinderen te borgen. Netwerk versterkt veiligheid Het werken met Vier-Vensters vergroot het besef van het belang van het uitgebreid in kaart brengen van het netwerk. Vaak noemen professionals het argument dat een gezin anderen niet wil opzadelen met hun zorgen of zij geven aan eerst zelf meer zicht op (de betrouwbaarheid van) het netwerk te willen krijgen. Het werken met de MLB s leidde tot een groter besef van de meerwaarde van het laten meedenken van mensen uit de directe omgeving van een gezin voor het vergroten van de veiligheid van de kinderen. Dit besef is echter pril en dient door de ketenpartners nadrukkelijk verder ontwikkeld te worden. Het belang van het formuleren van concrete zorgen Wat opvalt in de MLB s is dat vaak alle bestaande zorgen en sterke punten worden ingebracht, ook punten waarvan niet direct duidelijk is of en op welke manier kinderen daaronder op dit moment te lijden hebben en een bedreiging vormen. Bijvoorbeeld: bij gescheiden ouders werd als zorgpunt genoemd dat er geen zicht is op de betrokkenheid van een vader. Door de toepassing van de werkwijze Vier-Vensters verschoof het accent naar de grootste en alleen actuele zorgen en sterke punten die direct samenhingen met de bedreiging van een kind. Daardoor worden de gronden voor een (eventuele) OTS duidelijker, en het maakt de activiteiten concreter die bijdragen aan het verbeteren van de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. Praktische hulp en steunen van ouders: ingang, maar ook risico. Terecht geven professionals aan dat niet alle zaken tegelijk opgepakt kunnen worden en een opgeruimde en georganiseerde huishouding een belangrijke basisvoorwaarde is voor veel andere zaken, zoals het meer op een lijn brengen van ouders over de opvoeding. Deze opvatting wordt gedeeld door de ouders; zij begrijpen er niets van als professionals aangeven er vooral of uitsluitend te zijn voor de kinderen. Het is dus begrijpelijk dat soms het perspectief van de ouder centraal staat, en minder het perspectief van het kind of de kinderen. Daardoor kan vaak op korte termijn een oorzaak van de bedreiging van veiligheid en ontwikkeling worden weggenomen. De keerzijde van deze focus is dat het op de meer langere termijn borgen van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen naar de achtergrond verschuift. Door Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 33

34 het tijdsbeslag van de praktische werkzaamheden en aandacht voor de ouders verschuift de aandacht voor de kinderen meer naar een later tijdstip, vooral ook omdat BB + een korte interventie is. Veiligheidsdoelen vereisen afspraken en handhaving Uit de interviews komt naar voren dat er soms wel concrete veiligheidsdoelen zijn geformuleerd, maar dat de handhaving van de regels of afspraken om die te behalen niet altijd even consequent en duidelijk wordt nageleefd. In casus komt naar voren dat iemand die beticht werd van huiselijk geweld, na enige tijd toch weer thuis komt wonen, zonder dat daarover opnieuw overleg is geweest. In deze casus schatte de professional de opvoedingssituatie in het gezin in als goed genoeg, en vond daarin geen aanleiding om meer mensen die belangrijk waren voor de ouder, te betrekken bij het bespreken van het waarborgen van de veiligheid. Het belang van goede overdracht Momenten om als professionals uit een gezin te gaan hingen in nagenoeg alle casussen samen met de afloop van het formele traject, dat wil zeggen de duur van het BB + traject. Tussentijds overleg is daardoor niet altijd gericht op het concreet bespreken van de afbouw van professionele betrokkenheid, omdat het voldoende veilig is. Er is dan geen duidelijk zicht op de afloop, waardoor de noodzaak voor drang of dwang uit beeld raakt. Goede overdracht is nodig, maar in de praktijk door de schotten nog steeds lastig. 4.4 Resultaten doel 3: Minder en kortere ondertoezichtstellingen. Een belangrijk vliegwieldoel is de afname van het aantal en de duur van ondertoezichtstellingen. Met behulp van de monitor is nagegaan of hierin verandering is gekomen. Om eventuele veranderingen in verband te kunnen brengen met de inzet van DBB+, is in de monitor onderscheid gemaakt tussen casussen op Noord en op Zuid, en tussen casussen op Noord, Zuid met BB + en Zuid zonder BB +. Neemt het aantal nieuw gestarte OTS en af? Onderlinge verhouding van nieuwe OTS en op Noord en Zuid: In tabel 24 staat het aantal nieuw gestarte OTS en vermeld van 2009 tot en met 2013, voor de Noordoever en de Zuidoever. Het aandeel nieuw gestarte OTS en op de Zuidoever wordt ten opzichte van de Noordoever in de periode vanaf de start van BB+ in 2009 kleiner. Nam Zuid in ,7% van het aantal nieuw gestarte OTS en voor zijn rekening, in 2013 is dit aandeel afgenomen tot 39,9%. Vanaf 2011 stabiliseert het verschil in aandeel en blijft dit ongeveer 40% voor Zuid tegenover 60% voor Noord. Vergelijking van aantallen nieuwe OTS en op Noord en Zuid: Om de aantallen nieuwe OTSen goed te kunnen interpreteren moeten deze worden afgezet tegen het aantal aanmeldingen bij BJz SR. Immers, een toename in het aantal aanmeldingen kan ook leiden tot een toename in het aantal nieuw gestarte OTS en. Zie tabel 25. Het totaal aantal aanmeldingen vertoont op beide oevers een overeenkomstig beeld: een daling vanaf 2009 (op Zuid een stuk scherper dan op Noord) en een stijging vanaf 2011, waardoor het totale aantal aanmeldingen in 2014 weer hoger uitkomt dan in 2009 (964 in plaats van 795). Hierbij is belangrijk te vermelden dat (alleen) in 2011 op beide oevers alle 34 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

35 broertjes en zusjes van aangemelde kinderen en ook ongeborenen gemeld moesten worden. Het aantal nieuwe OTS en stijgt in die periode ook, en zelfs harder dan het aantal aanmeldingen: het aandeel neemt toe van 28.8% tot 33.5%. Steeds vaker leidt een aanmelding tot een OTS. Deze toename komt echter geheel voor rekening van de Noordoever, het aandeel nieuwe OTS en stijgt daar van 2009 tot en met 2013 met ongeveer 10%. Het aandeel OTS en dat volgt op een aanmelding op Zuid blijft in die periode juist redelijk stabiel. In 2013 leidt een aanmelding op Noord in 1/3 meer van de gevallen tot een OTS dan op Zuid. We voegen hieraan toe dat ook op de Noordoever sinds 2011 het aantal nieuwe OTS en weer daalt. Op grond van deze cijfers mogen we concluderen dat BB+ in de onderzoeksperiode een stijging van het aantal nieuwe OTS en heeft voorkomen. Neemt specifiek het aantal nieuwe OTS en af dat na BB + wordt gestart? Sinds de implementatie van BB+ zien we tot 2013 een aanzienlijke toename 18 van het aantal BB+ trajecten op Zuid (van 233 naar 309, zie tabel 26). Ten opzichte van alle aanmeldingen groeit het aandeel BB+ trajecten naar ongeveer 22% (1 op de 5 aanmeldingen is in 2013 een BB+ traject). In die periode zien we een daling van het aantal BB+ trajecten dat tot een OTS leidt van 62,5% naar 46%. Bij alle aanmeldingen op Zuid is dit percentage in die periode juist stabiel (tabel 25). Van 2009 tot 2013 leiden steeds meer BB+ trajecten dus steeds minder vaak tot een nieuwe OTS. We mogen concluderen dat BB+ trajecten voor een versnelling zorgen in de afname van nieuwe OTS en. Of dit resultaat uitsluitend aan BB+ kan worden toegeschreven kunnen we niet zeggen. We moeten wat betreft dit punt nog een voorbehoud maken, omdat ook op de Noordoever het aantal nieuwe OTS en sinds 2011 weer daalt. Leidt een Raadsonderzoek minder vaak tot een OTS? Omdat bij BB+ de Raad samen met BJz SR en de zorgaanbieder vroegtijdig aan de slag gaat is het mogelijk dat vaker wordt geconstateerd dat een OTS toch niet nodig is, waardoor BB+ minder vaak tot nieuwe OTS en zou kunnen leiden. Dit effect werd al vastgesteld in de eerder genoemde evaluatie van de pilot BB + uit In tabel 27 is het percentage VTO (verzoeken tot onderzoek door de Raad) vermeld waarop een OTS volgt. Op Zuid betreft het sinds 2011 uitsluitend BB+ casussen. Zichtbaar is dat dit percentage sinds 2011 steeds lager dan op Noord 19. In 2013 leidt een VTO op Zuid 6% minder tot een OTS dan op Noord. Het hierboven geconstateerde remmende effect van BB+ op nieuwe OTS en is ook hier zichtbaar. Zien we bij de Raad veranderingen in het aantal rekesten? Ook bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn gegevens verzameld over de uitkomsten van onderzoeken naar een kinderbeschermingsmaatregel in (zie tabel 28.) We zien hier hetzelfde beeld als uit de monitor naar voren komt (voorgaande alinea). Het aantal rekesten OTS 18 Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken over de afgelopen jaren hebben we de perioden iets aangepast. Van de BB+ trajecten die gestart zijn aan het einde van de laatste periode (februari 2013 februari 2014) is nog niet bekend of er uiteindelijk een OTS is gevolgd. We hebben gekozen voor een ruime gemiddelde looptijd tussen aanmelding BB+ en het moment waarop de OTS start van 3 maanden: dit houdt in dat we er van uit gaan dat bij de gestarte trajecten tussen 1 november 2013 en 1 januari 2014 nog niet bekend is of er een OTS is gevolgd of niet. We nemen alleen de gestarte trajecten in de periode 1 februari 1 november 2013 mee en bekijken of bij die gestarte traject er een OTS is gevolgd. Om de vergelijking over de jaren eerlijk te maken doen we dat ook bij de vorige jaren. 19 Voor dit onderzoek is van belang dat het bij een VTO die gestart is in december 2013 mogelijk is dat nog niet in IJ is ingevoerd of er een OTS gevolgd is of niet. Om aan dit gegeven tegemoet te komen is een ruimere doorlooptijd (3 maanden) genomen tussen de datum VTO en de datum van invoer van een eventuele OTS. De perioden zijn daardoor aangepast: het gaat om de periode 1 februari 1 november van de jaren Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 35

36 neemt af vanaf februari 2011, het moment dat BB+ werd uitgerold. Dit gebeurt ook op Noord, maar de percentages casussen waarvoor OTS wordt aangevraagd zijn consequent lager op Zuid. Bij het percentage rekesten OTS met een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) en een MUHP tijdens lopende OTS zien we ook verschil. Op beide oevers zien we een duidelijke afname van MUHP en sinds 2009, en dan vooral sinds Op de Zuidoever is deze afname bijna een halvering, op Noord is dat ongeveer 30% sinds Dit is een indicatie dat de Raad sinds de invoering van BB+ minder vaak de zware oplossing van een uithuisplaatsing aanvraagt bij de rechter. Neemt het aantal lopende OTS en af? Hierboven gaat het om het aantal nieuwe OTS en. De werkwijze BB+ richt zich vooral op de voorkant van de bemoeienis. Het Vliegwiel1 project Doorontwikkeling BB+ richt zich op het gehele traject (zie strategie 2 en 3, paragraaf 1.2), en daarmee komen ook de lopende OTS en in beeld. Wat is de ontwikkeling hiervan voor en na de invoering van DBB+? We zien hier een ander beeld dan bij de nieuwe OTS en. Tabel 29 laat zien dat het aantal lopende OTS en vanaf 2009 tot aan 2014 afneemt binnen BJz SR. Het totaal aantal lopende OTS en is in 2014 zelfs het laagst. Op 1 februari 2011 is BB + uitgerold op Zuid. Vanaf die datum zien we een daling van 15% in het aantal lopende OTS en tot in Op Noord stijgt het aantal lopende OTS in die periode juist (licht) met 1.5%. Daardoor worden er per jaar ook meer OTS en afgesloten dan nieuw gestart op Zuid, getuige tabel 30. Op Noord is hiervan geen sprake: daar worden juist meer OTS en gestart dan er worden afgesloten. We voegen daaraan wel toe dat de Noordoever sinds 2013 in dit opzicht aan een inhaalslag bezig is ten opzichte van Zuid. Vooral in 2013 zien we hier waarschijnlijk de impact van het Vliegwiel 2 project op Noord in de cijfers terug. Neemt de duur van lopende OTS en af? De OTS is bedoeld als een tijdelijke maatregel. Met de monitor is gekeken naar de duur van alle lopende OTS en van 2009 tot 2014, op 10 peildata. Daarbij is onderscheid gemaakt in 4 categorieën in duur van de OTS: 0-1 jaar, 1-2 jaar, 2-3 jaar en langer dan 3 jaar. De gegevens in tabel 31 laten zien dat het aantal OTS en dat langer dan 3 jaar duur afneemt na de invoering van BB + en dat het aantal korter durende OTS en toeneemt. Vanaf 2011 zet zich op beide oevers een daling in. De gemiddelde duur van alle lopende OTS en gaat van ongeveer 2.5 jaar naar ongeveer 2.1 jaar. Op Noord speelt mogelijk het project Vliegwiel 2 in 2013 een rol. Dit project richtte zich ook op het verantwoord eerder afsluiten van de OTS. Duiding van de resultaten Als we beide resultaten samenvoegen (nieuwe en lopende OTS en), dan zien we op Zuid minder nieuwe, en dan vaak ook kortere OTS en na BB+, die minder vaak met een uithuisplaatsing samengaan, en in combinatie met een afname van vooral langlopende OTS en. Op Noord zien we dat de winst er aan de achterkant ook wel is, maar aan de voorkant (nog) niet. We duiden deze resultaten als volgt, waarbij het belangrijk is te bedenken dat een structurele afname van het aantal nieuwe OTS en geen generiek doel is van BB+. De betrokken professionals nemen toch het besluit voor een maatregel als zij daar gronden voor zien, ook al werken zij met de komst van BB+ in een eerder stadium en ook intensiever samen. Het doel van BB+ is niet dus alleen om een OTS te voorkomen als deze niets toevoegt, maar zeker ook om een OTS goed voor te bereiden als deze wel nodig is. Als de gronden voor een OTS er vervolgens niet langer zijn, zien we dat de doorontwikkeling van BB+ er aan bijdraagt dat de lopende OTS en eerder worden afgerond, en de nieuwe OTS en duren ook korter. Investeren in een goede start van een OTS 36 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

37 betaalt zich later dus uit. De winst van DBB+ in termen van de aantallen en duur van de OTS is in de onderzoeksperiode vooral aan de achterkant van de OTS gemaximaliseerd. Dat ook winst aan de voorkant kan groeien, blijkt uit het feit dat met de invoering van BB+ in 2011 een daling is ingezet van het aantal trajecten dat niet tot een OTS leidt. We zien ook dat de Raad op Zuid in die periode vaker een onderzoek afsluit zonder een OTS aan te vragen dan op Noord. Trajecten BB+ hebben een versnellende werking op deze afname. De intensieve en vroegtijdige samenwerking lijkt zich hier aan de voorkant al uit te betalen in het voorkomen van een OTS. Als voor het borgen van veiligheid, en daarmee het voorkomen of afronden van de OTS, ook nog het netwerk veel meer kan worden ingezet dan nu, en de ketensamenwerking nog meer wordt verbeterd, kan de winst zowel aan de voorkant en achterkant worden vergroot. Interviews en MLB s: observaties en goede praktijken rond het voorkomen van een OTS. Samenhang tussen meer cliëntgerichtheid en voorkomen van een OTS. De interviews met betrokkenen rond de aangemelde casussen laten zien dat de snelle, intensieve en handelingsgerichte inzet van de zorgaanbieder in BB +, die in het gezin wordt gelanceerd via de casusregisseur van BJz SR, tot een beter zicht op de gezinssituatie leidt. Daardoor worden onmiddellijk stappen genomen die gericht zijn op de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen, en dat kan, zo is de overtuiging, tot minder OTS en leiden. Meer specifiek laten de respondenten weten dat de inzet van BB + waarschijnlijk OTS en voorkomt, om een aantal redenen: - Het komt voor dat de informatie over de zorgen waarover een melding is gedaan bij de start van het raadsonderzoek onvolledig en incorrect is. Vrij snel na de start van het onderzoek weet de raadsonderzoeker dan dat er onvoldoende grond is om een OTS aan te vragen. - Door de dwang die van een (mogelijk) raadsonderzoek uitgaat, kiezen veel cliënten toch eieren voor hun geld en besluiten zij mee te werken aan vrijwillige hulpverlening. En zodra mensen meewerken aan hulpverlening in een vrijwillig kader, vervalt er volgens een raadsonderzoeker- een belangrijke onderbouwing voor een OTS; - In een aantal gevallen was er geen klik tussen de eerdere hulpverlening die er in een gezin aanwezig was en bleek de hulpverlening via BB + wel aan te slaan, waardoor er alsnog in korte tijd flinke verbeteringen in de gezinssituatie worden gerealiseerd en een OTS niet nodig was. Meer aandacht voor hulpverleningsgeschiedenis beïnvloedt kans op OTS De methodische verdieping bij DBB + betekent dat uitgebreid wordt stilgestaan bij de betrokkenheid van de jeugdbescherming en verdere hulpverleningsgeschiedenis van een gezin. In de MLB s bleek dat het bespreken van deze tijdlijn nieuwe aspecten van een zaak blootlegt. Dit maakt professionals alerter en geeft aanleiding om zaken waar nog vragen over bestaan nader uit te zoeken. Na afloop van de 11 MLB s leidde deze bespreking in 3 zaken tot afname van de aanleiding tot het adviseren van een OTS, maar dit nam in 5 zaken juist toe, terwijl het hier informatie uit het verleden betrof die tot aanvullende zorgen leidde. Hier ligt een methodisch aandachtspunt: Als zorgpunten op dit moment geen rol meer spelen in de bedreiging van de veiligheid en ontwikkeling van het kind, mogen zij niet worden meegenomen in de afweging voor de afwending van die bedreiging een OTS te adviseren. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 37

38 Successen en inspanningen vanuit het verleden positief duiden In de onderzochte casussen zijn de hulpverleningsgeschiedenissen doorgaans complex en langdurig. In de meeste gezinnen was al eerder sprake (geweest) van een zorgelijke situatie. Voor de professionals is niet alleen van belang te ontdekken wat niet heeft gewerkt (om dat niet nog eens te doen), maar ook wat in het verleden goed heeft gewerkt (om dat te kunnen herhalen). Het is belangrijk dat deze informatie in het kader BB + doordringt tot de jeugdbeschermers, Raad en zorgaanbieders. Het kwam tijdens alle MLB s echter naar voren dat dit overzicht incompleet bleek. Daarmee is niet gezegd dat die informatie er ook niet was, of niet beschikbaar kon worden gesteld. Om uiteenlopende redenen was er echter geen sluitend overzicht. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de uitvoering van een effectieve en efficiënte jeugdbescherming. Uit de discussies tussen professionals tijdens de MLB s werd ook duidelijk dat er soms geen overeenstemming is over het belang van het in kaart brengen van het verleden en wiens taak of verantwoordelijkheid dat is. Er is volgens velen ook iets te zeggen voor een exclusief accent op het hier en nu en de directe toekomst. Dit moet echter worden bestempeld als een misvatting: oplossingsgericht werken is sterk gebaat bij volledige informatie uit het verleden over wat wel en niet heeft gewerkt. Een positieve uitkomst van het blootleggen van de lacunes is, zo bleek tijdens de MLB s, dat het nieuwe aanknopingspunten biedt iets nader uit te zoeken. Dit speelt vooral als er nog veel vragen bestaan over de huidige situatie, waardoor niet kan worden bepaald in hoeverre een voorgenomen interventie zich verhoudt tot eerder interventies. Preventie naar voren. Ook vroegtijdig opschalen naar BB+ kan een OTS voorkomen. Zowel jeugdbeschermers als hulpverleners geven aan dat er voorafgaand aan BB + dikwijls al een heel traject doorlopen is dat maanden, soms al jaren heeft geduurd. Dit hangt volgens sommige jeugdbeschermers samen met de partij die erbij betrokken is. Schoolmaatschappelijk werk gaat naar de indruk van jeugdbescherming (te) lang door voordat wordt gemeld. Alleen bij jongeren met overduidelijke gedragsproblemen wordt wel sneller ingegrepen en opgeschaald. Ouders krijgen met BB+ een extra / laatste kans om een OTS te voorkomen. Dat roept bij sommige hulpverleners vraagtekens op wanneer in een voortraject ouders hulpverlening niet binnenlieten, of wanneer de hulpverlening maar niet verder kwam. Het signaal dat door BB+ mogelijk wordt afgegeven is dat je als cliënt lang hulpverlening buiten de deur kunt houden. Als ouders tijdens dan een raadsonderzoek sociaal wenselijk meewerken is de kans immers groter dat er geen OTS volgt. Juist bij dit typen cliënten zouden al in de vrijwillige fase duidelijke afspraken over de op lange termijn te waarborgen veiligheid meer aangezet moeten worden. 4.5 Resultaten doel 4: Minder en kortere uithuisplaatsingen. Nemen de aantallen en duur van uithuisplaatsingen af? Als het nodig blijkt te zijn om een kind onder toezicht te stellen is het belangrijk om het kind binnen de ondertoezichtstelling thuis te houden, of anders zo veel mogelijk in het eigen netwerk op te vangen. Daarom is een afname van het aantal en de duur van uithuisplaatsingen (UHP'en) een belangrijk vliegwieldoel. De vraag of dit doel met DBB+ is bereikt, is met de monitor onderzocht. 38 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

39 In tabel 32 zien we dat de aantallen uithuisplaatsing (UHP) en de zwaardere gesloten variant daarbinnen (GUHP) van 2009 tot 2010 ongeveer gelijk liggen op Noord en op Zuid 20 Vanaf 2011 daalt het aantal nieuw gestarte (G)UHP op Zuid verder tot en met 2013, maar op Noord stijgt het aantal nieuw gestarte (G)UHP verder door. We zien hier een indicatie van het effect van BB+ op het aantal (G)UHP'en. Het gaat echter om absolute aantallen, en helaas is het niet mogelijk om deze aantallen ergens tegen af te zetten. Een (G)UHP kan namelijk ook worden opgelegd als de OTS al een tijd loopt, dus afzetten tegen het aantal nieuwe gestarte OTS en is lastig. Om hieraan tegemoet te komen is gekeken naar de ontwikkeling van het aantal MUHP (machtigingen UHP van de Raad, die voorafgaan aan een daadwerkelijke UHP) van 2009 tot 2014 (10 peildata). Zie hiervoor tabel 33. Vanwege de implementatie van BB+ op Zuid zijn de aantallen pas groot genoeg vanaf de peildatum 1 augustus Na die implementatie daalt het percentage OTS met een MUHP van 46% naar ongeveer 32% op 1 februari Bij de OTS en op Zuid die niet voorafgegaan zijn door BB + en de OTS en op Noord ligt dit percentage hoger: respectievelijk 51% en 41%. We zien hier een duidelijk signaal dat de inzet van BB+ ertoe leidt dat minder MUHP'en worden aangevraagd. Worden kinderen door BB + vaker binnen het eigen netwerk geplaatst? Er is in DBB+ gestuurd op het meer betrekken van het netwerk van de cliënt. In het dossieronderzoek zijn we nagegaan of er aanwijzingen zijn of het sinds de invoering van DBB + vaker voorkomt dat kinderen die niet huis kunnen wonen, tijdelijk of langere tijd in het netwerk van het gezin verblijven. Tabel 34 laat voor beide onderzoeksperioden (2011 en 2013) nagenoeg hetzelfde beeld zien. Bijna driekwart van de kinderen woont bij een of beide ouders. Circa één op de vier of vijf kinderen woont deels, of voor korte of langere tijd bij bekenden. Vaak gaat het dan om familie. Slechts 6-7% van de kinderen woont in 2011 of 2013 korte of langere tijd in een residentiële voorziening of formeel pleeggezin. Duren uithuisplaatsingen korter? Het is door de duur van de onderzoeksperiode niet mogelijk geweest dit te onderzoeken. Een indicatie dat UHP en korter duren is wel dat er op Zuid vooral langlopende OTS en vaker worden afgerond dan op Noord, en dat kortere OTS en in aantal toenemen. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of deze beweging ook samengaat met kortere UHP en. Ten tweede merken we op dat als kinderen uit huis geplaatst worden, zij in overgrote meerderheid in DBB+trajecten bij familie terecht komen (zie boven). 4.6 Resultaten doel 5: Afname zwaarte van de noodzakelijke zorg. Zien we door DBB + een afname van de zwaarte van de zorg? Om vast te kunnen stellen of dit beoogde resultaat is bereikt, is in de monitor onderscheid gemaakt tussen het aantal aanspraken op zorg en het aantal kinderen dat daadwerkelijk die zorg heeft gekregen. We onderscheiden vijf categorieën, aflopend in zorgzwaarte: Gesloten jeugdzorg, residentiële opname, pleegzorg, dagbehandeling en ambulante zorg. De aanspraken op en inzet van die zorgvormen zijn van 2009 tot 2014 op 10 peildata bekeken op de Noord- en Zuidoever. Tabel 35 in de bijlagen laat zien dat er vanaf het moment waarop BB + start op Zuid (2011) een kleine daling is in het totale aantal zorgaanspraken tot aan Op Noord is er juist sprake van 20 Het is mogelijk dat een jeugdige in een jaar zowel een nieuwe GUHP als een nieuwe UHP krijgt: de aantallen hebben dus niet betrekking op het aantal unieke jeugdigen, maar op het aantal machtigingen. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 39

40 een stijging van het aantal zorgaanspraken sinds Om te zien of er sprake is van een verandering van het type zorgaanspraken moet gekeken worden naar de verhouding van de vijf categorieën ten opzichte van elkaar. Op Zuid daalt het aandeel gesloten zorgaanspraken van 2011 tot 2014 van 10% naar 6% en het aandeel ambulant zorgaanspraken stijgt van 26% naar 37%. Dit zijn de twee extremen en daarin is terug te zien dat de gewenste ontwikkeling plaatsvindt sinds de start van BB + op Zuid: de zwaarste vorm van zorg neemt af en de lichtste vorm neemt toe. Ook het aandeel pleegzorg en de residentiële zorgaanspraken dalen licht. Op Noord blijft het aandeel aanspraken voor gesloten zorg van 2011 tot 2014 hetzelfde. We zien daar geen daling in het aandeel van de zwaarste zorgaanspraak. Er is op Noord wel een stijging te zien in de lichtste zorgaanspraak ambulant, maar deze stijging is kleiner dan de stijging op Zuid (5 procentpunt op Noord tegen 11 procentpunt op Zuid). Een zorgaanspraak betekent nog niet dat er inderdaad zorg is of wordt geleverd. Tabel 36 in de bijlagen laat zien dat in totaal de geleverde zorg daalt vanaf de start van BB + in De daling staat geheel op het conto van Zuid: bij Noord neemt het aantal iets toe van 2011 tot Ook ten aanzien van het type geleverde zorg zien de hetzelfde verschillen tussen Zuid en Noord als bij de gevraagde zorg. Uit bovenstaande kan voorzichtig de conclusie getrokken wordt dat de zwaarte van zorg inderdaad afneemt, maar langzaam. Het lijkt er op dat men er op Zuid beter in slaagt om de zwaardere vormen van zorg te verminderen. Bij deze voorzichtige conclusie moeten we met twee zaken rekening houden: eventuele verschillen in prevalentie van kindermishandeling, verwaarlozing en schoolverzuim tussen de Noordoever en Zuidoever, en de beschikbaarheid van vooral ambulante hulp en daghulp in de nabijheid van gezinnen op beide oevers. 4.7 Resultaten doel 6: Verbreding en verrijking van de Deltamethode Doel 6 van Vliegwiel 1 DBB+ is de vraag in hoeverre en welke elementen van DBB + goede methodische aanpassingen en verrijkingen zijn voor de Delta-methode. Het projectplan Vliegwiel 1 geeft aan dat deze verrijking van de Deltamethode is gezocht in de volgende kenmerkende elementen van BB + : 1. De cliënt wordt al in de fase van raadsonderzoek betrokken bij het opstellen van het plan, bij de aanpak en bij het evalueren van de voortgang op de doelen. 2. Het is een cliënt al vanaf de fase van raadsonderzoek steeds helder wat de doelen zijn die gerealiseerd moeten worden om de situatie weer goed genoeg te maken. 3. Er wordt meer gekeken naar hulp op maat en er wordt steeds nadrukkelijk gekeken in hoeverre het netwerk rondom de cliënt een rol kan spelen. De aanpak en inzet van hulpverlening wordt dus gedifferentieerder dan het huidige standaard BB + -aanbod. 4. De cliënt ervaart continuïteit en betrokkenheid in de hulpverlening. De uitvoering en impact van deze kenmerkende elementen van BB + is in het kwalitatieve onderzoek aan de orde gekomen en in de voorgaande paragrafen deels al besproken. Ad 1. We constateerden dat de snelle en meer dwingende aanpak van BB + ertoe bijdraagt dat doelen vaker samen met de cliënt worden geformuleerd en dat de situatie voor de cliënt helderder is geworden. Dit is een duidelijke verrijking van de Deltamethode: in de periode voorafgaand aan de OTS kan het uitvoeren van deze maatregel goed worden voorbereid. De Deltamethode is daarmee voorzien van een betere start. 40 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

41 Ad 2. Het kwalitatieve onderzoek laat zien dat de doelgroep van BB + vaak chronische zorgen heeft en dat er meestal al voor de huidige zorgmelding hulpverlening actief was. Het in kaart brengen van deze voorgeschiedenis is belangrijk bij het wegen van de noodzaak van het opleggen van een maatregel. Een te strakke procedurele tijdsplanning van BB + zorgt daardoor voor een keerzijde, omdat als er niet veel tijd voor is, het niet altijd grondig wordt gedaan, er daardoor zorgen, onzekerheid of twijfels kunnen ontstaan die een aanleiding vormen om toch maar een OTS op te leggen. De betere start van een uitvoering van de Deltamethode kan onder invloed van deze factoren teniet worden gedaan. Ad 3. Het informele en vooral formele netwerk wordt sinds de invoering van DBB+ veel beter in kaart gebracht. Naast het in kaart brengen gaat het ook om het activeren en in de regie plaatsen van dit netwerk. Deze laatste beoogde verrijking van de Deltamethode vanuit de DBB+ werkwijze komt nog niet voldoende naar voren. In de voorgaande paragrafen zien wij nog steeds een procentrische houding die teveel uitgaat van regie over de opvoeding bij professionals in plaats van bij burgers. De betere start met de Deltamethode kan op dit punt nog worden verbeterd (doorontwikkeld). Ad 4. Tijdens Vliegwiel 1 is het gelukt vast te houden aan een belangrijk element van BB+: het overnemen van informatie vanuit het PvA Bescherming en de tussenrapportage van de zorgaanbieder in het PvA OTS door de Raad. Dit bevordert voor de ouders een helder perspectief en het leidt tot een beter voorbereide start van de OTS. Het NJI onderzoek Kenmerkende elementen van BB + kunnen alleen een verrijking en verbreding van de Deltamethode kunnen zijn, als de Deltamethode zelf ook goed wordt uitgevoerd. Het NJI heeft onderzoek gedaan naar de programma-integriteit van de Deltamethode in alle Vliegwiel 1 instellingen (zie bijlage 5), waarbij is nagegaan of de volgende kernelementen adequaat worden uitgevoerd: - Een risicotaxatie gericht op de veiligheid van het kind - Gebruik van het vier-stappen model - Engageren en positioneren en gebruik van de beschikbare hulpmiddelen Het NJI formuleert als hoofdconclusie voor BJz SR dat de Deltamethode op onderdelen goed wordt uitgevoerd. Het NJI stelt de volgende verbeteringen voor: 1. Bepaal met samen met de andere bureaus jeugdzorg of het formuleren van gewenste ontwikkelingsuitkomsten wel of niet tot een kernelement van de Deltamethode behoort. 2. Volg de goede voorbeelden van andere bureaus jeugdzorg om meer te doen met het activeren van het netwerk en inzetten van familienetwerkberaden, Eigen Kracht Conferenties en uitvoeringsoverleggen. Voor zover wij konden nagaan in het kwalitatieve deel van het onderzoek is door BJz SR tijdens de uitvoering van het Vliegwiel 1 project wel uitvoering gegeven aan verbeterpunt 1 (de term ontwikkelingsuitkomst is vervangen in de rapportage). Verbeterpunt 2 is opgenomen in de algemene OTS-aanpak op Noord en Zuid. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 41

42 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Generale conclusie De ketenpartners van DBB + hebben in het kader van Vliegwiel 1 drie strategieën ingezet om de Vliegwiel 1 doelen te bereiken: Vasthouden aan / bereiken van de oorspronkelijke doelen van de BB + aanpak, methodische verdieping / verrijking, en verbetering van de continuïteit en ketensamenwerking door betrokken instanties bij de jeugdbescherming in drang-, dwang- en OTStrajecten. In onderstaand kader staan de conclusies per doel aangegeven. In de daarop volgende paragrafen gaan we per doel op de conclusies in. Leidt DBB + ertoe Ja Deels Nee Niet duidelijk 1. dat de jeugdbescherming meer cliëntgericht wordt; 2. dat de veiligheid van het kind beter wordt geborgd, 3. dat minder cliënten een ondertoezichtstelling krijgen opgelegd en dat de OTS korter duurt dat het aantal OTS en 10% daalt; dat de gemiddelde duur van de OTS daalt, 10% na 1 jaar, 15% na 2 jaar; 5% na 3 jaar; 4. dat minder cliënten uit huis worden geplaatst en dat een uithuisplaatsing korter duurt; dat het aantal UHP s 7% daalt; dat gemiddelde duur van de UHP met 3 maanden daalt 5. dat lichtere en kortere vormen van hulp en steun worden aangeboden; dat de zwaarte benodigde hulp en steun in intensiteit 1 factor omlaag gaat, en 6. dat duidelijk wordt wat vanuit DBB + de methodische aanpassingen zijn voor verrijking / verbreding van de Deltamethode? Over het bereiken van de Vliegwiel 1 doelen zijn onze conclusies positief: DBB+ zorgt voor een meer cliëntgerichte jeugdbescherming, borgt de veiligheid van het kind beter, zorgt er hoogstwaarschijnlijk voor dat het aantal OTS en en UHP en daalt, en laat de noodzakelijke zorgzwaarte afnemen. Dit resultaat betekent een enorme winst voor kinderen, ouders en hun netwerken, en voor de professionele aanpak van jeugdbescherming in de keten. Cliënten worden sneller bereikt, meer bij de planvorming betrokken, ervaren meer regie. Als er toch intensieve hulp of bemoeienis nodig is, dan is dit beter voorbereid, dichter bij huis en sterker gericht op het opheffen van die bemoeienis. Het automatisme in de jeugdbescherming ( van de jeugdbescherming kom je niet meer af ) is in de stadregio Rotterdam duidelijk niet meer aanwezig. Er ligt een basis voor een nieuwe jeugdbescherming, die gebaseerd is op eigen kracht en samenwerking. De Deltamethode is door BB+ vooral verrijkt met een betere start. We plaatsen hierbij enkele kanttekeningen: 1. Op onderdelen is de behaalde winst onvoldoende en/of broos. De decentralisatie jeugdzorg heeft tijdens het onderzoek geleid tot een voortdurende stroom aan vernieuwing en 42 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

43 verandering voor alle betrokken organisaties. Dit heeft de samenwerking in DBB + niet altijd goed gedaan. We vermoeden dat in een rustiger periode meer succes op de Vliegwiel 1 doelen behaald had kunnen worden. We menen dat dit samenhangt met de interne gerichtheid in de organisaties door de vereiste transformatie, waarbij een groot appel op medewerkers wordt gedaan om tegelijk kinderen te beschermen en de organisatie te helpen transformeren. 2. De daardoor beperkte winst in vooral de continuïteit en ketensamenwerking reflecteert zich in onze observaties in de MLB s en interviews. We zien heel goede voorbeelden van samenwerking, maar ook voorbeelden van te weinig netwerkgericht denken, het te weinig in kaart brengen van de hulpverleningsgeschiedenis. Voor de verdere ontwikkeling en verrijking van de Deltamethode en DBB + is dit het belangrijkste aandachtspunt voor de betrokken organisaties: jeugdbescherming doe je samen. Op basis van het bereiken van de Vliegwiel 1 doelen en de kanttekeningen die we daarbij plaatsen, kunnen we het volgende zeggen over de strategieën die de ketenpartners hebben ingezet voor het bereiken van deze doelen: 1. Vasthouden aan / bereiken van de oorspronkelijke doelen van de BB + aanpak: deze strategie heeft nadrukkelijk gewerkt. We achten het vasthouden aan de BB + aanpak de belangrijkste motor achter het behalen van de Vliegwiel 1 doelen. 2. Methodische verdieping / verrijking: Deze strategie heeft, door de diverse landelijke en regionale ontwikkelingen, vooral intern in de organisaties aandacht gekregen door bijvoorbeeld opleidingstrajecten en de introductie van de Vier-Vensters werkwijze binnen BJz SR. In Vliegwiel 1 is de jeugdbescherming naar onze indruk te weinig gezamenlijk doorontwikkeld. Hier liggen nog kansen, ook voor verdere verrijking van de Deltamethode. 3. Verbetering van de continuïteit en ketensamenwerking door betrokken instanties bij de jeugdbescherming in drang-, dwang- en OTS-trajecten. Zoals ook onder conclusie 2 en 3 hierboven gesteld menen we dat hier nog veel verbetering mogelijk is wanneer de marktwerking en interne organisatieveranderingen door de decentralisatie zich hebben gestabiliseerd, en als de ketenpartners structureel gezamenlijke overlegvormen inzetten. 5.2 Conclusies Doel 1. De jeugdbeschermingsketen wordt meer cliëntgericht Onze conclusie is dat dit doel is bereikt, maar ook dat er verbeteringen mogelijk zijn. We geven hiervoor de volgende onderbouwing. Snelheid 1. De doorlooptijden tussen aanmelding en start BB + en tussen de start van BB + en het eerste gesprek zijn sinds de invoering van BB + gelijk gebleven. Het is een belangrijk resultaat dat men na de invoering van BB+ aan deze snelheid vast heeft kunnen houden, bij grotere aantallen gezinnen. 2. De doorlooptijden vertonen sinds de invoering van BB + een verdere afname bij het aantal dagen tot aan de aanmelding en de aanvang van de zorgaanbieder. Eén integraal hulpverleningsproces voor het gezin 3. Met DBB + wordt onder andere beoogd dat de hulpverlening voor cliënten minder opgeknipt is in verschillende trajecten en meer een integraal doorlopend proces wordt. Het Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 43

44 dossieronderzoek laat zien dat de Raad informatie over BB + opneemt in haar rapportage voor de kinderrechter. Er was op dit punt al sprake van goede afstemming, en deze is binnen het project DBB + gecontinueerd. Ook ten aanzien van het toevoegen van het PvA Bescherming en het tussenrapport van de zorgaanbieder was en is het beeld positief. 4. Er vindt vaker gezamenlijk overleg plaats voorafgaand aan het opstellen van het PvA Bescherming, en de doelen van het PvA Bescherming komen vaker terug in het PvA OTS. Samenwerking met gezin, informeel netwerk en professionals 5. BB+ vergroot de cliëntgerichtheid vooral in zaken waar een raadsmelding is gedaan, omdat vroegtijdig een relatie met het gezin wordt opgebouwd, waardoor ook de samenwerking met de Raad verbetert. Praktische hulp (financiën, wonen, diensten) kan hierbij een doorslaggevende rol hebben, ook op het borgen van de veiligheid van de kinderen. Die focus op praktische hulp heeft ook risico: BB+ is in de tijd beperkt, en de veiligheid van de kinderen kan erdoor op de achtergrond raken. 6. De invoering van BB + heeft ertoe geleid dat het PvA Bescherming significant vaker wordt gemaakt door BJz SR, ouders en andere hulpverleners samen. Met de start van het Jeugdbeschermingsplein zien we een verbreding omdat naast de zorgaanbieders en GGZ ook vaker hulpverleners voor relatieproblemen van de ouders, financiële problemen en woonproblemen betrokken worden. 7. Na de invoering van BB + maakt BJz SR vaker een systematische inventarisatie van het netwerk. Dit gebeurt aan de hand van een vraag die kenmerkend is voor de nieuwe methodiek, wie vinden het belangrijk dat het goed gaat met het kind. 8. Dat er winst te behalen valt laat het kwalitatieve onderzoek zien: het is opvallend dat bijna geen enkele professional het hele netwerk van een gezin in beeld heeft en ook dat de kinderen zelf nog niet vaak apart worden gesproken. 9. Na de invoering van BB + constateren we geen toename van de rol die het informele netwerk krijgt of op zich neemt in de uitvoering van de hulpverlening. Het komt nog weinig voor dat de bijdrage van het informele netwerk met afspraken in het PvA Bescherming wordt vastgelegd. Er wordt ook nog te weinig nagedacht over de functie van het informele netwerk voor de langere termijn, dus na BB + of na de OTS. Tenslotte laat het onderzoek zien dat de Raad niet vaak het netwerk bij het onderzoekt betrekt en alleen in actie komt als de raadsonderzoeker het netwerk nodig heeft in het kader van een UHP. Er is op dit punt nog duidelijk verbetering mogelijk. Dit hangt samen met procentrische opvattingen die we zien in uitspraken van jeugdbeschermers en zorgaanbieders: de professional bepaalt wie wel en niet goed is voor het kind en wanneer of onder welke condities zij ingeschakeld kunnen worden. 10. Het dossieronderzoek laat zien dat het project DBB + als meerwaarde heeft dat het formele netwerk (vooral het onderwijs) vaker wordt betrokken binnen het BB + traject. 5.3 Conclusies Doel 2. Borging van de veiligheid van het kind Onze conclusie is dat dit doel is bereikt, maar ook dat er verbeteringen mogelijk zijn. We geven hiervoor de volgende onderbouwing. 11. Wie zien het aantal kinderen met een herhaalde OTS of VTO op zowel de Noord- als Zuidoever licht dalen sinds de invoering van BB +. Deze cijfers waren al laag, ook voor de invoering van BB + : de veiligheid van het kind lijkt na afsluiting dus goed gewaarborgd. 44 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

45 12. Het dossieronderzoek laat zien dat er meer systematisch aandacht wordt besteed aan de veiligheidssituatie sinds de invoering van het project DBB +. Medewerkers van Bureau Jeugdzorg doen dat met een beproefde methode, namelijk het stellen van schaalvragen aan verschillende betrokken partijen. 13. Vanuit het kwalitatieve onderzoek komt naar voren dat vooral de snelheid van BB + bijdraagt aan het beter borgen van de veiligheid. Ouders krijgen de kans om eerder te laten zien hoe het er thuis aan toegaat en welke veranderingen mogelijk/wenselijk zijn, vóór meer zwaarwegende maatregelen volgen. Dit mobiliseert de ouders om actief mee te werken aan een verbetering van de bestaande situatie. Deze motivatie en acties dragen dan weer bij aan de borging van veiligheid en ontwikkeling. Onderstaande afbeelding brengt dit veranderingsmodel schematisch in beeld. Figuur 1. Veranderingsmodel BB + De (gevoelde) verantwoordelijkheid, participatie en motivatie bij de ouders en het netwerk hangen onderling samen en zorgen ervoor dat zij in actie komen. Dit wordt versterkt door interventies van professionals in de buitenste interventiering, waarbij de kracht van BB + vooral zit in de bovenste interventie (snelheid en drang) en in het op basis daarvan onmiddellijk samen doelen stellen en aan de slag gaan. 15. Acute en praktisch-materiële problematiek vragen vaak direct zoveel aandacht, dat het contact met de kinderen onbewust en onbedoeld meer naar achteren verschuift. Voor het borgen van de veiligheid is dit een groot aandachtspunt. Het afzonderlijk spreken van de kinderen en beide ouders levert de casusregisseur, Raad en zorgaanbieder informatie op die veel impact kan hebben op de ouders en het netwerk, en hen extra kan motiveren. 16. Alle professionals bevestigen de meerwaarde van het elkaar op een of meerdere momenten fysiek treffen, waarbij wordt gewerkt aan de hand van de werkwijze Vier-Vensters. De werkwijze leidt tot aanscherping en bestendiging van de gezamenlijke focus, breidt het scala aan mogelijke vervolgstappen uit, en draagt daardoor bij aan borging van de veiligheid van het kind. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 45

46 17. De momenten om als professionals uit een gezin te gaan hangen in nagenoeg alle casussen samen met de afloop van het formele BB + traject. Tussendoor wordt wel uitgewisseld over de afbouw van de betrokkenheid, maar te weinig in relatie tot voldoende veiligheid of ontwikkeling van de kinderen. Daardoor weten betrokken professionals soms van elkaar niet meer wat het einddoel is en wat daarvoor moet gebeuren. Dit is een belangrijk ontwikkelpunt. 5.4 Conclusies Doel 3. Minder en kortere ondertoezichtstellingen Onze conclusie is dat dit doel grotendeels is bereikt, en dat er verbeteringen mogelijk zijn. We geven hiervoor de volgende onderbouwing. 18. In het projectplan Vliegwiel 1 werd een afname van het aantal OTS en van 10% verwacht door de inzet van DBB +. De monitor laat zien dat dit doel, gerekend met het aantal lopende OTS en op peildatum, is behaald. We zien een afname van 15% op Zuid tussen 2011 en De intensieve en vroegtijdige samenwerking aan de voorkant van de OTS betaalt zich duidelijk aan de achterkant van de OTS uit. Voor het beperken van het aantal nieuwe OTS en zien we dat BB+ trajecten voor een versnelling kunnen zorgen. Met de invoering van BB+ in 2011 is een daling ingezet van het aantal trajecten dat niet tot een OTS leidt. De Raad sluit op Zuid in BB+ trajecten vaker een onderzoek af zonder een OTS aan te vragen dan na een VTO op Noord. De intensieve en vroegtijdige samenwerking betaalt zich dus ook aan de voorkant al uit in het voorkomen van nieuwe OTS en, maar dit effect kan worden gemaximaliseerd door meer te investeren in gezamenlijk overleg en in de inzet van het informele netwerk van het gezin. 19. In het projectplan Vliegwiel 1 is een afname van de gemiddelde duur van de OTS beoogd met 10% na 1 jaar, 15% na 2 jaar; 5% na 3 jaar. Dit doel is eveneens behaald. Op basis van het aantal lopende OTS en op peildatum is de afname ongeveer 16% tussen 2011 en We zien een afname van het aantal OTS en dat langer loopt dan 3 jaar. De gemiddelde duur op Noord neemt echter in 2013 ook af, met 17%. Dit is waarschijnlijk het effect van het Vliegwiel 2 project. Het is opmerkelijk dat deze daling op de Noordoever start op het moment dat daar een kernelement uit de werkwijze DBB + wordt ingezet, te weten het frequenter en meer gestructureerd evalueren van de doelen en gronden van de OTS. 20. De snelle, intensieve en handelingsgerichte inzet van de zorgaanbieder in BB +, die in het gezin wordt gelanceerd door het optreden van de casusregisseur van BJz SR, leidt tot een beter zicht op de gezinssituatie. Daardoor worden onmiddellijk stappen genomen gericht op meer ontwikkeling en veiligheid van de kinderen, en dat leidt, zo is de overtuiging, op zijn beurt tot minder OTS en. 21. In bijna de helft van de methodische leerbijeenkomsten leidt informatie uit het verleden tot een toename van de aanleiding tot het adviseren van een OTS. Tegelijk bleek bij de betrokkenen vaak geen sluitend beeld aanwezig van eerdere hulpverlening, en dan vooral over wat wel en niet in het verleden heeft gewerkt om de bedreiging af te wenden. We concluderen dat verzamelen van complete informatie uit het verleden en het hanteren van beslisdrempels om die informatie al dan niet een rol te geven in de afweging over de gronden van de OTS, verbetering behoeft. 5.5 Conclusies Doel 4. Minder en kortere uithuisplaatsingen Onze conclusie is dat een lager aantal uithuisplaatsingen waarschijnlijk is bereikt, maar het is onduidelijk of deze ook korter duren sinds de implementatie van BB+. 46 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

47 22. Het is zeer waarschijnlijk dat het aantal UHP en door de implementatie van BB+ is gedaald. Dit wordt bevestigd door een daling van het aantal MUHP. De inzet van BB+ leidt er zeer waarschijnlijk toe dat minder MUHP'en worden aangevraagd en dat deze minder vaak worden geëffectueerd. Meer onderzoek is nodig op dit punt. 23. Nader onderzoek is nodig of UHP en korter duren sinds de invoering van BB Conclusies Doel 5. Afname zwaarte van noodzakelijke zorg Onze conclusie is dat dit doel is bereikt. 24. Met Vliegwiel 1 wordt een afname van de zwaarte van de benodigde hulp en steun beoogd; deze gaat met 1 factor omlaag. De monitor laat zien dat doel op twee onderdelen is behaald: We zien een afname van de zwaarste variant (gesloten) en een toename van de ambulante variant na de start van BB+. Op Noord is ook sprake van een stijging van het aandeel ambulant, maar deze stijging komt voort uit een daling van het aandeel pleegzorg. Op Noord zien we een kleine stijging van het aandeel gesloten en residentieel (de twee zwaarste vormen), op Zuid juist sprake een kleine daling daarvan. 5.7 Conclusies Doel 6. Verdere verrijking en verbreding van de Deltamethode Onze conclusie is dat de werkwijze BB+ zorgt voor een betere start van een (eventuele) OTS, en daarmee van de toepassing van de Deltamethode, maar ook dat er nog verberingen mogelijk zijn. BB+ laat zien dat de Deltamethode zich niet hoeft te beperken tot de fase van een OTS. De keuze voor en grenzen van toepassing van de Deltamethode kunnen beter inhoudelijk worden bepaald dan op basis van een uitspraak van de kinderrechter. We onderbouwen dit als volgt. 25. De snelle en meer dwingende aanpak van BB+ bevordert dat doelen vaker samen met de ouders worden geformuleerd en aangepakt. Als toch een OTS nodig blijkt is deze hierdoor beter voorbereid. De adequate overname van de doelen vanuit het PvA Bescherming in het PvA OTS van de Raad bevordert voor de ouders een helder perspectief. 26. Aandachtspunten zijn doelen van de Raad of BJz SR die niet smart geformuleerd zijn, waardoor niet duidelijk is hoe zij tijdens en ook na afloop van BB+ tot concrete veiligheid en ontwikkeling moeten leiden. Dit hangt samen met een tekort aan face to face overleg en het adequaat verzamelen van en omgaan met relevante informatie uit het verleden. 27. Het informele en vooral formele netwerk wordt sinds de invoering van BB+ veel beter geïnventariseerd, maar het activeren en regie geven aan dit netwerk verdient nog verbetering. Dit hangt samen met een procentrische houding bij een deel van de professionals, die teveel uitgaat van regie over de opvoeding bij de professionals en niet bij de burger. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 47

48 5.8 Aanbevelingen In de voorgaande paragrafen zijn een generieke conclusie en conclusies per doel van Vliegwiel 1 gepresenteerd. Op basis daarvan doen we de volgende aanbevelingen. Voor het behouden en verder versterken van de cliëntgerichtheid en de verdere verrijking van de Deltamethode. 1. Gemeente: Bewaak en stimuleer dat (ook tijdens de decentralisatie van jeugdzorg) de bereikte versnelling in doorlooptijden en frequentie van bijeenkomen door BJz SR, de zorgaanbieder en de Raad behouden blijft. Houd echter in het vizier dat dit middelen zijn, en geen doelen. De grens van het verbeteren van doorlooptijden en meer frequent bijeenkomen wordt bepaald door het tempo dat gezinnen aankunnen en de mogelijkheden van de professionals om flexibel te zijn binnen een hoge caseload. 2. BJz, Raad en zorgaanbieders: kies voor de inzet van de Vier-Vensters werkwijze als standaard voor de teamtafel. Dat zorgt voor concrete uitspraken wat er nodig is om de situatie goed genoeg te maken en dus smart 21 doelen. 3. BJz en Raad: start een gezamenlijk traject ter verbetering van het smart en kindgericht beschrijven van doelen in het PvA Bescherming en het PvA OTS. 4. BJz en Raad: Intensiveer fors de pogingen om het informele netwerk niet alleen in kaart te brengen, maar ook meer bij de plannen van aanpak en uitvoering van de jeugdbescherming te betrekken. Richt hiervoor een gezamenlijk doorbraakteam in, en betrek hierbij ook de sociale wijkteams. Onderzoek bijvoorbeeld de mogelijkheden om aantal EKC s in de regio waar mogelijk te vergroten. Experimenteer bij de verkenning in een teamtafel met het formuleren van minimaal 1 doel waarbij een persoon uit het informele netwerk een rol krijgt. Werk ook gezamenlijk aan verandering van procentrische opvattingen (de professional plaatst zich in het midden) over de rol van burgers bij het beschermen van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Voor het borgen van de veiligheid van kinderen 5. Implementeer het gebruik van schaalvragen en gezamenlijke weging in de gehele jeugdbeschermingsketen, door invoering van de Vier-Vensters werkwijze. Introduceer hiervoor Methodische Leerbesprekingen in de sociale wijkteams, het Jeugdbeschermingsplein, en bij de jeugdbeschermingspartners. Hiermee wordt als bijvangst op casuïstiekniveau tegenwicht geboden aan de (te) interne gerichtheid in de organisaties door de decentralisatie jeugdzorg. 6. BJz SR: Bewaak dat door een (soms noodzakelijke) focus op praktische hulp de veiligheid van de kinderen op de achtergrond raakt, door na afloop van de BB+ periode altijd een face to face overdracht te organiseren om de zorgen en valkuilen openlijk te bespreken, en afspraken te maken over wat te doen bij terugval of onvoldoende vooruitgang, waarbij expliciet termijnen worden vastgelegd. Voor het realiseren van minder en kortere OTS en 7. Jeugdbeschermingsplein: Voor het verlagen van het aantal nieuwe OTS en is winst te behalen door uit te gaan van in principe een drangtraject zonder Raadsonderzoek, tenzij. Om hierover betrouwbare besluiten te nemen dient de melder bij het Jeugdbeschermingsplein een risicotaxatie aan te leveren. 21 Specifiek, Meetbaar, Acceptabel (of: Ambitieus), Realistisch (of: Relevant), Tijdgebonden. 48 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

49 8. Gemeente: Bewaak dat de nog mogelijke winst in het verlagen van het aantal OTS en teniet wordt gedaan door onvoldoende expertise in sociale wijkteams op het gebied van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Investeer ook daar in deskundigheidbevordering om tijdige melding (en daardoor minder OTS en) te realiseren. 9. BJz, Raad en zorgaanbieders: Houd vast aan de ingezette lijn om langlopende OTS en af te sluiten bij een goed genoeg situatie. Investeer daarvoor in elk geval in het completeren en benutten van het verleden en het hanteren van beslisdrempels om die informatie al dan niet een rol te geven in de afweging over de gronden voor de OTS. Voor het realiseren van minder en kortere uithuisplaatsingen en het afnemen van de zwaarte van noodzakelijke zorg 10. Gemeente: Stimuleer en bewaak dat bij het uithuisplaatsingen het informele netwerk van het kind blijft aangesproken. Dit is al een gerealiseerde best practice van de jeugdbeschermingspartners. Ondersteun hen daarbij vanuit gemeentelijke mogelijkheden. 11. Gemeente: Bewaak tegelijk de meerwaarde van zwaardere residentiële zorgvormen, door de jeugdbeschermingspartners (en daarmee ook ouders en kinderen) zekerheid te bieden over de daarbij passende indicaties en vereiste capaciteit. Het netwerk moet worden aangesproken, maar mag ook niet worden versleten door te zware gedragsproblematiek of ernstige relatieconflicten. Experimenteer met een Lange termijn zorgplein naast of in het verlengde van het Jeugdbeschermingsplein. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 49

50 Bijlage 1: Samenstelling stuurgroep Vliegwiel 1 Dhr. H. Friele Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (voorzitter) Dhr. P. Sleyfer ministerie van Veiligheid en Justitie Dhr. M. Verkerk Stadsregio Rotterdam Mw. C. van der Sluijs projectleider Doorontwikkeling BB + Mw. T. Roelofs Stek Jeugdhulp Dhr. P. van Eyk Raad voor de Kinderbescherming 50 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

51 Bijlage 2: Verantwoording opzet en resultaten van het kwantitatieve onderzoeksdeel 1. Verantwoording van de opzet en de resultaten van de monitor De gegevens die gebruikt zijn voor de monitor zijn verzameld uit het registratiesystemen IJ van Bureau Jeugdzorg en KBPS van de Raad voor de Kinderbescherming om aanwijzingen te vinden voor het bereiken van de vliegwieldoelen. Om daarvoor aanwijzingen te vinden is er in de gegevens gebruik gemaakt van zowel een trendanalyse als een controlegroep. Trendanalyse De trendanalyse bestaat uit het volgen van een aantal variabelen in de tijd. Beter Beschermd Plus is gestart in 2009/2010 met een pilot en is vervolgens volledig uitgerold vanaf 1 februari Wij hebben er daarom voor gekozen een trendanalyse te maken van in totaal 5 jaar en steeds de periode februari februari. Dit geeft onderstaande onderzoeksperioden. Met deze onderzoekperiode bekijken we een periode van twee jaar voor de volledige uitrol van Beter Beschermd Plus en drie jaren erna: 1 februari februari februari februari februari februari februari februari februari februari 2014 Een aantal variabelen wordt niet uitgedraaid over een periode van een jaar, maar op een peildatum. Voor het bepalen van de peildata gaan we uit van dezelfde periode en we nemen twee peildata per jaar. Indien een variabelen is uitgedraaid op een peildatum wordt dit bij de desbetreffende variabele aangegeven. Er zijn in totaal 10 peildata augustus februari Controlegroep Beter Beschermd Plus is uitgerold op de Zuidoever van BJz SR. Op de Noordoever is Beter Beschermd Plus niet uitgerold. De Noordoever wordt daarom als controlegroep gebruikt. De gegevens worden daarom steeds weergegeven als totaal en onderscheiden in Noord en Zuid. Hierbij wordt een kleine kanttekening gemaakt. De scheiding Noord en Zuid in IJ is gemaakt op teamniveau: zaken die opgepakt door teams op Noord krijgen Noord en teams op Zuid krijgen Zuid. Het komt voor dat een zaak die eigenlijk opgepakt wordt door een team op Noord vanaf Zuid komt en vice versa. Dit is een gegevens. Wij zien geen aanleiding om te denken dat dit door de jaren heen ineens erg is veranderd: wij gaan er daarom vanuit dat de vertekening in de jaren hetzelfde is en een vergelijking daardoor gemaakt kan worden tussen Noord en Zuid. Naast Noord en Zuid zijn er zaken die buitenregionaal opgepakt worden op waarvan het niet duidelijk is waar ze thuis horen. Deze zaken zijn niet meegenomen in de vergelijking. Naast de onderscheiding Noord en Zuid is er op Zuid een onderscheiding tussen zaken die wel en zaken die niet voorafgegaan zijn door Beter Beschermd Plus. Dit is een moeilijkere onderscheiding in IJ. Waar mogelijk en wenselijk is wel geprobeerd dit boven water te krijgen. Bij de uitwerking van 22 1 februari 2009 wordt niet meegenomen als peildatum Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 51

52 de verschillende Vliegwieldoelen wordt er daarom onderscheid gemaakt in de onderdeel met een vergelijking tussen Noord en Zuid en een onderdeel met een vergelijking tussen Noord, Zuid met BB + en Zuid zonder BB +. Indicatoren Om aanwijzingen te vinden voor de Vliegwieldoelen wordt er gekeken naar de volgende indicatoren: Borging van de veiligheid van het kind Gestarte OTS met in het verleden een eerdere OTS (in de afgelopen 2 jaar of ooit) Gestarte VTO met in het verleden een eerdere VTO (in de afgelopen 2 jaar of ooit) Minder en kortere OTS Aantal geaccepteerde aanmeldingen Aantal VTO Aantal VTO dat leidt tot een OTS Aantal BB + trajecten dat leidt tot een OTS Aantal nieuw gestarte OTS Aantal lopende OTS op peildatum Minder en kortere UHP Aantal nieuwe gestarte UHP Percentage UHP ten opzichte van OTS op peildatum Duur UHP op peildatum Afname zwaarte van zorg Aantal zorgaanspraken op peildatum Aantal verleende zorg op peildatum Op basis van bovenstaande variabelen wordt de conclusie getrokken of er aanwijzingen zijn voor het behalen van de vliegwieldoelen. De constructie van de monitor en het lichten van dossiers voor het kwantitatieve deel van het onderzoek, in samenwerking met BJz SR en de Raad, zijn zonder problemen verlopen. Het volgende tijdpad is hierbij gevolgd: Mei 2013: opzetten en inrichten monitor. 1 juni 2013: start uitvoeren van de monitor 1 december 2013: tussenrapportage. Maart 2014: eindrapportage. Voor de start van de monitor werden van nieuwe casussen de registratiegegevens uitgelezen. Met de automatisering vond afstemming plaats over de frequentie hiervan. De gegevens werden ingelezen in SPSS en aangevuld met gegevens die door de onderzoekers uit de dossiers werden gelicht. Tegelijkertijd werden vanuit de voorgaande jaren de gegevens van vergelijkbare casussen (gematched op achtergrondvariabelen met nieuwe Vliegwielcasussen) uit de registratie gelicht en - waar nodig aangevuld met dossiergegevens in SPSS ondergebracht. 52 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

53 2. Verantwoording en resultaten van de samenstelling van de experimentele groep en controlegroep voor het dossieronderzoek Het dossieronderzoek vormt een aanvulling op de kwantitatieve monitor. Het is uitgevoerd omdat enkele gegevens niet op geaggregeerd niveau uit IJ, KITS en de registraties van de Raad en de WSG zijn te achterhalen. Het gaat dan primair om een aantal kenmerken: 1. Wel / geen verblijf in een netwerkgezin; 2. Wel / niet betrekken netwerk bij de aanpak; 3. Het door laten lopen van de doelen uit de BB + fase in de OTS fase; 4. Het sneller gereed zijn van het plan van aanpak OTS. Deze kenmerken worden op basis van het dossieronderzoek zoveel mogelijk kwantitatief in beeld gebracht. 2.1 Onderzoeksdesign De opzet van het dossieronderzoek bestaat uit een experimentele groep van 50 dossiers en een controlegroep van 50 dossiers. Voor de experimentele groep is een steekproef getrokken uit alle nieuwe BB + trajecten die zijn opgepakt in de periode 1 juni oktober Voor de controlegroep is steekproef getrokken uit alle BB + trajecten die tussen 1 juni oktober 2011 zijn opgestart. Uit de totale populatie gestarte BB + trajecten tussen 1 juni 2013 en 1 oktober 2013 is een steekproef getrokken. Voordat de steekproef getrokken is zijn alle gestarte BB + trajecten in Spijkenisse eruit gehaald. Dit is gedaan in overleg met de projectleider doorontwikkeling BB + omdat de ontwikkelingen op Spijkenisse niet gelijk lopen met de ontwikkeling van BB +. Uit de rest van de gestart BB + trajecten is vervolgens een steekproef van 50 zaken getrokken uit een totale populatie van 110 zaken. Tijdens het bekijken van de zaken in de steekproef zijn zaken waarbij er sprake was van een broertje of zusje van een andere geselecteerde zaak eruit gehaald en vervangen door een andere zaak uit de populatie. Matching van experimentele groep en controlegroep Om een verantwoorde vergelijking te kunnen maken tussen de experimentele groep en de controle groep dienden beide groepen op relevante achtergrondkenmerken zoveel mogelijk overeen te komen. Deze zogenaamde matching is gebeurd op de volgende kenmerken/ variabelen: - instroomdatum; - etniciteit; - eerder hulp gekregen van BJz SR (de afgelopen 3 jaar). 2.2 Resultaten: Kenmerken onderzoekgroepen De controlegroep is zo goed mogelijk op basis van bovenstaande drie kenmerken/ variabelen gematcht aan de experimentele groep. Na het bekijken van de dossiers en het scoren van de verschillende variabelen bleek dat bij een aantal van de zaken in de experimentele groep en de controlegroep het BB + traject niet is opgestart. Dit heeft gevolgen gehad voor de samenstelling van de experimentele en controlegroep wat betreft de matching op basis van de drie variabelen. In Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 53

54 onderstaande tabel worden de aantallen van de experimentele en controlegroep weergegeven, de BB + trajecten die niet zijn opgestart. De analyse van het dossieronderzoek heeft betrekking op 42 cases uit de experimentele groep en 39 cases uit de controlegroep. Tabel 3. Matchingsvariabelen experimentele groep en controlegroep dossieronderzoek Experimentele groep 2013 (N=42) Controlegroep 2011 (N=39) Maand van aanmelding Juni Juli Augustus 5 13 September 9 5 Etniciteit Nederlands Niet Westers Allochtoon Westers Allochtoon 1 2 Eerder bekend bij BJz SR (laatste drie jaar) Ja Nee In bovenstaande tabel is af te lezen dat de matching qua etniciteit en eerder hulpverlening goed gelukt is. De matching qua maand start is iets verschillend tussen de controlegroep en de experimentele groep. In de experimentele groep zijn de zaken iets eerder gestart dan in de controlegroep. De analyse van het dossieronderzoek is alleen gebaseerd op de BB + trajecten die wel van de grond gekomen zijn. Het is wel belangrijk te signaleren waarom de overige BB + trajecten niet van de grond gekomen zijn. In onderstaande tabel worden de redenen daarvoor weergegeven, uitgesplitst in de experimentele en controlegroep. Tabel 4. Redenen voor afstel BB+ traject in casussen dossieronderzoek Redenen experimentele groep 2013 (N=8) Redenen controlegroep 2011 (N=11) Raadsonderzoek al klaar voor start BB +. Geen Al begeleiding in het gezin van WSG, BB + daarom maatregel (n=1) niet gestart (n=1) Waarom geen PvA Bescherming blijft onduidelijk, wel Geen PVA BESCHERMING, reden onduidelijk, wel eerste gesprek thuis (n=3) eerste gesprek thuis (n=1) Gezin woont bij Humanitas, al zorg aanwezig dus Geen PVABB +, ook geen eerste gesprek thuis (n=1) (n=1) Moeder is niet gemotiveerd daarom BB + niet van de Als reden staat genoemd geen BB + zaak zonder grond gekomen (n=2) verdere uitleg (n=1) BB + uitgevoerd door FJP coach die al in het gezin Gezin naar Curaçao vertrokken (n=1) was (n=1). Gezin/ Moeder niet gemotiveerd (n=3) Zorgaanbieder niet gestart, zoon in netwerk geplaatst (n=1) Al gezinsbegeleiding aanwezig (n=1) Kind naar KTC; zaak gaat verder in vrijwillig kader; BB + niet gestart (n=1) 54 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

55 Als achtergrondinformatie beschrijven we hieronder de onderzoeksgroepen (experimentele groep: uitvoering BB + vanaf 2013 op Zuid en controlegroep: uitvoering BB in 2011 op Zuid) op een aantal kenmerken van de hulpverlening en van de gezinnen. We gaan tevens na in hoeverre de twee onderzoeksgroepen op relevante achtergrondkenmerken goed vergelijkbaar zijn Hulpverleningskenmerken Bij de hulpverleningskenmerken gaat het om de situatie op het meetmoment van het onderzoek. Bij de experimentele groep is dat 31 december 2013 en bij de controlegroep 31 december We zijn nagegaan: - Wat de maximale looptijd was van de hulpverlening - Hoe vaak er na BB + een OTS volgde 23 - Wat de looptijd was van deze OTS en De looptijd van de hulpverlening Op het moment van de dataverzameling (31 december 2013) lag de duur van de hulp die met BB + is gestart en eventueel werd gevolgd door een OTS/ vrijwillige hulp bij beide groepen tussen 3 en 7 maanden. Tabel a geeft een nadere aanduiding van de looptijd van de hulpverlening vanaf de start van BB +24. De tabel geeft de maximale looptijd. We weten niet of en zo ja hoe vaak het voor is gekomen dat de bemoeienis van BJZ voortijdig is beëindigd, dus vóór respectievelijk 31 december 2013 (experimentele groep) en 31 december 2011 (controlegroep). Tabel 5. Looptijd hulpverlening BJz SR in maanden op meetmoment Experimentele groep 2013 (n=41) Controlegroep 2011 (n=39) Abs. % Abs. % 3 maanden maanden maanden maanden maanden Onbekend Totaal De tabel laat zien dat de meeste casussen in beide onderzoeksgroepen een looptijd hebben van 4 of 5 maanden. De verschillen tussen beide groepen zijn beperkt en niet significant ( T=-.458; df=77, p>.05) Aantal casussen met een OTS Binnen de experimentele groep is bij 22 van de 41 casussen op het meetmoment (31 december 2013) een OTS uitgesproken. Bij de controlegroep geldt dit voor 22 van de 39 casussen. Daarmee ligt het percentage casussen met een OTS binnen de experimentele groep op 54% en binnen de controlegroep op 56%. De percentages zijn dus nagenoeg gelijk Looptijd van de uitgesproken OTS en 23 We gebruiken in de rapportage het begrip BB +. Bij de controlegroep kan hiermee ook BB worden aangeduid. 24 De startdatum van BB + is niet altijd gelijk aan de aanmelddatum BB + 25 Het totaal van de percentages bedraagt soms iets meer of minder dan 100, door toepassing van afrondingsregels. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 55

56 Als er een OTS is uitgesproken na BB +, dan ligt de looptijd van deze OTS (op het meetmoment) bij beide groepen tussen minder dan 1 maand en 6 maanden. De volgende tabel geeft een meer gedetailleerd beeld. Tabel 6. Looptijd OTS op meetmoment (als vervolg op BB + ) Experimentele groep 2013 (n=22) Controlegroep 2011 (n=22) Abs. % Abs. % Minder dan 1 maand maanden maanden maanden Totaal De tabel laat zien dat de meeste OTS en tussen 1 en 4 maanden lopen (op het moment van de meting). De verschillen tussen de onderzoeksgroepen zijn ook op dit punt beperkt Resultaten: Kenmerken gezinnen We beschrijven hier verder de samenstelling van de gezinnen, het aantal kinderen en de leeftijden van de kinderen. De gezinssamenstelling van de jeugdigen ziet er op het moment van aanmelding voor BB +, als volgt uit (tabel c). Tabel 7. Gezinssamenstelling in 2011 en 2013 Experimentele groep 2013 (n=41) Controlegroep 2011 (n=39) Abs. % Abs. % Biologische ouders wonen bij elkaar Nieuw samengesteld gezin (nieuwe partner) Alleenstaande ouder Anders Totaal Bij de experimentele groep is wat vaker sprake van alleenstaande ouders. De verschillen zijn echter beperkt (niet significant: Chi-kwadraat=4.189, df=2, p>.05) Tabel 8 geeft aan hoeveel thuiswonende jeugdigen er zijn in de onderzochte gezinnen (op het moment van aanmelding voor BB + ). 26 De aantallen zijn te klein voor een significantietoets. 56 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

57 Tabel 8. Aantal thuiswonende jeugdigen in 2011 en 2013 Experimentele groep 2013 (n=41) Controlegroep 2013 (n=39) Abs. % Abs. % 1 thuiswonend kind thuiswonende jeugdigen thuiswonende jeugdigen thuiswonende jeugdigen of meer thuiswonende jeugdigen Totaal In de meeste gevallen gaat het om één of twee thuiswonende kinderen. De beide onderzoeksgroepen komen wat betreft het aantal thuiswonende kinderen goed met elkaar overeen. (Chi-kwadraat=.676, df=3, p>.05). In tabel 9 staan de leeftijdsverdeling van de thuiswonenden jeugdigen. Tabel 9. Leeftijden thuiswonende jeugdigen in 2011 en 2013 Experimentele groep 2011 (n=41) Controlegroep 2013 (n=39) Abs. % Abs. % 0 tot en met 5 jaar tot en met 10 jaar tot en met 15 jaar Ouder dan 15 jaar Totaal Ook wat betreft het de leeftijdsverdeling van de thuiswonende kinderen zijn er slechts kleine verschillen tussen de beide onderzoeksgroepen. Conclusie De beide onderzoeksgroepen komen op de onderzochte formele kenmerken voldoende tot goed met elkaar overeen voor een verantwoorde vergelijking op de onderscheiden items. We moeten in dit verband wel vermelden dat we niet weten of de groepen ook overeen komen wat betreft zwaarte problematiek. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 57

58 Bijlage 3. Topiclijst interview. 1. Topiclijst interview cliënt 1. Aanleiding van de contacten met Jeugdzorg a. Bespreken zorgen b. Reactie op zorgen/aanleiding 2. Gestelde doelen Jeugdzorg 3. Wat is uw grootste zorg /van uw man? 4. Wat is er nodig volgens u om die zorg weg te nemen? 5. Wat is het beste dat BB + voor u gedaan heeft? 6. Wat is het effect daarvan? 7. Wat zou er anders gebeurd zijn? 8. Wat is het meest prettige dat BB + voor u gedaan heeft? 9. Wensen/klachten 2. Follow-up MLB met professionals 1. Was is er na het MLB gebeurd? 2. Is er iets dat je door het MLB anders bent gaan doen in deze zaak? 3. Wat is het effect op het traject/resultaat van de zaak door met alle betrokken bij elkaar te gaan zitten? 4. Wat is je ervaring dat er anders niet/anders verloopt? Effect op resultaat? 5. BB + : eerder inzetten hulpverlening: a. Effect op veiligheid: welk effect? b. Effect op betrekken ouders/netwerk (meerwaarde) c. Effect op voorkomen OTS. d. Lengte OTS besproken? 58 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

59 Bijlage 4: Conclusies NJI over integriteit toepassing Deltamethode door BJz SR 1. Uit de samenvatting van het rapport (p. 5-7) 27 Het ministerie van Veiligheid en Justitie stelde voor het onderzoek naar de programma-integriteit van de Deltamethode de volgende vraag centraal: In hoeverre is de programma-integriteit van de Deltamethode geborgd bij de vier organisaties die een vliegwielpilot uitvoeren? Deze vraag is beantwoord aan de hand van een aantal subvragen: 1. In welke mate worden de geselecteerde bestanddelen van de Deltamethode uitgevoerd? Worden deze bestanddelen uitgevoerd zoals bedoeld (fidelity)? In welke mate worden de bestanddelen uitgevoerd (completeness)? 2. In welke mate zijn de geselecteerde bestanddelen van de Deltamethode goed geïmplementeerd? Welke motiverende en belemmerende factoren die het gebruik van de Deltamethode beïnvloeden komen in de geselecteerde teams voor? 3. Als uit deelvraag 1 blijkt dat de geselecteerde bestanddelen niet worden uitgevoerd zoals bedoeld en uit deelvraag 2 is gebleken waar dat aan ligt: wat zouden de organisaties kunnen doen om ervoor te zorgen dat de programma-integriteit van de Deltamethode wordt vergroot? 1.1 Onderzoeksopzet en -uitvoering Het onderzoek is uitgevoerd bij de vier bureaus jeugdzorg betrokken bij de vliegwiel1 projecten. In totaal zijn door gebruik te maken van een meertrapssteekproef 182 dossiers beoordeeld van 49 gezinsvoogden. Bij drie bureaus jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg Rotterdam, Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/ Zuid-Holland, William Schrikker Groep) zijn twee teams geselecteerd waarbij één team experimenteerde met de nieuwe ontwikkelingen (vliegwiel team) en het andere team (basisteam) de huidige Deltamethode uitvoerde. Voor het onderzoek zijn de specifieke bestanddelen van de Deltamethode geoperationaliseerd in een vragenlijst. De gezinsvoogden hebben de onderzoekers door het dossier geleid. De onderzoekers scoorden of de informatie expliciet in het dossier vermeld stond. Aan de hand van de resultaten per bureau jeugdzorg is een focusgroep gehouden. De focusgroep bestond uit een aantal geïnterviewde gezinsvoogden, een teamleider en een gedragsdeskundige. De conclusies, discussie en aanbevelingen zijn besproken in een klankbordgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de vier bureaus jeugdzorg en Jeugdzorg Nederland. 1.2 Conclusies De conclusie is dat de Deltamethode voor de meeste geselecteerde bestanddelen wordt uitgevoerd zoals bedoeld. Dit gebeurt voor de meeste geselecteerde bestanddelen compleet. In 9 van de 10 dossiers is een risicotaxatie gericht op de veiligheid van het kind uitgevoerd. De uitkomsten van de deze risicotaxatie is bij 8 van de 10 dossiers besproken met de ouders. De Deltamethode voorschrijft een vier-stappen model waarin (1) zorgpunten benoemd worden, (2) ontwikkelingsbedreigingen en (3) ontwikkelingsuitkomsten geformuleerd worden en (4) er concrete doelen opgesteld worden. Deze stappen zijn herkenbaar terug te vinden in bijna alle dossiers. Het 27 R.T. van Vianen, A. Addink, K. L. Eijgenraam (2013): Programma-integriteit methode jeugdbescherming. Onderzoek naar de programma-integriteit van de kernelementen uit de Deltamethode. Utrecht: NJI Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 59

60 formuleren van ontwikkelingsuitkomsten is in 7 van de 10 dossiers terug te vinden. Toch zijn er op dit punt verschillen tussen de vier bureaus jeugdzorg. Het Bureau Jeugdzorg Rotterdam en de Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/ Zuid-Holland hebben op dit punt het plan van aanpak bijgesteld waardoor het formuleren van ontwikkelingsuitkomsten niet meer in alle dossiers terug te vinden is. Zij hebben hier logische redenen voor. Het engageren en positioneren is bij 7 van de 10 dossiers zichtbaar aanwezig. De beschikbare hulpmiddelen om de Deltamethode toe te passen, zijn nauwelijks in gebruik. Bij een aantal gezinsvoogden zijn deze hulpmiddelen niet bekend. Gezinsvoogden geven aan dat de informatie door andere ketenpartners verzameld worden en daarom de inzet van deze hulpmiddelen niet van toegevoegde waarde. En, er worden andere hulpmiddelen gebruikt zoals de tekening van de Driehuizen. Hoe komt het dat de specifieke bestanddelen op onderdelen goed worden uitgevoerd? Het Plan van Aanpak is een belangrijk (sturend) middel waarin de programma-integriteit van de methode tot uitdrukking komt. Het stuurt de wijze waarover de gezinsvoogden rapporteren en welke informatie daaraan voorafgaand verzameld moet worden. Aandacht behoeft vanuit de methode- vooral het formuleren van de gewenste ontwikkelingsuitkomsten, het werken met het plan op tafel en het gebruiken van de Delta-hulpmiddelen. De bureaus jeugdzorg hebben op deze elementen verschillende accenten gelegd en kunnen mogelijk van elkaar leren. Het is zichtbaar dat de Deltamethode zich verder ontwikkelt. Nieuwe mogelijke verrijkingen worden in de vliegwiel1 projecten uitgeprobeerd en geïntegreerd. In alle focusgroepen is aan de orde geweest dat het activeren van de netwerken van de cliënt kansen biedt. Duidelijkheid over de regels betreffende privacy bij het organiseren van netwerkberaden of uitvoeringsoverleggen met instellingen en cliënten is gewenst. 1.3 Aanbevelingen 1. Ministerie van Veiligheid en Justitie stimuleer een lerende praktijk bij de verschillende bureaus jeugdzorg. Dit door het organiseren van het organiseren van conferenties waarbij bureaus jeugdzorg ontwikkelingen uitwisselen of door het laten opzetten van een digitale kennisbank waar de vliegwiel projecten voor alle bureaus jeugdzorg worden ontsloten. 2. Bureaus Jeugdzorg werk voortdurend aan de reflectieve praktijk waarin door het methodisch bespreken van casuïstiek ervaringen over de casus wordt opgebouwd en deze kennis verbonden wordt met het toepassen van de methode. 3. Jeugdzorg Nederland voer met de bureaus jeugdzorg een heroriëntatie uit op de Deltamethode Gezinsvoogdij waarbij de bestanddelen die nu volgens de methode minder compleet worden uitgevoerd heroverwogen worden. En combineer dit met nieuwe verrijkingen zoals activeren van netwerken, 1Gezin1Plan1Regisseur en geef dit een plaats binnen de methode. 4. Ministerie van Veiligheid en Justitie biedt ruimte voor nieuwe methoden die mogelijk veelbelovend zijn. 5. BJAA beschrijf de (werkzame) elementen. Voer voortdurend bij het ontwikkelen van deze nieuwe methode onderzoek uit naar programma-integer werken en de effecten van het programma. 60 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

61 2. Conclusies van het onderzoek naar BJz SR (p.40-42) De conclusies over het programma-integer uitvoeren van de Deltamethode Gezinsvoogdij worden beantwoord aan de hand van de volgende onderdelen van de onderzoeksvragen: 1. De mate van programmatrouw van de specifieke bestanddelen Delta. 2. De motiverende en belemmerende factoren bij de implementatie. 3. Mogelijke gewenste verbeteringen. 2.2 Mate van programmatrouw De methode wordt ten aanzien van de veiligheid over het algemeen programma getrouw uitgevoerd. Als aandachtspunten komen naar voren het samen met het gezin het invullen van de risicoboxen en het bekijken van en rapporteren over de kamer van het kind. De 4- stappen methode wordt op onderdelen programmatrouw uitgevoerd. Stap 1 en 2 worden bijna altijd conform de Deltamethode uitgevoerd. Bij stap 3 en 4 komt geen eenduidig beeld naar voren. Bij een kwart van de dossiers wordt stap 3 niet conform de Deltamethode uitgevoerd. Het formuleren van de gewenste ontwikkelingsuitkomsten maakt geen deel meer uit van het format van het plan van aanpak. Het formuleren van de ontwikkelingsuitkomsten kost de gezinsvoogden moeite als omkering van een ontwikkelingsbedreiging. Ook stap 4 het formuleren van de werkdoelen en de actieagenda wordt niet standaard conform de Delta methode uitgevoerd: soms ontbreken werkdoelen en de actieagenda is komen te vervallen. Hoewel afspraken wel op alternatieve wijzen worden vastgelegd wordt de link met de werkdoelen in deze alternatieven niet standaard gelegd. Deltahulpmiddelen zoals de ontwikkelingstakenlijst, het opstellen van de dagelijkse routine, het bolletjesschema worden beperkt ingezet. Vooral de ontwikkelingstakenlijst wordt gebruikt. Op basis van het dossier alleen is de mate van engageren lastig te beoordelen. Uit de interviews komt naar voren dat gezinnen bij de meeste dossiers worden betrokken bij het hulptraject. Bij een aantal gezinnen lukt dit, met duidelijke redenen, minder goed. Er zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat het engageren een aandachtspunt vormt. Het positioneren wordt over het algemeen programma integer uitgevoerd. Het stellen van eisen aan ouders en het verbinden van consequenties bij uitblijven van verandering is niet altijd (meer) wenselijk of haalbaar. Ouders werken dan consequent mee of in een aantal dossiers zijn de kinderen voor langere tijd uit huis geplaatst. Bij de meeste zaken bestaat zicht op het netwerk. Bureau Jeugdzorg Rotterdam wil met het activeren van het netwerk aan de slag. De verrijkingen maken nog geen deel uit van de Deltamethode en maken in die zin geen deel uit van de beoordeling over de mate waarin de Deltamethode programma-integer wordt uitgevoerd. Groot overleg vindt weinig plaats en van netwerkberaad en Eigenkracht is bij de geselecteerde zaken bijna geen gebruik gemaakt. Door medewerkers worden hierin belemmeringen ervaren. Zij geven aan dat ouders hiervoor niet altijd toestemming geven en de privacyregels over het uitwisselen van informatie niet altijd voor iedere deelnemer aan het overleg duidelijk zijn. Tussen de vliegwielteams en de basisteams zijn geen grote verschillen naar voren gekomen met betrekking tot de uitvoering van de Deltamethode. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 61

62 2.2 Mate van implementatie De Deltamethode wordt op onderdelen goed uitgevoerd. Als motiverende factoren bij de implementatie komen de volgende factoren naar voren: - Het rapportage format is een belangrijk instrument voor de wijze van uitvoering: de onderdelen waaraan in het format aandacht wordt besteed worden over het algemeen goed uitgevoerd bijvoorbeeld het inventariseren van de zorgpunten en sterke punten of de ontwikkelingsbedreiging. - Het verplichtstellen van het invullen van de risicoboxen heeft ook tot gevolg gehad dat de risicotaxatie in bijna alle dossiers aanwezig is. - Bekrachtigen van het gebruik van de methode op meerdere momenten op verschillende manieren: zowel in training en herhalingstraining, het format van het plan van aanpak en werkbegeleiding. Dit verhoogt het programma-integer uitvoeren van de Deltamethode. Belemmerende factoren voor een goede uitvoering: - Aanpassingen aan wensen en weerstand van cliënten en werkers leveren verschillen in de aanpak op, bijvoorbeeld bij de gewenste ontwikkelingsuitkomsten en actieagenda. - Het rapportageformat kan ook een te dwingend karakter hebben waardoor het meer om de vorm dan de inhoud gaat. - Ten aanzien van het activeren van het netwerk worden verschillende belemmeringen ervaren zoals te weinig tijd om dit goed aan te pakken, te weinig ervaring, onduidelijkheden over privacy. 2.3 Gewenste verbeteringen De belangrijkste verbetervoorstellen voor Bureau Jeugdzorg Rotterdam zijn: 1. Het plan van aanpak stuurt in belangrijke mate de mate waarin de gezinsvoogden programmainteger werken. Het is voor gezinsvoogden op dit moment niet altijd duidelijk of de ontwikkelingsuitkomsten geformuleerd dienen te worden. De argumenten om de ontwikkelingsuitkomsten niet op te nemen klinken logisch en navolgbaar. Het is aan het Bureau Jeugdzorg Rotterdam om samen met de andere bureaus jeugdzorg te bepalen of deze stap van de Deltamethode wel of niet tot een kernelement van de methode behoort. 2. De geïnterviewden geven aan dat Bureau Jeugdzorg Rotterdam meer wil doen met het activeren van het netwerk en inzetten van familienetwerkberaden, Eigen Kracht Conferenties en uitvoeringsoverleggen. Bij de andere bureaus jeugdzorg hebben we in het kader van dit onderzoek daar voorbeelden en uitwerkingen van aangetroffen bij de andere bureaus jeugdzorg. We bevelen aan om voor de toerusting van de gezinsvoogden, het omgaan met de privacy de goede voorbeelden van de andere bureaus jeugdzorg te gebruiken. 62 Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam

63 Bijlage 5: Beschrijving en verantwoording inzet Methodische Leerbesprekingen 1. Methodische Leerbesprekingen. Onderstaande reeks dia s vanuit de PowerPoint die met de deelnemers is besproken, geeft de belangrijkste kenmerken weer. Eindrapport Vliegwiel 1 Rotterdam 63

Beter Beschermd Plus. als. Intervisiecasus

Beter Beschermd Plus. als. Intervisiecasus Beter Beschermd Plus als Intervisiecasus Albert Plak, BJZ Wim Hulsbergen, RvdK Incidentmethode - Inleiding + vraagstelling (10 minuten) - Feitelijke vragen (10 minuten) - Advies voorbereiden (10 minuten)

Nadere informatie

Inhoud presentatie. Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming. Vragen?

Inhoud presentatie. Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming. Vragen? De nieuwe jeugdbescherming Lelystad, 4 november 2013 Adri van Montfoort 1 Inhoud presentatie Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming Vernieuwing: Verve/SAVE

Nadere informatie

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Zorgen voor het bedreigde kind Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Inspectie jeugdzorg Utrecht, november 2006 2 Inspectie jeugdzorg Inhoudsopgave Samenvatting...

Nadere informatie

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering Juni 2013 Anna van Beuningen Gemeenten na 2015 verantwoordelijk voor inrichting van het gehele jeugdstelsel Dus ook voor toeleiding naar jeugdbescherming

Nadere informatie

Beschermen & Versterken

Beschermen & Versterken Beschermen & Versterken een aanpak die werkt Een veilige omgeving voor het kind We beschermen het kind en versterken het gezin De verantwoordelijkheid voor de zorg voor kinderen die in hun ontwikkeling

Nadere informatie

Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie. Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014

Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie. Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014 Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014 Programma Introductie Tanno Klijn, directielid Bureau Jeugdzorg Utrecht Roger Dirven, regiodirecteur Raad voor de

Nadere informatie

Een kinderbeschermingsmaatregel?

Een kinderbeschermingsmaatregel? Een kinderbeschermingsmaatregel? Stand van zaken naar aanleiding van het vervolgonderzoek naar de kwaliteit van de Bureaus Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming bij de besluiten over een kinderbeschermingsmaatregel

Nadere informatie

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Eerder en Dichtbij. Projectplan Eerder en Dichtbij Projectplan Bussum, augustus september 2012 1. Inleiding De pilot Eerder en Dichtbij is een verlening van de eerste pilot Meer preventie minder zorg. Het doel van de pilot was oorspronkelijk

Nadere informatie

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis Informatie voor professionals die werken volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 1. In welke stap van de meldcode neem ik contact op met Veilig

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Inleiding De veiligheid van het kind is een van de belangrijkste

Nadere informatie

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1 Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond 22 januari 2013 14/02/2013 1 Headlines/voorlopige conclusies Deel I: Tussenevaluatie Buurtteams Jeugd en Gezin Pilot Ondiep/Overvecht 14/02/2013 2 Facts en figures

Nadere informatie

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER BUREAU JEUGDZORG NOORD-HOLLAND Elk kind heeft recht op goede ontwikkelkansen en om op te groeien in een veilige omgeving. Als dit niet vanzelf gaat, wordt door het lokale veld

Nadere informatie

Referentiewerkmodel. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureaus Jeugdzorg rond het Casusoverleg Bescherming (COB)

Referentiewerkmodel. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureaus Jeugdzorg rond het Casusoverleg Bescherming (COB) Referentiewerkmodel Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureaus Jeugdzorg rond het Casusoverleg Bescherming (COB) Vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Beter Beschermd op 6 mei 2009 Inhoud

Nadere informatie

FAMILIEGROEPSPLAN. Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen. stavaza februari 2016

FAMILIEGROEPSPLAN. Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen. stavaza februari 2016 Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen stavaza februari 2016 www.familiegroepsplan.nl FAMILIEGROEPSPLAN Basis van het Familiegroepsplan in wet -en

Nadere informatie

Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen. Beschrijving

Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen. Beschrijving Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld

Nadere informatie

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg Beter samenwerken Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg Colofon Dit is een gezamenlijke uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Volksgezondheid,

Nadere informatie

Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis. Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot

Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis. Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot 1" Inhoud presentatie Doel van Verve en Kinderbescherming Thuis Visie op jeugdbescherming

Nadere informatie

Jeugdbescherming en jeugdreclassering

Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jeugdbescherming en jeugdreclassering Een inleiding Adri van Montfoort Bureau Van Montfoort VNG Regioconferenties, mei 2011 avm@vanmontfoort.nl Inhoud presentatie Geschiedenis Huidige situatie Nieuw stelsel:

Nadere informatie

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016 Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet! 06 2016 Aanleiding Eerder bracht het Fries Sociaal Planbureau (FSP) een rapport uit over het gebruik van jeugdhulp in Fryslân. Deze

Nadere informatie

Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS

Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS NJi 1 oktober 2013 Naar aanleiding van de plannen rond de nieuwe jeugdbeschermingsmaatregelen heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie het Nederlands

Nadere informatie

Reflectienota: Pilot toetsende taak regio Parkstad Raad voor de Kinderbescherming, locatie Maastricht.

Reflectienota: Pilot toetsende taak regio Parkstad Raad voor de Kinderbescherming, locatie Maastricht. Reflectienota: Pilot toetsende taak regio Parkstad Raad voor de Kinderbescherming, locatie Maastricht. Aanleiding. In maart 2015 heeft zich in de gemeente Heerlen een ernstige calamiteit voorgedaan waarbij

Nadere informatie

Rapportage Jeugdzorg derde kwartaal 2006

Rapportage Jeugdzorg derde kwartaal 2006 Rapportage Jeugdzorg derde kwartaal 2006 In deze rapportage komen respectievelijk het Bureau Jeugdzorg (BJZ), het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de geïndiceerde jeugdzorgaanbieders aan

Nadere informatie

Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken. Beschrijving

Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken. Beschrijving Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld

Nadere informatie

CMWW. Evaluatie Jeugd Preventie Programma Brunssum

CMWW. Evaluatie Jeugd Preventie Programma Brunssum CMWW Evaluatie Jeugd Preventie Programma Brunssum 2013 Inhoudsopgave 1. Inleiding Blz. 3 2. Uitvoering Blz. 3 3. Aanpak Blz. 4 4. Ontwikkelingen van het JPP Blz. 5 5. Conclusies en Aanbevelingen Blz. 6

Nadere informatie

Factsheet Jeugd in cijfers

Factsheet Jeugd in cijfers Factsheet Jeugd in cijfers 2011-2012 Gemeente Gemeente Voorwoord Jeugd in cijfers biedt snel compacte en feitelijke beleidsinformatie over het huidige jeugdzorgstelsel in de provincie Noord- en binnen

Nadere informatie

Jeugdzorg in Gelderland september 2011

Jeugdzorg in Gelderland september 2011 Jeugdzorg in Gelderland september 2011 Voor u ligt het derde infoblad 2011. In dit infoblad zijn de actuele cijfers over de ontwikkelingen en prestaties in de Gelderse jeugdzorg kort weergegeven. Tevens

Nadere informatie

Jeugdbescherming in Nederland

Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Mr. drs. Bart de Jong Adviseur Van Montfoort 2 Stelselwijziging Jeugd Wat is Jeugdbescherming? Proces/Actoren Doelgroep en problematiek Maatregelen

Nadere informatie

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Vragenlijst Inhoud: 1. In hoeverre is er een gedeelde visie in de regio over wat er op lokaal, regionaal en bovenregionaal niveau dient te worden ingekocht en georganiseerd? Er vindt al goede samenwerking

Nadere informatie

SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS

SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS Contact U kunt ons bereiken via uw vaste contactpersoon uit het jeugdbeschermingsteam in uw regio of wijk. Wij zijn ook bereikbaar via het dichtstbijzijnde

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd Kinderen beschermen we samen Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd 1 juni 2013 Beelden van de Raad 2 Tijd om kennis te maken! Kennismaking met de Raad voor de Kinderbescherming

Nadere informatie

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Inhoud 3 > Als uw kind onder toezicht gesteld wordt 3 > Ondertoezichtstelling 4 > Maatregel van kinderbescherming 5 > De rol van de Raad 6 > De rechter 6 > De gezinsvoogd

Nadere informatie

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort Jeugdbescherming en jeugdreclassering Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort 1 Baby Hendrikus In 2009 wordt Hendrikus geboren Zijn beide ouders zijn zwakbegaafd Hendrikus wordt

Nadere informatie

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten? Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Voor wie is deze factsheet bedoeld? Deze factsheet is voor ouders/ verzorgers van kinderen die onder toezicht staan

Nadere informatie

Overeenkomst toeleiding

Overeenkomst toeleiding Overeenkomst toeleiding Selectie, toeleiding en behandeling deelnemers SIB Jongvolwassenen in Enschede 1. Inleiding Deze afspraken zijn als bijlage gevoegd aan de samenwerkingsovereenkomst SIB Jongvolwassenen

Nadere informatie

SWING project. Maatschappelijk rendement preventieve jeugdbescherming. Presentatie SWING Conferentie 18 april 2016

SWING project. Maatschappelijk rendement preventieve jeugdbescherming. Presentatie SWING Conferentie 18 april 2016 SWING project Maatschappelijk rendement preventieve jeugdbescherming Presentatie SWING Conferentie 18 april 2016 EVEN VOORSTELLEN Wouter Slagter Tjenny van der Veen PROVINCIE GRONINGEN FEITEN GRONINGEN

Nadere informatie

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Bergen op Zoom

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Bergen op Zoom Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Bergen op Zoom Aanpak: Signalerings- en vangnetfunctie Juni 2015 Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) verstaat onder een gezin met geringe sociale redzaamheid een

Nadere informatie

Memo JB/JR voor FO Jeugd. In deze memo komen de volgende onderdelen aan de orde:

Memo JB/JR voor FO Jeugd. In deze memo komen de volgende onderdelen aan de orde: Memo JB/JR voor FO Jeugd In deze memo komen de volgende onderdelen aan de orde: Inleiding Beschrijving diensten Kwaliteitsborging Looptijd deelovereenkomst Toetreding Inleiding Bij een jeugdige kan een

Nadere informatie

Beantwoording raadsvragen ChristenUnie-SGP rondom gang van zaken bij Veilig Thuis / SAVE.

Beantwoording raadsvragen ChristenUnie-SGP rondom gang van zaken bij Veilig Thuis / SAVE. Informatienota raad AAN de gemeenteraad REGISTRATIENUMMER 19.0005665 DATUM 9 april 2019 TER INZAGE ORGANISATIEONDERDEEL SD-BSD BIJLAGE(N) PORTEFEUILLEHOUDER Kiki Hagen BEHANDELEND AMBTENAAR Maikel de Vries

Nadere informatie

SAMENVATTING. Inleiding

SAMENVATTING. Inleiding SAMENVATTING Inleiding De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is op 1 januari 2009 in werking getreden. Met een huisverbod kan een (potentiële) pleger van huiselijk geweld tien dagen uit huis worden geplaatst.

Nadere informatie

Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015

Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015 Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015 Versie 14/11/2013 Inleiding De verantwoordelijkheid voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering

Nadere informatie

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Jeugdhulpverlening

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Jeugdhulpverlening Versie 1.0 19 april 2005 Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Inleiding Het Bureau Jeugdzorg heeft als taak om te mensen te begeleiden die problemen hebben met de opvoeding van hun kind. Mensen die zich zorgen

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport. De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2

Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport. De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2 Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2 Door de inspectie Jeugdzorg en de Gezondheidszorg. Apeldoorn 26 april 2017 1 Aanleiding

Nadere informatie

De inzet van familienetwerkberaden. jeugdbescherming. Sharon Dijkstra, MSc Dr. Hanneke Creemers Dr. Jessica Asscher Prof. dr.

De inzet van familienetwerkberaden. jeugdbescherming. Sharon Dijkstra, MSc Dr. Hanneke Creemers Dr. Jessica Asscher Prof. dr. Sharon Dijkstra, MSc Dr. Hanneke Creemers Dr. Jessica Asscher Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Forensische Orthopedagogiek De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming

Nadere informatie

Jeugdzorg in Gelderland april 2009

Jeugdzorg in Gelderland april 2009 Jeugdzorg in Gelderland april 2009 Inleiding Voor u ligt de eerste factsheet jeugdzorg 2009. De factsheet is gebaseerd op de actuele beleidsinformatie afkomstig van Bureau Jeugdzorg Gelderland (t/m vierde

Nadere informatie

Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004

Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004 Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004 Deze rapportage geeft informatie over het verloop van de wachtlijsten in het jaar 2004. De laatste peildatum van de rapportage is 1 januari 2005. Nu de rapportage

Nadere informatie

Voorwaardelijke interventie Gezinnen. (VIG) Voorwaardelijke hulpverlening aan Multi-problemgezinnen met verschillende vormen van drang & dwang. Werkwijze vrijwillige hulpverlening Eigen verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming Mathilde Roubos Anjo Mangelaars Vrijwillig kader Gedwongen kader Bureau Jeugdzorg Toegang AMK Jeugdbescherming Jeugdreclassering CIT Voorlopige Ondertoezichtstelling

Nadere informatie

VERSTERK WAT GOED GAAT. Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING

VERSTERK WAT GOED GAAT. Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING VERSTERK WAT GOED GAAT Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING SAMENWERKEN AAN JEUGDBESCHERMING 1 SAMENVATTING 7 VOORWOORD

Nadere informatie

Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen

Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen Inleiding Voor u ligt de nieuwste versie van het protocol en samenwerkingsafspraken betreffende kinderen met ernstig toegebracht

Nadere informatie

Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg

Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg Juli 2012 Het college van Reimerswaal vindt het belangrijk om de gemeenteraad mee te nemen in de transitie van de jeugdzorg. Het geven van goede informatie hoort hier

Nadere informatie

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens Jaarverslag 2012 Professionaliseren en versterken van de ketens Inleiding H et Veiligheidshuis is dé plek waar veiligheid, zorg en bestuur samen komen rond complexe problematiek. Het is een netwerksamenwerking

Nadere informatie

Datum 16 augustus 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Kooiman over het bericht dat de Raad voor de Kinderbescherming 130 tijdelijke mensen aanneemt.

Datum 16 augustus 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Kooiman over het bericht dat de Raad voor de Kinderbescherming 130 tijdelijke mensen aanneemt. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Overleg sociaal domein

Overleg sociaal domein Overleg sociaal domein Reflectie gemeenten op gebruik jeugdhulp volgens CBS, verdieping naar aanleiding van bijeenkomst van 12 december 20 dec 2017 Aanleiding: gesprek over het sociaal domein De VNG en

Nadere informatie

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving Aanpak: WIJ Eindhoven De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: Lumens Groep

Nadere informatie

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID Landelijk Netwerk Veilig Thuis KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID Utrecht, 1 juli 2016 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Kaders zicht op veiligheid voor Veilig Thuis... 4 2.1

Nadere informatie

Voice- over bij de Prezi Veilig en Beschermd: http://prezi.com/yeh3s6lkdu1f/?utm_campaign=share&utm_medium=copy&rc=ex0share [Start] Zorgen over een kind? Kom in actie! Veilig en beschermd opgroeien in

Nadere informatie

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving Aanpak: Bemoeizorg De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: GGD West-Brabant

Nadere informatie

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp 2017-2019 Midden-Limburg West: Leudal, Nederweert, Weert Midden-Limburg Oost: Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen, Roermond 1. Verlenging van beleid De gemeenten

Nadere informatie

VERSTERK WAT GOED GAAT. Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING

VERSTERK WAT GOED GAAT. Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING VERSTERK WAT GOED GAAT Verkennend onderzoek naar de werkzame elementen van de Nieuwe Jeugdbescherming in Gelderland DE NIEUWE JEUGDBESCHERMING SAMENWERKEN AAN JEUGDBESCHERMING 1 INHOUDSOPGAVE Samenvatting

Nadere informatie

Verbeterde Meldcode, afwegingskaders en werkwijze Veilig Thuis

Verbeterde Meldcode, afwegingskaders en werkwijze Veilig Thuis Verbeterde Meldcode, afwegingskaders en werkwijze Veilig Thuis 1 Meldcode in het kort Doel: sneller en adequater hulp bieden bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, zodat het geweld stopt.

Nadere informatie

Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen. Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres

Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen. Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres INLEIDING Goed feitenonderzoek met de focus op wat goed is voor het kind. Dat vormt het uitgangspunt

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen. tekst raadsvoorstel Inleiding Vanaf januari 2015 (met de invoering van de nieuwe jeugdwet) worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders.

Nadere informatie

Presentatie Samen Veilig

Presentatie Samen Veilig Presentatie Samen Veilig Missie en visie Missie Wij staan voor een veiligheid in gezinnen. Wij treden op namens de overheid en de samenleving waar de veiligheid van kwetsbare burgers wordt bedreigd. Onze

Nadere informatie

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Inhoud 3 > Als uw kind onder toezicht gesteld wordt 4 > Maatregel van kinderbescherming 5 > De rol van de Raad 6 > De rechter 7 > De gezinsvoogd 8 > Wie doet wat

Nadere informatie

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Als uw kind onder toezicht gesteld wordt Inhoud 3 > Als uw kind onder toezicht gesteld wordt 3 > Ondertoezichtstelling 4 > Maatregel van kinderbescherming 5 > De rol van de Raad 6 > De rechter 6 > De gezinsvoogd

Nadere informatie

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Dordrecht

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Dordrecht Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Dordrecht Aanpak: Sociale- en Jeugdteams en Reset (2013: Gezinscoaching en Reset Thuisbegeleiding) Juni 2015 Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) verstaat onder

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming

Nadere informatie

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum Inspectie jeugdzorg Utrecht, januari 2010 2 Inspectie jeugdzorg p~ãéåî~ííáåö= Naar aanleiding van de uitkomsten van een eerder pleegzorgonderzoek

Nadere informatie

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld

Nadere informatie

Aanpak: Versterkt Verder. Beschrijving

Aanpak: Versterkt Verder. Beschrijving Aanpak: Versterkt Verder De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: MEE IJsseloevers

Nadere informatie

Het inzetten van drang en dwang in het primair proces. Regio FoodValley

Het inzetten van drang en dwang in het primair proces. Regio FoodValley Het inzetten van drang en dwang in het primair proces Regio FoodValley Deel I Deze brochure is tot stand gekomen in opdracht van: Jeugd FoodValley 'Versterken Basisstructuur' in samenwerking met de Raad

Nadere informatie

Generiek Gezinsgericht Werken. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam

Generiek Gezinsgericht Werken. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Generiek Gezinsgericht Werken Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Programma vandaag 1. GGW: Wat, waarom en hoe 2. Onderzoek: beschrijving centrale elementen GGW de praktijk (filmpje)

Nadere informatie

Reactie op advies Platform Samenleving IJsselstein op ceo Jeugd over zaaknummer augustus 2018 blad 1 van D.A.

Reactie op advies Platform Samenleving IJsselstein op ceo Jeugd over zaaknummer augustus 2018 blad 1 van D.A. Gemeente IJsselstein postadres Postbus 26, 3400 AA IJsselstein bezoekadres Overtoom 1 3401 BK IJsselstein Platform Samenleving IJsselstein t 14 030 f 030 6884350 e info@ijsselstein.nl betreft uw kenmerk

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Limburg

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Limburg Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Limburg Inspectie jeugdzorg Utrecht, januari 2010 2 Inspectie jeugdzorg Samenvatting De Inspectie jeugdzorg heeft op

Nadere informatie

Analyse Project Eigen Kracht in Uitvoering

Analyse Project Eigen Kracht in Uitvoering Analyse Project Eigen Kracht in Uitvoering 2013-2014 Inleiding In de periode 2011 tot en met 2014 hebben Trias Jeugdhulp, Jarabee en Intermetzo subsidie ontvangen van de provincie Overijssel voor het project

Nadere informatie

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Samen met Jeugdige Taken van de Gezinsvoogd/Casemanager/ Gezinsmanager Opvoeder(s) / verzorger(s) Hulpverleners, behandelaars Andere professionals en

Nadere informatie

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming Versie 1.0 19 april 2004 Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming Inleiding Als het Bureau Jeugdzorg zich grote zorgen maakt over het opgroeien van uw kind, én als zij vinden

Nadere informatie

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams Vangnet 0-99 Onafhankelijke regie Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Sociaal medische contractering Jeugd Organisatie wijkteams Lokaal beeld van de transities Wilt u wijkgericht

Nadere informatie

Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei Onderzoek Spoedeisende Zorg Bureau Jeugdzorg Gelderland

Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei Onderzoek Spoedeisende Zorg Bureau Jeugdzorg Gelderland Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei 2009 Onderzoek Spoedeisende Zorg Bureau Jeugdzorg Gelderland 2 Samenvatting Op verzoek van de provincie Gelderland heeft de Inspectie jeugdzorg onderzoek gedaan naar de

Nadere informatie

Commissie ethiek van de jeugdzorg, 24 januari 2014 Presentatie van Sijta de Vries. Inleiding Situatie tot De nieuwe situatie...

Commissie ethiek van de jeugdzorg, 24 januari 2014 Presentatie van Sijta de Vries. Inleiding Situatie tot De nieuwe situatie... Commissie ethiek van de jeugdzorg, 24 januari 2014 Presentatie van Sijta de Vries Inleiding... 2 Situatie tot 2015+... 2 De nieuwe situatie... 3 Transitie en transformatie (inhoud en vorm)... 4 (Sociaal)

Nadere informatie

Risico- indicatoren Maart 2014

Risico- indicatoren Maart 2014 Risicoindicatoren Maart 2014 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Risico-indicatoren ambulante jeugdhulp 5 1.1 Risico-indicatoren 5 1.2 Toelichting op de risico-indicatoren 5 2. Risico-indicatoren bureaus jeugdzorg

Nadere informatie

Monitor Experimenten Ambulante Jeugdzorg zonder indicatie

Monitor Experimenten Ambulante Jeugdzorg zonder indicatie Monitor Experimenten Ambulante Jeugdzorg zonder indicatie Prestatiemeting Experimenten In 2011 wordt in de regio Noordwest Veluwe en in Nijmegen/Wijchen een pilot gestart met de inzet van vormen van ambulante

Nadere informatie

Hertoets risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA)

Hertoets risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen. Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) Hertoets risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) Inspectie Jeugdzorg Utrecht, juni 2011 2 Inspectie Jeugdzorg Samenvatting In

Nadere informatie

Werkconferentie. Veilig Thuis Gelderland Midden. Aan de slag met de Verbeterde Meldcode. November 2018

Werkconferentie. Veilig Thuis Gelderland Midden. Aan de slag met de Verbeterde Meldcode. November 2018 Werkconferentie Aan de slag met de Verbeterde Meldcode Veilig Thuis Gelderland Midden November 2018 1 Waarom gaat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland veranderen? 1. Onvrede

Nadere informatie

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving Aanpak: Bijzondere Zorg Team Namens de gemeente Deventer hebben drie netwerkpartners de vragenlijst gezamenlijk ingevuld. Dit zijn Dimence GGZ, Tactus verslavingszorg, en Iriszorg maatschappelijke opvang.

Nadere informatie

Uitkomsten toezichtonderzoek Spijkenisse

Uitkomsten toezichtonderzoek Spijkenisse Uitkomsten toezichtonderzoek Spijkenisse Toezichtonderzoek op beleidsniveau naar de verantwoorde zorg en ondersteuning van gezinnen met geringe sociale redzaamheid September 2013 Samenwerkend Toezicht

Nadere informatie

Hertoets SGJ Christelijke Jeugdzorg Jeugdbescherming Regio Zuid

Hertoets SGJ Christelijke Jeugdzorg Jeugdbescherming Regio Zuid Hertoets SGJ Christelijke Jeugdzorg Jeugdbescherming Regio Zuid Inspectie Jeugdzorg Utrecht, september 2013 Inspectie Jeugdzorg Samenvatting Op 20 maart 2012 plaatste de Inspectie Jeugdzorg de organisatie

Nadere informatie

Verbeterplan Veilig Thuis Hollands Midden n.a.v. inspectierapport nov en stand van zaken op 1 maart 2016.

Verbeterplan Veilig Thuis Hollands Midden n.a.v. inspectierapport nov en stand van zaken op 1 maart 2016. Verbeterplan Veilig Thuis Hollands Midden n.a.v. inspectierapport nov. 2015 en stand van zaken op 1 maart 2016. Inleiding In oktober 2015 hebben de inspecties onderzoek gedaan bij Veilig Thuis Hollands

Nadere informatie

Veilig Thuis verbetert. Versie 02, november 2018

Veilig Thuis verbetert. Versie 02, november 2018 Veilig Thuis verbetert Versie 02, november 2018 Kwaliteitsimpuls en meer eenduidigheid in 2019 Veilig Thuis verbetert werkwijze De 26 Veilig Thuis organisaties hebben meer eenduidigheid en een kwaliteitsimpuls

Nadere informatie

Samenwerkingsafspraken Veilig Thuis gemeenten Regio Rijk van Nijmegen

Samenwerkingsafspraken Veilig Thuis gemeenten Regio Rijk van Nijmegen Bijlage 1: Concept Bestuurlijke Opdracht Samenwerkingsafspraken Veilig Thuis gemeenten Regio Rijk van Nijmegen Opdrachtgever: Portefeuillehouders Zorg en Welzijn Regio Rijk van Nijmegen Opdrachtnemers:

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar Hans Lomans Bestuurder BJzG 8 april 2011 2 U vindt ons Overal in Gelderland In alle regio s Zorg-en Adviesteams Centra voor Jeugd en Gezin Veiligheidshuizen

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. Prioriteitenlijst gedwongen kader

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. Prioriteitenlijst gedwongen kader Stelselwijziging Jeugd Factsheet Prioriteitenlijst gedwongen kader Prioriteitenlijst gedwongen kader Per 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van het gedwongen kader: jeugdbescherming

Nadere informatie

plan van aanpak BMC opstellen verbeterplan doelmatigheid primair proces jeugdhulpverlening in Overijssel

plan van aanpak BMC opstellen verbeterplan doelmatigheid primair proces jeugdhulpverlening in Overijssel Kenmerk PS/2003/789 Vervolg Quick Scan jeugdzorg Overijssel: plan van aanpak BMC opstellen verbeterplan doelmatigheid primair proces jeugdhulpverlening in Overijssel en plan van aanpak BMC voor opstellen

Nadere informatie

Factsheet gemeente Westland

Factsheet gemeente Westland In deze factsheet wordt ingegaan op verschillende indicatoren voor het aantal jeugdigen uit uw gemeente dat in de afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van ondersteuning en zorg voor jeugd. Dit wordt per

Nadere informatie

Evaluatierapport (2014) Jeugdbeschermingspleinen Rotterdam-Zuid en Nieuwe Waterweg Noord

Evaluatierapport (2014) Jeugdbeschermingspleinen Rotterdam-Zuid en Nieuwe Waterweg Noord Evaluatierapport (2014) Jeugdbeschermingspleinen Rotterdam-Zuid en Nieuwe Waterweg Noord Inhoud 1 Management samenvatting 3 2 Inleiding 13 3 Fase 1: melden 20 4 Fase 2: besluitvorming 26 5 Fase 3: schrijven

Nadere informatie

Complexe scheidingen/ vechtscheidingen en het kind?

Complexe scheidingen/ vechtscheidingen en het kind? Complexe scheidingen/ vechtscheidingen en het kind? Stem van het kind: Villa Pinedo 2 1 3 4 2 Terminologie: vechtscheiding / complexe scheiding Terminologie: In maatschappelijk debat: vechtscheiding Vraag:

Nadere informatie

De Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) zo handelen we bij schoolverzuim!

De Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) zo handelen we bij schoolverzuim! De Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) zo handelen we bij schoolverzuim! Methodische Aanpak Schoolverzuim Schoolverzuim (ook ziekteverzuim) is vaak een signaal van achterliggende problematiek. En veelvuldig

Nadere informatie

Vervolgonderzoek 2013 naar de reden van wachten van Zuid-Hollandse cliënten

Vervolgonderzoek 2013 naar de reden van wachten van Zuid-Hollandse cliënten Oinici zock naar dc ivdcn van wachicii Vervolgonderzoek 2013 naar de reden van wachten van Zuid-Hollandse Aanleiding In 2009 is er veel geïnvesteerd om de wachtlijst geïndiceerde jeugdzorg in de provincie

Nadere informatie