Vergadering raadscommissie NOTULEN

Transcriptie

1 Vergadering raadscommissie NOTULEN RAADSCOMMISSIE ruimtelijke ordening, verkeer en mobiliteit Plaats Provincieraadszaal Datum 19/02/2013 Voorzit(s)ter MARIE-CLAIRE LOOZEN Aanvangsuur uur Aanwezig Verontschuldigd Tom DEHAENE, Julien DEKEYSER, Marie-Claire LOOZEN, Manu CLAES, Kris POELAERT, Marc WIJNANTS, Elke ZELDERLOO, Jo DE CLERCQ, Steven ELPERS, Eddy POFFÉ, Ann SCHEVENELS, Sarah SNEYERS, Stef BOOGAERTS, Inez DE CONINCK, Marleen VAN DE WIELE, Diederik DUNON, Hilde KASPERS, Sonia VAN LAERE, Erik RENNEN, Mireille BUYSE, Jan LAEREMANS, Nicole GERSEAU, Koen MOEYERSONS, Martine JANSSENS, Katrien PUTZEYS (secr. ), Patricia WILLEMS (secr.), Shary HEUNINCKX (techn. raadgever) Karin JIROFLÉ, Walter ZELDERLOO, Monique SWINNEN, Jozef DE BORGER, Erik TORBEYNS Agendapunten 1. goedkeuring van het verslag van de vorige vergadering 2. Ontwerp provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Landschappelijk baken 'Ginder-Ale Merchtem' - voorlopige vaststelling Gedeputeerde Julien Dekeyser leidt kort het dossier in. Shary Heuninckx licht het dossier verder inhoudelijk toe. Jan Laeremans vraagt waarom het zo lang geduurd heeft om van de plenaire vergadering naar de voorlopige vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan te gaan. Het lijkt alsof het proces 4 jaar heeft stilgelegen. Shary Heuninckx antwoordt dat na de plenaire vergadering beslist werd eerst een masterplan op te stellen. Tijdens deze masterplan studie kwamen telkens elementen naar voor die verder onderzocht moesten worden (bijvoorbeeld hoe om te springen met de Kattestraat). Hierdoor heeft het tot midden 2012 geduurd vooraleer het masterplan kon afgerond worden. Steven Elpers vult hierbij aan dat er geen eenduidige oorzaak is voor de vertraging. Hij wijst erop dat er een aantal formele procedures (aanbesteding studieopdracht) moesten gevolgd worden, wat een zekere tijd vraagt. Daarnaast wilde de gemeente niet overhaast te werk gaan. Er is voor gezorgd om alle nodige aspecten te bestuderen tijdens de opmaak van het masterplan en daarnaast werd er ruim de tijd genomen voor overleg met elk van de betrokken actoren. Jan Laeremans vraagt wie de eigenaar is van het bestaande gebouwencomplex, en of de gemeente hier ook een deel van de eigendom in handen heeft. 1

2 Steven Elpers antwoordt dat er meerdere private eigenaars zijn. De gemeente heeft geen eigendommen binnen de site, maar heeft door de opmaak van het masterplan toch een mogelijkheid gekregen om mee te sturen in het ontwikkelingsproces. Jan Laeremans verwijst naar de mogelijke ontwikkelingen op vlak van wonen die in het RUP zijn ingeschreven. Hij vraagt of dit volledig privé zal ontwikkeld worden, of dat een gemengde ontwikkeling, bijvoorbeeld met Vlabinvest mogelijk is, zodat jonge mensen uit Merchtem zelf voorrang kunnen krijgen op deze woningen. Shary Heuninckx antwoordt dat de site in handen is van privé eigenaars, wat betekent dat het complex direct door hen kan ontwikkeld worden. Rekening houdend met de grootte van de site, en dus het te verwachten aantal woningen, zal de reglementering van het decreet grond- en pandenbeleid wellicht van toepassing zijn (vanaf 50 appartementen). Dit betekent dat er bepaalde normen van toepassing worden, waarmee een minimaal aandeel aan sociale woningen dient voorzien te worden op het totaal. Jan Laeremans stelt de vraag waarom de provincie hier geen initiatief neemt om een deel sociale woningen te voorzien, via Vlabinvest. Shary Heuninckx antwoordt dat dit momenteel niet voorzien is, maar dat dit eventueel wel als suggestie kan meegegeven worden. Gedeputeerde Tom Dehaene vult hierbij aan dat de suggestie wordt genoteerd. Maar aangezien Vlabinvest tot op heden niet bij de provincie zit, kan er ook nog geen initiatief in die zin genomen worden. Bovendien heeft Vlabinvest geen onteigeningsbevoegdheid. Er zou bijgevolg enkel een initiatief kunnen genomen worden als een van de eigenaars zou overgaan tot een vrijwillige verkoop. Jan Laeremans wijst erop dat er momenteel een paintball bedrijf gehuisvest is binnen een van de gebouwen. Hij informeert of dit bedrijf kan blijven na de goedkeuring van het plan. Hij vraagt daarnaast hoe met de gebouwen zelf mag omgegaan worden: worden enkel de buitenmuren behouden en zal de binnenkant volledig gestript worden? Shary Heuninckx verduidelijkt dat het paintball bedrijf op zich mogelijk blijft na de goedkeuring van het plan. Er zullen echter ook andere ontwikkelingsmogelijkheden zijn, die voor de eigenaars misschien interessanter zijn. Het zal dus hiervan afhangen of het bedrijf al of niet zal kunnen blijven. Wat betreft de gebouwen wordt in het RUP vastgelegd dat de belangrijkste karakteristieken van de buitenkant sowieso behouden moet blijven; voor de binnenkant worden geen beperkingen opgelegd. Rekening houdend met de structuur van de gebouwen, is de verwachting niet dat men veel aanpassingen aan de binnenkant van de gebouwen zal (kunnen) aanbrengen. Sarah Sneyers merkt op dat over het luik mobiliteit geen melding is gemaakt en vraagt hoe hiermee is omgegaan. Shary Heuninckx legt uit dat het aspect mobiliteit ruim bestudeerd is bij de opmaak van het masterplan. Hierbij is vooral de inrichting van de aanpalende straten bekeken. Uit de studie is gebleken dat de mobiliteitsimpact van de mogelijke nieuwe invullingen niet van die aard is dat deze de mobiliteitsvisie van de gemeente in het gedrang brengt. Uit het onderzoek is ook geen noodzaak tot herbestemmingen op vlak van mobiliteit gebleken. De mogelijke aandachtspunten werden wel opgelijst bij het masterplan en zullen dus een rol spelen bij de behandeling van de eventuele vergunningsaanvragen voor nieuwe ontwikkelingen. Koen Moeyersons verwijst naar de mogelijkheid om ondergrondse parkings te voorzien. Hij vraagt of hiervoor ook een norm wordt opgelegd, bijvoorbeeld 1,5 parkeerplaats per woning? Daarnaast wijst hij erop dat er momenteel in de zone C een 50-tal parkeerplaatsen bovengronds aanwezig zijn. Hij vraagt of dit aantal meegenomen is in de parkeerbehoefte voor het complex. Shary Heuninckx antwoordt dat de normen voor parkeren onderzocht werden in het kader van het masterplan. Er is voor geopteerd deze normen niet bindend op te nemen in het RUP. Er is wel een nota bij het masterplan over parkeren waarmee de gemeente kan rekening houden bij vergunningsaanvragen. De reden om geen specifieke normen op te nemen in het RUP is dat er 2

3 verschillende activiteiten complementair kunnen zijn binnen de site. Voor elk van die activiteiten zijn er verschillende parkeernormen. Het zou niet correct zijn om deze bij elkaar op te tellen tot een totaalnorm, omdat voor bepaalde complementaire functies het parkeren niet op hetzelfde moment van de dag moet gebeuren. De huidige parkeerplaatsen in de zone C zijn niet meegenomen in het te voorziene parkeeraanbod. Het RUP legt enkel op dat voor nieuwe ontwikkelingen de parkeerbehoefte binnen de site moet opgevangen worden. Het wordt echter niet uitgesloten dat daarbij ook extra parkeerplaatsen voor de buurt worden voorzien. Het huidige parkeren binnen deze zone is voor een deel gelinkt aan de huidige functies op de site. Als er in de toekomst andere ontwikkelingen in de plaats komen, zal een deel van de huidige parkeerbehoefte ook vervangen worden door de nieuwe ontwikkelingen (waarvoor dan wel voldoende parkeeraanbod moet voorzien worden). Stef Boogaerts vraagt of aan de kopers van woningen binnen het complex zal opgelegd worden om ook mee te investeren in de parking. Hij stelt dat de parkeergarages leeg zullen staan als die niet verplicht wordt en dat eigenaars dan op het publiek domein hun auto zullen parkeren. Shary Heuninckx stelt dat het logisch is dat deze koppeling tussen woning en parkeerplaats gemaakt zal worden bij de verkoop van de woningen. In de omgeving van de site is er niet veel mogelijkheid om te parkeren op het publiek domein. Kopers zullen dus wellicht sterk geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid om een parkeerplaats in het complex te kunnen aankopen. Mireille Buysse vraagt hoeveel verschillende eigenaars eigendommen hebben op de site. Zij informeert of deze eigenaars achter de plannen staan, onder andere van de mogelijke handelsfuncties die zullen ontwikkeld kunnen worden. Shary Heuninckx antwoordt dat er 4 eigenaars zijn. Deze zijn volledig op de hoogte van de plannen, want er werd regelmatig met hen overleg gepleegd. Zij hebben aangegeven dat zij achter het hele verhaal voor de site staan. Gedeputeerde Julien Dekeyser vult hierbij aan dat dit een van de redenen is voor het langdurige proces, namelijk dat er verschillende keren overleg is geweest met de eigenaars, onder meer om een juiste verdeelsleutel te vinden. Wat betreft het parkeren verduidelijkt hij nogmaals dat er sowieso voldoende parkeerplaatsen zullen moeten voorzien worden door de ontwikkelaars. Hierdoor zullen deze automatisch er mee over waken dat deze mee verkocht worden aan kopers van woningen, zoniet zouden zij zelf in financiële moeilijkheden komen. Marleen Van de Wiele vraagt naar de totale oppervlakte van de site. Shary Heuninckx meldt dat ze deze cijfers niet uit het hoofd kan geven, maar dat dit in het verslag zal opgenomen worden. Aanvulling vanuit de dienst ruimtelijke ordening: Het plangebied heeft een oppervlakte van m². De voormalige brouwerijgebouwen hebben een grondoppervlakte van ongeveer 5.000m². De totale functionele vloeroppervlakte binnen het plangebied kan nog niet worden berekend aangezien de nieuwbouwoppervlakte kan variëren al naargelang de inplanting en het aantal verdiepingen waarvoor gekozen wordt (binnen de gestelde randvoorwaarden). Op p van de toelichtingsnota van het ontwerp RUP worden de theoretisch maximale oppervlaktes weergegeven met door bepaalde functies (handel, wonen ) kunnen ingevuld worden. Linda Van den Eede vraagt of de verplichting om sociale woningen te voorzien, waarnaar in een eerdere vraag verwezen werd, kan afgekocht worden. Gedeputeerde Tom Dehaene antwoordt dat deze mogelijkheid inderdaad zo voorzien is in de wetgeving. Marie-Claire Loozen concludeert dat het voorstel met een gunstig advies kan worden voorgelegd aan Advies: Het raadsvoorstel " Ontwerp provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Landschappelijk baken 'Ginder-Ale Merchtem' - voorlopige vaststelling " wordt goedgekeurd. 3

4 3. Aanpassing provinciaal subsidiereglement voor de aanleg van fietsinfrastructuur (fietsfonds) Gedeputeerde Tom Dehaene licht het dossier toe. Sonia Van Laere vraagt wat het verschil is tussen het fietsfonds, het recreatief fietsroutenetwerk en de strategische projecten. Patricia Willems antwoordt dat het fietsfonds van toepassing is op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Kwalitatieve fietsinfrastructuur die op dit netwerk gelegen is wordt voor 80% gesubsidieerd: 40% door de provincie, 40% door het Vlaams Gewest. Het recreatief netwerk of het fietsknooppuntennetwerk wordt alleen door de provincie gesubsidieerd voor 40%. De strategische projecten zijn brugjes of tunnels voor de fietsers die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een kwalitatieve fietsroute, maar buiten het subsidiereglement van het fietsfonds vallen. Hiervoor is geen reglement. Marleen Van de Wiele vraagt waarom de provincie vasthoudt aan fietspaden in beton. Betonklinkers zijn soms een betere oplossing bij de realisatie van fietspaden. Tom Dehaene antwoordt dat asfalt en beton de voorkeur genieten van de provincie omwille van het fietscomfort. Alleen in uitzonderlijke gevallen staat de provincie betonstraatstenen toe, bijvoorbeeld wanneer gasleidingen onvoldoende kunnen weggewerkt worden onder het fietspad. Het gevaar van betonstraatstenen is dat ze vaak slecht hersteld worden. Daarom heeft de deputatie in een recent dossier beslist om de subsidie voor betonstraatstenen pas na enkele jaren uit te betalen na een kwaliteitscontrole. Kris Poelaert vraagt of er nog in lopende dossiers een extra subsidie kan worden aangevraagd voor bijvoorbeeld verlichting. Tom Dehaene antwoordt dat dit per dossier bekeken moet worden. Het is alleszins niet de bedoeling om alle straatverlichting standaard in fietsfondsdossiers te subsidiëren. Sarah Sneyers vraagt of het mogelijk is om een overzicht te krijgen van de subsidiedossiers van de voorbije legislatuur. Tom Dehaene antwoordt dat het overzicht van de subsidiedossiers zal worden bezorgd. Mireille Buyse vraagt wie de kwaliteitsadviseur is. Patricia Willems antwoordt dat dit een Vlaamse ambtenaar is, die instaat voor de kwaliteit van de dossiers. Zijn functie is vergelijkbaar met de huidige auditor van de PAC (provinciale auditcommissie) van de Vlaamse overheid. Steven Elpers stelt vast dat de provinciale eisen wel zeer streng zijn. Door de eis rond de breedte van het fietspad zijn veel gemeenten genoodzaakt om te onteigenen. Het subsidiepercentage van 80% dekt lang niet alle kosten. Hiervoor schrikken gemeenten terug. Tom Dehaene antwoordt dat 1,75 m het uitgangspunt is voor veilige en comfortabele fietspaden. De provincie wil de kwaliteit van de fietspaden mee bewaken. Het is aan de gemeenten om te kiezen voor veilige fietspaden of geen fietspaden. Steven Elpers vreest dat er door de 80% en de strenge kwaliteitseisen gemeenten zullen terugschrikken voor realisatie, waardoor er dus minder fietspaden zullen worden aangelegd. Tom Dehaene antwoordt dat vanuit mobiliteit 100% subsidie geen enkel probleem is, maar gezien de financiële situatie van de provincie zal dit niet evident zijn om dit in de begrotingsbesprekingen te realiseren. 4

5 Marie-Claire Loozen concludeert dat het voorstel met een gunstig advies kan worden voorgelegd aan Advies: Het dossier Aanpassing provinciaal subsidiereglement voor de aanleg van fietsinfrastructuur (fietsfonds) kan met gunstig advies aan de provincieraad worden voorgelegd. 4. Overname door de Vlaamse overheid van: de Broekstraat (lengte 369 m) van de gemeente Machelen Gedeputeerde Tom Dehaene licht het dossier toe. Er zijn geen opmerkingen. Marie-Claire Loozen concludeert dat het voorstel met een gunstig advies kan worden voorgelegd aan Advies: Het dossier Overname door de Vlaamse overheid van de Broekstraat (lengte 369 m) van de gemeente Machelen kan met gunstig advies aan de provincieraad worden voorgelegd. 5. OMA-fietsroute langs de spoorlijn Opwijk-Merchtem-Asse: studieopdracht voor de aanleg van een intergemeentelijk fietspad voor functioneel gebruik langs het spoorwegtraject Opwijk-Merchtem-Asse, op het grondgebied van de gemeenten Opwijk en Merchtem: goedkeuring van het bestek en de wijze van gunnen Gedeputeerde Tom Dehaene licht het dossier toe. Jan Laeremans vraagt wanneer we de realisatie kunnen verwachten. Tom Dehaene antwoordt dat we dit zelf zo snel mogelijk willen, maar dat dit moeilijk te voorspellen is, als er onteigend moet worden Mireille Buyse vraagt wat de intentie is van Asse. Hebben we zicht op de raming van de studie en de kostprijs van de werken. Tom Dehaene antwoordt dat we als provincie geen weet hebben van de kostprijs voor Asse, aangezien Asse niet deelneemt aan dit bestek. Sonia Van Laere vraagt of er geen kosten voor de provincie zijn. Patricia Willems antwoordt dat de kosten voor de ontwerper van de gemeenten worden teruggevorderd. Het gaat om een prefinanciering. Jo De Clercq vraagt of er nog wel voldoende afstemming is naar de uitvoering toe. Tom Dehaene antwoordt dat er een samenwerkingsovereenkomst is tussen Asse, Merchtem en Opwijk om de uitvoering op elkaar af te stemmen. Opwijk en Merchtem hebben zich geëngageerd om de uitvoering tegelijkertijd te laten plaatsvinden. Marie-Claire Loozen concludeert dat het voorstel met een gunstig advies kan worden voorgelegd aan Advies: Het dossier OMA-fietsroute langs de spoorlijn Opwijk-Merchtem-Asse: studieopdracht voor de aanleg van een intergemeentelijk fietspad voor functioneel gebruik langs het spoorwegtraject Opwijk- Merchtem-Asse, op het grondgebied van de gemeenten Opwijk en Merchtem: goedkeuring van het bestek en de wijze van gunnen kan met gunstig advies aan de provincieraad worden voorgelegd. 5

6 6. Rondvraag Er zijn geen variapunten. Datum volgende vergadering Einduur van de vergadering De secretaris, Patricia Willems 12 maart 2013, uur wordt later bepaald u De voorzit(s)ter, Marie-Claire Loozen 6