MEDEDELING. Aandachtspunten bij de toetreding van een buso-school tot de scholengemeenschap. 1 Inleiding

Transcriptie

1 SB Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel MEDEDELING referentienr. : M-VVKSO datum : gewijzigd : contact : Dienst Personeel en schoolbeheer, dps.vvkso@vsko.be, Aandachtspunten bij de toetreding van een buso-school tot de scholengemeenschap 1 Inleiding Reeds lang 1 pleit het VVKSO ervoor om als katholiek onderwijs bijzondere aandacht te besteden aan de ontwikkeling van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het intensifiëren van de zorg voor leerlingen die specifieke ondersteuning voor hun ontwikkeling nodig hebben, veronderstelt een continue en grondige evaluatie van de bestaande onderwijsvoorzieningen op het niveau van de klas en de school zowel voor het gewoon als het buitengewoon onderwijs. Een bijsturing van de bestaande organisatie van het onderwijs met het oog op een groei naar meer maatwerk kan vandaag zeker nuttig zijn. We denken hierbij aan maatregelen die de afstanden tussen scholen verkleinen of onduidelijkheden of overlappingen wegwerken. Zeer in het bijzonder dienen scholen voor gewoon en voor buitengewoon onderwijs samen te onderzoeken hoe ze hun onderwijsaanbod in het belang van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften beter op elkaar kunnen afstemmen. Samenwerking is nodig met het oog op de oriëntering. Aan die afstemming zijn verschillende elementen te onderscheiden, o.m. samenwerking of overleg van teams met het oog op meer inhoudelijke afstemming, bijvoorbeeld m.b.t. krachtlijnen van het pedagogisch project en het curriculum, gelijkgerichtheid in aanpak en aangewende leermiddelen, het werken met flexibele groepering, goede leerlingenbegeleiding en ontwikkelingsbevorderende onderwijsstijl; verfijning van de verwijzings- en terugplaatsingsprocedure, o.a. zorg voor intensieve communicatie tussen school en ouders; samenwerking op leerling-niveau (bijvoorbeeld in de vorm van gemeenschappelijke activiteiten ). Uit deze samenwerking met het buso kan het gewoon secundair onderwijs expertise verwerven rond het omgaan met leerlingen met leermoeilijkheden, bv. het bijzondere programma rond autisme, handelingsplannen in het kader van meer geïndividualiseerd onderwijs of omgaan met gedragsmoeilijke leerlingen 2. 1 Zie de Mededeling " Scholengemeenschappen secundair onderwijs: aandachtspunten voor de tweede periode", M-VVKSO Congrestekst: "Op weg naar de tweede generatie scholengemeenschappen" van 2 februari 2005, gepubliceerd als M-VVKSO

2 2 Vanuit deze overtuiging is de opname van een school voor buitengewoon secundair onderwijs (buso) in de scholengemeenschap een voor de hand liggende evolutie. Meteen kan het buso gebruikmaken van de logistieke voordelen van scholengemeenschappen. We willen deze ontwikkeling stellen als een aanbeveling, niet als een verplichting in ons net zijn er overigens minder buso-scholen dan scholengemeenschappen 3, en bovendien is er het historische gegeven van de ongelijkmatige regionale spreiding. Vanzelfsprekend komt het aan het lokale niveau toe om dergelijke fundamentele beslissingen te nemen. Nadat in de wetgeving de mogelijkheid daartoe werd gecreëerd en ook de modaliteiten duidelijk werden vastgelegd, hebben reeds in vijf scholengemeenschappen de stap gezet tot opname van een of twee scholen voor buso. Sinds zijn er 32 scholengemeenschappen met in totaal 37 buso-scholen. Deze Mededeling wil de scholengemeenschappen die de opname van een buso overwegen, daarbij een hand reiken. Vertrekkend vanuit de decretale bevoegdheden van de scholengemeenschap (zie punt 3) gaan we in op de gevolgen voor het statuut van het personeel (punt 4), voor de omkadering (punten 5 tot 7) en voor de werking van de scholengemeenschap (punten 9 en 10). Maar minstens even belangrijk zijn de positieve ervaringen van de vijf scholengemeenschappen die reeds in een buso-school hebben opgenomen; deze geven we weer in punt 2. Bij elk punt verwijzen we naar verdere informatiebronnen. De wettelijke grondslag voor de scholengemeenschap is terug te vinden in art. 49 tot 66 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs 4, verder aangeduid als de Codex Secundair Onderwijs. 2 Wat leerden de eerste ervaringen? Vijf scholengemeenschappen 5 van het katholiek secundair onderwijs hebben reeds met ingang van 1 september 2006 één, resp. twee buso-scholen opgenomen. We kunnen dankbaar gebruik maken van hun ervaringen en aanbevelingen, die inspirerend zullen werken voor de scholengemeenschappen die de opname van een buso-school overwegen. In deze scholengemeenschappen was de opname van het buso absoluut geen sprong in het onbekende of bruuske beweging, maar veeleer een logische verdere stap in de evolutie. In enkele gevallen ressorteerde het buso reeds langer onder hetzelfde schoolbestuur als een of meer scholen voor gewoon so binnen de scholengemeenschap; elders werd die bestuurlijke eenheid gerealiseerd op het ogenblik van de toetreding tot de scholengemeenschap, of was er reeds in het verleden een samenwerkingsovereenkomst tussen de scholengemeenschap en het buso. In elk geval waren de partners geen vreemden voor elkaar. De overlegorganen (OCSG en medezeggenschapscollege) legden begrijpelijkerwijze een zekere voorzichtigheid aan de dag: de personeelsgeleding wilde een zicht krijgen op de statutaire gevolgen, bv. wat betreft voorrangsrecht en reaffectatieprocedure. Belangrijke gegevens hierbij zijn o.a. de evolutie in de schoolbevolking van de verschillende scholen en het wettelijke kader. Bij dit laatste zal deze Mededeling wellicht verhelderend werken. Een uitgewerkte becijfering van de winst aan omkaderingsmiddelen zal de voordelen ook op dit vlak aan het licht brengen. Wanneer het korps de meerwaarde van deze toenadering inziet, is het des te meer gemotiveerd. 3 Het katholiek secundair onderwijs in Vlaanderen telt 75 scholengemeenschappen en 68 buso-scholen. 4 > rubrieken > wetgeving > secundair onderwijs > codex. 5 Het gaat om de scholengemeenschappen Sint-Maarten te Brugge, Sint-Nicolaas te Sint-Niklaas, Sint-Michiel te Roeselare en de scholengemeenschappen Leopoldsburg en Wetteren-Lede in de gelijknamige gemeenten; we danken hen voor het relaas van hun ervaringen dat ze ons geboden hebben, en dat we in dit punt geglobaliseerd weergeven.

3 3 De toenaderingsbeweging beperkt zich niet tot het bestuurlijk-organisatorisch gebied, maar begint zich ook te ontwikkelen op didactisch-pedagogisch vlak. In een eerste fase maken de leden van het directieteam nader kennis met de werking van de respectieve scholen; nadien zal de toenadering van de lerarenteams opstarten. Of dit zich ook doorzet tot het niveau van de vakgroepwerking, hangt af van het studieaanbod van de verschillende scholen. De sterke expertise die het buso al heeft uitgebouwd, bv. op het vlak van projectmatig en thematisch werken of van de leerlingenbegeleiding, zal een verrijking vormen voor de scholen voor gewoon so. Schooloverschrijdende initiatieven als bv. een drugsbeleid, spijbelpreventie of geestelijke gezondheidswerking krijgen een groter draagvlak door ze gezamenlijk aan te pakken. In een eerste fase lopen eerder beperkte experimenten van samenwerking, die nadien verder zal worden uitgebouwd. In één scholengemeenschap trekt men de samenwerking ook reeds door tot het niveau van de leerlingen. Globaal kunnen we stellen dat de vijf bedoelde scholengemeenschappen uitgesproken positief terugblikken op de opname van het buso, als verankering van een toenaderingsbeweging die reeds aan de gang was. 3 Bevoegdheden van de scholengemeenschap Elke scholengemeenschap beschikt over de bevoegdheden die zijn vastgelegd in art. 57 van de Codex Secundair Onderwijs. We sommen ze hieronder bondig op, en verwijzen daarbij naar het punt van deze Mededeling waar we verduidelijken welke gevolgen de opname van het buso daarvoor heeft. Elke scholengemeenschap: 1. maakt afspraken over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod. Zie Mededeling "Realisatie en/of bijsturing van een globaal structuurplan per scholengemeenschap", M-VVKSO maakt afspraken over een objectieve leerlingenoriëntering en begeleiding, en werkt daartoe samen met één CLB. Zie echter ook punt 10.6 van deze Mededeling. 3. maakt afspraken over het personeelsbeleid, meer bepaald over de criteria voor het aanwerven, functioneren en evalueren van personeelsleden. Zie hierover ook punt 4 van deze Mededeling, evenals de Mededeling "Functiebeschrijvingen, functioneringsgesprekken en evaluatie", M- VVKSO maakt afspraken / beslist over de verdeling van de extra uren-leraar (haar aandeel van de extra uren-leraar). Zie punt 6.1 van deze Mededeling. 5. maakt afspraken / beslist over de verdeling van de globale puntenenveloppe over haar scholen. Zie punt 6.2 van deze Mededeling. 6. brengt advies uit inzake investeringen in schoolgebouwen waarbij het schoolbestuur een beroep doet op de investeringsmiddelen van het Agentschap voor Infrastructuur (AGIOn). 7. kan een samenwerkingsakkoord sluiten met een buso-school die niet tot de scholengemeenschap is toegetreden. Zie punt 10.5 van deze Mededeling. 8. kan een samenwerkingsakkoord sluiten met één of meer scholen voor secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoren, of met een of meer scholen voor basisonderwijs, voor deeltijds kunstonderwijs en/of centra voor volwassenenonderwijs. 9. maakt afspraken / beslist over de aanwending van de punten voor ICT-coördinatie. Zie punt 6.4 van deze Mededeling.

4 4 10. kan afspraken maken over de engagementsverklaring. Zie Mededeling "Engagementsverklaring tussen school en ouders in het secundair onderwijs", M-VVKSO Daarnaast kunnen de schoolbesturen die de scholengemeenschap oprichten, nog andere bevoegdheden toekennen aan de scholengemeenschap. Deze bijkomende bevoegdheden worden dan vastgelegd bij schriftelijke overeenkomst; zie punt 10 van deze Mededeling. Suggesties voor verdere samenwerking vindt u in verschillende van onze Mededelingen onder het trefwoord Scholengemeenschap: "Scholengemeenschappen secundair onderwijs: aandachtspunten voor de tweede periode", M-VVKSO ; Referaat bij het congres "Op weg naar de tweede generatie scholengemeenschappen", M-VVKSO ; Congrestekst: "Op weg naar de tweede generatie scholengemeenschappen", M-VVKSO ; Praktijkvoorbeelden "Op weg naar de tweede generatie scholengemeenschappen", M-VVKSO ; Scholengemeenschappen bao en so: gemeenschappelijke principes, M-VVKSO Kijkwijzer van de Studiedag SG 3, M-VVKSO Statutaire gevolgen voor het personeel Wat betreft de gevolgen voor het statuut van het personeel, moeten we een onderscheid maken tussen enerzijds de toepassingen van het decreet Rechtspositie (tijdelijke aanstelling, vaste benoeming, mutatie en nieuwe affectatie) en anderzijds de reaffectatieverplichtingen. 4.1 Toepassingen van het decreet Rechtpositie A. Voor de categorie van het ondersteunend personeel wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ambten in het buso (alle onderwijsvormen) en die in het gewoon secundair onderwijs: aldus wordt bevestigd in punt 3 van de Ministeriële omzendbrief over "Het ondersteunend personeel in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs" 6. Dit betekent dat de diensten die zijn gepresteerd in het ambt van opvoeder of administratief medewerker in het buso, niet in aanmerking worden genomen voor de opbouw van het recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur in het gewoon so (of omgekeerd); dat een aanstelling voor doorlopende duur als opvoeder of administratief medewerker in het gewoon so niet volstaat om te voldoen aan de voorwaarden om benoemd te worden in het buso (of omgekeerd); dat de mutatie of nieuwe affectatie van een lid van het ondersteunend personeel van het buso naar het gewoon so (of omgekeerd) niet mogelijk is. B. Voor het bestuurs- en onderwijzend personeel moet er een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de ambten in OV1, OV2 of OV3 van het buso 7 en anderzijds de ambten in OV4 8 en het ge- 6 PERS/2009/07. > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > personeel > ondersteunend personeel. 7 Voor OV1, OV2 en OV3 van het buso worden de ambten ingedeeld door het Besluit van de Vlaamse regering van 24 januari 2003 tot vaststelling en indeling van de ambten in het buitengewoon onderwijs. > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 24/01/ Voor het bestuurs- en onderwijzend personeel van OV4 zegt het Besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de onderwijsinstellingen voor buitengewoon secundair onderwijs gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap waar op-

5 5 woon so 9. Voor OV1, OV2 en OV3 verschillen de benamingen van de meeste ambten zelfs van de ambten in het gewoon so of OV4: zo spreekt men in OV1, OV2 en OV3 van een leraar algemene sociale vorming (ASV), een leraar ASV specialiteit lichamelijke opvoeding, een leraar ASV compensatietechniek braille, een leraar beroepsgerichte vorming enz. B.1 De ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel in OV1, OV2 en OV3 van het buso zijn andere ambten dan die in OV4 of in het gewoon so, zelfs indien de benaming dezelfde is (bv. godsdienstleraar of technisch adviseur). Dit betekent: dat de diensten die zijn gepresteerd in OV1, OV2 of OV3 van het buso, niet in aanmerking worden genomen voor het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in OV4 of het gewoon so (of omgekeerd); dat een aanstelling van doorlopende duur in het gewoon so of OV4 niet volstaat om te voldoen aan de voorwaarden om benoemd te worden in OV1, OV2 of OV3 van het buso (of omgekeerd); dat een mutatie of nieuwe affectatie vanuit OV1, OV2 of OV3 naar het gewoon so of OV4 (of omgekeerd) niet mogelijk is. B.2 De ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel in OV4 van het buso zijn dezelfde als die in het gewoon so. Dit brengt mee dat de anciënniteit die is verworven in OV4 in het ambt van leraar of godsdienstleraar, in aanmerking komt voor het verwerven van het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in datzelfde ambt het gewoon so (en omgekeerd); dat een personeelslid dat op 31 december in het gewoon so voor doorlopende duur is aangesteld in het ambt van leraar of godsdienstleraar, alvast aan die TADD-voorwaarde voldoet om op 1 januari benoemd te worden in datzelfde ambt in OV4 (of omgekeerd); dat voor alle leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel in OV4 een mutatie of nieuwe affectatie mogelijk is naar hetzelfde ambt in het gewoon so (of omgekeerd). Voor de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel (technisch adviseur, technisch adviseur-coördinator, directeur en adjunct-directeur) heeft de overeenkomst van de ambten tussen OV4 en het buso echter geen verdere implicaties. In die ambten bestaat immers geen aanstelling voor doorlopende duur of ander voorrangsrecht voor tijdelijke aanstelling. Recht op vaste benoeming in een betrekking van een selectie- of bevorderingsambt verwerft een personeelslid pas wanneer het een zekere tijd is aangesteld in die concrete vacante betrekking. De aanstelling in de ene school levert voor deze ambten dus nooit recht op tot benoeming in een andere school. Wel is mutatie of nieuwe affectatie in deze ambten mogelijk van OV4 naar hetzelfde ambt in het gewoon so (of omgekeerd). 4.2 Reaffectatieverplichtingen De toetreding van een buso-school tot de scholengemeenschap brengt mee dat ook die school deel zal uitmaken van de groep scholen waarbinnen in eerste instantie het schoolbestuur reaffectatieverplichtingen heeft: wanneer een TBS/OB'er niet kan worden gereaffecteerd in zijn eigen school, moet het schoolbestuur een reaffectatie in "hetzelfde ambt" zoeken binnen al haar scholen die tot dezelfde scholengemeenschap behoren, gewoon én buitengewoon onderwijs. Het schoolbestuur heeft leidingsvorm 4 georganiseerd wordt, dat de bepalingen van het BVR van 14 juni 1989 (zie volgende voetnoot) van toepassing zijn op OV4 van het buso. > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 21/12/ Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuursen onderwijzend personeel van scholen voor secundair onderwijs. > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 05/06/1989.

6 6 sinds zowel reaffectatiebevoegdheid binnen de categorie van het ondersteunend personeel, als binnen die van het bestuurs- en onderwijzend personeel. Verder zal de buso-school ook onder de bevoegdheid van de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap (RCSG) vallen. Dit heeft belangrijke gevolgen voor alle terbeschikkinggestelden en voor de tijdelijken van de toegetreden school. De RCSG heeft als bevoegdheid om een toewijzing uit te spreken binnen de personeelscategorie van terbeschikkingstelling. Voor de reaffectatieverplichtingen wordt de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in gewoon en in buitengewoon so (alle onderwijsvormen) samen als één categorie aangezien; hetzelfde geldt voor de categorie van het ondersteunend personeel. In de reaffectatieprocedure wordt er dus tussen de ambten in het buso en in het gewoon so minder onderscheid gemaakt dan in de toepassingen van het decreet Rechtspositie. Aangezien de RCSG de bevoegdheid heeft om niet enkel te reaffecteren in "hetzelfde ambt", maar ook om weder te werk te stellen in een ambt (en vak) binnen de eigen personeelscategorie waarvoor de TBS/OB'er een vereist bekwaamheidsbewijs heeft, kan de RCSG reaffectaties of wedertewerkstellingen uitspreken van gewoon so naar buso of omgekeerd. Maar een personeelslid dat ter beschikking is gesteld in het gewoon so, kan een toewijzing naar het buso wel weigeren op basis van artikel 45.4 van het Reaffectatiebesluit 10. Een toewijzing van het buso naar het gewoon so biedt echter geen weigeringsgrond. Naast de personeelscategorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel en die van het ondersteunend personeel zijn er nog vijf andere categorieën die enkel voorkomen in het buso, te weten die van het medisch personeel, het paramedisch personeel, het psychologisch personeel, het orthopedagogisch personeel en het sociaal personeel. Ook hier is de bevoegdheid van de RCSG beperkt tot reaffectatie of wedertewerkstelling binnen de personeelscategorie van terbeschikkingstelling. Indien TBS/OB'ers van een school binnen een scholengemeenschap niet kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een organieke betrekking in dezelfde personeelscategorie en ze ook elders geen (vrijwillige) reaffectatie of wedertewerkstelling vinden, zal de Vlaamse reaffectatiecommissie hen een betrekking toewijzen: zie punt 16 van onze Mededeling "De verdeling van de betrekkingen; de reaffectatie en wedertewerkstelling", M-VVKSO Tot op het niveau van de RCSG blijven uiteraard álle tijdelijken vatbaar voor reaffectatie. Maar door de toetreding van een school tot de scholengemeenschap worden de tijdelijke personeelsleden van de buso-school die vrij zijn van reaffectatie 11, beschermd tegen toewijzingen vanuit de Vlaamse reaffectatiecommissie. Gedetailleerde toelichtingen bij de begrippen "hetzelfde ambt" / "ander ambt" in de relatie tussen buso en gewoon so vindt u in bijlage 1 bij de Mededeling "Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking; reaffectatie en wedertewerkstelling", M-VVKSO Art. 45 punt 4 geeft als geldige reden voor het niet aanvaarden van een reaffectatie of wedertewerkstelling: "Als een betrekking wordt aangeboden in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, in het buitengewoon secundair onderwijs, in het secundair onderwijs, georganiseerd volgens het modulaire stelsel. ( ).Deze bepaling geldt niet voor het personeelslid dat in de onderwijssector in kwestie fungeerde op de vooravond van de terbeschikkingstelling;" 11 Voor de voorwaarden om vrij te zijn van reaffectatie verwijzen we naar punt 11.2 van onze Mededeling "De verdeling van de betrekkingen; reaffectatie en wedertewerkstelling", M-VVKSO

7 7 4.3 Inzetbaarheid van het personeel De bepalingen 12 die gelden voor de inzetbaarheid van het personeel binnen de scholengemeenschap, gelden ook voor het personeel van het buso dat is toegetreden tot de scholengemeenschap: 1. Leden van het ondersteunend personeel, zowel opvoeders als administratief medewerkers, kunnen worden ingezet voor andere instellingen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap. Indien het personeelslid ermee instemt, kan het eveneens worden ingezet in (d.w.z. op de locatie van) een andere school van de scholengemeenschap dan die waaraan het geaffecteerd is. De afstand tussen de instelling van affectatie en die waar het personeelslid wordt ingezet, mag niet meer dan 25 km bedragen; voor een grotere afstand is het akkoord van het personeelslid vereist. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. 2. Alle personeelsleden die zijn aangesteld in betrekkingen die zijn opgericht met de voorafname van de punten van de globale puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap, kunnen worden ingezet voor opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap; deze personeelsleden kunnen eveneens worden ingezet in een andere school van de scholengemeenschap dan die waaraan ze geaffecteerd zijn. De afstand tussen de instelling van affectatie en die waar het personeelslid wordt ingezet, mag niet meer dan 25 km bedragen; voor een grotere afstand is het akkoord van het personeelslid vereist. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. 3. Leden van het bestuurspersoneel (d.w.z. selectie- en bevorderingsambten: technisch adviseur, adjunct-directeur, coördinator (deeltijds bso), technisch adviseur-coördinator en directeur) kunnen worden ingezet voor de totaliteit van de scholengemeenschap. De bepalingen inzake inzetbaarheid worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de functiebeschrijving. 5 Omkaderingsmiddelen rechtstreeks toegekend aan de scholen Uren-leraar of lesuren 13 kunnen tot 1 november 14 worden overgedragen naar een andere school voor secundair onderwijs zonder dat daaraan een wettelijk maximum is gesteld, althans indien dit in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. Overdracht is ook mogelijk van een school voor gewoon so naar een buso-school of omgekeerd. Indien de overdracht gebeurt tussen scholen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap, kan de overdracht zelfs niet worden verhinderd wanneer de overdragende school te maken heeft met een nieuwe of bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking. Over de overheveling moet wel worden onderhandeld in het OCSG; tevens dient ze voor advies te worden voorgelegd aan het medezeggenschapscollege van de scholengemeenschap. Uren die bestemd zijn voor het godsdienstonderricht, kunnen ook na overdracht enkel voor godsdienst worden aangewend. GOK-uren kunnen wel worden overgedragen naar een andere school voor gewoon so om ze daar aan te wenden voor de ondersteuning van het gelijkekansenbeleid, doch niet naar een school voor buso. 12 Wettelijke basis: art. 36novies van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. 13 In het gewoon so spreekt de reglementering van uren-leraar, en in het buso van lesuren. Deze middelen kunnen dus worden overgedragen van buso naar gewoon so of omgekeerd. 14 Uren die voor 1 november in principe waren overgedragen naar het volgende schooljaar, kunnen (sinds ) in de loop van het schooljaar toch nog worden overgedragen naar een andere school voor gewoon of buitengewoon so. Zie hierover punt 3.1 van de Mededeling "Overdracht van uren-leraar", M-VVKSO

8 8 In overgedragen uren kan nooit een vaste benoeming, mutatie of nieuwe affectatie worden uitgesproken 15. Dit betekent dat men daarin nooit een personeelslid kan aanstellen als vastbenoemde (administratieve toestand 4). Voor verdere informatie hieromtrent verwijzen we naar onze Mededeling "Overdracht van uren-leraar", M-VVKSO Voor de scholen voor gewoon voltijds en deeltijds secundair onderwijs is het totale aantal plage-uren binnen het geheel van de scholengemeenschap beperkt tot 1,3 %. Bij de berekening hiervan worden de lesuren van het buso niet 16 meegerekend bij het totale aantal ingerichte uren-leraar. 6 Omkadering die wordt toegekend via de scholengemeenschap en verdeeld onder de scholen Bepaalde omkaderingsmiddelen zijn bestemd voor aanwending in de individuele scholen, maar worden toegekend aan de scholengemeenschap, die ze dan moet verdelen onder haar scholen. Op deze middelen wordt meer in detail ingegaan in onze Mededeling "Omkadering die wordt toegekend via de scholengemeenschap", M-VVKSO Hieronder wijzen we enkel op de consequenties van de opname van het buso in de scholengemeenschap. 6.1 Extra uren-leraar Onder alle scholen die behoren tot één van de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs, wordt jaarlijks een som van uren-leraar verdeeld. Deze uren worden toegekend aan elke scholengemeenschap naar rata van haar aandeel in de totaliteit van het aantal uren-leraar in alle scholengemeenschappen; ook de lesuren van de buso-scholen die tot een scholengemeenschap behoren, worden hierbij in aanmerking genomen. De scholengemeenschap onderhandelt binnen het OCSG over de verdelingscriteria, en beslist over de verdeling van deze extra uren-leraar. Deze uren zijn bestemd voor de reductie van de werkdruk en van het aantal plage-uren. Wettelijk kader: artikel 57 punt 4 en art. 65 van de Codex Secundair Onderwijs. 6.2 Globale puntenenveloppe Terwijl bepaalde parameters voor het genereren van punten gekoppeld zijn aan aantallen (leerlingen, uren PV, ) per school, wordt de globale puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap als geheel en zijn de punten niet meer voorbestemd voor bepaalde ambten of functies. Voor alle details i.v.m. de berekening, de verdeling en de aanwending van de punten verwijzen we naar de Mededeling "De globale puntenenveloppe", M-VVKSO Hieronder vatten we bondig de belangrijkste aandachtspunten samen bij de opname van een buso-school in de scholengemeenschap. 1. De leerlingen van buso-scholen genereren even goed punten binnen de globale enveloppe voor de parameter "adjunct-directeur", met dit verschil dat een school voor buso deze 120 punten genereert vanaf 300 regelmatige leerlingen ("oprichtingsnorm"), resp. 275 ("behoudsnorm"). 15 Dit begrip wordt toegelicht in punt 4 van onze Mededeling "Vaste benoeming in wervingsambten", M-VVKSO De beperking tot 1,3 % binnen de scholengemeenschap is in de Codex Secundair Onderwijs immers opgenomen in art. 216 binnen Deel IV dat enkel betrekking heeft op het gewoon secundair onderwijs.

9 9 de parameter "technisch adviseur / technisch adviseur-coördinator". Voor het buso rekent deze parameter in schijven van 210 uur beroepsgerichte vorming (BGV). De lesuren praktische vakken in het gewoon so en de uren BGV in het buso die in de school niet volstaan om een volgende norm te behalen, kunnen worden overgedragen van gewoon naar buitengewoon so of omgekeerd. de parameter "ondersteunend personeel". Voor het buso wordt hier het criterium "lesurenpakket" niet aanmerking genomen, maar enkel het aantal regelmatige leerlingen per buso-school; het buso hanteert hiervoor eigen coëfficiënten. Sinds geniet het buso geen waarborgregeling meer voor het genereren van punten. de parameter "taak- en functiedifferentiatie". Ook hier wordt het criterium "lesurenpakket" niet in aanmerking genomen voor het buso, maar enkel het aantal regelmatige leerlingen, ook hier met eigen coëfficiënten voor het buso. Ook voor deze parameter is er geen waarborgregeling. de parameter "totaal leerlingenaantal in de scholengemeenschap" i.f.v. de 120 punten die een scholengemeenschap vanaf 900 leerlingen ontvangt, vermeerderd met schijven van 60 punten voor grotere leerlingenaantallen. 2. Na een eventuele voorafname voor de ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap worden de resterende punten op dat niveau verdeeld tussen de scholen die er deel van uitmaken. Het speelt geen rol door welke scholen de punten zijn gegenereerd: ze kunnen vrij verdeeld worden onder de scholen van de scholengemeenschap. Hierbij geldt slechts één enkele waarborgregeling: een buso-school die op of na 1 september 2011 voor de eerste maal toetreedt tot een scholengemeenschap, moet tot en met door de scholengemeenschap minimaal het aantal punten toegekend krijgen dat ze genereert volgens de parameter "ondersteunend personeel". Maar aangezien dit slechts een van de vele parameters is voor de berekening van de globale puntenenveloppe, zal deze waarborg in de praktijk weinig gevolgen hebben. Voorbeeld Een buso-school treedt op 1 september 2012 voor de eerste maal toe tot een scholengemeenschap. Met haar 150 leerlingen genereert ze 147 punten binnen de parameter "ondersteunend personeel", en daarnaast nog meer punten binnen de andere parameters. De scholengemeenschap moet aan deze buso-school minstens deze 147 punten toekennen (waarborg), maar ongetwijfeld zal ze haar een ruimer aandeel van het geheel van de globale enveloppe toekennen, en niet enkel de punten die de buso-school voor deze ene parameter heeft gegenereerd. 6.3 ICT-coördinatie De punten voor de omkadering en de middelen voor de logistieke ondersteuning van de ICTcoördinator moeten worden aangewend binnen een samenwerkingsverband, dat ten minste de scholen omvat die tot de scholengemeenschap behoren. De samenstelling van het samenwerkingsverband werd vastgelegd in voor de duur van de drie schooljaren van de lopende periode voor scholengemeenschappen, en kan enkel worden aangepast bij wijziging van de samenstelling van de scholengemeenschap. Een buso-school die toetreedt tot een scholengemeenschap, zal bijgevolg ook worden opgenomen in het samenwerkingsverband inzake ICT-coördinatie. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten dient hiervan op de hoogte te worden gebracht. Meer informatie hierover in de Ministeriële omzendbrief "Mededeling betreffende ICT-coördinatie: maatregelen vanaf het schooljaar ", ref. GD/2003/04 ( > rubrieken > omzendbrieven > instellingen en leerlingen (niveau-overschrijdend) > ICT). 6.4 Vervaging van bedrijfsstages Vanaf tot en met krijgen de scholengemeenschappen vervangingseenheden, op basis waarvan ze personeelsleden kunnen aanstellen ter vervanging van een personeelslid dat op

10 10 bedrijfsstage gaat (minimaal 5 werkdagen). Hiervoor komen alle ambten in aanmerking behalve die van directeur en adjunct-directeur. Deze vervangingseenheden kunnen eveneens worden aangewend om een personeelslid tot maximaal het einde van het schooljaar aan te stellen, los van de afwezigheid van een bepaalde titularis doch evenzeer met de bedoeling om de vervanging van bedrijfsstages waar te nemen. Voorwaarde is o.a. dat de vervangingseenheden worden aangewend binnen een samenwerkingsplatform. Meer informatie: Mededeling Bedrijfsstages voor personeelsleden, M-VVKSO ; Ministeriële omzendbrief PERS/2005/22 Vervangingen van personeelsleden uit het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan. > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > personeel > tijdelijke vervangingen. 7 Omkadering op niveau van de scholengemeenschap Tot in kreeg de scholengemeenschap een aantal punten (toenmalige forfaitaire punten) om haar omkadering uit te bouwen. Daarnaast kon ze ook een voorafname doen van de toenmalige punten voor het ondersteunend personeel en die voor taak- en functiedifferentiatie. Sinds zijn alle punten ontkleurd en samengebracht in één geheel: de globale puntenenveloppe (zie reeds punt 6.2). Van dat totaal mag de scholengemeenschap maximaal 10 % voorafnemen om haar beleid inzake taak- en functiedifferentiatie op niveau van de scholengemeenschap gestalte te geven. Dit percentage kan zelfs worden overschreden indien in het OCSG een akkoord wordt bereikt over de gevolgen voor de personeelsleden en over de besteding van de punten. Dit percentage wordt berekend op alle punten die door alle scholen van de scholengemeenschap worden gegenereerd: zowel die voor gewoon als die voor buitengewoon so. Deze punten kunnen door de scholengemeenschap worden aangewend voor het oprichten van tijdelijke betrekkingen in om het even welk ambt dat kan voorkomen in het gewoon of buitengewoon so; voor de vrijstelling van de coördinerend directeur of van een algemeen directeur. Bij de telling van de leerlingen op 1 februari i.f.v. de mandaatsvergoeding van de coördinerend directeur komen alle regelmatige leerlingen van alle scholen van de scholengemeenschap in aanmerking: zowel die van het buso als van het voltijds en het deeltijds gewoon so. Voor verdere informatie verwijzen we naar punt 5 van onze Mededeling "De globale puntenenveloppe", M-VVKSO ; de Mededeling "De betrekkingen in het ambt van directeur; het mandaat van algemeen directeur of coördinerend directeur", M-VVKSO Voordelen die niet van toepassing zijn op het buso De toetreding tot een scholengemeenschap levert voor alle scholen een aantal wettelijke voordelen op, die we hebben geschetst in deze Mededeling. Voor de volledigheid wijzen we ook op de voordelen die de decreetgever heeft voorbehouden voor de scholen voor gewoon so, waar m.a.w. de buso-scholen geen gebruik kunnen van maken: de verlaging van de rationalisatienorm voor de scholen die behoren tot een scholengemeenschap (art. 191 van de Codex Secundair Onderwijs);

11 11 de verhoging van de coëfficiënten voor de berekening van het pakket uren-leraar voor scholen die gelegen zijn in het arrondissement Brussel-hoofdstad en behoren tot een scholengemeenschap (art. 62 van de Codex Secundair Onderwijs); de niet-organieke personeelsformatie waarin vastbenoemde directeurs en adjunct-directeurs van scholen voor gewoon so op persoonlijke titel kunnen worden tewerkgesteld wanneer zij ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking door een herstructurering van scholen of van het onderwijsaanbod, op voorwaarde dat deze personeelsleden volgens de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling, binnen de scholengemeenschap geen reaffectatie als directeur of adjunct-directeur of wedertewerkstelling als adjunct-directeur in een organiek ambt, kunnen bekomen (art. 64 van de Codex Secundair Onderwijs). De maximale omvang van deze niet-organieke personeelsformatie hangt af van het aantal regelmatige leerlingen in het gewoon voltijds of deeltijds so; de leerlingen van het buso worden hierbij niet in aanmerking genomen. 9 Overlegorganen op het niveau van de scholengemeenschap 9.1 OCSG Het Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG) bestaat uit twee geledingen (schoolbesturen en personeel) en is paritair samengesteld. Elke geleding telt minimaal 4 leden; een OCSG bestaat dus uit minimaal 8 leden. Het is samengesteld uit de vertegenwoordigers in de LOC s van de scholen van de scholengemeenschap. Elk LOC duidt per geleding één vertegenwoordiger voor het OCSG aan. Indien er op het niveau van de school een ondernemingsraad is, duidt elke geleding van de ondernemingsraad een vertegenwoordiger voor het OCSG aan. Op het niveau van het OCSG kunnen de geledingen overeenkomen om het OCSG op een andere manier samen te stellen dan één lid per geleding per LOC of ondernemingsraad. Van het principe van de pariteit en van het minimum aantal leden mag echter niet worden afgeweken. Gezien de specificiteit van een buso-school lijkt het ons aangewezen dat deze school in elk geval wordt vertegenwoordigd in het OCSG. De herverkiezing van de leden van het LOC is laatst gebeurd in het najaar van 2011; hun mandaatsperiode loopt dus tot het najaar van Indien de toetreding van een buso-school tot een scholengemeenschap ingaat tussen 2011 en 2015, zal de samenstelling van het OCSG desgevallend reeds vóór 2015 moeten worden aangepast. Dit kan gebeuren bij wijze van addendum bij het eigen huishoudelijk reglement; in ons model 17 van huishoudelijk reglement gaat het om artikel 3 daarvan. Voor verdere informatie verwijzen we naar onze Mededeling "Het lokaal onderhandelingscomité (LOC) en het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG)", M-VVKSO Medezeggenschapscollege De verschillende schoolraden van de scholengemeenschap hebben een overeenkomst afgesloten tot oprichting van een medezeggenschapscollege; deze overeenkomst geldt voor de duur van het mandaat van de schoolraden, d.w.z. voor vier jaar vanaf 1 april In onze modelovereenkomst suggereren we om van elke schoolraad één vertegenwoordiger per geleding op te nemen in het medezeggenschapscollege. Hoewel het decreet ter zake niets bepaalt, 17 Zie bijlage 1 bij de Mededeling Het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap, M-VVKSO

12 12 spreekt het vanzelf dat ook de schoolraad van de buso-school moet vertegenwoordigd zijn in het medezeggenschapscollege. We stellen voor om bij de toetreding van een buso-school de bestaande overeenkomsten betreffende het medezeggenschapscollege uit te breiden door middel van addenda die gelden voor de resterende mandaatsperiode: 1. een addendum bij de overeenkomst tot oprichting van het medezeggenschapscollege, te ondertekenen door alle oprichtende schoolraden alsook die van het buso. In dit addendum wordt verklaard dat de schoolraad van de buso-school toetreedt tot de oprichtingsovereenkomst van het medezeggenschapscollege van de scholengemeenschap, en dat zij de afspraken in verband met het medezeggenschapscollege erkent die zijn gesloten tussen het medezeggenschapscollege, het bestuur van de scholengemeenschap en de voorzitter. 2. een addendum bij het huishoudelijk reglement van het medezeggenschapscollege van de scholengemeenschap, te ondertekenen door de vertegenwoordigers van het buso. In dit addendum verklaren zij het huishoudelijk reglement te onderschrijven. Voor verdere informatie over het medezeggenschapscollege verwijzen we naar onze Mededeling "Participatiedecreet: het medezeggenschapscollege", M-VVKSO Wettelijk kader inzake de samenstelling van de scholengemeenschap Bij de samenstelling van de eerste generatie van scholengemeenschappen in werd nagegaan of elke scholengemeenschap zou beantwoorden aan de wettelijke criteria, met name door art. 63 tot 70 van het toenmalige decreet Secundair onderwijs, die thans zijn overgebracht naar art. 50 tot 56 van de Codex Secundair Onderwijs. Ook op dit ogenblik voldoen de scholengemeenschappen daaraan nog steeds 18. Indien ze overwegen om een buso-school op te nemen, zullen de wettelijke voorschriften opnieuw geverifieerd dienen te worden Geografische inplanting De respectieve hoofdvestigingsplaatsen 19 van alle scholen van een scholengemeenschap moeten gelegen zijn binnen maximaal 5 aaneengrenzende onderwijszones, zoals die zijn vastgelegd in bijlage I bij de Codex Secundair Onderwijs 20. Let wel: elke onderwijszone bestaat uit een aantal (fusie)gemeenten. Dit betekent dat de scholengemeenschap zich over maximaal 5 zones mag uitstrekken, waarbij elke zone aan minstens één van de 5 andere moet grenzen. Het is niet vereist dat zich in elke zone een school bevindt die tot de scholengemeenschap behoort. 18 Indien de scholengemeenschap op 1 oktober van twee opeenvolgende schooljaren niet meer voldoet aan de decretale criteria, is ze met ingang van het derde schooljaar niet meer tegenstelbaar aan de overheid. In de loop van die twee schooljaren blijft ze wel de voordelen genieten die voorbehouden zijn voor de scholengemeenschappen. 19 De hoofdvestigingsplaats is de locatie waar én de administratieve zetel is ondergebracht én een deel of het geheel van de onderwijsactiviteiten plaatsvindt. 20 Deze bijlage vindt u in Edulex na de nota's maar voor de addenda bij de Codex Secundair Onderwijs: > rubrieken > wetgeving > secundair onderwijs > codex > 17/12/2010.

13 13 Voorbeeld De scholen voor gewoon so die thans tot de scholengemeenschap behoren, zijn allemaal gelegen in de onderwijszone A. Een school voor buso is gelegen in onderwijszone C, die zelf niet grenst aan zone A, maar wel aan zone B, die op haar beurt zowel aan A als aan C grenst. Deze buso-school voldoet aan de voorwaarde inzake regionale inplanting om te kunnen toetreden tot deze scholengemeenschap Multisectoraal aanbod De scholengemeenschap moet een multisectoraal onderwijsaanbod organiseren (zie art. 54 van de Codex Secundair Onderwijs). Deze verplichting heeft echter enkel betrekking op het onderwijsaanbod in het gewoon so; aan het onderwijsaanbod in het buso worden geen wettelijke vereisten gesteld Beslissing en rechtsvorm De wijze waarop de scholengemeenschap beslist over de opname van de buso-school is afhankelijk van de organisatie van de scholengemeenschap (maakt het schoolbestuur van het buso er reeds deel van uit?) en van haar rechtsvorm (is het een vzw of een feitelijke vereniging?). Hierna gaan we in op de verschillende mogelijkheden Schoolbestuur buso is reeds lid van de scholengemeenschap Wanneer het schoolbestuur dat het buso inricht, reeds deel uitmaakt van de scholengemeenschap (omdat het ook gewoon secundair onderwijs organiseert) gaat het om een eenvoudige beslissing tot opname van een bijkomende school. Bestaat de scholengemeenschap uit één schoolbestuur, dan beslist de raad van bestuur. Deze beslissing blijkt uit de notulen van de raad van bestuur. Wanneer de scholengemeenschap uit meerdere schoolbesturen bestaat, dan volgen deze schoolbesturen de procedure zoals beschreven in hun statuten. Voor een scholengemeenschap die de rechtsvorm van een vzw heeft aangenomen, wordt deze beslissing genomen door de raad van bestuur. De statuten van de vzw bepalen of dit met een gewone of een tweederdemeerderheid 21 gebeurt. Voor een scholengemeenschap die de rechtsvorm van een feitelijke vereniging heeft aangenomen, ligt de beslissing bij het CAIM. Het contract tot oprichten van de scholengemeenschap vermeldt de wijze waarop het CAIM beslist. Onze modelovereenkomst 22 gaat uit van unanimiteit Schoolbestuur buso is nog geen lid van de scholengemeenschap Wanneer het schoolbestuur dat het buso inricht nog geen deel uitmaakt van de scholengemeenschap, betekent dit dat er niet enkel moet worden beslist over de opname van een school, maar vooral over de toetreding van een bijkomend lid tot de scholengemeenschap. 21 Bijlage 1 bij M-VVKSO : "Modelstatuten van een vzw-scholengemeenschap", hierna genoemd de modelstatuten. 22 Bijlage 2 bij M-VVKSO : "Modelcontract tot oprichten van een feitelijke vereniging-scholengemeenschap", hierna genoemd het modelcontract.

14 Scholengemeenschap is vzw Wanneer de scholengemeenschap de rechtsvorm van een vzw heeft aangenomen, dan gaat het om de toetreding van een nieuw lid. Dit behoort tot de bevoegdheid van de algemene vergadering. Voor meer informatie verwijzen we naar punt "Toelating, ontslag en uitsluiting van leden" van de vzw- Mededeling 23. In onze modelstatuten 24 is voorzien dat een nieuw lid wordt voorgedragen door één van de leden en bij consensus door alle leden moet worden aanvaard. De statuten vermelden ook op hoeveel bestuurders elk schoolbestuur recht heeft. De toetreding van een schoolbestuur tot de vzw zal normaalgezien ook tot de aanstelling van een (bijkomende) bestuurder leiden. In onze modelstatuten 25 is in elk geval voorzien dat elk schoolbestuur recht heeft op minstens één vertegenwoordiger. Het feit dat de statuten bepalen dat de raad van bestuur pas om de drie jaar wordt (her)samengesteld, vormt geen bezwaar. De algemene vergadering is bevoegd om bestuurders aan te stellen 26. Voor de volledigheid wijzen we er op dat het buso-schoolbestuur bij voorkeur als gewoon lid wordt beschouwd. Het is niet omdat het later toetreedt, dat het automatisch het statuut van toegetreden lid krijgt. Toegetreden leden zijn immers geen volwaardige leden. De aanstelling van een bijkomende bestuurder is onderworpen aan publicatievereisten 27. Het dossier van de vzw op de griffie van de Rechtbank van Koophandel moet worden aangevuld en aangepast; de griffie zorgt indien nodig (bijvoorbeeld bij de aanstelling van een nieuwe bestuurder) voor publicatie in het Belgisch Staatsblad en melding aan de Kruispuntbank. Voor meer informatie verwijzen we naar punt 8.3 van de vzw-mededeling Scholengemeenschap is feitelijke vereniging Wanneer de scholengemeenschap de rechtsvorm van een feitelijke vereniging heeft aangenomen, dan treedt een bijkomende contractpartij toe tot de overeenkomst tot oprichten van de scholengemeenschap. Dit kan enkel met het unaniem akkoord van alle partijen. In ons modelcontract 28 is voorzien dat het CAIM als bestuursorgaan van de scholengemeenschap deze beslissing kan nemen. Wij stellen voor om aan het contract een addendum toe te voegen. Dit is een contract tussen enerzijds alle leden van het CAIM en anderzijds de persoon die het buso-schoolbestuur kan verbinden, waarin vermeld wordt dat het buso-schoolbestuur toetreedt overeenkomstig art. 2 2 al. 2 en 3. Het contract vermeldt ook op hoeveel afgevaardigden in het CAIM elk schoolbestuur recht heeft. De opname van een schoolbestuur in de feitelijke vereniging zal normaal gezien ook tot de aanstelling van een afgevaardigde in het CAIM leiden. In ons modelcontract 29 is in elk geval voorzien dat elk schoolbestuur recht heeft op minstens één vertegenwoordiger. Elke scholengemeenschap zal in zijn contract nagaan wat de gevolgen van de opname zijn. Het kan ook voorkomen dat het huishoudelijk reglement van het CAIM moet worden aangepast. 23 Mededeling "Vereniging zonder winstoogmerk", M-VVKSO , hierna genoemd vzw-mededeling. 24 Art. 6 van de modelstatuten: zie bijlage 2 bij de vzw-mededeling M-VVKSO Art. 19 al. 1 van de modelstatuten. 26 Punt van de vzw-mededeling. 27 Een ledenlijst van de vzw moet sinds mei 2009 niet meer worden neergelegd of gepubliceerd. Voor de benoeming van leden van de raad van bestuur blijft de neerlegging en publicatie verplicht. Zie de Mededeling "Wijziging vzw reglementering. Geen verplichte neerlegging meer van de ledenlijst", M-VVKSO Art. 2 2 al. 2 en 3 van het modelcontract. 29 Art. 7 2 al. 2 van het modelcontract.

15 Ingangsdatum en duur De toetreding van een buso-school treedt in werking op 1 september na de datum waarop deze wijziging is beslist of overeengekomen. Toetreding is niet enkel mogelijk bij de volgende periode voor scholengemeenschappen (2014), maar ook in het begin van een tussenliggend schooljaar (2012, 2013, ). Voorbeeld De samenwerkingsovereenkomst van de scholengemeenschap wordt op 2 mei aangepast omwille van de opname van een buso-school. Deze wijziging treedt in werking op 1 september nadien. De toetreding van een school of een schoolbestuur tot een scholengemeenschap heeft geen invloed op de looptijd van de bestaande scholengemeenschappen. Of de scholengemeenschap nu één schoolbestuur is, of de rechtsvorm van een vzw of een feitelijke vereniging heeft aangenomen: de huidige scholengemeenschappen lopen tot en met het schooljaar Daarna kan de overeenkomst eventueel worden verlengd Samenwerkingsakkoord tussen buso en andere scholengemeenschappen Ook een scholengemeenschap die een buso-school heeft opgenomen, kan nog een samenwerkingsakkoord afsluiten met een of meer buso-scholen die buiten de desbetreffende scholengemeenschap zijn gebleven. Anderzijds kan een school voor buso samenwerkingsovereenkomsten sluiten met verschillende scholengemeenschappen (art. 57 punt 7 van de Codex Secundair Onderwijs). Dit betekent dat een buso-school, ook na toetreding tot een scholengemeenschap, een samenwerkingsakkoord met andere scholengemeenschappen kan afsluiten of in stand houden. Dit kan in een aantal gevallen zelfs aangewezen zijn, bv. indien ze een zeer specifiek onderwijsaanbod organiseert, of indien ze gelegen is in een regio waar verschillende scholengemeenschappen naast elkaar voorkomen. Uiteraard zal de buso-school haar eigen scholengemeenschap op de hoogte brengen van haar samenwerkingsovereenkomsten met andere scholengemeenschappen. Afspraken betreffende de samenwerking met andere scholengemeenschappen kunnen eventueel vastgelegd zijn in de overeenkomst van de eigen scholengemeenschap Samenwerking tussen scholengemeenschap en CLB De scholengemeenschap is verplicht om samen te werken met één enkel centrum voor leerlingenbegeleiding. Tot 31 augustus 2014 kan ze daarnaast ook samenwerken met het CLB van de busoschool die tot de scholengemeenschap behoort. 11 Aanvraagprocedure 11.1 Interne planningsprocedure De toetreding van een buso-school tot een scholengemeenschap secundair onderwijs valt onder de interne planningsprocedure. De buso-scholen en de scholengemeenschappen ontvangen jaarlijks de planningsmededeling van het VVKBuO 30, resp. het VVKSO met de richtlijnen ter zake. 30 Als bijlage bij deze Mededeling vindt u de planningsmededeling van het VVKBuO voor het schooljaar