MEDEDELING. Mutatie en nieuwe affectatie. 1 Wetgeving en reglementering. 2 Definities

Transcriptie

1 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel MEDEDELING referentienr. : M-VVKSO datum : gewijzigd : contact : Dienst Personeel en schoolbeheer, dps.vvkso@vsko.be, tel Mutatie en nieuwe affectatie 1 Wetgeving en reglementering Art. 45 tot 47 van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gesubsidieerd onderwijs (uitsluitend) > 27/03/1991. Art. 18, 20 en 36 van het Besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage. > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel. Ministeriële omzendbrief van 29 november 1999 Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Departement Onderwijs, ref. 13CC/VB/ML. > rubrieken omzendbrieven > personeel > vaste benoeming. 2 Definities Bij de vaste benoeming sluit het personeelslid met het schoolbestuur een arbeidsovereenkomst af waarin o.a. wordt bepaald in welk ambt en voor welke volume het wordt benoemd. Daarin wordt ook vastgelegd in welke school het recht heeft op een betrekking; het wordt m.a.w. geaffecteerd (verbonden) aan die bepaalde school. Een nieuwe affectatie bestaat erin dat het vastbenoemde personeelslid wordt verbonden aan een andere school van hetzelfde schoolbestuur (al dan niet binnen dezelfde scholengemeenschap), en daar een betrekking krijgt toegewezen als vastbenoemde. Nieuwe affectatie is enkel mogelijk in hetzelfde ambt en binnen het volume van de voorgaande benoeming. Een mutatie bestaat erin dat het vastbenoemde personeelslid verbonden wordt aan een school van een ander schoolbestuur, dat aldus de benoeming geheel of gedeeltelijk overneemt. Het personeelslid krijgt op het ogenblik van de mutatie in die nieuwe school een betrekking toegewezen als vastbenoemde. Mutatie is enkel mogelijk in hetzelfde ambt en binnen het volume van de voorgaande benoeming. Op het ogenblik van de mutatie moet het personeelslid bij zijn voorgaande schoolbestuur ontslag nemen voor het volume waarvoor het een mutatie verkrijgt. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, veronderstelt een mutatie of nieuwe affectatie niet noodzakelijk een omruiling van twee personeelsleden. Wel moet het personeelslid bij mutatie of nieuwe affectatie onmiddellijk als vastbenoemde worden verbonden aan de nieuwe school. Dit betekent dat deze beweging enkel kan worden gerealiseerd indien binnen de nieuwe school een vacante betrekking voorhanden is waarin mutatie, affectatie en benoeming mogelijk zijn; meer hierover in punt 4.

2 2 3 Wie kan een mutatie of nieuwe affectatie verkrijgen? Een mutatie of nieuwe affectatie kan enkel worden toegekend aan gefinancierde of gesubsidieerde personeelsleden die vastbenoemd zijn in een ambt dat valt onder de toepassing van het decreet Rechtspositie (zie ook punt 4). Hiervoor is wettelijk geen anciënniteit vereist: noch in de scholengemeenschap, noch bij het schoolbestuur dat de benoeming overneemt. Wel raden we aan dat een schoolbestuur pas overgaat tot mutatie indien men het personeelslid in kwestie voldoende heeft kunnen beoordelen, bv. in een periode waarin het als tijdelijke (eventueel via tijdelijk andere opdracht) was aangesteld. Aangezien er wettelijk geen anciënniteit vereist is voor een nieuwe benoeming in een selectie- of bevorderingsambt (technisch adviseur; technisch adviseur-coördinator; adjunct-directeur; coördinator (deeltijds bso) en directeur), is er de facto weinig verschil tussen een mutatie / nieuwe affectatie en een rechtstreekse (nieuwe) benoeming van een personeelslid in een selectie- of bevorderingsambt 1. 4 Waarin is mutatie / nieuwe affectatie mogelijk? In dit punt zetten we eerst uiteen in welk ambt een mutatie / nieuwe affectatie mogelijk is, en daarna in welke betrekking, in welk net en in welke school. 4.1 Het ambt Bij mutatie / nieuwe affectatie moet het personeelslid als vastbenoemde een betrekking krijgen in hetzelfde ambt waarin het reeds benoemd is: leraar, godsdienstleraar enz. Het moet derhalve gaan om een van de ambten die wettelijk zijn vastgelegd voor het gewoon (voltijds of deeltijds) secundair onderwijs, te weten de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel: leraar, godsdienstleraar, technisch adviseur, technisch adviseur-coördinator, coördinator 2 (deeltijds bso), adjunct-directeur of directeur; de ambten van het ondersteunend personeel: opvoeder of administratief medewerker. Een mutatie / nieuwe affectatie vanuit of naar een ander onderwijsniveau (basisonderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs of hoger onderwijs) is niet mogelijk, aangezien het daarbij steeds om andere ambten gaat. Wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft, komen enkel de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel van opleidingsvorm 4 (OV4) in aanmerking voor een mutatie vanuit of naar het gewoon so, niet de ambten van het ondersteund personeel of de ambten in OV1, OV2 en OV3. Voor verdere toelichtingen verwijzen we naar onze Mededeling "Indeling van de ambten in het gewoon secundair onderwijs" (M- VVKSO ). Naast het ambt is ook het aspect betrekking een essentieel criterium. Daarop gaat punt 4.2 nader in. Voorbeelden Een leraar van een aso-school kan binnen de draagwijdte van zijn benoeming als leraar muteren naar een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. Een adjunct-directeur van een zesjarige school kan muteren naar een eerstegraadsschool, indien beide scholen behoren tot het gewoon so. Een GLSO Nederlands-geschiedenis-godsdienst die voltijds benoemd is als leraar, kan niet muteren naar een betrekking van godsdienstleraar. 1 Zie onze Mededeling Aanstelling en benoeming in selectie- en bevorderingsambten, M-VVKSO De functie van vak- of graadcoördinator is voor de reglementering geen afzonderlijk ambt; meestal is het personeelslid aangesteld in het ambt van leraar of godsdienstleraar. Het reglementaire ambt van coördinator komt haast uitsluitend voor in centra voor deeltijds secundair onderwijs.

3 3 Een preventieadviseur die benoemd is in het ambt van technisch adviseur, kan niet muteren naar de functie van preventieadviseur in het ambt van leraar (BPT-uren). Een opvoeder van een school voor buitengewoon secundair onderwijs kan niet muteren naar een school voor gewoon so. Een administratief medewerker van het so kan niet muteren naar een betrekking van administratief medewerker in het basisonderwijs of het volwassenenonderwijs. Een leraar van het gewoon secundair onderwijs kan wel muteren naar het ambt van leraar in het buso OV4, maar niet naar OV1, OV2 of OV De betrekking In sommen we de voorwaarden op waaraan elke betrekking moet voldoen om in aanmerking te komen voor mutatie of nieuwe affectatie. Daarna gaan we meer specifiek in op de betrekkingen van leraar (4.2.2) en die van het ondersteunend personeel (4.2.3) Een betrekking die vacant is en benoeming toelaat De beoogde betrekking moet vacant zijn op datum van de mutatie of nieuwe affectatie, maar hoeft niet vacant verklaard te zijn op 15 april voorafgaand. Dit betekent dat mutatie en nieuwe affectatie volledig buiten de procedure van de vacantverklaring vallen. Voorbeeld Op 15 april werden 3 uren-leraar AV Latijn in de eerste graad vacant verklaard; hierop werd gekandideerd voor vaste benoeming. Op 1 september nadien zijn er 25 uren vacant in hetzelfde vak in dezelfde graad ten gevolge van een pensionering. Indien er geen reaffectatieverplichtingen zijn tot op het niveau van de scholengemeenschap, mag in deze uren onmiddellijk een mutatie worden doorgevoerd. Indien er op 1 januari nadien nog steeds 3 uren-leraar vacant zijn, kan daarin de vaste benoeming van een tijdelijk personeelslid worden uitgesproken. Uiteraard moet het gaan om een betrekking waarin benoeming, mutatie of nieuwe affectatie mogelijk is. Mutatie en nieuwe affectatie zijn niet mogelijk naar betrekkingen die zijn of moeten worden toegewezen aan personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking (zie punt 5); betrekkingen die deel uitmaken van een school die door toepassing van de rationalisatieregeling 3 in afbouw is; uren-leraar die zijn overgenomen van een andere school of van het voorgaande schooljaar. Zie punt 4 van onze Mededeling "Vaste benoeming in wervingsambten", M-VVKSO ; betrekkingen die zijn opgericht met bepaalde gekleurde omkaderingsmiddelen: zie punten en van onze Mededeling "Vacantverklaring van betrekkingen in wervingsambten", M-VVKSO ; betrekkingen die zijn opgericht met punten die de scholengemeenschap van de globale puntenenveloppe heeft voorafgenomen ter ondersteuning van haar werking: zie punt 5 van de Mededeling "De globale puntenenveloppe", M-VVKSO Betrekkingen van leraar: de vakken Binnen het ambt van leraar is de mutatie / nieuwe affectatie van een personeelslid bovendien enkel mogelijk binnen de draagwijdte van zijn vaste benoeming, d.w.z. in vak(ken) waarvoor het een vereist bekwaamheids- 3 Hiermee wordt enkel de verplichte afbouw bedoeld; mutatie en nieuwe affectatie zijn wel mogelijk naar een school die vrijwillig (volledig of gedeeltelijk) wordt afgebouwd.

4 4 bewijs heeft, en/of in vakken waarvoor het benoemd is op basis van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, organiek of bij overgangsmaatregel. Bij een mutatie of vrijwillige nieuwe affectatie kan het zelfs gaan om vakken waarvoor de betrokkene een lagere salarisschaal of -anciënniteit geniet, en die dus niet worden beschouwd als "hetzelfde ambt" in het kader van de verdeling van de betrekkingen en de reaffectatie. Voorbeelden Een GLSO Wiskunde-aardrijkskunde-fysica die in zijn oorspronkelijke school steeds een opdracht had in AV Aardrijkskunde, kan muteren naar betrekking van leraar met een opdracht in AV Wiskunde of AV Fysica of andere vakken die tot de draagwijdte van zijn vaste benoeming horen. Een leraar die benoemd is in het VO-vak AV Geschiedenis kan bij mutatie een opdracht krijgen in dit vak, zelfs indien hij dit niet meer heeft onderwezen in de loop van de laatste 5 schooljaren 4. Een leraar die als vastbenoemde een opdracht had in TV Hout in 3tso (salarisschaal 302) kan bij mutatie of vrijwillige nieuwe affectatie een betrekking aanvaarden in ditzelfde vak in 2tso, ook al geniet hij daarvoor slechts salarisschaal 301. Hierbij doet hij dan wel vrijwillig afstand van de hogere salarisschaal die voor hem in de vroegere school inherent was aan "hetzelfde ambt" Betrekkingen van ondersteunend personeel: puntenwaarde Voor de administratief medewerker en de opvoeder zijn mutatie en nieuwe affectatie enkel mogelijk in een betrekking van de puntenwaarde van het personeelslid. Deze hangt af: van de concordantie die de betrokkene heeft verkregen op 1 september 2001; voor de personeelsleden die toen niet werden geconcordeerd: van het hoogste diploma dat ze bezitten op datum van hun mutatie / nieuwe affectatie. Op bijzondere vragen aangaande de puntenwaarde van leden van het ondersteunend personeel gaan we in punt 10 dieper in. 4.3 Het net Mutatie is niet enkel mogelijk vanuit scholen van het katholiek onderwijs, maar ook vanuit scholen van andere netten (vrij gesubsidieerd onderwijs met een ander karakter; officieel gesubsidieerd onderwijs; Gemeenschapsonderwijs) naar een school van het katholiek onderwijs. Omgekeerd is een mutatie vanuit het vrij gesubsidieerd onderwijs ook mogelijk naar een school van het Gemeenschapsonderwijs 5, het vrij gesubsidieerd onderwijs met een ander karakter of het officieel gesubsidieerd onderwijs. 4 Aangezien hij dit VO-vak niet meer heeft onderwezen in de laatste 5 schooljaren, behoort het voor hem niet meer tot hetzelfde ambt. Het blijft echter behoren tot de draagwijdte van de benoeming die geldt tegenover de overheid. Het verschil tussen hetzelfde ambt en draagwijdte van benoeming wordt uiteengezet in punt van onze Mededeling Vaste benoeming in wervingsambten, M-VVKSO We gaan hier niet in op de eigen regeling die geldt bij een mutatie naar het Gemeenschapsonderwijs. Zie artikel 34 2 van het decreet Rechtspositie dat specifiek voor de personeelsleden van dat net geldt.

5 5 4.4 De school Mutatie of nieuwe affectatie is niet mogelijk in een school die ingevolge de toepassing van rationalisatie in afbouw is 6. Hieronder verstaat men niet de vrijwillige afbouw van een school noch op de afbouw van een structuuronderdeel, maar enkel de gedwongen afbouw van een volledige school. NB Pas indien de school op 1 februari van de twee voorafgaande schooljaren niet de rationalisatienorm behaalt, moet ze verplicht afbouwen (ofwel fusioneren). De school kan m.a.w. gebruikmaken van een soort gedoogjaar 7. 5 Op welk ogenblik is mutatie / nieuwe affectatie mogelijk? Vooraleer een betrekking wordt toegekend bij wijze van mutatie of nieuwe affectatie, moeten behalve in de twee hierna vermelde uitzonderingen - de verplichtingen zijn nagekomen tegenover de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking, en dit zowel op niveau van het schoolbestuur (reaffectatieverplichting) als op het niveau van de scholengemeenschap (reaffectatie- en wedertewerkstellingsverplichting). Hiervoor verwijzen we naar onze Mededeling De verdeling van de betrekkingen; reaffectatie en wedertewerkstelling, M-VVKSO Indien genoemde reaffectatie- en wedertewerkstellingsverplichtingen zijn nagekomen, kan een mutatie of nieuwe affectatie ingaan op de eerste van om het even welke maand, zelfs in de zomervakantie. Mutatie / nieuwe affectatie is ook mogelijk in betrekkingen die reeds zijn ingenomen of kunnen worden ingenomen door personeelsleden met recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur (TADD ers). Een TADD'er kan m.a.w. geen voorrangsrecht inroepen tegenover een mutatie of nieuwe affectatie. In de volgende situaties hoeft men de reaffectatiewerkzaamheden niet af te wachten: 1. Bij de aanvang van het schooljaar gebeurt de verdeling van de betrekkingen onder de vastbenoemde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel 8 niet enkel binnen de school, maar binnen het geheel van de pedagogische entiteit 9, en dit in volgorde van hun dienstanciënniteit. Hierbij is een nieuwe affectatie (naar de andere school binnen de pedagogische entiteit) dus mogelijk vóór alle reaffectatiewerkzaamheden; de instemming van het personeelslid is hiervoor niet vereist. Voorbeeld Binnen een pedagogische entiteit (zoals gedefinieerd in voetnoot 8) heeft leraar A tot nu toe steeds een opdracht gekregen in de eerstegraadsschool. Wanneer de betrekkingen bij het begin van een volgend schooljaar worden verdeeld, kan hij een opdracht krijgen in de bovenbouw of in de eerstegraadsschool zodra binnen de pedagogische entiteit alle collega's met hogere dienstanciënniteit in "hetzelfde" ambt een opdracht als vastbenoemde hebben gekregen. 6 Art. 34 van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, zoals gewijzigd door Onderwijsdecreet XXIII. 7 Zie art. 198 van de Codex SO, evenals de Ministeriële omzendbrief SO 51 Rationalisatienormen. > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > rationalisatie, programmatie. 8 Binnen de categorie van het ondersteunend personeel daarentegen gebeurt de verdeling van de betrekkingen uitsluitend binnen de school, niet binnen de pedagogische entiteit. 9 Voor deze toepassing wordt onder "pedagogische entiteit" verstaan: een entiteit die bestaat uit enerzijds één school met een eerste graad en anderzijds één school met een tweede en een derde graad en eventueel en eventueel HBO5 Verpleegkunde, die behoren tot hetzelfde schoolbestuur die in eenzelfde gebouwencomplex zijn gelegen. Zie art van het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage: > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > Gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > bestuurs- en onderwijzend personeel > 29/04/1992. Dit begrip wordt verder toegelicht in punt 3.3 van onze Mededeling "De verdeling van de betrekkingen; reaffectatie en wedertewerkstelling", M-VVKSO

6 6 2. Een nieuwe affectatie van een lid van om het even welke personeelscategorie 10 is mogelijk in het kader van de voorafgaande maatregelen, d.w.z. voorafgaand aan de terbeschikkingstelling en de reaffectatiewerkzaamheden. Het schoolbestuur is nl. verplicht om aan vastbenoemden die door terbeschikkingstelling bedreigd zijn, een nieuwe affectatie aan te bieden binnen de scholen van het eigen schoolbestuur die gelegen zijn op het grondgebied van dezelfde fusiegemeente en behoren tot dezelfde scholengemeenschap. Terwijl het schoolbestuur verplicht is om de nieuwe affectatie aan te bieden, heeft het personeelslid van zijn kant het recht om dit aanbod te weigeren. Het kan m.a.w. de nieuwe affectatie aanvaarden, maar het mag ook verkiezen om zijn oorspronkelijke affectatie te behouden en TBS/OB te worden gesteld 11. Voorbeeld In school A zijn er te weinig uren TV Toegepaste economie om een voltijds vastbenoemd leraar de volledige opdracht te geven waarop ze recht heeft, zodat zij bedreigd is door terbeschikkingstelling. In school B, die gelegen is in dezelfde fusiegemeente en behoort tot hetzelfde schoolbestuur en dezelfde scholengemeenschap, zijn er nog een aantal vacante uren die voor haar behoren tot "hetzelfde ambt". Het schoolbestuur moet haar deze uren aanbieden bij wijze van voorafgaande maatregelen. - Indien het personeelslid de aangeboden uren aanvaardt, wordt zij hierin geaffecteerd; zij wordt m.a.w. vastbenoemd personeelslid van B, zodat terbeschikkingstelling in A vermeden wordt. - Indien zij daarentegen de nieuwe affectatie weigert, wordt ze in eigen school ter beschikking gesteld en treedt de reaffectatieprocedure in werking. Zij blijft in dit geval vastbenoemd personeelslid van A. In deze twee uitzonderingen is een nieuwe affectatie (geen mutatie) mogelijk vóór de reaffectatieprocedure binnen het schoolbestuur of binnen de scholengemeenschap. In de andere gevallen moet men de werking van de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap afwachten. Onder strikte voorwaarden is 1 september realiseerbaar als ingangsdatum van een mutatie of nieuwe affectatie, namelijk indien men de volstrekte zekerheid heeft dat de beoogde betrekking niet moet worden toegewezen aan een ter beschikking gesteld personeelslid van de scholengemeenschap. 6 Is een mutatie of nieuwe affectatie een recht of een plicht? In de regel kan een mutatie of nieuwe affectatie enkel vrijwillig worden doorgevoerd; dit betekent dat ze de instemming vereist van het personeelslid én van het schoolbestuur (in geval van mutatie: het schoolbestuur dat de benoeming overneemt). Geen van beide partijen kan een mutatie of nieuwe affectatie afdwingen. Van die vrijwilligheid wijkt de wetgeving enkel af in de drie situaties die we hierna opsommen. Het schoolbestuur waar het personeelslid volledig ontslag neemt n.a.v. een mutatie, kan zich hiertegen niet verzetten. Het hoeft echter niet in te stemmen met een vraag om een gedeeltelijk ontslag uit een ambt in een bepaalde school 12, wat het geval is indien het personeelslid slechts een gedeeltelijke mutatie wenst of verkrijgt. De drie situaties waarin een nieuwe affectatie verplicht moet worden aangeboden en/of aanvaard, zijn: 10 Voorheen was het treffen van voorafgaande maatregelen enkel verplicht tegenover leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die bedreigd zijn door terbeschikkingstelling. Sinds 2009 geldt deze verplichting ook tegenover leden van het ondersteunend personeel. 11 Voor verdere informatie verwijzen we naar punt 8 van onze Mededeling De verdeling van de betrekkingen; reaffectatie en wedertewerkstelling, M-VVKSO Voor een deeltijds ontslag verwijzen we naar punt 9.1 van onze Mededeling Einde aanstelling en ontslag van gesubsidieerde personeelsleden, M-VVKSO

7 7 6.1 De verdeling van de betrekkingen in het bestuurs- en onderwijzend personeel binnen een pedagogische entiteit Bij de verdeling van de betrekkingen bij het begin van het schooljaar kan een lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel een affectatie krijgen aan de andere school van de pedagogische entiteit, zoals uiteengezet in punt 5. De instemming van het personeelslid is hierbij niet vereist. 6.2 Voorafgaande maatregelen voor het bestuurs- en onderwijzend personeel Om de terbeschikkingstelling te vermijden van een vastbenoemd personeelslid (om het even welke personeelscategorie), is het schoolbestuur verplicht een nieuwe affectatie aan te bieden in een school die behoort tot dezelfde scholengemeenschap en gelegen is in dezelfde fusiegemeente. Het personeelslid is echter niet verplicht op dit aanbod in te gaan. Meer hierover in punt Nieuwe affectatie binnen de pedagogische entiteit Het akkoord van het personeelslid, zowel ondersteunend personeel als bestuurs- en onderwijzend personeel, is niet vereist indien een nieuwe affectatie geschiedt binnen de pedagogische entiteit, dit is het geheel van één school met een eerste graad en één school met een tweede en een derde graad en eventueel HBO5 Verpleegkunde, die behoren tot hetzelfde schoolbestuur en in hetzelfde gebouwencomplex zijn gelegen 13. Over de criteria en modaliteiten van deze affectatie wordt onderhandeld in het LOC of de ondernemingsraad 14. Het gaat hier dus niet om de verdeling van de betrekkingen bij het begin van het schooljaar (zie punt 6.1), maar om een nieuwe affectatie die kan ingaan op het eerste van om het even welke maand. Voorbeeld Binnen een pedagogische entiteit (zoals hierboven gedefinieerd) gaat op 1 februari een opvoeder van de eerstegraadsschool met pensioen. Het schoolbestuur beslist om de vrijgekomen punten aan te wenden om een betrekking van administratief medewerker op te richten. Binnen de scholengemeenschap is voldaan aan de reaffectatieverplichtingen. Overeenkomstig de criteria waarover is onderhandeld in het LOC, kan het schoolbestuur een vastbenoemd administratief medewerker (82 punten) die benoemd is aan de bovenbouwschool van de pedagogische entiteit, op 1 februari affecteren aan de eerstegraadsschool ervan. 7 Volume van de mutatie / nieuwe affectatie Een mutatie of nieuwe affectatie is mogelijk voor een deel of voor het geheel van de opdracht waarvoor het personeelslid benoemd is, d.w.z. voor het volume dat is meegedeeld aan de overheid bij de eerste benoeming op een eerste januari. Voor benoemingen tot in 2005 kan men dit gemakkelijk nagaan aan de hand van het formulier PERS 14. Vanaf 1 januari 2006 zijn de benoemingen meegedeeld met een elektronisch bericht RL-1. In elk geval zijn deze gegevens ook terug te vinden op de arbeidsovereenkomst. Op het ogenblik van de mutatie / nieuwe affectatie wordt het personeelslid als benoemde in dienst gemeld voor een bepaald volume. Bij de beperkt deelbare ambten (opvoeder, administratief medewerker; TA, TAC, adjunctdirecteur, coördinator (deeltijds bso) en directeur) kan het enkel gaan om een halftijdse of een voltijdse betrekking. In het ambt van leraar of godsdienstleraar mag een mutatie of nieuwe affectatie het volume van de overgenomen benoeming nooit met een volledig lesuur overschrijden. Hiervoor kijkt men naar het uur met de hoogste noemer (m.a.w. het uur met de kleinste gepondereerde waarde) in de opdracht waarin het personeelslid 15 wordt geaffecteerd. Dat volume zal voortaan de referentiebasis zijn voor het volume waarvoor de benoeming van het personeelslid uitwerking heeft tegenover de overheid. 13 Zie voetnoot 7 voor meer achtergrond over het begrip "pedagogische entiteit". 14 Wettelijke basis: artikel 45 2 van het decreet Rechtspositie. 15 Dit principe wordt verder toegelicht in punt van onze Mededeling "Prestatieregeling voor de ambten van leraar en godsdienstleraar; plage- en nuluren", M-VVKSO

8 8 Op het ogenblik van de mutatie moet het personeelslid bij zijn voorgaande schoolbestuur ontslag nemen voor het volume waarvoor het de mutatie / nieuwe affectatie verkrijgt. Voor situaties waarin het personeelslid slechts een gedeeltelijk ontslag vraagt, verwijzen we naar punt 6. Voorbeelden 1. Een leraar is vastbenoemd in school A voor 11/22 en 10/21, d.w.z. voor een gepondereerd volume van / sten. Hij verkrijgt een nieuwe affectatie naar school B in een opdracht van 21/21. Het oorspronkelijke volume wordt niet met een volledig lesuur, doch slechts met 339 / overschreden. Vanaf dat ogenblik wordt het personeelslid door de overheid beschouwd als voltijds vastbenoemd. 2. Een leraar is vastbenoemd in school X voor 10/20sten of / , en krijgt een mutatie naar school Y voor 11/21sten, hetzij / sten. Dit is voortaan het volume waarvoor de benoeming van deze leraar uitwerking heeft tegenover de overheid. Zelfs indien zijn opdracht als vastbenoemde een volgend schooljaar 11/20sten of / omvat, blijft 11/21sten de referentiebasis in de toekomst. 8 Gevolgen voor de anciënniteit 8.1 Anciënniteit i.f.v. TADD Voor het verwerven van het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur (TADD) moet een personeelslid de vereiste anciënniteit 16 hebben opgebouwd in de scholengemeenschap waar hij zijn recht wil inroepen. Indien de betrokkene een mutatie of nieuwe affectatie verkrijgt naar een school van een andere scholengemeenschap, kan hij i.f.v. TADD geen beroep 17 doen op anciënniteit die hij heeft opgebouwd in de vorige scholengemeenschap. Voorbeeld Een godsdienstleraar die deeltijds vastbenoemd is aan een school binnen scholengemeenschap 1 verkrijgt op 1 juli een mutatie naar een school binnen scholengemeenschap 2. Voorheen heeft hij nog geen diensten gepresteerd in scholen van scholengemeenschap 2. Om in scholengemeenschap 2 rechtgeldig te kunnen kandideren voor TADD, dient hij eerst de vereiste anciënniteit te verwerven in dit bepaalde ambt in de scholen van zijn nieuwe scholengemeenschap. 8.2 Anciënniteit i.f.v. vaste benoeming Ook na mutatie / nieuwe affectatie kan een personeelslid een bijkomende benoeming wensen: bv. omdat het nog maar deeltijds benoemd was, of omdat de betrokkene benoemd is in het ambt van leraar en de draagwijdte van zijn benoeming wil uitbreiden met een vak waarvoor hij een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs heeft. Ook na mutatie / nieuwe affectatie moet een kandidaat voor (uitbreiding van) benoeming voldoen aan alle benoemingsvoorwaarden 18 ; we herinneren in het bijzonder aan de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur als benoemingsvoorwaarde (tenzij het gaat om benoeming na reaffectatie/wedertewerkstelling of vanuit het verlof voor TAO), ook indien het gaat om uitbreiding van een deeltijdse benoeming. Over het recht op TADD na mutatie / nieuwe affectatie wordt ingegaan in punt Zie onze Mededeling "Tijdelijke aanstelling in wervingsambten: bepaalde duur of doorlopende duur", M-VVKSO , alsook onze Mededeling "Dienstanciënniteit", M-VVKSO Het personeelslid kan wel recht hebben op TADD in scholen (binnen de nieuwe scholengemeenschap) die afhangen van hetzelfde schoolbestuur als de scholen waar hij diensten heeft verstrekt tussen 1 september 1985 en 1 september Zie art. 23bis 16, art en art van het decreet Rechtspositie. 18 De benoemingsvoorwaarden zijn uiteengezet in onze Mededeling "Vaste benoeming in wervingsambten", M-VVKSO

9 9 Ook indien het personeelslid na de mutatie / nieuwe affectatie een bijkomende benoeming vraagt op basis van een verlof voor TAO, moet het een bepaalde anciënniteit hebben opgebouwd in de scholengemeenschap 19, te weten 720 dagen waarvan 360 in het ambt van benoeming, en dit op 30 juni voorafgaand (31 augustus voor de administratief medewerker). Hiervoor wordt er geen rekening gehouden met de diensten die gepresteerd zijn in een andere scholengemeenschap, doch wel met de diensten die tussen 1 september 1985 en 1 september 1999 gepresteerd zijn bij andere scholen van het schoolbestuur waar het personeelslid een uitbreiding van benoeming vraagt 20. Bij het toekennen van een (uitbreiding van) vaste benoeming mag als voorwaarde worden gesteld dat de kandidaat een anciënniteit van 360 dagen bij het benoemende schoolbestuur heeft opgebouwd, waarvan 240 effectief, en dit op 30 juni voorafgaand (31 augustus voor de administratief medewerker). Indien een personeelslid een mutatie heeft verkregen, worden de elders gepresteerde diensten niet in aanmerking genomen voor het bereiken van bedoelde 360 dagen bij het schoolbestuur. Indien het personeelslid aan de voorwaarden voldoet om bijkomend benoemd te worden, en daarbij ook zijn voorrangsrecht wil inroepen, wordt in principe gekeken naar de anciënniteit bij het schoolbestuur 21, eventueel ook naar de diensten gepresteerd in andere scholen van de scholengemeenschap. Dienstanciënniteit die is verworven in een andere scholengemeenschap leidt nooit tot voorrangsrecht inzake benoeming. Voorbeelden 1. Een deeltijds vastbenoemd leraar verkrijgt op 1 april een mutatie naar scholengemeenschap A, waar hij voordien nog nooit had gepresteerd. Hij stelt zich dat schooljaar nog kandidaat voor uitbreiding van benoeming in een van de scholen van A. Die bijkomende benoeming kan nog niet worden toegekend op 1 januari nadien, aangezien hij dan nog geen aanstelling voor doorlopende duur kan hebben in zijn nieuwe scholengemeenschap (zie punt 8.1). 2. Een halftijds vastbenoemd opvoeder verkrijgt op 1 mei een mutatie naar een school die behoort tot dezelfde scholengemeenschap, maar georganiseerd wordt door een ander schoolbestuur. Op 1 september wordt hij (naast zijn halftijdse benoeming) bijkomend halftijds aangesteld voor doorlopende duur in het ambt van opvoeder. Hij heeft gekandideerd voor uitbreiding van zijn benoeming tot een voltijdse opdracht in die nieuwe school. Indien zijn nieuwe schoolbestuur als benoemingsvoorwaarde stelt dat de kandidaat 360 dagen dienstanciënniteit bij haar moet hebben (waarvan 240 effectief), moet het daarbij geen rekening houden met de diensten die zijn gepresteerd in de scholen van een ander schoolbestuur. Een mutatie houdt m.a.w. geen overdracht in van gepresteerde diensten in. 3. Een deeltijds vastbenoemd godsdienstleraar verkrijgt op 1 maart een mutatie naar een school van dezelfde scholengemeenschap, maar van een ander schoolbestuur, waar hij in het verleden nog maar één jaar heeft gepresteerd. Op 1 september wordt of blijft hij bijkomend aangesteld voor doorlopende duur als godsdienstleraar. Indien hij voldoet aan de benoemingsvoorwaarden kan hij wel voorrangsrecht inroepen op basis van zijn deeltijdse benoeming, maar niet noodzakelijk op basis van zijn anciënniteit (960 dagen bij het schoolbestuur 22 ). Een mutatie houdt immers geen overdracht van dienstanciënniteit in. 8.3 Andere anciënniteiten Op de uitzonderingen na die in punt 8.1 en 8.2 zijn opgesomd, loopt de anciënniteit na mutatie / nieuwe affectatie gewoon verder. Er is dus geen nadelig effect op het vlak van 19 Deze voorwaarde geldt niet als het gaat om een personeelslid dat werd gereaffecteerd of wedertewerkgesteld vanuit een school van het katholiek onderwijs. 20 Wettelijke basis: art van het decreet Rechtspositie. 21 Het schoolbestuur mag hierbij rekening houden met de diensten die gepresteerd zijn bij een ander schoolbestuur van dezelfde scholengemeenschap, maar is daartoe niet verplicht. 22 Zie vorige voetnoot.

10 10 de salarisanciënniteit; de dienstanciënniteit en ambtsanciënniteit i.f.v. van terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking; de sociale anciënniteit (recht op bezoldigd ziekteverlof); de dienstanciënniteit i.f.v. pensioenrechten; in geval van nieuwe affectatie: de dienstanciënniteit bij het schoolbestuur, zelfs bij nieuwe affectatie aan een school die behoort tot een andere scholengemeenschap. Bij mutatie daarentegen wordt de dienstanciënniteit bij het schoolbestuur niet overgenomen. 9 Gevolgen voor eventuele overgangsmaatregelen Bepaalde vastbenoemden genieten persoonsgebonden overgangsmaatregelen, waardoor ze de rechten blijven behouden die ze genoten volgens de vroeger geldende reglementering. Deze overgangsmaatregelen blijven behouden bij een mutatie of nieuwe affectatie. Het kan bv. gaan om overgangsmaatregelen inzake het prestatiestelsel voor leraars die in de tweede of derde graad en/of HBO5 Verpleegkunde presteren onder de noemer /24, ongeacht de classificatie van het vak als algemeen, technisch, kunst- of praktisch vak 23 ; overgangsmaatregelen inzake het bekwaamheidsbewijs 24 ; zie punt 10 voor bijzondere bepalingen i.v.m. het ondersteunend personeel. overgangsmaatregelen inzake de salarisschaal 25 ; zie punt 10 voor bijzondere bepalingen i.v.m. het ondersteunend personeel. Overgangsmaatregelen waarbij een personeelslid een beroep kan doen op een vroegere versie van het Algemeen Reglement van het katholiek onderwijs 26, vervallen bij een nieuwe aanstelling, een nieuwe benoeming of een bevordering. Ook na mutatie kan het personeelslid zich er niet meer op beroepen, doch wel bij een nieuwe affectatie, aangezien het daarbij als vastbenoemde in dienst blijft bij hetzelfde schoolbestuur. 10 Bijzondere bepalingen i.v.m. het ondersteunend personeel 10.1 Geconcordeerde personeelsleden Op 1 september 2001 zijn de meeste 27 personeelsleden van de vroegere categorieën van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel geconcordeerd naar een van beide ambten van de huidige categorie van het ondersteunend personeel: opvoeder of administratief medewerker. Bij die concordantie werden het ambt en de puntenwaarde van het personeelslid vastgelegd, en konden eventueel overgangsmaatregelen worden toegekend inzake het bekwaamheidsbewijs of inzake de salarisschaal. Voor vastbenoemden zijn deze overgangsmaatregelen persoonsgebonden: ze blijven gelden zolang het personeelslid in dienst is in het on- 23 Meer informatie hierover in punt 9 van onze Mededeling Prestatieregeling voor de ambten van leraar en godsdienstleraar; plage- en nuluren, M-VVKSO Zie hierover punt 9 van onze Mededeling "Vakken en bekwaamheidsbewijzen voor het ambt van leraar", M-VVKSO Zie punt 10 van diezelfde Mededeling Zie art. 24 van het Algemeen reglement van het personeel van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs ( ), ook gepubliceerd als Mededeling M-VVKSO Een concordantie werd op die datum vastgelegd voor de leden van het ondersteunend personeel die op 30 juni voordien vastbenoemd waren of ter beschikking waren gesteld wegens ontstentenis van betrekking, ofwel tijdelijk waren aangesteld in een vacante betrekking.

11 11 derwijs, en worden pas beëindigd door een ontslag uit het onderwijs, bv. bij de pensionering, maar niet bij een mutatie of nieuwe affectatie. Een aantal personeelsleden kreeg daarbij een overgangsmaatregel inzake het bekwaamheidsbewijs. Ook al vereist de organieke regelgeving thans voor het ondersteunend personeel een diploma "ten minste hoger secundair onderwijs" of hoger, toch blijven de geconcordeerde personeelsleden hun overgangsmaatregelen genieten, en kunnen zij in dienst blijven met een ander diploma. Ook deze overgangsmaatregelen blijven behouden na mutatie / nieuwe affectatie. Sommigen behielden bij die concordantie een salarisschaal die thans niet meer organiek wordt toegekend, bv. barema 122, of een salarisschaal die thans slechts wordt toegekend na bevordering, bv. barema 106. De leden van het ondersteunend personeel behouden na mutatie / nieuwe affectatie de puntenwaarde, de salarisschaal en de eventuele overgangsmaatregelen inzake het bekwaamheidsbewijs zoals ze bij de concordantie werden vastgelegd; ze kunnen echter wel worden bevorderd tot een hogere salarisschaal (en overeenstemmende puntenwaarde) op basis van hun hoogste diploma of tot barema 106. Voorbeelden 1. Een personeelslid met diploma lager secundair onderwijs was op basis van de vroegere regeling aangeworven als klerk-typist, salarisschaal 201. Op 1 september 2001 werd hij geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker met behoud van salarisschaal 201 met puntenwaarde 63, met overgangsmaatregelen voor het diploma (de huidige organieke regeling vereist immers een bekwaamheidsbewijs "ten minste HSO"). Bij mutatie / nieuwe affectatie behoudt hij de genoemde overgangsmaatregelen. 2. Een personeelslid met diploma hoger onderwijs van het korte type had zich in 1995 laten benoemen als eerste opsteller, barema 202, en werd nadien bevorderd tot barema 203. Op 1 september 2001 werd hij geconcordeerd naar administratief medewerker met puntenwaarde 63, barema 203. Deze concordantie blijft behouden bij mutatie / nieuwe affectatie. Nadien is een bevordering tot de hogere salarisschaal 158 (puntenwaarde 82) mogelijk 28 op basis van zijn bekwaamheidsbewijs van het niveau bachelor, maar niet verplicht Lid van het ondersteunend personeel heeft een hoger diploma verworven Voor de leden van het ondersteunend personeel die in 2001 een concordantie hebben verkregen, verwijzen we naar het vorige punt van deze Mededeling: concordantie is immers persoonsgebonden, en blijft behouden bij mutatie / nieuwe affectatie. Herbenoeming op basis van een hoger diploma is mogelijk, maar niet verplicht. Voor de niet-geconcordeerde leden van het ondersteunend personeel moet in het secundair onderwijs steeds het hoogste diploma in aanmerking worden genomen dat een lid van het ondersteunend personeel heeft op het ogenblik van de aanstelling of benoeming. Ook bij een mutatie / nieuwe affectatie worden de puntenwaarde en het barema opnieuw bepaald volgens het hoogste diploma dat het personeelslid op dat ogenblik heeft. Voorbeeld Een opvoeder is niet geconcordeerd op 1 september 2001, omdat hij op de referentiedatum nog tijdelijk was en niet in een vacante betrekking was aangesteld. Op 1 januari 2003 werd hij vastbenoemd op basis van z'n diploma "ten minste HSO"; zijn betrekking kostte 63 punten. Hij heeft op 30 juni 2004 het diploma van hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie (met ten minste 900 lesuren) verworven. Zolang hij zijn oorspronkelijke affectatie behoudt, blijft hij bezoldigd aan barema 202 of 203, en kost zijn betrekking 63 punten. Bij mutatie / nieuwe affectatie na 30 juni 2006 zal zijn betrekking 82 punten kosten, en zal hij barema 158 genieten. 28 Zie punt 9 van onze Mededeling Het ondersteunend personeel, M-VVKSO

12 Salarisschaal 106 Indien een lid van het ondersteunend personeel op 1 september 2001 werd geconcordeerd naar barema 106, behoudt hij die salarisschaal ook bij mutatie / nieuwe affectatie. De overname van de vaste benoeming van dergelijk personeelslid naar een andere school is echter alleen mogelijk binnen het aantal personeelsleden met barema 106 dat die nieuwe school mag hebben op basis van het leerlingenaantal van 1 februari van het voorgaand schooljaar 29. Indien een lid van het ondersteunend personeel na 1 september 2001 werd bevorderd tot barema 106, is die bevordering gekoppeld aan die bepaalde school. Bij mutatie of nieuwe affectatie zal het personeelslid opnieuw bezoldigd worden en een puntenwaarde innemen op basis van zijn concordantie op 1 september 2001 (zie punt 10.1) of, indien hij toen niet werd geconcordeerd, op basis van zijn hoogste diploma. Hij kan in de nieuwe school opnieuw bevorderd worden tot barema 106, voor zover dit nog mogelijk is binnen de personeelsformatie van de nieuwe school Administratieve formaliteiten Een mutatie of nieuwe affectatie wordt via de elektronische zending RL-1 gemeld aan het werkstation van AgODi, en dit binnen een termijn van 3 maanden na de ingangsdatum ervan. Bij de mutatie of nieuwe affectatie sluit het schoolbestuur met het personeel een nieuwe arbeidsovereenkomst af (contract van vaste benoeming). Een model hiervoor vindt u als bijlage bij deze Mededeling. Na de mutatie dient het personeelslid tevens zijn (volledig of gedeeltelijk) ontslag uit de betrekking te melden aan het vorige schoolbestuur; aldus zal het vorige schoolbestuur afdoende rechtszekerheid hebben betreffende haar verplichtingen tegenover het personeelslid. Voor verdere informatie verwijzen we naar: Ministeriële omzendbrief van 29 november 1999 Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Departement Onderwijs, ref. 13CC/VB/ML. > rubrieken > omzendbrieven > personeel > vaste benoeming. Bijlagen M-VVKSO B02: Overeenkomst van vaste benoeming 29 Zie punt van de Ministeriële omzendbrief Het ondersteunend personeel in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, ref. PERS/2009/07. > rubrieken > omzendbrieven > secundair onderwijs > personeel > ondersteunend personeel. Zie ook punt 9 van de Mededeling "Het ondersteunend personeel", M-VVKSO Zie vorige voetnoot.