MEE West Brabant. Notulist: Verslagbureau More Support te Wamel (Gelderland)

Transcriptie

1 MEE West Brabant VERSLAG Gesprek: 18 dec Tijd: uur Aanwezig: Landelijke Stuurgroep Anton Renting (voorzitter Stuurgroep VVI) Peter Vriesema (bedenker VVI) Noor van Loen (BOSK) Daniëlle Gorgels ((MEE Nederland) Hanne Cools en Susan Osterop (landelijk Team VVI) Aanvragers: Dhr. Elout Vos (voorzitter IVH, manager ziekenhuis) Hans Walter (bestuurder MEE) Anja de Klerk (projectleider VVI, coördinator bouwsteen 5 en 6) Mw. Adri Foesenek (projectleider VVI, coördinator bouwsteen 7) Notulist: Verslagbureau More Support te Wamel (Gelderland) Introductie De aanwezigen stellen zich voor en schetsen hun persoonlijke achtergrond en betrokkenheid bij het project VVI. Terugblikkend op de werkconferentie De Tweede Helft van 1 december, geeft mevrouw Foesenek aan dat voor de regio West Brabant deze dag voor een belangrijk deel is ingevuld door de eigen presentaties. Daarom hebben zij alles wellicht wat anders beleefd. In het middagdeel is door de regio in werkgroepen geparticipeerd. Dit heeft bijgedragen aan de nodige helderheid wat de regio de komende jaren te doen staat. De uitwisseling was dus zinvol. Het is goed om te horen hoe de diverse regio's actief bezig zijn op alle fronten. Mevrouw De Klerk bevestigt het zinvolle van de dag. De uitwisseling voegt veel toe aan eigen ideeën en mogelijkheden. Ze heeft het als interessant ervaren om te zien wat er landelijk zoal gebeurt. Verslag 18 december 1. Status quo Mevrouw Gorgels vraagt om aanvullend op de laatste schriftelijke rapportage een actualisering te geven. Wat een aantal bouwstenen betreft, is tijdens een eerder gesprek aangegeven dat deze op orde zijn. De Stuurgroep wil graag weten of deze mening nog steeds geldt of dat er inmiddels ontwikkelingen zijn die tot een andere visie leiden en er redenen bestaan om hier alsnog aandacht aan te besteden. Voorts wil de Stuurgroep graag dieper ingaan op de drie bouwstenen die in de regio West Brabant centraal staan. Verslag gesprek West Brabant pagina 1

2 Bespreking bouwstenen: Bouwsteen 1 Vroeg signaleren Mevrouw Foesenek geeft aan dat de indruk bestaat dat bouwsteen 1 t/m 4 in West-Brabant goed zijn weggezet. Er is geen aanleiding gezien om hierop in te zetten. Mevrouw Gorgels geeft aan dat de praktijk van bouwsteen 1 door de regio niet als 'good practice' is aangegeven. Vanuit de diverse regio s zijn opmerkingen gemaakt over de consequenties van de pakketmaatregelen. Bijvoorbeeld wordt gesproken over een doorwerking, wat betreft de trajectbegeleiding en de gezinsondersteuning. Mevrouw Cools geeft aan dat het niet onverstandig is om bouwsteen 1 t/m 4 gaandeweg nog eens tegen het licht te houden om te bezien of dit nog steeds goed past, ook qua volume en ketenpartners. Mevrouw Foesenek bevestigt dat de groeiende vraag - mede als gevolg van de leeftijdsophoging en mogelijk de wijze van inrichting van bouwsteen 1 - intern tot de vervolgvraag leidt of de organisatie nog steeds passend is en wellicht een andere wijze van organiseren verstandiger is om het proces te kunnen blijven beheersen. Desgevraagd vindt de regio het lastig om verder concrete factoren te noemen die tot de stijgende vraag leiden. Het lijkt eenvoudigweg een trend; de leeftijdsophoging vormt hierin een extra factor. Met name in de regio Breda wordt de stijgende vraag opgemerkt. Mevrouw van Loen informeert naar de leeftijdsopbouw van de aanmeldingen. Mevrouw Foesenek verwijst naar de specificatie in het jaarverslag. Bij aanmelding blijken de meeste kinderen tussen drie en vier jaar te zijn. Om tot verlaging van de instroomleeftijd te komen, wordt overwogen om nader af te stemmen met de consultatiebureaus. De heer Vriesema geeft aan dat alle regio s streven naar een instroomleeftijd van anderhalf à twee jaar. Bouwsteen 2 Multidisciplinaire diagnostiek Er zijn twee kernteams ingericht, namelijk voor de regio Breda en de regio Bergen op Zoom. De kernteams bevatten de Jeugdzorg, de gehandicaptenzorg, een kinderrevalidatiearts, GGZ en een kinderarts. Ook het onderwijs is gevraagd om aan te sluiten. De verwijzingslijnen naar de drie regionale ziekenhuizen lopen soepel via de kinderartsen. In de regio Breda nemen de kinderarts en de kinderrevalidatiearts afwisselend deel. Er bestaat tevredenheid over de disciplinaire samenwerking om tot adviezen te komen. De participatie in de kernteams leidt ook intern bij de respectieve partners niet tot spanning. De heer Renting vraagt of er ook door ziekenhuizen naar de Vroeghulp wordt doorverwezen. Mevrouw Foesenek geeft aan dat dit weinig gebeurt; de grootste verwijzers vormen de consultatiebureaus. De heer Renting geeft aan dat Zweden lange tijd als voorbeeld heeft gediend op dit gebied; een Zweedse delegatie die de IVH / MEE West Brabant heeft bezocht, bleek echter enthousiast, blijkens een publicatie. Hij informeert naar de concrete aanleiding voor dit enthousiasme. Mevrouw Foesenek geeft aan dat de Zweedse delegatie met name de interdisciplinaire samenwerking als bijzonder heeft ervaren. Het bijzondere ten opzichte van de praktijk in Zweden zit blijkbaar in de uitwerking van bouwsteen 6 en 7, zoals dit in West Brabant vorm is gegeven. Bouwsteen 3 Multidisciplinair adviesplan Verslag gesprek West Brabant pagina 2

3 Het adviesplan wordt op basis van een format na de kernteambespreking geschreven. De voortgangsrapportage wordt niet aan dit plan toegevoegd, maar staat hier los van. Na afsluiting van het traject volgt een eindrapportage. Het adviesplan wordt samen met de ouders gemaakt. De ouders wonen - desgewenst samen met het kind - de adviesbespreking bij. Als de ouders het traject accorderen, wordt het traject uitgevoerd. Mevrouw Van Loen mist participatie van een oudergeleding in de Stuurgroep. Mevrouw Foesenek geeft aan dat BOSK wel het convenant heeft ondertekend, maar er feitelijk niet meer wordt geparticipeerd, terwijl dit oorspronkelijk wel het geval was. Mevrouw Van Loen geeft aan dat deze plaats niet per sé vanuit de BOSK hoeft te worden ingevuld, maar ook bijvoorbeeld een beroep op een ander samenwerkingsverband kan worden gedaan. Bouwsteen 4 Informatie, advies en trajectbegeleiding De trajectbegeleiding is gedurende het IVH-proces geregeld. Het traject wordt afgesloten als aan het kind de zorg wordt geleverd, die in het adviesplan is opgenomen en de zorg aan de betreffende instelling(en) is overgedragen. Mevrouw Gorgels wijst er op, dat in een situatie wanneer de zorg naar meerdere instellingen wordt uitgezet, er toch een afstemmingsvraagstuk kan bestaan en het verstandig is om hier enige coördinatie op te plaatsen. Mevrouw Foesenek geeft aan dat het traject nu standaard bij overdracht wordt afgesloten. In de situatie dat sprake is van meerdere instellingen, vindt vaak een overdracht naar een MEE-consulent plaats, maar er is niet automatisch een persoon inzetbaar die het traject blijft volgen. Om voortgang te kunnen bieden, kunnen MEE-consulenten het traject afsluiten en opnieuw starten. In andere organisaties speelt deze beperking in de trajectbegeleiding niet. Bouwsteen 5 Gezinsondersteuning Bouwsteen 5 is op de trajectbegeleiding gebaseerd. De trajectbegeleiding wordt door de regio ook als een vorm van gezinsondersteuning gezien. Ook hiermee worden ouders immers ontlast. Uit regionaal onderzoek blijkt dat na afsluiting van het traject toch nog hulpvragen bij ouders blijven bestaan of nieuwe vragen opkomen. De faciliteit van langere begeleiding vraagt echter financiering. Mevrouw Gorgels geeft aan dat binnen het project VVI een 'knip' is gemaakt tussen trajectbegeleiding en gezinsondersteuning, zijnde een afzonderlijk type activiteit. Ze schetst de vragen die de Stuurgroep bij bouwsteen 5 voor ogen heeft. Primair moet helder worden welk aanbod in de regio beschikbaar is en welke behoefte bestaat. Daarna volgt de kwalitatieve en kwantitatieve toetsing, waarbij aansluiting en bereikbaarheid meespelen. De Stuurgroep wijst in dit verband ook op de compensatiemogelijkheden voor de pakketmaatregelen via het zorgkantoor. Mevrouw De Klerk verwijst naar de doelstellingen, zoals deze in 2008 zijn geformuleerd. Hierin is afgesproken dat de trajectbegeleiding in bouwsteen 5 wordt meegenomen. Er is gestart met een inventarisatie. Ze geeft aan dat het aanbod in de regio groot is. Wat dit betreft, bestaat ook weer een koppeling met bouwsteen 7. In alle gemeenten in de regio wordt ingezet op laagdrempelige gezinsondersteuning via het CJG. In Breda heeft dit inmiddels geresulteerd in positionering van een MEE-consulent in de front office van het CJG. Deze is ook casemanager IVH. Alle medewerkers van de front office worden op Triple-P geschoold en mogen vanuit de front office een aanbod doen op het gebied van gezinsondersteuning. Voorts bestaat een snelle doorverwij- Verslag gesprek West Brabant pagina 3

4 zingsmogelijkheid naar alle vormen van zorg. De bedoeling is om deze structuur in alle regiogemeenten op deze wijze vorm te gaan geven. Hierin bestaat vanzelfsprekend ook afhankelijkheid van de gemeentelijke visie op de vormgeving van het CJG. De insteek is om integrale vroeghulp op die manier gekoppeld aan gezinsondersteuning in alle gemeenten neer te zetten. Er is sprake van een situatie in ontwikkeling, waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse formats. In deze ontwikkeling wordt samengewerkt. Breda zal oriënteren op wat elders is ontwikkeld, maar zal principieel toch altijd voor een eigen werkwijze kiezen. Er is een inventarisatie gemaakt van de vormen van zorg in de regio. Er zijn voldoende mogelijkheden om al dan niet geïndiceerd binnen de regio door te verwijzen. Voor het geheel van vragen en mogelijkheden kan over het algemeen wel een match worden gevonden. Geleidelijk aan ontstaat een inhoudelijk oordeel wat betreft het bestaande aanbod. Bouwsteen 6 Samenhangende zorg en onderwijs Zie ook bouwsteen 1 w.b. de samenstelling van de kernteams. Doelstelling is om uit te breiden naar de leeftijdsgroep tot zeven jaar. Dertien procent van de aanmeldingen betreft kinderen in de leeftijdsgroep vijf tot zeven jaar. De vindplaats is vaak het onderwijs. Doelstelling is ook om bij de zorgteams op de reguliere basisscholen aan te sluiten. Met een mailing in juni zijn de 250 regionale basisscholen geïnformeerd over het project VVI; hierbij is de IVH brochure gevoegd, alsmede de checklist van het CJG. Na de zomervakantie zijn contacten gelegd met de directies van de samenwerkingsverbanden WSNS met de intentie om een afvaardiging in de Stuurgroep en in het kernteam te krijgen. Deze vraag wordt serieus opgepakt, maar budgettaire aspecten spelen hierin ook een rol. Daar is men dus nog mee bezig. De bedoeling is dat de deelname aan het kernteam in Breda gezamenlijk door de samenwerkingsverbanden wordt bekostigd. De vraag naar deelname aan het kernteam is ook in de regio Roosendaal/Bergen op Zoom voorgelegd. Hieraan wordt uitvoering gegeven. De bedoeling is om een goed samenwerkingsprotocol te formuleren. Dit wordt gaande de ontwikkeling van de samenwerking nu met het team basisscholen ingericht. De verwachting bestaat dat de interne begeleiders binnen het basisonderwijs kinderen/ouders gaan verwijzen naar IVH als er sprake is van complexe ontwikkelingsproblemen. Voor de scholen moet helder zijn over welke kinderen het gaat en moeten doorverwijzingscriteria worden geformuleerd. Mogelijk worden formats ontwikkeld voor een vooraanmelding, met de bedoeling om de informatie en de toestroom vooraf te stroomlijnen. Om daar goed zicht op te krijgen, zijn tien basisscholen gevraagd om samen met IVH de praktijk te beschrijven en verbeteringen te zoeken. Dit betreft scholen die reeds naar IVH doorverwijzen. Er zal tijd nodig zijn voor een evaluatie met de scholen. Startend met een basisprotocol, zal gaande het komende jaar een samenwerkingsprotocol ontstaan dat geschikt is voor de samenwerking met alle basisscholen in de regio. Daarmee is de verwijzing van de school naar de IVH geregeld. Mevrouw Gorgels wijst er op, dat het bij deze bouwsteen ook gaat over de afstemming tussen zorg en onderwijs. mevrouw De Klerk ziet dat toch als één geheel. Er bestaan reeds veel initiatieven binnen de scholen. Passend onderwijs maakt daar ook deel van uit. De gedachte is om zorg en onderwijs in de school samen vorm te gaan geven. IVH moet daar ook bij aansluiten. De regio is nog niet zo ver om aan te sluiten bij een zorgadviesteam, maar er wordt wel Verslag gesprek West Brabant pagina 4

5 geïnvesteerd in het zichtbaar maken van de IVH bij alle basisscholen, samenwerkingsverbanden, besturen en bij de CJG s. In de pilot wordt ook de meerwaarde van IVH duidelijk gemaakt. Binnen alle basisscholen is reeds sprake van een zorgstructuur. Daarbij is het de vraag waar de bestaande zorgstructuur volstaat en waar IVH meerwaarde biedt. De trajectbegeleiding is hierbij van belang. Dat traject kan worden begeleid vanuit IVH. In feite bestaat het traject al, maar de bedoeling is om dit voor alle basisscholen goed te gaan reguleren. Er wordt actief ingezet op verbetering van de relatie met het onderwijs. Binnen het traject worden ouders begeleid in een schoolkeuze en het bepalen van het nodige zorgaanbod binnen de school. Mevrouw De Klerk legt uit dat met de uitbreiding van de leeftijdsgroep veel meer kinderen worden doorverwezen. Gezien de leeftijdsophoging, komen er niet alleen méér kinderen, maar aangezien er sprake is van een andere leeftijdsgroepen, mogen ook andersoortige vragen worden verwacht. De heer Vriesema acht de uitleg duidelijk en op zich goed, maar de vormgeving van bouwsteen 6 wijkt in West Brabant af van wat eigenlijk binnen VVI was bedoeld. Dit moet dus even naast elkaar worden gelegd. Hij wijst op het onderwijsspectrum. De bedoeling van de Stuurgroep is, dat het hele spectrum wordt bekeken en de samenwerking tussen de onderwijsvormen wordt gestimuleerd. MEE is als regionaal regisseur gevraagd. Mevrouw De Klerk geeft aan dat over de financiering en de inzet van zorgmiddelen in het speciaal onderwijs is gesproken. Op zich loopt de samenwerking tussen zorg en onderwijs over het algemeen goed. In de samenwerking tussen zorg en onderwijs, mag duidelijk zijn dat het hierbij ook andere financieringsstromen betreft. Er wordt strenger geïndiceerd en daarnaast moet de indicatie worden gedeeld. De heer Vriesema bevestigt deze landelijke praktijk. Hij vraagt zich af of er zicht bestaat hoe dit verloopt tussen de gehandicaptenzorg en het speciaal onderwijs, alsmede tussen het speciaal onderwijs en het regulier onderwijs. In het kader van het project VVI zou vanuit MEE moeten worden gestimuleerd dat de diverse organisaties met elkaar gaan samenwerken. Mevrouw De Klerk geeft aan dat de ZMLK-school in Breda een regionale functie heeft. Deze school werkt samen met een zorginstelling, Prisma. Onderling zijn goede afspraken gemaakt over de inzet van zorg op school. Op zich loopt dit goed, maar dit kan tegelijkertijd ook een probleem vormen. Wanneer ouders in de thuissituatie een andere zorgaanbieder wensen, zoals Amarant, moeten Amarant en Prisma immers de zorgindicatie gaan delen. Dit leidt tot ruis tussen de zorgaanbieders. Ze vraagt zich af of vanuit de IVH hiervoor een oplossing moet worden gezocht. De heer Vriesema geeft aan dat hier een verantwoordelijkheid ligt van MEE. Mevrouw De Klerk geeft aan dat momenteel binnen het passend onderwijs wordt gesproken over rechtstreekse toekenning van zorgmiddelen aan de scholen. Dit geldt dan voor zowel het speciaal als het regulier onderwijs. Een dergelijke werkwijze voorkomt de knip tussen wat aan zorg in de thuissituatie en op school wordt ingezet. Deze discussies spelen niet bij MEE af, maar elders. MEE kan zich inzetten ten behoeve van een goede samenwerking en bij mogelijkheden aansluiten, maar ze ziet hierin voor MEE geen voortrekkersrol weggelegd. Mevrouw Gorgels bevestigt dat dit buiten de kaders van de opdracht valt. De koppeling aan Passend Onderwijs en de financiering van de zorg in het onderwijs past in een discussie in een politieke setting. Uiteindelijk gaat het er om voor het individuele kind voorwaarden te creëren dat dit op school en thuis de zorg krijgt die het nodig heeft. De relatie tussen IVH en basisschool is uitgebreid belicht; de andere kant is voor de Stuurgroep nog minder duidelijk. Mevrouw De Klerk licht toe dat bijvoorbeeld in geval van een Verslag gesprek West Brabant pagina 5

6 REC IV indicatie, waarbij ook een behoefte bestaat aan zorg in de thuissituatie, een MEEzorg/onderwijsconsulent de ouders langs alle loketten loodst, goede informatie biedt over mogelijkheden van zorg en scholing, en ondersteuning biedt totdat er sprake is van een passende plaatsing. De heer Vriesema licht toe wat met een zorgonderwijsarrangement wordt bedoeld. Hij erkent dat mevrouw De Klerk de voortrekkersrol in de samenwerking terecht formuleert als iets dat niet haar taak is. In andere regio's maakt MEE onderdeel uit van een bestuurlijke samenwerking. Deze bouwsteen wordt voorgelegd aan de partners binnen het speciaal onderwijs en de gehandicaptenzorg. Via een afzonderlijke projectgroep, of werkgroep, wordt dit geëntameerd. Hier ligt geen exclusieve verantwoordelijkheid voor MEE/IVH. Uiteindelijk is het de bedoeling om een gezin naar een continuüm van mogelijkheden te kunnen doorverwijzen. Er is in combinatie met Passend Onderwijs sprake van een ingewikkelde vraagstelling. De bestuurders van organisaties, zoals Amarant en Prisma, moeten samenwerken om de doelstellingen te bereiken. De rol van MEE hierin is gericht op stimuleren en entameren. MEE beschikt immers over een landelijk dekkend netwerk. Als de taak binnen de keten niet wordt opgepakt, is MEE pas weer aan zet. Landelijke voorbeelden zijn desgewenst beschikbaar. Mevrouw Osterop geeft aan dat de regio ook over 'good practices' beschikt, die aan andere regio's kunnen worden getoond. De Mytylschool in Roosendaal bevat veel 'good practices' wat samenwerking betreft. Bij deze bouwsteen komt dit inderdaad naar boven. Mevrouw Cools geeft aan dat dit vervolgens als input kan dienen in het gesprek met de partners in de keten; daarbij kan worden aangegeven van welk aanbod eventueel méér nodig is. Mevrouw Foesenek geeft aan dat de betreffende organisaties wél deelnemen aan het samenwerkingsverband. Ze zou deze organisaties wel bijeen kunnen brengen. Mevrouw Osterop lijkt dit een zinnige gedachte. In een dergelijk overleg kunnen de bouwstenen worden geïntroduceerd en kan worden geïnventariseerd wat er daadwerkelijk beschikbaar is en hoe een en ander is geregeld. Een dergelijk gesprek kan tot de conclusie leiden dat er omissies bestaan, of bijvoorbeeld een belangrijke partner wordt gemist. Bouwsteen 7 - Ketennetwerk Mevrouw Gorgels geeft aan dat de afspraken op individueel niveau, maar ook op bestuurlijk niveau structureel in de keten moeten worden verankerd. Mevrouw Foesenek geeft aan dat het zoeken van aansluiting bij het CJG als doel is geformuleerd, alsmede het ontwikkelen van een signaleringslijst c.q. verwijzingsprotocol. Inmiddels is dit vormgegeven als een checklist. Deze is vrijgegeven en inmiddels ruim verspreid. Ook vanuit elders in het land, bestaat hier vraag naar. In regio West Brabant is de lijst inmiddels in gebruik. Aan het tweede element van bouwsteen 7, zijnde aansluiting op de CJG s, wordt nog gewerkt. Bij zeven van de achttien gemeenten in West-Brabant is IVH in diverse fasen actief betrokken van het CJG. In Halderbergen is een expertteam ingesteld; hierin wordt vanuit het kernteam geparticipeerd. Op die wijze is dus een verbinding gelegd. Contacten vinden ook plaats via onderlinge verwijzingen. Verslag gesprek West Brabant pagina 6

7 In Breda wordt momenteel de back office ingericht. In de front office zit een casemanager IVH. Deze probeert het aantal aanmeldingen voor IVH in beeld te krijgen, zodat ook het CJG dit in zicht krijgt. In Oosterhout wordt de checklist gebruikt. In Bergen op Zoom wordt een vergelijkbare opzet als in Breda nagestreefd. Hierover vindt overleg plaats met de gemeentelijke beleidsambtenaren. Ook hier wordt nagestreefd om een casemanager in de front office te plaatsen. In Roosendaal is het CJG recent geopend. Mevrouw Foesenek zal hier persoonlijk een of twee dagen per week haar werkzaamheden uitvoeren om de contacten te verstevigen en van elkaar te leren. Voor de medewerkers informatie en advies wordt een workshop IVH verzorgd. Nagestreefd wordt om de wijze van betrokkenheid van IVH zo uniform mogelijk op te zetten binnen de diverse gemeenten. Voorts zal contact worden gelegd met de coördinatoren CJG. Dit lijkt een meer praktische weg dan het overleg binnen alle gemeenten te moeten voeren. Het heeft erg lang geduurd voordat de IVH in beeld kwam binnen de gemeenten, maar nu loopt dit contact vrij automatisch en worden ook initiatieven tot contact vanuit de gemeenten genomen. De heer Vos stelt dat het eigenlijk de kunst is om een standaardpakket te ontwikkelen dat ook te managen valt. 3. Begroting / cofinanciering Naar verwachting wordt het budget 2009 volledig besteed. In de laatste rapportage over 2009 zal inzicht worden geboden in de cofinanciering, inclusief de input van de andere betrokken organisaties. 4. Afspraken en aandachtspunten In de laatste rapportage over 2009 zal inzicht worden geboden in de cofinanciering, inclusief de input van de andere betrokken organisaties. Adviezen aan de regio Advies van de Stuurgroep aan de regio: het lijkt niet onverstandig is om bouwsteen 1 t/m 4 gaandeweg nog eens tegen het licht te houden om te bezien of dit nog steeds goed past, ook qua volume. De Stuurgroep adviseert de regio beleid te ontwikkelen op vervroeging van de instroomleeftijd. Mevrouw Gorgels wijst er op dat de gemeenten ook compensatiegelden hebben gekregen voor de pakketmaatregelen. De vraag naar de besteding hiervan kan wellicht ook worden ingebracht in een gesprek met de gemeenten. Aandachtspunten Stuurgroep De Stuurgroep constateert dat de vormgeving van bouwsteen 6 in West Brabant afwijkt van wat eigenlijk binnen VVI was bedoeld. Dit moet dus even naast elkaar worden gelegd. 5. Conclusies en sluiting De heer Vos informeert naar de voortgang na De Stuurgroep geeft aan dat tijdens de conferentie op 1 december hieraan ook aandacht is besteed. De vragen die landelijk spelen, zijn gedetecteerd. Deze week zal een brief naar de departementen worden verzonden met het verzoek van MEE en VGN om begin 2010 op directieniveau een gesprek Verslag gesprek West Brabant pagina 7

8 aan te gaan ten behoeve van de borging van de (langdurige) trajectbegeleiding en de gezinsondersteuning. Dit vormen immers de landelijke knelpunten. Het gesprek is voorts gericht op het zeker stellen van subsidiegelden voor zorginnovatie. In deze tijd van bezuinigen is dit zeker geen makkelijk traject. Er wordt gezocht naar mogelijkheden via zorgkantoren of het Ministerie van VWS om continuering aan het project te kunnen bieden. De heer Walter constateert dat de jeugdzorg een complex geheel is. Het principe van IVH is logisch en eigenlijk is het treurig dat datgene dat zo logisch is, toch vernieuwend blijkt. Het is een goede zaak dat samenwerking tussen betrokken partijen wordt gezocht. Mevrouw Foesenek meldt dat ze vanuit de gemeente Breda vergoeding heeft gekregen voor deelname aan de backoffice CJG. Verslag gesprek West Brabant pagina 8