Referentiematen. lerarengedeelte bij meetschrift. Lerarengedeelte meetschrift pagina 1

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Referentiematen. lerarengedeelte bij meetschrift. Lerarengedeelte meetschrift pagina 1"

Marcella van der Wal
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Referentiematen lerarengedeelte bij meetschrift Lerarengedeelte meetschrift pagina 1

2 Meten is meer dan het leren kennen van maten en het leren meten met meetinstrumenten. Je moet gevoel ontwikkelen voor lengte, inhoud, gewicht, enz. Je maatgevoel groeit. Bouw doorheen de verschillende leerjaren een vast referentiekader op. Kies voor de gebruikelijke standaardmaten éénzelfde referentiemaat (een vaste koppeling tussen de standaardmaat en één welbepaald referentiepunt) doorheen heel de lagere school. De leerlingen legen dit vast in een meetboekje. In dit boekje is er ruimte om meetresultaten te noteren van voorwerpen uit de eigen (leer)omgeving: handige meetweetjes. Spreek met parallelcollega s af welke weetjes er genoteerd worden. Zo hebben alle kinderen dezelfde gegevens in hun boekje staan. Referentiematen zijn geen geijkte maten (geen correcte meting, schatting), ze geven referentiepunten. Praktische uitwerking voor je lessen vind je per leerjaar in Meten en metend rekenen Toelichtingen Lerarengedeelte meetschrift pagina 2

3 1.Referentiematen voor lengtematen lpl Toelichtingen 33 t/m 42 km 100 m (hm) 10 m (dam) m dm cm mm 1 e lj.: 1 m de breedte van een zijbord; de spanwijdte van je armen (of: armwijdte) 2e lj.: 1 cm ± de breedte van de vingernagel (van je duim) 3 e lj.: 1 dm ± De lengte tussen je gestrekte duim en wijsvinger (ook: ± de lengte van een handspan, d.i. de afstand tussen je gestrekte duim en pink) 1 km ± de lengte van de maasbrug tot de bosmolen. de afstand die je op ongeveer 1 kwartier al wandelend aflegt 4 e lj.: 1 mm de dikte van een muntstuk van een cent (ook: ± de dikte van een vingernagel) 1 e lj: - 2 m ± ongeveer de hoogte van een deur - 1 m ± de klink van een deur staat meestal halverwege de hoogte van een deur, dus op ongeveer 1 m hoog - 10 m ± de lengte van een diagonale zijde van onze klas m ± de lengte van een zijde van de markt ± de lengte van een voetbalveld - 75 cm ± de hoogte van een tafel m ± de afstand van de afdeling Boomgaardstraat tot de bibliotheek. ± afstand van de afdeling Pelserstraat tot de bibliotheek - 1 km ± lengte van de Van Eycklaan - de lengte van mijn rekenboek is - de breedte van mijn rekenboek is - de lengte van een DIN A4-blad is - de breedte van een DIN A4-blad is - onze kerk is 76 m hoog - De Maas is ongeveer 925 km lang - de hoogte van Maaseik is ± 32 m boven het zeeniveau (Maas stroomt op 35 m) - Lerarengedeelte meetschrift pagina 3

4 Per leerjaar meten en noteren mijn eigen lengte lengte van mijn handspan lengte van mijn blote voet omtrek van mijn pols omtrek van mijn hals 1 e lj: < 1 meter, = 1 meter, > 1 meter 2 e lj 6 e lj: correct meten en noteren in cm. 1 meter waar komt hij bij mij? Zet een streep. Per leerjaar meten en noteren in de turnles Ik spring zo ver Ik spring zo hoog Lerarengedeelte meetschrift pagina 4

5 2. Referentiematen voor inhoud en volume Lpl Toelichtingen 25 t/m 32 l dl cl ml m³ dm³ cm³(cc) 1 e lj.: 1 l de inhoud van een doos melk of fruitsap. (ook de inhoud van sommige grote glazen flessen melk/water) 3 e lj.: 1 dl de inhoud van een een half kopje (ook: de inhoud van een wijnglas) 1 cl de inhoud van een cupje melk (ook ongeveer de inhoud van sommige soeplepels) 4 e lj.: 1 ml een dikke druppel van een druppelaar (ook: ongeveer de inhoud van een inktpatroon van een vulpen) 6 e lj.: 1 m³ het volume van een pallet bakstenen, bladerencontainer 1 dm³ het volume van een karton melk 1 cm³ volume van telblokje (ook: halve theelepel) 1 e lj - 1l De inhoud van een kleine doos roomijs, l De inhoud van een grote emmer - 20 cl de inhoud van de waterflesjes die je op school kan kopen de inhoud van een klein melk- of fruitsapdoosje - 75 cl (0,75 l of 3/4 l) De inhoud van een wijnfles - 33 cl De inhoud van een blikje frisdrank (ook soms 25cl) l Ongeveer de inhoud van een groot olievat Ongeveer de inhoud van een halfvol ligbad - 1 dl Ongeveer de inhoud van een flesje Actimel,.. - een grote plastieken fles frisdrank heeft een inhoud van anderhalve liter (1,5 l), er zijn ook flessen van 2 liter - een mondvol water heeft een inhoud van - een handvol water heeft een inhoud van - mijn longinhoud is ongeveer Lerarengedeelte meetschrift pagina 5

6 3. Referentiematen voor gewichten Lpl Toelichtingen 86 t/m 95 ton kg g 1 e lj.: 1 kg het gewicht van een doos klontjes, een pak zout, suiker, bloem 3 e lj.: 1 g ongeveer het gewicht van twee papierklemmetjes. 6 e lj.: 1 ton ongeveer het gewicht van een personenauto 1 e lj - 1 kg is het gewicht van ongeveer 5 appels - Een baby weegt meer dan 1 kg g het gewicht van één plak chocolade - 10 g ongeveer het gewicht van een krijtje - Een pakje margarine weegt 250 g of ¼ kg - Een pakje koffie weegt 250 g of ¼ kg - Een groot brood weegt 800 gram. - Een volle emmer water weegt ongeveer 10 kg Per leerjaar meten en noteren: A. Mijn lichaamsgewicht: B. Mijn boekentas weegt: A B Lerarengedeelte meetschrift pagina 6

7 4. Referentiematen voor temperatuur lpl Toelichtingen 131 t/m e lj.: 100 C kookpunt, de temperatuur van kokend water 0 C vriespunt, water verandert langzaam in ijs, de temperatuur van smeltend ijs iets minder dan 37 C een normale lichaamstemperatuur : Mijn eigen lichaamstemperatuur is 36 Het is echt heet. De zon brandt op je huid. 22 is een aangename temperatuur. In de meeste huizen is het zo warm. 16 voelt eerder fris aan. Je doet best je jas aan als het buiten 16 is. -5 is erg koud, zeker bij ons. Maar met een dikke winterjas valt dit wel mee. Aan de Noordpool vinden ze deze temperatuur warm. 0 C ( Celsius) = 32 F (Fahrenheit) 100 C= 212 F Per leerjaar meten en noteren: De metingen worden telkens om u uitgevoerd. 21 september 21 december 21 maart 21 juni e lj: Temperatuurscurve maken van de temperaturen over de verschillende jaren heen. Lerarengedeelte meetschrift pagina 7

8 5. a. Referentiematen voor tijdstip Lpl Toelichtingen 96 t/m 118 uur min. sec e lj.: 1 uur = iets langer dan de duur van een rekenles halfuur = de duur van een schrijfles 2 e lj.: 1 kwartier duur van de speeltijd s morgens Voor het uur Over het uur Over het half uur Voor het half uur 3 e lj.: 1 minuut tellen 4 e lj.: 1 seconde de tijd die je nodig hebt om een van de getallen 21, 22, 23, 24.uit te spreken - 45 minuten: duur van de helft van een voetbalwedstrijd voor volwassenen zonder pauze - ik sta op om uur en ga slapen om uur - ik slaap uren per dag - in 1 minuut wandel ik - in 1 minuut loop ik - Ik ben geboren om. uur - Best slaap ik uren om fit te zijn in de klas. Per leerjaar meten en noteren in de turnles: Ik loop in 1 minuut b. Referentiematen voor tijdsduur Lerarengedeelte meetschrift pagina 8

9 eeuw jaar maand week dag (366) Je maakt je twee handen tot een vuist en houdt ze tegen elkaar. De knokkels en dalen daartussen stellen de maanden voor. Maanden die bij een knokkel (berg) horen, hebben 31 dagen (hoog); bij de dalen (laag) horen maanden met weinig dagen, namelijk 30, behalve februari. Dat aantal, 28 en voor een schrikkeljaar 29, moet je apart onthouden. Lerarengedeelte meetschrift pagina 9

10 6. Referentiematen voor oppervlakte lpl Toelichtingen 43 t/m 85 km² (100 m²) (10 m²) m² dm² cm² ha a ca 4 e lj.: 1 cm² ± de grootte van een vingernagel 1 dm² ± de grootte van een handpalm 1 m² ± de grootte van een bordvleugel 5 e lj.: 1 km² oppervlakte van maaseik binnen de wallen. 1 ca (1 m²) ± de oppervlakte van een zijbord 1 ha ( m²) ± oppervlakte van de markt van Maaseik ± de oppervlakte van twee grote voetbalvelden 1 a (100 m²) ± de oppervlakte van twee kleine klaslokalen - de oppervlakte van een cd-hoes is ± 1 dm² - de oppervlakte van Maaseik is 77 km² dus ± 7,5 ha - 1 mm² ongeveer de oppervlakte van een kopspeld - De oppervlakte van een vloertegel in de klas is ongeveer - 1 m² zijn.. Per leerjaar meten en noteren: 4 e lj 5 e lj 6 e lj: Leg je linkerhand netjes in het midden van een geruit blad. Teken de omtrek van je hand met gesloten vingers op het papier. Verdeel je blad in cm². Welke oppervlakte heeft je hand? Lerarengedeelte meetschrift pagina 10

11 7. Referentiematen voor geldwaarden Lpl Toelichtingen 119 t/m euro 42 cent = 1,42 euro 1,42 1,42 EUR biljetten muntstukken cent = 0,01 2 cent = 0,02 5 cent = 0,05 10 cent = 0,10 20 cent = 0,20 50 cent = 0,50 Het moeilijkst om in te vullen, kies actuele prijzen uit de leefwereld van je leerlingen. Toch een poging: 500 euro ongeveer de prijs van een mooie heren- of damesfiets 200 euro ongeveer de prijs van een nintendo 100 euro ongeveer de prijs van een paar hippe sportschoenen 50 euro ongeveer de prijs van een computerspelletje 20 euro ongeveer de prijs van een dubbelcd 10 euro ongeveer de prijs van een leesboek 5 euro ongeveer de prijs van een filmticket 2 euro ongeveer de prijs van een tijdschrift, van een belegd broodje 1 euro ongeveer de prijs van 1 bus- of tramrit 50 cent de prijs van de flesje drankbonnetje op school 20 cent ongeveer de prijs van 10 cent ongeveer de prijs van een smsje 5 cent ongeveer de prijs van een plastic zak in de winkel (?) 2 cent ongeveer de prijs van één klein snoepje (?) 1 cent ongeveer de prijs van? - Een groot brood kost ongeveer.. euro - Een krant kost.. euro - één liter benzine kost. euro 8. Wereldrecords Aan te vullen naar gebeurtenissen uit de actualiteit (bv. nieuwe record voor sprinten, zwemmen, ) Lerarengedeelte meetschrift pagina 11

Vergelijkbare documenten

Meten: referentiematen

Actualisering leerplan eerste graad - Deel meetkunde / sessie 1 Bijlage p. 11 Bijlage 2: Referentiematen Meten: referentiematen Per maat vind je voorstellen voor vaste referentiematen. Verder ook lijstjes