Spiekboekje. Knowledgebridge Onderwijs Hein v.d. Velden

Transcriptie

1 Spiekboekje Knowledgebridge Onderwijs Hein v.d. Velden 1

2 rekenen tot 20 verliefde getallen verliefde getallen zijn samen = 2+8= 3+7= = 5+5= 0+10= 2

3 getallenlijn 20 + plus 7 + 6= = =

4 getallenlijn 100 +plus = eerst tientallen = 37 dan verliefde getallen = dan de rest = 43 4

5 getallenlijn 100 +plus = eerst tientallen = 47 dan verliefde getallen = dan de rest = 53 5

6 getallenlijn 20 - min 15-8 = 15-5 = 10 nog -3 over 3 is op =

7 getallenlijn 100 -min 35-17= eerst tientallen = = 20 rest is verliefd op = 18 7

8 getallenlijn 100 -min 35-27= eerst tientallen = = 20 rest is verliefd op = 8 8

9 getallenlijn T en E 26 getallen bestaan uit Tientallen bestaat uit en uit Eenheden 2 tientallen 26 6 eenheden =20 =6 9

10 getallenlijn pijlenschema 7 + 6= = = 13 10

11 getallenlijn pijlenschema = = = = 53 11

12 getallenlijn pijlenschema 17-9= 17-7 = = 8 12

13 getallenlijn pijlenschema = = = = 16 13

14 HTE we gaan een stap verder en stappen af van de getallenlijn en het pijlenschema we gaan rekenen met HTE HTE =honderdtal / tiental /eenheden regel: eerst de eenheden dan de tientallen 14

15 HTE H T E eerst E dan T eenvoudig optellen geen probleem!

16 HTE eerst E dan T een probleem de eenheden zijn meer dan 10 inwisselen 10 eenheden=1 tiental H T E H T E kan niet! 1 tiental 2 eenheden oplossing inwisselen

17 HTE H T E eerst E dan T eenvoudig aftrekken geen probleem!

18 HTE eerst E dan T een probleem 2-8 kan niet de 2 moet lenen bij de buren (T) en wordt 12 de T was 6 en wordt 5 H T E H T E kan niet! 2-8 is onmogelijk tiental inwisselen voor eenheden oplossing! 18

19 HTE + H T E H T E eerst E dan T dan H een probleem de eenheden zijn meer dan 10 en de tientallen ook inwisselen 10 eenheden= 1 tiental 10 tientallen = 1 honderdtal H T E

20 HTE H T E ! H T E 3 lenen ! 6 eerst E dan T dan H een probleem bij de eenheden 4-8 bij de tientallen 2-6 inwisselen 1 tiental =10 eenheden 1 honderdtal = 10 tientallen l 6 H T E lenen

21 HTE eerst E dan T dan H een probleem H T E dus lenen we hier lenen van nul is flauwekul bij de eenheden 4-8 en bij de tientallen (0) lenen kan niet. - Dus lenen bij H en direct lenen van T aan E 4-8! H T E H T E inwisselen 1 tiental =10 eenheden 1 honderdtal = 10 tientallen 21

22 begrippen k kilo 1000 h hecto 100 om de maten te begrijpen moeten we weten wat ze betekenen. da deca 10 d deci 1/10 0,1 c centi 1/100 0,01 m milli 1/1000 0,001 22

23 lengte = l van een kleine maat naar een grotere maat iedere stap:10 km hm van een grote maat naar een kleine maat iedere stap x10 1km=1000m 1m=100cm 1dam =10 m= 100dm dam :10 m x10 dm cm mm 7cm =0,7 dm= 0,07m 23

24 inhoud (liters) kl van een kleine maat naar een grotere maat ieder stap :10 hl dal :10 liter x10 van een grote maat naar een kleine maat iedere stap x10 dl cl 1liter = 1dm3 ml 24

25 van een kleine maat naar een grotere maat ieder stap :10 Massa (gewicht) kg van een grote maat naar een kleine maat iedere stap x10 hg dag 1gram=1000mg 1kg = 1000gram 23mg = 2,3cg=0,23dg=0,023gram :10 gram x10 dg cg mg 1kg=10hg=100dag 25

26 oppervlakte = l x b lengte x breedte van een kleine maat naar een grotere maat ieder stap :100 van een grote maat naar een kleine maat iedere stap x100 km 2 hm 2 dam 2 :100 m 2 x100 Ikm2 =100hm 2 = dam 2 dm 2 cm 2 7cm2 =0,07dm 2 =0,0007m 2 mm 2 26

27 inhoud = l x b x h lengte x breedte x hoogte van een kleine maat naar een grotere maat ieder stap :1000 van een grote maat naar een kleine maat iedere stap x1000 Ikm3 =1000hm 3 = dam 3 km 3 hm 3 dam 3 :1000 m 3 x1000 dm 3 cm 3 7cm3 =0,007dm 3 = 0,000007m 3 mm 3 1dm 3 = 1 liter 27

28 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 1% 1/100 0,01 5% 5/100 of 1/20 0,05 10% 10/100 of 1/10 0,10 20% 20/100 of 2/10 0,20 25% 25/100 of 1/4 0,25 50% 50/100 of 5/10 of 1/2 0,50 75% 75/100 0f 3/4 0,75 100% 100/100 of 1 1,00 28

29 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 100% 1/1 1,00 50% 1/2 0,50 100% 2/2 1,00 29

30 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 33,3% 1/3 0,33 66,6% 2/3 0,66 100% 3/3 1,00 25% 1/4 0,25 50% 2/4 of 1/2 0,50 75% 3/4 0,75 100% 4/4 1,00 30

31 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 20% 1/5 0,20 40% 2/5 0,40 60% 3/5 0,60 80% 4/5 0,80 100% 5/5 1,00 31

32 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 16,6% 1/6 0,16 33,3% 2/6 of 1/3 0,33 50% 3/6 of 1/2 0,50 66,6% 4/6 of 2/3 0,66 83,3% 5/6 0,83 100% 6/6 1,00 32

33 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 12,5% 1/8 0,125 25% 2/8 of 1/4 0,25 37,5% 3/8 0,375 50% 4/8 of 1/2 0,50 62,5% 5/8 0,625 75% 6/8 of 3/4 0,75 87,5% 7/8 0, % 8/8 1,00 33

34 breuken, procenten, decimale getallen % breuk getal 10% 1/10 0,10 20% 2/10 of 1/5 0,20 30% 3/10 0,30 40% 4/10 of 2/5 0,40 50% 5/50 of 1/2 0,50 60% 6/10 of 3/5 0,60 70% 7/10 0,70 80% 8/10 of 4/5 0,80 90% 9/10 0,90 100% 10/10 1,00 34

35 Breuken een breuk bestaat uit twee delen Boven de deelstreep de TELLER onder de deelstreep de NOEMER (de naam) TELLER NOEMER vijfde 35

36 Optellen breuken om breuken op te tellen moeten ze dezelfde naam hebben De NOEMER moet gelijk zijn Is de NOEMER niet gelijk dan eerst gelijknamig maken = de noemer is gelijk en de tellers mag ik optellen =??????? de noemer is niet gelijk, ik mag niet op tellen zoek eerst een nieuwe noemer truck! De nieuwe noemer kan altijd de keersom zijn van de oude noemers 36

37 om breuken op te tellen moeten ze dezelfde naam hebben De NOEMER moet gelijk zijn Is de NOEMER niet gelijk dan eerst gelijknamig maken 1/4 + 1/5 =? de noemer is niet gelijk, ik mag niet op tellen zoek eerst een nieuwe noemer truck! De nieuwe noemer kan altijd de keersom zijn van de oude noemers 4 x 5 =20 de nieuwe noemer wordt 20 nu de oude breuken omzetten in de nieuwe noemer De nieuwe noemer is de keersom van de oude noemers 37

38 De nieuwe noemer is de keersom van de oude noemer De nieuwe tellers vind je door de oude noemer van de ene breuk X de teller van de andere breuk te nemen. En andersom 1 x5 = 4 + 5/20+4/ x

39 verhoudingen verhoudingen komen we over al tegen: 3 euro zakgeld per week 2 snoepjes per kind 15 km met 1 liter benzine 39

40 verhoudingen optellen verhoudingen: wat ik boven doe moet ik ook onder doen week 1 euro 3 2 =1+1 6= 3+3 wat ik onder doe moet ik ook boven doen 1 week = 3 euro 2 weken = 1 week + 1 week: en ook 3 euro + 3 euro 40

41 verhoudingen optellen verhoudingen: week 1 1+1= 2 2+1= 3 wat ik boven doe moet ik ook onder doen euro 3 6 =3+3 9 =3+6 wat ik onder doe moet ik ook boven doen 3 weken =1 week+2 weken: en ook euro= 6 euro + 3 euro 41

42 verhoudingen keersom verhoudingen: x2 x3 x10 wat ik boven doe moet ik ook onder doen wat ik onder doe moet ik ook boven doen week 1 euro 3 2x1= 3x1= 10x1= =2x3 =3x3 =10x3 x2 x3 x10 42

43 Percentages % per cent age betekent per 100 ofwel van de 100 procent betekent van de 100 % 43

44 Percentages % 20 van de 100 1% = 1 van de 100 = 1 = 100 mensen eten graag ijs in de zomer dat is 20 % 0,01 dat is dat is 0,20 44

45 percentages % 7 van de 10 kinderen lust niet altijd zijn de percentages gelijk af te lezen in de som. vaak moeten we extra rekenen. dit kan met verhoudingen. spinazie. Hoeveel % lust spinazie? van de 100 = 70% 45

46 Percentages % 500 van de 2500 mensen heeft een hond. Hoeveel procent heeft een hond? we moeten naar... van de 100 opnieuw gebruiken we een verhoudingstabel 500 : : van de 100 wil zeggen 500 van de 2500= 20% 46

47 Percentages en breuken breuken en percentages lijken veel op elkaar =25% 1 van de 4 = van de 5 = =20% 47

48 Breuken 560 kinderen is alles = 1 x3 de hele school telt 560 kinderen hoeveel is /2 1/4 1/8 3/ x3 hoeveel =