Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.

Transcriptie

1 Vergunningverlening BESLUIT Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 23 september 2008 Team Groen, Grond en Water Nummer 2008INT Referentie Mw. E.L. Panjer Uw brief van 13 december 2007 Doorkiesnummer Uw nummer /WA7/4PO/ Faxnummer Bijlage diverse adres Onderwerp Besluit vergunning ontgronding Rivierkwelgeul Amerongse Bovenpolder nr in gemeente Utrechtse Heuvelrug. Beslissing van Gedeputeerde Staten van Utrecht op de aanvraag d.d. 17 december 2007 van Dienst Landelijk Gebied Regio West te Utrecht om vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet. I. Besluit. Wij hebben besloten de gevraagde vergunning te verlenen onder de voorschriften vermeld op bijlage 1. Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag. II. Omschrijving van de aanvraag. De nu voorliggende aanvraag om een ontgrondingsvergunning heeft betrekking op aanpassingen aan de rivierkwelgeul in de Amerongse Bovenpolder. De rivierkwelgeul wordt aangepast door aan het bestaande watergangstelsel ecologische inrichtingsmaatregelen toe te voegen. Locatie De Amerongse Bovenpolder is gelegen direct ten zuiden van de Lekdijk tussen kasteel Amerongen en de Nederrijn. De huidige waterloop in de Bovenpolder, de Putwetering, stroomt over een lengte van ca. 6 km van oost naar west door het gebied en mondt benedenstrooms van de Stuw van Amerongen uit op de Nederrijn. Het debiet bestaat vooral uit kwelwater afkomstig uit de Nederrijn en de Utrechtse Heuvelrug. Het doel van het project betreft de herinrichting van de Putwetering tot een kwelgeul die ecologisch beter functioneert binnen het bestaande natuurgebied.

2 Voor de herinrichting zijn drie deeltracé s gedefinieerd, namelijk: 1. Natuurgeul Wilde Natuur (gebied tussen de toegangsweg Steenfabriek en de Rijnsteeg). De rivierkwelgeul wordt in dit gebied hoofdzakelijk geprojecteerd langs de Putwetering. In de toekomstige situatie wordt de geul op sommige plaatsen verbreed (tot maximaal 20 m) en verdiept. Langs de geul worden plas-/draszones aangelegd en er komen doorwaadplaatsen en een vluchtheuvel voor vee. 2. Verrijken van bestaande waarden (gebied tussen de Rijnsteeg en de poelen). De rivierkwelgeul wordt geprojecteerd over de Putwetering, de Hank en de watergang door de Domswaard. De Putwetering wordt verbreed en verdiept. De Hank zal worden gebaggerd. Hierbij komt m 3 bagger vrij. De bagger is klasse 4 (arseenvervuiling van natuurlijke oorsprong). Daarnaast worden de oevers van de Hank ontgraven en gedeeltelijk verflauwd. 3. Man-made natuur (gebied tussen de poelen en het uitstroompunt Nederlek). De rivierkwelgeul vormt hier vooral een verbindingsnatuur tussen de rivier en de twee hierboven beschreven gebieden. Ook hier wordt de Putwetering verbreed en verdiept. Verder worden in dit deel vispaaipoelen en een vispassage aangelegd voor de Winde, Riviergrondel en Alver. Er zal na ecologische herinrichting nog minimaal 0,5 m kleidekking achterblijven of worden teruggebracht. Vrijgekomen grond Op 24 juni 2008 hebben wij een iets gewijzigde grondbalans ontvangen van Arcadis. Bij deze ontgronding komt circa m³ klei en zand en circa m³ bagger vrij welke deels wordt afgevoerd. Een deel zal ter plaatse worden verwerkt voor ophogingen, afdeklaag en de (mogelijke) verondieping van Put t Spijk. Indien voor het storten van de bagger in de Put van Spijk niet de vereiste toestemmingen worden verkregen zal deze worden afgevoerd. Om ongewenste hydrologische effecten op de omgeving, met name ten aanzien van de dijkveiligheid, te voorkomen, vindt er alleen ontgraving plaats op een afstand van meer dan 100 meter vanaf de buitenteen van de dijk. III. Procedure. Op 17 december 2007 hebben wij de ontgrondingsaanvraag ontvangen voor het inrichten van een rivierkwelgeul in de Amerongse Bovenpolder. Naast de aanvraag voor de ontgrondingsvergunning zijn de volgende vergunningen aangevraagd: - vergunning Natuurbeschermingswet bij de provincie Gelderland; - ontheffing in het kader van de Keur bij het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; - vergunning in het kader van de Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat; Elke wet behandelt zijn eigen belangen. De aanvrager heeft de provincie Utrecht verzocht de verschillende procedures te coördineren. De behandeling heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 10.1 van de Ontgrondingenwet en de daarin van toepassing verklaarde paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer (coördinatiebepalingen). In overeenstemming met het hierboven genoemde en het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanvraag met bijbehorende stukken toegezonden aan de bestuursorganen: - burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug - hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; - Rijkswaterstaat, Directie Oost-Nederland; - ministerie van LNV. 2

3 De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft ons bij brief van 20 februari 2008 laten weten dat er overeenstemming bestaat als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Ontgrondingenwet. Van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben wij de ontheffing Flora en faunawet artikel 75, d.d. 27 maart 2008, kenmerk FF/75C/2008/0052 ontvangen. Van de gemeente Utrechtse Heuvelrug hebben wij de aanlegvergunning van 22 januari 2008, nummer R / U ontvangen. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden kan in principe instemmen met deze ontgronding. Tevens hebben wij de aanvraag en het ontwerpbesluit toegezonden aan de vaste adviserende instantie de LTO Belangenbehartiging Noord. Zienswijze Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. IV. Motivering. Op grond van het bovenstaande hebben wij het volgende overwogen. 1. Bouwgrondstoffenbeleid. De vergunningaanvraag moet passen in het bouwgrondstoffenbeleid zoals vastgelegd in het Bouwgrondstoffenplan provincie Utrecht van november Aan de volgende criteria moet zijn voldaan om binnen het Bouwgrondstoffenplan te vallen: 1. Het moet gaan om een secundaire winning. 2. Vrijkomende grond moet hoogwaardig worden toegepast. Deze aanvraag waar het doel van de ontgronding natuurontwikkeling is, is niet primair gericht op het winnen van delfstoffen. Bij de ontgronding komt circa m³ klei, m³ zand en circa m³ bagger vrij. Circa m³ klei zal worden gebruikt voor het afdekken van de baggerstortlocatie. Circa m³ klei zal worden gebruikt voor het afdekken van kwellocaties tot m³ klei en zand zal worden gebruikt voor de aanleg van de hoogwatervluchtplaats. De resterende klei en zand zal worden afgevoerd. De bestemming van de klei en het zand dient nog nader te worden bepaald. Door de aannemer zal een zo hoogwaardig mogelijke toepassing worden gezocht voor de af te voeren klei en zand. De klei die geschikt is voor de grof keramische industrie of dijkenbouw dient daarvoor te worden gebuikt. Omdat de ontgronding niet een primaire winning is en de grond hoogwaardig toegepast wordt, bestaat ingevolge het Bouwgrondstoffenbeleid geen bezwaar tegen de voorgenomen ontgronding. 2. Ruimtelijke Ordening. De te ontgronden percelen liggen binnen de bestemmingen ALNorw Agrarisch gebied met landschapsen natuurwaarden, openheid van landschap, reliëf van de bodem en waterrijk / vegetatie (art. 7) en Natuurgebied (art. 8) van het bestemmingsplan Buitengebied Amerongen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De ontgronding past in deze bestemming. Burgemeester en wethouders hebben ons meegedeeld dat de ontgronding in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Op 22 januari 2008 heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug een aanlegvergunning rivierkwelgeul Amerongse Bovenpolder verleend aan de Dienst Landelijk Gebied Utrecht. Planologisch is de ontgronding dan ook aanvaardbaar. 3. Archeologie. Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in-situ in de bodem te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in het provinciale Cultuurprogramma, in het Streekplan en in de Handleiding Bestemmingsplannen Buitengebied. Archeologisch onderzoek wordt in principe geadviseerd bij 3

4 ruimtelijke plannen, indien bodemingrepen plaatsvinden in ongeroerde grond op plaatsen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) of met een (middel)hoge verwachtingswaarde volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Deze digitale kaartbestanden kunnen gratis worden aangevraagd via In het plangebied liggen geen terreinen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart. Het gehele plangebied ligt in een zone met een lage trefkans volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. Deze globale verwachting is gebaseerd op de huidige kennis van de relatie tussen landschap en de ligging van archeologische vindplaatsen. Hoe hoger de trefkans in een gebied, hoe groter de kans wordt geacht dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. In delen van het plangebied wordt de kans dus klein geacht op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Opgemerkt moet worden, dat de begrenzing van de zones indicatief is, zeker op deze schaal. Verder heeft de verwachtingswaarde op de IKAW vooral betrekking op vindplaatsen ouder dan de Late Middeleeuwen; op basis van een bureauonderzoek kan de (lage) verwachting daarom later nog omhoog bijgesteld worden. Er zijn aanwijzingen om de lage archeologische verwachting omhoog bij te stellen op basis van Archis of CHS. Uit het plangebied of directe omgeving zijn volgens Archis verschillende archeologische vondsten bekend. Het betreft onder andere vondsten uit de Steentijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen, die onder andere gevonden zijn bij baggerwerkzaamheden in of nabij het plangebied. Het is niet duidelijk of de vondsten verspoeld waren of in situ lagen. Voor het plangebied Amerongse Bovenpolder is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Wink, K. & Brokke, A.J. (2007), Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Amerongse Bovenpolder, Arcadis). De provincie heeft kennisgenomen van dit conceptrapport en het daarin onderbouwde vermoeden dat delen van het plangebied verstoord zijn. Het is echter in onze ogen onvoldoende aangetoond dat het plangebied zodanig verstoord is, dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Gezien het feit dat de mate van verstoring onbekend is, dient voorafgaand aan de ontgraving Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van verkennende boringen plaats te vinden. Dit onderzoek heeft tevens tot doel om zo mogelijk zones aan te wijzen waar archeologische waarden behouden kunnen zijn gebleven. Het inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd door een daartoe bevoegd bedrijf op basis van een door het bevoegd gezag, in casu de provincie Utrecht, goedgekeurd Plan van Aanpak/Programma van Eisen. De rapportage van het onderzoek dient in conceptvorm ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden aangeboden. Deze zal dan vóór goedkeuring getoetst worden aan de hand van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1) en de Richtlijnen voor Inventariserend Veldonderzoek in de Provincie Utrecht (Provincie Utrecht, versie 3.1, december 2007). Indien uit het Inventariserend Veldonderzoek blijkt dat vervolgonderzoek noodzakelijk is, zal ook dit moeten worden uitgevoerd vóór aanvang van de werkzaamheden. Archeologisch veldonderzoek is niet noodzakelijk, wanneer kan worden aangetoond dat de bodem op deze locaties niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. Wij zijn van mening dat de archeologische belangen hiermee voldoende zijn meegewogen in de plannen. 4. Waterhuishouding. Gelijktijdig met de ontgrondingsaanvraag zijn een ontheffing in het kader van de Keur bij het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en een vergunning in het kader van de Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat aangevraagd. De 4

5 waterhuishoudkundige aspecten worden in het kader van deze vergunningen beoordeeld. 5. Natuur en Landschap. De ontgronding is gelegen binnen de groene contouren vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Utrecht 13 december In het Natuurgebiedsplan uiterwaarden van Nederrijn en Lek, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht 30 oktober 2001 is het plangebied begrensd als nieuwe natuur, bestaande natuur en ecologische verbindingszone. Het plangebied valt vrijwel geheel binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Nederrijn. Vrijwel de gehele uiterwaard is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en een deel van het plangebied is aangewezen voor de Habitatrichtlijn. De geplande natuurontwikkeling is er op gericht de vastgestelde natuurdoelen te realiseren waarbij positieve effecten op de kwalificerende soorten optreden. Om negatieve effecten, ook tijdens de uitvoering van de werkzaamheden waar mogelijk te voorkomen zijn een vergunning artikel 19d Natuurbeschermingswet en een ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet aangevraagd. De ontheffing Flora- en faunawet is op 27 maart 2008 onder voorwaarden verleend. De overige aspecten van natuur en landschap zullen in het kader van de Natuurbeschermingswet nader worden afgewogen. Door de voorgenomen plannen vindt er, naar onze mening, geen onaanvaardbare aantasting van landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden plaats. 6. Zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. V. Beroep. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de datum van de bekendmaking tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. Daarvoor is een griffierecht verschuldigd. Hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 36 van de Wet op de Raad van State (algemene en bijzondere bepalingen over beroep) zijn van toepassing. Belanghebbenden die beroep hebben ingesteld, hebben de mogelijkheid een voorlopige voorziening te vragen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, indien gelet op de belangen onverwijlde spoed is vereist. Daarvoor is opnieuw een griffierecht verschuldigd. VI. Inwerkingtreding. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op de dag waarop de termijn van 6 weken afloopt voor het indienen van een beroepschrift. Indien gedurende de termijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Tevens willen wij erop wijzen dat er andere vergunningen noodzakelijk kunnen zijn die verband houden met deze ontgronding. VII. Verzending. Een afschrift van dit besluit is toegezonden aan: a. de aanvrager van de vergunning: Dienst Landelijk Gebied Regio West; t.a.v. de heer A. de Ruiter, Postbus 8540, 3503 RM Utrecht; b. Arcadis Regio B.V. t.a.v. de heer T. Fiedler, Postbus 410, 2130 AK Hoofddorp; 5

6 c. Gemeente Utrechtse Heuvelrug, t.a.v. dhr. C. Grasmeijer, Postbus 200, 3940 AE Doorn; d. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, t.a.v. dhr. M. Oldenziel, Postbus 550, 3990 GJ Houten; e. Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied, t.a.v. de heer K.P.J. Wiss, Kanaalweg 95B, 3533 HH Utrecht; f. Rijkswaterstaat Oost-Nederland, District Rijn en Lek, t.a.v. P.A. van den Neste, Postbus AB Wageningen; g. Rijkswaterstaat Directie Oost Nederland, t.a.v. de hoofdingenieur directeur, Postbus 9070, 6800 ED Arnhem; h. Provincie Gelderland, t.a.v. mevr. A. Hoekstra, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem; i. De LTO Noord Belangenbehartiging, t.a.v. de heer Stam, Postbus 126, 7400 AC Deventer. Gedeputeerde Staten voornoemd, namens hen, Mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink, afdelingsmanager Vergunningverlening 6

7 BIJLAGE 1 Voorschriften behorende bij besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 23 september 2008, afdeling Vergunningverlening, nr. 2008INT De vergunning heeft betrekking op het ontgronden van de volgende percelen kadastraal bekend: Gemeente Rhenen, sectie H, nummers 6910 en 6945 allen gedeeltelijk. gemeente Amerongen, sectie E, nummers 711, 334, 569, 629, 489, 632, 570, 685, 492, 680, 131, 681, 678, 587, 581, 505 en 628 allen gedeeltelijk. gemeente Amerongen, sectie F, nummers 604, 614, 698 en 717 allen gedeeltelijk. UITVOERING 1. Bij de voorschriften behoren de volgende tekeningen Project Rivierkwelgeul Amerongse Bovenpolder Projectnr : a. Situatie Amerongen Oost met tekeningnr.: 01 versie B d.d ; b. Dwarsprofielen Amerongen Oost met tekeningnr.: 02 versie B d.d ; c. Situatie Amerongen West met tekeningnr.: 04 versie B d.d ; d. Dwarsprofielen Amerongen West met tekeningnr.: 05 versie B d.d ; e. Situatie Amerongen Hank Midden met tekeningnr.: 07 versie B d.d ; f. Dwarsprofielen Amerongen Hank Midden met tekeningnr.: 08 versie B d.d ; g. Terreinhoogtes Amerongen Oost met tekeningnr. 3, versie B d.d ; h. Terreinhoogtes Amerongen West met tekeningnr. 6, versie B d.d ; i. Ecotopenkaart Amerongen met tekeningnr. 11, versie A d.d ; j. Planning Bouwroute met locatieaanduiding Platenbaan / Bouwweg en loswallen Oost, Midden en West; 2. De percelen dienen te worden ontgrond zoals aangegeven op de in voorschrift 1 genoemde tekeningen. 3. De blijvende taluds van ingraving moeten worden gegraven zoals aangegeven op de in voorschrift 1, onder b, d en f genoemde tekeningen. 4. Van het begin van elke periode van ontgronding moet een week tevoren schriftelijk worden kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht (zie meldingsformulier bijlage 2). 5. Het transport van machines, materialen en bouwgrondstoffen binnen de ontgrondingslocatie dient plaats te vinden over de Platenbaan / Bouwweg zoals aangegeven op de in voorschrift 1, onder j genoemde tekening. 6. Afvoer van klei en zand per as buiten de ontgrondingslocatie mag zonder onze toestemming niet. 7. Indien de ontgronding niet geheel worden uitgevoerd, dan moet het ontgronde gedeelte op regelmatige wijze aan het niet ontgronde gedeelte worden aangesloten. Dit dient te geschieden op aanwijzingen van door ons aangewezen provinciale medewerker(s). 8. Alle werken moeten worden uitgevoerd en tijdens de uitvoering worden onderhouden in overeenstemming met de voorschriften en met inachtneming van aanwijzingen, te geven door of namens ons aangewezen provinciale medewerker(s). 7

8 9. Binnen één week na gereedkomen van de ontgronding moet hiervan schriftelijk kennis gegeven worden aan gedeputeerde staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 10. De vergunning moet gedurende de uitvoering van de werkzaamheden op het terrein aanwezig zijn en op eerste vordering aan politie en aan de met toezicht op ontgrondingen belaste medewerkers worden getoond. METINGEN EN REGISTRATIES 11. Ten behoeve van het van provinciewege verrichten van controlemetingen moet de vergunninghouder meetgereedschap ter beschikking stellen. Hulp verlenen met het naar het werkterrein overbrengen van peilen, het aanbrengen van hoogtemerken, het doen van waterpassingen en opmetingen en dergelijke. De vergunninghouder moet desverlangd materialen voor het aanbrengen van hoogtemerken beschikbaar stellen. 12. De vergunninghouder dient elk jaar in de maand januari de gewonnen hoeveelheden klei/zand, gespecificeerd naar werk waarvoor het is geleverd, aan ons op te geven. BOUWGRONDSTOFFENBELEID 13. Het is toegestaan van de vrijkomende bouwgrondstoffen, maximaal m³ klei en zand en m³ bagger, de volgende hoeveelheden in het gebied toe te passen: Circa m³ bagger storten in de put van Spijk Circa m³ klei voor afdekking van de baggerstortlocatie Circa m³ klei voor de afdekking van kwellocaties; Circa tot m³ klei en zand voor de hoogwatervluchtplaats. De resterende hoeveelheid zand en klei dient te worden afgevoerd, waarbij de klei die geschikt is voor de grof keramische industrie of dijkenbouw daarvoor dient te worden gebuikt. 14. Het is verboden grondspecie van elders aan te voeren zonder toestemming van Gedeputeerde Staten. ARCHEOLOGIE 15. Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet verplicht dit direct te melden (artikel 47). De melding dient te gebeuren bij het meldpunt archeologie van de provincie Utrecht ( of ). Bij het achterwege laten van een melding zijn de artikelen 56 en 57 van de Monumentenwet van toepassing. 16. Medewerkers van de provincie Utrecht die zijn belast met archeologie kunnen aanwijzingen geven over de uitvoering van de ontgronding. Deze dienen te worden opgevolgd. 17. Voorafgaand aan de ontgraving dient een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van verkennende boringen plaats te vinden. Het inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd door een daartoe bevoegd bedrijf op basis van een door het bevoegd gezag, in casu de provincie Utrecht, goedgekeurd Plan van Aanpak/Programma van Eisen. De rapportage van het onderzoek dient in conceptvorm ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden aangeboden. 8

9 18. Indien uit het Inventariserend Veldonderzoek blijkt dat vervolgonderzoek noodzakelijk is, zal ook dit moeten worden uitgevoerd vóór aanvang van de werkzaamheden. Archeologisch veldonderzoek is niet noodzakelijk, wanneer kan worden aangetoond dat de bodem op deze locaties niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. WATERHUISHOUDING 19. Ten behoeve van de waterbeheersing c.q. waterhuishouding moeten de aan het ontgrondingsterrein gelegen watergangen worden vrijgehouden van grond, bagger, etc. en zonodig op eerste aanzegging van ons worden opgeschoond. NATUUR EN LANDSCHAP 20. Het ontgronde terrein moet altijd worden vrijgehouden van afvalstoffen en indien nodig van ongewenste begroeiing. AFWERKING 21. Indien de afwerking van het terrein naar het oordeel van ons onvoldoende voortgang heeft, mag er geen klei of zand meer worden ontgraven of afgevoerd. Indien de door of namens ons gegeven aanwijzingen of de afwerking van het terrein niet worden opgevolgd, is ontgraven van klei of zand evenmin geoorloofd. 22. Het terrein moet binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van alle benodigde vergunningen of toestemmingen geheel afgewerkt worden opgeleverd. Onder vergunninghouder wordt verstaan Dienst Landelijk Gebied Regio West, Postbus 8540, 3503 RM Utrecht. 9

10 BIJLAGE 2 Meldingsformulier start werkzaamheden ontgrondingsvergunning Nummer vergunning: 2008INT Datum vergunning: 23 september 2008 Ontgrondingsnummer: 1489 Vergunninghouder: Dienst Landelijk Gebied Regio West Contactpersoon : tel De vergunninghouder zorgt er voor dat dit formulier tenminste één week voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, ingevuld en ondertekend wordt opgestuurd of gefaxt naar onderstaande adres. Gegevens van het werk: Startdatum werk: Mogelijke einddatum werk Bijzonderheden: Plaats en datum Naam en handtekening Opsturen of faxen naar: Provincie Utrecht Afdeling Handhaving Postbus TH Utrecht Fax Tel