Afdeling Vergunningverlening BESCHIKKING

Transcriptie

1 Afdeling Vergunningverlening Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht BESCHIKKING Tel Fax Datum 16 september 2009 Team Natuur en Landschap / Bodem en Water Nummer 2009INT Referentie De heer H.S. Heite / De heer W. Buizer Uw brief van 25 juni 2009 Doorkiesnummer / Uw nummer Faxnummer Bijlage Diversen adres Herwin.Heite@provincie-utrecht.nl Wim.Buizer@provincie-utrecht.nl Onderwerp Definitieve beschikking insteekhaven G. den Hartog te Montfoort Beslissing van Gedeputeerde Staten van Utrecht op de aanvragen ontvangen d.d. 25 juni 2009 van de heer G. den Hartog, Achthoven Oost 30A, 3417 PE te Montfoort, om ontheffing als bedoeld in artikel 8 van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996 (hierna de verordening te noemen) en om vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet. I. Besluit Wij hebben besloten: 1. De gevraagde ontgrondingsvergunning te verlenen onder de voorschriften vermeld in bijlage De gevraagde ontheffing op grond van de verordening te verlenen voor de insteekhaven met de afmetingen van 7,125 / 6,00 x 3,00 (lengte x breedte in meters) met bijbehorende afmeervoorzieningen zoals weergegeven op de detailkaart damwand / haventje, onder de voorschriften vermeld in bijlage 1. Het vaartuig Corsiva valt qua afmetingen onder de vrijstelling van artikel 7h, lid 4, van de verordening. Derhalve is geen ontheffing vereist voor het afmeren van het vaartuig. II. Omschrijving van de aanvragen: De nu voorliggende aanvraag om een ontgrondingsvergunning heeft betrekking op het graven van een insteekhaven in de achtertuin van de woning Achthoven Oost 30A te Montfoort. Bij deze ontgronding komt circa 1 m³ bovengrond en 27 m³ klei vrij die ter plaatse wordt verwerkt.

2 De aanvraag op grond van de verordening betreft een verzoek om ontheffing van het verbod vervat in artikel 7j en 7h van de verordening voor het maken of hebben van een insteekhaven, de met de insteekhaven verband houdende voorzieningen en het afmeren van een vaartuig. De insteekhaven en het vaartuig liggen op een locatie plaatselijk bekend als Achthoven Oost 30A te Montfoort in de Hollandse IJssel. De aanvraag wordt gedaan in de hoedanigheid van eigenaar en gebruiker van de insteekhaven en daarmee verband houdende voorzieningen op de oever en in het water De aanvraag op grond van de verordening betreft concreet: - Artikel 7j, lid 1: Een verzoek om ontheffing voor het hebben van een insteekhaven met de afmetingen: 7,125 / 6,00 x 3,00 (lengte x breedte in meters); - Artikel 7j, lid 2: Een verzoek om ontheffing voor het hebben van de met een insteekhaven verband houdende voorzieningen; - Artikel 7h, lid 4: Een verzoek voor het afmeren van het open vaartuig Corsiva met de volgende afmetingen: 5,60 x 2,50 x 0,60 (lengte x breedte x hoogte in meters). Zoals eerder aangegeven, is voor het afmeren van het vaartuig geen ontheffing van de verordening nodig aangezien het vaartuig onder een vrijstelling valt. III. Procedure Overeenkomstig het bepaalde in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht is de aanvraag met bijbehorende stukken toegezonden aan Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en een tweetal omwonenden die aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden. IV. Motivering Op grond van het bovenstaande hebben wij het volgende overwogen: 1. Bouwgrondstoffenbeleid De aanvraag voor de ontgrondingenvergunning moet passen in het bouwgrondstoffenbeleid zoals vastgelegd in het Bouwgrondstoffenplan provincie Utrecht van november Aan de volgende criteria moet zijn voldaan om binnen het Bouwgrondstoffenplan te vallen: a. Het moet gaan om een secundaire winning. b. Vrijkomende grond moet hoogwaardig worden toegepast. Deze aanvraag, waar het doel van de ontgronding de aanleg van een insteekhaven is, is niet primair gericht op het winnen van delfstoffen. Bij de ontgronding komt circa 1 m³ bovengrond en 27 m³ klei vrij die in de tuin van de woning Achthoven Oost 30A verwerkt zal worden. Omdat de ontgronding niet een primaire winning is en het om een geringe hoeveelheid af te graven bovengrond en klei gaat, bestaat ingevolge het bouwgrondstoffenbeleid geen bezwaar tegen de voorgenomen ontgronding. 2. Ruimtelijke Ordening Het bouwplan voor de insteekhaven is gelegen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan

3 Buitengebied Montfoort. Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort hebben op 4 augustus 2009 schriftelijk laten weten geen bezwaren te hebben tegen de vergunningverlening voor het realiseren van de insteekhaven en het afmeren van het vaartuig. Het bestemmingsplan Buitengebied Montfoort is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 oktober 2000 en door Gedeputeerde Staten van Utrecht goedgekeurd op 29 mei Archeologie Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale cultuurnota, in het streekplan en in de Handleiding Bestemmingsplannen Buitengebied. Archeologisch onderzoek wordt in principe geadviseerd bij ruimtelijke plannen, indien bodemingrepen plaatsvinden in ongeroerde grond op plaatsen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) of met een (middel)hoge verwachtingswaarde volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). De ontgronding ligt niet op een terrein zoals aangeduid op de AMK en ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde volgens de IKAW. Gelet op de zeer beperkte afmetingen van de ontgronding is de kans op het aantreffen van archeologisch waardevolle waarden zeer gering. Er zijn daarom geen extra voorwaarden m.b.t. archeologisch onderzoek opgenomen. Wij zijn van mening dat de archeologische belangen hiermee voldoende zijn meegewogen in de plannen. 4. Waterhuishouding. Er is aan de heer G. den Hartog d.d. 9 juli 2009 door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vergunning verleend krachtens artikel 37 van de Keur (kenmerk: ). De waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit kader nader afgewogen. 5. Natuur en Landschap a. Beleid met betrekking tot havens en aanlegplaatsen Sinds 18 oktober 2002 is de voormalige Woonschepenverordening provincie Utrecht opgegaan in Hoofdstuk III Wateren van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996 als uitvloeisel van de Notitie Woonschepenbeleid (hierna de Notitie genoemd). De verordening is één van de uitvoeringsinstrumenten van het Beleidsplan natuur en landschap provincie Utrecht en haar uitwerkingsplannen. Paragraaf 3 en 5 van de verordening gaan in op het afmeren van vaartuigen en (drijvende) voorwerpen en het maken of hebben van havens en aanlegplaatsen en daarmee verband houdende voorzieningen. Artikel 7j, lid 1, van de verordening geeft het verbod om havens en aanlegplaatsen te maken of te hebben. Op grond van artikel 7j, lid 2, van de verordening is het verboden om met havens of aanlegplaatsen verband houdende voorzieningen (onder andere vlonders, steigers en beschoeiingen) te maken of te hebben. Havens en aanlegplaatsen op bepaalde locaties kunnen de door de verordening beschermde belangen aantasten. Indien de insteekhaven landschappelijk niet ingepast kan worden is ontheffingverlening niet mogelijk. Ontheffingen worden slechts verleend indien geen onaanvaardbare aantasting ontstaat aan natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden (NLCA waarden). b. NCLA waarden en toetsing van de aanvraag De insteekhaven De insteekhaven is gesitueerd in de achtertuin van de woning Achthoven Oost 30A in de rivier de Hollandse IJssel. Er is ter plaatse sprake van een bebouwingslint langs de Hollandse IJssel en in de

4 nabijheid ligt één andere insteekhaven. In de Structuurvisie , provincie Utrecht 13 december 2004, valt de locatie Achthoven Oost 30A binnen de zone Landelijk gebied 4, bestaande natuurgebieden en gebieden die in de komende periode als nieuwe natuur zullen worden ingericht, beide vaak met recreatief medegebruik. Daarnaast is de Hollandse IJssel in zijn geheel aangewezen als ecologische verbindingszone in de Structuurvisie , provincie Utrecht 13 december 2004 (zie ook Zone XIII. Hollandse IJssel, Natuurgebiedsplan Zuidwest Utrecht, provincie Utrecht 16 maart 2004). Ecologische verbindingen zijn een essentieel onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Onder ecologische verbindingen worden gebieden of structuren verstaan die planten en dieren de mogelijkheid bieden zich binnen het landschap te verplaatsen tussen leefgebieden. Verbindingszones zullen, als strategie bij het oplossen van de problematiek van versnippering en isolatie, een positieve invloed uitoefenen op de overleving van populaties en planten- en diersoorten en daarmee bijdragen aan de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van ecosystemen. Ter plaatse van de woning Achthoven Oost 30A langs de Hollandse IJssel zijn geen bestaande natuurgebieden aanwezig of natuurontwikkelingsgebieden gepland. Tevens is er geen rietkraag, moerasstrook en/of natuuroever aanwezig. Gelet op het voorgaande zal de aanwezigheid van de insteekhaven de ter plaatse aanwezige Ecologische Hoofdstructuur slechts in minimale zin kunnen aantasten. De Hollandse IJssel ligt in het Nationaal Landschap Groene Hart. In de Nota Ruimte zijn hiervoor de kernkwaliteiten verkavelingspatroon, groen karakter door beplante dijken en kades en grote mate van openheid aangegeven. De rivier is een belangrijke landschappelijke lijn in het veenweidelandschap van de Utrechtse Waarden. Het is de ontginningsbasis waarvandaan het natte veengebied in gebruik is genomen, de basis van het verkavelingspatroon. De doorgaande lijn van de rivieroever met de dijken is een belangrijk onderdeel in het landschapsbeeld. De verkaveling van het achterliggende veenweidegebied staat hier min of meer haaks op. Deze confrontatie van lijnen is een belangrijke landschappelijke kwaliteit die zichtbaar moet blijven in het landschap. De insteekhaven past in dit patroon omdat de insteekhaven gerealiseerd wordt in de lijn van het achterliggende landschap. Dit is tevens de reden waarom de zijkanten van de insteekhaven verschillen in lengte en de langste zijde van de insteekhaven 7,125 (lengte in meters) bedraagt. De onderbreking van de oeverlijn vormt een aantasting van de landschappelijke waarde en dient daarom tot een minimum beperkt te blijven. Hierdoor blijft ook de aantasting van de Ecologische verbindingszone tot een minimum beperkt. De insteekhaven is met zijn afmetingen van 7,125 / 6,00 x 3,00 (lengte x breedte in meters) niet groter dan noodzakelijk voor het af te meren vaartuig. De aanwezigheid van deze insteekhaven leidt derhalve niet tot een onaanvaardbare aantasting van de te beschermen waarden. Voor de insteekhaven kan daarom de ontheffing worden verleend. Het vaartuig De ligplaats van het vaartuig ligt in het toepassingsgebied van de verordening. Op deze locatie is de uitzonderingsbepaling van artikel 7h, lid 4, van de verordening van toepassing: er is sprake van een ligplaats bij een erf. Volgens deze bepaling mag aan een erf één open vaartuig met een maximale lengte van 7 meter worden afgemeerd. Het open vaartuig Corsiva, met de afmetingen 5,60 x 2,50 x 0,60 (lengte x breedte x hoogte in meters), valt onder deze vrijstellingsbepaling en daarom is hiervoor geen ontheffing vereist.

5 V. Zienswijzen Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft geen zienswijze ingediend en heeft op 9 juli 2009 een keurvergunning verleend voor het realiseren van de insteekhaven zodat wij er vanuit mogen gaan dat zij geen bezwaren hebben naar aanleiding van de aanvraag. Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort hebben op 4 augustus 2009 schriftelijk laten weten geen bezwaren te hebben tegen de vergunningverlening voor het realiseren van de insteekhaven en het afmeren van het vaartuig. Het tweetal omwonenden heeft geen zienswijze ingediend zodat wij er vanuit mogen gaan dat zij geen bezwaren hebben naar aanleiding van de aanvraag. VI. Bezwaar Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit gemotiveerd bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, t.a.v. de secretaris van de Awb-commissie knr. C02.14, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, binnen zes weken na de datum van bekendmaking. Hoofdstuk 6 (algemene bepalingen over bezwaar) en de afdelingen 7.1 en 7.2 (bijzondere bepalingen over bezwaar) van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. Tevens hebben belanghebbenden de mogelijkheid, indien gelet op de belangen onverwijlde spoed is vereist, een verzoek om voorlopige voorziening te vragen bij de Rechtbank te Utrecht. Hiervoor is griffierecht verschuldigd. VII. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op de dag waarop de termijn van 6 weken afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende deze termijn bij de Rechtbank Utrecht een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. VIII. Andere vergunningen Volledigheidshalve wijzen wij erop dat er andere vergunningen noodzakelijk kunnen zijn die verband houden met de aanleg en het gebruik van de insteekhaven. IX. Verzending Dit besluit wordt verzonden aan de aanvrager van de ontheffing: - De heer G. den Hartog, Achthoven Oost 30A, 3417 PE te Montfoort. De provincie hecht veel waarde aan een goede samenwerking en bevordert dat de verschillende

6 overheidsinstanties zoveel mogelijk gecoördineerd optreden. Informatie-uitwisseling is daarom van belang. Daarom is een afschrift van deze brief tevens gezonden aan de in dit geval van belang zijnde handhavingspartners. Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan: a. Burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort, t.a.v. de heer J.W. Bontje, Postbus 41, 3417 ZG te Montfoort; b. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, t.a.v. de heer M. Sleeuwenhoek, Postbus 550, 3990 GJ te Houten; c. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie Utrecht, Waterstaat district Utrecht, t.a.v. mevrouw E.B. Polman-Sonnema, Postbus 555, 3430 AN te Nieuwegein; d. Bewoners, Achthoven Oost 30, 3417 PE te Montfoort; e. Bewoners, Achthoven Oost 32, 3417 PE te Montfoort. Gedeputeerde Staten voornoemd, namens hen, Mevrouw ir. A.M. van Oosterwyck, Teamleider Natuur en Landschap, Afdeling Vergunningverlening. De bijlagen bij dit besluit zijn: 1. Aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen inclusief gewaarmerkte bescheiden zoals genoemd in bijlage Meldingsformulier start werkzaamheden ontgrondingsvergunning. 3. Meldingsformulier gereedkomen werkzaamheden ontgrondingsvergunning. 4. Relevante artikelen Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996.

7 BIJLAGE 1 Voorschriften en beperkingen behorende bij besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 16 september 2009, afdeling Vergunningverlening, nr. 2009INT De vergunning heeft betrekking op het ontgronden van het perceel, kadastraal bekend gemeente Linschoten, sectie F, nummer 665 gedeeltelijk. UITVOERING 1. Bij de voorschriften behoren de volgende gewaarmerkte bescheiden: a. Overzicht plaatsbepaling; b. Details damwand / haventje; c. Overzicht kadasterkaart. 2. Het perceel dient te worden ontgrond zoals aangegeven op de in voorschrift 1 genoemde tekeningen. 3. De blijvende taluds van ingraving moeten worden gegraven zoals aangegeven op de in voorschrift 1, onder c genoemde tekening. 4. Van het begin van de ontgronding moet één week tevoren schriftelijk worden kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 5. Binnen één week na gereedkomen van de ontgronding moet hiervan schriftelijk kennis gegeven worden aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 6. De vergunning moet gedurende de uitvoering van de werkzaamheden op het terrein aanwezig zijn en op eerste vordering aan politie en aan de met toezicht op ontgrondingen belaste medewerkers worden getoond. BOUWGRONDSTOFFENBELEID 7. Het is toegestaan de vrijgekomen 1 m³ bovengrond en 27 m³ klei, maximaal circa 28 m³, in de tuin van de woning Achthoven Oost 30A te verwerken. 8. Het is verboden grondspecie van elders aan te voeren zonder toestemming van Gedeputeerde Staten. ARCHEOLOGIE 9. Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet verplicht dit direct te melden (artikel 53). De melding dient te gebeuren bij het Meldpunt Archeologie van Landschap Erfgoed Utrecht,

8 ( of ). Bij het achterwege laten van een melding zijn de artikelen 61 en 62 van toepassing. 10. Medewerkers van de provincie Utrecht die zijn belast met archeologie kunnen aanwijzingen geven over de uitvoering van de ontgronding. Deze dienen te worden opgevolgd. 11. Tijdens de graafwerkzaamheden dient aan (amateur) archeologen gelegenheid te worden gegeven tot het doen van archeologische waarnemingen. WATERHUISHOUDING 12. Ten behoeve van de waterbeheersing c.q. waterhuishouding moeten de aan het ontgrondingsterrein gelegen watergangen worden vrijgehouden van grond, bagger, etc. en zo nodig op eerste aanzegging van ons worden opgeschoond. NATUUR EN LANDSCHAP 13. Het ontgronde terrein moet altijd worden vrijgehouden van afvalstoffen en indien nodig van ongewenste begroeiing. 14. De ontheffing op grond van de verordening is uitsluitend verleend voor de op de bijgevoegde gewaarmerkte bescheiden aangegeven insteekhaven, met de afmetingen van 7,125 / 6,00 x 3,00 (lengte x breedte in meters), en de daarmee verband houdende voorzieningen zoals weergegeven op de bijgevoegde detailkaart damwand / haventje (hierboven bij art.1 onder b vermeld). 15. In de insteekhaven mogen geen andere schepen of drijvende voorwerpen worden afgemeerd, afgezien van hetgeen is bepaald in artikel 7h, vierde lid van de verordening. 16. Aan het uiterlijk aanzien van de insteekhaven mogen zonder voorafgaande toestemming van Gedeputeerde Staten van Utrecht geen wijzigingen worden aangebracht. 17. De zakelijk gerechtigde, bezitter, de houder of gebruiker van de insteekhaven, aan wie thans ontheffing wordt verleend, mag niet worden vervangen door een andere zakelijk gerechtigde, bezitter, houder of gebruiker zonder voorafgaande melding aan Gedeputeerde Staten van Utrecht. Deze melding moet tenminste twee weken van tevoren worden gedaan. AFWERKING 18. Het terrein moet binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van alle benodigde vergunningen of toestemmingen geheel afgewerkt worden opgeleverd. Onder vergunninghouder wordt verstaan de heer G. den Hartog.

9 BIJLAGE 2 Meldingsformulier start werkzaamheden ontgrondingsvergunning Nummer vergunning: 2009INT Datum vergunning: 16 september 2009 Ontgrondingsnummer: 1520 Vergunninghouder: Contactpersoon : de heer G. den Hartog tel. De vergunninghouder zorgt ervoor dat dit formulier tenminste één week voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, ingevuld en ondertekend wordt opgestuurd of gefaxt naar onderstaand adres. Gegevens van het werk: Startdatum werk: Mogelijke einddatum werk Bijzonderheden: Plaats en datum Naam en handtekening Opsturen of faxen naar: Provincie Utrecht Afdeling Handhaving Postbus TH Utrecht Fax Tel Menno.Heil@provincie-utrecht.nl

10 BIJLAGE 3 Meldingsformulier gereedkomen werkzaamheden ontgrondingsvergunning Nummer vergunning: 2009INT Datum vergunning: 16 september 2009 Ontgrondingsnummer: 1520 Vergunninghouder: Contactpersoon : de heer G. den Hartog tel. De vergunninghouder zorgt ervoor dat dit formulier tenminste één week na gereedkomen van de ontgronding ingevuld en ondertekend wordt opgestuurd of gefaxt naar onderstaand adres. Gegevens van het werk: Einddatum werk Bijzonderheden: Plaats en datum Naam en handtekening Opsturen of faxen naar: Provincie Utrecht Afdeling Handhaving Postbus TH Utrecht Fax Tel Menno.Heil@provincie-utrecht.nl

11 BIJLAGE 4 Relevante artikelen Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht Artikel Deze verordening is van toepassing op het gedeelte van het grondgebied van de in de provincie Utrecht gelegen gemeenten dat zich bevindt buiten de grenzen van de bebouwde kom, zoals deze ingevolge het bepaalde in artikel 27 van de Wegenwet door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld. Artikel 1a. 1. Ontheffingen krachtens deze verordening worden verleend indien als gevolg van hetgeen daarbij wordt toegestaan natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke waarden niet onaanvaardbaar worden geschaad. Hoofdstuk III Wateren Paragraaf 3 Andere vaartuigen en voorwerpen Artikel 7h. 1. Het is de zakelijk gerechtigde tot en de bezitter, houder of gebruiker van een vaartuig of ander voorwerp, niet zijnde een woonschip, verboden dat vaartuig of voorwerp ligplaats te laten nemen, te ankeren of te meren, of anderszins in een water te plaatsen op andere plaatsen dan aangegeven met een van de verkeerstekens E.5 tot en met E.7.1 van bijlage 7 bij het Binnenvaartpolitiereglement. 2. Bij het plaatsen van een verkeersteken let het bevoegd gezag mede op het belang van het voorkomen of beperken van schade aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarde van het gebied als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, van de Scheepvaartverkeerswet, onverminderd artikel 7j. 3. Het verbod is niet van toepassing in jacht- of bedrijfshavens en bij het vervoer van uitsluitend bedrijfsmiddelen en degenen die die middelen gebruiken of afleveren. 4. Het verbod is voorts niet van toepassing met betrekking tot één open vaartuig van ten hoogste zeven meter lengte bij een erf. 5. Gedeputeerde staten kunnen vrijstelling van het verbod verlenen voor bepaalde plaatsen en voor bepaalde vaartuigen of categorieën van vaartuigen. Een vrijstelling kan voor een bepaalde periode

12 verleend worden. Paragraaf 5 Havens en aanlegplaatsen Artikel 7j. 1. Het is verboden havens of aanlegplaatsen te maken of te hebben. 2. Het is verboden met havens of aanlegplaatsen verband houdende voorzieningen, zoals toegangswegen, steigers, meerpalen, beschoeiingen, verhardingen, vlonders, vlotten, plankieren, windschermen of erfafscheidingen, te maken of te hebben. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover het aanleg en onderhoud van nutsvoorzieningen betreft ten behoeve van de gebruikers van een haven of aanlegplaats waarvoor een ontheffing van kracht is. 4. Gedeputeerde staten kunnen voor bepaalde plaatsen en met betrekking tot bepaalde categorieën van vaartuigen vrijstelling verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden. Hoofdstuk IV Ontheffingen Artikel Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van de in deze verordening gestelde verboden. 2. Zij kunnen aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden. 3. Een ontheffing geldt voor ten hoogste tien jaar. 4. Voor de aanvragen kunnen gedeputeerde staten een formulier voorschrijven. 5. Op een aanvraag wordt binnen dertien weken beslist. Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal met ten hoogste dertien weken verdagen. 6. Een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken indien: a. bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt en de ontheffing op basis van de juiste gegevens anders of niet zou zijn verleend;

13 b. de voorschriften of beperkingen onvoldoende of niet worden nageleefd of veranderingen worden aangebracht ten opzichte van de gegevens op basis waarvan de ontheffing is verleend; c. de ontheffing gedurende een jaar niet is gebruikt of d. gewijzigde inzichten of omstandigheden dat vergen.