Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.

Transcriptie

1 Vergunningverlening BESLUIT Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 20 januari 2010 Team Bodem en Water Nummer 2010INT Referentie J.A. Sonneveld Uw brief van 9 juli 2009 Doorkiesnummer Uw nummer jvdh Faxnummer Bijlage diverse adres Jacob.Sonneveld@provincie-utrecht.nl Onderwerp Besluit ontgronding nr. 1522, natuurontwikkeling op Landgoed Sterkenburg in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Beslissing van Gedeputeerde Staten van Utrecht op de aanvraag d.d. 13 juli 2009 van Bosgroep Midden Nederland te Ede, in opdracht van Landgoed Sterkenburg BV, om vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet. I. Besluit. Wij hebben besloten de gevraagde vergunning te verlenen onder de voorschriften vermeld op bijlage 1. Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag. II. Omschrijving van de aanvraag. De nu voorliggende aanvraag om een ontgrondingsvergunning heeft betrekking op een ontgronding voor de ontwikkeling van agrarisch grasland naar natuur (natuurontwikkeling) op het Landgoed Sterkenburg te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug. Bij deze ontgronding komt circa m³ klei vrij die ter plaatse verwerkt zal worden. Indien de grond niet ter plaatse verwerkt kan worden, wordt deze naar elders afgevoerd. III. Procedure. De aanvraag is compleet ontvangen op 13 juli Overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanvraag met bijbehorende stukken toegezonden aan de bestuursorganen: Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug; Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug hebben laten weten dat zij geen bezwaren hebben tegen vergunningverlening. Zij hebben ons tevens een afschrift van de op 28 oktober 2009 afgegeven aanlegvergunning toegezonden.

2 Van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hebben wij geen reactie ontvangen. De aanvraag met bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit hebben gedurende 6 weken ter inzage gelegen, van 19 november 2009 tot en met 6 januari Een ieder is in de gelegenheid gesteld zienswijzen ten aanzien van de aanvraag en het ontwerpbesluit kenbaar te maken. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. IV. Motivering. Op grond van het bovenstaande hebben wij het volgende overwogen. 1. Bouwgrondstoffenbeleid. De vergunningaanvraag moet passen in het bouwgrondstoffenbeleid zoals vastgelegd in het Bouwgrondstoffenplan provincie Utrecht van november Aan de volgende criteria moet zijn voldaan om binnen het Bouwgrondstoffenplan te vallen: a. Het moet gaan om een secundaire winning; b. Vrijkomende grond moet hoogwaardig worden toegepast. Deze aanvraag, waar het doel van de ontgronding natuurontwikkeling is, is niet primair gericht op het winnen van delfstoffen. Bij de ontgronding komt m³ klei vrij. Deze klei is niet geschikt voor de grofkeramische industrie of dijkverzwaring. Er bestaat geen bezwaar tegen om de vrijkomende grondstoffen binnen het project of voor andere doeleinden elders te verwerken. Omdat de ontgronding niet een primaire winning is en de grond hoogwaardig toegepast wordt, bestaat ingevolge het Bouwgrondstoffenbeleid geen bezwaar tegen de voorgenomen ontgronding. 2. Ruimtelijke Ordening. De te ongronden percelen bevinden zich in het Rivierengebied dat uitgeroepen is tot nationaal landschap. De te ontgronden percelen liggen voor een groot deel binnen de bestemming Agrarisch gebied met Landschaps- en Natuurwaarden van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (voorheen gemeente Driebergen-Rijsenburg). Uit de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan blijkt dat de ontgronding niet in deze bestemming past. Op 2 november 2009 hebben wij een afschrift ontvangen van de op 28 oktober 2009 afgegeven aanlegvergunning. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug hebben ons meegedeeld dat zij bereid zijn om planologisch medewerking te verlenen aan de ontgronding. De ontgrondingswerkzaamheden zijn planologisch aanvaardbaar. 3. Archeologie. Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, in de Structuurvisie en in de Beleidslijn nieuwe WRO. Archeologisch onderzoek wordt in principe geadviseerd bij bodemingrepen die plaats vinden in ongeroerde grond op plaatsen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) of met een (middel)hoge verwachtingswaarde volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bekende archeologische waarden In het plangebied liggen geen terreinen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op circa 450 m ten westen van de te ontgronden percelen ligt een terrein van hoge archeologische waarde (AMK 3598). Het betreft de resten van een Laat- Middeleeuwse omgrachte boerderij. Circa 480 m ten noorden van de te ontgronden percelen ligt het beschermde AMK-terrein 1667: de resten van een 13e eeuws kasteel. Verwachte archeologische waarden Het gehele plangebied ligt in een zone met een lage trefkans volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Deze lage trefkans is gebaseerd op de ligging in het komgebied. 2

3 Deze globale verwachting is gebaseerd op de huidige kennis van de relatie tussen het landschap, de bodemgesteldheid en activiteiten van mensen in het verleden (o.a. wonen, akkerbouw). Hoe hoger de trefkans van een gebied, hoe groter de kans wordt geacht dat bij werkzaamheden in de bodem archeologische resten worden aangetroffen. Opgemerkt moet worden dat de begrenzing van de zones indicatief is, zeker wanneer tot perceelniveau wordt ingezoomd. Er zijn geen aanwijzingen om de lage archeologische verwachting omhoog bij te stellen op basis van Archis, de landelijke database van vondsten en vindplaatsen, of de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Ook de conceptbeleidsadvieskaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug geeft voor het plangebied een lage archeologische verwachting aan. Het betreft het afgraven van de toplaag over een oppervlakte van ca.4,5 ha tot een diepte van ca. 15 cm Mv en het graven van een poel met een oppervlakte van ca. 0,2 ha tot een diepte van maximaal 2,20 m Mv. Er bevinden zich geen bekende archeologische waarden (AMK-terreinen) in het plangebied. In het plangebied worden tevens geen archeologische vindplaatsen verwacht; de kans dat bij bodemingrepen archeologische resten worden aangetroffen wordt klein geacht en wordt nader professioneel archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Ondanks het negatief selectieadvies, kan de aanwezigheid van archeologische vondsten en sporen niet geheel kan worden uitgesloten. Eventuele archeologische sporen en vondsten dienen conform de Monumentenwet 1988, art.53, lid 1 te worden gemeld. De uitvoerder van de graafwerkzaamheden dient hiervan op de hoogte te zijn. 4. Waterhuishouding. De te ontgronden percelen liggen in een gebied met SUB-TOP gebieden. SUB-TOP gebieden zijn gebieden die zijn aangewezen als gebieden waar met voorrang maatregelen genomen moeten worden tegen verdroging. De te ontgronden percelen behoren zelf niet tot de SUB-TOP gebieden, maar tot het zogenaamd overig verdroogd gebied. Het overig verdroogd gebied heeft voor de provincie Utrecht geen prioriteit. Indien in deze gebieden maatregelen genomen worden tegen de verdroging en die maatregelen hebben geen nadelig effect op de aangrenzende percelen die wel SUB-TOP gebieden zijn, zijn er geen bezwaren tegen de plannen. De te ontgronden percelen liggen kadastraal gezien tegen SUB-TOP gebieden aan. De voorgenomen aanleg van de poel leidt er toe dat de grondwaterstand in het gebied ondieper t.o.v. het maaiveld komt. De aangrenzende SUB-TOP gebieden profiteren daar ook van. De geldende natte natuurdoelen kunnen verbeteren met de ontgronding. De ontgronding is een verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Er is geen bezwaar tegen de ontgronding. 5. Natuur en Landschap. De te ontgronden percelen bevinden zich binnen de Ecologische Hoofdstructuur en sluiten aan op reeds bestaande natuur binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De te ontgronden percelen hebben de bestemming Agrarisch gebied met Landschaps- en Natuurwaarden binnen het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (voorheen gemeente Driebergen-Rijsenburg). De voorgenomen ontgronding verbetert de omstandigheden voor waterrijke natuur en de bijzondere kwelvegetatie en biedt ruimte aan spontaan opkomend bos. Op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (voorheen gemeente Driebergen- Rijsenburg) zijn de te ontgronden percelen niet nader aangewezen met gespecificeerde doeleinden. 3

4 De natuurontwikkeling is geen natuurontwikkeling ten uitvoering van het vigerende bestemmingsplan. Door de voorgenomen plannen vindt er echter, naar onze mening, geen onaanvaardbare aantasting van landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden plaats. V. Beroep. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de datum van de bekendmaking tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA 's- Gravenhage. Daarvoor is een griffierecht verschuldigd. Hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 36 van de Wet op de Raad van State (algemene en bijzondere bepalingen over beroep) zijn van toepassing. Belanghebbenden die beroep hebben ingesteld, hebben de mogelijkheid een voorlopige voorziening te vragen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, indien gelet op de belangen onverwijlde spoed is vereist. Daarvoor is opnieuw een griffierecht verschuldigd. VI. Inwerkingtreding. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op de dag waarop de termijn van 6 weken afloopt voor het indienen van een beroepschrift. Indien gedurende de termijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Tevens willen wij erop wijzen dat er andere vergunningen noodzakelijk kunnen zijn die verband houden met deze ontgronding. VII. Verzending. Een afschrift van dit besluit is toegezonden aan: a. De aanvrager van de vergunning: Bosgroep Midden Nederland, t.a.v. de heer F. Hoekstra, Postbus 8135, 6710 AC Ede; b. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, t.a.v. de heer L. Golverdingen, Postbus 200, 3940 AE Doorn; c. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, t.a.v. de afdeling vergunningverlening, Postbus 550, 3990 GJ Houten; d. De bewoners van De Zuwe 3, 3972 MG Driebergen-Rijsenburg; e. De bewoners van de Korte Zuwe 2, 3985 SM Werkhoven; f. De bewoners van de Korte Zuwe 2 a, 3985 SM Werkhoven; g. De bewoners van de Korte Zuwe 1, 3985 SM Werkhoven. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, Mevrouw drs. S. van Gool Teamleider Bodem en Water Afdeling Vergunningverlening 4

5 BIJLAGE 1 Voorschriften behorende bij besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 20 januari 2010, afdeling Vergunningverlening, nr. 2010INT De vergunning heeft betrekking op het ontgronden van de volgende percelen kadastraal bekend gemeente Driebergen-Rijsenburg, sectie D, nummers 675 en 789. UITVOERING 1. Bij de voorschriften behoren de volgende tekeningen en werkplan: a. Kadastrale uitdraai met tekeningnr.: Schaal 1: 4.500; b. Werkplan met verwijzingen naar tekeningnr met werkplannr. 1522; c. Locatie aanduiding met tekeningnr.: Schaal 1: De percelen dienen te worden ontgrond zoals aangegeven op en in de in voorschrift 1 genoemde tekeningen en werkplan. 3. De blijvende taluds van ingraving moeten worden gegraven zoals aangegeven in het in voorschrift 1, onder b. genoemd werkplan. 4. Van het begin van (elke periode) van ontgronding moet een week tevoren schriftelijk worden kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Hiervoor dient gebruik gemaakt te worden van het meldingsformulier in bijlage Binnen één week na gereedkomen van de ontgronding moet hiervan schriftelijk kennis gegeven worden aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 6. De vergunning moet gedurende de uitvoering van de werkzaamheden op het terrein aanwezig zijn en op eerste vordering aan politie en aan de met toezicht op ontgrondingen belaste medewerkers worden getoond. METINGEN EN REGISTRATIES 7. Ten behoeve van het van provinciewege verrichten van controlemetingen moet de vergunninghouder meetgereedschap ter beschikking stellen. Hulp verlenen met het naar het werkterrein overbrengen van peilen, het aanbrengen van hoogtemerken, het doen van waterpassingen en opmetingen en dergelijke. De vergunninghouder moet gevraagd materialen voor het aanbrengen van hoogtemerken beschikbaar stellen. BOUWGRONDSTOFFENBELEID 8. De vrijkomende grond, maximaal circa m³, dient bij voorkeur ter plaatse te worden verwerkt. 9. Indien (een gedeelte van) de vrijkomende grond, maximaal circa m³, niet ter plaatse verwerkt kan worden, dient er een registratie bijgehouden te worden van de afvoer van de vrijgekomen grond. Uit deze administratie moet blijken waar de grond is ontgraven, de datum van de afvoer, de hoeveelheid en naar waar de grond is afgevoerd. Deze administratie dient op verzoek van het bevoegd gezag getoond te worden. 10. Het is verboden grondspecie van elders aan te voeren zonder toestemming van Gedeputeerde Staten. 11. Bij de afvoer van grond over onverharde wegen en agrarische percelen dienen rijplaten te worden toegepast. 12. De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat de aan- en afvoerwegen schoon blijven van grond welke los kan komen van de wielen van de vrachtauto s en andere voertuigen. 5

6 ARCHEOLOGIE 13. Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet verplicht dit direct te melden (artikel 53 lid 1). De melding dient te gebeuren bij het provinciale Meldpunt Archeologie, dhr. Ton van Rooijen, / Bij het achterwege laten van een melding zijn de artikelen 61 en 62 van de Monumentenwet van toepassing. 14. Medewerkers van de provincie Utrecht die zijn belast met archeologie kunnen aanwijzingen geven over de uitvoering van de ontgronding. Deze dienen te worden opgevolgd. WATERHUISHOUDING 15. Ten behoeve van de waterbeheersing c.q. waterhuishouding moeten de aan het ontgrondingsterrein gelegen watergangen worden vrijgehouden van grond, bagger, etc. en zonodig op eerste aanzegging van ons worden opgeschoond. NATUUR EN LANDSCHAP 16. Het ontgronde terrein moet altijd worden vrijgehouden van afvalstoffen en indien nodig van ongewenste begroeiing. AFWERKING 17. Indien de afwerking van het terrein naar het oordeel van ons onvoldoende voortgang heeft, mag er geen klei meer worden ontgraven of afgevoerd. Indien de door of namens ons gegeven aanwijzingen of de afwerking van het terrein niet worden opgevolgd, is ontgraven van klei evenmin geoorloofd. 18. Het terrein moet binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van alle benodigde vergunningen of toestemmingen geheel afgewerkt worden opgeleverd. Onder vergunninghouder wordt verstaan Bosgroep Midden Nederland. 6

7 BIJLAGE 2 Meldingsformulier start werkzaamheden ontgrondingsvergunning Nummer vergunning: 2010INT Datum vergunning: 20 januari 2010 Ontgrondingsnummer: 1522 Vergunninghouder: Bosgroep Midden Nederland Contactpersoon : de heer F. Hoekstra tel De vergunninghouder zorgt er voor dat dit formulier tenminste één week voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, ingevuld en ondertekend wordt opgestuurd of gefaxt naar onderstaande adres. Gegevens van het werk: Startdatum werk: Mogelijke einddatum werk Bijzonderheden Plaats en datum Naam en handtekening Opsturen of faxen naar Provincie Utrecht Afdeling Handhaving Postbus TH Utrecht Tel Fax secretariaat.handhaving@provincie-utrecht.nl 7

8 BIJLAGE 3 Afbeelding 1: overzicht plangebied t.o.v. de omgeving. Afbeelding 2: De ligging van het plangebied op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en de Archeologische Monumentenkaart (AMK); roodomlijnd het plangebied, in blauw de te ontgronden percelen. 8