Sirene op uw radio! Onderzoek naar het effect van een Radio Waarschuwingsysteem Flister op de verkeersveiligheid april 2010

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Sirene op uw radio! Onderzoek naar het effect van een Radio Waarschuwingsysteem Flister op de verkeersveiligheid april 2010"

Transcriptie

1 Onderzoek naar het effect van een Radio Waarschuwingsysteem Flister op de verkeersveiligheid april 2010

2 Colofon Uitgave I&O Research BV Stationsplein 11 Postbus 563, 7500 AN Enschede tel. (053) Rapportnummer 2010/035 Datum april 2010 Opdrachtgever Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart drs. ir. Jan van Hattem Postbus GA Delft Auteurs drs. Janneke Dijkers drs. Gerben Huijgen drs. Inge Reijmer Bestellingen Exemplaren zijn verkrijgbaar bij de opdrachtgever Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

3 Inhoud blz. Samenvatting I 1. Inleiding Aanleiding Doelstelling van het onderzoek Betrokken partijen Aanpak Leeswijzer 9 2. Video-conflict analyse naar dienst Inleiding Ambulance KLPD Politie Rijnmond Brandweer Conclusie Rijsnelheid t.o.v. de PSL Inleiding Ambulances KLPD Politie Rijnmond Brandweer Utrecht Conclusies Bestuurders van hulpvoertuigen Inleiding Profiel bestuurders Rijervaring van de betrokken bestuurders Beoordeling eigen rijgedrag Situaties in het verkeer Ervaringen bestuurders rijden met Flister Ambulanceverpleegkundigen Conclusies 53

4 5. Invloed van eigenschappen van bestuurders op het rijgedrag met Flister Inleiding Veranderingen rijgedrag volgens de bestuurders zelf Veranderingen in snelheidgedrag (bij bestuurders ambulance) Veranderingen in conflicten Conclusies Weggebruikers en omwonenden Inleiding Weggebruikers Omwonenden Conclusies 65 7 Werking Flister tijdens het experiment 66 8 Conclusies 68 Bijlagen 72 Bijlage 1. Vragenlijst 0-meting bestuurders 73 Bijlage 2. Vragenlijst 1-meting bestuurders 79 Bijlage 3. Vragenlijst 0-meting verpleegkundigen 83 Bijlage 4. Vragenlijst 1-meting verpleegkundigen 86 Bijlage 5. Vragenlijst Omwonenden 89 Bijlage 6. Vragenlijst Weggebruikers 91 Bijlage 7. Antwoorden op open vragen enquête bestuurders 95 Bijlage 8. Verslag Demodag 17 november TT circuit Assen 99 Bijlage 10. Media-uitingen 112

5 Samenvatting Samenvatting 1. Onderzoek radiowaarschuwingssysteem De verkeersdrukte en het bijbehorende lawaai nemen toe. Auto s worden geluidsdichter en audioinstallaties leveren steeds beter en harder geluid. Het gevolg is dat automobilisten sirenes van hulpverleningsvoertuigen niet of pas laat horen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Hulpverleningsvoertuigen kunnen minder makkelijk door het verkeer bewegen, en door paniekreacties kunnen er conflicten ontstaan. Een mogelijke oplossing is een radio waarschuwingssysteem genaamd Flister. Dit is een zender die een FM signaal uitzendt, waardoor overige weggebruikers de sirene op hun radio horen (en op het display zien). Voordat het systeem door de diverse hulpverleningsdiensten in gebruik kan worden genomen, is meer inzicht gewenst in de werking en de effecten van het systeem. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft een experiment uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de impact van Flister op de verkeersveiligheid. Het experiment bestaat uit het uitrusten van een aantal voorrangsvoertuigen met het systeem en het geven van voorlichting hierover, waarna ritdata, video-opnamen en enquêteresultaten worden geanalyseerd. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij UMCG Ambulancezorg, Kijlstra Ambulancezorg, Verkeerspolitie Rijnmond, KLPD Waddinxveen en Breda en Brandweer Utrecht. Voor de begeleiding van het experiment is een werkgroep geformeerd, bestaande uit vertegenwoordigers van AZN, Brandweer Politie, LFR, Flister en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode september december Eerst werd een voormeting uitgevoerd waarbij informatie is verzameld over het rijgedrag van bestuurders zonder Flister. Daarna heeft het daadwerkelijke experiment plaatsgevonden waarbij zo n 30 voorrangsvoertuigen met Flister zijn uitgerust. De communicatie over het experiment gebeurde intern door de betrokken diensten, bestuurders en betrokken organisaties op de hoogte te stellen, en extern door weggebruikers via een website, posters en flyers over het experiment te informeren. 2. Video-co conflict analyse De videobeelden van ritten met zwaailicht en sirene van ambulance, KLPD, Politie Rijnmond en Brandweer Utrecht zijn geanalyseerd om het aantal conflicten per uur te bepalen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen lichte conflicten, die een voorzienbare actie vereisen, en zware conflicten die een directe ingreep vragen. Er blijken aanzienlijke verschillen tussen de diensten te zijn in aantal conflicten per uur. Bij Ambulance en Brandweer Utrecht is er overall sprake van minder dan vijf conflicten per uur. Bij de twee politiediensten (Politie Rijnmond en KLPD) ligt het aantal conflicten per uur met respectievelijk 14 en 12 hoger. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat door de verschillen in het aantal geanalyseerde uren de betrouwbaarheid van de waarnemingen niet gelijk is. I

6 Samenvatting Figuur I Aantal conflicten per uur, per dienst, zonder en met Flister , ,6 11,5 12, ,4 3,1 3,1 2,1 Ambulance KLPD Politie Rijnmond Brandweer Utrecht zonder Flister met Flister Bij de KLPD is er een afname van het aantal conflicten tijdens het rijden met Flister. Bij Rijnmond neemt het aantal conflicten licht toe en bij de Ambulances is er geen verschil in het aantal conflicten waargenomen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat tijdens het onderzoek Flister vooral bij de ambulance niet optimaal gefunctioneerd heeft, o.a. vanwege een slechte plaatsing van de antenne. Voor Brandweer Utrecht is onvoldoende informatie verzameld om conclusies te kunnen trekken. Als gekeken wordt naar de ernst van de conflicten dan geldt voor alle in het onderzoek betrokken diensten dat er vooral lichte conflicten plaatsvinden. Bij Ambulance, KLPD en politie Rijnmond zijn meer dan 90 procent van de conflicten aan te merken als lichte conflicten. Bij Brandweer Utrecht zijn gedurende het experiment geen zware conflicten waargenomen. De conflicten komen doorgaans voor op wegvakken (en niet op kruisingen). Dit geldt voor alle diensten. Indien zich conflicten op kruisingen voordoen, dan zijn dit voornamelijk kruisingen met verkeerslichten. Hoewel zware conflicten niet vaak voorkomen, zijn deze op kruisingen wel oververtegenwoordigd. Conflicten op kruisingen zijn relatief vaak zwaar. Ook uit andere (internationale) studies blijkt dat zware conflicten vooral op kruisingen plaatsvinden. Bij de conflicten met ambulances komt het relatief vaak voor dat er geen andere weggebruikers dan de conflictpartner in de directe omgeving zijn. Dat de overige verkeersdeelnemers het voorrangsvoertuig voldoende ruimte geven en dat zij minder adequaat reageren komt in gelijke mate voor. Echte paniekreacties of onderling botsen van de overige weggebruikers komt niet voor. Bij de KLPD krijgt het voertuig bij ritten met Flister van de overige weggebruikers vaker voldoende ruimte dan in ritten zonder Flister. Bij een derde van de conflicten van de ambulances is het druktebeeld (zeer) rustig. Bij de overige diensten is er vaker sprake van een drukker verkeersbeeld bij de conflicten. De snelheid van de voorrangsvoertuigen is doorgaans niet opvallend hoog. Bij zware conflicten is er vaker sprake van een hoge snelheid. II

7 Samenvatting 3. Gereden snelheden t.o.v. PSL Ingevolge artikel 91 van het RVV mag een voorrangsvoertuig afwijken van de voorschriften van het RVV voor zover de uitoefening van de taak dat vereist. Vanuit de dringende taak mag de lokaal geldende snelheidslimiet door het voorrangsvoertuig worden overschreden. De bestuurder van het voorrangsvoertuig blijft verantwoordelijk voor zijn rijgedrag. In de brancherichtlijn die per dienst wordt gehanteerd worden de afwijkingen benoemd en deels begrensd. Door het gebruik van verplichte licht- en geluidsignalen waarschuwt het voorrangsvoertuig de andere weggebruikers voor zijn komst. Aangezien elke rit onder andere omstandigheden wordt gereden is het bepalen van de invloed van de Flister op de snelheid op individueel ritniveau niet mogelijk. In plaats daarvan is gekeken of het voorrangsvoertuig ten opzichte van de lokale snelheidslimiet in staat is om zich snel door het verkeer te bewegen met en zonder Flister. Hiervoor is gebruik gemaakt van informatie uit het voertuigvolgsysteem. Gereden tijd met zwaailicht en sirene Van de twintig voertuigen van de Ambulance is in totaal ruim uur informatie verzameld over de snelheid. In vijf procent van de tijd hebben deze voertuigen met zwaailicht en sirene gereden (afgerond 250 uur). Ook bij Brandweer Utrecht wordt ongeveer 5 procent van de tijd met zwaailicht en sirene gereden. Voor de Politiediensten (Rijnmond en KLPD) geldt dat er zo n uur aan rijtijd is verzameld, waarbij ongeveer één procent van de tijd met sirene en zwaailicht is gereden. Voor de ritten die met zwaailicht en sirene zijn gereden is gekeken of de snelheid verschilt tussen de ritten zonder en met Flister. Hierbij is de snelheid uitgedrukt in de mate waarin deze afwijkt van de plaatselijk geldende maximumsnelheid (PSL). Invloed Flister op de rijsnelheden t.o.v. PSL bij Ambulance Op basis van de gemeten rijsnelheden met en zonder Flister zijn geen significante verschillen in rijsnelheid opgemerkt. De verschillen in rijsnelheden tussen de periode waarin met en zonder Flister is gereden, komen overeen met de veranderingen die in dezelfde periodes bij de controle voertuigen zijn gemeten. Bij de gevonden snelheidsverschillen bij de ambulances spelen andere factoren dan de Flister (mede) een rol. Tabel II Rijsnelheden zonder en met Flister, tijdens ritten met zwaailicht en sirene. Ambulance KLPD Rijnmond Brandweer < 10 km/u km/u zonder Flister km/u > 40 km/u < 10 km/u km/u met Flister km/u > 40 km/u 43% 27% 14% 16% 48% 27% 14% 11% 51% 15% 8% 26% 47% 13% 8% 32% 57% 16% 8% 19% 48% 17% 9% 26% 81% 15% 1% 2% 84% 13% 2% 1% Rijsnelheden t.o.v. PSL bij de KLPD voertuigen In de periode met Flister neemt de rijsnelheid van de voertuigen die met Flister zijn uitgerust toe. Bij de controlevoertuigen nam de rijsnelheid juist af. Bij de KLPD voertuigen lijkt het er dus op dat gebruik van Flister met hogere rijsnelheden gepaard gaat. III

8 Samenvatting Rijsnelheden t.ov. PSL van voertuigen Politie Rijnmond Met Flister nemen de rijsnelheden tijdens ritten met sirene en/of zwaailicht toe. Op basis van dit experiment is echter niet te concluderen of dit snelheidsverschil door Flister wordt verklaard. Door het beperkte aantal voertuigen kan een enkele rit de resultaten al sterk beïnvloeden. Ook waren er geen controle voertuigen in deze groep om het resultaat mee te vergelijken. Rijsnelheden t.ov. PSL bij Brandweer Utrecht Flister heeft geen aantoonbaar effect gehad op de rijsnelheid van de voertuigen van Brandweer Utrecht. 4. Ervaringen bestuurders van voorrangsvoertuigen en ambulanceverpleegkundigen Met behulp van vragenlijsten onder bestuurders van de voorrangsvoertuigen is inzicht verkregen in het ervaren effect van Flister. De vragenlijst voorafgaand aan het experiment is door 173 bestuurders ingevuld. De respons op de vragenlijst na het rijden met Flister ligt met 88 ingevulde enquêtes lager, waardoor voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie van de resultaten. De meeste bestuurders zijn mannen in de leeftijd van jaar. Zo n tweederde van de bestuurders is gehuwd of woont samen en heeft kinderen. De helft van de in het onderzoek betrokken bestuurders heeft niet meer dan 10 jaar ervaring als bestuurder van een voorrangsvoertuig en rijdt maximaal km op jaarbasis (privé en zakelijk samen). Nagenoeg alle bestuurders hebben een speciale rijtraining gehad en kennen de brancherichtlijn optische en geluidssignalen. Tweederde van de bestuurders vindt deze richtlijn werkbaar. Bij Politie Rijnmond vindt slechts een derde de richtlijn werkbaar. De voorgeschreven maximumsnelheid is de meest genoemde reden. De meeste bestuurders zijn van mening dat ze goed /zeer goed kunnen rijden en vinden hun manier van rijden in vergelijking met die van de gemiddelde bestuurder vaak minder gevaarlijk. Vooral bestuurders bij KLPD en Rijnmond zijn positief over hun rijkwaliteit. De helft van de bestuurders geeft aan niet meer dan vijf ritten met Flister te hebben gereden. Hoewel zij er zich bewust van waren dat de camera opnamen maakte, gaf meer dan 90 procent van de bestuurders aan dat dit hun rijgedrag niet beïnvloed heeft. De meeste bestuurders vinden Flister nuttig (84 procent), gewenst (82 procent) en behulpzaam (78 procent). Op de vraag of Flister overal, altijd en in alle situaties werkt, antwoordt ongeveer een derde positief, een derde neutraal en een derde negatief. De helft van de bestuurders vertrouwt (nog) niet op de goede werking van Flister. Ook houden nagenoeg alle bestuurders er rekening mee dat andere bestuurders hen nog steeds niet opmerken. Veel bestuurders verwachten een positief effect op een aantal aspecten van het rijgedrag. Men vindt bijvoorbeeld dat het rijden met Flister minder stress oplevert, het mogelijk maakt vloeiender te kunnen rijden en dat het rijden sneller en veiliger is. De helft van de bestuurders van de voorrangsvoertuigen is van mening dat de overige weggebruikers vaker tijdig opzij gaan bij het rijden met Flister. Andere gedragingen van de overige weggebruikers, zoals rood licht negeren, blokkeren, niet tijdig laten zien wat men van plan is, komen volgens de bestuurders van de voorrangsvoertuigen met Flister iets minder vaak voor. IV

9 Samenvatting Al met al zijn de bestuurders positief over Flister. Tweederde van de bestuurders geeft dan ook de voorkeur aan het rijden met Flister. Ruim een kwart maakt het niet uit, omdat zij geen verschil zien tussen rijden met en zonder Flister. Ambulanceverpleegkundigen Naast een enquête onder bestuurders hebben ook de ambulanceverpleegkundigen een vragenlijst vooraf en na het experiment ingevuld. Ambulanceverpleegkundigen voelen zich doorgaans veilig en plezierig tijdens de uitruk. Volgens hen komt het met Flister aanzienlijk minder vaak voor dat overige weggebruikers niet tijdig opzij gaan. Ook zijn de ambulanceverpleegkundigen van mening dat het verschil in rijstijl tussen de diverse bestuurders van het voorrangsvoertuig kleiner is bij ritten met Flister. Tijdens de ritten met patiënten komt het volgens de verpleegkundigen minder vaak voor dat het voertuig hard moet remmen of er sprake is van een hobbelige rit. Het comfort voor de patiënt en de verpleegkundige is volgens de verpleegkundigen bij ritten met Flister hoger en er is minder hinder door voertuigbewegingen. De mate van stress ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en de stress veroorzaakt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt verschilt niet tussen ritten zonder en met Flister. Hoewel de ambulanceverpleegkundigen nog niet overtuigd zijn van de goede werking (overal, altijd en in alle situaties) geeft 80 procent van hen de voorkeur aan het rijden met Flister. 5. Ervaringen weggebruikers en omwonenden Als onderdeel van de publieksvoorlichting is een website ontwikkeld: Via posters langs de weg en flyers die verstuurd zijn aan huishoudens langs routes waar veel voorrangsvoertuigen rijden, zijn weggebruikers en omwonenden gevraagd te reageren op het experiment. Uit deze reacties blijkt dat het overgrote deel van de bezoekers (95 procent) de Flister een goed idee vindt. De site is keer bezocht. Van de bezoekers die de vraag of Flister een goed idee is hebben beantwoord, hebben zo n 200 bezoekers ook de vragenlijst ingevuld. Kwaliteit van het geluid en boodschap op display Weggebruikers die de enquête hebben ingevuld, zijn tevreden over het geluid van de sirene op hun autoradio. Slechts een klein deel vindt het signaal niet goed of onduidelijk, te hard of te zacht. De herkenbaarheid van het signaal is ten tijde van deze proef nog niet optimaal; 60 procent herkent het geluid onmiddellijk terwijl dit bij 40 procent (nog) niet het geval is. De radioboodschap op het display is door circa de helft van de weggebruikers die via de radio zijn gewaarschuwd, gelezen. Het grootste deel van hen heeft gezien dat het woord sirene in het display stond en 73 procent wist direct wat hiermee bedoeld wordt. Het algehele oordeel van de ondervraagde weggebruikers over de sirene op de radio is positief. Men zegt door het signaal beter te kunnen reageren en het voorrangsvoertuig eerder op te merken. Een aandachtspunt is wel dat het signaal op de radio volgens de weggebruikers er niet voor zorgt dat men weet uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. Ook horen sommige weggebruikers het signaal laat. Een enkele bestuurder geeft aan dat de radio opnieuw ingesteld moet worden. De reacties van de omwonenden op het experiment verschillen van de weggebruikers. De ondervraagde omwonenden vinden het signaal duidelijk, maar ook beoordeelt een deel van hen het volume als te hard en een vijfde deel vindt het geluid van de sirene (erg) vervelend. De helft van de V

10 Samenvatting omwonenden vindt het signaal (helemaal) niet hinderlijk, een derde is neutraal en één op de zeven omwonenden vindt het geluid (zeer) hinderlijk. 6. Werking Flister tijdens het experiment Flister is een zender die in het voorrangsvoertuig wordt ingebouwd en een FM signaal uitzendt rondom het voorrangsvoertuig. Naar aanleiding van de Demodag op het circuit in Assen is gebleken dat het signaal niet in alle voertuigen werd ontvangen, soms lang na het passeren van het voorrangsvoertuig door ging en in een aantal gevallen ten onrechte ontvangen werd. Uit metingen van de TÜV is gebleken dat het bereik van de Flister sterk varieert afhankelijk van externe factoren. Het bereik van Flister wordt onder andere bepaald door het vermogen, de sterkte van de zender die weggedrukt moet worden, het type radio, de plaatsing en plaats van de antenne op het voorrangsvoertuig, de omgeving en de aanwezigheid van overig verkeer. Het bereik van de Flister wordt verder sterk bepaald door de montage van de antenne op het voertuig. Niet alle automobilisten worden bereikt omdat hun radio niet aanstaat of omdat tijdens het luisteren naar een CD Traffic Information niet is ingesteld. Naast het gewenste bereik, worden ook automobilisten achter het voorrangsvoertuig, op de andere rijbaan, of op een andere weg bereikt, die niet hoeven te anticiperen op een naderend voorrangsvoertuig. 7. De belangrijkste uitkomsten op een rij Conflicten Het aandeel conflicten tijdens ritten zonder en met Flister verschilt bij de ambulances niet significant. Bij Politie Rijnmond neemt het aandeel conflicten tijdens ritten met Flister iets toe. Bij KLPD is er sprake van afname van het aandeel conflicten. Het kleine aantal conflicten en beperkte aantal rijuren bij Brandweer Utrecht maken uitspraken over de invloed van Flister hierbij niet mogelijk. De meeste conflicten zijn lichte conflicten. De conflicten doen zich vooral voor op wegvakken. Op kruisingen komen relatief vaak zware conflicten voor. Over de betrokken diensten heen is er is geen duidelijke invloed van de Flister op het aantal conflicten. Verandering in rijsnelheid t.o.v. PSL Bij de ambulances is geen effect van Flister op de rijsnelheid aangetoond. Bij de KLPD neemt de rijsnelheid van de voertuigen met Flister toe terwijl de voertuigen uit de controle groep in dezelfde periode een lagere rijsnelheid laten zien. Bij de voertuigen van politie Rijnmond neemt de rijsnelheid toe; dit kan echter door incidentele factoren zijn veroorzaakt. Vergelijking met controle voertuigen was hierbij niet mogelijk. Veranderingen in de rijsnelheid bij de Brandweer zijn niet opgemerkt. Mening van bestuurders b van voorrangsvoertuigen De meeste bestuurders vinden Flister nuttig, gewenst en behulpzaam. Op de vraag of Flister overal, altijd en in alle situaties werkt, antwoordt ongeveer een derde positief, een derde neutraal en een derde negatief. De helft van de bestuurders vertrouwt (nog) niet op de goede werking van Flister. Volgens de bestuurders reageren weggebruikers adequater bij gebruik van Flister. De meeste ambulanceverpleegkundigen zijn eveneens positief over Flister. Zij geven aan dat het comfort voor henzelf en de patiënt verbetert. Tweederde van de bestuurders en vier op de vijf verpleegkundigen geeft de voorkeur aan het rijden met Flister. Mening van weggebruikers w en e omwonenden Weggebruikers zijn doorgaans positief over Flister. Wel had een aanzienlijk deel van de weggebruikers niet direct door dat het ging om te attenderen op een naderend voorrangsvoertuig. De meeste weggebruikers zijn tevreden over het volume en de duidelijkheid van het signaal. De VI

11 Samenvatting helft van de ondervraagde weggebruikers heeft het bericht op het display van hun radio gelezen. Zij vinden de tekst goed leesbaar. Flister draagt volgens de meeste weggebruikers bij aan rustig en beslist kunnen reageren, weten wat te doen en aan het eerder opmerken van het voorrangsvoertuig. Het signaal op de radio zorgt er niet voor dat men weet uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. De helft van de omwonenden vindt het signaal (helemaal) niet hinderlijk, een derde is neutraal en één op de zeven omwonenden vindt het geluid (zeer) hinderlijk. Werking Flister tijdens dit experiment Naar aanleiding van de Demodag op het circuit in Assen is gebleken dat de techniek van Flister verder geoptimaliseerd moet worden. Dit is bevestigd door de metingen van de TÜV. Het bereik van Flister wordt bepaald door een groot aantal factoren; niet alleen door het vermogen, antenne en installatie, maar ook door lokale omstandigheden. Verder worden niet alle automobilisten bereikt en is er sprake van ongewenst bereik bij automobilisten in de omgeving en bij omwonenden. VII

12 Inleiding 1. Inleiding 1.1 Aanleiding De verkeersdrukte en het bijbehorende lawaai nemen toe. Auto s worden geluidsdichter en audioinstallaties leveren steeds beter en harder geluid. Standaard ingebouwde airconditioningsystemen zorgen ervoor dat bestuurders nog maar zelden met geopende ramen rijden. Het gevolg is dat automobilisten sirenes van hulpverleningsvoertuigen niet of pas laat horen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Automobilisten kunnen schrikken en daardoor onhandig, of zelfs gevaarlijk reageren. Hulpverleningsvoertuigen kunnen zich daardoor minder makkelijk en veilig door het verkeer bewegen. Een mogelijke oplossing is een radio waarschuwingssysteem genaamd Flister 1 waarmee hulpdiensten letterlijk bij automobilisten binnenkomen. Hiertoe wordt een zender ingebouwd in hulpverleningsvoertuigen. Bij het voeren van optische en akoestische signalen zendt het systeem op een afstand van zo n 100 tot 300 meter een fm-signaal uit. Hiermee wordt het geluid van autoradio s binnen die afstand tijdelijk onderdrukt en ook CD/DVD- en mp3-spelers kunnen worden onderbroken. Op de desbetreffende radio s kan een boodschap worden uitgezonden, tijdens het experiment is het nieuwe tweetonige sirenesignaal uitgezonden. Daarnaast kan er op de radiodisplays een tekstboodschap worden weergegeven met informatie. In het experiment is er voor gekozen om geen onderscheid te maken naar het type hulpverleningsvoertuig, maar de algemene tekst!sirene! op de radiodisplays weer te geven. Doordat gebruik wordt gemaakt van de audiosystemen van auto s, ontstaat er een extra manier om bestuurders te informeren over de nabijheid van een voorrangsvoertuig. De Flister is een aanvulling op de bestaande akoestische- en optische signalering en wordt gelijktijdig geactiveerd. De bestaande signalering blijft uiteraard noodzakelijk. Voordat het systeem door de diverse hulpverleningsdiensten in gebruik kan worden genomen, is inzicht gewenst in de werking en de effecten van het systeem. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft daarom een experiment laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de impact van Flister op de verkeersveiligheid. 1.2 Doelstelling van het onderzoek De centrale onderzoeksvraag van het onderzoek is als volgt geformuleerd: Heeft Flister een negatief effect op de verkeersveiligheid? Om een gewogen oordeel over de effecten van de werking van Flister te geven, zijn de volgende deelvragen geformuleerd: de invloed van Flister op de verkeersveiligheid.. - in verschillende verkeerssituaties (kruispunten/ wegvakken, verkeersdrukte); - op andere verkeersdeelnemers. de mate van overlast op.. 1 In het rapport wordt omwille de leesbaarheid niet gesproken over een Radio Waarschuwingssysteem, maar over Flister, de merknaam van het product dat bij dit experiment is gebruikt. 1

13 Inleiding - overige verkeersdeelnemers; - omwonenden de effectiviteit (percentage bereikt van relevante verkeersdeelnemers); effect op gedrag betrokken verkeersdeelnemers; effect op rittijden; effect op rijdynamiek: - effect op chauffeur; - effect op overig personeel; - effect op patiëntcomfort (bij ambulances). effect op kosten (slijtage, schade, brandstofgebruik) kwalitatieve beoordeling. 1.3 Betrokken partijen Bij het experiment zijn drie ministeries en onder hun verantwoording vallende hulpdiensten (ambulance, politie en brandweer) betrokken. Het gaat om het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Op directieniveau van deze drie ministeries bestaat een stuurgroep die door Rijkswaterstaat is geïnformeerd over de voortgang van het experiment. Voor de beheersing van het experiment is een werkgroep geformeerd, bestaande uit vertegenwoordigers van Ambulance Zorg Nederland (AZN), Brandweer, Politie, Landelijke Faciliteit Rampen Bestrijding (LFR), Flister en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het experiment heeft plaatsgevonden bij zowel ambulance, brandweer als politie. Onderstaande diensten zijn bereid gevonden deel te nemen aan het experiment: UMCG Ambulancezorg (20 voertuigen waarvan 14 met Flister zijn uitgerust); Kijlstra Ambulancezorg (2 voertuigen; alleen gebruikt als controle voertuig, geen deelname met Flister) Verkeerspolitie Rijnmond (6 voertuigen alle met Flister uitgerust; geen controle voertuigen); KLPD Waddinxveen & Breda (6 voertuigen waarvan 3 met Flister zijn uitgerust); Brandweer Utrecht (10 voertuigen uitgerust met Flister; geen controle voertuigen). Uiteindelijk zijn 29 van de 33 voertuigen met een Flister in de analyse betrokken (13 ambulances, 5 voertuigen van Rijnmond, 2 van de KLPD en 9 brandweerauto s). Enkele voertuigen hebben in de voormeting of tijdens het experiment met Flister niet gereden en van enkele voertuigen is geen bruikbaar beeldmateriaal verzameld. 1.4 Aanpak In de deelnemende voertuigen zijn videocamera s geplaatst, en zijn, ten behoeve van dataverzameling, de aanwezige voertuigvolgsystemen aangepast. Eerst is een voormeting verricht, waarbij de voertuigen met camera en aangepast voertuigvolgsysteem reden, maar zonder Flister. Daarna is Flister operationeel gemaakt. Een aantal voertuigen heeft als controlevoertuig in het experiment gediend en is niet voorzien van een Flister. Daarnaast zijn enkele voertuigen die wel een Flister hadden moeten krijgen, niet voorzien van het apparaat. Dit had te maken met problemen rondom de installatie en de beperkte beschikbaarheid van de apparatuur. De deelnemende diensten waren verspreid over Nederland (zowel diensten uit minder stedelijk gebied, met name de ambulance in Noord-Nederland, als diensten uit de Randstad) met zowel ritten binnen als buiten de stad en op snelwegen. De diensten hebben zelf bepaald welk type 2

14 Inleiding voertuigen voor het experiment beschikbaar waren. Er zijn verschillende typen voertuigen in het onderzoek betrokken: personenvoertuigen, ambulances en vrachtauto s (bij Brandweer Utrecht). Ritdata, video-opnamen en enquêteresultaten zijn geanalyseerd. Hierna wordt per onderdeel beschreven welke gegevens zijn verzameld. Daarnaast wordt in deze paragraaf toegelicht hoe de privacy geborgd is, wat de fasering is van het onderzoek en hoe over het experiment is gecommuniceerd Videobeelden In de betrokken auto s zijn windscreen videocamera s geplaatst die geschakeld zijn achter het zwaailicht. Dit houdt in dat van alle ritten met zwaailicht videobeelden beschikbaar zijn. De zichthoek en de resolutie van de camera was voldoende groot om de positie van de overige voertuigen en een eventueel conflict goed te kunnen zien. De camera s zijn uitgevoerd met een GPS ontvanger zodat bij het bekijken van de beelden ook via Google-maps de gereden route zichtbaar is. De video-opnamen worden opgeslagen op een geheugenkaart in de camera. Gedurende het onderzoek zijn deze geheugenkaarten regelmatig gewisseld. Op deze manier kon tijdens het experiment reeds worden begonnen met de analyse van de beelden. De opnamen zijn zonder geluid. Bij de beoordeling van het videomateriaal is gekeken naar opgetreden conflicten. Het optreden van conflictsituaties Omdat niet is te verwachten dat daadwerkelijk ongevallen plaatsvinden in een kortdurend en qua omvang beperkt experiment, is bij het beoordelen van de onveiligheid gekeken naar het optreden van conflictsituaties. Dit is gebeurd door op basis van de video-opnamen conflicten te observeren. Al het beschikbare beeldmateriaal waarvan op basis van de ritdata is vastgesteld of de sirene aanstaat is geanalyseerd. Van elke rit is bepaald of er sprake is van een conflict en om welk type conflict het gaat. De van oorsprong Zweedse Traffic Conflict Technique gaat uit van het moment dat een ontwijkingsactie start. Dit moment wordt aangegeven met de time-to-accident (TA) en is tijdens een observatie te herkennen door een ontwijkende actie zoals remmen, versnellen of een richtingsverandering van een van de verkeersdeelnemers. Dit is in dit onderzoek als volgt geoperationaliseerd: beoordeling conflict: - geen conflict (aanwezigheid voorrangsvoertuig (VRV) heeft geen duidelijke invloed); - ontwijkingsactie andere verkeersdeelnemer (licht), bijvoorbeeld parkeren in de berm, uitwijken, opzij gaan; - ontwijkingsactie VRV (licht), bijvoorbeeld inhouden, licht remmen; - zware ingreep van een andere verkeersdeelnemer, bijvoorbeeld voor het VRV door rood rijden of een noodstop op een kruising; - zware ingreep van het VRV, sterk remmen, uitwijken; - VRV heeft voldoende ruimte (i.t.t. andere opties), echter een andere verkeersdeelnemer neemt plotseling deze vrije ruimte in om door te rijden of anderszins het VRV in gevaar te brengen; - botsing met het VRV. bepalen type wegsituatie: - weg; - kruising. 3

15 Inleiding mogelijke conflictsituatie op wegen: - te smal om te passeren; - tegen rijrichting in om te passeren; - inhaalproblemen; - rijden over vluchtstrook; - rijden over fietspad. mogelijke conflictsituaties op kruisingen: vier typen kruisingen: - kruising met VRI (verkeersregelinstallatie) en voorrang; - kruising met VRI en ongeregeld; - kruising zonder VRI en voorrang; - kruising zonder VRI en ongeregeld. mogelijke conflictsituaties op kruisingen: - dwarsconflicten; - langsconflicten; - afslaanconflicten. beoordelen reacties van de overige weggebruikers: - geen andere weggebruikers aanwezig in ruimte om conflictzone heen; - VRV krijgt ruimte, adequate reactie; - één of meer verkeersdeelnemers reageren minder adequaat, gaan op rare plaatsen stoppen, maken onlogische of onveilige keuzes; - één of meer verkeersdeelnemers vertonen duidelijk paniekgedrag, vertonen extreem gedrag; - andere weggebruikers botsen onderling, of andere ernstige incidenten. oordeel rijsnelheid VRV: gepast of te hoog; druktebeeld; informatie over de rit (wanneer, duur, dienst, voertuig, bestuurder). Om inzicht te krijgen in het bestuurderseffect is waar mogelijk ook de bestuurder aan de geanalyseerde rit gekoppeld. Bij UMCG en Kijlstra is hiervoor de ritregistratie van spoedritten ter beschikking gesteld. Bij Politie en Brandweer is deze informatie geprobeerd te verzamelen via bestuurderslijsten die in de voertuigen zijn geplaatst. Deze lijsten zijn echter maar matig ingevuld. Bij Politie en Brandweer is daarom maar van een beperkt deel van de ritten bekend wie heeft gereden. De beelden zijn geanalyseerd door drie beoordelaars. De beoordelaars hebben een uitgebreide mondelinge en schriftelijke instructie gehad. Een aantal beelden is door meerdere beoordelaars geanalyseerd om zo de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vast te stellen. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is de mate waarin de waarnemingen van twee of meer onafhankelijke beoordelaars in overeenstemming zijn. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de gebruikte uitwerking van de conflictsituaties een goed beeld gaf van daadwerkelijke conflictsituaties met en zonder Flister Ritdata In de voertuigen die deelnemen aan het experiment zijn de bestaande voertuigvolgsystemen aangepast en uitgebreid zodat zoveel mogelijk informatie over de ritten verkregen wordt. Er is informatie verzameld over: 4

16 Inleiding duur van de rit. Per rit is bekend wanneer deze is gestart en geëindigd en welke route is gereden. Via een speciaal voor het onderzoek ontwikkelde website konden deze gegevens worden ingezien; snelheid tijdens de rit. Per rit is de snelheid van het voertuig bekend. Hierbij gaat het om de daadwerkelijk gereden snelheid en de PSL, de maximum snelheid ter plekke; gebruik van zwaailicht, sirene en Flister. Per tijdseenheid is bekend of er gereden is met zwaailicht, zwaailicht en sirene en wanneer Flister is ingeschakeld. De ritdata is voor twee doeleinden gebruikt: selectie van ritten voor de video-analyse. De beoordeling van de verkeersveiligheid heeft plaatsgevonden door het aantal conflicten met andere weggebruikers te registeren (zie ook paragraaf 1.4.1). Met de ritdata is bepaald welke ritten / delen van ritten relevant zijn voor de video-analyse; bepalen van de snelheid, in relatie tot de PSL. Tijdens ritten met zwaailicht en sirene wordt informatie verzameld over de rijsnelheid in relatie tot de maximumsnelheid ter plaatse. Met deze data wordt bepaald wat de invloed van de Flister op de rijsnelheid is. In eerste instantie zou de ritdata ook worden gebruikt voor het beoordelen van de gelijkmatigheid van de snelheid. De gelijkmatigheid van de snelheid is van belang voor het comfort van de patiënt (bij patiëntenritten van de ambulance). Hiervoor zijn de snelheidsverschillen geanalyseerd tussen twee opvolgende meetpunten. Het interval waarmee deze uit het voertuigvolgsysteem beschikbaar kwam varieerde echter tussen de 15 seconden en anderhalve minuut. Uit de analyse van de beschikbare data waren geen verschillen met en zonder Flister te af te leiden. Aangezien snellere wisselingen van de rijsnelheid binnen de minuut, zoals afremmen en weer versnellen, niet uit de beschikbare data zijn af te leiden is besloten om de data uit de voertuigvolgsystemen niet voor de analyse van de gelijkmatigheid van de rit te gebruiken Enquêteresultaten Voor dit experiment zijn diverse enquêtes uitgezet onder betrokken doelgroepen. Op deze manier werd niet alleen objectieve informatie uit ritdata en videobeelden verzameld, maar ook informatie van bestuurders, andere weggebruikers en omwonenden. Enquête bestuurders voorrangsvoertuigen Zowel aan het begin van het experiment als op het eind zijn vragenlijsten uitgezet onder de bestuurders van voorrangsvoertuigen. Bij de nulmeting zijn bestuurderseigenschappen, rijgedrag en risicobereidheid geïnventariseerd. Bij de éénmeting is opnieuw naar het rijgedrag gevraagd en zijn vragen over de ervaringen met het rijden met Flister gesteld. De bestuurders van UMCG Ambulancezorg en Kijlstra zijn persoonlijk per benaderd met het verzoek om de vragenlijst in te vullen. Bij de overige diensten zijn om privacyredenen de adressen niet beschikbaar gesteld. Bij politie (Rijnmond en KLPD) was de vragenlijst via een algemene link beschikbaar en is er bij de briefing op de vragenlijst geattendeerd. Bij Brandweer Utrecht zijn de vragenlijsten op papier ingevuld. 5

17 Inleiding Respons enquête bestuurders. respons 0-meting respons 1-meting Ambulance KLPD 13 5 Politie Rijnmond Brandweer Totaal Het aantal bestuurders dat de nulmeting heeft ingevuld is voldoende om een goed beeld te hebben van de situatie voor de start van met rijden met de Flister. Helaas is het aantal ingevulde vragenlijsten bij de éénmeting aanzienlijk minder. Dit beperkt de mogelijkheid om uitspraken te doen over de ervaringen met de Flister voor de gehele bestuurdersgroep. Enquête verpleegkundigen De verpleegkundigen van UMCG Ambulancezorg zijn vooraf en na het experiment met Flister gevraagd naar het rijgedrag van de bestuurder. Doel van de vragenlijst was om te bepalen of het rijden met Flister een comfortabelere rit voor de patiënt betekent. De verpleegkundigen zijn ook persoonlijk via uitgenodigd om aan het onderzoek deel te nemen. Aan de nulmeting hebben 40 verpleegkundigen deelgenomen; 44 verpleegkundigen hebben de vragenlijst na het rijden met Flister ingevuld. Op basis van deze aantallen kunnen uitspraken over hun ervaringen met en zonder Flister gedaan worden. Enquête omwonenden en weggebruikers Om inzicht te krijgen in de ervaringen van weggebruikers en omwonenden zijn voor deze doelgroepen ook vragenlijsten ontwikkeld. Bij de weggebruikers gaat het om hun concrete ervaringen met Flister (wanneer hoorde men het signaal op de radio, was het duidelijk, etc.) en bij omwonenden gaat het om eventuele overlast door het ontvangen signaal op de radio thuis. De vragenlijst was beschikbaar via de website Daarnaast zijn omwonenden langs routes waar veel met optische en geluidssignalen wordt gereden door middel van een toegestuurde flyer gevraagd de vragenlijst in te vullen. In totaal hebben 244 weggebruikers de vragenlijst ingevuld en 82 omwonenden. Groepsgesprekken Naast de vragenlijsten was het bij de start van het project de bedoeling om aan de hand van groepsgesprekken ook meer kwalitatieve informatie te verzamelen. De groepsgesprekken met bestuurders van voorrangsvoertuigen hebben niet plaatsgevonden. Bij UMCG Ambulancezorg was de animo voor deze gesprekken bij de bestuurders zeer gering. Bij Politie en Brandweer hebben de diensten aangegeven dat een bijeenkomst met bestuurders niet mogelijk was. In de vragenlijst voor weggebruikers en omwonenden is de respondenten ook gevraagd om deel te nemen aan een groepsgesprek. Hiervoor was er in de drie regio s een datum en locatie gepland. Het aantal aanmeldingen hiervoor was zeer beperkt waardoor besloten is deze bijeenkomsten niet door te laten gaan. Door het ontbreken van deze groepsgesprekken is geen kwalitatieve informatie verzameld over de ervaringen en suggesties van bestuurders, weggebruikers en omwonenden. 6

18 Inleiding Test- en demonstratiedag Naar aanleiding van een verzoek vanuit het Belgische Ministerie van Transport is een test- en demonstratiedag georganiseerd op het circuit van Assen. Deze dag is benut om meer inzicht te verkrijgen over de werking van het systeem in de praktijk. De deelnemers van deze dag hebben aan de hand van een vragenlijst hun ervaringen met Flister kunnen aangeven Borging privacy Voor het onderzoek is informatie verzameld over bestuurders en de door hen gereden ritten. Omdat het hierbij gaat om privacygevoelig materiaal zijn met de betrokken diensten vooraf duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van het materiaal: de beelden zijn door I&O Research alleen voor dit onderzoek gebruikt; de beelden zijn in een beveiligde omgeving opgeslagen; de analyse van de videobeelden vindt in een gecontroleerde en beveiligde ruimte plaats; de beelden zijn binnen één maand na afronding van het onderzoek vernietigd; I&O Research zal de beelden niet ter beschikking stellen aan derden of publiek maken. Een uitzondering hierop is het opeisen van de beelden door Justitie; I&O Research onderschrijft de ESOMAR richtlijn met betrekking tot privacy. Verder is I&O Research aangesloten bij de Marktonderzoekassociatie (de brancheorganisatie voor onderzoeksbureaus) waarin duidelijke en strakke richtlijnen m.b.t. privacy gelden; de camera is beperkt in resolutie, zichthoek en is geen toegelaten en geijkt opsporingsmiddel; de betrokken onderzoekers van I&O Research hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend Fasering onderzoek Het experiment heeft plaatsgevonden in de periode medio september medio december September Het tweede deel van september is gebruikt om alle betrokken voertuigen te voorzien van de benodigde aanpassingen van de aanwezige voertuigvolgsystemen. Ook zijn in deze periode de contacten gelegd met de diensten en zijn praktische afspraken gemaakt over hun deelname aan het onderzoek. Oktober In de maand oktober heeft de voormeting plaatsgevonden. In deze periode is beeldmateriaal verzameld van ritten zonder Flister. Ook zijn in deze periode de vragenlijsten van de nulmeting uitgezet onder bestuurders. Eind oktober is begonnen met de inbouw van de Flister-apparatuur. Eveneens was eind oktober de vragenlijst voor omwonenden en weggebruikers via beschikbaar als onderdeel van de publiekscampagne. November In de maand november zijn opnames verzameld van ritten met Flister. Omdat het inbouwen van de Flister apparatuur meer tijd vergde dan vooraf was gepland zijn een aantal voertuigen pas medio november met Flister uitgerust. Om voldoende beeldmateriaal te kunnen verzamelen is de duur van het experiment verlengd tot medio december. In november heeft tevens de Demodag plaatsgevonden op het circuit in Assen. Hierbij is de werking van Flister in uiteenlopende verkeerssituaties getest. 7

19 Inleiding December Begin december zijn de vragenlijsten voor de éénmeting uitgezet onder bestuurders (en verpleegkundigen). Half december is het experiment met het rijden met Flister afgerond. Omdat op de testdag en de Demodag op het circuit in Assen bleek dat de afstelling en de inbouw van de Flister geoptimaliseerd kon worden, zijn bij enkele voertuigen voor de laatste twee weken van het experiment aanpassingen gedaan aan het vermogen. Naar aanleiding van een technisch onderzoek van de TÜV naar onder andere het bereik, is het vermogen van de Flister verhoogd. Januari 2010 Na afloop van het experiment zijn alle verzamelde gegevens geanalyseerd en is er over de uitkomsten gerapporteerd. De onderzoeksresultaten zijn besproken in de werkgroep Communicatie Bij het experiment waren verschillende organisaties en partijen betrokken. Voor een goed verloop van en voldoende draagvlak voor het project was het van groot belang alle betrokkenen goed te informeren. De communicatie over het experiment heeft als volgt plaatsgevonden: Intern De werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van Ambulance Zorg Nederland (AZN), Brandweer, Politie, Landelijke Faciliteit Rampen Bestrijding (LFR), Flister en het ministerie van Verkeer en Waterstaat kwam regelmatig bijeen om de voortgang te bespreken. De betrokken diensten en bestuurders zijn geïnformeerd over het experiment door middel van een folder over het project en informatiemateriaal dat in de voertuigen is geplaatst. Tevens hebben de diensten in briefings en via berichten op intranet hun bestuurders geïnformeerd. Bij UMCG Ambulancezorg en Kijlstra zijn informatiebijeenkomsten bij de start van het project georganiseerd. Het onderzoeksbureau heeft gedurende het experiment zeer veel contact gehad met de diensten, zodat zij goed geïnformeerd waren over de voortgang. Betrokken partijen en andere geïnteresseerde organisaties (waaronder het Belgisch ministerie van Transport) hebben de Demodag op het circuit van Assen in november bijgewoond. Hierbij werd aan de hand van verschillende opstellingen van auto s de werking van Flister gedemonstreerd. Extern Op 26 oktober heeft Tweede-Kamerlid Sander de Rouwe in Bolsward het startsein gegeven voor het experiment. In een gezamenlijke actie van alle betrokken diensten onder regie van Verkeer en Waterstaat zijn de landelijke en regionale media benaderd met een persbericht. Dit heeft geleid tot een groot aantal artikelen in de pers als mede tot interviews op landelijke en regionale radio en televisiezenders (zie bijlage). In Rotterdam, Utrecht en een achttal gemeentes in het noorden van het land zijn borden langs de kant van de weg geplaatst met de oproep om de website te bezoeken en een mening te geven. 8

20 Inleiding Er is een speciale website ontwikkeld, Tweeduizend omwonenden hebben een flyer thuis ontvangen. De selectie van de woongebieden is uitgevoerd met behulp van een overzicht van veel door voorrangsvoertuigen gebruikte routes. 1.5 Leeswijzer In dit rapport zijn de bevindingen beschreven van het experiment Flister. Hoofdstuk 2 gaat in op de video-analyse. In dit hoofdstuk presenteren wij in de eerste plaats de aantallen conflicten per ernst categorie. Er wordt een vergelijking gemaakt van het aantal conflicten tussen het voorrangsvoertuig en andere verkeersdeelnemers met en zonder Flister, uitgesplitst naar de verschillende conflicttypes. Het effect op de rijsnelheid van het voorrangsvoertuig t.o.v. de PSL staat in hoofdstuk 3 centraal. Dit hoofdstuk beantwoordt de vraag of er een verschil in snelheid waarneembaar is tussen een voorrangsvoertuig zonder of met Flister. De resultaten worden per dienst beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in de op de ervaringen van bestuurders. Wat zijn hun kenmerken en hoe oordelen zij over Flister? Het effect van Flister op het rijgedrag van bestuurders wordt in hoofdstuk 5 behandeld. Voor de ritten waarvan bekend is welke bestuurder heeft gereden, is door een koppeling van beelden en de enquêteresultaten bepaald of bestuurders hun rijgedrag hebben aangepast. In hoofdstuk 6 komen de weggebruikers en omwonenden aan het woord; wat zijn hun ervaringen? Hoofdstuk 7 gaat kort in op de werking en het functioneren van Flister tijdens dit experiment. Hoofdstuk 8 bevat de conclusies van het onderzoek. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt toegelicht hoe de analyse van de resultaten heeft plaatsgevonden en elk hoofdstuk sluit af met de belangrijkste conclusies. Voor in dit rapport is een managementsamenvatting opgenomen en in de bijlage van dit rapport zijn de vragenlijsten onder bestuurders, verpleegkundigen, omwonenden en weggebruiker te vinden. Ook het verslag van de Demotestdag is in de bijlage opgenomen. De laatste bijlage bestaat uit een overzicht van de mediauitingen over het onderzoek. 9

21 Video-conflict analyse per dienst 2. Video-conflict analyse naar dienst 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de conflictanalyse door middel van videobeelden. Het beeldmateriaal dat is verzameld door middel van de geplaatste camera s in de voorrangsvoertuigen is geanalyseerd. Bepaald is of en in welke mate er zich tijdens ritten met zwaailicht en sirene conflicten met andere weggebruikers voordoen en of er een verschil waarneembaar is tussen ritten zonder en met Flister. Omdat de camera s in het kader van privacy zonder geluid hebben opgenomen, was aan de beelden niet te zien of de sirene aan stond. Om dit te bepalen zijn gegevens uit de voertuigvolgsystemen gebruikt. In de ritdata is eerst een rit geselecteerd die met zwaailicht en sirene is gereden en daarna is bepaald op welk moment zwaailicht en sirene aan stonden. In figuur 2.1 is een voorbeeld van een rit weergegeven. Bij deze rit zijn de videobeelden geanalyseerd van 11:43:30 tot 12:00:00 uur (de paarse en blauwe lijn). In rood wordt de gereden snelheid getoond en in groen de maximum geldende snelheid ter plekke (PSL). Figuur 2.1 Voorbeeld ritgegevens. Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven zijn de conflicten met overige weggebruikers geregistreerd. Ook is de ernst van het conflict bepaald. Verder is een aantal kenmerken van de situatie vastgelegd (druk of rustig, weg of kruising, etc.). In de paragrafen 2.2 tot en met 2.5 worden de resultaten per dienst toegelicht. Verantwoording techniek Het onderzoek naar de effecten van de Flister is uitgevoerd bij de verschillende diensten. De verantwoordelijkheid voor de techniek en de installatie van de Flister is de verantwoordelijkheid van de fabrikant en de betrokken diensten. De diensten hebben zelf voor de inbouw van Flister gezorgd. Uit de ervaringen, waaronder die van de testdag (zie bijlage 8 en 9) is gebleken dat de inbouw en hiermee de kwaliteit van het bereik van Flister per dienst verschilt. Doordat het bij de ambulances niet mogelijk was de antenne op een geaard grondvlak te plaatsen, was er tijdens de onderzoeksperiode sprake van een suboptimaal functionerende Flister met een voertuigafhankelijk bereik. Bij de auto s van de Politie Rotterdam Rijnmond, KLPD en Brandweervoertuigen is de 10

22 Video-conflict analyse per dienst antenne van Flister wel op een geaard grondvlak te plaatsen, waardoor de Flister bij deze voertuigen ten tijde van het onderzoek beter heeft gefunctioneerd. Bij de interpretatie van de resultaten van de video-analyse, zoals in dit hoofdstuk beschreven, dient rekening te worden gehouden met deze verschillen in installatie van Flister. Overigens zijn vlak voor het einde van het experiment aanpassingen gedaan aan de afstelling van Flister bij ambulances en Rijmond. Het vermogen en hiermee het bereik is vergroot. 2.2 Ambulance In de onderzoeksperiode hebben de ambulances in totaal 246 uur met zwaailicht en sirene gereden. Uit de gegevens van de voertuigvolgsystemen blijkt dat dit circa 5 procent van het totaal aantal gereden uren is. Zie ook hoofdstuk 3. Van deze ritten is 116 uur aan videomateriaal geanalyseerd 2 van 13 ambulancevoertuigen. Hierbij gaat het om 55 uur beeld van ritten zonder Flister en 62 uur beeld van ritten met Flister. In figuur 2.2 is het aantal conflicten per gereden uur weergegeven. Op deze manier corrigeren we voor het feit dat er meer beeldmateriaal is geanalyseerd van ritten met Flister. In de ritten zonder Flister zijn 170 conflicten geregistreerd, ofwel 3,1 per uur. Bij de ritten met Flister zijn er 191 conflicten geregistreerd, ook 3,1 per uur. Figuur 2.2 Het aantal conflicten per uur (55 uur beeld zonder Flister; 62 uur beeld met Flister) ,1 3, zonder Flister met Flister Ernst van de conflicten Bij de ambulances doen zich vooral conflicten voor waarbij de chauffeur moet inhouden, licht moet remmen en dus geen vrije doorgang heeft. De andere categorieën die de ernst van het waargenomen conflict beschrijven (zoals beschreven in hoofdstuk 1), komen nagenoeg niet voor. Indien de ritten zonder en met Flister met elkaar worden vergeleken, dan valt op dat het aantal lichte conflicten waarbij een weggebruiker een ontwijkingsactie moet verrichten, afneemt (zie figuur 2.3). Het aantal conflicten waarbij het voorrangsvoertuig moet inhouden/remmen en het aantal zwaardere conflicten verschilt niet tussen ritten met en zonder Flister. 2 Een deel van de voertuigen is niet uitgerust met een camera waardoor niet alle 246 uur met sirene en zwaailicht geanalyseerd kon worden. Verder waren er soms beelden niet analyseerbaar, bijvoorbeeld omdat het te donker was. Verder zijn alleen de beelden geanalyseerd van ambulances die zowel met als zonder Flister hebben gereden. 11

23 Video-conflict analyse per dienst Figuur 2.3 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar ernst van de conflicten ,6 2, ,3 0,0 licht weggebruiker licht VRV 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 zwaar weggebruiker zwaar VRV gevaarlijke manoeuvre botsing zonder Flister met Flister Locatie van de conflicten Vier op de vijf conflicten doen zich voor op wegvakken (en niet op kruisingen). Gemiddeld vindt er met ambulancevoertuigen 0,6 conflict per uur op een kruising plaats. In verhouding zijn conflicten op kruisingen vaak zware conflicten. In de ritten die met Flister zijn gereden neemt het aantal conflicten op kruisingen af. Het aantal conflicten op wegvakken neemt toe van 2,3 naar 2,6 per uur. Figuur 2.4 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar locatie. 5 4 weg kruising ,33 2,61 0 0,76 0,49 zonder Flister met Flister Bij conflicten op wegvakken zijn er in de meeste gevallen inhaalproblemen of is de weg te smal om te passeren. Overige conflictsituaties zoals rijden op het fietspad of vluchtstrook of tegen het verkeer in moeten rijden komen nagenoeg niet voor. Bij conflicten op kruisingen kan er sprake zijn van een langsconflict, een dwarsconflict of een afslaanconflict. Van de conflicten op kruisingen komen alle drie de typen conflict even vaak voor. Zoals uit figuur 2.4 al blijkt neemt het aantal conflicten op kruisingen met Flister af. Deze afname doet zich alleen voor bij langsconflicten (dus een conflict met een weggebruiker die in het 12

24 Video-conflict analyse per dienst verlengde van het voorrangsvoertuig rijdt). De overige typen conflicten komen zonder en met Flister even vaak voor. Van alle conflicten op kruisingen vindt tweederde plaats op kruisingen met verkeerslichten. De overige conflicten vinden plaats op kruisingen zonder verkeersregelinstallatie. Ook de zware conflicten komen vooral voor op kruisingen met verkeerslichten. Gedrag overige weggebruikers Bij de geanalyseerde conflicten is ook vastgesteld hoe de overige weggebruikers reageren. Dit zijn de weggebruikers buiten de conflictsituatie om. Bij één op de vijf conflicten zijn er, naast de weggebruikers waarmee het conflict is, geen andere weggebruikers aanwezig. In tweevijfde van de gevallen krijgt het voorrangsvoertuig van de andere weggebruikers voldoende ruimte. Minder adequate reacties van weggebruikers (op rare plaatsen stoppen, onlogische of onveilige keuzes maken) komen bij gebruik van Flister vaker voor (45%), dan tijdens ritten zonder Flister (34%). Overige (paniek-)reacties of botsingen komen niet voor. Tabel 2.1 Gedrag overige weggebruikers buiten de conflictsituatie. zonder Flister met Flister geen overige weggebruikers aanwezig 23% 18% VRV krijgt ruimte van overige weggebruikers 42% 37% minder adequate reactie 34% 45% Paniekreactie 1% 0% onderling botsen 0% 0% Totaal 100% 100% Druktebeeld De conflicten met ambulancevoertuigen vinden in ruim een derde van de gevallen plaats als het (zeer) rustig is. Bij bijna de helft van de conflicten is er sprake van een normaal druktebeeld. Eén op de vijf conflicten vindt plaats als het druk of zeer druk is. De verdeling van conflicten naar druktebeeld verschilt niet tussen ritten zonder en met Flister. Tabel 2.2 Druktebeeld tijdens conflicten. zonder Flister met Flister zeer rustig 13% 10% rustig 22% 26% normaal 45% 44% druk 14% 11% zeer druk 5% 9% Totaal 100% 100% Rijsnelheid Bij de analyse van de videobeelden is ook bepaald hoe hard het voorrangsvoertuig in die specifieke situatie reed. Hierbij is aangemerkt of de snelheid gepast of hoog was. In de meeste gevallen is de rijsnelheid niet opvallend hoog. Bij de zware conflicten was de rijsnelheid vaker hoog dan gemiddeld. Bij het rijden met de Flister lijkt het aantal conflicten waarbij snelheid van het voorrangsvoertuig bij conflicten hoog is toe te nemen. Echter door het kleine aantal conflicten kunnen toevallige omstandigheden niet worden uitgesloten. 13

25 Video-conflict analyse per dienst De ambulances in het experiment reden een deel van hun tijd in een landelijke omgeving op doorgaande wegen in een minder druk deel van het land. Dit zal van invloed zijn op de kans op een conflict met een andere weggebruiker. Ambulances in meer stedelijke omgeving komen meer andere weggebruikers tegen en hebben een hogere kans op conflict. Tabel 2.3 Rijsnelheid van het voorrangsvoertuig bij conflicten. zonder Flister met Flister Gepast 98% 95% Hoog 2% 5% Totaal 100% 100% 2.3 KLPD De zes KLPD voertuigen hebben gedurende het experiment 21 uur met sirene en zwaailicht gereden. Dat is zo n twee procent van de in totaal gereden uren. Van deze ritten is 6 uur aan videomateriaal geanalyseerd. In vier van de zes voertuigen zijn camera s gebouwd en een deel van het beeldmateriaal is niet bruikbaar omdat het donker is of er een te korte tijdsduur met sirene is gereden. Ook zijn alleen voertuigen vergeleken die zowel zonder als met Flister hebben gereden. Hierdoor zijn uiteindelijk twee KLPD voertuigen in de analyse betrokken. Van de 6 uur geanalyseerd beeldmateriaal, gaat het om 2 uur beeld van ritten zonder Flister en 4 uur beeld van ritten met Flister. In figuur 2.5 is het aantal conflicten per gereden uur weergegeven. In de ritten zonder Flister zijn 37 conflicten geregistreerd, ofwel 18 per uur. Bij de ritten met Flister zijn er 44 conflicten geregistreerd, of wel 12 per uur. Figuur 2.5 Het aantal conflicten per uur (2 uur beeld zonder Flister; 4 uur beeld met Flister) , ,6 5 0 zonder Flister met Flister Ernst van de conflicten Bij de KLPD doen zich vooral conflicten voor waarbij de chauffeur moet inhouden, licht moet remmen en dus geen vrije doorgang heeft. De overige conflictsituaties komen nagenoeg niet voor. Indien de ritten zonder en met Flister met elkaar worden vergeleken, dan valt op dat het aantal lichte conflicten afneemt. Dit geldt zowel voor het aantal conflicten waarbij de weggebruiker een ontwijkingsactie moet verrichten, alsmede voor het aantal conflicten waarbij het KLPD voertuig een ontwijkingsactie moet verrichten. 14

26 Video-conflict analyse per dienst Figuur 2.6 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar ernst van de conflicten licht weggebruiker licht VRV zwaar weggebruiker zwaar VRV gevaarlijke manoeuvre botsing zonder Flister met Flister Locatie van de conflicten Het overgrote deel van de geregistreerde conflicten bij de KLPD doet zich op wegvakken voor (en niet op kruisingen). In de ritten die met Flister zijn gereden neemt het aantal conflicten op wegvakken af (van 16 conflicten per uur zonder Flister naar 11 conflicten per uur met Flister). Ook het aantal conflicten op kruisingen neemt af. Door het kleine aantal waarnemingen speelt toeval hierbij een grote rol. Figuur 2.7 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar locatie ,2 10,6 weg kruising 4 0 2,0 1,1 zonder Flister met Flister Bij conflicten op wegvakken zijn er in de meeste gevallen inhaalproblemen (driekwart van de conflictsituaties) of is de weg te smal om te passeren (een kwart van de conflictsituaties). Zoals uit figuur 2.6 blijkt neemt het aantal conflicten op wegen met Flister af. Deze afname doet zich vooral voor bij de inhaalproblemen en in mindere mate bij te smal om te passeren. Bij de KLPD zijn acht conflicten op kruisingen waargenomen. Dit waren voornamelijk conflicten op kruisingen met verkeerslichten. 15

27 Video-conflict analyse per dienst Gedrag overige weggebruikers Bij de geanalyseerde conflicten is ook vastgesteld hoe de overige weggebruikers reageren. In een zeer klein deel van de gevallen zijn er geen andere weggebruikers aanwezig. In de meeste gevallen krijgt het voorrangsvoertuig van de andere weggebruikers voldoende ruimte. Bij het gebruik van Flister neemt dit aandeel toe. Minder adequate reacties van de andere weggebruikers (op rare plaatsen stoppen, onlogische of onveilige keuzes maken) nemen bij gebruik van de Flister af. Overige (paniek-)reacties of botsingen komen niet voor. Tabel 2.4 Gedrag overige weggebruikers. zonder Flister met Flister geen overige weggebruikers aanwezig 3% 5% VRV krijgt ruimte van overige weggebruikers 54% 68% minder adequate reactie 43% 27% Paniekreactie 0% 0% onderling botsen 0% 0% Totaal 100% 100% Druktebeeld Bij elk conflict is vastgelegd wat het druktebeeld is. Bij het rijden zonder Flister komt driekwart van de conflicten met KLPD voertuigen voor bij druk of zeer druk verkeer. Als met Flister wordt gereden vindt het grootste deel van de conflicten juist plaats bij normaal druktebeeld. Het aandeel conflicten bij druk of zeer druk verkeer neemt bij rijden met Flister af. Tabel 2.5 Druktebeeld tijdens conflicten. zonder Flister met Flister zeer rustig 0% 2% Rustig 3% 9% Normaal 22% 61% Druk 53% 18% zeer druk 22% 9% Totaal 100% 100% Rijsnelheid Bij de analyse van de videobeelden van de KLPD voertuigen is ook bepaald hoe hard het voorrangsvoertuig in die specifieke situatie reed. In de meeste gevallen is de rijsnelheid gepast. In de ritten met Flister komt een (te) hoge snelheid van het voertuig niet voor. Gezien het kleine aantal waarnemingen kunnen toevalsfactoren hierbij een rol spelen. Tabel 2.6 Rijsnelheid van de KLPD voertuigen bij conflicten. zonder Flister met Flister Gepast 92% 100% Hoog 8% 0% Totaal 100% 100% 16

28 Video-conflict analyse per dienst 2.4 Politie Rijnmond Van de voertuigen van Politie Rijnmond is 8,5 uur aan videomateriaal geanalyseerd van ritten met zwaailicht en sirene. De voertuigen van Politie Rijnmond hebben gedurende het experiment ongeveer 14 uur met zwaailicht en sirene gereden. Dat is ongeveer 1 procent van de totale tijd die de voertuigen in de onderzoeksperiode hebben gereden. Van de onderzochte 8,5 uur gaat het om 6 uur beeld van ritten zonder Flister en 2,5 uur beeld van ritten met Flister (vijf voertuigen). In figuur 2.8 is het aantal conflicten per gereden uur weergegeven. In de ritten zonder Flister zijn 67 conflicten geregistreerd, ofwel 11,5 per uur. Bij de ritten met Flister zijn er 35 conflicten geregistreerd, of wel 12,8 per uur. Figuur 2.8 Het aantal conflicten per uur (6 uur beeld zonder Flister; 2,5 uur beeld met Flister) ,5 12, zonder Flister met Flister Ernst van de conflicten Bij Politie Rijnmond doen zich vooral conflicten voor waarbij de chauffeur moet inhouden, licht moet remmen en dus geen vrije doorgang heeft. De overige conflictsituaties komen nagenoeg niet voor. Indien de ritten zonder en met Flister met elkaar worden vergeleken, dan valt op dat het aantal lichte conflicten met Flister toeneemt (naar 12 per uur). Figuur 2.9 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar ernst van de conflicten licht weggebruiker licht VRV zwaar weggebruiker zwaar VRV gevaarlijke manoeuvre botsing zonder Flister met Flister 17

29 Video-conflict analyse per dienst Locatie van de conflicten Het overgrote deel van de geregistreerde conflicten bij Politie Rijnmond doet zich op wegvakken voor (en niet op kruisingen). In de ritten die met Flister zijn gereden neemt het aantal conflicten op wegvakken iets toe en op kruisingen iets af. De conflicten die zich voordoen op kruisingen zijn nagenoeg allemaal zware conflicten. Figuur 2.10 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar locatie ,3 10,9 weg kruising 3 0 2,2 1,8 zonder Flister met Flister Bij conflicten op wegvakken zijn er in de meeste gevallen inhaalproblemen (driekwart van de conflictsituaties) of is de weg te smal om te passeren (een kwart van de conflictsituaties). Zoals uit figuur 2.10 blijkt neemt het aantal conflicten op wegen met Flister iets toe. Met name het aantal conflicten veroorzaakt door inhaalproblemen neemt iets toe. De zware conflicten komen vooral voor op kruisingen met verkeerslichten. Gedrag overige weggebruikers Bij de geanalyseerde conflicten is ook vastgesteld hoe de overige weggebruikers reageren. In een zeer klein deel van de gevallen zijn er geen andere weggebruikers aanwezig. In de meeste gevallen (60 procent) krijgt het voorrangsvoertuig van de andere weggebruikers voldoende ruimte. In 36-40% van de gevallen is er sprake van minder adequate reacties van de andere weggebruikers. Overige (paniek-)reacties of botsingen komen niet voor. Het gedrag van de overige weggebruikers verschilt niet tussen ritten zonder en met Flister. Tabel 2.7 Gedrag overige weggebruikers. zonder Flister met Flister geen overige weggebruikers aanwezig 3% 0% VRV krijgt ruimte van overige weggebruikers 61% 60% minder adequate reactie 36% 40% paniekreactie 0% 0% onderling botsen 0% 0% Totaal 100% 100% Druktebeeld De conflicten met voertuigen van Politie Rijnmond vinden in ongeveer de helft van de gevallen plaats als het druktebeeld normaal is. Bij de overige conflicten is er sprake van een druk of zeer druk verkeersbeeld. Het komt niet of nauwelijks voor dat er zich conflicten voordoen met voertuigen van Politie Rijnmond als het rustig of zeer rustig is op de weg. 18

30 Video-conflict analyse per dienst Tabel 2.8 Druktebeeld tijdens conflicten. zonder Flister met Flister zeer rustig 0% 0% rustig 0% 3% normaal 55% 49% druk 30% 37% zeer druk 15% 11% Totaal 100% 100% Rijsnelheid Bij de analyse van de videobeelden van de voertuigen van Rijnmond is ook bepaald hoe hard het voorrangsvoertuig in die specifieke situatie reed. In de meeste gevallen is de rijsnelheid gepast. Bij het rijden met de Flister lijkt het aantal conflicten waarbij snelheid van het voorrangsvoertuig bij conflicten hoog is toe te nemen. Echter door het kleine aantal conflicten kunnen toevallige omstandigheden niet worden uitgesloten. Tabel 2.9 Rijsnelheid van Rijnmond voertuigen bij conflicten. zonder Flister met Flister gepast 95% 89% hoog 5% 11% Totaal 100% 100% 2.5 Brandweer De brandweervoertuigen hebben tijdens de onderzoeksperiode 14 uur met zwaailicht en sirene gereden (van de in totaal 444 gereden uren). Van deze ritten is 6,5 uur aan videomateriaal geanalyseerd. Hierbij gaat het om 4 uur beeld van ritten zonder Flister en 2,5 uur beeld van ritten met Flister (acht voertuigen). In figuur 2.11 is het aantal conflicten per gereden uur weergegeven. In de ritten zonder Flister zijn 27 conflicten geregistreerd, ofwel 6,4 per uur. Bij de ritten met Flister zijn er slechts 5 conflicten geregistreerd, of wel 2,1 per uur. Vanwege de beperkte hoeveelheid beeldmateriaal kunnen de verschillen tussen ritten zonder en met Flister hooguit als indicatief worden beschouwd. Figuur 2.11 Het aantal conflicten per uur (4 uur beeld zonder Flister en 2,5 uur beeld met Flister) ,4 3 0 zonder Flister 2,1 met Flister 19

31 Video-conflict analyse per dienst Ernst van de conflicten Bij Brandweer Utrecht doen zich vooral conflicten voor waarbij de chauffeur moet inhouden, licht moet remmen en dus geen vrije doorgang heeft. De overige conflictsituaties komen niet voor. Indien de ritten zonder en met Flister met elkaar worden vergeleken, dan valt op dat het aantal lichte conflicten met Flister afneemt, van 6 naar 2 per uur. Echter door het kleine aantal conflicten per uur en het beperkte aantal uren aan video materiaal is de rol van het toeval bij deze waarnemingen te groot om hier conclusies aan te kunnen verbinden. Figuur 2.12 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar ernst van de conflicten licht weggebruiker 2 licht VRV zwaar weggebruiker zwaar VRV gevaarlijke manoeuvre botsing zonder Flister met Flister Locatie van de conflicten Het overgrote deel van de geregistreerde conflicten bij Brandweer Utrecht doet zich op wegvakken voor (en niet op kruisingen). In de ritten die met Flister zijn gereden neemt het aantal conflicten op wegen sterk af. Figuur 2.13 Het aantal conflicten per uur, uitgesplitst naar locatie ,1 weg kruising 2 0 2,1 0,2 0,0 zonder Flister met Flister Bij conflicten op de weg is het in de meeste gevallen te smal om te passeren (tweederde van de conflictsituaties) of zijn er inhaalproblemen (een derde van de conflictsituaties). Zoals uit figuur 2.13 blijkt neemt het aantal conflicten op wegen met Flister af. Met name het aantal conflicten veroorzaakt door inhaalproblemen neemt fors af. 20

32 Video-conflict analyse per dienst Gedrag overige weggebruikers Bij de geanalyseerde conflicten is ook vastgesteld hoe de overige weggebruikers reageren. In een zeer klein deel van de gevallen zijn er geen andere weggebruikers aanwezig. In ongeveer de helft van de gevallen is er sprake van minder adequate reacties van de andere weggebruikers en in ruim 40 procent van de gevallen krijgt de Brandweer voldoende ruimte. Overige (paniek-)reacties of botsingen komen niet voor. Omdat er bij het rijden met Flister slechts vijf conflicten zijn geregistreerd kunnen de verschillen tussen ritten zonder en met Flister niet bepaald worden. Tabel 2.10 Gedrag overige weggebruikers. zonder Flister Met Flister geen overige weggebruikers aanwezig 4% 0% VRV krijgt ruimte van overige weggebruikers 44% 40% minder adequate reactie 48% 60% Paniekreactie 4% 0% onderling botsen 0% 0% Totaal 100% 100% Druktebeeld Het druktebeeld bij de conflicten met voertuigen van Brandweer Utrecht verschilt bij het rijden met en zonder Flister. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het grotere aantal inadequate reacties. Gezien het geringe aantal metingen kunnen hieruit geen conclusies worden getrokken. Tabel 2.11 Druktebeeld tijdens conflicten. zonder Flister met Flister zeer rustig 4% 0% rustig 26% 20% normaal 33% 0% druk 19% 20% zeer druk 19% 60% Totaal 100% 100% De brandweer rijdt met grote opvallende voertuigen door een stedelijke omgeving. Door de beperkingen in manoeuvreerbaarheid liggen de rijsnelheden laag. Het lijkt er op dat de vrije doorgang eerder belemmerd wordt door de omvang van de voertuigen dan door het niet opmerken van de voertuigen. Rijsnelheid Bij de analyse van de videobeelden van de voertuigen van Brandweer Utrecht is ook bepaald hoe hard het voorrangsvoertuig in die specifieke situatie reed. In alle gevallen is de rijsnelheid als gepast beoordeeld. Tabel 2.12 Rijsnelheid van Brandweer Utrecht voertuigen bij conflicten. zonder Flister met Flister gepast 100% 100% Hoog 0% 0% Totaal 100% 100% 21

33 Video-conflict analyse per dienst 2.6 Conclusie De videobeelden van ritten met zwaailicht en sirene van ambulance, KLPD, Politie Rijnmond en Brandweer Utrecht zijn geanalyseerd om zo het aantal conflicten per uur te bepalen. Wat opvalt, is dat het aantal conflicten per uur aanzienlijk verschilt tussen de diensten. Een belangrijke invloed is hierbij de aard van het werk en het werkgebied. De ambulances hebben relatief meer in landelijke gebieden gereden in een minder dicht bevolkt deel van het land. Politie Rijnmond en Brandweer Utrecht hebben juist vooral in stedelijk gebied gereden. De grote opvallende Brandweer voertuigen rijden met lagere snelheid en hebben minder conflicten. Door de verschillen in het aantal geanalyseerde uren is de betrouwbaarheid van de waarnemingen niet gelijk. Bij Ambulance en Brandweer Utrecht is er overall sprake van minder dan vijf conflicten per uur. Bij de twee politiediensten (Politie Rijnmond en het KLPD) ligt het aantal conflicten per uur hoger. Figuur 2.14 Aantal conflicten per uur, per dienst, zonder en met Flister , ,6 11,5 12, ,4 3,1 3,1 2,1 Ambulance KLPD Politie Rijnmond Brandweer Utrecht zonder Flister met Flister Invloed van het rijden met Flister op het aantal conflicten Bij de KLPD is er sprake van een afname van het aantal conflicten tijdens het rijden met Flister. Bij politie Rijnmond neemt het aantal conflicten licht toe en bij de Ambulances is er geen verschil in het aantal conflicten waargenomen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat tijdens het onderzoek Flister vooral bij de ambulance niet optimaal gefunctioneerd heeft, onder andere vanwege een slechte plaatsing van de antenne. Bij Brandweer Utrecht zijn te weinig waarnemingen om conclusies te kunnen trekken. Als gekeken wordt naar de ernst van de conflicten dan geldt voor alle in het onderzoek betrokken diensten dat er vooral lichte conflicten plaatsvinden. Bij Ambulance, KLPD en politie Rijnmond zijn meer dan 90 procent van de conflicten aan te merken als lichte conflicten. Bij Brandweer Utrecht zijn gedurende het experiment geen zware conflicten waargenomen. De conflicten komen doorgaans voor op wegvakken (en niet op kruisingen). Dit geldt voor alle diensten. Indien er zich conflicten op kruisingen voordoen, dan zijn dit voornamelijk kruisingen met verkeerslichten. Hoewel zware conflicten niet vaak voorkomen, zijn deze op kruisingen wel oververtegenwoordigd. Conflicten op kruisingen zijn relatief vaak zware conflicten. Ook uit andere (internationale) studies blijkt dat zware conflicten vooral op kruisingen plaatsvinden. 22

34 Video-conflict analyse per dienst Wat is de invloed van de Flister op het voorkomen van inadequate reacties? Uit de observaties blijkt dat een groot aantal weggebruikers die zelf niet direct bij het conflict betrokken zijn geen adequate reactie vertonen bij de nadering van een voorrangsvoertuig. Of de Flister hierop invloed heeft is onduidelijk. Bij de ambulance neemt het aantal inadequate reacties toe, echter het Flistersignaal was hierbij niet optimaal, waardoor waarschijnlijk minder bestuurders bereikt zijn. Bij KLPD lijkt de Flister een verbetering op te leveren. Bij Politie Rotterdam Rijnmond lijkt er nauwelijks effect te zijn. Bij de Brandweer lijkt er een verslechtering op te treden, maar door het geringe aantal waarnemingen kan dit slechts als een indicatie worden gezien. Echte paniekreacties of onderlinge botsingen van de overige weggebruikers komen niet voor. Bij de KLPD krijgt het voertuig bij ritten met Flister van de overige weggebruikers vaker voldoende ruimte dan in ritten zonder Flister. Hoe heeft het drukte beeld de metingen van de Flister beïnvloed? Bij een derde van de conflicten van de ambulances is het druktebeeld (zeer) rustig. Bij de overige diensten is er vaker sprake van een drukker verkeersbeeld bij de conflicten. De kans op een conflict is hoger in een drukke omgeving en bij hogere rijsnelheden. 23

35 Rijsnelheid t.o.v. de PSL 3. Rijsnelheid t.o.v. de PSL 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven wat het effect van Flister is op rijsnelheid van de voorrangsvoertuigen met zwaailicht en sirene aan in relatie tot de plaatselijk geldende maximumsnelheid (PSL). Deze informatie is verkregen uit de voertuigvolgsystemen. Bij het onderzoek is gekeken naar rijsnelheid op de verschillende wegcategorieën (50, 70, 80, 100 en 120 km/u). De gereden snelheden worden vergeleken met de plaatselijk geldende snelheidslimiet. De resultaten hiervan worden per dienst behandeld. De voorrangsvoertuigen rijden ook op wegen met een maximum snelheid van 12 km/u (stapvoets) en 30 km/u. Van deze wegen is echter onvoldoende materiaal om betrouwbare uitspraken over het snelheidsgedrag te kunnen doen. Elke paragraaf start met een beschrijving van welk deel van de ritten met zwaailicht en sirene wordt gereden. Aan het eind van paragraaf 3.2 wordt ook ingegaan op het effect op de rijsnelheid bij ritten waar de technische specificaties van Flister zijn verbeterd (meer vermogen). In dit hoofdstuk gaat het dus om de mate waarin de Flister het mogelijk maakt dat voorrangsvoertuigen zich sneller door het verkeer bewegen. Verder geldt, net als bij de conflict-analyse in hoofdstuk 2, dat ten tijde van het experiment Flister bij de ambulances suboptimaal was geïnstalleerd en afgesteld. Bij de interpretatie van de resultaten m.b.t. de snelheden waarmee gereden is, dient hiermee rekening te worden gehouden. 3.2 Ambulances Van de 22 ambulances die in het experiment zijn betrokken is in totaal van uur ritinformatie verzameld. Voor het overgrote deel (92 procent) gaat het hierbij om ritten zonder zwaailicht en sirene. Daarnaast is er gedurende de onderzoeksperiode 142 uur (3 procent) met zwaailicht gereden en 246 uur met zwaailicht en sirene (5 procent). Figuur 3.1 Verdeling ritten ambulance (totaal uur). 100% 75% 92% 50% 25% 0% ritten zonder zwaailicht en sirene 3% 0% 5% ritten met zwaailicht ritten met sirene ritten met sirene en zwaailicht 24

36 Rijsnelheid t.o.v. de PSL Rijsnelheid t.o.v. PSL van ambulances In het kader van de dringende taak als voorrangsvoertuig heeft de wetgever de mogelijkheid geschapen voor bestuurders van voorrangsvoertuigen om af te wijken van de normale verkeersregels. Hierbij dienen door het voertuig optische en geluidsignalen te worden gevoerd om de andere weggebruikers te waarschuwen. De bestuurders van voorrangsvoertuigen ontvangen een speciale rijopleiding en dienen zich te gedragen volgens de brancherichtlijn. Figuur 3.2 laat de invloed van de Flister zien op de snelheid waarmee het voorrangsvoertuig zich met zwaailicht en sirene door het verkeer beweegt. De figuur is samengesteld uit het rijgedrag op alle wegen gerelateerd aan het wegtype. De rijsnelheid t.o.v. de PSL is in de periode met Flister licht afgenomen. Om te bepalen of dit verschil in snelheden wordt verklaard door Flister of door een andere factor is eveneens de snelheid van de zogenaamde datavoertuigen geanalyseerd. Dit is een controlegroep van voertuigen die niet zijn voorzien van Flister maar waarvan wel informatie uit het voertuigvolgsysteem beschikbaar is. Hieruit blijkt dat ook bij de datavoertuigen in de periode waarin Flister is ingebouwd de rijsnelheid licht is afgenomen. De gevonden snelheidsverschillen bij ambulances zijn op basis hiervan dus niet aan Flister toe te schrijven, maar worden bepaald door externe factoren. Figuur 3.2 Rijsnelheid ambulances t.o.v. PSL (totaal 243 uur). 100% 75% 50% 25% 0% 48% 43% 27% 27% 14% 14% 16% 11% < 10 km/u km/u km/u > 40 km/u zonder Flister met Flister Snelheid ambulances met hoger vermogen van Flister Naar aanleiding van de bevindingen van de Demodag op het TT circuit in Assen en de TÜV test over het bereik van Flister is het vermogen van enkele Flisters aangepast. Hierdoor is er ook informatie over het snelheidsverloop van ritten die met deze aangepaste Flister zijn gereden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het om slechts enkele voertuigen gaat, waarvan de gegevens zijn verzameld. Deze cijfers dienen dan ook met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. De snelheidsgegevens van de ritten met aangepaste Flister ( Flister 2 in figuur 3.3) zijn gebaseerd op zes uur aan ritten, terwijl er 139 uur materiaal is van ritten zonder Flister en 98 uur met de oorspronkelijke Flister ( Flister 1 in onderstaande grafiek). In vergelijking met ritten zonder Flister en ritten met de oorspronkelijke Flister neemt het aandeel ritten met een hoge rijsnelheid t.o.v. de PSL bij ritten met de aangepaste Flister af. 25

37 Rijsnelheid t.o.v. de PSL Het aandeel ritten met een snelheid die dichtbij de PSL ligt (maximale afwijking 10 km/u) neemt bij ritten met de aangepaste Flister toe. Figuur 3.3 Rijsnelheid ambulances t.o.v. PSL (totaal 243 uur). 100% 75% 50% 25% 0% 57% 48% 43% 27% 27% 22% 14% 14% 13% 16% 11% 8% < 10 km/u km/u km/u > 40 km/u zonder Flister met Flister 1 met Flister KLPD Van de 6 KLPD voertuigen die in het experiment zijn betrokken is in totaal van uur ritinformatie verzameld. Voor het overgrote deel (94 procent) gaat het hierbij om ritten zonder zwaailicht en sirene. Daarnaast is er gedurende de onderzoeksperiode 48 uur (3 procent) met zwaailicht gereden en 21 uur met zwaailicht en sirene (2 procent). Figuur 3.4 Verdeling ritten KLPD (totaal uur). 100% 75% 94% 50% 25% 0% ritten zonder zwaailicht en sirene 3% 1% 2% ritten met zwaailicht ritten met sirene ritten met sirene en zwaailicht Rijsnelheid KLPD voertuigen t.o.v. PSL Figuur 3.5 laat het snelheidsgedrag zien van KLPD voertuigen met zwaailicht en sirene, op alle wegen samen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het aantal rijuren met zwaailicht en sirene ten opzichte van het totaal klein is. Het gaat om een beperkt aantal rijuren. Door het beperkte aantal rijuren kunnen bijzondere dienstgerelateerde omstandigheden zoals achtervolgingen relatief een grote rol in het resultaat spelen. Deze dienstgerelateerde omstandigheden zijn echter voor het onderzoek niet beschikbaar. 26

38 Rijsnelheid t.o.v. de PSL Figuur 3.5 Rijsnelheid KLPD voertuigen t.o.v. PSL (totaal 21 uur). 100% 75% 50% 51% 47% 25% 0% 32% 26% 15% 13% 8% 8% < 10 km/u km/u km/u > 40 km/u zonder Flister met Flister Om te bepalen of het verschil in snelheid wordt bepaald door Flister is ook de analyse van twee controlevoertuigen van de KLPD gemaakt die niet zijn uitgerust met Flister. De controlevoertuigen zijn in de periode waarin Flister is ingebouwd juist minder vaak hard gaan rijden (minimaal 40 km/u harder dan toegestaan). Bij de KLPD voertuigen lijkt het er dus op dat met Flister sneller gereden kan worden. 3.4 Politie Rijnmond Politie Rijnmond heeft met zes voertuigen deelgenomen aan het onderzoek; drie auto s van de verkeerspolitie en drie van de hondenbrigade. Voor het overgrote deel (97 procent) van de rij-uren, gaat het hierbij om ritten zonder zwaailicht en sirene. Daarnaast is er gedurende de onderzoeksperiode 16 uur met zwaailicht en 14 uur met sirene én zwaailicht gereden. Uit nadere analyse van gegevens van de meldkamer is gebleken dat in de helft van de gevallen door de meldkamer toestemming is verleend voor het rijden met zwaailicht en sirene (een zogenaamde prio 1 rit). Figuur 3.6 Verdeling ritten Politie Rijnmond (totaal uur). 100% 97% 75% 50% 25% 0% ritten zonder zwaailicht en sirene 1% 1% 1% ritten met zwaailicht ritten met sirene ritten met sirene en zwaailicht 27

39 Rijsnelheid t.o.v. de PSL Invloed van Flister op de rijsnelheid Politie Rijnmond Figuur 3.7 laat het snelheidsgedrag zien van de voertuigen van Rijnmond met zwaailicht en sirene, op alle wegen samen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het het aantal rijuren met zwaailicht en sirene ten opzichte van het totaal klein is. Door het beperkte aantal rijuren kunnen bijzondere dienstgerelateerde omstandigheden zoals achtervolgingen relatief een grote rol in het resultaat spelen. Deze dienstgerelateerde omstandigheden zijn echter voor het onderzoek niet beschikbaar. Figuur 3.7 Rijsnelheid voertuigen Rijnmond t.o.v. PSL (totaal 14 uur). 100% 75% 50% 57% 48% 25% 0% 26% 19% 16% 17% 8% 9% < 10 km/u km/u km/u > 40 km/u zonder Flister met Flister 3.5 Brandweer Utrecht Brandweer Utrecht heeft met 10 voertuigen aan het experiment deelgenomen. Hierbij gaat om verschillende voertuigen, zowel personenauto s, als tankauto s en een ladderwagen. Voor het overgrote deel (90 procent) van de 444 rij-uren, gaat het hierbij om ritten zonder zwaailicht en sirene. In vier procent van de gevallen (19 uur) wordt met zwaailicht gereden en er komen evenveel ritten voor waarbij met sirene en zwaailicht is gereden. Figuur 3.8 Verdeling ritten Brandweer Utrecht (totaal 444 uur). 100% 75% 90% 50% 25% 0% ritten zonder zwaailicht en sirene 4% 1% 4% ritten met zwaailicht ritten met sirene ritten met sirene en zwaailicht 28

40 Rijsnelheid t.o.v. de PSL Rijsnelheid Brandweer Utrecht t.o.v. PSL, overall In figuur 3.9 is het snelheidsgedrag zien van de voertuigen van Brandweer Utrecht met zwaailicht en sirene, op alle wegen samen weergegeven. In viervijfde van de tijd (82 procent) rijden de voertuigen van Brandweer Utrecht niet meer dan 10 km/u harder dan de PSL. In een beperkt deel van de gevallen (15 procent) bedraagt het snelheidsverschil t.o.v. de PSL maximaal 30 km/u. Hoge rijsnelheden komen zelden voor. De snelheidsverdelingen van de ritten zonder of met Flister verschillen niet van elkaar. Figuur 3.9 Rijsnelheid voertuigen Brandweer Utrecht t.o.v. PSL (totaal 20 uur). 100% 75% 81% 84% 50% 25% 0% 15% 13% 1% 2% 2% 1% < 10 km/u km/u km/u > 40 km/u zonder Flister met Flister 3.6 Conclusies Aan de hand van informatie uit het voertuigvolgsysteem is een analyse gemaakt van de snelheden waarmee voorrangsvoertuigen rijden. Hierbij is tevens een relatie gelegd met de plaatselijk geldende maximumsnelheid (PSL), zodat een relatieve snelheid bepaald kan worden. Klein deel van de tijd wordt met zwaailicht en sirene gereden Van de twintig voertuigen van de Ambulance is in totaal ruim uur informatie verzameld over de snelheid. In vijf procent van de tijd hebben deze voertuigen met zwaailicht en sirene gereden (afgerond 250 uur). Ook bij Brandweer Utrecht wordt ongeveer 5 procent van de tijd met zwaailicht en sirene gereden. Voor de Politiediensten (Rijnmond en KLPD) geldt dat er zo n uur aan rijtijd is geanalyseerd, waarbij ongeveer één procent van de tijd met sirene en zwaailicht is gereden. Effect Flister op rijsnelheid t.o.v. PSL Voor de ritten die met zwaailicht en sirene zijn gereden is gekeken of de het inschakelen van de Flister invloed heeft op de snelheid waarmee een voorrangsvoertuig zich door het verkeer kan bewegen. Bij de ambulances zien we een afname van het aandeel rijtijd met hoge snelheden (t.ov. de PSL). De controlevoertuigen laten echter dezelfde verandering zien. De gevonden snelheidsverschillen bij ambulances zijn op basis hiervan dus niet aan Flister toe te schrijven, maar worden bepaald door externe factoren. Bij Rijnmond en Brandweer Utrecht zijn er geen controlevoertuigen om het gevonden snelheidsverschil te kunnen verklaren door Flister. De KLPD voertuigen rijden met Flister sneller. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat deze voertuigen maar in een zeer klein deel van de tijd met zwaailicht en sirene rijden. 29

41 Rijsnelheid t.o.v. de PSL 30

42 Bestuurders van hulpvoertuigen 4. Bestuurders van hulpvoertuigen 4.1 Inleiding Naast de informatie uit de voertuigvolgsystemen en de video-analyse is met behulp van vragenlijsten onder bestuurders van de voertuigen van de hulpdiensten onderzocht hoe zij het effect van Flister beleven en of er sprake is van een verandering van rijgedrag. Er zijn twee vragenlijsten uitgezet onder bestuurders. De eerste voorafgaand aan het experiment en de tweede na het rijden met Flister. De respons van beide enquêtes is in tabel 4.1 weergegeven. De vragenlijst van de nulmeting is door 173 bestuurders ingevuld. De vragenlijst van de éénmeting is door een aanzienlijk lager aantal bestuurders ingevuld. Dit heeft voor een deel te maken met het feit dat in niet alle auto s Flister is ingebouwd. De ambulances van Kijlstra zijn niet voorzien van een Flister, hetzelfde geldt voor enkele ambulances van UMCG en drie KLPD voertuigen. De respons bij de ambulances ligt bij de nulmeting rond de 70 procent en bij de éénmeting op zo n 50 procent. Bij de éénmeting is vooral de respons bij KLPD, Politie Rijnmond en Brandweer laag. Omdat niet bekend is hoeveel bestuurders in de voertuigen hebben gereden is het responspercentage niet vast te stelen. Een aantal vragen zijn in de vragenlijst opgenomen om een koppeling te maken tussen de waarneming van de bestuurder en de gegevens uit de video-analyse en de ritdata. Door de beperkte respons kan echter geen koppeling gemaakt worden. De vragenlijsten zijn als bijlage 1 en 2 van dit rapport opgenomen. Tabel 4.1 Respons enquête bestuurders. verstuurd Respons nulmeting Respons éénmeting Ambulance +/ KLPD n.b Politie Rijnmond n.b Brandweer n.b Totaal Naast een vragenlijstonderzoek onder bestuurders van voorrangsvoertuigen is ook een enquête uitgezet onder ambulanceverpleegkundigen. Tijdens de ritten met een patiënt bevinden zij zich achter in het voertuig. Hen is gevraagd of zij effect hebben gemerkt van het rijden met Flister. Bij de nulmeting hebben 40 verpleegkundigen de vragenlijst ingevuld, bij de éénmeting 44.Deze vragenlijsten zijn opgenomen als bijlage 3 en 4. Paragraaf 4.2 geeft inzicht in een aantal kenmerken van de bestuurders. De rijervaring van de bestuurder komt in paragraaf 4.3 aanbod. In paragraaf 4.4 wordt beschreven hoe de bestuurders zelf hun rijvaardigheid beoordelen. Hoe de bestuurders het rijden met Flister hebben ervaren, wordt in paragraaf 4.5 behandeld. Paragraaf 4.6 behandelt de ervaringen van de ambulanceverpleegkundigen. De belangrijkste uitkomsten van de enquêtes zijn in paragraaf 4.7 opgesomd. 31

43 Bestuurders van hulpvoertuigen 4.2 Profiel bestuurders Veruit het grootste deel van de bestuurders die deel hebben genomen aan de nulmeting is man (90 procent). Verder blijkt dat ruim de helft van de bestuurders (58 procent) niet ouder dan 40 jaar is en 15 procent is 51 jaar of ouder. Bestuurders bij de brandweer zijn relatief vaak niet ouder dan 40 jaar (77 procent). Circa tweederde deel van de bestuurders (64 procent) woont samen met partner en kinderen. Tabel 4.2 Achtergrondkenmerken bestuurders. Geslacht totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) - man 90% 89% 92% 91% 90% - vrouw 10% 11% 8% 9% 10% Leeftijd % 11% 15% 20% 26% % 39% 46% 39% 52% % 34% 8% 32% 13% % 16% 23% 9% 10% - ouder dan 60 1% 0% 8% 0% 100% Huishoudensamenstelling - gehuwd / samenwonend met kinderen 64% 72% 46% 52% 65% - gehuwd / samenwonend zonder kinderen 25% 19% 23% 41% 23% - alleenwonend 8% 7% 15% 5% 13% - anders 3% 2% 15% 2% 0% Tabel 4.3 geeft weer hoeveel jaren ervaring men heeft als bestuurder van een voorrangsvoertuig. Gemiddeld heeft één op de vijf bestuurders (19 procent) maximaal vijf jaar ervaring. Bij de bestuurders van de politie is dit aandeel lager dan gemiddeld (5 procent). In totaal geeft een derde deel (33 procent) aan 6 tot 10 jaar als bestuurder van een voorrangsvoertuig te rijden en een zesde deel (16 procent) heeft al 26 jaar of langer ervaring als bestuurder. Tabel 4.3 Aantal jaren ervaring als bestuurder van voorrangsvoertuig. totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) Brandweer (n=31) 0-5 jaar 19% 19% 31% 5% 35% 6-10 jaar 33% 32% 23% 39% 32% jaar 16% 19% 15% 14% 13% jaar 11% 11% 8% 18% 3% jaar 5% 5% 8% 7% 3% jaar 8% 8% 0% 11% 6% 31 jaar of meer 8% 7% 15% 7% 6% 32

44 Bestuurders van hulpvoertuigen Tenslotte is aan de bestuurders gevraagd hoeveel kilometers (zowel privé als zakelijk) zij op jaarbasis rijden. Gemiddeld blijkt dit bij de helft van de bestuurders maximaal kilometer te zijn. Dit is beduidend vaker het geval bij bestuurders van de brandweer (81 procent) en relatief weinig bij bestuurders van de politie (27 procent). Bijna één op de vijf (18 procent) rijdt meer dan kilometer op jaarbasis. Tabel 4.4 Hoeveel kilometers rijdt u jaarlijks (zowel privé als zakelijk)? totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) en minder 21% 18% 8% 2% 61% % 40% 8% 25% 19% % 16% 0% 11% 13% % 18% 38% 23% 3% en meer 18% 8% 46% 39% 3% 4.3 Rijervaring van de betrokken bestuurders Brancherichtlijn en rijopleiding Het blijkt dat het grootste deel van de ondervraagde bestuurders (96 procent) de inhoud van de brancherichtlijn optische en geluidssignalen kent. Dit percentage is het hoogst bij de bestuurders van de politie (100 procent) en het minst groot bij de brandweer (90 procent). Tabel 4.5 Kent u de brancherichtlijn optische en geluidssignalen? totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) ja 96% 96% 92% 100% 90% nee 2% 2% 0% 0% 6% weet niet 2% 1% 8% 0% 3% Vervolgens is aan de bestuurders die de brancherichtlijn zeggen te kennen, gevraagd of deze volgens hen werkbaar is. De meningen hierover zijn verdeeld. In totaal vindt bijna twee derde deel (62 procent) de richtlijn werkbaar, maar tussen de verschillende diensten verschilt dit aandeel. Het grootste deel van de bestuurders van de brandweer (85 procent) vindt de richtlijn werkbaar, terwijl bij de politie een minderheid (36 procent) de richtlijn werkbaar vindt. Tabel 4.6 Vindt u deze brancherichtlijn werkbaar? totaal (n=164) ambulance (n=82) KLPD (n=12) politie (n=44) brandweer (n=26) Ja 62% 66% 75% 36% 85% Nee 38% 34% 25% 64% 15% 33

45 Bestuurders van hulpvoertuigen Bestuurders die de brancherichtlijn werkbaar vinden, geven onder meer aan dat de richtlijn duidelijk is en handvatten voor het rijgedrag biedt. Door bestuurders die de richtlijn niet werkbaar vinden, wordt met name opgemerkt dat volgens hen de voorgeschreven maximumsnelheid te beperkt is. Vrijwel alle ondervraagde bestuurders (98 procent) hebben een speciale rijtraining gehad, bij de politie geldt dit voor iedereen. Tabel 4.7 Heeft u een speciale rijtraining gehad? totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) Ja 98% 98% 92% 100% 97% Nee 2% 2% 8% 0% 3% Genoemde rijtrainingen zijn onder meer de ARA (Aanvullende Rijopleiding Auto), de rijopleiding brandweerchauffeur, de KLPD Rijopleiding, de SOSA-opleiding (ambulancechauffeurs), VVT en slipcursussen. 4.4 Beoordeling eigen rijgedrag Aan de bestuurders is een aantal vragen voorgelegd over hun eigen rijgedrag, uitgesplitst naar het rijden in privé-tijd en rijden onder werktijd. In paragraaf 5.2 is eveneens een vergelijking gemaakt met doorsnee weggebruikers. Eigen rijgedrag buiten werktijd Vrijwel alle ondervraagde bestuurders beoordelen hun eigen rijgedrag in de auto als (zeer) goed (96 procent). Een zesde deel (16 procent) vindt dat hij of zij zelfs zeer goed kan autorijden. Dit aandeel is het grootst bij bestuurders van de politie (30 procent). Figuur 4.1 Hoe goed vindt u dat u auto kunt rijden (privé omstandigheden)? totaal (n=173) 16% 80% 4% politie (n=44) 30% 68% 2% KLPD (n=13) 15% 77% 8% ambulance (n=85) 12% 84% 5% brandweer (n=31) 10% 87% 3% 0% 25% 50% 75% 100% zeer goed goed niet goed/niet slecht Vervolgens is aan de bestuurders gevraagd hun eigen rijstijl tijdens privé omstandigheden te typeren: roekeloos, hard, sportief, gemiddeld of rustig (Figuur 4.2). De meest genoemde typering is sportief (39 procent). Vooral bestuurders van de politie vinden zichzelf een sportieve rijder (52 34

46 Bestuurders van hulpvoertuigen procent). Bestuurders van de brandweer omschrijving zich zelf relatief vaak als een gemiddelde rijder (52 procent). Vrijwel niemand vindt zichzelf een hardrijder en geen enkele bestuurder typeert zichzelf als een roekeloze rijder. Figuur 4.2 Hoe typeert u uw eigen rijstijl (privé omstandigheden)? ik ben een sportieve rijder ik ben een gemiddelde rijder ik ben een rustige rijder ik ben een voorzichtige / behoedzame rijder ik ben een hardrijder 1% 0% 0% 2% 3% 15% 20% 18% 20% 23% 18% 13% 7% 8% 15% 7% 0% 39% 34% 46% 52% 32% 34% 38% 52% totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Gevaarzetting eigen rijstijl Wanneer bestuurders gevraagd wordt naar hun manier van rijden in privé omstandigheden in vergelijking met andere bestuurders, antwoordt vier op de tien (39 procent) dat hun eigen rijstijl veel minder gevaarlijk is dan die van andere bestuurders. Met name medewerkers van de KLPD en politie vinden dat zij veel veiliger rijden in vergelijking met andere bestuurders. Slechts een klein deel (5 procent) vindt de eigen rijstijl een beetje gevaarlijker dan die van andere bestuurders en een kwart (25 procent) vindt zijn of haar eigen rijstijl vergelijkbaar met andere bestuurders. Dit is relatief vaak het geval bij de bestuurders van de brandweer (58 procent). 35

47 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.3 Hoe vindt u uw manier van rijden in vergelijking met die van andere bestuurders? totaal (n=173) 5% 25% 31% 39% ambulance (n=85) 8% 26% 40% 26% KLPD (n=13) 8% 31% 62% politie (n=44) 5% 25% 68% brandweer (n=31) 3% 58% 16% 23% 0% 20% 40% 60% 80% 100% een beetje gevaarlijker ongeveer gelijk een beetje minder gevaarlijk veel minder gevaarlijk Beoordeling eigen rijstijl met voorrangsvoertuig Zoals eerder geconstateerd vinden vrijwel alle bestuurders van zichzelf dat ze privé goed autorijden. Het blijkt dat de meeste bestuurders vinden dat ze ook (zeer) goed met hun voorrangsvoertuig rijden (98 procent). Dit geldt voor alle diensten. Verder vindt maar liefst een derde deel van de ondervraagde bestuurders van de politie (32 procent) dat hij of zij zeer goed rijdt met het voorrangsvoertuig. Figuur 4.4 Hoe goed vindt u dat u rijdt met uw voorrangsvoertuig? totaal (n=173) 19% 79% 2% politie (n=44) 32% 68% KLPD (n=13) 23% 69% ambulance (n=85) 18% 80% 2% brandweer (n=31) 3% 94% 3% 0% 25% 50% 75% 100% zeer goed goed niet goed / niet slecht helemaal niet goed Net als bij privé gebruik van de auto, is aan bestuurders ook gevraagd hun rijstijl te typeren wanneer zij met hun voorrangsvoertuig rijden. Ruim een derde deel (36 procent) typeert zichzelf dan als een sportieve rijder en circa een kwart (24 procent) vindt zichzelf een gemiddelde rijder. Dit laatste wordt relatief vaak gezegd door bestuurders van de brandweer (42 procent). Minder dan tien procent omschrijft zichzelf als een hardrijder en geen van de bestuurders vindt zichzelf een roekeloze rijder wanneer hij of zij in het voorrangsvoertuig rijdt. 36

48 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.5 Hoe typeert u uw rijstijl als u met uw voorrangsvoertuig rijdt? ik ben een sportieve rijder ik ben een gemiddelde rijder ik ben een voorzichtige / behoedzame rijder ik ben een rustige rijder ik ben een hardrijder 14% 18% 16% 31% 25% 10% 13% 15% 0% 11% 13% 8% 7% 0% 16% 3% 24% 22% 31% 36% 39% 38% 34% 32% 42% totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Rijfrequentie met optische en geluidssignalen Circa een kwart van de ondervraagde bestuurders (24 procent) geeft aan minimaal vijf keer per week met een voorrangsvoertuig te rijden waarbij optische en geluidssignalen gevoerd worden. Bij de ambulance komt dit het meest frequent voor (40 procent). Bestuurders van de brandweer rijden het minst frequent met optische en geluidssignalen, circa driekwart (77 procent) geeft aan dit minder dan 1 keer per week maar vaker dan 1 keer per maand te doen. 37

49 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.6 Hoe vaak rijdt u met een voorrangsvoertuig waarbij u optische en geluidssignalen voert? dagelijks (tenminste vijf keer per week) 8% 14% 0% 24% 40% wekelijks (1 tot 4 keer per week) 16% 53% 54% 69% 70% minder dan 1 keer per week, maar vaker dan 1x per maand minder dan 1x per maand 21% 5% 15% 14% 3% 1% 8% 2% 6% 77% totaal (n=173) ambulance (n=85) KLPD (n=13) politie (n=44) brandweer (n=31) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 4.5 Situaties in het verkeer In de nulmeting (in de periode vóór Flister) is bestuurders een aantal situaties voorgelegd, met de vraag hoe vaak deze situaties op hen van toepassing waren in het afgelopen jaar (figuur 4.7). Vier op de tien (41 procent) geeft aan altijd extra alert te zijn, ook op wegen die voor hen bekend zijn. Verder blijkt dat het grootste deel zich zelden tot nooit druk maakt over fouten die hij of zij maakt tijdens het rijden, of over het feit dat men een ongeval zou kunnen veroorzaken. Ook zijn bestuurders niet meer gespannen dan normaal als men op een onbekende weg rijdt. 38

50 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.7 Wilt u met een cijfer van 0 tot 10 aangeven hoe vaak onderstaande situatie op u van toepassing was in het afgelopen jaar? (0 = nooit, 10 = altijd) Ik maak me druk over fouten die ik maak als ik rijd 31% 59% 5% 5% Ik maak me er soms druk over dat ik een ongeval zou kunnen veroorzaken 30% 63% 4% Als ik op een onbekende weg rijd ben ik meer gespannen dan normaal 16% 61% 9% 12% Ik geniet ervan om met hoge snelheid te rijden 30% 17% 42% 6% Andere bestuurders zijn meestal de oorzaak van problemen waarmee ik in het verkeer te maken heb 52% 19% 25% Ik ben extra alert, ook op wegen die ik goed ken 52% 41% 0% 25% 50% 75% 100% 0 = nooit = altijd Vervolgens is aan de bestuurders een aantal vragen gesteld over het rijden in lastige en stressvolle situaties (figuur 4.8). Het grootste deel van de bestuurders geeft aan bij inhalen de situatie onder controle te hebben en voldoende ervaring te hebben en getraind te zijn om met risicovolle verkeerssituaties om te gaan. Daarnaast geeft een ruime meerderheid van de bestuurders aan dat autorijden niet of nauwelijks voor een agressief gevoel zorgt en dat men zich niet meer gespannen voelt dan normaal wanneer men in druk verkeer rijdt. Ook blijkt dat slechts een minderheid van de bestuurders hun geduld verliest wanneer andere bestuurders gevaarlijke situaties veroorzaken. Figuur 4.8 Wilt u met een cijfer van 0 tot 10 aangeven hoe vaak onderstaande situatie op u van toepassing was in het afgelopen jaar? (0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing). Geeft autorijden u een agressief gevoel? 61% 35% Voelt u zich meer gespannen dan normaal wanneer u in druk verkeer rijdt? 24% 51% 8% 16% Verliest u uw geduld wanneer een andere bestuurder gevaarlijke situaties veroorzaakt? 19% 68% 6% 7% Levert het rijden onder slechte weersomstandigheden meer stress op? 12% 42% 15% 30% Zou u het leuk vinden om heel hard in een sportauto te rijden op een weg zonder snelheidslimiet? 9% 20% 9% 40% 23% Vindt u het verantwoord om risico s te nemen op de weg? 7% 31% 16% 41% 6% Heeft u bij het inhalen het gevoel dat u de situatie onder controle heeft? Denkt u dat u voldoende ervaring heeft en voldoende getraind bent om met risicovolle verkeerssituaties om te gaan? 7% 71% 69% 24% 20% 0% 25% 50% 75% 100% 0 - helemaal niet van toepassing heel erg van toepassing 39

51 Bestuurders van hulpvoertuigen Gedragingen van andere weggebruikers Tijdens het rijden in een voorrangsvoertuig kunnen bestuurders te maken krijgen met bepaalde gedragingen van andere weggebruikers. Aan de bestuurders is een aantal gedragingen voorgelegd, met de vraag hoe vaak elk gedrag voorkomt en in welke mate zij zich hieraan ergeren (tabel 4.2). Veruit het grootste deel van de bestuurders (89 procent) heeft regelmatig tot vaak te maken met andere weggebruikers die niet tijdig opzij gaan, en driekwart heeft regelmatig tot vaak te doen met weggebruikers die niet (tijdig) laten zien wat zij van plan zijn. Voor beide gedragingen geldt dat een minderheid van de bestuurders zich hier (tamelijk tot zeer) aan ergert (respectievelijk 41 en 35 procent). Eén op de tien bestuurders (9 procent) geeft aan dat weggebruikers regelmatig of vaak agressie tonen. Ruim viertiende van de bestuurders ergert zich hier behoorlijk aan. Tabel 4.8 Kunt u aangeven hoe vaak de volgende gedragingen van anderen voorkomen als u uw voorrangsvoertuig bestuurt, en in hoeverre u zich hieraan ergert? Hoe vaak komt het voor? (aandeel 'vaak/regelmatig') In hoeverre ergert u zich? (aandeel 'zeer/tamelijk') Niet tijdig opzij gaan 89% 41% Niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 73% 35% Blokkeren van weg of kruispunt 46% 39% Mij voor proberen te blijven door harder te gaan rijden 21% 40% Mijn voertuig volgen 20% 46% Agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) 9% 43% Mening over veiligheid, snelheid en gedrag Tijdens de 0-meting is aan de bestuurders een aantal stellingen voorgelegd met de vraag in hoeverre men het hier mee eens is (figuur 4.9). Alle ondervraagde bestuurders vinden dat veilig rijden belangrijker is dan hard rijden. Ook zijn vrijwel alle bestuurders het eens met de stellingen Ik moet door mijn manier van rijden voor de veiligheid van anderen zorgen en Andere weggebruikers snappen niet wat het is om met een voorrangsvoertuig te rijden. Ruim de helft van de bestuurders vindt dat andere weggebruikers vaak domme dingen doen en dat onveilige situaties vooral ontstaan door fouten van anderen. Een minderheid (9 procent) vindt zichzelf verantwoordelijk voor het ontstaan van onveilige situaties. 40

52 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.9 In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraken? Veilig rijden is belangrijker dan hard rijden 80% 20% Ik moet door mijn manier van rijden voor de veiligheid van anderen zorgen 63% 32% Andere weggebruikers snappen niet wat het is om met een voorrangsvoertuig te rijden 28% 65% 8% Andere weggebruikers doen vaak domme dingen 8% 56% 34% Onveilige situaties ontstaan vooral door fouten van anderen 57% 36% Onveilige situaties ontstaan vooral door slechte weginirchting 21% 70% 7% Zo hard mogelijk rijden is het belangrijkste als het er op aan komt 4% 39% 55% Onveilige situaties ontstaan vooral door fouten van mezelf 9% 69% 21% 0% 25% 50% 75% 100% heel erg mee eens mee eens mee oneens heel erg mee oneeens Betrokkenheid bij ongevallen De meeste ondervraagde bestuurders zijn in de afgelopen drie jaar als bestuurder van een voorrangsvoertuig niet betrokken geweest bij een ongeval. Wanneer men wel eens betrokken is geweest bij een ongeval, heeft men voornamelijk uitsluitend materiële schade geleden. Drie van de ondervraagde bestuurders zijn in de afgelopen drie jaar betrokken geweest bij een ongeval met licht letsel (dit kan zowel letsel betekenen voor de bestuurder als voor anderen) en twee bestuurders geven aan een ongeval te hebben meegemaakt met ernstig letsel waarvoor medische behandeling nodig was. Gebruik van sirene overdag en s nachts Tenslotte is aan de bestuurders gevraagd hoe lang zij doorgaans (overdag en s nachts) de sirene aanschakelen tijdens een spoedrit (figuur 4.10). Het blijkt dat 30 procent overdag de sirene aanzet tijdens de gehele spoedrit, en nog eens een kwart (23 procent) doet dit tijdens 80 tot en met 99 procent van de spoedrit. s Nachts gebeurt dit minder vaak. Vijf procent schakelt de sirene dan tijdens de gehele spoedrit aan, maar ruim een derde deel (35 procent) doet dit slechts kortdurend (0 tot 10 procent van de spoedrit). 41

53 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.10 Hoe lang schakelt u doorgaans overdag of s nachts tijdens een spoedrit de sirene aan? 100% (=de hele rit) 5% 30% 91-99% 8% 81-90% 2% 15% 71-80% 61-70% 51-60% 8% 7% 6% 5% 6% 17% 41-50% 31-40% 21-30% 7% 2% 6% 3% 10% 12% 11-20% 0-10 % (=kortdurend) 3% 3% 9% 35% dag nacht 0% 10% 20% 30% 40% 4.6 Ervaringen bestuurders rijden met Flister Aantal ritten met Flister In de eerste plaats is gevraagd of de bestuurders ervaring hebben opgedaan met het rijden met Flister. Negen van de tien (88 procent) van de bestuurders heeft minimaal 1 rit met Flister gereden (de overige 12 procent heeft geen ervaring opgedaan en heeft de vragenlijst niet verder ingevuld). Het aantal ritten varieert van 1 tot 80. De helft van de bestuurders geeft aan niet meer dan vijf ritten met Flister te hebben gereden. Effect van de camera op het rijgedrag Tijdens het onderzoek zijn de betrokken voertuigen uitgerust met een camera. Aan de bestuurders is gevraagd of zij zich hiervan bewust waren (figuur 4.11). De meeste bestuurders (47 procent) geven aan dat zij zich er wel bewust van zijn dat er opnamen worden gemaakt van de rit. Aan de bestuurders die aangeven zich (soms) bewust te zijn van de camera geven nagenoeg alle bestuurders (91 procent) aan dat dit hun rijgedrag niet beïnvloed heeft. 42

54 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.11 Bent u zich bewust van de camera die opnamen maakt? 30% 47% 23% ja soms nee Werking Flister De bestuurders is gevraagd in welke mate Flister werkt op alle locaties, tijstippen en in alle verkeerssituaties. Ongeveer een derde geeft aan dat Flister overal, altijd en in alle situaties werkt. Een kwart vindt dat Flister niet werkt en het grootste deel, ruim een derde, weet het niet. Figuur 4.12 Werking Flister op alle locaties, tijdstippen en in alle verkeerssituaties. in alle verkeerssituaties 40% 38% 35% alle tijdstippen 23% 25% 29% alle locaties 36% 38% 36% 0% 20% 40% 60% 80% 100% ja nee weet niet Daarna is gevraagd de werking van Flister in eigen bewoordingen te beschrijven. Hieruit komen zeer uiteenlopende reacties. Sommige bestuurders geven aan dat Flister niet heeft gewerkt, anderen zijn juist zeer positief. In bijlage 7 zijn de reacties opgesomd. Ook is gevraagd (indien van toepassing) of er verschil zit in de werking van Flister in verschillende voertuigen. In 86 procent van de gevallen geven de bestuurders aan geen verschil te merken. Oordeel bestuurders over Flister Aan de hand van een lijstje met tegengestelde kenmerken is de bestuurder een oordeel over Flister gevraagd (tabel 4.9). Flister wordt vooral ervaren als nuttig (84 procent), gewenst (82 procent) en behulpzaam (78 procent). Een kwart van de bestuurders vindt Flister geen merkbare werking hebben. 43

55 Bestuurders van hulpvoertuigen Tabel 4.9 Het oordeel over Flister. weet niet nuttig 84% zinloos 4% 12% plezierig 76% onplezierig 1% 22% slecht 7% goed 74% 20% leuk 62% vervelend 3% 36% effectief 70% onnodig 4% 26% behulpzaam 78% waardeloos 5% 17% ongewenst 3% Gewenst 82% 16% merkbaar 59% onmerkbaar 25% 16% irritant 1% aangenaam 65% 33% Vervolgens is aan de hand van een viertal stellingen gevraagd wat de bestuurders van Flister vinden (tabel 4.10). Meer dan de helft van de bestuurders vindt niet dat de overige weggebruikers onvoorspelbaar gedrag vertonen. Bijna alle bestuurders houden er nog steeds rekening mee dat de overige weggebruikers het voorrangsvoertuig niet opmerken. Een ruime meerderheid (63 procent) is van mening dat Flister de overige weggebruikers tijdig waarschuwt, ruim een derde vindt dit niet. Ruim de helft (59 procent) vertrouwt niet op de goede werking van Flister. Tabel 4.10 Stellingen over Flister. heel erg mee eens mee eens mee oneens heel erg mee oneens Bestuurders die het signaal ontvangen vertonen onvoorspelbaar gedrag 4% 32% 60% 4% Ik houd er rekening mee dat andere bestuurders mij nog steeds niet opmerken 66% 32% 1% 1% Flister waarschuwt de andere bestuurders tijdig 5% 58% 30% 7% Ik vertrouw op de goede werking van Flister 4% 38% 43% 16% Effect Flister op eigen rijgedrag Bestuurders vinden het rijden met Flister niet spannender dan zonder Flister (tabel 4.11). Wel vindt men dat er minder stress is en men vloeiender en sneller kan rijden. Ook vindt de grote meerderheid van de bestuurders dat rijden met Flister veiliger is. De meningen zijn verdeeld als het gaat over het vaker met hoge snelheid rijden. 44

56 Bestuurders van hulpvoertuigen Tabel 4.11 Effect op rijgedrag bestuurders voorrangsvoertuigen. % % spannend 3% Hetzelfde als anders 97% stress 19% minder stress 81% vloeiend 92% minder vloeiend 8% vaak hoge snelheid 49% minder vaak hoge snelheid 51% langzamer 22% Sneller 76% meer inspannend 19% minder inspannend 81% onveiliger 14% Veiliger 86% vermoeiend 21% ontspannend 79% Effect Flister op rijgedrag andere weggebruikers Bijna tweederde deel van de bestuurders geeft aan dat overige weggebruikers (veel) vaker tijdig opzij gaan (tabel 4.12). Ruim tweederde van de bestuurders geeft aan dat overige weggebruikers even vaak door rood rijden of een noodstop maken. Hetzelfde geldt voor het blokkeren van een weg of kruising. Driekwart van de bestuurders geeft aan dat de mate van agressie niet is veranderd. De overige bestuurders vinden het met Flister minder vaak voorkomen. Het niet tijdig laten zien wat de automobilist van plan is, komt volgens vier op de tien chauffeurs (veel) minder vaak voor. Tabel 4.12 Effect op rijgedrag overige weggebruikers. veel vaker vaker onveranderd minder vaak veel minder vaak Tijdig opzij gaan/uitwijken/parkeren in de berm 12% 51% 36% 1% 0% Door rood rijden of een noodstop op een kruising maken 0% 13% 70% 16% 1% Blokkeren van weg of kruispunt 0% 3% 71% 26% 0% Agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) 0% 0% 75% 13% 12% Mij voor proberen te blijven door harder te gaan rijden 0% 3% 75% 22% 0% Niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 0% 1% 61% 34% 4% Aanvullend is gevraagd of de bestuurders ook nog ander opvallend gedrag van medeweggebruikers tijdens het rijden met Flister hebben gemerkt. De meeste bestuurders geven aan dat ze dat niet gemerkt hebben. Enkele bestuurders geven aan dat het systeem nog onbekend is en hierdoor weggebruikers naar hun radio gaan kijken (zie bijlage 7 voor de hele lijst gegeven reacties). Vervolgens zijn aan de bestuurders van de voorrangsvoertuigen negen verkeerssituaties voorgelegd, met de vraag hoe vaak deze situaties zonder en met Flister voorkomen (tabel 4.13). Volgens de bestuurders komen alle negen voorgelegde gevaarlijke situaties tijdens ritten met Flister minder vaak voor. Het grootste positieve effect zien bestuurders bij het blokkeren van de weg, wat met Flister aanzienlijk minder vaak voorkomt. 45

57 Bestuurders van hulpvoertuigen Tabel 4.13 Effect Flister op rijgedrag overige weggebruikers (percentage zelden of nooit). zonder Flister met Flister Eerste auto s blokkeren de doorgang 24% 61% Onveilige situaties bij door rood rijden 57% 72% Ongeval door paniekreactie andere bestuurders 77% 88% Aantal kritieke momenten met andere bestuurders 64% 76% Niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders 19% 47% Niet of te laat opgemerkt worden door bestuurders van motorvoertuigen (auto s, motorfietsen, ed.). 20% 47% Niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders zoals fietsers en brommers 41% 53% Niet of te laat opgemerkt worden door voetgangers 71% 75% De mate waarin vloeiend rijden mogelijk was 33% 24% Aan het eind van de vragenlijst is naar opmerkingen en verbetersuggesties gevraagd (zie bijlage 7 voor de hele lijst). Er zijn diverse suggesties gedaan. Bestuurders vragen bijvoorbeeld om een groter bereik en geven aan dat het systeem nog niet helemaal goed werkt. Ook wordt gevraagd om Flister met alleen zwaailicht te kunnen voeren. Voorkeur voor rijden met Flister Tot slot is gevraagd wat de voorkeur heeft, rijden met of zonder Flister. Tweederde van de bestuurders (68 procent) geeft de voorkeur aan het rijden met Flister. Meest genoemde reden is dat het veiliger is en men sneller kan rijden. Een klein deel (4 procent) prefereert het rijden zonder Flister omdat de techniek nog niet betrouwbaar is of men geen effect ziet. Ruim een kwart (29 procent) maakt het niet uit omdat men geen verschil ziet. 4.7 Ambulanceverpleegkundigen In deze paragraaf wordt de mening van de ambulanceverpleegkundigen die ervaring hebben met het rijden met en zonder Flister besproken. Deze ambulanceverpleegkundigen hebben voor de proef met Flister, en na de proef een aantal vragen beantwoord over onder meer hoe zij zich voelen tijdens een uitruk, met welke gedragingen van andere weggebruikers zij te maken hebben en hoe ze het comfort en hinder voor de patiënt inschatten tijdens een spoedrit. Ook is aan hen gevraagd hoe zij de werking van Flister beoordelen. In totaal hebben 40 ambulanceverpleegkundigen voorafgaand aan de proefperiode de vragenlijst ingevuld, en 44 hebben dit na de proefperiode gedaan Meerijden in ambulance Als eerste is aan de ambulanceverpleegkundigen gevraagd hoe vaak zij per week meerijden met een ambulance waarbij optische en geluidssignalen gevoerd worden. De gegeven antwoorden variëren van 2 tot 25 keer per week en de gemiddelde frequentie is 9 keer per week. Verder blijkt dat ambulanceverpleegkundigen gedurende vier weken dienst met veel verschillende chauffeurs meerijden. Gemiddeld heeft men te maken met 7 verschillende chauffeurs per 4 weken. Na afloop van het experiment met Flister is aan de ambulanceverpleegkundigen de vraag gesteld hoe vaak zij in de proefperiode hebben meegereden met een voertuig waarbij optische en 46

58 Bestuurders van hulpvoertuigen geluidssignalen gevoerd werden én waarbij Flister was ingeschakeld. Bij een aantal van hen blijkt dit geen enkele keer te zijn voorgekomen. Deze personen hebben de vragenlijst niet verder ingevuld. De overige ambulanceverpleegkundigen hebben in de proefperiode gemiddeld 9 keer een rit meegemaakt waarin zowel optische en geluidssignalen en Flister gebruikt werden Tijdens de uitruk De ambulanceverpleegkundigen hebben voorafgaand en na de proefperiode een aantal vragen beantwoord over hun ervaringen met het rijden met optische en geluidssignalen. Hen is gevraagd een algemene indruk te geven van de spoedritten die men in de afgelopen maand heeft gereden. Hierbij is expliciet aangegeven dat het niet gaat om het beoordelen van het rijgedrag van hun collega s. Als eerste is gevraagd hoe men zich tijdens de uitruk in het algemeen voelt. Figuur 4.13 laat zien dat het overgrote deel van de ambulanceverpleegkundigen zich veilig en plezierig voelt. Dit geldt zowel tijdens de ritten voor als tijdens de proefperiode. Een klein deel (5 procent) voelt zich gespannen. Geen van de ambulanceverpleegkundigen voelt zich doorgaans onzeker of bang. Het rijden met of zonder Flister is niet significant van invloed op de mate waarin men zich veilig, plezierig, gespannen, onzeker of bang voelt. Figuur Tijdens de uitruk: Als ik met mijn collega s meerijd tijdens een uitruk (in een ambulance die met Flister is uitgerust) voel ik mij in het algemeen (aandeel dat zeer of tamelijk noemt).... veilig... plezierig 98% 91% 85% 80%... gespannen... onzeker... bang 5% 5% 0% 0% 0% 0% zonder (n=40) met (n=44) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% Gedragingen andere weggebruikers zonder en met Flister Vervolgens is gevraagd hoe vaak bepaalde gedragingen van andere weggebruikers voorkomen tijdens een uitruk met optische en geluidssignalen, en tijdens de proefperiode ook met Flister (figuur 4.14). Tijdens een uitruk voor de proefperiode waarbij men zonder Flister reed, geeft het grootste deel van de ambulanceverpleegkundigen aan dat het vaak of regelmatig voorkomt dat andere weggebruikers niet (tijdig) laten zien wat men van plan is (80 procent) en dat andere weggebruikers niet tijdig opzij gaan (95 procent). Tijdens de proefperiode met Flister gebeurt dit volgens de ambulanceverpleegkundigen significant minder vaak/regelmatig (respectievelijk 39 en 34 procent). Ook komt het tijdens de proefperiode significant minder vaak of regelmatig voor dat andere weggebruikers proberen voor de ambulance te blijven rijden door harder te gaan rijden of het voertuig volgen. Hoewel het verschil niet significant is, lijkt het ook dat andere weggebruikers minder vaak/regelmatig een weg of kruispunt blokkeren wanneer Flister staat ingeschakeld. 47

59 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.14 Tijdens de uitruk: Hoe vaak komen de volgende gedragingen van andere weggebruikers voor tijdens een uitruk met optische en geluidssignalen (en Flister)? (aandeel dat vaak/regelmatig noemt). niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 39% 80% niet tijdig opzij gaan blokkeren weg of kruispunt 28% 16% 34% 95% het voor proberen te blijven door harder te gaan rijden ons voertuig volgen 5% 15% 2% 28% agressie tonen 5% 0% zonder (n=40) met (n=44) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Rijstijl chauffeurs zonder en met Flister Zowel voor als na de proefperiode is aan de ambulanceverpleegkundigen gevraagd in welke mate zij verschil opmerken in de rijstijl van de verschillende chauffeurs met wie zij hebben meegereden (figuur 4.15). Het blijkt dat men meer verschil in de rijstijl van de chauffeurs ervaart in de periode dat er nog geen gebruik werd gemaakt van Flister. Bijna de helft van de ambulanceverpleegkundigen ervaart tijdens de proefperiode met Flister geen verschil in rijstijl van de verschillende chauffeurs. Figuur 4.15 Kunt u aangeven in welke mate u verschil opmerkt in de rijstijl van de verschillende chauffeurs (die met Flister rijden)? zeer veel verschil veel verschil 5% 0% 7% 35% weinig verschil 30% 60% zeer weinig verschil 0% 16% geen verschil 0% 48% zonder (n=40) met (n=44) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Meerdere keren wordt door ambulanceverpleegkundigen opgemerkt dat niet zo zeer de rijstijl van de chauffeurs is veranderd in de proefperiode, maar meer het rijgedrag en het anticiperen van overige weggebruikers. 48

60 Bestuurders van hulpvoertuigen Tijdens de rit met de patiënt Naast vragen over het meerijden tijdens een uitruk zijn ook specifieke vragen gesteld over het deel van de rit waarin een patiënt zich in ambulance bevindt (figuur 4.16). De ambulanceverpleegkundigen hebben aangegeven hoe vaak zij tijdens de zorg voor een patiënt tijdens een spoedrit last hebben van bepaalde plotselinge voertuigbewegingen. Tijdens ritten zonder Flister blijkt men vaker last te hebben van hobbels (75 procent), hard remmen (43 procent) en snel optrekken (25 procent). In de proefperiode met Flister geven de ambulanceverpleegkundigen significant minder vaak aan hier vaak of regelmatig last van te hebben. Flister heeft geen significante invloed op de mate waarin men last heeft van het plotseling naar links of rechts uitwijken. Toch lijkt ook hier dat dit tijdens ritten met Flister iets minder vaak voorkomt dan tijdens ritten zonder Flister. Figuur 4.16 Tijdens de rit met de patiënt: Kunt u aangeven hoe vaak u tijdens de zorg voor een patiënt bij een rit met optische en geluidssignalen (en Flister) last heeft van de volgende plotselinge voertuigbewegingen? (aandeel dat vaak/regelmatig noemt). hobbelige rit 30% 75% hard remmen 7% 43% uitwijken naar links / rechts 5% 18% snel optrekken 5% 25% zonder (n=40) met (n=44) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Beoordeling comfort tijdens spoedritten De ambulanceverpleegkundigen hebben het comfort voor hen zelf tijdens een spoedrit met een patiënt beoordeeld aan de hand van een rapportcijfer (0 = heel erg slecht, 10 = heel erg goed; figuur 4.17). Tijdens spoedritten met patiënten zonder Flister beoordeelt één op de drie (35 procent) het comfort met een onvoldoende. Tijdens ritten met Flister geeft men significant minder vaak een onvoldoende (14 procent) en wordt het vaakst het rapportcijfer 8 gegeven. Gemiddeld wordt het comfort voor de ambulanceverpleegkundigen tijdens spoedritten met patiënten zonder Flister met een 5,7 beoordeeld, en tijdens ritten met Flister met een 7,0. 49

61 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.17 Tijdens de rit met de patiënt: Hoe beoordeelt u in het algemeen het comfort voor u zelf tijdens een rit met patiënt waarbij optische en geluidssignalen (en Flister) gevoerd worden? 50% 40% 30% 35% 33% 41% 20% 10% 0% 25% 18% 16% 14% 15% 0% 5% 5 of lager en 10 zonder (n=44) met (n=40) Ook is zowel voor als na de proefperiode gevraagd hoe men de hinder van voertuigbewegingen voor de patiënt inschat aan de hand van een rapportcijfer (figuur 4.18). Hoe lager het rapportcijfer, hoe minder men de hinder voor de patiënt inschat. Tijdens ritten met Flister schat men iets vaker in dat patiënten (zeer) weinig hinder ervaren dan tijdens ritten zonder Flister. Gemiddeld beoordeelt men de hinder tijdens ritten zonder Flister met het rapportcijfer 6,5 en ritten met Flister met een 5,2. Figuur 4.18 Tijdens de rit met de patiënt: Kunt u met een rapportcijfer aangeven hoe u tijdens een spoedrit met optische en geluidssignalen (en Flister) de hinder van voertuigbewegingen voor de patiënt inschat? (0 = zeer weinig hinder, 10 = zeer veel hinder). 50% 40% 45% 30% 20% 10% 0% 30% 28% 25% 23% 18% 14% 11% 8% 0% 5 of lager en 10 zonder (n=40) met (n=44) Invloed op de mate van stress Tenslotte is gekeken of het rijden met Flister van invloed is op de mate waarin ambulanceverpleegkundigen stress ervaren tijdens spoedritten (figuur 4.19). Het rijden met of zonder Flister blijkt niet sterk van invloed te zijn op de mate waarin ambulanceverpleegkundigen stress ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en het mogelijk risico op een ongeval ervaren. Gemiddeld geeft men voor het rijden zonder Flister het rapportcijfer 2,4 en voor ritten met Flister een

62 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.19 Kunt u met een rapportcijfer aangeven in welke mate u tijdens een spoedrit met optische en geluidssignalen (en Flister) stress ervaart ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en het risico op een ongeval? (0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing). 50% 40% 30% 43% 34% 38% 45% 20% 10% 0% 10% 9% 10% 11% 0 en 1 2 en 3 4 en 5 6 of hoger zonder (n=40) met (n=44) Ook blijkt het rijden met Flister weinig invloed uit te oefenen op de mate waarin ambulanceverpleegkundigen stress ervaren die veroorzaakt wordt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt (figuur 4.20). Tijdens ritten zonder Flister geven de ambulanceverpleegkundigenn een gemiddeld rapportcijfer 3,6 en tijdens ritten met Flister wordt dit met een 3,4 beoordeeld. Figuur 4.20 Kunt u met een rapportcijfer aangeven in welke mate u tijdens een spoedrit met optische en geluidssignalen (en Flister) stress ervaart veroorzaakt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt? (0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing). 50% 40% 48% 30% 20% 10% 23% 16% 33% 18% 28% 18% 18% 0% 0 en 1 2 en 3 4 en 5 6 of hoger zonder (n=40) met (n=44) Oordeel over Flister Na de proefperiode zijn aan de ambulanceverpleegkundigen enkele vragen gesteld over hun oordeel over Flister. De meningen over de werking van Flister zijn verdeeld (figuur 4.21). Volgens vier op de tien ambulanceverpleegkundigen (39 procent) werkt Flister op alle tijdstippen. Verder geeft circa drie op de tien aan dat Flister op alle locaties en in alle verkeerssituaties werkt (respectievelijk 32 en 30 procent). Een vergelijkbaar deel is het hier echter niet mee eens en nog eens een kwart (23 procent) geeft aan dat Flister niet op alle tijdstippen werkt. Een relatief groot deel van de ambulanceverpleegkundigen weet niet of de werking van Flister altijd goed was. 51

63 Bestuurders van hulpvoertuigen Figuur 4.21 Heeft u de indruk dat Flister altijd goed heeft gewerkt? (n=44) Flister werkt op alle tijdstippen 39% 23% 39% Flister werkt op alle locaties 32% 30% 39% Flister werkt in alle verkeerssituaties 30% 30% 41% 0% 20% 40% 60% 80% 100% ja nee weet niet Ambulanceverpleegkundigen is de mogelijkheid geboden om aan te geven hoe zij de werking van Flister hebben ervaren en om eventuele verbeterpunten of andere opmerkingen te noemen. Een meerderheid heeft de werking van Flister positief ervaren: Duidelijk verschil met en zonder Flister, zeer positief over Flister. Meerdere keren wordt aangegeven dat men het idee heeft dat andere weggebruikers nu sneller anticiperen op de nadering van een ambulance: Prima, heb het gevoel dat automobilisten sneller aan de kant gaan" en Heb het idee dat er een duidelijk verschil is te merken, automobilisten gaan eerder en rustiger aan de kant. Minder heftige uitwijkmanoeuvres in de berm e.d. Volgens mij schrikken mensen minder snel van een achterop komende ambulance met optische en geluidssignalen waardoor ze eerder en rustiger en dus in mij ogen ook veiliger kunnen reageren. Een deel van de ambulanceverpleegkundigen merkt nog weinig verschil. Men is niet altijd tevreden over de werking van Flister: Merk tot nu toe weinig verschil, ik heb het idee dat de automobilist te laat de melding via de radio binnenkrijgt" en Geen duidelijke verbetering. Helaas beschikt de ambulance die bij ons met de Flister is uitgerust, over een zwakke tweetonige hoorn waardoor deze sirene sowieso al slecht door de overige automobilisten gehoord wordt. Ondanks dat men nog niet altijd positief is over de werking van Flister, geeft het grootste deel van de ambulanceverpleegkundigen de voorkeur aan het rijden met Flister (80 procent; figuur 4.22). Er wordt onder meer enkele keren opgemerkt dat bij goed functioneren de verkeersveiligheid toeneemt. Bijna één op de zes (18 procent) maakt het niet uit en 2 procent rijdt liever mee in een ambulance zonder Flister. Figuur 4.22 Wat heeft uw voorkeur, rijden met Flister of rijden zonder Flister? (n=44) maakt niet uit 18% zonder 2% met 80% 52

64 Bestuurders van hulpvoertuigen 4.8 Conclusies Bestuurders van voorrangsvoertuigen Met behulp van vragenlijsten onder bestuurders van de voorrangsvoertuigen is inzicht verkregen in het ervaren effect van Flister. De vragenlijst voorafgaand aan het experiment is door 173 bestuurders ingevuld. De respons op de vragenlijst na het rijden met Flister ligt met 88 ingevulde enquêtes lager. De meeste bestuurders zijn mannen in de leeftijd van jaar. Zo n tweederde van de bestuurders is gehuwd of woont samen en heeft kinderen. De helft van in het onderzoek betrokken bestuurders heeft niet meer dan 10 jaar ervaring als bestuurder van een voorrangsvoertuig en rijdt maximaal km op jaarbasis (privé en zakelijk samen). Nagenoeg alle bestuurders hebben een speciale rijtraining gehad en kennen de brancherichtlijn optische en geluidssignalen. Tweederde van de bestuurders vindt deze richtlijn werkbaar. Bij Politie Rijnmond vindt een derde de richtlijn werkbaar. De voorgeschreven maximumsnelheid is de meest genoemde reden om de richtlijn niet werkbaar te vinden. De meeste bestuurders zijn van mening dat ze goed /zeer goed kunnen rijden en vinden hun manier van rijden in vergelijking met die van andere bestuurders vaak minder gevaarlijk. Vooral bestuurders bij KLPD en Rijnmond zijn positief over hun rijkwaliteit. De helft van de bestuurders geeft aan niet meer dan vijf ritten met Flister te hebben gereden. Hoewel zij er zich bewust van waren dat de camera opnamen maakte, gaf meer dan 90 procent van de bestuurders aan dat dit hun rijgedrag niet beïnvloed heeft. De meeste bestuurders vinden Flister nuttig (84 procent), gewenst (82 procent) en behulpzaam (78 procent). Op de vraag of Flister overal, altijd en in alle situaties werkt, antwoordt ongeveer een derde positief, een derde neutraal en een derde negatief. De helft van de bestuurders vertrouwt dan ook niet op de goede werking van Flister. Ook houden nagenoeg alle bestuurders er rekening mee dat andere bestuurders hen nog steeds niet opmerken. De bestuurders verwachten op sommige aspecten een positief effect op het rijgedrag. Men vindt bijvoorbeeld dat het rijden met Flister minder stress oplevert, het mogelijk maakt vloeiender te kunnen rijden en dat het rijden sneller en veiliger is. De helft van de bestuurders van de voorrangsvoertuigen geeft aan dat de overige weggebruikers vaker tijdig opzij gaan. Op de andere aspecten van het rijgedrag van de overige weggebruikers (o.a. door rood rijden, blokkeren, niet tijdig laten zien wat men van plan is) zien bestuurders een licht positief effect (de genoemde aspecten komen met Flister minder vaak voor). Al met al zijn de bestuurders positief over Flister. Zij zien een positief effect op het rijgedrag van de overige weggebruikers. Tweederde van de bestuurders geeft dan ook de voorkeur aan het rijden met Flister. Ruim een kwart maakt het niet uit, omdat zij geen verschil zien. Ambulanceverpleegkundigen Naast een enquête onder bestuurders hebben ook de ambulanceverpleegkundigen een vragenlijst vooraf en na het experiment ingevuld. Ambulanceverpleegkundigen voelen zich doorgaans veilig en plezierig tijdens de uitruk. Volgens hen komt het aanzienlijk minder vaak voor dat overige 53

65 Bestuurders van hulpvoertuigen weggebruikers niet tijdig opzij gaan. Ook zijn de ambulanceverpleegkundigen van mening dat het verschil in rijstijl tussen bestuurders van het voorrangsvoertuig kleiner is bij ritten met Flister. Tijdens de ritten met patiënten komt het volgens de verpleegkundigen minder vaak voor dat het voertuig hard moet remmen of er sprake is van een hobbelige rit. Het comfort voor de patiënt en de verpleegkundige is in ritten met Flister hoger en de hinder door voertuigbewegingen lager. De mate van stress ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en de stress veroorzaakt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt verschilt niet tussen ritten zonder en met Flister. Hoewel de ambulanceverpleegkundigen nog niet overtuigd zijn van de goede werking (overal, altijd en in alle situaties) geeft 80 procent van hen de voorkeur aan het rijden met Flister. 54

66 Bestuurders van hulpvoertuigen 5. Invloed van eigenschappen van bestuurders op het rijgedrag met Flister 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt gerapporteerd of het rijgedrag van bestuurders met bepaalde persoonskenmerken meer dan andere bestuurders is veranderd door het gebruik van Flister. Eerder hebben bestuurders die met Flister reden aangegeven sneller en veiliger te rijden (zie tabel 4.11). Dit kan tot gevolg hebben dat bestuurders meer risico nemen. Een dergelijk effect kan negatief werken op de verkeersveiligheid. Aan de hand van vragenlijsten is het rijgedrag van de bestuurders bepaald. Door een vergelijking te maken tussen de nulmeting en de eindmeting worden verschillen in rijgedrag inzichtelijk (paragraaf 5.2). Daarnaast is het mogelijk om op het niveau van bestuurders het verschil in snelheid te vergelijken tussen ritten zonder en met Flister (paragraaf 5.3). Tot slot is er informatie op het niveau van bestuurders beschikbaar over het aantal conflicten bij ritten met zwaailicht en sirene. Oorspronkelijk was het idee om een koppeling te maken tussen de eigenschappen van bestuurders (uit de vragenlijsten) en het rijgedrag met Flister. Door de beperkte respons op de vragenlijsten en de vele betrokken bestuurders kon maar voor enkele bestuurders deze koppeling worden gemaakt. Hierover kunnen geen generaliseerbare uitspraken worden gedaan. 5.2 Veranderingen rijgedrag volgens de bestuurders zelf Ten aanzien van 16 gedragingen is de bestuurders gevraagd in welke mate zij voorkomen in ritten met zwaailicht en sirene zonder en met Flister. Verder is waar mogelijk een vergelijking gemaakt met zelfgerapporteerd gedrag van gemiddelde automobilisten (derde kolom tabel 5.1). Voor veel gedragingen geldt dat ze sowieso al niet vaak worden gemeld (hoog percentage zelden of nooit). Voor deze gedragingen zijn er dan ook weinig verschillen tussen ritten zonder en met Flister waarneembaar. Met Flister geven de bestuurders vooral aan minder vaak door de berm te hoeven rijden. De overige verschillen tussen het rijgedrag zonder en met Flister zijn niet significant. Rechts inhalen en met opzet een voorligger op korte afstand volgen om de bestuurder duidelijk te maken dat deze opzij moet gaan, zijn gedragingen die bij bestuurders van voorrangsvoertuigen vaker voorkomen dan bij gemiddelde automobilisten. 55

67 Bestuurders van hulpvoertuigen Tabel 5.1 Rijgedrag bestuurders met en zonder Flister (percentage zelden of nooit). zonder met Flister gemiddeld* Met opzet een voorligger op korte afstand volgen om aan de bestuurder duidelijk te maken dat deze opzij moet gaan 68% 81% 92% Iemand proberen in te halen waarvan u niet in de gaten had, dat hij aangaf linksaf te slaan 96% 96% 96% Door rood licht rijden met een snelheid die hoger is dan stapvoets en/of aangepast 84% 77% Zo kwaad worden over iemands rijgedrag, dat u claxonneert of gebaren maakt naar de bestuurder 93% 96% 98% De snelheid van een tegemoetkomende auto onderschatten, terwijl u aan het inhalen bent 93% 92% 94% Verkeerd voorsorteren als u een kruispunt of rotonde nadert 61% 65% Hard remmen op een gladde weg of verkeerd sturen, zodat u slipt 98% 100% Harder rijden dan is toegestaan met alarmsignalen 32% 38% Rechts inhalen 55% 71% 88% Te snel door de bocht, kans op over-/onderstuur 88% 94% Door de berm of over fietspad/trottoir rijden omdat andere voertuigen de rijbaan blokkeren 52% 75% Hard remmen op een kruising zonder verkeerslichten omdat u geen voorrang krijgt 93% 96% Afsnijden bij inhalen voor tegemoetkomend verkeer 98% 96% 95% Geen duidelijke koers aangeven op een rotonde zonder verkeerslichten 95% 96% Grote overschrijding van de maximum snelheid (30 of 40 km harder dan de geldende maximum snelheid) 34% 42% * Driver Behaviour Questionnaire", van William Verschuur (W.L.G.. Verschuur, 2003, "onderzoek uitgevoerd met de Drover Behaviour Questionnaire", RU Leiden, werkgroep Veiligheid 5.3 Veranderingen in snelheidgedrag (bij bestuurders ambulance) Op basis van de voertuigvolgsystemen is informatie beschikbaar over de snelheden waarmee gereden is (zie ook hoofdstuk 3). De vraag is of er een verschillend effect van Flister is bij bestuurders met verschillend snelheidsgedrag. Alleen bij de ambulances bestond de mogelijkheid een koppeling te maken tussen gereden rijsnelheden en individuele bestuurder. Hierbij zijn alleen bestuurders geselecteerd die minimaal een half uur zonder en met Flister hebben gereden. In totaal rijden de ambulancechauffeurs zonder Flister in 27 procent van de tijd meer dan 40 km/u boven de PSL. Met Flister is dit aandeel met 25 procent nagenoeg gelijk. Van de 13 bestuurders waarvan we ritten zonder en met Flister beschikbaar hebben, rijden er 7 vaker meer dan 40 km/u te hard, 5 minder vaak hard en bij 1 zien we geen verschil. Statistisch is er geen systematiek in de snelheden met of zonder Flister aan te tonen. Wel valt op dat er aanzienlijke verschillen zijn in de rijsnelheid (t.o.v. de PSL) tussen bestuurders. 56

68 Bestuurders van hulpvoertuigen 5.4 Veranderingen in conflicten Ook de geanalyseerde videobeelden zijn waar mogelijk gekoppeld aan de bestuurder. Hierdoor kan het aantal conflicten per bestuurder tussen ritten zonder en met Flister met elkaar vergeleken worden. Hierbij zijn alleen bestuurders geselecteerd die minimaal een half uur zonder en met Flister hebben gereden. Tabel 5.2 laat zien dat er verschillen zijn tussen het aantal conflicten per uur per bestuurder. Er zijn bestuurders zonder conflicten terwijl er ook bestuurders zijn die met meer dan 5-10 conflicten per uur worden geconfronteerd. Er kan geen eenduidig beeld worden verkregen uit de vergelijking tussen ritten zonder en met Flister. Bij 7 bestuurders blijft het aantal conflicten (nagenoeg) gelijk, bij 5 bestuurders is er sprake van een toename en bij 4 bestuurders neemt het aantal conflicten met Flister af. Statistisch zijn er geen systematische verschillen aantoonbaar. De verschillen tussen het aantal conflicten per bestuurder is groter dan het verschil tussen ritten zonder of met Flister. Tabel 5.2 Aantal conflicten per uur, naar bestuurder. Dienst bestuurder zonder met Flister Rijnmond 1 1,1 4,8 brandweer 2 0,0 1,3 ambulance 3 9,4 10,1 ambulance 4 5,1 5,0 ambulance 5 7,3 3,2 ambulance 6 2,3 1,2 ambulance 7 1,5 5,7 ambulance 8 4,2 4,4 ambulance 9 0,0 1,9 ambulance 10 1,7 0,0 ambulance 11 0,0 1,5 ambulance 12 2,0 0,0 ambulance 13 6,9 1,5 ambulance 14 5,6 6,2 ambulance 15 1,4 1,0 ambulance 16 2,1 3,5 5.5 Conclusies Door koppeling van videobeelden, snelheidsinformatie en informatie over de bestuurder is bepaald of het rijgedrag met Flister verschilt per bestuurder. In de eerste plaats is aan de hand van de ingevulde vragenlijst gekeken of het zelfgerapporteerde rijgedrag is veranderd. Dit blijkt niet het geval te zijn. Alleen het door de berm of over het fietspad rijden komt in ritten met Flister minder vaak voor. In totaal rijden de ambulancechauffeurs zonder Flister in 27 procent van de tijd meer dan 40 km/u boven de maximaal toegestane snelheid. Met Flister is dit aandeel met 25 procent nagenoeg gelijk. Van de 13 bestuurders waarvan we ritten zonder en met Flister beschikbaar hebben, rijden er 7 juist vaker meer dan 40 km/u te hard, 5 juist minder hard en bij 1 zien we geen verschil. Mogelijk is de variatie in ritten te groot om persoonsgebonden verschillen in het rijgedrag te kunnen zien. 57

69 Bestuurders van hulpvoertuigen Het aantal conflicten per uur verschilt aanzienlijk per bestuurder. Het rijden met Flister geeft bij een deel van de bestuurders nauwelijks of geen verandering in aandeel conflicten te zien (7 bestuurders), bij een ander deel een toename van het aandeel conflicten (5 bestuurders) en bij de overige een afname van het aandeel conflicten (4 bestuurders). De verschillen tussen het aantal conflicten per bestuurder is groter dan het verschil tussen ritten zonder of met Flister. 58

70 Weggebruikers en omwonenden 6. Weggebruikers en omwonenden 6.1 Inleiding Als onderdeel van de publieksvoorlichting is een website opgezet: Via posters langs de weg en flyers die verstuurd zijn aan huishoudens langs routes waar veel voorrangsvoertuigen rijden, zijn weggebruikers en omwonenden gevraagd te reageren op het experiment. Uit deze reacties blijkt dat het overgrote deel van de bezoekers van de website (95 procent) de Flister een goed idee vindt (op basis van de poll op de site: Vindt u de flister een goed idee? Ja/nee). Naast de poll was op de website een vragenlijst beschikbaar waar bezoekers hun ervaringen als weggebruiker of omwonende konden aangeven. Van de bezoekers die de vraag of Flister een goed idee is, hebben beantwoord, hebben zo n 230 bezoekers ook de vragenlijst ingevuld (150 weggebruikers en 80 omwonenden). In verband met de beperkte respons dienen de resultaten in dit hoofdstuk als indicatief te worden beschouwd. 6.2 Weggebruikers In deze paragraaf komen weggebruikers aan het woord die ervaring hebben met het sirene signaal op de autoradio. De respons is beperkt. In totaal hebben 150 weggebruikers deze vragenlijst ingevuld Ervaring met voorrangsvoertuigen Als eerste is de weggebruikers gevraagd die sinds maandag 26 oktober 2009 een voorrangsvoertuig hebben ontmoet, hoe vaak dit is gebeurd en met welke signalen het voorrangsvoertuig reed: met licht- en geluidsignaal of alleen met lichtsignaal. De meeste ondervraagde weggebruikers (94 procent) hebben minimaal één keer een voorrangsvoertuig met licht- en geluidssignalen ontmoet. Meer dan de helft (68 procent) van de weggebruikers die de enquête hebben ingevuld, geeft aan minstens één keer een ambulance, brandweer- of politiewagen met alleen een lichtsignaal te hebben ontmoet. Bijna de helft van de weggebruikers die de vragenlijst hebben ingevuld (47 procent), zijn door hun autoradio op de nabijheid van het voorrangsvoertuig gewaarschuwd. Vervolgens is aan de weggebruikers gevraagd hoe vaak men welke signalen heeft opgemerkt: het signaal via de autoradio, het zwaailicht of sirene van het voorrangsvoertuig of beide signalen (figuur 6.1). Het vaakst (50 procent) geeft men aan te zijn gewaarschuwd door zwaailicht of sirene. Bij 30 procent van de ontmoetingen is men zowel door het zwaailicht en de sirene, alsmede door de sirene op de radio geattendeerd op een naderend voorrangsvoertuig. Verder komt het voor dat weggebruikers alleen een signaal op hun radio ontvingen en geen zwaailicht en sirene hebben gezien of gehoord. 59

71 Weggebruikers en omwonenden Figuur 6.1 Welke signalen heeft u gezien of gehoord toen u het voorrangsvoertuig heeft ontmoet? (nmin=146) alleen zwaailicht /sirene 50% radio en zwaailicht/sirene 30% alleen radio 20% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% Radiosignaal Geluidssignaal Aan de automobilisten die ervaring hebben met het radiogeluidssignaal, is gevraagd of men dit signaal de eerste keer herkende als attentie voor nadering van een voorrangsvoertuig. Meer dan de helft van de automobilisten (60 procent) geeft aan het geluid onmiddellijk te hebben herkend. Vier op de tien wist niet direct waar het signaal voor diende. Deze weggebruikers dachten onder meer dat het geluid bij het radioprogramma of een reclame hoorde. Ook werd door meerdere weggebruikers genoemd dat ze dachten dat hun radio stoorde. Aansluitend is gevraagd wat men van het signaal vond. Hoe beoordeelt men het geluid, het signaal en de duidelijkheid van het signaal? (figuur 6.2) Eén op de vijf geeft aan het geluid (te) hard te vinden en tweederde deel van de automobilisten vindt het volume niet hard en niet zacht. Een tiende deel beoordeelt het volume als (te) zacht. Verder blijkt driekwart van de automobilisten (78 procent) het geluid als (erg) duidelijk te ervaren en volgens 73 procent is het signaal (erg) goed. Eén op de tien vindt het signaal slecht. Figuur 6.2 Hoe heeft u het geluid van de sirene op uw radio ervaren? (n=161) 100% 75% 50% 25% 0% 100% 75% sig naal 24% 49% 17% 8% 2% erg goed goed neutraal slecht erg slecht duidelijkheid 100% 75% 50% 25% 0% vo lum e 2% 19% 68% 8% 2% te hard hard neutraal zacht te zacht 50% 25% 0% 30% erg duidelijk 47% 14% 7% 1% duidelijk neutraal onduidelijk erg onduidelijk 60

72 Weggebruikers en omwonenden Radioboodschap op display Iets meer dan de helft van de weggebruikers die de enquête hebben ingevuld en die door een radiosignaal zijn gewaarschuwd voor de nadering van een voorrangsvoertuig (57 procent), heeft de radioboodschap op de display van de autoradio gelezen. Het grootste deel hen (84 procent) vindt de leesbaarheid van het bericht (zeer) goed (figuur 6.3). Figuur 6.3 Wat vond u van de leesbaarheid van het bericht op de display van uw autoradio? (n=92) 100% 75% 50% 54% 25% 0% 30% zeer goed leesbaar goed leesbaar 14% 1% 0% neutraal slecht leesbaar zeer slecht leesbaar Aan de weggebruikers die het signaal op de display van hun autoradio hebben gezien, is gevraagd welke boodschap zij hebben gelezen. Ruim een vijfde deel antwoordt!sirene! en nog eens 46 procent geeft aan sirene te hebben gelezen (zonder uitroeptekens). Verder noemt een deel van de weggebruikers alarm (15 procent) of ambulance (9 procent). De herkenbaarheid van de radioboodschap op de display is groter dan de herkenbaarheid van het geluidssignaal via de radio. Driekwart van de weggebruikers die de vragenlijst hebben ingevuld (73 procent), herkende de boodschap op de display de eerste keer onmiddellijk als attentie voor nadering van een voorrangsvoertuig. Respondenten die de boodschap niet herkenden, dachten onder meer dat het een grap van het radiostation of reclame was, of dat de radio stoorde. Vrijwel alle respondenten die de radioboodschap hebben ontvangen op de display weten wat er met de radioboodschap bedoeld wordt: Ja, er nadert een reddingsvoertuig die mij attendeert dat hij in aantocht is en graag ruimte wil hebben en Dat er een voorrangsvoertuig aan komt als zijnde politie. ambulance, brandweer Oordeel over experiment De sirene op de radio draagt volgens het grootste deel van de respondenten die hier ervaring mee hebben bij aan rustig, maar beslist te reageren, weten wat te doen en eerder opmerken dat er een voorrangsvoertuig in de buurt is (figuur 6.4). De sirene op de radio heeft weinig effect op het kunnen bepalen van de richting waaruit het voorrangsvoertuig komt. Volgens driekwart van de weggebruikers (75 procent) draagt de sirene op de radio hier niet aan bij. 61

73 Weggebruikers en omwonenden Figuur 6.4 Heeft de sirene op uw radio naar uw mening bijgedragen aan? (n=159)... rustig, maar beslist te reageren 83% 13% 4%... weten wat te doen 74% 25% 1%... eerder opmerken dat er een voorrangsvoertuig in de buurt is 71% 25% 4%... weten uit welke richting het voorrangsvoertuig komt 18% 75% 7% 0% 25% 50% 75% 100% ja nee weet niet Over het algemeen is de mening van de respondenten over de sirene op hun radio positief (figuur 6.5). Acht op de tien respondenten (81 procent) vindt dat de sirene op de radio bijdraagt aan het eerder en beter opmerken van voorrangsvoertuigen. Het signaal op de radio zorgt er volgens de weggebruikers niet voor dat men weet uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. Ook geeft een deel van de weggebruikers aan dat ze het signaal onterecht binnenkregen (bijvoorbeeld een tegemoetkomend voorrangsvoertuig op een weg met gescheiden rijbanen), dat het signaal laat binnenkwam of dat het onduidelijk was waar het voorrangsvoertuig vandaan kwam (vooral bij kruisingen). Tot slot geven enkele weggebruikers aan dat hun (geïntegreerde) radio systeem opnieuw ingesteld moest worden. Figuur 6.5 Welke uitspraak benadert het meest uw persoonlijke mening over de sirene op uw radio? (n=158) Eerder en beter opmerken voorrangsvoertuigen 81% Meer nadelen dan voordelen Voegt weinig toe, maar kan ook geen kwaad Anders 4% 8% 8% 0% 25% 50% 75% 100% Informatievoorziening Tenslotte is de weggebruikers gevraagd of men voorafgaand aan hun ervaring met de sirene op de radio al over het experiment geïnformeerd was, en zo ja, op welke manier (figuur 6.6). Bijna tweederde deel (64 procent) van de weggebruikers die ervaring heeft met de sirene op de radio, blijkt al vooraf geïnformeerd te zijn over het experiment. Dit is in gelijke mate gebeurd via televisie, internet en krant. Een kwart van deze weggebruikers is op een andere manier van het experiment op de hoogte gebracht, bijvoorbeeld via collega s, ervaring met een eerder experiment in Drenthe of door middel van borden in het centrum van Rotterdam. 62

74 Weggebruikers en omwonenden Figuur 6.6 Waar had u over het experiment gehoord of gelezen? (n=101) Televisie Internet 50% 48% Krant 48% Anders 26% 0% 25% 50% 75% 100% 6.3 Omwonenden In deze paragraaf komen de omwonenden die ervaring hebben met het signaal van de sirene op hun radio aan bod. In totaal heeft een beperkt aantal van 83 omwonenden de enquête over sirene op uw radio ingevuld Geluidssignaal op radio Het grootste deel van de omwonenden (85%) die de vragenlijst hebben ingevuld, heeft in de proefperiode vanaf 26 oktober 2010 het signaal van sirene op de radio één keer op een FM-radio gehoord. Driekwart van deze omwonenden geeft aan dat men het volume van de FM-radio doorgaans niet zacht maar ook niet hard heeft staan. De omwonenden is gevraagd hoe zij het geluid van de sirene op hun radio hebben ervaren (figuur 6.7). Zeven op de tien (69 procent) beoordeelt het volume als niet te hard en niet te zacht. Volgens een vijfde deel (20 procent) is het volume hard en 7 procent vindt het geluid te hard. Ruim de helft van de respondenten (59 procent) geeft aan dat het signaal (erg) goed is en 31 procent oordeelt hierover neutraal. Ook is een ruime meerderheid (65 procent) positief over de duidelijkheid van het signaal. Tenslotte geeft circa de helft van de respondenten aan het geluid van de sirene niet als vervelend en niet als prettig te ervaren. Een vijfde deel (21 procent) vond het geluid van de sirene echter (erg) vervelend. Figuur 6.7 Wilt u aangeven hoe u het geluid van de sirene heeft ervaren? (n=54) 100% 75% 50% vo lum e 69% 100% 75% 50% signaal 25% 0% 7% 20% 4% te hard hard neutraal zacht te zacht 25% 0% 43% 31% 17% 7% 2% erg goed goed neutraal slecht erg slecht 63

75 Weggebruikers en omwonenden 100% 75% ervaring 100% 75% duidelijkheid 50% 25% 0% 15% 6% erg vervelend 54% 22% 4% vervelend neutraal prettig erg prettig 50% 25% 0% 19% erg duidelijk 46% 30% 4% 2% duidelijk neutraal onduidelijk erg onduidelijk Voor zes op de tien omwonenden was het direct duidelijk dat het signaal op de radio afkomstig was van een hulpvoertuig in hun omgeving. Enkele mensen hadden al van het experiment gehoord en konden daarom het geluid plaatsen. Omwonenden die het signaal niet herkenden, geven onder meer aan dat ze dachten dat het geluid bij de radio-uitzending hoorde. Vervolgens is aan de omwonenden gevraagd hoe zij het geluid van de sirene hebben ervaren (figuur 6.8). Op een schaal van 0 (helemaal niet hinderlijk) tot 5 (zeer hinderlijk) konden zij hun mening geven. De helft van de omwonenden die de vragenlijst heeft ingevuld (49 procent), heeft het geluid helemaal niet als hinderlijk ervaren en ruim een derde deel (36 procent) oordeelt neutraal (middelste twee categorieën). Voor circa één op de zeven (14 procent) was het geluid van de sirene wel (zeer) hinderlijk. Door deze omwonenden wordt onder meer opgemerkt dat men het onnodig en soms zelfs asociaal vindt dat hun radio wordt gestoord door het geluid van de sirene. Figuur 6.8 In welke mate vindt u het signaal hinderlijk (0=helemaal niet hinderlijk, 5 = zeer hinderlijk? (n=49) 50% 40% 30% 20% 10% 0% 33% 20% 16% 16% 12% 2% Informatievoorziening De helft van de ondervraagde omwonenden (49 procent) was voorafgaand aan hun ervaring met de sirene op hun radio al geïnformeerd over het experiment (figuur 6.9). Men is voornamelijk via televisie, internet en krant geïnformeerd. Andere informatiebronnen die door de omwonenden genoemd worden, zijn reclameborden, radio en de brandweer. 64

76 Weggebruikers en omwonenden Figuur 6.9 Waar had u over het experiment gehoord of gelezen? (n=21) Televisie 12 Internet 10 Krant 10 Anders Vanwege de beperkte respons op deze vraag staan in bovenstaande figuur absolute aantallen i.p.v. percentages weergegeven. 6.4 Conclusies In dit hoofdstuk zijn weggebruikers en omwonenden die ervaring hebben met sirene op de (auto)radio gevraagd naar hun mening over en evaring met het experiment. Weggebruikers die de enquête hebben ingevuld, zijn tevreden over het geluid van de sirene op hun autoradio. Slechts een klein deel vindt het signaal niet goed of onduidelijk, te hard of te zacht. De herkenbaarheid van het signaal is ten tijde van deze proef nog niet optimaal; 60 procent herkent het geluid onmiddellijk terwijl dit bij 40 procent (nog) niet het geval is. Deze weggebruikers dachten dat hun radio stoorde of dat het signaal onderdeel was van een radioprogramma. De radioboodschap op het radiodisplay is door circa de helft van de weggebruikers die via de radio zijn gewaarschuwd, gelezen. Het grootste deel van hen heeft gezien dat het woord sirene in het display stond. De herkenbaarheid van de getoonde tekst is vrij hoog; 73 procent wist direct wat hiermee bedoeld wordt. Het algehele oordeel van de ondervraagde weggebruikers over de sirene op de radio is positief. Men zegt door het signaal beter te kunnen reageren en het voorrangsvoertuig eerder op te merken. Het signaal op de radio zorgt er volgens de weggebruikers niet voor dat men weet uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. Ook geeft een deel van de weggebruikers aan dat ze het signaal onterecht binnenkrijgen (een tegemoetkomend voorrangsvoertuig), dat het signaal laat binnenkomt of het onduidelijk is waar het voorrangsvoertuig vandaan komt (vooral bij kruisingen). Tot slot geven enkele weggebruikers aan dat hun (geïntegreerde) radio systeem opnieuw ingesteld moest worden. De reacties van de omwonenden op het experiment verschillen van de weggebruikers. De ondervraagde omwonenden vinden het signaal en de duidelijkheid hiervan prima, maar ook beoordeelt 27% het volume als (te) hard en ervaart 21% het geluid van de sirene als (erg) vervelend. De helft van de omwonenden vindt het signaal niet hinderlijk, een derde deel is neutraal en één op de zeven omwonenden vindt het geluid (zeer) hinderlijk. 65

77 Werking Flister tijdens dit experiment 7 Werking Flister tijdens het experiment Flister is een zender die in het voorrangsvoertuig wordt ingebouwd en een signaal verspreidt rondom het voorrangsvoertuig. Zonder in detail op de technische aspecten van Flister in te gaan worden in dit hoofdstuk de werkingsprincipes toegelicht. Op de Demodag van 17 november op het circuit in Assen en gedurende dit experiment is ervaring opgedaan met de werking van Flister in de praktijk. Daarnaast heeft TÜV metingen verricht naar het bereik. Algemene werking Flister is een zender die in het voorrangsvoertuig wordt geplaatst en via een antenne een FM signaal verspreidt rondom het voorrangsvoertuig. Bij een naderend voorrangsvoertuig met Flister wordt de radio van de weggebruiker onderbroken voor een akoestisch sirenesignaal. Tevens verschijnt er een bericht op het display van de radio. Weggebruikers die naar de CD luisteren dienen de functie Traffic information ingesteld te hebben, om het signaal te kunnen ontvangen. Het bereik van Flister wordt bepaald door: het ingestelde vermogen van Flister. Een hoger vermogen leidt tot een groter bereik; de sterkte van de radiozender waarnaar de weggebruiker luistert. Om sterke zenders weg te kunnen drukken, is een sterker signaal nodig; het type radio. Op de Demodag in Assen waarbij bestuurders van zo n 20 verschillende auto s de lichten aanzetten als zij de sirene op hun radio hoorden, bleek dat het Flistersignaal op verschillende momenten bij de verschillende auto s binnenkwam. Dus ook de ontvangstkant is van invloed op het bereik van Flister; de kwaliteit en de plaatsing van de antenne. Op de Demodag in Assen is gebleken dat de plaatsing van de antenne essentieel is voor het bereik van Flister. De KLPD voertuigen met een goed geaarde antenne hadden een beter bereik dan de ambulances, waarbij om praktische redenen de antenne liggend onder het kunststoffen dak was geplaatst. Doordat de antenne naar achteren was geplaatst, kregen auto s veelal pas de sirene op hun radio als de ambulance al voorbij gereden was; de omgeving. Indien er sprake is van bebouwing, bomen of obstakels, dan kan dit effect hebben op het bereik. In een vlak en open gebied is het bereik beter dan in een dichtbebouwd gebied. Ook de aanwezigheid van zenders (bijvoorbeeld zendtorens of antennes) zijn van invloed op het bereik; de aanwezigheid van overig verkeer. Op de Demodag is ook een test uitgevoerd waarbij het voorrangsvoertuig een vrachtauto inhaalde. De automobilisten die aan de binnenzijde van de vrachtwagen reden kregen de sirene veel later op hun radio dan wanneer er geen voertuig tussen hen en het voorrangsvoertuig reed. Bereikte bestuurders Flister zendt een signaal in een cirkelvorm rondom het voorrangsvoertuig. Hiermee worden alle FM radio s in een bepaalde straal bereikt. De volgende groepen gemotoriseerde weggebruikers die de radio of CD apparatuur met Traffic Information ingeschakeld, aan hebben staan, worden bereikt: bestuurders die voor het voorrangsvoertuig rijden en moeten anticiperen op een naderend voorrangsvoertuig; bestuurders die achter het voorrangsvoertuig rijden; bestuurders die niet hoeven te anticiperen op een naderend voorrangsvoertuig. Dit kunnen bestuurders op de andere weghelft zijn (bij gescheiden rijbanen), maar ook bestuurders die op 66

78 Werking Flister tijdens dit experiment een parallel gelegen weg rijden. Zij ontvangen wel een sirene op de radio maar het voorrangsvoertuig is voor hen niet relevant; omwonenden die thuis naar een FM radio luisteren. Weggebruikers die niet worden bereikt Lang niet iedere weggebruiker wordt met Flister bereikt: bestuurders die de radio uitgeschakeld hebben. Uit onderzoek blijkt dat naar schatting zo n 80 procent van de automobilisten (bijna) altijd radio of CD speler aan heeft staan. Een deel van de automobilisten wordt niet bereikt via radio of CD speler; bestuurders die naar de CD speler luisteren en Traffic Information niet hebben ingeschakeld ontvangen het signaal niet; bestuurders die wel radio of CD speler met Traffic Information hebben ingeschakeld, maar te druk met andere zaken bezig zijn (telefoneren, praten met passagiers), kunnen het signaal missen; andere weggebruikers (fietsers, bromfietsers, scooterrijders, voetgangers) ontvangen het signaal meestal niet. Het verslag van de Demodag is in bijlage 8 en 9 opgenomen. Functioneren van de Flister tijdens de proef Het bereik van de Flister blijkt in de praktijk sterk te variëren. Door de inbouwproblemen was het bereik bij de ambulance het meest onvoorspelbaar. Dit is gebleken uit de metingen van de TüV. Door de sterke locatieafhankelijkheid is het niet bekend wat het feitelijke bereik tijdens de proef is geweest. Deze onvoorspelbaarheid heeft grote invloed op de ontvangst van het signaal door een bestuurder en daarmee op de proef. De grootste problemen waren bij de ambulance. Het bereik van het signaal verschilt verder ook per voertuig per dienst. Bij de test en demonstratiedag bleek er in de praktijk sprake van een groot verschil tussen beide ambulances. 67

79 Conclusies 8 Conclusies In dit experiment gaat het om de vraag welk effect een radiowaarschuwingssysteem zoals Flister op de verkeersveiligheid heeft. Aan de hand van analyses van videobeelden, snelheidsinformatie uit voertuigvolgsystemen en vragenlijstonderzoek is informatie verzameld over indicatoren die verband houden met verkeersveiligheid. Flister is van toepassing bij ritten met sirene en/of zwaailicht. Uit de analyse van de ritinformatie blijkt dat het om minder dan 5 procent van de rijtijd gaat. 1. Effecten op de verkeersveiligheid Omdat zich, zoals verwacht, tijdens het experiment geen verkeersongevallen hebben voorgedaan, is gekeken naar indicatoren die met het kunnen optreden van ongevallen verband houden. De krachtigste indicator is het optreden van conflicten tijdens de ritten, die op video zijn opgenomen. Bij de observatie van de beelden door getrainde deskundigen is in aansluiting op bestaande conflictobservatietechnieken een onderscheid gemaakt in lichte en zware conflicten. Een tweede indicator is de snelheid, die met behulp van de voertuigvolgsystemen is gemeten. Een hoge snelheid heeft gevolgen voor het nog tijdig kunnen uitvoeren van een ontwijkingsmanoeuvre en voor de ernst van afloop bij een botsing. Daarnaast is vooral via vragenlijsten informatie verzameld over de ervaringen en meningen van bestuurders van voorrangsvoertuigen, ambulanceverpleegkundigen, automobilisten en omwonenden. Geen duidelijke invloed geconstateerd op het aantal conflicten De ritten die gereden zijn met optische en geluidssignalen zijn beoordeeld op het aantal en de ernst van conflicten die zich voordoen. Bij KLPD is er sprake van een afname van het aantal conflicten per uur bij het rijden met Flister. Bij de geanalyseerde ritten van Ambulance blijft het aandeel conflicten van het voorrangsvoertuig gelijk. Bij Rotterdam Rijnmond is er sprake van een lichte toename van het aandeel conflicten (zie figuur 8.1). Bij de Brandweer is het aantal waarnemingen te klein om conclusies te trekken. Omdat niet met een controlegroep in dezelfde periode en hetzelfde gebied kon worden gewerkt, is het lastig om te bepalen aan welke factoren toe- of afname van conflicten is toe te schrijven. Figuur 8.1 Aantal conflicten per uur, per dienst, zonder en met Flister , ,6 11,5 12, ,4 3,1 3,1 2,1 Ambulance KLPD Politie Rijnmond Brandweer Utrecht zonder Flister met Flister 68

80 Conclusies Uit de conflictanalyse blijkt verder dat het aandeel conflicten per dienst aanzienlijk verschilt. Bij de beide politiediensten (KLPD en Rijnmond) doen zich meer conflicten voor dan bij Ambulance en Brandweer. Ook verschilt het aandeel conflicten per bestuurder en voertuig. Flister kan daarbij geen, een positief of een negatief effect hebben op het aandeel conflicten bij dezelfde bestuurder. Ook hierbij is het lastig te bepalen waar dit effect aan moet worden toegeschreven. Over het geheel is er geen duidelijk invloed op het aantal conflicten geconstateerd. Merendeel conflicten op wegvakken, zware conflicten vaker op kruisingen De conflicten doen zich vooral voor op wegvakken en niet op kruisingen. Hoewel zware conflicten niet vaak voorkomen, zijn deze op kruisingen wel oververtegenwoordigd. Dit bevestigt het beeld uit de litteratuurstudie waarbij blijkt dat ernstige ongevallen met voorrangsvoertuigen in meerderheid op kruispunten plaatsvinden. Voor de verkeersveiligheid zijn deze ernstige ongevallen maatgevend. Uit de conflictanalyse blijkt dat de Flister geen invloed heeft op het terugdringen van de zware conflicten. Geen eenduidige toe- of afname van rijsnelheid t.o.v. PSL Het rijden met hoge snelheden brengt risico s voor de verkeersveiligheid met zich mee. Uit analyse van de snelheidsgegevens uit de voertuigvolgsystemen blijkt dat Flister geen eenduidig effect heeft op de snelheden van voorrangsvoertuigen. Op basis van dit onderzoek is er alleen bij de KLPD sprake van een toename van snelheid met Flister. Ambulancevoertuigen die met Flister zijn uitgerust reden in de onderzoeksperiode juist minder vaak met hoge snelheden t.o.v. de PSL. Omdat hier controlevoertuigen reden in dezelfde periode en hetzelfde gebied, kan een zuiverder vergelijking van rijden met en zonder Flister worden gemaakt. Bij de controlevoertuigen trad eenzelfde afname van hoge snelheden t.o.v. de PSL op dan bij de voertuigen die met Flister waren uitgerust. De gevonden reductie van deze hoge snelheden wordt bij de ambulances dus niet door Flister verklaard. Bij de andere diensten is niet duidelijk waar het effect van toe- of afname van hoge snelheden door kan worden verklaard. Geen eenduidig effect op gedrag van overige weggebruikers Bij de analyse van de videobeelden is ook gekeken naar het effect van Flister op het rijgedrag van de overige weggebruikers (dit zijn weggebruikers die niet direct bij het conflict betrokken waren). Gemiddeld genomen verandert het rijgedrag van overige weggebruikers niet of nauwelijks door Flister. Bij de ambulances neemt het aandeel overige weggebruikers dat minder adequaat reageert toe, en de bij de KLPD neemt dit aandeel af. Bij Rijnmond is er geen verschil en voor Brandweer Utrecht zijn er te weinig waarnemingen om hierover betrouwbare uitspraken te doen. Omdat ook hier geen gebruik is gemaakt van controlegroepen, is het moeilijk om te verklaren waardoor het gedrag van de overige weggebruikers al dan niet verandert. Verkeersveiligheidsbeleving van bestuurders voorrangsvoertuigen en ambulanceverpleegkundigen positief De bestuurders van de voorrangsvoertuigen is door middel van vragenlijsten gevraagd naar hun ervaringen van het rijden met Flister en hun mening over Flister. De vragenlijsten zijn door een beperkt deel van de bestuurders ingevuld en de uitkomsten van dit deelonderzoek moeten dan ook met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Ook de ambulanceverpleegkundigen is gevraagd naar hun ervaringen met het rijden met Flister. Bestuurders van voorrangsvoertuigen zijn positief over het effect van Flister op de verkeersveiligheid. Volgens de bestuurders anticiperen de overige weggebruikers beter op het naderende voorrangsvoertuig. Twee op drie bestuurders is voorstander van het rijden met Flister. 69

81 Conclusies De ambulanceverpleegkundigen zijn van mening dat met Flister het ritcomfort in het algemeen toeneemt, en dat de spoedritten gelijkmatiger verlopen, met name omdat overige weggebruikers beter ruimte maken. Van de ambulanceverpleegkundigen geeft 80% de voorkeur aan het rijden met Flister. Echter, zowel de bestuurders van voorrangsvoertuigen als de ambulanceverpleegkundigen zijn nog niet ten volle overtuigd van de goede werking van Flister. De helft van de bestuurders van voorrangsvoertuigen die met Flister hebben gereden twijfelt aan de goede werking, en een derde deel van de ambulanceverpleegkundigen. Daarbij moet worden aangetekend dat een derde deel van de bestuurders en ambulanceverpleegkundigen zegt niet te weten of Flister altijd goed werkt. Draagvlak bij automobilisten Weggebruikers konden reageren op de website en een vragenlijst invullen. De weggebruikers die op de website reageren vinden vrijwel allemaal de Flister een goed idee. Van de automobilisten die ervaring hebben met Flister op hun radio is het overgrote deel van mening dat Flister bijdraagt aan het rustig en overwogen reageren, maar niet aan het weten uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. De herkenning van het signaal is niet perfect; vier op de tien automobilisten begreep niet onmiddellijk de betekenis van het signaal. Een deel van de weggebruikers geeft aan het signaal laat of onterecht te ontvangen. Ervaren overlast op omwonenden Omwonenden die het Flister signaal ontvangen konden via de internetenquête hun ervaringen met Flister ventileren. De helft van de omwonenden vindt het signaal (helemaal) niet hinderlijk, een derde is hierover neutraal. Eén op de zeven vindt het signaal (zeer) hinderlijk. 2. Het effect op rittijden Als de weggebruikers het voorrangsvoertuig eerder opmerken en zo eerder plaats maken, kan het voorrangsvoertuig zich gemakkelijker door het verkeer bewegen en eerder op de plaats van bestemming zijn. In het experiment is nagegaan of voorrangsvoertuigen met de Flister met een hogere snelheid kunnen rijden, waarbij deze snelheden zijn gerelateerd aan de plaatselijk geldende maximumsnelheid. Bij KLPD en ambulance kon voor de vergelijking van snelheden gebruik worden gemaakt van controlevoertuigen. Uit het onderzoek blijkt dat KLPD voertuigen met Flister sneller rijden dan zonder Flister. Bij de ambulances was er geen effect van Flister op de mate waarin met hoge snelheden t.o.v. de PSL werd gereden. Dat KLPD voertuigen met Flister vaker boven de maximumsnelheid rijden betekent niet automatisch dat de rittijden korter worden, omdat voor rittijden de totale gemiddelde snelheid bepalend is; hierbij spelen andere factoren een rol. 3. Het effect op rijdynamiek De bestuurders van voorrangsvoertuigen geven aan dat het rijden met Flister bij hen minder stress oplevert en minder inspannend is. De meeste bestuurders vinden dat je met Flister sneller en vloeiender kunt rijden. Dit wordt bij de ambulance bevestigd door de ambulanceverpleegkundigen. 4. Het effect op de kosten Een van de vragen in het onderzoek betreft het effect van Flister op de kosten (slijtage, brandstofgebruik, schade). Uit de objectieve onderzoeksdata (videobeelden, ritdata) kan niet worden bepaald of er gelijkmatiger wordt gereden (gelijkmatiger rijden heeft een positief effect op brandstofgebruik en slijtage van remmen/banden). Daarentegen geven bestuurders en ambulanceverpleegkundigen aan dat er gelijkmatiger gereden kan worden. Over de kans op een ongeval en de daaruit voortvloeiende schade is op basis van dit onderzoek geen uitspraak te doen. 70

82 Conclusies 5. Functioneren en effectiviteit van de Flistertechniek De effectiviteit van Flister wordt zowel bepaald door het deel van de te bereiken automobilisten dat daadwerkelijk wordt bereikt, en door bereik bij automobilisten die niet hoeven te anticiperen op een naderend voorrangsvoertuig. Effectiviteit van Flister redelijk Het signaal wordt in een cirkelvorm rondom het voorrangsvoertuig uitgezonden. Het bereik wordt bepaald door het ingestelde vermogen, de sterkte van de radiozender waar in het ontvangende voertuig naar wordt geluisterd en eventueel interfererende obstakels. Het zendbereik is afhankelijk van het voertuig, de inbouw en de lokale veldsterkte van de zender waar de ontvanger op staat afgestemd alsmede de antenne/radio/instellingen in het ontvangende voertuig. De in het experiment gehanteerde signalering maakt dat een deel van de weggebruikers het signaal onnodig ontvangt. Dit kan leiden tot ongevoeligheid voor het waarschuwingssignaal. Ook worden niet alle relevante verkeersdeelnemers bereikt. Immers niet iedereen luistert naar de radio of heeft bij het luisteren naar een CD de Traffic Information ingesteld. Uiteraard worden alleen automobilisten en vrachtwagenchauffeurs bereikt; voetgangers en (brom-)fietsers kunnen het signaal niet ontvangen. Advies over reikwijdte en vorm signaal Om een maximaal effect op verkeersveiligheid te kunnen bereiken is het van belang dat zoveel mogelijk relevante verkeersdeelnemers met Flister worden bereikt. Daarnaast dient het ongewenste bereik zo klein mogelijk te zijn. Bij relevante verkeersdeelnemers gaat het om weggebruikers die vóór het voorrangsvoertuig rijden en voldoende tijd moeten krijgen om te kunnen anticiperen op het naderende voorrangsvoertuig. Deze benodigde tijd is afhankelijk van de verkeerssituatie, de drukte, de omgeving (buiten of juist binnen de bebouwde kom) en de snelheid waarmee het voorrangsvoertuig nadert. Hierop zou de sterkte van het Flistersignaal moeten kunnen worden aangepast. Het aantal weggebruikers dat het Flistersignaal wel ontvangt, maar hier niet op hoeft te anticiperen, dient zo klein mogelijk te zijn. Hiermee wordt voorkomen dat weggebruikers onnodig het Flister signaal op hun radio ontvangen. 71

83 Bijlagen Bijlagen 72

84 Bijlagen Bijlage 1. Vragenlijst 0-meting bestuurders Eerst stellen we u enkele vragen over uw stijl van autorijden. Wilt u deze vragen beantwoorden over uzelf als bestuurder in privé omstandigheden (dus buiten uw werk)? 1. Wilt u hier uw personeelsnummer noteren? 2. Hoe goed vindt u dat u auto kunt rijden? zeer goed goed niet goed / niet slecht niet zo goed helemaal niet goed 3. Hoe typeert u uw eigen rijstijl? ik ben een roekeloze rijder ik ben een hardrijder ik ben een sportieve rijder ik ben een gemiddelde rijder ik ben een rustige rijder ik ben een voorzichtige / behoedzame rijder 4. Hoe vindt u uw manier van rijden in vergelijking met die van andere bestuurders? veel gevaarlijker een beetje gevaarlijker ongeveer gelijk een beetje minder gevaarlijk veel minder gevaarlijk We leggen u nu opnieuw deze vragen voor. Wilt u deze vragen nu beantwoorden over uzelf als bestuurder van een voorrangsvoertuig rijdend met zwaailicht en sirene? 5. Hoe goed vindt u dat u rijdt met uw voorrangsvoertuig? zeer goed goed niet goed / niet slecht niet zo goed helemaal niet goed 73

85 Bijlagen 6. Hoe typeert u uw rijstijl als u met uw voorrangsvoertuig rijdt? ik ben een roekeloze rijder ik ben een hardrijder ik ben een sportieve rijder ik ben een gemiddelde rijder ik ben een rustige rijder ik ben een voorzichtige / behoedzame rijder 7. Hoe vaak rijdt u met een voorrangsvoertuig waarbij u optische en geluidssignalen voert? dagelijks (tenminste vijf keer per week) wekelijks (1 tot 4 keer per week) minder dan 1 keer per week, maar vaker dan 1x per maand minder dan 1x per maand 8. Hieronder vindt u een lijst van gedragingen en situaties in het verkeer waar u als bestuurder van een voorrangsvoertuig rijdend met zwaailicht en sirene mee te maken kunt hebben. Bij elke situatie vragen we u aan te geven hoe vaak u dit doet. 0 = nooit, 5 = bijna altijd Baseer uw antwoord op de ervaringen in het afgelopen jaar. met opzet een voorligger op korte afstand volgen om aan de bestuurder duidelijk te maken dat deze opzij moet gaan iemand proberen in te halen waarvan u niet in de gaten had, dat hij aangaf linksaf te slaan door rood licht rijden met een snelheid die hoger is dan stapvoets en/of aangepast zo kwaad worden over iemands rijgedrag, dat u claxonneert of gebaren maakt naar de bestuurder de snelheid van een tegemoetkomende auto onderschatten, terwijl u aan het inhalen bent verkeerd voorsorteren als u een kruispunt of rotonde nadert hard remmen op een gladde weg of verkeerd sturen, zodat u slipt harder rijden dan is toegestaan met alarmsignalen rechts inhalen te snel door de bocht, kans op over-/onderstuur door de berm of over fietspad/trottoir rijden omdat andere voertuigen de rijbaan blokkeren hard remmen op een kruising zonder verkeerslichten omdat u geen voorrang krijgt afsnijden bij inhalen voor tegemoetkomend verkeer geen duidelijke koers aangeven op een rotonde zonder verkeerslichten grote overschrijding van de maximum snelheid (30 of 40 km) harder dan de geldende maximum snelheid) 9. Hoe goed vindt u dat u zelf rijdt tijdens een rit waarin u optische en geluidssignalen voert? 0= ik rijd heel erg slecht, 10 = ik rijd heel erg goed 74

86 Bijlagen 10a In dit blok vragen we naar uw beleving van het rijden met een voorrangsvoertuig in lastige en stressvolle situaties, bijvoorbeeld wanneer u rijdt met optische en geluidssignalen. Wilt u met een cijfer van 0 tot 10 aangeven hoe vaak dit op u van toepassing was in het afgelopen jaar? 0 = nooit, 10 = altijd ik maak me er soms druk over dat ik een ongeval zou kunnen veroorzaken als ik op een onbekende weg rijd ben ik meer gespannen dan normaal ik maak me druk over fouten die ik maak als ik rijd andere bestuurders zijn meestal de oorzaak van problemen waarmee ik in het verkeer te maken heb ik ben extra alert, ook op wegen die ik goed ken ik geniet ervan om met hoge snelheid te rijden 10b In dit blok vragen we naar uw beleving van het rijden met een voorrangsvoertuig in lastige en stressvolle situaties, bijvoorbeeld wanneer u rijdt met optische en geluidssignalen. Wilt u met een cijfer van 0 tot 10 aangeven in hoeverre dit op u van toepassing was in het afgelopen jaar? 0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing denkt u dat u voldoende ervaring heeft en voldoende getraind bent om met risicovolle verkeerssituaties om te gaan? vindt u het verantwoord om risico s te nemen op te weg? zou u het leuk vinden om heel hard in een sportauto te rijden op een weg zonder snelheidslimiet? geeft autorijden u een agressief gevoel? verliest u uw geduld wanneer een andere bestuurder gevaarlijke situaties veroorzaakt? heeft u bij het inhalen het gevoel dat u de situatie onder controle heeft? levert het rijden onder slechte weersomstandigheden meer stress op? voelt u zich meer gespannen dan normaal wanneer u in druk verkeer rijdt? 11. Ik vind mijn werk als bestuurder van een voorrangsvoertuig doorgaans: heel erg, tamelijk, enigszins, een beetje, helemaal niet inspannend saai belangrijk maatschappelijk gewaardeerd goed gehonoreerd bevredigend moeilijk bij mij als persoon passen 75

87 Bijlagen 12a Hoe vaak komen de volgende gedragingen van anderen voor als u uw voorrangsvoertuig bestuurt? (vaak, regelmatig, soms, zelden) niet tijdig opzij gaan mijn voertuig volgen blokkeren van weg of kruispunt agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) mij voor proberen te blijven door harder te gaan rijden niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 12b In hoeverre ergert u zich aan de volgende gedragingen van anderen als u uw voorrangsvoertuig bestuurt? (zeer, tamelijk, een beetje, nauwelijks, nooit) niet tijdig opzij gaan mijn voertuig volgen blokkeren van weg of kruispunt agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) mij voor proberen te blijven door harder te gaan rijden niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 13. In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraken? (heel erg mee eens, mee eens, mee oneens, heel erg mee oneens) veilig rijden is belangrijker dan hard rijden andere weggebruikers doen vaak domme dingen onveilige situaties ontstaan vooral door fouten van anderen andere weggebruikers snappen niet wat het is om met een voorrangsvoertuig te rijden onveilige situaties ontstaan vooral door fouten van mezelf zo hard mogelijk rijden is het belangrijkste als het er op aan komt onveilige situaties ontstaan vooral door slechte weginrichting ik moet door mijn manier van rijden voor de veiligheid van anderen zorgen 14. Hoe vaak bent u in de afgelopen drie jaar als bestuurder van een voorrangsvoertuig betrokken geweest bij ongevallen? met uitsluitende materiële schade met licht letsel (uzelf of anderen) met ernstig letsel waarvoor medische behandeling nodig was Tenslotte willen we graag nog enkele achtergrondkenmerken van u weten 76

88 Bijlagen 15a Kent u de inhoud van de brancherichtlijn optische en geluidssignalen? ja nee ga naar vraag 16 weet niet ga naar vraag 16 15b Vindt u deze brancherichtlijn werkbaar? ja, want: nee, want: 16. Heeft u een speciale rijtraining gehad? ja, namelijk: nee 17a Hoe lang schakelt u doorgaans overdag tijdens een spoedrit de sirene aan? Kunt u dit aangeven in een percentage? 10% = kortdurend, 100% = de hele rit 17b Hoe lang schakelt u doorgaans s nachts tijdens een spoedrit de sirene aan? Kunt u dit aangeven in een percentage? 10% = kortdurend, 100% = de hele rit 18. Bent u man of vrouw? man vrouw 19. He oud bent u?..jaar 20. Welke van de volgende situaties is op u van toepassing? gehuwd / samenwonend met kinderen gehuwd / samenwonend zonder kinderen alleenwonend inwonend bij ouders anders 77

89 Bijlagen 21. Hoeveel jaren heeft u ervaring als bestuurder van een voorrangsvoertuig? jaar 22. Hoeveel kilometer rijdt u jaarlijks (zowel privé als zakelijk)? Kilometers Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst! 78

90 Bijlagen Bijlage 2. Vragenlijst 1-meting bestuurders 1 Wilt u hier uw personeelsnummer noteren? 2 Hoe vaak heeft u in de proefperiode een rit gereden met een voertuig waarbij u optische en geluidssignalen voerde en FLISTER was ingeschakeld? u mag naar het einde van de vragenlijst als u in de proefperiode nog niet met Flister heeft gereden 3 Was u zich ervan bewust dat er opnamen werden gemaakt van uw rit? ja soms nee ga naar vraag 5 4 Heeft dit uw rijgedrag beïnvloed? ja, want: soms, want: nee 5 Heeft u de indruk dat Flister altijd goed heeft gewerkt? (ja, nee, weet niet) Flister werkt op alle locaties Flister werkt op alle tijdstippen Flister werkt in alle verkeerssituaties 6 Beschrijf hieronder hoe u de werking van Flister heeft ervaren. 7 Indien u op meerdere voertuigen met Flister heeft gereden, merkte u verschil op in de werking van de Flister, tussen de voertuigen? n.v.t. ja, namelijk: nee 8 Hieronder vindt u een lijst van gedragingen en situaties in het verkeer waar u als bestuurder van een voorrangsvoertuig mee te maken kunt hebben. Bij elke situatie vragen we u aan te geven hoe vaak u dit in de afgelopen maand heeft gedaan tijdens een rit waarbij FLISTER was ingeschakeld. 0 = nooit, 5 = altijd 79

91 Bijlagen met opzet een voorligger op korte afstand volgen om aan de bestuurder duidelijk te maken dat deze opzij moet gaan iemand proberen in te halen waarvan u niet in de gaten had, dat hij aangaf linksaf te slaan door rood licht rijden met een snelheid die hoger is dan stapvoets en/of aangepast zo kwaad worden over iemands rijgedrag, dat u claxonneert of gebaren maakt naar de bestuurder de snelheid van een tegemoetkomende auto onderschatten, terwijl u aan het inhalen bent verkeerd voorsorteren als u een kruispunt of rotonde nadert hard remmen op een gladde weg of verkeerd sturen, zodat u slipt harder rijden dan is toegestaan met alarmsignalen rechts inhalen te snel door de bocht, kans op over-/onderstuur door de berm of over fietspad/trottoir rijden omdat andere voertuigen de rijbaan blokkeren hard remmen op een kruising zonder verkeerslichten omdat u geen voorrang krijgt afsnijden bij inhalen voor tegemoetkomend verkeer geen duidelijke koers aangeven op een rotonde zonder verkeerslichten grote overschrijding van de maximum snelheid (30 of 40 km) harder dan de geldende maximum snelheid) 9 Hoe goed vindt u dat u zelf rijdt tijdens een rit waarbij Flister is ingeschakeld? 0 = ik rijd heel slecht, 5 = ik rijd zoals altijd normaal, 10 = ik rijd heel erg goed 10 Geef s.v.p. uw oordeel over Flister: Flister vind ik nuttig - zinloos - weet niet plezierig - onplezierig - weet niet slecht - goed - weet niet leuk - vervelend - weet niet effectief - onnodig - weet niet behulpzaam - waardeloos - weet niet ongewenst - gewenst - weet niet merkbaar - onmerkbaar - weet niet irritant - aangenaam - weet niet 11 Ik vind mijn werk als bestuurder van een voorrangsvoertuig met Flister aan doorgaans: (heel erg, tamelijk enigszins, een beetje, helemaal niet) inspannend saai belangrijk maatschappelijk gewaardeerd goed gehonoreerd bevredigend moeilijk bij mij als persoon passen 80

92 Bijlagen 12 Hieronder staan vier stellingen over Flister. Geef uw oordeel door op iedere regel een kruisje te plaatsen. (heel erg mee eens, mee eens, mee oneens, heel erg mee oneens) Bestuurders die het signaal ontvangen vertonen onvoorspelbaar gedrag Ik houd er rekening mee dat andere bestuurders mij nog steeds niet opmerken Flister waarschuwt de andere bestuurders tijdig Ik vertrouw op de goede werking van Flister 13 Welke invloed had het rijden met Flister op uw rijgedrag in vergelijking met eenzelfde rit zonder Flister? spannend - hetzelfde als anders stress - minder stress vloeiend - minder vloeiend vaak hoge snelheid - minder vaak hoge snelheid langzamer - sneller meer inspannend - minder inspannend onveiliger - veiliger vermoeiend - ontspannend 14 Welke invloed had het rijden met Flister op het gedrag van andere automobilisten, in vergelijking met rijden zonder Flister? (veel vaker, vaker, onveranderd, minder vaak, veel minder vaak) tijdig opzij gaan / uitwijken / parkeren in de berm door rood rijden of een noodstop op een kruising maken blokkeren van weg of kruispunt agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) mij voor proberen te blijven door harder te gaan rijden niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 15 Heeft u ander opvallend gedrag van medeweggebruikers tijdens het rijden met Flister gemerkt? 16a Kunt u aangeven hoe vaak de volgende situaties voorkwamen tijdens uw ritten waar Flister wel en niet aanstond? Eerst met Flister: (nooit, zelden, regelmatig, vaak, altijd) eerste auto s blokkeren de doorgang onveilige situaties bij door rood rijden ongeval door paniekreactie andere bestuurders aantal kritieke momenten met andere bestuurders niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders 81

93 Bijlagen niet of te laat opgemerkt worden door bestuurders van motorvoertuigen (auto s, motorfietsen, ed.). niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders zoals fietsers en brommers niet of te laat opgemerkt worden door voetgangers de mate waarin vloeiend rijden mogelijk was 16b Nu zonder Flister: (nooit, zelden, regelmatig, vaak, altijd) eerste auto s blokkeren de doorgang onveilige situaties bij door rood rijden ongeval door paniekreactie andere bestuurders aantal kritieke momenten met andere bestuurders niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders niet of te laat opgemerkt worden door bestuurders van motorvoertuigen (auto s, motorfietsen, ed.). niet of te laat opgemerkt worden door andere bestuurders zoals fietsers en brommers niet of te laat opgemerkt worden door voetgangers de mate waarin vloeiend rijden mogelijk was 17 Heeft u nog opmerkingen over Flister of suggesties voor verbetering? 18 Wat heeft uw voorkeur, rijden met Flister of rijden zonder Flister? met, want: zonder, want: maakt niet uit, want: Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst! 82

94 Bijlagen Bijlage 3. Vragenlijst 0-meting verpleegkundigen Graag willen we enkele vragen stellen over uw ervaring met het meerijden in een ambulance. 1. Hoe vaak per week rijdt u (bij benadering) mee met een ambulance waarbij optische en geluidssignalen gevoerd worden? keer weet niet 2. Hoeveel verschillende chauffeurs maakt u gemiddeld mee gedurende vier weken dienst? chauffeurs De volgende vragen gaan over uw ervaringen met het rijden met optische en geluidssignalen. We vragen u hierbij naar een algemene indruk van de spoedritten die u in de afgelopen maand heeft gereden. Het gaat niet om het beoordelen van het rijgedrag van uw collega s. Bij de rit maken we een verschil tussen de uitruk naar de patiënt en de rit met een patiënt naar het ziekenhuis. Tijdens de uitruk: 3. Als ik met mijn collega s meerijd tijdens een uitruk voel ik mij in het algemeen (zeer, tamelijk, enigszins, weinig, niet) veilig gespannen bang onzeker plezierig Tijdens de uitruk: 4. Hoe vaak komen de volgende gedragingen van andere weggebruikers voor tijdens een uitruk met optische en geluidssignalen? (vaak, regelmatig, soms, zelden) niet tijdig opzij gaan ons voertuig volgen blokkeren van weg of kruispunt agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) het voor proberen te blijven door harder te gaan rijden niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 83

95 Bijlagen 5. Kunt u aangeven in welke mate u verschil opmerkt in de rijstijl van de verschillende chauffeurs? (geen verschil, zeer weinig verschil, weinig verschil, veel verschil, zeer veel verschil) 6. Kunt u uw antwoord toelichten? Tijdens de rit met de patiënt: 7. Kunt u aangeven hoe vaak u tijdens de zorg voor een patiënt bij een rit met optische en geluidssignalen last heeft van de volgende plotselinge voertuig bewegingen? (vaak, regelmatig, soms, zelden) hard remmen snel optrekken uitwijken naar links / rechts hobbelige rit (verticale schokken) Tijdens de rit met de patiënt: 8. Hoe beoordeelt u in het algemeen het comfort voor uzelf tijdens een rit met patiënt waarbij optische en geluidssignalen gevoerd worden? 0= heel erg slecht, 10 = heel erg goed 9. Kunt u met een rapportcijfer aangeven hoe u tijdens een spoedrit met optische en geluidsignalen de hinder van voertuigbewegingen voor de patiënt inschat? 0 = zeer weinig hinder, 10 = zeer veel hinder 10. Hoe vaak bent u in de afgelopen drie jaar als inzittende van een ambulance betrokken geweest bij ongevallen? met uitsluitende materiële schade keer met licht letsel (uzelf of anderen) keer met ernstig letsel waarvoor medische behandeling nodig was keer 11. Kunt u met een rapportcijfer aangeven in welke mate u tijdens een spoedrit met optische en geluidssignalen stress ervaart? 0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing stress ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en het risico op een ongeval stress veroorzaakt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt Tenslotte willen we graag nog enkele achtergrondkenmerken van u weten 12. Bent u man of vrouw? 84

96 Bijlagen Man Vrouw 13. He oud bent u? Jaar 14. Welke van de volgende situaties is op u van toepassing? gehuwd / samenwonend met kinderen gehuwd / samenwonend zonder kinderen alleenwonend inwonend bij ouders anders 15. Hoeveel jaren heeft u ervaring als ambulanceverpleegkundige? Jaar Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst! 85

97 Bijlagen Bijlage 4. Vragenlijst 1-meting verpleegkundigen Vragenlijst 1 meting verpleegkundigen Graag willen we enkele vragen stellen over uw ervaring met het meerijden in een ambulance met Flister. 1. Hoe vaak heeft u in de proefperiode een rit gereden met een voertuig waarbij u optische en geluidssignalen voerde en FLISTER was ingeschakeld? keer Indien 0 keer: einde vragenlijst De volgende vragen gaan over uw ervaringen met het rijden met optische en geluidssignalen en Flister. We vragen u hierbij naar een algemene indruk van de spoedritten die u in de afgelopen maand heeft gereden. Het gaat niet om het beoordelen van het rijgedrag van uw collega s. Tijdens de uitruk: 2. Als ik met mijn collega s meerijd tijdens een uitruk in een ambulance die met Flister is uitgerust, voel ik mij in het algemeen (zeer, tamelijk, enigszins, weinig, niet) veilig gespannen bang onzeker plezierig Tijdens de uitruk: 3. Hoe vaak komen de volgende gedragingen van andere weggebruikers voor tijdens een uitruk met optische en geluidssignalen en Flister? (vaak, regelmatig, soms, zelden) niet tijdig opzij gaan ons voertuig volgen blokkeren van weg of kruispunt agressie tonen (toeteren, vinger opsteken) het voor proberen te blijven door harder te gaan rijden niet (tijdig) laten zien wat men van plan is 4. Kunt u aangeven in welke mate u verschil opmerkt in de rijstijl van de verschillende chauffeurs die met Flister rijden? (geen verschil, zeer weinig verschil, weinig verschil, veel verschil, zeer veel verschil) 86

98 Bijlagen 5. Kunt u uw antwoord toelichten? Tijdens de rit met de patiënt: 6. Kunt u aangeven hoe vaak u tijdens de zorg voor een patiënt bij een rit met optische en geluidssignalen en Flister last heeft van de volgende plotselinge voertuig bewegingen? (vaak, regelmatig, soms, zelden) hard remmen snel optrekken uitwijken naar links / rechts hobbelige rit (verticale schokken) Tijdens de rit met de patiënt: 7. Hoe beoordeelt u in het algemeen het comfort voor uzelf tijdens een rit met patiënt waarbij optische en geluidssignalen en Flister gevoerd worden? (0= heel erg slecht, 10 = heel erg goed) 8. Kunt u met een rapportcijfer aangeven hoe u tijdens een spoedrit met optische en geluidsignalen en Flister de hinder van voertuigbewegingen voor de patiënt inschat? (0 = zeer weinig hinder, 10 = zeer veel hinder) 9. Kunt u met een rapportcijfer aangeven in welke mate u tijdens een spoedrit met optische en geluidssignalen en Flister stress ervaart? (0 = helemaal niet van toepassing, 10 = heel erg van toepassing) stress ten gevolge van het rijden met hoge snelheid en het risico op een ongeval stress veroorzaakt door de ernst van de situatie en de zorg voor de patiënt 10. Heeft u de indruk dat Flister altijd goed heeft gewerkt? (Ja, Nee, Weet niet) Flister werkt op alle locaties Flister werkt op alle tijdstippen Flister werkt in alle verkeerssituaties 11. Beschrijf hieronder hoe u de werking van Flister heeft ervaren. 12. Heeft u nog opmerkingen over Flister of suggesties voor verbetering? 87

99 Bijlagen 13. Wat heeft uw voorkeur, rijden met Flister of rijden zonder Flister? Met, want Zonder, want Maakt niet uit, want Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst! 88

100 Bijlagen Bijlage 5. Vragenlijst Omwonenden Intro Momenteel loopt er een experiment waarbij automobilisten de sirene van ambulance, politie of brandweer op de radio horen. De kans bestaat dat omwonenden de sirene op hun radio thuis horen. Onderdeel van het experiment is een enquête onder omwonenden. Deze vragenlijst heeft tot doel om inzicht te verkrijgen in uw ervaring met de sirene op uw radio. Uw mening en ervaring zijn erg belangrijk om inzicht te krijgen in de effecten van deze proef en de invoering van het waarschuwingssysteem zo goed mogelijk af te stemmen op de praktijk. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 5 minuten. Voor vragen over het onderzoek kunt u een e- mail sturen naar interviewunit@ioresearch.nl. Op de website staat meer informatie over het experiment. Alvast hartelijk bedankt voor uw deelname! 1. Hoe vaak heeft u in de proefperiode vanaf 26 oktober het signaal van een sirene op uw FM radio gehoord? keer 2. Hoe hard staat het volume van uw FM radio doorgaans? (Zacht, Niet zacht / niet hard, Hard) radio stond uit (einde vragenlijst) 3. Wilt u aangeven hoe u het geluid van de sirene heeft ervaren? (5puntsschaal) Te hard - te zacht Goed signaal - slecht signaal Duidelijk - onduidelijk Vervelend - prettig 4. Was het voor u direct duidelijk dat het signaal op uw radio afkomstig was van een hulpvoertuig in uw omgeving? (Ja, Nee) 4a. Wilt u uw antwoord toelichten? 5. Kunt u met een cijfer van 0 tot 5 aangeven hoe hinderlijk u het geluid van de sirene op uw FM radio heeft ervaren? (0=helemaal niet hinderlijk, 5= zeer hinderlijk) 5a. Wilt u uw antwoord toelichten? 6. Was u voorafgaand aan uw ervaring met de sirene op uw radio al geïnformeerd over het experiment? (Ja, Nee) 89

101 Bijlagen 7. Waar had u over het experiment gehoord/gelezen? (Krant, Televisie, Internet, Anders namelijk ) Graag zouden we ook enkele vragen stellen over uzelf. 8. Bent u man of vrouw? (Man, Vrouw) 9. Wat is uw leeftijd? jaar 10. Wat is uw opleidingsniveau? a. geen opleiding, lagere school, mavo, vmbo b. MBO, Havo, VWO c. HBO, Universiteit 11. Wat is uw postcode? Vermeld svp vier cijfers en twee letters 12. Heeft u suggesties hoe het beste via de radio kan worden gewaarschuwd voor de nadering van een voorrangsvoertuig? U kunt meepraten over uw ervaringen met de sirene op uw november is er een groepsdiscussie om ervaringen uit te wisselen. Deze vindt plaats in Assen/Rotterdam/Utrecht en begint op uur. Het aantal deelnemers is beperkt, dus meld u snel aan. Contactgegevens: Naam adres Telefoonnummer 90

102 Bijlagen Bijlage 6. Vragenlijst Weggebruikers Intro Momenteel loopt er een experiment waarbij automobilisten de sirene van ambulance, politie of brandweer op de radio horen. Onderdeel van het experiment is een enquête onder weggebruikers. Deze vragenlijst heeft tot doel om inzicht te verkrijgen in uw ervaring met de sirene op uw radio. Uw mening en ervaring zijn erg belangrijk om inzicht te krijgen in de effecten van deze proef en de invoering van het waarschuwingssysteem zo goed mogelijk af te stemmen op de praktijk. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 5 minuten. Voor vragen over het onderzoek kunt u een e- mail sturen naar interviewunit@ioresearch.nl. Op de website staat meer informatie over het experiment. Alvast hartelijk bedankt voor uw deelname! 1. Hoe vaak heeft u sinds maandag 26 oktober een voorrangsvoertuig ontmoet? (Een voorrangsvoertuig is een ambulance, brandweer of politieauto). a keer met licht en geluidssignaal (dus sirene en zwaailicht) b keer met alleen een lichtsignaal (dus alleen zwaailicht) 2. In hoeveel van deze gevallen bent u door uw autoradio op de nabijheid van het voorrangsvoertuig gewaarschuwd? keer (indien 0: einde vragenlijst) 3. Hoe vaak is het voorgekomen dat u: wel via de autoradio bent gewaarschuwd, maar het voorrangsvoertuig met zwaailicht/sirene zelf niet heeft gezien of gehoord: keer wel het voorrangsvoertuig met zwaailicht/sirene heeft gehoord of gezien, maar hier niet via de autoradio op gewaarschuwd bent (terwijl de radio aanstond): keer via beide bent gewaarschuwd (dus via de sirene van het voertuig én de sirene via uw autoradio): keer. Indien u door beide signalen bent gewaarschuwd; welk signaal merkte u het eerst op: (Signaal via autoradio, Signaal via voertuig, Beide signalen tegelijk) 91

103 Bijlagen 4. Herkende u het radiogeluidssignaal de eerste keer onmiddellijk als attentie voor nadering van voorrangsvoertuigen? (Ja, Nee) 4a Indien nee: wat dacht u dat het was? 5. Hoe heeft u het geluid van de sirene op uw radio ervaren? (vijfpuntsschaal) Te hard - te zacht Goed signaal - slecht signaal Duidelijk - onduidelijk 6. Heeft u de radioboodschap op het display van uw autoradio gezien? (Ja, Nee) 6a Indien ja: welke boodschap heeft u op het display gelezen? 7. Wat vond u van de leesbaarheid van het bericht op het display van uw autoradio? (Zeer goed leesbaar, Goed leesbaar, Neutraal, Slecht leesbaar, zeer slecht leesbaar) 8. Herkende u de boodschap op het display de eerste keer onmiddellijk als attentie voor nadering van een voorrangsvoertuig? (Ja, Nee) 8a Indien nee: wat dacht u dat het was? 9. Weet u wat er met de boodschap wordt bedoeld? 92

104 Bijlagen 10. Heeft de sirene op uw radio naar uw mening bijgedragen aan: a. eerder opmerken dat een voorrangsvoertuig in de buurt is (ja, nee, weet niet) b. weten uit welke richting het voorrangsvoertuig komt (ja, nee, weet niet) c. weten wat te doen (ja, nee, weet niet) d. rustig, maar beslist reageren (ja, nee, weet niet) 11. Welke uitspraak benadert het meest u persoonlijke mening over de sirene op uw radio? De sirene op de radio draagt bij aan eerder en beter opmerken van voorrangsvoertuigen De sirene op de radio voegt weinig toe, maar kan ook geen kwaad De sirene op de radio heeft meer nadelen dan voordelen Een andere mening, namelijk 12. Was u voorafgaand aan uw ervaring met de sirene op uw radio al geïnformeerd over het experiment? (Ja, Nee) 13. Waar had u over het experiment gehoord/gelezen? (Krant, Televisie, Internet, Anders namelijk ) Graag stellen we nog enkele vragen over u zelf. 14. Bent u man of vrouw? (Man, vrouw) 15. Wat is uw leeftijd? jaar 93

105 Bijlagen 16. Wat is uw opleidingsniveau? d. geen opleiding, lagere school, mavo, vmbo e. MBO, Havo, VWO f. HBO, Universiteit 17. Heeft u suggesties hoe het beste via de radio kan worden gewaarschuwd voor de nadering van een voorrangsvoertuig? U kunt meepraten over uw ervaringen met de sirene op uw november is er een groepsdiscussie om ervaringen uit te wisselen. Deze vindt plaats in Assen/Rotterdam/Utrecht en begint op uur. Het aantal deelnemers is beperkt, dus meld u snel aan. Contactgegevens: Naam adres Telefoonnummer 94

106 Bijlagen Bijlage 7. Antwoorden op open vragen enquête bestuurders Vragenlijst 1 meting bestuurders. 6. Beschrijf hieronder hoe u de werking van Flister heeft ervaren auto's maken sneller ruimte en gaan meer aan de kant Bij deze e Bij lagere snelheden hebben bestuurders de tijd om te reageren. Bij zeer hoge snelheden zagen we dat andere bestuurders er niet op reageerden. Bijzonder goed. Weggebruikers merken het voorrangsvoertuig vroegtijdig op. De auto's in de zelfde rijrichting gaan eerder naar rechts of zoeken een plekje langs de kant van de weg om ruimte te maken voor ons, de tegemoet komend verkeer ziet je zo en zo altijd al eerder door het blauw licht en de koplampen die knipperen. een verademing. mensen zien je eerder aankomen. je kunt blijven rijden met een constante snelheid. onverwachte reactie van mede weggebruikers daalt aanzienlijk. ( dus veel veiliger) Flister is een goed systeem mits correct ingesteld. wanneer Flister goed werkt is het een prettig systeem om mee te rijden en gaan mensen op tijd en vaak ook correct ruimte maken, het geeft ze iets meer tijd om te reageren. Geen idee, te kort. Geen verandering van verkeersgedrag waargenomen goed grote lijnen positief heb er eigenlijk niets van gemerkt heb het gevoel dat andere voertuigen wel sneller aan de kant gaan Heb het idee dat de flister vrij laat de te horen is. Hebben het zelf getest en op zo'n mtr hoor je het op de radio. Mijn inziens is dit te kort,voor dat men het hoort ben je er al. Het gedrag van de andere weggebruikers liet zien dat zij geen flistersignaal ontvingen. In sommige gevallen wel, maar in veel gevallen ook niet. Het is dus niet een betrouwbare aanvulling. Het is een hulpmiddel wat af en toe redelijk werkt en ervoor zorgdraagt dat de vrije doorgang voor een ambulance met Het is een leuke extra om te zorgen dat men je op tijd bemerkt. Het verschil is zeker duidelijk met en zonder. De overige weggebruikers maken over het algemeen niet zulke rare capriolen meer uit om ruimte te creëren voor ons. het is jammer dat hij niet op alle radio stations werkt! en op een auto van ons dat de flister het helemaal niet... Ik heb geen directe invloed van het gebruik gemerkt. Mijns inzien is de gekozen periode absoluut de verkeerde geweest. In de huidige periode, waarbij het donkerder en grauwer weer is, zijn wij altijd al veel beter zichtbaar. Ik heb het als zeer prettig ervaren ivm met het makkelijker door rijden in het drukke verkeer Ik heb het idee dat vrijwel iedere keer de automobilisten eerder op de ambulance konden reageren en ruimte maakten. Ik heb dat als prettig en veilig ervaren. Ik heb niet echt de indruk gehad dat flister goed werkte. Had veel verkeer dat niet op tijd aan de kant ging of helemaal niet. Ik heb niet echt gemerkt dat deze invloed had op het verkeer. Ik heb ook echter maar twee keer tijdens de test met optische en geluidssignalen gereden. Ik heb niet het idee gehad dat de flister gewerkt heeft. Ik heb voornamelijk op de autosnelweg gereden. Met de snelheden die we daar rijden kan de flister dit niet bij houden. Op het moment dat de andere weggebruikers het bericht binnen krijgen Be Ik heb weinig van gemerkt omdat we de laatste tijd weinig uitrukken gehad hebben. In het algemeen een snellere verplaatsing als voorrangsvoertuig. Je ziet het verkeer over een redelijke afstand ruimte maken voor het voorrangsvoertuig. Kan geen zichtbaar verschil zien. Medeweggebruikers hebben meer gelegenheid om te anticiperen als ambu met OGS nadert. Kunnen dus ruimschoot een plekje zoeken om de ambu te laten passeren Men reageert eerder, dus als men nog niet weet waar de ambulance vandaan komt zie je al beweging van auto's. Men reageert sneller en geeft eerder voorrang. Ik ben zelfs al een paar keer benadert door mensen die de sirene hoorden via hun eigen autoradio. Met Flister door een stilstaande file heen gaat goed Mijn "bezwaar" tegen de Flister is dat hij (bij ons) alleen werkt als zowel de optische ALS ook de geluidssignalen zijn ingeschakeld. Ik ben mij terdege bewust van het feit dat je wettelijk gezien alleen een voor 95

107 Bijlagen mijn mening is dat het overige verkeer nog steeds niet exact weet wat te doen als er een voorrangs voertuig nadert. Zowel met of zonder flister Moeilijk te bepalen voor mezelf. Moeilijk te bepalen, je weet niet of mensen reageren op Flister of op het vele licht. Om dat goed te kunnen bepalen moet je een proef doen zonder licht. Niet als meerwaarde, zware luchthoorns zoals op de nieuwe TS of AL werken beter. Niet bewust gemerkt aan weggedrag overige bestuurders niet echt opgevallen dat bestuurders nu eerder aan de kant gingen Niets van gemerkt Niets van gemerkt, ieder geval geen grote veranderingen die opvallen. Niks van gemerkt tijdens uitruk. Ogenschijnlijk weinig veranderd. Dit zou ook in kunnen houden op de snelweg is het een uitkomst men gat eerder aan de kant en je kunt je snelheid vasthouden. In de bebouwde kom heb ik het voordeel niet echt gemerkt Op een dag stond ik met eigen auto voor een stoplicht te wachten. Achter mij zag ik een ambulance met flister naderen. Toen ambu naast me was hoorde ik het 1 seconde over de radio. Als ik zelf op de ambu rijdt heb ik het gevoel dat het niet werkt. positief positief vanwege het snelle anticiperen van de weggebruiker positief, met als minpunt dat wij er wel ruimte binnen in de ambulance voor in moeten leveren om het apparaat kwijt te raken. Dat gaat dus ten koste van de ruimte binnen in. Super, vooral doorgaan Te weinig mee gereden om echt goede indruk van te hebben, werk ook niet altijd op de auto waar dit systeem is ingebouwd, proefperiode was ook wel erg kort. Ver vooruit zie je auto's al uitwijken, terwijl je normaal er soms bijna pal achter moet rijden, voordat men in de gaten heeft dat er een ambu achter zit. Je merkt het goed op de lange afstand, bijvoorbeeld naar Zwolle. verkeer reageert eerder na mijn gevoel verkeer reageert goed, ver vooruit maken de weggebruikers vrij baan Volgens mij had iedereen zijn radio uit,want er ging bijna niemand aan de kant om ruimte te geven. volgens mij heeft de flister wel invloed op het weggedrag, in mijn eigen auto ben ik een spoed ambu tegen gekomen echter de radio reageerde niet op de flister Vooral op de snelweg gaan de auto,s eerder naar rechts waardoor je beter je snelheid kan vast houden en minder hoeft te remmen dus beter voor patiënt vroegtijdig zie je mensen al ruimte proberen te creëren echter is dit niet altijd mogelijk voor het andere verkeer Wat mij op viel is dat medeautomobilisten meer aan de kant gaan vooral op de snelweg was dit heel duidelijk te zien. weggebruikers reageren beter weinig resultaat gemerkt,dit kan ook te maken hebben met de nieuwe sirene die amper hoorbaar is! De claxon werkt beter!!!!!!!! ook hebben we klachten gekregen dat het systeem pas werkt nadat de ambulance al was gepasseerd. werkt perfect mede weggebruikers gaan veel eerder aan de kant zeer goed, in de spits in het centrum van Rotterdam een ambulance begeleid door voor te rijden. De overige weggebruikers reageerden heel goed. Zeer goed. Je merkt gewoon dat mensen je veel eerder opmerken en dus reageren. Hoewel ik een paar keer een situatie heb meegemaakt waarin ik me af vroeg waarom iemand zo laat pas reageerde en of de flister z'n werk dus wel deed. zeer positief het verkeer staat soms al op de stoep voordat je de hoek om komt. Zeer positief want mijn ervaring is dat automobilisten eerder in de gaten hebben dat er een hulpverleningsvoertuig nadert en eerder kunnen anticiperen wat een vrijere doorgang voor mij oplevert. Zodra je een aantal in file achter elkaar rijdende voertuigen naderde, zag je voertuigen verder vooraan abrupt naar de rechterrijstrook gaan, terwijl voertuigen waar je achterop reed, laat reageerde (geen radio aan?) Zoemend, je hoort de ventilator ratelen. Vragenlijst 1 meting bestuurders. 15. Heeft u ander opvallend gedrag van medeweggebruikers tijdens het rijden met Flister gemerkt? Bij langzame rit, dus bv door stilstaande file, werd er eerder ruimte gemaakt. de meeste weggebruikers gaan tijdig op een normale wijze voor je aan de kant. echter motorfietsers hebben er niet veel aan. Door onbekendheid met het systeem zie je bestuurders vaak kijken op de radio om daarna pas te reageren. Schrikreacties zijn vaak heftiger, slingeren tot gevolg. 96

108 Bijlagen Drie auto's voor je, de voorste gaat aan de kant en de achterste twee halen in. Er word vaker opzij gekeken (soms met een lach) als je voorbij rijd, door de nieuwigheid denk ik. geen Geen verschillen gemerkt Geen, omdat hij vaak niet wordt waargenomen Het rijgedrag van de overige weggebruikers is hetzelfde gebleven Ik heb het idee dat ik wel eerder opgemerkt wordt. Het gedrag van de medeweggebruiker blijft een beetje hetzelfde, sommige mensen raken een soort van in paniek. Weten niet wat ze moeten doen. Maar deden dat ws. ook al voordat de flister erop zat. Ik heb in het geheel geen verschil gemerkt, dit aangezien tijdens mij ritten de weg redelijk vrij (gemaakt) was. ja soms gaan mensen eerder aan de kant men zit in de auto naar de radio te kijken met een blik van wat gebeurd hier, daarna kijkt men om zich heen waar de ambu vandaan komt. Dus enige onrust in de auto waardoor kans op minder oplettend in het verkeer nee geen verschil (8x) nee niet echt Nee omdat het systeem volgens ons niet goed werkt Nee, ik had tijdens het rijden met Flister niet de indruk dat het werkte. Nee. Derhalve kloppen de antwoorden van vraag 13 ook niet. Echter is de keuze van de antwoorden daar te beperkt wat een vertekend beeld kan geven van dit onderzoek. nee. het is bijna het zelfde gebleven. Neet, als ik een rit P1 rij, let ik niet op bestuurders maar op de situatie. Niet Niet dat ik zo kan zeggen. Over het algemeen reageert men eerder. Niet echt... Niets, zware luchthoorns werken beter. Flister is leuk extra meer niet. Nogmaals, weinig veranderingen waargenomen. Nou niet zozeer opvallend gedrag, wat ik graag nog wil aangeven is dat het een HULPMIDDEL is, niet meer en niet minder. Ook zonder Flister red ik mij in het gebied waar Nvt Onwennig gedrag, moet nog bekendheid krijgen. Mensen die het systeem voor eerst ervaren schrikken van de melding op de radio en boodschap op het display. Eenmaal bekend met het systeem, alleen maar positieve reacties. Op vierbaans autosnelweg (met vangrail in het midden) gaat het verkeer in tegenovergestelde richting op de rem en/of naar rechts. reageren eerder op de ambulance Sommige mensen denken dat de radio stoort en gaan aan knoppen draaien met gevolg dat ze op het midden van de weg rijden en mijn doorgang belemmeren weet niet wat voor invloed: reed in het donker ze geven eerder richting aan dat ze je gezien hebben en dat de medeweggebruiker eerder naar rechts gaat. Vragenlijst 1 meting bestuurders. 17. Heeft u nog opmerkingen of suggesties ter verbetering? Zorg voor een betrouwbaar systeem zodat je weet wat je er aan hebt. Als er uit het beeldmateriaal blijkt dat het werkt, moet het gebruikt worden. Zelf heb ik het niet gemerkt. altijd aan onder de blauwe lampen en niet alleen als de sirene ook aan staat, is niet volgens de wet maar de sirene hoor niet eerder dan 2a3 meter achter de auto. Als je alleen met de blauwe lampen rijdt heb je alsnog niet en effect van de flister nee dat de afstand van 300 meter wat groter wordt voor het ontvangen op de radio dat het werkt op alle radiostations De afstand vergroten waar flister wordt doorgegeven. de auto's horen het soms te laat over de radio. suggesties grotere bereik of de antenne beter plaatsen. De klassieke drietoon sirene moet gewoon blijven. Zo kunnen de hulpdiensten elkaars geluid herkennen De flister moet eerder gaan werken. Afstelling? Deze enquête biedt niet de mogelijkheid om op sommige punten aan te geven dat er weinig veranderde qua gevoel. Je wordt gedwongen keuzes te maken die niet altijd kloppen. Enquête dus niet geheel representatief, vind ik. een aantal vragen kon ik niet juist beantwoorden, daar er geen mogelijkheid was om de Er kwam een koelinstallatie in voor de Flit flister moet ook werken als de sirene niet is ingeschakeld, dus met optische signalen. Flister werkt niet 97

109 Bijlagen Heb tijdens mijn flister ritten nooit het verschil kunnen merken omdat de weg aanmerkelijk vrij (gemaakt) was. het enige wat ik graag zie is dat de medeweggebruiker hem nog eerder hoort, zodat hij er beter op kan inspelen. Het is een te korte periode waarin het flister gebeuren moet plaats vinden en dan moet je ook nog een rechtvaardige mening geven over het rijden met de flister. Als je iets introduceert neem er dan ook ruim de tijd voor en prop niet alles in 1 maand. Het systeem werkt nog niet optimaal het moet mijn inziens eerder te horen zijn! Het zou goed zijn om alle nieuwe lessers te leren wat ze moeten doen bij blauw licht/sirenes. ze Het zal best werken, maar dan zou ik dit zelf willen ervaren met een personenvoertuig terwijl er een voorrangsvoertuig nadert. Ik denk dat de mensen op de weg moeten wennen aan het gebruik van Ik mis bij vraag 16b: [] onveranderd. ja ik vraag mij af of die voldoende "uitstraalt:" Ik heb het idee dat bestuurders het te laat op hun radio krijgen Ja, ik heb geen goede ervaring met Flister of hij werkte niet goed, een heleboel bestuurders hadden niet de juiste autoradio of hadden de radio uitstaan Maak de reikwijdte groter misschien een breder bereik en mits het systeem goed werkt een goede aanvulling maar wel in combinatie met een goede sirene!! Misschien kan hij soms iets sterker (groter bereik) Moeilijk te bepalen of flister wel of niet werkt niet Plaats van antenne moet beter over nagedacht worden. Aantal wattages zou misschien wat hoger moeten Burgers moet nog meer geïnformeerd worden Signaal niet altijd even sterk, komt ook door antenne opstelling, namelijk binnen de carresorie. Zendvermogen misschien iets hoger? M Te korte test, geen duidelijk verschil. Lastig vragenformulier. Testen in andere periode (zomerperiode, met felle zon). Zorgen dat de apparatuur ook daadwerkelijk goed is geïnstalleerd en goed werkt! Waar mogelijk op de afstand vergroten voor de voorkant van het voertuig. Zie mijn vorige opmerkingen. Vind het een mooie ontwikkeling, zorgdragen voor een goede afstelling van iedere flister, de afstelling laat nu per verschillende ambulance te wensen over. 98

110 Bijlagen Bijlage 8. Verslag Demodag 17 november TT circuit Assen Welkomstwoord Na ontvangst met koffie, thee en een lichte lunch heet Jan van Hattem alle aanwezigen welkom bij deze demonstratie en test van het radiowaarschuwingssysteem. Hij geeft onder meer aan dat deze dag voort is gekomen uit het verzoek tot samenwerking met het Belgische Ministerie van Verkeer. Voor deze demonstratie zijn tevens de landelijke vertegenwoordigers en de leiding van de bij de proef betrokken diensten uitgenodigd. Na het welkomstwoord van Jan van Hattem geeft Piet Verhage een korte introductie over de aanleiding van de proef. Jan van Hattem vertelt vervolgens over de stand van zaken van de proef en het onderzoek. Demonstr emonstratie tie en test Na een aantal veiligheidsinstructies van de instructeur van Advanced Driving School is het voor de aanwezigen tijd om zelf het circuit op te gaan en deel te nemen aan de test. De aanwezigen verdelen zich over de auto s en staan via een portofoon in contact met de begeleiding. Er is een aantal vaste manoeuvres uitgevoerd waarbij voorrangsvoertuigen betrokken waren (rijdend met en zonder Flister, en komend van achteren en tegemoetkomend). Bij de eerste manoeuvres staan de deelnemende auto s nog stil achter elkaar opgesteld op het circuit, bij de laatste manoeuvres mogen de aanwezigen zelf rondjes rijden op het circuit en komen ze op verschillende plekken langs voorrangsvoertuigen met Flister. Na elke uitgevoerde manoeuvre worden de deelnemers door de portofoon gevraagd enkele vragen over de betreffende manoeuvre in te vullen (in de bijlage zijn de resultaten van deze enquête opgenomen). De verschillende testen zijn afgesloten met het maken van een groepsfoto van alle deelnemers en de voorrangsvoertuigen. Videobeelden en groepsgesprek Na een warme lunch begint het afsluitende groepsgesprek waarin ook een aantal videobeelden van de testen op het circuit getoond worden. Tevens zijn enkele uitkomsten uit de ingevulde vragenlijsten besproken. Yvonne Need leidt het groepsgesprek. Op haar vraag wat waren uw ervaringen vanmiddag? komen verschillende reacties uit de zaal: koud, viel tegen, goed dat er getest wordt, prima organisatie en waardevolle, noodzakelijke test en bij sommige testen hoorden we niets, er zijn nog leerpunten. Het blijkt dat de werking/ontvangst van een Flistersignaal op de radio afhankelijk is van de zender/frequentie. 99

111 Bijlagen Verder geeft een deelnemer aan dat de ontvangst van het Flistersignaal afhankelijk is van type auto, type autoradio en plaats van antenne. Ook merkt een deelnemer op dat de ontvangst van het Flistersignaal afhankelijk was van de positie van het voorrangsvoertuig. Het signaal was goed als het voorrangsvoertuig passeerde, en ver daarna nog. Vóór het passeren was het signaal echter niet duidelijk: het signaal is goed, maar de timing moet beter. De meeste deelnemers aan de testen zijn het hiermee eens. Het signaal is pas goed als het voorrangsvoertuig passeert en gaat dan (te) lang door. Een deelnemer merkt op dat dit gevaarlijk kan zijn omdat verkeersdeelnemers dan misschien verwachten dat er nog een voorrangsvoertuig zal komen, terwijl dit niet zo is. Dit kan onnodig voor gevaarlijke verkeerssituaties zorgen. Bij een van de manoeuvres was het Flistersignaal op de autoradio te horen wanneer het voorrangsvoertuig langsreed. Wanneer het voertuig gepasseerd was, hield het signaal nog enige tijd aan en stopte toen. Maar toen het voorrangsvoertuig al lang uit zicht was, maar toch binnen een bepaalde straal van de deelnemende auto s reed, kwam opnieuw het Flistersignaal op de autoradio s naar binnen. Dit is volgens de deelnemers verwarrend omdat je wel een signaal hoort, maar je geen idee hebt waar dit vandaan komt. Een algemene opmerking van de deelnemers is dat het Flistersignaal veel duidelijker klonk bij de politieauto dan bij de ambulance. Bij de manoeuvre waarbij drie voorrangsvoertuigen tegelijkertijd passeerden, bleek er sprake te zijn van veel storing en verschillende cadans/ritme van het signaal. Verder is het volgens een deelnemer in een auto met veel luidsprekers (ook achterin de auto) onduidelijk waar het voorrangsvoertuig vandaan komt, omdat het Flistersignaal door de hele auto schalt. 100

112 Bijlagen Er zijn twee manoeuvres met vrachtwagens uitgevoerd: één waarbij twee vrachtwagens ver uit elkaar reden met daarachter een voorrangsvoertuig, en één waarbij twee vrachtwagens dichter bij elkaar reden, met daarachter een voorrangsvoertuig. Volgens de deelnemers was er in de eerste situatie sprake van meer storing ( wel-geen-wel signaal op de radio) dan in de tweede situatie. Uit de ingevulde vragenlijsten blijkt dat deelnemers in de situatie met de vrachtwagens vaker aangeven dat ze het Flistersignaal niet eerder hoorden dan de sirene, dan in een situatie zonder vrachtwagens. De laatste test (het maken van een groepsfoto terwijl er een voorrangsvoertuig met sirene aan komt rijden) is volgens de deelnemers geen reële situatie. Tijdens deze test reageerden de deelnemers pas laat of helemaal niet, maar men geeft nu aan de ambulance wel gehoord te hebben. Volgens de deelnemers is het Flistersignaal voor voetgangers minder noodzakelijk, zij horen de sirene wel. Er wordt geopperd dat deze laatste test eigenlijk herhaald zou moeten worden op een openbare weg. Een deelnemer (Politie ROC) merkte op dat er nu voorrangsvoertuigen zijn met nieuwe signalen waarbij het geluid buiten het voertuig harder klinkt, en in het voertuig juist zachter, en dat deze voertuigen gebruik maken van knipperende lichten: dit is al een hele verbetering. Een aanwezige ambulancechauffeur geeft aan dat Flister volgens hem wel een aanwinst is. Hij heeft zelf ervaring met het rijden met Flister en zijn ervaring is dat weggebruikers eerder en beheerster aan de kant gaan wanneer zij het Flistersignaal horen. Er zijn nog wel enkele verbeterpunten maar hij vindt dat Flister zeker positief bijdraagt aan de veiligheid. Er is een verschil tussen praktijkervaringen en deze test. Op het circuit staat een sterke zender die de test wellicht heeft beïnvloedt. Een algemene conclusie is dat het signaal vandaag te laat op de radio kwam, maar dat als het goed werkt, Flister voor iedereen positief werkt. Verder wordt door Toine van Buul (Flister) opgemerkt dat bij deze testen een minder sterk signaal gebruikt is dan bij de kleinere proef die vorig jaar is gehouden. Dit minder sterke signaal blijkt dus niet voldoende te zijn. Yvonne Need vat samen dat er vandaag sprake was van een laboratoriumsituatie. Het blijkt dat veel factoren van belang zijn van de ontvangst van het Flistersignaal, zoals radio, antenne, storing et cetera. Het is dan ook goed dat er een proef als deze gehouden is omdat er nog veel leerpunten zijn. Vervolgens bedankt Yvonne Need Jan van Hattem voor de goede organisatie van deze dag en zijn inspanningen voor het onderzoek. Afsluiting Jan van Hattem sluit vervolgens de dag af. Hij geeft aan dat de uitkomsten van de enquête en de groepsfoto naar alle aanwezigen g d zullen worden. Verder vertelt hij da de rapportage van het onderzoek in januari 2010 verwacht wordt. Tenslotte bedankt hij alle aanwezigen voor hun bijdrage aan deze dag. Samenvatting Het bereik van Flister blijkt afhankelijk van een aantal aspecten, waaronder de radiofrequentie. Verder blijken politievoertuigen een sterker signaal via Flister uit te zenden dan ambulances. Ook blijkt de positie van het voorrangsvoertuig van invloed te zijn op het ontvangen van het signaal. Vóór het passeren van een voorrangsvoertuig is het signaal niet duidelijk, tijdens het passeren en (ver) daarna is het signaal wel duidelijk. Verder is uit de test naar voren gekomen dat wanneer meerdere voorrangsvoertuigen tegelijkertijd Flister gebruiken, het signaal op de radio gaat storen. Al met al was het een nuttige dag waaruit meerdere verbeterpunten naar voren zijn gekomen. 101

113 Bijlagen Bijlage 9: resultaten enquête n.a.v. manoeuvres Onderstaand worden per manoeuvre kort de antwoorden op de bijbehorende vragen besproken. De deelnemers hebben niet allemaal alle vragen van de enquête beantwoord, waardoor de n per vraag verschilt. Manoeuvre 1: Sirenetest Bij deze manoeuvre werd getest of, en wanneer, men het voorrangsvoertuig waarnam. Op één na hoorden alle deelnemers aan de test de sirene. Waarvan de helft lang voordat het voorrangsvoertuig passeerde, en de helft kort voordat het voorrangsvoertuig passeerde. 1. Wanneer hoorde u de sirene? (n=20) ik hoorde de sirene lang (> 5 sec.) voor dat het voorrangsvoertuig passeerde 10 ik hoorde het voertuig kort (< 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig mij passeerde 9 ik hoorde in het geheel geen sirene ik hoorde de sirene pas toen het voorrangsvoertuig passeerde Manoeuvre 2: Flistertest Bij deze manoeuvre werd getest wanneer men het voorrangsvoertuig waarnam die van achter de rij auto's aankwam rijden. Vervolgens is gevraagd of men de sirene op de radio gehoord heeft. Dit is bij 14 van de 26 deelnemers het geval. Twaalf mensen hebben de sirene op de radio niet gehoord. 2. Heeft u de sirene op de radio gehoord? (n=26) Ja Nee Vervolgens is gevraagd of men het signaal op de radio eerder gehoord heeft dan de gewone sirene (figuur 3). Achttien mensen hebben deze vraag beantwoord en 10 van hen hebben het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene. 102

114 Bijlagen 3. Heeft u het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene? (n=18) ja Manoeuvre 3: Flistertest Dit was een herhaling van manoeuvre 2, in eerste instantie met een ambulance maar dit werkte niet goed waardoor de manoeuvre opnieuw is uitgevoerd met een politievoertuig. Op één na hebben alle deelnemers de sirene op de radio gehoord. 4. Heeft u de sirene op de radio gehoord? (n=19) ja nee Vervolgens is gevraagd hoe men het geluid van de sirene op de radio heeft ervaren. De helft van de mensen vond het volume (te) zacht. Verder vond de helft het signaal (heel) goed terwijl een derde deel het signaal juist als (heel) slecht heeft beoordeeld. Het geluid van de sirene op de radio werd door meer dan de helft als (zeer) duidelijk ervaren. Een derde deel vond het geluid niet duidelijk. 8 nee 5. Hoe heeft u het geluid van de sirene op uw radio ervaren? Het volume (n=20) te hard hard niet hard, niet zacht zacht te zacht 103

115 Bijlagen Het signaal (n=18) heel goed goed niet goed, niet slecht De duidelijkheid (n=19) 2 2 slecht 4 heel slecht zeer duidelijk 9 duidelijk 2 niet duidelijk, niet onduidelijk 4 onduidelijk 2 zeer onduidelijk De helft van de deelnemers heeft het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene en de overige helft hoorde de gewone sirene eerder. 6. Heeft u het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene? (n=19) ja Tweederde deel hoorde het signaal kort (n=4) of lang (n=8) voordat het voorrangsvoertuig passeerde. 7. Wanneer hoorde u het signaal op de radio? (n=18) 10 nee lang (> 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde 8 bij het passeren van het voorrangsvoertuig 6 kort (< 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde Tenslotte is gevraagd hoe lang het signaal van de Flister aanhield na het passeren van het voorrangsvoertuig. De reacties van deelnemers verschillen. Bij 8 deelnemers hield het signaal nog lang aan nadat het voertuig uit zicht was, en bij 7 deelnemers stopte het signaal direct nadat het voertuig niet meer te zien was. 104

116 Bijlagen 8. Hoe lang hield het signaal van de Flister aan na het passeren van het voorrangsvoertuig? (n=18) lang nadat het voertuig uit het zicht was 8 direct nadat het voertuig uit het zicht was 7 Flistersignaal stopte en kwam daarna snel weer terug, zonder dat het voertuig weer te zien was Manoeuvre 4: Flistertest Dit was een herhaling van manoeuvre 2. Circa de helft van de deelnemers hoorde het signaal op de radio lang voordat het voorrangsvoertuig passeerde, en een vergelijkbaar deel hoorde het signaal kort voor het passeren van het voertuig. 9. Wanneer hoorde u het signaal op uw radio? (n=14) lang (> 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde 6 kort (< 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig mij passeerde 6 bij het passeren van het voorrangsvoertuig Een meerderheid geeft aan dat het signaal van de Flister direct stopte nadat het voertuig uit zicht was. Bij een deel (n=8) stopte het signaal en kwam het daarna snel weer terug, zonder dat het voertuig weer te zien was. 10. Hoe lang hield het signaal van de Flister aan na het passeren van het voorrangsvoertuig? (n=19) direct nadat het voertuig uit het zicht was 11 Flistersignaal stopte en kwam daarna snel weer terug, zonder dat het voertuig weer te zien was. 8 lang nadat het voertuig uit het zicht was Manoeuvre 5: Flistertest Dit was een herhaling van manoeuvre 2, waarbij het voorrangsvoertuig achter/naast 2 vrachtwagens reed. Tweederde deel geeft aan het signaal op de radio niet eerder gehoord te hebben dan de gewone sirene. 105

117 Bijlagen Heeft u het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene? (n=20) ja nee In deze situatie met 2 vrachtwagens hoorde een kleine meerderheid het signaal op de radio lang (> 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde. 12. Wanneer hoorde u het signaal op uw radio? (n=19) lang (> 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde 11 kort (max. 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig mij passeerde 5 bij het passeren van het voorrangsvoertuig Een meerderheid geeft aan dat het signaal van de Flister nog lang aanhield na het passeren van het voorrangsvoertuig. 13. Hoe lang hield het signaal van de Flister aan na het passeren van het voorrangsvoertuig? (n=19) lang nadat het voertuig uit het zicht was 12 direct nadat het voertuig uit het zicht was 6 Flistersignaal stopte en kwam daarna snel weer terug, zonder dat het voertuig weer te zien was Tweede passage met vrachtwagens Vervolgens is manoeuvre 5 nogmaals uitgevoerd, maar nu reden de 2 vrachtwagens dichter bij elkaar. Vrijwel alle deelnemers merkten verschillen op tussen beide passages. In de situatie waarbij de vrachtwagens verder uit elkaar reden, was er volgens de deelnemers vaker sprake van storing in het signaal op de radio. 106

118 Bijlagen Heeft u een verschil opgemerkt tussen de eerste en tweede passage van de vrachtwagens? (n=19) ja nee Manoeuvre 6: Interferentie meerdere Flisters, wat hoort u op de radio? Bij deze manoeuvre gebruikten meerdere voorrangsvoertuigen gelijktijdig Flister. Een kleine meerderheid vond het sirene geluid op de radio anders dan bij eerdere manoeuvres. 15. Was het sirene geluid op de radio anders dan bij de eerdere manoeuvres? (n=17) ja nee Manoeuvre 7: Ingehaald worden door voorrangsvoertuig Bij deze manoeuvre reden deelnemers zelf rondjes op het circuit en werden zij ingehaald door een voorrangsvoertuig. Slechts één van de deelnemers hoorde nu het signaal op de radio eerder dan de gewone sirene. 16. Heeft u het signaal op de radio eerder gehoord dan de gewone sirene? (n=18) ja nee De helft van de deelnemers hoorde het signaal kort (max. 5 seconden) voordat het voorrangsvoertuig passeerde. Circa een derde deel hoorde het signaal al eerder (meer dan 5 seconden voordat het voorrangsvoertuig passeerde). 107

119 Bijlagen 17. Wanneer hoorde u het signaal op uw radio? (n=19) kort (max. 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig mij passeerde 10 lang (> 5 sec.) voordat het voorrangsvoertuig passeerde 7 bij het passeren van het voorrangsvoertuig Manoeuvre 8: Inhalen stilstaand voorrangsvoertuig Bij deze manoeuvre reden deelnemers rondjes op het circuit waarbij ze een stilstaand voorrangsvoertuig inhaalden. Driekwart van de deelnemers ontving het signaal op de radio net voor het inhalen van het voorrangsvoertuig. 18. Wanneer ontving u het signaal op uw radio? (n=19) net voor het voertuig 14 pas bij de startlijn 5 direct op het rechte stuk Manoeuvre 9: Waarneming meerdere Flisterbronnen Deelnemers reden rondjes op het circuit terwijl meerdere voorrangsvoertuigen Flister gebruikten. Voor een meerderheid van de deelnemers was het niet (altijd) duidelijk uit welke richting het signaal kwam en bij welk voorrangsvoertuig het hoorde. 19. Was het voor u steeds duidelijk uit welke richting het signaal kwam en bij welk voorrangsvoertuig het steeds hoorde? (n=18) ja, het was steeds duidelijk welk voorrangsvoertuig het signaal uitzond en waar dat voertuig was 7 nee, niet het was niet altijd duidelijk 7 nee het was steeds onduidelijk Draagvlak voor Flister Na afloop van de testen konden alle aanwezigen nog enkele vragen ten aanzien van het draagvlak voor Flister invullen. Een meerderheid van de mensen die de vragen over draagvlak hebben ingevuld, geeft aan dat Flister er aan bijdraagt dat men weet wat te doen, dat men eerder opmerkt dat een voorrangsvoertuig in de buurt is en dat het bijdraag aan rustig, maar beslist reageren. Volgens de aanwezigen draagt Flister niet bij aan het kunnen bepalen uit welke richting het voorrangsvoertuig komt. 108

120 Bijlagen 1. Draagt de sirene op uw radio naar uw mening bij aan (nmax=13) weten wat te doen eerder opmerken dat een voorrangsvoertuig in de buurt is rustig, maar beslist reageren weten uit welke richting het voorrangsvoertuig komt Ja Nee Weet niet Meer dan de helft van de aanwezigen vindt dat de sirene op de radio bijdraagt aan het eerder en beter opmerken van voorrangsvoertuigen. 2. Welke uitspraak benadert het meest uw persoonlijke mening over de sirene op uw radio? (n=13) De sirene op de radio draagt bij aan eerder en beter opmerken van voorrangsvoertuigen 8 Een andere mening 5 De sirene op de radio heeft meer nadelen dan voordelen Conclusies op basis van de manoeuvres op de test- en Demodag Manoeuvre 1 Hierbij bleek dat de bestaande sirene slechts door de helft van de deelnemers lang van te voren gehoord werd. Manoeuvre 2 Ondanks het feit dat alle deelnemers de radio aan hadden hoorde slechts de iets meer dan helft van de deelnemers het signaal op de radio. Manoeuvre 3 Hierbij werd de test herhaald met alle radio s op dezelfde frequentie en de inzet van een ander voorrangsvoertuig. Dit geeft aan dat er een groot verschil is tussen de installatie van de voorrangsvoertuigen De kwaliteit van het signaal op de radio werd in het algemeen goed beoordeeld. Een klein aantal gaf aan dat zij de kwaliteit te kort vond schieten. De tijdigheid van het signaal liet bij 1/3 te wensen over verder bleef het signaal lang na het passeren van het voorrangsvoertuig en kwam bij 3 deelnemers weer terug terwijl er geen voorrangsvoertuig in zicht was. 109

121 Bijlagen Bij een herhaling was dit beeld iets beter. Manoeuvre 4 Bij een herhaling was dit beeld iets beter. Manoeuvre 5 Bij een test met twee vrachtwagens die het voorrangsvoertuig afschermden bleek de gewone sirene bij meer dan de helft van de deelnemers effectiever. Een aantal deelnemers melden een gestoord signaal op de radio. Bij een herhaling van de test met de vrachtwagens dichter op elkaar was de ontvangst beter. De aanwezigheid van vrachtwagens beïnvloedt de ontvangst van het Flistersignaal. Manoeuvre 6 Bij meerdere Flisters treedt interferentie op waardoor de kwaliteit van het signaal afneemt. Manoeuvre 7 Bij het rijden op het circuit horen de meerderheid van de deelnemers de Flister later dan de gewone sirene. Twee hoorde de Flister pas bij het passeren van het voorrangsvoertuig. Manoeuvre 8 Bij het inhalen van een stilstaand voorrangsvoertuig werd het signaal slechts net voor het voertuig ontvangen. Manoeuvre 9 Onderscheiden van de richting van de Flisterbron. Slechts een minderheid kon snel het voorrangsvoertuig bepalen dat de bron van het Flistersignaal was. Draagvlak De deelnemers zijn van mening dat de Flister positief bijdraagt aan het weten wat te doen, opmerken en rustig reageren als er een voorrangsvoertuig in de buurt is. Of de Flister bijdraagt aan het eerder opmerken van het voorrangsvoertuig zijn de mening verdeeld: 8 voor, 5 een andere mening. Conclusie: Bij deze test was er sprake van een laboratoriumsituatie. De aanwezigheid van een sterke lokale omroepzender heeft het testresultaat negatief beïnvloed. Dit zal echter in de praktijk ook kunnen gebeuren. Het resultaat is weer enigszins geflatteerd doordat alle radio s zijn afgesteld om het signaal te kunnen ontvangen. Dit nadat oorspronkelijk een belangrijk deel van de deelnemers het signaal niet kon ontvangen. Na bijstelling bleek de ontvangst van het signaal bij een groot aantal deelnemers slechts beperkte toegevoegde waarde te hebben: het signaal kwam niet of te laat binnen, of kwam weer terug zonder dat er een voorrangsvoertuig te zien was. 110

122 Bijlagen 111

123 Bijlagen Bijlage 10. Media-uitingen Media uitingen Radio/TV BNR Nieuwsradio &titel=radio-archief (na ongeveer 20 seconden) NOS Radio: Omrop Fryslân SBS hart van Nederland vroege editie Leeuwarder Courant TV nieuws op Radio Drenthe /vod/items/&player=/SiteFiles/flvPlayer/flvplayer.swf&movie=E21A88E5FBEDB4EBC BC0AB_WFiles_1&w=540&h=334 Wereldomroep Radio Noord Holland Radio Gelderland Omroep Vlaardingen Radio Rijnmond 112

124 Bijlagen Media uitingen (kranten) 113

125 Bijlagen Dagblad vh Noorden 114

Brondocument theorie-examen HAP-chauffeur

Brondocument theorie-examen HAP-chauffeur Brondocument theorie-examen HAP-chauffeur Regelgeving 1. De kandidaat kan de inhoud van de volgende op het moment van examen geldende regelgeving beschrijven en op voorbeeldsituaties toepassen die specifieke

Nadere informatie

Antwoorden Kennisvragenlijst voorrangsvoertuigen

Antwoorden Kennisvragenlijst voorrangsvoertuigen Antwoorden Kennisvragenlijst voorrangsvoertuigen Wet- en regelgeving 1. Wanneer ben je bestuurder van een voorrangsvoertuig? (bron: artikel 29 RVV 1990) a. als je optische én geluidssignalen voert b. als

Nadere informatie

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h Datum 12 december 2011 Bijlage(n) - Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h Achtergrond Het kabinet is voornemens de maximumsnelheid op autosnelwegen te verhogen naar 130

Nadere informatie

Publiekspanel Rijkswegen Noord Resultaten peiling 5- mei 2018

Publiekspanel Rijkswegen Noord Resultaten peiling 5- mei 2018 Publiekspanel Rijkswegen Noord Resultaten peiling 5- mei 2018 Rijkswegen Noord 15 juni 2018 Rijkswaterstaat Noord-Nederland, de Politie eenheid Noord-Nederland en het Openbaar Ministerie Noord-Nederland

Nadere informatie

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h TNS Nipo Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam t 020 5225 444 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h Rick Heldoorn & Matthijs de Gier H1630

Nadere informatie

Richtlijn optische- en geluidssignalen DV&O, vers!e

Richtlijn optische- en geluidssignalen DV&O, vers!e Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Veiligheid en Justitie Richtlijn optische- en geluidssignalen DV&O Versie 2.0 20140821 1. Inleiding Deze richtlijn is opgesteld om medewerkers binnen de DV&O

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum

Nadere informatie

Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2013-2014

Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2013-2014 Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2013-2014 In 2011 en 2012 heeft het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) onderzoek uitgevoerd naar voorrangsvoertuigen. Sinds 2013 wordt

Nadere informatie

Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2014-2015

Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2014-2015 Onderzoeksprogramma van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen voor 2014-2015 In 2011 en 2012 heeft het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) onderzoek uitgevoerd naar voorrangsvoertuigen. Sinds 2013 wordt

Nadere informatie

Nieuws van het. Kenniscentrum. Voorrangsvoertuigen. Wijziging in het projectteam. In dit nummer:

Nieuws van het. Kenniscentrum. Voorrangsvoertuigen. Wijziging in het projectteam. In dit nummer: Nieuws van het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen In dit nummer: Wijziging in het projectteam Stand van zaken lopende projecten Vanaf nu ook stoppen voor groen! Proef Rijkswaterstaat met blauw zwaailicht

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO-VERVOER GEMEENTE RIDDERKERK

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO-VERVOER GEMEENTE RIDDERKERK KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO-VERVOER GEMEENTE RIDDERKERK Klanttevredenheidsonderzoek Wmo-vervoer gemeente Ridderkerk Colofon Opdrachtgever Gemeente Ridderkerk Datum Augustus 2017 Auteur Tessa Schoot

Nadere informatie

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn Klanten van Careyn over het consultatiebureau Inhoud: 1. Conclusies 2. Algemene dienstverlening 3. Het inloopspreekuur 4. Telefonische dienstverlening 5. Persoonlijk

Nadere informatie

Buurtenquête hostel Leidsche Maan

Buurtenquête hostel Leidsche Maan Buurtenquête hostel Leidsche Maan tussenmeting 2013 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Utrecht (GG&GD) DIMENSUS beleidsonderzoek April 2013 Projectnummer 527 Inhoud Samenvatting 3 Inleiding

Nadere informatie

Inhoud. 1. Inleiding Doorstroming Wegwerkzaamheden Informatie Aangeven maximumsnelheid Goede en slechte voorbeelden 16

Inhoud. 1. Inleiding Doorstroming Wegwerkzaamheden Informatie Aangeven maximumsnelheid Goede en slechte voorbeelden 16 Gemeenschappelijk onderzoek provincies en Rijkswaterstaat: aanvullende analyses Augustus 2013 Inhoud 1. Inleiding 4 2. Doorstroming 5 3. Wegwerkzaamheden 7 4. Informatie 11 5. Aangeven maximumsnelheid

Nadere informatie

help de hulpdiensten

help de hulpdiensten help de hulpdiensten Oog voor hulpdiensten target blu eye signaleert naderende hulpdiensten In maart 2013 maakte het NIFV de resultaten bekend uit een grootschalige enquête onder ruim 2.100 automobilisten.

Nadere informatie

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017 Gemeente Nederweert Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 30 juni 2017 DATUM 30 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl

Nadere informatie

Datum 22 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de uitzending Ongelukkige Spoed

Datum 22 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de uitzending Ongelukkige Spoed 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

SAMENVATTING. Speerpunt gordel. Achtergrond en doel perceptieonderzoek

SAMENVATTING. Speerpunt gordel. Achtergrond en doel perceptieonderzoek SAMENVATTING Achtergrond en doel perceptieonderzoek Het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) is onderdeel van het Openbaar Ministerie en valt onder het Ministerie van Justitie. Het is het

Nadere informatie

Brancherichtlijn Optische & Geluidssignalen

Brancherichtlijn Optische & Geluidssignalen Brancherichtlijn Optische & Geluidssignalen Reddingsbrigade Nederland april 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Toepassingsbereik... 4 3 Omschrijving dringende taak... 5 4 Prioriteitstelling meldingen...

Nadere informatie

WAT DOE JIJ BIJ ZWAAILICHT EN SIRENE?

WAT DOE JIJ BIJ ZWAAILICHT EN SIRENE? WAT DOE JIJ BIJ ZWAAILICHT EN SIRENE? AANLEIDING CAMPAGNE AANLEIDING CAMPAGNE In 2011/2012 een verkennend onderzoek naar gedrag van automobilisten bij confrontatie met voorrangsvoertuigen: Automobilisten

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN Klanttevredenheidsonderzoek Schoonmaakdienst gemeente Haren Colofon Opdrachtgever Gemeente Haren Datum December 2016 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Speed pedelecs op de rijbaan

Speed pedelecs op de rijbaan Speed pedelecs op de rijbaan Agnieszka Stelling Willem Vlakveld Simone Wesseling Jolieke de Groot-Mesken Michiel Christoph Albert Jan Algera Divera Twisk Stagiairs: Celina Mons, Aletta Nugter Aanleiding

Nadere informatie

Brancherichtlijn. Optische en Geluidssignalen Veiligheidsregio s

Brancherichtlijn. Optische en Geluidssignalen Veiligheidsregio s Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Veiligheidsregio s Colofon De Raad Directeuren Veiligheidsregio (RDVR) heeft op 15 september 2017 ingestemd met de Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen

Nadere informatie

Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer wordt gewijzigd als volgt:

Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer wordt gewijzigd als volgt: Concept tbv internetconsultatie november 2016 Besluit van tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het RVV 1990 ter invoering van de mogelijkheid snorfietsers in

Nadere informatie

Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Reddingsbrigade. Versie 1.0, november 2007

Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Reddingsbrigade. Versie 1.0, november 2007 Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Reddingsbrigade Versie 1.0, november 2007 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Toepassingsbereik 4 3. Omschrijving dringende taak 5 4. Prioriteitstelling meldingen 6 5.

Nadere informatie

Parlementaire enquête: Meer rechten voor de huurder

Parlementaire enquête: Meer rechten voor de huurder Parlementaire enquête: Meer rechten voor de huurder Negende peiling Huurderspanel Woonwaard Woonwaard december 2014 Inleiding Aanleiding en doel onderzoek Woonwaard peilt periodiek de mening van de huurders

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

BURGERPANEL LANSINGERLAND

BURGERPANEL LANSINGERLAND BURGERPANEL LANSINGERLAND Evaluatie deelname burgerpanel November 2015 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563 7500 AN Enschede Rapportnummer 2015 / 164 Datum November 2015

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7796 20 maart 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 17 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/51943, houdende

Nadere informatie

Inwoners van Enschede beoordelen bereikbaarheid centrum

Inwoners van Enschede beoordelen bereikbaarheid centrum Inwoners van Enschede beoordelen bereikbaarheid centrum De gemeente Enschede hecht veel belang aan de mening van inwoners. Daarom is het opgericht. Via dit panel kunnen inwoners van Enschede gedurende

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Nr. 405 3 december 2015 Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Veiligheidsregio

Nadere informatie

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017 Gemeente Ommen Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 28 juli 2017 DATUM 28 juli 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076)

Nadere informatie

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens Cijfers Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Christine Stam Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam www.veiligheid.nl Aanvraag 2015.130 Cijfers

Nadere informatie

Stadjers over fietsen in Groningen. Een Stadspanelonderzoek

Stadjers over fietsen in Groningen. Een Stadspanelonderzoek B A S I S V O O R B E L E I D Stadjers over fietsen in Groningen Een Stadspanelonderzoek Onderzoek en Statistiek Groningen heeft als kernactiviteiten instrumentontwikkeling voor en uitvoering van beleidsgericht

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGEN WMO OVER 2017

CLIËNTERVARINGEN WMO OVER 2017 Rapport CLIËNTERVARINGEN WMO OVER 2017 ISD de Kempen: resultaten gemeente Eersel Juni 2018 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam Zuiderval 70 Postbus 563 7500

Nadere informatie

Campagne De Nieuwe Handhaver

Campagne De Nieuwe Handhaver Campagne De Nieuwe Handhaver Projectnummer: 10180 In opdracht van: Stedelijk Programma Regelgeving en Handhaving Manilde van der Oord Esther Jakobs Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012 GL Amsterdam

Nadere informatie

Fietsen in Groningen 2016

Fietsen in Groningen 2016 B A S I S V O O R B E L E I D Fietsen in Groningen 2016 Laura de Jong Onderzoek en Statistiek Groningen, april 2016 Fietsen in Groningen 2016 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Fietsen in Groningen 2016 4 2.1 Respons

Nadere informatie

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF ge meente Moerdük RAADSINFORMAT EBRIEF Van Col van en wethouders Aan de leden van de qemeenteraad Onderuverp Nummer griffie Zaaknummer Documentnummer 7 g ð69 v2q 3q3 Cliëntervaringsonderzoek Wet maatschappelijke

Nadere informatie

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 Definitieve rapportage 4 augustus 2016 DATUM 4 augustus 2016 TITEL Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 ONDERTITEL

Nadere informatie

Test theorie: Autowegen en Autosnelwegen

Test theorie: Autowegen en Autosnelwegen Test theorie: Autowegen en Autosnelwegen (wordt je aangeboden door Autorij-instructie.nl) Zie de Maximum toegestane snelheid op de Nederlandse wegen van de verschillende voertuigen Test theorie: Autosnelwegen

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK LEERLINGENVERVOER GEMEENTE RIDDERKERK

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK LEERLINGENVERVOER GEMEENTE RIDDERKERK KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK LEERLINGENVERVOER GEMEENTE RIDDERKERK Klanttevredenheidsonderzoek Leerlingenvervoer gemeente Ridderkerk Colofon Opdrachtgever Gemeente Ridderkerk Datum Augustus 2017 Auteur

Nadere informatie

Brandweer en brandpreventie in Twente

Brandweer en brandpreventie in Twente Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 Themarapport Brandweer April 2012 Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 - Themarapport

Nadere informatie

Kübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei

Kübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei Kübra Ozisik Mei 2017 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl @basisvoorbeleid BASIS VOOR BELEID Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Samenvatting 2 1. Inleiding 4 2. Resultaten 5 2.1 Respons 5 2.2 Bekendheid

Nadere informatie

Openingstijden Stadswinkels 2008

Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 René van Duin & Maaike Dujardin Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) december 2008 In opdracht van Publiekszaken afdeling Beleid

Nadere informatie

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN Tevredenheidsonderzoek ketenpartners SUN Groningen Colofon Opdrachtgever SUN Groningen Datum Maart 2017 Auteurs Bert van Putten David Scheffer KWIZ Stavangerweg

Nadere informatie

Hoe voorspellend is MKA triage voor A1 en A2?

Hoe voorspellend is MKA triage voor A1 en A2? Hoe voorspellend is MKA triage voor A1 en A2? Jan de Nooij 1 1 Jan de Nooij, arts MG, Medisch Manager Ambulancezorg, RAV en MKA Hollands Midden, Leiden. Contact: jdenooij@ravhm.nl Jan de Nooij: Hoe voorspellend

Nadere informatie

HET EFFECT VAN WHEELIEPOP OP SMARTPHONEGEBRUIK TIJDENS HET FIETSEN

HET EFFECT VAN WHEELIEPOP OP SMARTPHONEGEBRUIK TIJDENS HET FIETSEN HET EFFECT VAN WHEELIEPOP OP SMARTPHONEGEBRUIK TIJDENS HET FIETSEN Een kwantitatief onderzoek onder jongeren in opdracht van het Interprovinciaal Overleg JEROEN HERMANS KJELL MASSEN AMSTERDAM, JULI 2017

Nadere informatie

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1. Inleiding Vanaf 2015 verandert het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (vanaf

Nadere informatie

Stadspanel: Oud en nieuw 2018

Stadspanel: Oud en nieuw 2018 veel respons Stadspanel: Oud en nieuw 2018 Erik van der Werff April 2018 www.os-groningen.nl Inhoud 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Doel van het onderzoek... 2 1.3 Opzet van

Nadere informatie

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Gemeente Deventer Team Kennis en Verkenning Jaap Barink Juni 2015 Inhoud Samenvatting... 4 Inleiding... 6 1. Indienen melding...

Nadere informatie

401A. Risico s signaleren bij het rijden met brandweervoertuigen. Oefening

401A. Risico s signaleren bij het rijden met brandweervoertuigen. Oefening 401A Risico s signaleren bij het rijden met brandweervoertuigen Oefening Doel Basisbrandweerzorg Chauffeur en andere repressieve functies (bijvoorbeeld(h)ovd of MPL) Frequentie: korpsspecifiek Veiligheidsbewust

Nadere informatie

Files. We kunnen er samen wat aan doen.

Files. We kunnen er samen wat aan doen. Files. We kunnen er samen wat aan doen. Inhoud Files. We kunnen er samen wat aan doen. Inleiding Tip 1: Invoegen op snelheid Tip 2: Blijf bij drukte in uw rijstrook Tip 3: Gebruik de spitsstrook Tip 4:

Nadere informatie

Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark

Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Opel Insignia Onderzoek onder leaserijders November 2008

Opel Insignia Onderzoek onder leaserijders November 2008 Opel Insignia Onderzoek onder leaserijders November 2008 Belangrijkste uitkomsten Van de leaserijders maakt 71% nooit gebruik van het openbaar vervoer voor het werk. Bij een mogelijkheid voor een nieuwe

Nadere informatie

Kwantitatieve toetsing snelheid

Kwantitatieve toetsing snelheid Kwantitatieve toetsing snelheid Stichting TeamAlert Jongeren met impact Lijsterstraat 3-5 3514 TA Utrecht Tel: 030-2232893 info@teamalert.nl www.teamalert.nl Dataverzameling, data analyse en rapportage:

Nadere informatie

Certificeringssysteem voor rijinstructeurs bestuurder voorrangsvoertuig

Certificeringssysteem voor rijinstructeurs bestuurder voorrangsvoertuig Certificeringssysteem voor rijinstructeurs bestuurder voorrangsvoertuig Instituut Fysieke Veiligheid Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.ifv.nl info@ifv.nl 026 355 24 00 Colofon

Nadere informatie

Kübra Ozisik September

Kübra Ozisik September Kübra Ozisik September 2018 www.ois-groningen.nl Inhoud 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding van het onderzoek 3 1.2 Doel van het onderzoek 3 2. Resultaten 4 2.1 Respons 4 2.2 Fietsen in de stad 4 2.3 Bewaakte

Nadere informatie

Wielrenners op fietspad of rijbaan? Robert Hulshof (CROW-Fietsberaad) Hans Godefrooij (DTV Consultants)

Wielrenners op fietspad of rijbaan? Robert Hulshof (CROW-Fietsberaad) Hans Godefrooij (DTV Consultants) Wielrenners op fietspad of rijbaan? Robert Hulshof (CROW-Fietsberaad) Hans Godefrooij (DTV Consultants) Agenda Aanleiding en doel van het onderzoek Uitvoering onderzoek Resultaten Conclusies Aanbevelingen

Nadere informatie

Oefenen met optische en geluidssignalen op de openbare weg

Oefenen met optische en geluidssignalen op de openbare weg Oefenen met optische en geluidssignalen op de openbare weg Met ingang van 1 april 2015 geldt er een permanente vrijstelling voor het oefenen op de openbare weg in het besturen van een voorrangsvoertuig.

Nadere informatie

Belevingsonderzoek verhoging maximumsnelheid 130 km/h

Belevingsonderzoek verhoging maximumsnelheid 130 km/h Belevingsonderzoek verhoging maximumsnelheid 130 km/h Onderzoek weggebruikers experimenttrajecten A2, A6, A7 en A16 Datum September 2011 Status Definitief Belevingsonderzoek verhoging maximumsnelheid

Nadere informatie

Fietsen in Groningen 2017

Fietsen in Groningen 2017 veel respon Fietsen in Groningen 2017 Kübra Ozisik April 2017 www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Inhoud... 1 1. Inleiding... 2 2. Fietsen in Groningen 2017... 3 2.1 Respons en achtergrond...

Nadere informatie

Het gebruik van optische en geluidssignalen in de nacht. Een verkennend onderzoek naar de gedragskeuzes van chauffeurs van hulpverleningsvoertuigen

Het gebruik van optische en geluidssignalen in de nacht. Een verkennend onderzoek naar de gedragskeuzes van chauffeurs van hulpverleningsvoertuigen Het gebruik van optische en geluidssignalen in de nacht Een verkennend onderzoek naar de gedragskeuzes van chauffeurs van hulpverleningsvoertuigen Instituut Fysieke Veiligheid Postbus 7010 6801 HA Arnhem

Nadere informatie

EVALUATIEPEILING BURGERPANEL MOERDIJK

EVALUATIEPEILING BURGERPANEL MOERDIJK EVALUATIEPEILING BURGERPANEL MOERDIJK Gemeente Moerdijk Juli 2019 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3084800 Rapportnummer 2019/101 Datum Juli 2019 Opdrachtgever

Nadere informatie

ONDERZOEK IBP COMMUNICATIE VERKEER

ONDERZOEK IBP COMMUNICATIE VERKEER ONDERZOEK IBP COMMUNICATIE VERKEER GEMEENTE HILVERSUM MAART/APRIL 2011 20110114.01 Maart/April 2011 1 Inhoudsopgave Onderzoeksopzet en -verantwoording Blz. 3 2 Resultaten Blz. 6 2.1 Deelname aan het verkeer

Nadere informatie

Evaluatie verkeersveiligheidseffecten 'Bromfiets op de rijbaan'

Evaluatie verkeersveiligheidseffecten 'Bromfiets op de rijbaan' Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Adviesdienst Verkeer en Vervoer Evaluatie verkeersveiligheidseffecten 'Bromfiets op de rijbaan' Een onderzoek naar letselongevallen met bromfietsers een jaar

Nadere informatie

FAQ Vrijstelling oefenen op de openbare weg met optische en geluidssignalen

FAQ Vrijstelling oefenen op de openbare weg met optische en geluidssignalen Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen, IFV Naar aanleiding van het afgeven de openbare weg met optische en, heeft het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen een aantal vragen binnengekregen. Om iedereen te informeren,

Nadere informatie

Fietsen in Groningen 2018

Fietsen in Groningen 2018 veel respons Fietsen in Groningen 2018 Kübra Ozisik April 2018 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Samenvatting... 2 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 3

Nadere informatie

Overlast park Lepelenburg

Overlast park Lepelenburg Overlast park Lepelenburg 1-meting oktober 2014 www.onderzoek.utrecht.nl Colofon Uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF BURGERPANEL OVERSCHIE

NIEUWSBRIEF BURGERPANEL OVERSCHIE NIEUWSBRIEF BURGERPANEL OVERSCHIE Resultaten vijfde peiling Oktober 2015 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de 5 e peiling van het burgerpanel van Overschie 1. Het onderwerp van de

Nadere informatie

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga april 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliënttevredenheidsonderzoek

Nadere informatie

Verkeersveiligheidsanalyse Bommenweg Dreef (Wadenoijen, Gemeente Tiel) 28 juli 2017

Verkeersveiligheidsanalyse Bommenweg Dreef (Wadenoijen, Gemeente Tiel) 28 juli 2017 Verkeersveiligheidsanalyse Bommenweg Dreef (Wadenoijen, Gemeente Tiel) 28 juli 2017 Aanleiding In de afgelopen jaren hebben een aantal verkeersincidenten op het kruispunt Bommelweg Dreef plaatsgevonden.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 29 398 Maatregelen verkeersveiligheid Nr. 523 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Gemeente Houten Risicobronnen. Den Dolder, 04 januari 2008 ir. Martine van Doornmalen drs. Thomas Beffers MSc

Gemeente Houten Risicobronnen. Den Dolder, 04 januari 2008 ir. Martine van Doornmalen drs. Thomas Beffers MSc Gemeente Houten Risicobronnen ADV Market Research B.V. Den Dolder, 04 januari 2008 ir. Martine van Doornmalen drs. Thomas Beffers MSc Het auteursrecht op dit rapport berust bij ADV Market Research (ADV).

Nadere informatie

Coffeeshop in de buurt Ervaringen van direct omwonenden

Coffeeshop in de buurt Ervaringen van direct omwonenden Coffeeshop in de buurt Ervaringen van direct omwonenden De gemeente Dordrecht zet zich in om overlast in het algemeen, en van coffeeshops in het bijzonder, te verminderen. Dordrecht telt in totaal acht

Nadere informatie

Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Spoedeisende medische hulpverlening

Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Spoedeisende medische hulpverlening Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Spoedeisende medische hulpverlening Versie : Herziene versie Utrecht/Zwolle, januari 2008 1-8 1. Inleiding Het gebruik van optische en geluidssignalen is gebaseerd

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 28 juni 2018 Voorbehouden bij de woningaankoop

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 28 juni 2018 Voorbehouden bij de woningaankoop > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Woningmarkt Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag

Nadere informatie

KNELPUNTEN IN HET VERKEER

KNELPUNTEN IN HET VERKEER KNELPUNTEN IN HET VERKEER Gemeente Lansingerland Augustus 2017 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam 020-3330670 Rapportnummer 2017 / 134 Datum Augustus 2017

Nadere informatie

Burgerpanel Wijdemeren

Burgerpanel Wijdemeren BURGERPANEL WIJDEMEREN PEILING 2 2019 COMMUNICATIE Gemeente Maart-mei 2019 Colofon Uitgave: Research 2Evolve Tesselschadelaan 15A 1217 LG Hilversum Tel: (035) 623 27 89 info@research2evolve.nl www.research2evolve.nl

Nadere informatie

Straten in Groningen

Straten in Groningen Straten in Groningen Laura de Jong Januari 2017 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl Inhoud Inhoud... 1 Samenvatting... 2 1. Inleiding... 3 2. Resultaten... 4 2.1 Verschillende groepen... 4 2.2 Tevredenheid

Nadere informatie

Enquête Telefonische dienstverlening

Enquête Telefonische dienstverlening Enquête Telefonische dienstverlening Enquête Telefonische dienstverlening Colofon Titel:Enquête Enquete Telefonische dienstverlening Opdrachtgever: Gemeente Velsen Opdrachtnemer: Marieke Galesloot Datum:

Nadere informatie

Beheer en onderhoud. 4 onafhankelijke onderzoeken: 1. Federal Highway Administration. 2. Low Cost Measures. 3. Warnke Studie. 4.

Beheer en onderhoud. 4 onafhankelijke onderzoeken: 1. Federal Highway Administration. 2. Low Cost Measures. 3. Warnke Studie. 4. Beheer en onderhoud 4 onafhankelijke onderzoeken: 1. Federal Highway Administration (US Department of Transportation, Verenigde Staten) 2. Low Cost Measures (Elsamex Spanje) 3. Warnke Studie (Deutsche

Nadere informatie

Landelijke Brancherichtlijn Verkeer Rijkswaterstaat

Landelijke Brancherichtlijn Verkeer Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Landelijke Brancherichtlijn Verkeer Rijkswaterstaat 20juli 2015 Werkdocument versie 1.0 Inhoud 1 Inleiding.3 2 Wet en Regelgeving.3 2.1 wet en regelgeving

Nadere informatie

Enquête verkeersveil Enquête igheid school - thuis route

Enquête verkeersveil Enquête igheid school - thuis route Enquête verkeersveiligheid school - thuis route Inleiding Bij het maken van ons nieuwe schoolplan 2011-2015 is er onder de ouders van onze kinderen een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Bij dit onderzoek

Nadere informatie

BURGERPANEL LANSINGERLAND

BURGERPANEL LANSINGERLAND BURGERPANEL LANSINGERLAND Resultaten peiling Water November 2015 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563 7500 AN Enschede Rapportnummer 2015 / 163 Datum November 2015 Opdrachtgever

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA Den Haag > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Ministerie van Infrastructuur en Milieu Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus

Nadere informatie

Het vertrouwen in Woonwaard

Het vertrouwen in Woonwaard Het vertrouwen in Woonwaard Achtste peiling Huurderspanel Woonwaard Woonwaard juli 2014 Inleiding Aanleiding en doel onderzoek Woonwaard peilt periodiek de mening van de huurders over uiteenlopende onderwerpen

Nadere informatie

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING : COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat

Nadere informatie

Boodschap gezien, boodschap begrepen?

Boodschap gezien, boodschap begrepen? Boodschap gezien, boodschap begrepen? Workshop Herkenbaarheid Snelheidsregimes/Snelheidslimieten Stijn Daniels Brussel, 29 september 2016 Inhoud Factoren die snelheidsgedrag bepalen Proef op gewestwegen

Nadere informatie

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 00 www.utrecht.nl Aan: de Commissie Stad en Ruimte Behandeld door X. Verduijn Doorkiesnummer 06-39 89 71 64 E-mail x.verduijn@utrecht.nl Onderwerp

Nadere informatie

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 66%.

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 66%. Samenvatting mobiliteit, 4-meting 2014 Het Delft Internet Panel (DIP) is ingezet om een beeld te krijgen van de door Delftenaren gebruikte vervoersmiddelen voor verplaatsingen binnen de stad en de regio.

Nadere informatie

Datum 30 april 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over ongevallen met voorrangsvoertuigen van de politie, brandweer en ambulance

Datum 30 april 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over ongevallen met voorrangsvoertuigen van de politie, brandweer en ambulance 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Doel van het onderzoek

Doel van het onderzoek Op weg naar JOB-monitor 2016 JOB, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs is de belangenbehartiger van een half miljoen mbostudenten. JOB voert in 2016 voor de negende keer onderzoek uit naar de tevredenheid

Nadere informatie

Coffeeshop in de buurt

Coffeeshop in de buurt Coffeeshop in de buurt De herhalingsmeting: ervaringen van direct omwonenden in 2013 Dordrecht telt van oudsher acht coffeeshops gelegen in de Binnenstad. De gemeente Dordrecht zet zich in om overlast

Nadere informatie

P r o v i n c i e F l e v o l a n d

P r o v i n c i e F l e v o l a n d P r o v i n c i e F l e v o l a n d N o t a C o m m i s s i e Onderwerp Aanbeveling voor de verduidelijking van snelheidslimieten langs provinciale wegen. Samenvatting Een te hoge snelheid vormt in veel

Nadere informatie

Uitkomsten enquête - Verkeer in de Stad - Denk en Doe Mee-panel

Uitkomsten enquête - Verkeer in de Stad - Denk en Doe Mee-panel Uitkomsten enquête - Verkeer in de Stad - Denk en Doe Mee-panel 2 Onderzoek Het is te druk op de fietspaden in de grote steden. Oorzaak? Steeds meer fietsers en snelheidsverschillen door de komst van e-bikes,

Nadere informatie

Check Je Kamer Rapportage 2014

Check Je Kamer Rapportage 2014 Check Je Kamer Rapportage 2014 Kwantitatieve analyse van de studentenwoningmarkt April 2015 Dit is een uitgave van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Voor vragen of extra informatie kan gemaild worden

Nadere informatie

Brancherichtlijn Optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening

Brancherichtlijn Optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening Brancherichtlijn Optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening Versie: juni 2016 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Wet- en regelgeving 4 3. Toepassingsbereik 5 4. Omschrijving dringende

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 847 Integrale visie op de Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie