Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B Hoofdstuk 1 Argumentstructuur 1 Inleiding Zoals gezegd gaat dit boek over argumentstructuur, in het bijzonder de argumentstructuur van werkwoorden. 1 Onder argumentstructuur versta ik datgene wat bepaalt hoeveel argumenten een woord heeft en wat voor argumenten dat zijn. Een duidelijk voorbeeld is geeft in de zin hij geeft mij dit: iets in of aan dat woord bepaalt dat de zin waarin het voorkomt drie argumenten bevat (hij, mij en dit) en dat elk van die argumenten een bepaalde vorm heeft, op een bepaalde plaats staat en op een bepaalde manier geïnterpreteerd wordt. De vraag waar het in dit boek om draait is: wat is dat precies, argumentstructuur? Het antwoord dat ik voorstel en in de komende hoofdstukken zal uitwerken, wijkt af van de gangbare antwoorden. Eén van de redenen daarvoor is dat het antwoord dat ik zoek aanknopingspunten moet bieden voor het beantwoorden van een andere vraag: hoe zijn taalgebruikers, en in het bijzonder kinderen die hun moedertaal verwerven, in staat om van nieuwe woorden vast te stellen wat de argumentstructuur is? Welke gegevens gebruiken ze daarvoor en welke hulpmiddelen staan hun daarbij ter beschikking? De gangbare antwoorden laten het volgens mij op dat punt afweten. In de inleiding heb ik een provisorisch antwoord gegeven op de vraag wat argumentstructuur precies is. In een meer uitgewerkte vorm kan dat antwoord worden samengevat in de vorm van vijf hypotheses: I Er bestaat een onderscheid tussen predikatieve en niet-predikatieve argumentstructuur. Predikatieve argumentstructuur is kenmerkend voor nominale hoofden (zoals nomina, maar ook pronomina en determinatoren); niet-predikatieve argumentstructuur vinden we bij werkwoorden en preposities. Het feit dat bijvoorbeeld zand geïnterpreteerd 1 De argumentstructuur van nomina en adjectieven komt alleen in hoofdstuk 2 ter sprake, en de argumentstructuur van preposities alleen in hoofdstuk 7 en de appendix Over de structuur van PP=s.

2 2 - Argumentstructuur in het Nederlands II III IV V wordt als >datgene dat zand is= (waar >zand= een predikatief nomen is) komt door de predikatieve argumentstructuur van het nomen. Niet-predikatieve argumentstructuur komt voor in twee soorten: een werkwoordelijke en een niet-werkwoordelijke. De niet-werkwoordelijke vinden we bij preposities. Een en ander hangt samen met het feit dat preposities een relatie aanduiden, terwijl werkwoorden betrekking hebben op een gebeuren. In hij slaapt op de bank bijvoorbeeld drukt op een relatie uit tussen een gebeuren (zijn slapen) en een object (de bank). Werkwoordelijke argumentstructuur kent twee soorten: ergatieve en onergatieve. Alleen een werkwoord met een onergatieve argumentstructuur een onergatief werkwoord zoals geven kan verschillende soorten argumenten hebben (agens, thema, doel, e.d.). Het ergatief of onergatief zijn van een werkwoord, 2 hangt samen met het soort gebeuren waarop dat werkwoord betrekking heeft. Simpel gesteld drukt een onergatief werkwoord zoals geven een handeling uit, iets wat je doet, terwijl daar bij een ergatief werkwoord zoals vallen geen sprake van is. Onergatieve werkwoorden kunnen voorkomen met een ergatieve argumentstructuur. Ergatieve werkwoorden komen als regel niet voor met een onergatieve argumentstructuur. Het ergatieve optreden van in aanleg onergatieve werkwoorden kan onder verschillende condities plaats vinden. Het hangt af van de aard van die condities hoe ergativering interpretatief uitpakt. Uitbreiding of reductie van argumentstructuur is uitgesloten. Waar de hypotheses I-III op neerkomen kan worden weergegeven als in figuur 1. 2 Hoewel (on)ergativiteit strikt genomen een eigenschap is van de argumentstructuur van een woord, zal ik (zoals te doen gebruikelijk) woorden (on)ergatief noemen.

3 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B Figuur 1 argumentstructuur predicatief niet-predicatief verbaal niet-verbaal ergatief niet-ergatief N, D,... V ergatief V niet-ergatief P Het doel van dit boek is aannemelijk te maken dat het aangegeven onderscheid reëel is, en duidelijk te maken waardoor de verschillen veroorzaakt worden. Welke kenmerken maken een woord predikatief, en welke maken dat sommige werkwoorden ergatief zijn en andere onergatief? Dit hoofdstuk dient als eerste schets van de antwoorden op die vragen die ik in de volgende hoofdstukken verder zal uitwerken. 2 Argumentstructuur De hypotheses I en II geven in feite een opvatting weer die ook elders aangetroffen kan worden. Alleen met de hypotheses III-V, die over de argumentstructuur van werkwoorden gaan, wijk ik echt af van wat gangbaar is. En door de uitwerking die ik aan die hypotheses geef wordt het verschil met bestaande benaderingen sterker. De gangbare opvatting over argumentstructuur komt er ruwweg op neer dat werkwoorden maar één soort argumentstructuur hebben, dat individuele verschillen hem zitten in de aard en het aantal van de argumenten, en dat wijzigingen in argumentstructuur een kwestie zijn van reductie en/of uitbreiding. 3 Neem het werkwoord slachten uit zin (1)a dat tenminste de twee argumenten ik (subject) en de biggetjes (object) heeft. In zin (1)b ontbreekt één van die twee argumenten (ik) en is de positie van het verdwenen argument ingenomen door het andere (de biggetjes). Ook de betekenis in (1)b is anders, alsof het slachten (of het slachtgemak) een eigenschap van de biggetjes is. 3 Zie bijvoorbeeld Reinhart (2000).

4 4 - Argumentstructuur in het Nederlands (1) a. ik slacht de biggetjes b. de biggetjes slachten makkelijker c. zo=n werkbank slacht makkelijker De vigerende opvatting is dat het verschil tussen (1)a en b hem er in zit dat het subject-argument ik in (1)b niet alleen in de zin ontbreekt, maar ook verdwenen is uit de argumentstructuur van slachten, en dat de plaats ervan op een of andere manier is ingenomen door het argument de biggetjes. 4 In (1)c is de argumentstructuur nog ingrijpender gewijzigd. Gegeven dat het nieuwe subject-argument (zo=n werkbank) niet behoort tot de inherente argumentstructuur van slachten, is de argumentstructuur in dat geval niet alleen gereduceerd maar ook uitgebreid met een nieuw argument. 5 Het idee dat de argumentstructuur van een woord gereduceerd en uitgebreid kan worden, heeft ook de discussie over zinnen als het ijs smelt en hij smelt het ijs bepaald. Volgens sommigen wordt het transitieve smelten door uitbreiding (causativering) afgeleid uit het intransitieve; anderen menen dat het intransitieve smelten door reductie is afgeleid van het transitieve. 6 Beide opvattingen hebben gemeen dat er één argumentstructuur in het spel is waaraan gesleuteld wordt. Als de hypotheses over argumentstructuur die ik in dit boek verdedig, juist zijn, is het verschil tussen de zinnen in (1) niet een kwestie van reductie en/of uitbreiding van argumentstructuur, maar een kwestie van de vervanging van de ene soort argumentstructuur door de andere soort. In (1)a is slachten een onergatief werkwoord, in (1)b en c is het ergatief. Omdat de ergatieve argumentstructuur per se minder argumenten heeft dan de onergatieve wordt de indruk gewekt dat er sprake is van argumentreductie; maar het verdwijnen van argumenten is een bijverschijnsel. Ook wat zich laat aanzien als een uitbreiding van de argumentstructuur in (1)c, blijkt een bijverschijnsel van het ergatief worden van het werkwoord. Het argument zo=n werkbank in (1)c kan alleen een argument van het ergatieve 4 Er heeft niet alleen reductie plaats gevonden, maar ook een soort permutatie (in de literatuur aangeduid met termen als >promotie=, >demotie= en dergelijke). Dat wil zeggen dat de biggetjes in (1)b gepromoveerd is, en dat in bijv. de biggetjes worden door mij geslacht, het subject (mij) gedemoveerd is. 5 Met de term >reductie= generaliseer ik over wat anderen opvatten als eliminatie, verzadiging, onderdrukking, etc. Daarmee doelt men op verschillende operaties op de argumentstructuur die eenzelfde effect in de syntactische structuur hebben. Vgl. Ackema & Schoorlemmer (1995). 6 Vgl. Reinhart (2000).

5 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B slachten zijn, niet van het onergatieve slachten (vgl. *ik slacht de biggetjes zo=n werkbank). Hetzelfde geldt ten aanzien van het welbekende verschil tussen zinnen als het ijs smelt en hij smelt het ijs: het transitieve smelten is onergatief, het intransitieve is ergatief. De relatie tussen de twee is geen kwestie van uitbreiding of inkrimping, maar van de vervanging van de ene soort argumentstructuur door de andere soort. 7 Vooral in het geval van werkwoorden als smelten heeft dit tamelijk ingrijpende consequenties voor de analyse. Volgens de gangbare opvatting hebben het transitieve en het intransitieve smelten in aanleg dezelfde betekenis, want dezelfde argumentstructuur. Als wat hier verdedigd wordt juist is, is die veronderstelde betekenisovereenkomstcindien reëelcniet vanzelfsprekend. Ik kom daar op terug. Het verschil met de gangbare analyse (van reductie en uitbreiding) is niet alleen een conceptuele kwestie, maar is ook empirisch van aard. Dat blijkt o.a. uit het verschijnsel dat geïllustreerd wordt door de zinnen (2)b en c. (2) a. ik geef haar zo=n prikding b. zij geeft moeilijk (= het is moeilijk iets aan haar te geven) 8 c. zo=n prikding geeft moeilijk (= het is moeilijk zo=n prikding aan iemand te geven) In (2)a blijkt geven normaal gesproken drie argumenten (ik, haar, zo=n prikding) te (kunnen) hebben. 9 Maar als geven >mediaal= gebruikt wordt, zoals in (2)b en c, is hoogstens één argument (het subject) mogelijk, en moeten het indirect object (haar) en het direct object ontbreken. Dat die objecten moeten ontbreken, blijkt uit het contrast tussen (2)b en c enerzijds, en (2)d en e anderzijds. (2) d. *zij geeft dat prikding moeilijk e. *dat prikding geeft haar moeilijk 7 Omdat het hier om een niet-productief (of op z=n best een quasi-productief) geval gaat, is de notie >vervanging= enigszins ongelukkig. 8 Eigenlijk betekent deze zin zoiets als >zij maakt het je moeilijk iets aan haar te geven=, maar ik abstraheer hier van dit soort subtiliteiten. Volgens sommigen is deze zin ook een stuk minder dan zin (2)c, maar het gaat hier om het (onmiskenbare) contrast tussen (2)b en c aan de ene, en (2)d en e aan de andere kant. 9 Ik ga hier voorbij aan het feit dat in ieder geval het argument haar, en mogelijk ook het argument zo=n prikding, kan ontbreken.

6 6 - Argumentstructuur in het Nederlands Dit contrast volgt uit de veronderstelling dat een werkwoord, als het mediaal gebruikt wordt, een ergatieve argumentstructuur aanneemt. Ergatieve werkwoorden verdragen niet meer dan één argument (het subject). 10 Maar volgens de standaardbenadering is geven in (2)b-e onergatief, zij het met een door reductie en/of uitbreiding verkregen argumentstructuur. Onder die aanname is de verplichte beperking tot één argument, zoals die uit (2)b-e blijkt, een probleem, en in feite een raadsel. 11 Het zou te ver voeren hier op deze kwestie in te gaan (ze komt in hoofdstuk 5 aan de orde); we kunnen hier volstaan met vast te stellen dat de hypotheses over argumentstructuur die ik verdedig empirische inhoud hebben, want andere empirische feiten voorspellen dan de gangbare opvattingen. De verdediging van met name de hypotheses III-V over de argumentstructuur van werkwoorden is gebaseerd op onderzoek naar typische gevallen van productieve verandering van argumentstructuur in het Nederlands. Het idee is dat productieve (d.w.z. voorspelbare) veranderingen in ieder geval de onderliggende systematiek aan het licht brengen; bij niet-productieve veranderingen kan het toeval een rol spelen. De beperking tot productieve veranderingen dient dus om het toeval buiten spel te zetten. Wat in (1) gebeurt is een voorbeeld van zo=n productieve verandering, en contrasten zoals dat tussen de zinnen in (2) zijn de empirische feiten waarop de argumentatie steunt. 12 Ook wat gebeurt in (3) is een typisch geval van een productieve verandering van argumentstructuur (ook al blijft het aantal argumenten hier gelijk). In (3)a wordt lopen per se vervoegd met het hulpwerkwoord hebben; in (3)b moet lopen wegens omhoog met zijn 10 In hoofdstuk 5 ga ik hier uitvoerig op in, ook op uitzonderingsgevallen zoals bevallen in Zij bevalt mij dat kennelijk twee argumenten heeft. 11 Bij wijze van oplossing van dat probleem is wel verondersteld dat het subject-argument in een mediale zin (zoals (2)b en c) per se het hoogste argument moet zijn (vgl. Ackema en Schoorlemmer 1995): als een in aanleg laag argument tot subject gepromoveerd wordt moeten hogere argumenten ontbreken om dat mogelijk te maken. Een zwak punt van deze oplossing is het feit dat mediale zinnen ten hoogste één argument bevatten: dat is per definitie het hoogste argument en dus lijkt de aanname dat het subject het hoogste argument moet zijn triviaal waar. Toch blijkt deze analyse vatbaar voor empirische weerlegging, want ze houdt in dat óf (2)d óf (2)e, maar niet beide onmogelijk zijn. Stel dat de onwelgevormdheid van (2)d veroorzaakt wordt doordat dat prikding een hoger argument is dan zij, en dus dat het subject niet het hoogste argument is. Dan voorspellen we dat (2)e mogelijk moet zijn, want daar is dat prikding, het hoogste argument, het subject. Het feit dat (2)d en (2)e beide onmogelijk zijn, vormt dus een probleem voor deze analyse (en is een voorstelling van de door mij verdedigde analyse) en vormt daarmee een potentiële weerlegging. 12 Het feit dat naast het ijs smelt ook iemand smelt het ijs mogelijk is, is onvoorspelbaar. Deze niet-productieve alternantie blijft daarom in dit boek buiten beschouwing.

7 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B vervoegd worden. (3) a. hij heeft/*is gelopen b. hij is/*heeft omhoog gelopen In (3)b is het onergatieve lopen ergatief geworden, waarvoor de vervoeging met zijn een aanwijzing is. In dit geval gaat de ergativering gedwongen. Blijkens de onmogelijkheid van is in (3)a en van heeft in (3)b, is een uitdrukking zoals omhoog een noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor ergativering. 13 Het interpretatieve effect in (3)b verschilt dan ook van dat in (1)b en c, waar ergativering van slachten op het oog op eigen kracht en gezag gebeurt. De vraag wat dat verschil precies is en waardoor het komt, speelt een belangrijke rol in de bewijsvoering. Nog een voorbeeld van productieve verandering van argumentstructuur vormen de zinnen in (4). (4) a. hij werkt b. hij werkt zich suf De verandering in (4) is minder ingrijpend dan die in (1) en (3). Het onergatieve werkwoord werken van (4)a is in (4)b nog steeds onergatief. Wel is in (4)b de betekenis van werken zo veranderd dat er sprake is van een (resultatieve) relatie tussen het werken en de toestand die wordt aangeduid door zich suf. Deze verandering kent verschillende vormen, maar is in alle gevallen een vorm van uitbreiding (met een extra argument). 14 Bovendien is die uitbreidingsmogelijkheid en het productieve karakter ervan onder de hier gemaakte aannames in zekere zin een voorspelling, evenals het uitblijven ervan in het geval van ergatieve werkwoorden (vgl. *hij komt zich suf). Bij de gangbare kijk op argumentstructuur is dit alles 13 Daarin verschilt het van het mediale gebruik van werkwoorden dat we in (1) en (2) aantroffen. Het tweetal zinnen in (i) maakt duidelijk dat bijv. een adjectief zoals moeilijk geen voldoende voorwaarde is voor het mediale gebruik van een werkwoord (in (i)a. Op de vraag of het een noodzakelijke voorwaarde is, ga ik in in hoofdstuk 5. (i) a. Jan loopt moeilijk (niet mediaal) b. zo=n dik kleed loopt moeilijk (wel mediaal) 14 Ik zal beargumenteren dat zich suf in (4)b geïnterpreteerd wordt als een relatum van werken.

8 8 - Argumentstructuur in het Nederlands raadselachtig. 15 Aan deze gevallen wordt in hoofdstuk 6 ruim aandacht besteed. 2.1 Argumentstructuur, theta-rollen, Casus en grammaticale personen Bij mijn verdediging van de vijf hypotheses over argumentstructuur steun ik op een aantal hulphypotheses. Twee daarvan spelen een sleutelrol en vormen geen onderdeel van wat je standaardaannames zou kunnen noemen. De eerste is de veronderstelling dat er een specifieke interpretatieve relatie bestaat tussen theta-rollen (d.w.z. de thematische interpretatie van argumenten) en Casus. De andere hulphypothese is dat theta-rollen nauw verwant zijn aan grammaticale personen (1 e, 2 e, 3 e persoon): in feite zijn ze van hetzelfde laken een pak. Beide hypotheses zijn zelf weer gebaseerd op specifieke veronderstellingen over de aard van Casus en grammaticale personen. De hulphypotheses waar ik hier op doel, heb ik in eerder werk (o.a. Kerstens 1993) voorgesteld en verdedigd. Dit boek kan dan ook gezien worden als een verdere uitwerking van die eerdere voorstellen. Het succes waarmee ik de vijf hypotheses over argumentstructuur empirisch kan onderbouwen, bepaalt de aannemelijkheid van de preliminaire hypotheses, althans voorzover ze een noodzakelijke voorwaarde voor die hypotheses vormen. Datzelfde geldt voor het theoretische kader waaraan mijn argumentatie zijn geldingskracht ontleent, dat van de generatieve taalkunde zoals dat het meest recent vorm gekregen heeft in Chomsky (1995). Ook dat kader wordt bevestigd naar de mate waarin de hypotheses die ik verdedig, gesteund worden door de feiten. In zal hieronder eerst proberen helder te krijgen wat we precies moeten verstaan onder argumentstructuur. Daarbij ga ik niet uit van specifieke voorstellen uit de literatuurcin de volgende hoofdstukken komen we daar nog over te sprekenc, maar van meer preliminaire opvattingen over de eigenschappen die al dan niet tot de argumentstructuur gerekend moeten worden. Voor die algemene aanpak heb ik twee redenen. In de eerste plaats vermijden we zodoende hoop ik dat we verstrikt raken in theoretische en technische geschilpunten en details. In de tweede plaats, en dat weegt zwaarder, wordt een preliminaire benadering ingegeven door de veronderstelling dat niet op voorhand vaststaat dat er zoiets als argumentstructuur bestaat. Daarmee bedoel ik dat woorden onmiskenbaar eigenschappen 15 De veronderstelling dat bijv. *hij komt zich suf onmogelijk is omdat komen onaccusatief is en dus geen accusativus kan toekennen aan zich suf, beschouw ik niet als een verklaring omdat het enkel het raadsel een andere vorm geeft: waarom kan komen geen accusativus toekennen?

9 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B hebben die bepalen hoeveel en wat voor argumenten ze hebben, maar dat daarmee niet gezegd is dat die eigenschappen bijeengenomen een linguïstisch significante eenheid vormen die een rol speelt in een aparte module of op een apart niveau van representatie van het grammaticale systeem. 16 Als dat juist is en argumentstructuur geen systematische eenheid vormt, duiden de onderscheidingen van figuur 1 dus een effect aan, een bijverschijnsel en niet datgene wat dat effect veroorzaakt. (In de inleiding ben ik al op die conclusie vooruitgelopen.) En omdat het de oorzaken zijn waarin ik geïnteresseerd ben, is een analyse op het niveau van hun effecten niet op zijn plaats. Die effecten zijn alleen van belang in zoverre ze de aanwezigheid en de werking van hun oorzaken verraden. Mijn vijf hypotheses over argumentstructuur moeten in die geest worden opgevat: ze houden in dat er onafhankelijke principes bestaan die, gegeven onafhankelijke eigenschappen, bepalen hoeveel en wat voor argumenten een woord heeft. Met >onafhankelijk= bedoel ik dan: onafhankelijk van de interpretatie. 2.2 Wat is argumentstructuur? Zoals gezegd bedoel ik met argumentstructuur datgene wat veroorzaakt dat werkwoorden zoals komen, dragen en geven de aanwezigheid van bepaalde argumenten eisen. In (5)a eist komen één argument en niet meer dan één (vgl. *jullie komen mij). In (5)b verlangt dragen de aanwezigheid van precies twee argumenten (vgl. *jullie dragen mij haar en *jullie dragen), terwijl geven er blijkens (5)c minstens twee nodig heeft, maar er niet meer dan drie kan hebben (vgl. *jullie geven mij haar hem). Bovendien bepaalt de argumentstructuur van dragen dat jullie in bijvoorbeeld (5)b naar de dragers verwijst en niet naar het gedragene of anderszins in de relatie betrokkenen. (5) a. jullie komen b. jullie dragen mij c. jullie geven mij (haar) Het is een gangbare opvatting dat de argumentstructuur van een woord bepaald wordt door de 16 Zoals bijv. verdedigd wordt in Grimshaw (1990) die argumentstructuur opvat als een hiërarchisch geordende verzameling theta-rollen die een interface vormt tussen syntactische structuur en semantische interpretatie. Vgl. ook Bresnan (1995).

10 10 - Argumentstructuur in het Nederlands betekenis ervan (vgl. o.a. Grimshaw (1990:1); Heim & Kratzer (1998:53)) Argumentstructuur bepaald door de betekenis Het ligt voor de hand je bij argumentstructuur het volgende voor te stellen. Taal kan relaties uitdrukken (komen, dragen, geven, etc.), en argumenten (jullie, mij, haar, etc.) duiden van een relatie de zgn. relata aan, d.w.z. de entiteiten die in die relatie betrokken zijn (jullie, mij, haar, etc.). 17 Het is de aard van een relatie die bepaalt hoeveel en wat voor relata er in betrokken zijn. Dragen, bijvoorbeeld, is een relatie tussen een drager en iets wat gedragen wordt, dat wil zeggen twee relata, elk met een specifiek door de relatie bepaalde hoedanigheid, hun rol. De relaties waar we met (5) over spreken kunnen we dan ook weergeven als in (6). (6) a. komen(jullie) b. dragen(jullie, mij) c. geven(jullie, mij, haar) In (6) wordt de relatie weergegeven door het werkwoord, de relata door de argumenten tussen haakjes, en hun rol door hun positie. Dus in (6)b geeft het feit dat >jullie= voorafgaat aan >mij= aan dat jullie de dragers zijn en niet het gedragene. Gegeven deze voorstelling van zaken kunnen we veronderstellen dat de argumenten van een werkwoord, uitdrukkingen dus, corresponderen met de relata van de relatie die door dat werkwoord wordt uitgedrukt. Doen we dat, dan kunnen we de argumentstructuur van een werkwoord op dezelfde manier weergeven als de relatiestructuur, bijvoorbeeld zoals in (7) (ik gebruik vishaken in plaats van ronde haken om aan te geven dat we met argumentstructuur te maken hebben en niet met relatiestructuur). (7) a. komen<x> b. dragen<x, y> c. geven<x, y, z> 17 Gemakshalve neem ik aan dat komen een relatie is, ook al heeft het maar één relatum (degene die komt). Zo=n relatie wordt doorgaans een eigenschap genoemd (waarbij de term >relatie= gereserveerd wordt voor de gevallen waarin meer dan één relatum betrokken is). Overigens bedoel ik met >relatie= niet een in de objectieve werkelijkheid bestaand iets, maar een betekeniselement, een mentale representatie van die werkelijkheid.

11 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B De argumenten uit (5) (jullie, mij, haar) heb ik niet in (7) opgenomen; hun plaats wordt ingenomen door variabelen. Die variabelen geven aan dat de argumentstructuur van een werkwoord abstraheert van de concrete invulling (de referentiële waarde) van de argumenten in een specifieke zin. Per slot geeft de argumentstructuur aan hoeveel en wat voor argumenten een werkwoord heeft, en niet welke argumenten het heeft. 18 De argumenten van dat werkwoord zijn zo bezien dus de uitdrukkingen die de (referentiële) waarde van de variabelen x, y en z uit (7) vastleggen (ofwel: die variabelen binden). 19 We zouden kunnen aannemen dat een werkwoord als komen inderdaad (7)a als argumentstructuur heeft. Of meer in het algemeen dat de argumentstructuur van een werkwoord niet meer is dan een afspiegeling of afbeelding van de relatie die door dat werkwoord wordt uitgedrukt. Van elk werkwoord kan de argumentstructuur dan op basis van de betekenis worden afgeleid door middel van een paar eenvoudige principes die bepalen hoe die afbeelding uitpakt. Twee bekende principes die in dit verband zijn voorgesteld zijn het Theta-criterium en de UTAH (>Universal Theta Assignment Hypothesis=). De eerste houdt in dat elk relatum correspondeert met precies één argument en omgekeerd. 20 Dat principe is nodig blijkens het feit dat zowel *jullie dragen als *jullie dragen mij haar onmogelijk zijn. Er bestaat kennelijk een 1-op-1 correspondentie tussen relata en argumenten: dragen impliceert twee relata en daarbij horen precies twee argumenten van het werkwoord dragen, niet minder en niet meer. 21 Het andere principe verschaft de sleutel die individuele relata aan individuele 18 Het feit dat in het idiomatische hij schiet een bok het werkwoord schieten specifiek (een) bok als complement selecteert, geeft dus aan dat die selectie geen kwestie is van de argumentstructuur van schieten. Dat is in overeenstemming met het gegeven dat een bok in die zin niet met een relatum van schieten correspondeert, en dus geen argument is. 19 Dit is bij benadering de standaardopvatting (vgl. ook Heime & Kratzer 1998). Volgens die opvatting ziet de argumentstructuur van bijvoorbeeld geven er uit als >geven(θ 1,θ 2,θ 3 )=, of nog korter als >(θ 1,θ 2,θ 3 )=. Het idee is dat de argumentstructuur een ongeordende verzameling rollen (theta-rollen) is die elk toegekend worden aan een argument volgens een bepaalde sleutel. Het subscript van de theta-rollen is bedoeld om de rollen van elkaar te onderscheiden; die onderscheiding wordt in de tekst bereikt door de volgorde als kenmerk op te vatten. Dat verschil is dus notationeel. Niet notationeel is het volgende verschil: met >(θ i,...,θ n )= hebben we het over een verzameling rollen (die aan argumenten toekomen); met ><x,...,z>= uit de tekst hebben we het over een verzameling argumenten (waarmee rollen verbonden worden). Zo bezien is wat volgens de standaardopvatting de argumentstructuur is, dus eigenlijk een rolstructuur (of rollenpatroon). 20 Strikt genomen legt het Theta-criterium een verband tussen argumenten en de relatie die ze met het gebeuren hebben (zoals >is agens van= e.d.). De correspondentie tussen argument en relatum is daarvan een onmiddellijk effect. 21 Zin (i)a kan dus niet dezelfde betekenis krijgen als (i)b door met ik zowel de rol van wasser als die van

12 12 - Argumentstructuur in het Nederlands argumenten koppelt. Dat zo=n principe nodig is blijkt uit het feit dat jullie in (5)b per se naar de drager verwijst en niet naar de gedragene: de verbinding tussen argument en relatum is niet willekeurig. Het idee dat er een 1-op-1 correspondentie is tussen de relatiestructuur en de argumentstructuur van een woord, wordt doorgaans als een ideaal beschouwd. Kunsttalen worden op die grondslag gevestigd. En volgens velen wijkt de natuurlijke taal alleen per ongeluk van dat ideaal af. Volgens mij is dat niet zo: er is geen 1-op-1 correspondentie tussen relatiestructuur en argumentstructuur (en ik laat in het midden of dat een gebrek is). Om dat aannemelijk te kunnen maken is het nodig ons te verdiepen in de relaties die woorden verondersteld worden uit te drukken Wat is de relatiestructuur? Onder de gemaakte aannames is de argumentstructuur van een werkwoord een simpele afgeleide van de betekenis van dat werkwoord. Een voordeel van deze kijk op de zaak is dat het een verklaring biedt van het feit dat het leren van de argumentstructuur van een werkwoord taalverwervers opmerkelijk makkelijk afgaat. De verklaring is dat die taalverwervers enkel hoeven te weten welke relatie door een werkwoord wordt uitgedrukt, en de twee principes (Theta-criterium en UTAH) doen de rest. Maar onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de zaken niet zo eenvoudig liggen. Het voornaamste probleem is dat in veel gevallen niet duidelijk is wat voor relatie door een werkwoord wordt uitgedrukt. Een bekend voorbeeld is doden uit zin (8)a. Op het eerste gezicht zou men kunnen menen dat er een relatie wordt uitgedrukt met twee relata, de doder en de gedode. (8) a. hij doodt haar b. hij veroorzaakt dat zij doodgaat c. hij veroorzaakt dat zij overgaat van een toestand van levend zijn in een toestand van niet-levend zijn gewassene te verbinden. En (i)c kan niet betekenen dat ik haar en hem was door haar en hem de rol van gewassene te laten delen. (i) a. ik was b. ik was me c. *ik was haar hem

13 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B Maar op grond van de gelijkwaardigheid van (8)a met (8)b is voorgesteld dat doden niet een enkelvoudige binaire relatie denoteert maar een uit twee relaties samengestelde relatie; veroorzaken en doodgaan zouden de samenstellende delen daarvan zijn. 22 Toen het eenmaal voor mogelijk gehouden werd dat één werkwoord meer dan een enkelvoudige relatie kan uitdrukken, zijn anderen op grond van de veronderstelde equivalentie van (8)b met (8)c tot de conclusie gekomen dat de relatie die doden uitdrukt nog aanzienlijk complexer is. Het probleem waar deze ontwikkeling ons voor stelt is drieledig. Ten eerste maakt ze niet duidelijk welke relatie doden nu precies uitdrukt; het is voorstelbaar (en zelfs waarschijnlijk) dat de relatie nog aanzienlijk complexer is dan door (8)c wordt gesuggereerd. Ten tweede is de uitkomst van de gevolgde redenering niet noodzakelijk in strijd met de hypothese van de 1-op-1 correspondentie tussen relata en argumenten. Als we bijvoorbeeld bereid zijn aan te nemen dat een zin als (8)a een argument bevat dat correspondeert met het relatum >haar toestand van levend zijn=, zoals gesuggereerd wordt door (8)c, dan is er geen strijdigheid. 23 Maar voor het bestaan van zulke argumenten is, los van de vermeende equivalentie van (8)c en (8)a, nauwelijks taalkundige evidentie te vinden. En wie niet bereid is dergelijke abstracte argumenten aan te nemen, moet met een alternatief komen voor de hypothese van de 1-op-1 correspondentie. 24 Het probleem van de ongedetermineerdheid van uitgedrukte relaties, heeft een derde aspect, en volgens mij is dat doorslaggevend. Hiervoor zagen we dat de 1-op-1 hypothese verklarende kracht heeft: het verklaart het gemak waarmee de taalverwerver zich nieuwe woorden, elk met zijn eigen argumentstructuur, eigen maakt. De verklaring komt er op neer dat de taalverwerver de argumentstructuur eenvoudig uit de betekenis kan afleiden. Maar als het om te beginnen niet eenvoudig of misschien zelfs onmogelijk is om vast te stellen wat dat werkwoord betekent, d.w.z. welke relatie het uitdrukt, dan kunnen de afleidingsregels nog zo simpel zijn, de taak blijft niet eenvoudig of is zelfs onmogelijk. En dus verwachten we dat de taalverwerver in moeilijkheden komt. Maar er is geen enkele aanwijzing dat de taalverwerver 22 Hier moet men abstraheren van het feit dat zin (8)a geen implicatie is van zin (8)b: in (8)b kan met hij enkel de opdrachtgever bedoeld worden (en wordt het doden door een ander uitgevoerd). 23 De voorstellen van bijvoorbeeld Hale en Keyzer (1998) getuigen van die bereidheid. 24 In het werk van Jackendoff worden voorstellen in deze richting gedaan in de vorm van correspondentieregels die bepalen welke relata met (welke) argumenten corresponderen.

14 14 - Argumentstructuur in het Nederlands daar moeite mee heeft; integendeel. We moeten dus aannemen dat die taalverwerver op een of andere manier geholpen wordt, dat hij beschikt over andere of meer middelen dan kennis van de uitgedrukte relatie en de 1-op-1 correspondentie tussen relata en argumenten. Mijn in figuur 1 samengevatte hypothese over de verschillende soorten argumentstructuur houdt, zoals ik in de Inleiding al heb aangegeven, zo=n eenvoudig middel in om op de argumentstructuur van een woord te komen. Volgens die hypothese hoeft een taalverwerver alleen maar te weten of hij met een nominaal woord te maken heeft om te kunnen besluiten tot een predikatieve argumentstructuur. En daarmee is voor zo=n nominaal woord de kous af, althans wat betreft de argumentstructuur. In het geval van een werkwoord moet besloten worden tot een ergatieve of een onergatieve argumentstructuur, en alleen in het laatste geval is een (verder) beroep op de betekenis nodig om vast te stellen welke argumenten mogelijk dan wel nodig zijn. Maar dat beroep op de betekenis is van een andere orde dan weten welke relatie wordt uitgedrukt. Want onergatieve werkwoorden kunnen, zo zal blijken, ten hoogste drie argumenten hebben waarvan er één sowieso verplicht is. En ergatieve werkwoorden hebben altijd één argument, daar valt helemaal niets te kiezen. Zo bezien is de taak van de taalverwerver dus simpel en naar het zich laat aanzien goed uitvoerbaar. 25 In de volgende paragraaf zal ik een eerste schets geven van mijn hypothese over de verschillende mogelijke soorten argumentstructuur. Daarna zullen we terugkomen op de vraag hoe makkelijk het is de argumentstructuur van een woord te leren. 3 Soorten argumentstructuur De argumentstructuur van een woord is datgene wat bepaalt hoeveel en wat voor argumenten een woord heeft. Werkwoorden zijn typisch voor woorden die argumenten hebben, en dus typisch voor woorden met een argumentstructuur. Maar ook nomina zoals zand of boom hebben een argumentstructuur, zij het van een andere soort dan werkwoorden. Nomina hebben een predikatieve argumentstructuur. 3.1 Predikatieve argumentstructuur 25 Daarbij veronderstel ik een principe zoals Full Interpretation (vgl. Chomsky 1986;1995) volgens welke iedere uitdrukking geïnterpreteerd moet worden. Dat houdt in dat een uitdrukking die als een argument wordt aangemerkt als zodanig geïnterpreteerd moet worden, d.w.z. bij de interpretatie verbonden moet worden met een theta-rol dan wel een relatie (c.q. relatum).

15 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B Mijn hypothese is dat een woord met een predikatieve argumentstructuur een woord is met een agr-kenmerk. Dat agr-kenmerk is de argumentstructuur van dat woord, want het is datgene wat bepaalt dat dat woord per se terecht komt in een predikatieve structuur, een AgrP. En die structuur wordt per se geïnterpreteerd als een predikaat met één argument. 26 Neem bijvoorbeeld een nomen als zand. Mijn voorstel is dat dat nomen een argumentstructuur heeft in de vorm van (9)a. Structuur (9)a is de stam plus het kenmerk agr, en het is de argumentstructuur van zand omdat het (9)b als syntactische structuur induceert die geïnterpreteerd wordt zoals is aangegeven in (9)c. Daar is sprake van een subject (spec,agrp) en een predikaat (Agr=) met een predikaatvariabele (Agr). (9) a. [ N [ N zand] agr] b. [ AgrP spec,agrp [Agr [ NP zand]]] c. [ subject spec,agrp] [ predikaat Agr variabele NP] We kunnen de interpretatie in (9)c ook noteren in termen van de standaard predikatenlogica. Dat ziet er uit als in (10)a waar spec,agrp is opgevat als een operator (spec) die de variabele x (de interpretatie van Agr) bindt waarop het predikaat (NP) van toepassing is. 27 Die interpretatie kunnen we (met veronachtzaming van de operator) parafraseren als in (10)b. In wat volgt zal ik de meer vertrouwde notatie van (10)a gebruiken. (10) a. spec:x[np(x)] b. >x zodanig dat >NP= erop van toepassing is= 26 Volgens de eerste-orde predikatenlogica wordt een zin als (i)a geïnterpreteerd als (i)b, waar zand correspondeert met het predikaat >zand= en het argument x (en de kwantor œ). In de taalkundige literatuur (vgl. Williams 1994) heet het dat nomina zoals zand een argument hebben met een zgn. R-rol (R van referentieel). (i) a. zand is droog b. œx[zand(x) 6 droog(x)] Overigens is wat hier volgt een eerste benadering, die bij nadere inspectie nuancering zal blijken nodig te hebben. Maar die nuancering zal wat we hier aannemen eerder bevestigen dan ontkrachten. Overigens is wat ik onder >predikatieve structuur= versta in grote lijnen hetzelfde als wat doorgaans met de term >predikatiestructuur= wordt aangeduid. Vgl. Williams (1994), Heycock (1994), Rothstein (1984), Bowers (1991) en de aldaar genoemde literatuur. Eén verschilpunt is dat hier (alleen) Agr als mogelijke predikaatvariabele wordt gezien. 27 Als we kiezen voor de notatie in (10)a is de NP het predikaat, terwijl in (9)c Agr= het predikaat is. Verder is wat een subject is in (9)c, een operator in (10)a.

16 16 - Argumentstructuur in het Nederlands Met predikatie bedoel ik dus de interpretatie van een AgrP waarvan de Agr als predikaatvariabele wordt geïnterpreteerd. En een woord α dat zo=n AgrP induceert heeft een predikatieve argumentstructuur, niet in de vorm van >α(x)= of iets dergelijks, maar in de vorm van (de morfologische structuur) [α agr]. De vraag is natuurlijk hoe dat agr-kenmerk die syntactische structuur en die interpretatie kan induceren. Het antwoord is dat dat agr-kenmerk gecheckt moet worden aan een Agr (met datzelfde kenmerk). Dat betekent onder standaardaannames dat de door zand geprojecteerde NP ingebed moet zijn in een AgrP zodanig dat dat kenmerk (of het woord met dat kenmerk) via verplaatsing naar Agr, gecheckt kan worden. Het is dus de checking-theorie die, gegeven (9)a, structuur (9)b afleidt (of induceert, zo men wil). Dat (9)b geïnterpreteerd wordt als (9)c of (10)a beschouw ik als iets dat voor rekening komt van het interpretatieve systeem, in de standaardtheorie aangeduid als de LF-interface (vgl. Chomsky 1995:2;6). In hoofdstuk 2 zal ik uitvoeriger ingaan op woorden met een predikatieve argumentstructuur en de syntactische structuur die ze induceren. 3.2 Niet-predikatieve argumentstructuur Predikatieve argumentstructuur is typisch voor nomina en, zoals we in hoofdstuk 2 zullen zien, ook voor geïnflecteerde adjectieven en determinatoren. Maar werkwoorden en voorzetsels doen niet aan predikatie. Voor voorzetsels is dat geen wonder, want die doen niet aan inflectie Niet-verbale argumentstructuur Typisch voor voorzetsels (en verstokte adverbia zoals misschien) is het ontbreken van agr-kenmerken. Onder onze aannames zijn ze dus uitgesloten van een predikatieve argumentstructuur. Toch gaan voorzetsels per se vergezeld van een argument. In een zin als (11)a bijvoorbeeld gaat op vergezeld van het argument de bank, en drukt op een relatie uit tussen zijn slapen en de bank, wat we kunnen weergeven als in (11)b, Volgens sommigen drukt op een relatie uit tussen hem en de bank. Die mogelijkheid laat ik hier buiten beschouwing.

17 (11) a. hij slaapt op de bank b. op(hij slaapt, de bank) Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B De vraag is nu: hoe komt op aan het argument de bank, en hoe komt het dat op met dat ene argument geïnterpreteerd wordt als een relatie met twee relata, de bank en zijn slapen? 29 Mijn voorstel is dat een voorzetsel als op naast het lexicale kenmerk [op] het syntactische kenmerk [+complement] heeft, zoals aangegeven in (12)a. De structuur in (12)a is de argumentstructuur van op omdat (12)a daarmee de syntactische structuur in (12)b induceert en (12)b geïnterpreteerd wordt als in (12)c, een relatie P met de twee relata α en complement. 30 (12) a. [ P op, +complement] b. [ α α [ PP P op complement]] c. P op (α, complement) De gelijkenis tussen (12)a en (9)a zal duidelijk zijn: de argumentstructuur is een stam en een morfosyntactisch kenmerk. 31 De vraag is natuurlijk wel hoe in dit geval die argumentstructuur een interpretatie kan veroorzaken waarbij sprake is van een relatie met twee relata. Dit is mijn antwoord. Het kenmerk +complement in (12)a is een Casuskenmerk (traditioneel aangeduid als accusativus) dat de PP-structuur uit (12)b induceert. Ook +complement is een kenmerk dat gecheckt moet worden, in dit geval aan een complement, en daardoor in effect dat complement (een argument) selecteert. 32 Laten we verder aannemenceen standaardaannamecdat de PP op 29 Het idee dat voorzetsels een relatie uitdrukken en dat de argumentstructuur een bijverschijnsel of afleiding is van de relatiestructuur, stuit o.a. op het probleem dat een voorzetsel als tussen in Jan zit tussen Kees en Els volgens gangbare opvattingen een relatie uitdrukt met drie relata (Jans zitten, Kees en Els). Toch heeft tussen dezelfde argumentstructuur als alle andere voorzetsels. Dat betekent dat de argumentstructuur niet (zonder meer) uit de relatiestructuur kan worden afgeleid (want op drukt een relatie met twee relata uit). 30 Ik veroorloof me hier en in het vervolg een slordige notatie waarbij bijv. P de ene keer (in (12)a bijv.) een afkorting is van >prepositie= (een linguïstische categorie) en een andere keer (in (12)b bijv.) de interpretatie van die prepositie aanduidt. Alleen waar dat naar mijn oordeel misleidend kan zijn, vermijd ik deze nonchalance. 31 Een morfosyntactisch kenmerk is een woordkenmerk dat zich syntactisch manifesteert (bijv. doordat het verplaatsing van een element afdwingt). 32 Dat checken komt tot uitdrukking in bijv. het contrast tussen op hem en *op hij: alleen hem heeft het kenmerk +complement en kan datzelfde kenmerk in op checken. Overigens gebruik ik de termen >induceren= en >selecteren= als volgt. Als een element A onmiddellijk, d.w.z. door een kenmerk +B, om de aanwezigheid van een element B (met het kenmerk +B) vraagt, dan wordt B door A geselecteerd. Als de aanwezigheid van B indirect door A veroorzaakt wordt, spreek ik van inductie. Een P met het kenmerk +complement selecteert dus een

18 18 - Argumentstructuur in het Nederlands de bank in (11)a geadjungeerd is aan de VP, zoals aangegeven in (13)a. Bij de interpretatie geldt die VP, zoals aangegeven in (12)b en c, als een argument dat correspondeert met het eerste relatum, zoals aangegeven in (13)b. (13) a. [ AgrP hij [Agr [ VP [ PP op [ NP de bank]] [ VP slaapt]] ]] b. op(slaapt, de bank) Als het juist is wat we over op hebben verondersteld, is het ontbreken van een agr-kenmerk in P er de oorzaak van dat een P geen predikatieve structuur induceert maar een structuur als (13)a (ik kom hier op terug in hoofdstuk 7 en de appendix Over de structuur van PPs). Maar veroorzaakt het ontbreken van een agr-kenmerk ook dat een P als een relatie geïnterpreteerd wordt met twee relata? Dat niet, want daarvoor is het Casus-kenmerk +complement nodig. Dat blijkt uit het bestaan van zinnen als in (14). In (14)a komt lang, dat blijkens lange in (14)b kan voorkomen als een geïnflecteerd adjectief, voor als adjunct zonder inflectie. (14) a. hij slaapt lang b. lange stokken Nemen we aan dat het ontbreken van inflectie wijst op de afwezigheid van een agr-kenmerk, dan induceert lang in (14)a geen AgrP maarcnet zoals de P opcde adjunctiestructuur in (15)a. In dit geval wordt lang geïnterpreteerd zoals aangegeven in (15)b: als een predikaat met de VP als enige term. 33 (15) a....[ VP [ VP slaapt] lang] b. lang(slaapt) Het geïnflecteerde lange van (14)b, met wel een agr-kenmerk, induceert daarentegen de complement, maar een N met een agr-kenmerk induceert door dat kenmerk de aanwezigheid van een Agr met datzelfde agr-kenmerk. 33 Om precies te zijn wordt (14)a geïnterpreteerd als > e[slaapt(e) & agens(e,hij) & lang(e)]=. Ik kom hier op terug in hoofdstuk 4.

19 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B syntactische structuur in (16)a en wordt dus geïnterpreteerd met een predikaatvariabele zoals in (16)b is aangegeven. (16) a....[ AgrP spec [Agr lange]] b. spec:x[lang(x)] We zien hier hoe lang als het niet geïnflecteerd is, in feite geen argumentstructuur heeft. 34 Op adjectieven kom ik terug in het volgende hoofdstuk. De aard van Casuskenmerken als +complement en de manier waarop dat in het geval van op de PP-structuur van (13)a oproept is een van de onderwerpen die in hoofdstuk 3 aan de orde komen.. Samenvattend: ook van een P hoeft de taalverwerver enkel te ontdekken dat het een bepaald Casuskenmerk (+complement) heeft om te weten hoeveel en wat voor argumenten die P heeft. De argumentstructuur van die P is dus dat Casuskenmerk (plus het ontbreken van een agr-kenmerk), en uit die argumentstructuur volgt de syntactische structuur die leidt tot de interpretatie als een relatie zodanig dat de twee relata corresponderen met respectievelijk het complement van de P en datgene waar de PP aan adjungeert. Wat ook volgt is dat werkwoorden die inflecteren niet dezelfde structuur zullen induceren als voorzetsels en dus ook niet als een relatie zullen worden geïnterpreteerd Verbale argumentstructuur Werkwoorden hebben inflectie en als we daaruit afleiden dat ze een arg-kenmerk hebben, voorspellen we dat ze, net zoals nomina, een predikatieve argumentstructuur hebben. Op het eerste gezicht lijkt dat een juiste voorspelling. Van een zin als (17)a wordt gewoonlijk aangenomen dat hij de syntactische structuur in (17)b heeft, en niets staatclijkt hetcde interpretatie in (17)c in de weg: Agr is geïnterpreteerd als een variabele die gebonden wordt 34 Tenzij we aannemen dat adjuncten datgene waar ze aan adjungeren selecteren door een syntactisch kenmerk. Van op moeten we dan aannemen dat de argumentstructuur niet (12)a is maar zoiets als (i)a, en dat lang (i)b als argumentstructuur heeft. (i) a. [ P op, +complement, +V] b. [ A lang, +V] Het adjungeren van de PP op de bank en de AP lang aan de VP dient dan het checken van het kenmerk +V (aan de VP).

20 20 - Argumentstructuur in het Nederlands door Jan. 35 (17) a. Jan valt b. [ AgrP Jan [Agr [ VP valt]]] c. Jan:x[valt(x)] Maar een vergelijking met de nominale tegenhanger van vallen in (18), wijst er op dat, als (18) juist is, de analyse in (17) niet juist kan zijn. In (17)c heeft het argument x de rol van degene die valt, terwijl de rol van x in (18)c die van de val zelf is. Hoe komt dat? En hoe weten we dat we ons niet eerder vergist hebben door aan te nemen dat wat in (18) gebeurt juist is? (18) a. de val b. [ AgrP de [Agr val]] c. de:x[val(x)] Er zijn twee voor de hand liggende manieren om het verschil tussen (17)a en (18)a te verklaren. De ene gaat uit van de veronderstelling dat het nomen in (18)a is afgeleid van het werkwoord vallen uit (17)a. De andere gaat er omgekeerd vanuit dat het werkwoord vallen uit (17)a is afgeleid van het nomen uit (18)a. De eerste verklaring komt er op neer dat wordt aangenomen dat een nominalisatie gepaard gaat met een interpretatie als in (19)a. Het idee is dat een werkwoord als vallen een gebeuren denoteert (aangegeven met de variabele e) en dat nominalisatie inhoudt dat dat gebeuren geïdentificeerd wordt als een individu (x e ). (19) a. de:x e [val(x e )] b. e[valt(e) & θ(e,jan)]] 36 c. e[jan:x[valt(e) & θ(e,x)]] Als we deze verklaring aannemen zijn we gedwongen te veronderstellen dat zin (17)a niet 35 Volgens bijv. Reinhart (1999) wordt (17)a geïnterpreteerd als: Jan (λx (x valt)). 36 In de literatuur treft men naast >agens(e,x)= (= >e heeft x als agens=) ook wel de notatie >agens(x,e)= (= >x is de agens van e). Ik beschouw dit als notationele varianten.

21 Hoofdstuk 1: Argumentstructuur B geïnterpreteerd wordt als (17)c maar als (19)b: ook hier denoteert het werkwoord een gebeuren, maar bovendien is er sprake van een in dat gebeuren betrokkene, nl. Jan. 37 De betrokkenheid van Jan is aangegeven door de relatie θ. 38 Dat lijkt een plausibele verklaring (de representatie in (19)b is een gangbare), maar er is een probleem. Hoewel er in (17)b sprake is van een AgrP, is er in (19)b geen spoor van een predikatieve interpretatie. En dat is geen omissie, want Agr kan niet als één van de variabelen uit (19)b geïnterpreteerd worden. Dat is te zeggen, de variabele e kan niet met Agr corresponderen, want dan zou e, omdat Jan spec,agrp is, door Jan gebonden worden (wat niet kan). En als we Agr in (17)b als de variabele x interpreteren, zoals aangegeven in (19)c, hebben we ook een probleem. Want nu zou de VP (valt) uit (17)b het predikaat van de door Jan gebonden variabele x moeten zijn, maar x is een relatum van de relatie θ, en VP is het predikaat van e. De veronderstelling dat val uit (18)a een nominalisatie is van vallen, kan dus niet zonder meer als verklaring dienen van het opgemerkte verschil tussen (17)a en (18)a. De andere verklaring van het verschil tussen (17)a en (18)a gaat er van uit, niet dat val een nominalisatie is, maar dat vallen een >verbalisatie= is, bijvoorbeeld een complex werkwoord waar het nomen val onderdeel van uitmaakt, zoiets als [ V V N] (vgl. een val maken). De syntactische structuur van (17)a zou dan zoiets kunnen zijn als (20)a, gegeven dat zowel N als V een agr-kenmerk bevatten. Nemen we aan dat Agr N geïnterpreteerd wordt als de variabele e (het nomen val denoteert een gebeuren) en Agr V als x, dan kan (20)a bij benadering geïnterpreteerd worden als (20)b. 39 (20) a. [ AgrP Jan [Agr V [ VP V [ AgrP spec [Agr N [ N val]]]]]] b. e[jan:x[vp(x) & N val (e)]] Maar ook deze analyse, die sinds Chomsky (1995) tamelijk gangbaar is, stuit op problemen. 37 Merk op dat ik aanneem dat het gedeelte > evalt(e)= correspondeert met valt, de VP uit (17)b. 38 In plaats van (19)b is ook wel een interpretatie als > e[valt(jan,e)]= voorgesteld volgens welke vallen een relatie is met als relata het gebeuren en Jan (vgl. Chierchia & McDonnell-Ginet 2000). Deze mogelijkheid laat ik hier buiten beschouwing. 39 De interpretatie in (20)b is slordig: de interpretatie van val is eigenlijk bevat in de interpretatie van de VP. In (20)b is de interpretatie van val door & verbonden met die van de VP (waarbij we moeten aannemen dat de interpretatie van de VP nu niet langer die van val bevat). Ik ga er van uit dat deze slordigheid geen roet in het argument gooit.

22 22 - Argumentstructuur in het Nederlands Ten eerste is de aanwezigheid van de Agr N P ongemotiveerd, 40 en ten tweede volgt uit (20)b met name het gedeelte >VP(x)= niet dat Jan degene is die valt. In feite betekent VP(x) dat Jan het vallen is, en niet dat iets anders dat vallen is en dat Jan daar enkel als valler in betrokken is (zoals aangegeven in (19)c). 41 Dus ook deze verklaring van het interpretatieverschil tussen val en vallen, kan niet zonder meer worden geaccepteerd. Hoe moet het dan? Mijn voorstel is dat de verklaring langs de eerste weg gezocht moet worden, maar dat daarbij moet worden aangenomen dat Agr in zinnen niet als een variabele geïnterpreteerd wordt. Met deze (overigens gebruikelijke) veronderstelling wordt het probleem dat we hierboven voor de analyse in (19) opmerkten vermeden. 42 Maar er ontstaat een nieuw probleem: hoe komt het dat Agr niet als variabele geïnterpreteerd wordt en hoe komt het dat Jan in (17)a geïnterpreteerd wordt als relatum van de geheimzinnige relatie θ? Waar komt die relatie vandaan? Het antwoord is dat het agr-kenmerk van een werkwoord als valt Casus-gemarkeerd is, en dat het die Casuskenmerken zijn die veroorzaken dat Agr geïnterpreteerd wordt als een relatie (en niet als een variabele), weergegeven als θ in (19)b. 43 Over de rol van Casus bij de interpretatie komen we in latere hoofdstukken nog uitvoerig te spreken. Samenvattend komt wat we veronderstellen op het volgende neer. Hoewel werkwoorden een AgrP induceren, hebben ze geen predikatieve argumentstructuur. Dat komt 40 Ik neem hier gemakshalve aan dat de N val in de V incorporeert. Het ligt in de rede aan te nemen dat een incorporerende N geen agr-kenmerk bevat en dus dat de AgrP ontbreekt. 41 En zelfs als (20)b zou betekenen dat Jan een val maakt, dan impliceert (20)b (anders dan de Nederlandse uitdrukking een val maken) niet dat de maker van de val ook de valler is. Volgens (20)b zou Jan ook de veroorzaker kunnen zijn van de val van een ander. 42 Het bestaan van zgn. onpersoonlijke, d.w.z. argumentloze zinnen als er wordt gewerkt, is evidentie voor de veronderstelling dat de door het agr-kenmerk van werkwoorden geïnduceerde Agr niet per se als argument geïnterpreteerd wordt. 43 Een andere mogelijkheid (die op hetzelfde neerkomt) is dat een Casus-gemarkeerde Agr geïnterpreteerd wordt als een relatum in een gebeuren. Agr wordt dan nog steeds als een variabele geïnterpreteerd, maar niet als in (i)a, maar als in (i)b (waar e een event-variabele is). (i) a. [ AgrP spec Agr XP] 6 spec:x[xp(x)] b. [ AgrP spec Agr +Casus XP] 6 spec:x[ e[xp(e) & θ(e,x]] Hoewel ik er op conceptuele gronden toe neig aan deze mogelijkheid de voorkeur te geven, zal ik de analyse in de tekst volgen. Ze is equivalent en eenvoudiger.

Appendix. ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over kwantoren

Appendix. ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over kwantoren Appendix ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over kwantoren 1 Inleiding We hebben in hoofdstuk 2 aangenomen dat een uitdrukking als deze ruit in (1)a de syntactische structuur van (1)b heeft, en

Nadere informatie

Appendix. ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over de standaardvisie op theta-rollen

Appendix. ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over de standaardvisie op theta-rollen Appendix ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over de standaardvisie op theta-rollen 1 Inleiding In deze appendix bespreek ik enigszins cursorisch mijn bezwaren tegen de standaardanalyse van thematische

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 )))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) De mediale interpretatie van zinnen

Hoofdstuk 5 )))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) De mediale interpretatie van zinnen Hoofdstuk 5 )))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) De mediale interpretatie van zinnen 1 Inleiding In dit en de volgende twee hoofdstukken staat de argumentstructuur van werkwoorden centraal. Daarbij

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 7

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 7 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 7 2/121 Vandaag: vierde college Regeer- en Bindtheorie (4/6) 3/121 Vorige colleges:! structuur van alle woordgroepen (X -theorie) XP YP X X ZP specifier

Nadere informatie

Semantiek 1 college 10. Jan Koster

Semantiek 1 college 10. Jan Koster Semantiek 1 college 10 Jan Koster 1 Vandaag Vorige keer: conceptuele structuur en semantische decompositie Vandaag: inleiding in de formele semantiek Gebruikt notaties uit formele logica plus de daar gehanteerde

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29991 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Sun, Hongyuan Title: Temporal construals of bare predicates in Mandarin Chinese

Nadere informatie

Samenvatting. subject I

Samenvatting. subject I 221 Samenvatting Recente ontwikkelingen in de generatieve taalkunde hebben niet geleid niet tot nieuwe inzichten omtrent de factoren die de positie van het finiete werkwoord in een bevestigende zin bepalen.

Nadere informatie

Inleiding: Combinaties

Inleiding: Combinaties Zinnen 1 Inleiding: Combinaties Combinaties op verschillende niveaus: Lettergrepen als combinaties van fonemen. Woorden als combinaties van morfemen. Zinnen als combinaties van woorden en woordgroepen.

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 10

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 10 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 10 2/79 Vandaag: eerste college Minimalisme (1/4) 3/79 Minimalisme! voortzetting van de generatieve syntaxis (1991-heden)! kernidee: de grammatica

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 4

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 4 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 4 2/111 Vandaag: eerste college Regeer- en Bindtheorie (1/6) 3/111 Vandaag:! inhoudelijk gedeelte (een paar onderdelen van de theorie)! theoretisch

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Het hoofddoel van deze studie is een verklaring te geven voor de belangrijkste syntactische en semantische eigenschappen van mediale constructies in een aantal talen. Het

Nadere informatie

Toelichting bij geselecteerde opdrachten uit Betekenis en Taalstructuur

Toelichting bij geselecteerde opdrachten uit Betekenis en Taalstructuur Toelichting bij geselecteerde opdrachten uit Betekenis en Taalstructuur Hoofdstuk 2, tot en met pagina 41. Maak opdrachten 1,2,3,4,5,7,9,10,11,15,16 *1 Met "welgevormd" wordt bedoeld dat de formule toegestaan

Nadere informatie

Uitleg van de Hough transformatie

Uitleg van de Hough transformatie Uitleg van de Hough transformatie Maarten M. Fokkinga, Joeri van Ruth Database groep, Fac. EWI, Universiteit Twente Versie van 17 mei 2005, 10:59 De Hough transformatie is een wiskundige techniek om een

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 8

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 8 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 8 2/89 Vandaag: vijfde college Regeer- en Bindtheorie (5/6) 3/89 Vorige colleges:! structuur van alle woordgroepen (X -theorie) XP YP X X ZP specifier

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

Ternaire relaties in ERDs zijn lastig

Ternaire relaties in ERDs zijn lastig Ternaire relaties in ERDs zijn lastig Maarten M. Fokkinga Versie van 3 juni 2002, 9:54 Inleiding In het afgelopen tentamen OIS (Ontwerpen van Informatiesystemen; 233026) stond onderstaande opgave over

Nadere informatie

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Samenvatting Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Negen casestudies naar de verwerving van het Engels, Duits en Zweeds door volwassen moedertaalsprekers

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Congruentie is het verschijnsel in natuurlijke taal dat de vorm van het ene woord afhangt van de kenmerken van een ander woord. Zo hangt in het Nederlands de vorm van het

Nadere informatie

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A.

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A. UvA-DARE (Digital Academic Repository) The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A. Link to publication Citation for published version (APA): van Rijn, M. A. (2017).

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 11

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 11 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 11 2/68 Vandaag: tweede college Minimalisme (2/4) 3/68 Minimalisme! voortzetting van de generatieve syntaxis (1991-heden)! kernidee: de grammatica

Nadere informatie

MARKOV KETENS, OF: WAT IS DE KANS DAT MEVROUW DE VRIES NAT ZAL WORDEN?

MARKOV KETENS, OF: WAT IS DE KANS DAT MEVROUW DE VRIES NAT ZAL WORDEN? MARKOV KETENS, OF: WAT IS DE KANS DAT MEVROUW DE VRIES NAT ZAL WORDEN? KARMA DAJANI In deze lezing gaan we over een bijzonder model in kansrekening spreken Maar eerst een paar woorden vooraf Wat doen we

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands De vraag die in dit proefschrift centraal staat, betreft de aard van aspectuele verschillen in het Russisch. Het belangrijkste doel is het aanwijzen van een eigenschap of

Nadere informatie

Geadjungeerde en normaliteit

Geadjungeerde en normaliteit Hoofdstuk 12 Geadjungeerde en normaliteit In het vorige hoofdstuk werd bewezen dat het voor het bestaan van een orthonormale basis bestaande uit eigenvectoren voldoende is dat T Hermites is (11.17) of

Nadere informatie

1e Deeltentamen Inleiding Taalkunde

1e Deeltentamen Inleiding Taalkunde 1e Deeltentamen Inleiding Taalkunde 28/05/2009 13.15-16.15 Dit tentamen heeft 5 vragen. Je hebt drie uur de tijd om deze te beantwoorden. Vergeet niet je naam en studentnummer steeds duidelijk te vermelden.

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren Semantiek CKI/CAI Utrecht, herfst 2008 College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren Onderwerpen: NP denotaties als verzamelingen van verzamelingen, monotoniciteit bij kwantoren, determiner denotaties als relaties

Nadere informatie

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt Summary 352 12. Samenvatting A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt door de Idaksahak, een groep van ongeveer 30.000

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur Wiskunde A (oude stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal 9 punten te behalen; het examen bestaat uit 2 vragen.

Nadere informatie

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in language. A typological study Sterre Leufkens Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden, zinnen, klanken, regels),

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Agrammatische Broca-afasie wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in (de omgeving) van het gebied van Broca (Brodmann s areas 44 en 45). Hierdoor krijgt de patiënt

Nadere informatie

Verzamelingen. Hoofdstuk 5

Verzamelingen. Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5 Verzamelingen In de meest uiteenlopende omstandigheden kan het handig zijn om een stel objecten, elementen, of wat dan ook, samen een naam te geven. Het resultaat noemen we dan een verzameling.

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 12

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 12 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 12 2/96 Vandaag: derde college Minimalisme (3/4) 3/96 Minimalisme! voortzetting van de generatieve syntaxis (1991-heden)! kernidee: de grammatica

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 2

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 2 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 2 2/104 Vandaag: 3/104 Vandaag:! Algemene aspecten van de generatieve syntaxistheorie 4/104 Vandaag:! Algemene aspecten van de generatieve syntaxistheorie

Nadere informatie

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal zijn 88 punten te behalen; het examen bestaat

Nadere informatie

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1)

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1) Lesbrief 1 Getaltheorie I De getaltheorie houdt zich bezig met het onderzoek van eigenschappen van gehele getallen, en meer in het bijzonder, van natuurlijke getallen. In de getaltheorie is het gebruikelijk

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20984 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hosono, Mayumi Title: Object shift in the Scandinavian languages : syntax, information

Nadere informatie

Opdrachten Werkcollege 4

Opdrachten Werkcollege 4 1. Vertaling in predicatenlogica Opdrachten Werkcollege 4 Vertaal de volgende zinnen naar de eerste orde predicatenlogica: Jan of Piet studeert wiskunde Moskou is een stad in Rusland Geen student die 5

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! 12 maximumscore 2 een uitleg dat volgens Hume het uniformiteitsprincipe filosofisch niet te verantwoorden is: omdat het uniformiteitsprincipe niet is te

Nadere informatie

Een hele eenvoudige benadering van de oplossing van dit probleem die men wel voorgesteld heeft, is de volgende regel:

Een hele eenvoudige benadering van de oplossing van dit probleem die men wel voorgesteld heeft, is de volgende regel: Accent op voorzetsels en partikels Het tweede probleem dat ik wil gebruiken ter illustratie is een probleem dat meer van belang is voor de spraaktechnologie. Een van de technologieën die spraaktechnologen

Nadere informatie

Min maal min is plus

Min maal min is plus Min maal min is plus Als ik een verontruste wiskundeleraar moet geloven, is de rekenregel voor het product van twee negatieve getallen nog steeds een probleem. Hessel Pot schreef me: waarom willen we dat

Nadere informatie

Ontleden. a) het onderwerp b) het gezegde c) de voorwerpen (lijdend en meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp) d) de bepalingen

Ontleden. a) het onderwerp b) het gezegde c) de voorwerpen (lijdend en meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp) d) de bepalingen Ontleden 1. Ontleden is een vorm van syntactische analyse die traditioneel op lagere en middelbare scholen onderwezen wordt (werd). Deze traditionele zinsontleding gaat terug op de Nederlandse spraakkunst

Nadere informatie

MEMORANDUM ALGEMENE VOORWAARDEN. 1 Inleiding

MEMORANDUM ALGEMENE VOORWAARDEN. 1 Inleiding MEMORANDUM ALGEMENE VOORWAARDEN 1 Inleiding 1.1 In Nederland wordt in de praktijk door ondernemingen veel gebruik gemaakt van algemene voorwaarden ( AV ). Hoewel het gebruik van AV over het algemeen als

Nadere informatie

Inleveropdracht 1: Morfologie & Syntaxis

Inleveropdracht 1: Morfologie & Syntaxis Inleveropdracht 1: Morfologie & Syntaxis Inleiding Taalkunde 2013 Lever de uitwerking van deze opgaves op papier in tijdens college of in het cursuspostvak op Trans 10, kamer 0.16b (dat is de kamer direct

Nadere informatie

Unitaire en Hermitese transformaties

Unitaire en Hermitese transformaties Hoofdstuk 11 Unitaire en Hermitese transformaties We beschouwen vervolgens lineaire transformaties van reële en complexe inproductruimten die aan extra eigenschappen voldoen die betrekking hebben op het

Nadere informatie

Gegeneraliseerde Kwantoren

Gegeneraliseerde Kwantoren Semantiek CKI Utrecht, lente 2012 Gegeneraliseerde Kwantoren Onderwerpen: NP denotaties als verzamelingen van verzamelingen, monotoniciteit bij kwantoren, determiner denotaties als relaties tussen verzamelingen,

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Probleemstelling en hypotheses

Samenvatting. 1. Probleemstelling en hypotheses Samenvatting 1. Probleemstelling en hypotheses Doel van het onderzoek was na te gaan in hoeverre kenmerken van wetgeving die worden geacht de voorspelbaarheid van het overheidsgedrag te bernvloeden, effect

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

Aanvulling bij de cursus Calculus 1. Complexe getallen

Aanvulling bij de cursus Calculus 1. Complexe getallen Aanvulling bij de cursus Calculus 1 Complexe getallen A.C.M. Ran In dit dictaat worden complexe getallen behandeld. Ook in het Calculusboek van Adams kun je iets over complexe getallen lezen, namelijk

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Men neemt algemeen aan dat er in de orde van vijf- tot zesduizend talen zijn. Afgezien van het Engels, Frans of het Spaans, bestaat er voor veel talenparen X, Y niet een woordenboek

Nadere informatie

SYNTAXIS EN SEMANTIEK: BEREIK IN HET NEDERLANDS

SYNTAXIS EN SEMANTIEK: BEREIK IN HET NEDERLANDS SYNTAXIS EN SEMANTIEK: BEREIK IN HET NEDERLANDS Eddy Ruys Taal is de systematische verbinding van een vorm (klank) met een betekenis. * Wie betekenissen wil beschrijven, en wil verklaren hoe het komt dat

Nadere informatie

Schoonderbeek en Partners Advies BV Postbus 374 6710 BJ Ede Trefwoorden: Gezondheidszorgfunctie, (sub)brandcompartimentering Datum: 7 oktober 2010

Schoonderbeek en Partners Advies BV Postbus 374 6710 BJ Ede Trefwoorden: Gezondheidszorgfunctie, (sub)brandcompartimentering Datum: 7 oktober 2010 AANVRAAG Registratienummer: Betreft: Eisen bestaand gezondheidszorggebouw Aanvrager: ir. C.A.E. (Kees) Rijk Schoonderbeek en Partners Advies BV Postbus 374 6710 BJ Ede Trefwoorden: Gezondheidszorgfunctie,

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Aanvullingen bij Hoofdstuk 8

Aanvullingen bij Hoofdstuk 8 Aanvullingen bij Hoofdstuk 8 8.5 Definities voor matrices De begrippen eigenwaarde eigenvector eigenruimte karakteristieke veelterm en diagonaliseerbaar worden ook gebruikt voor vierkante matrices los

Nadere informatie

De constituent die niet bestaat Over het antecedent van betrekkelijke bijzinnen

De constituent die niet bestaat Over het antecedent van betrekkelijke bijzinnen De constituent die niet bestaat Over het antecedent van betrekkelijke bijzinnen Mark de Vries In zijn voorwoord bij In verband met de zin schrijft Jan: Ik heb in dit boek [ ] geprobeerd de traditionele

Nadere informatie

RAF belangrijk te onthouden

RAF belangrijk te onthouden RAF belangrijk te onthouden Auteur: Daan Pape Hoofdstuk 1 symbool omschrijving lees als negatie (ontkenning) p niet p het is niet zo dat p conjunctie p q p en q disjunctie p q p of q implicatie p q als

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 47 47 Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06

Nadere informatie

Casuskenmerken in het Nederlands

Casuskenmerken in het Nederlands Hoofdstuk 3 ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Casuskenmerken in het Nederlands 1 Inleiding De hypothese die in dit boek verdedigd wordt is dat er verschillende soorten argumentstructuur bestaan,

Nadere informatie

La niña habla de ella?

La niña habla de ella? La niña habla de ella? De mate van taaloverdracht bij de verwerving van structuurafhankelijkheden door Nederlandse leerders van het Spaans Eline Marianne van den Bogaart (3669408) Bachelor Taalwetenschap

Nadere informatie

Jordan normaalvorm. Hoofdstuk 7

Jordan normaalvorm. Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7 Jordan normaalvorm Zoals we zagen hangt de matrix die behoort bij een lineaire transformatie af van de keuze van een basis voor de ruimte In dit hoofdstuk buigen we ons over de vraag of er

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Deel 1, Hoofdstuk 1 - Dat er iets buiten ons bestaat. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 In de inleidende toelichting nummer 0 heb ik gesproken

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar inzake lasten onder dwangsom Bosscheweg 67 in Drunen.

Beslissing op bezwaar inzake lasten onder dwangsom Bosscheweg 67 in Drunen. College Onderwerp: V200900577 Beslissing op bezwaar inzake lasten onder dwangsom Bosscheweg 67 in Drunen. Collegevoorstel Inleiding: Bij besluiten van 22 juli 2008 zijn aan Mandemakers Holding B.V. (hierna:

Nadere informatie

Correctievoorschrift VWO 2012

Correctievoorschrift VWO 2012 Correctievoorschrift VWO 0 tijdvak wiskunde A (pilot) Het correctievoorschrift bestaat uit: Regels voor de beoordeling Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores Regels

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen Opmerking TI1300 Redeneren en Logica College 2: Bewijstechnieken Tomas Klos Algoritmiek Groep Voor alle duidelijkheid: Het is verre van triviaal om definities te leren hanteren, beweringen op te lossen,

Nadere informatie

Iets over het taalvermogen

Iets over het taalvermogen 8 Iets over het taalvermogen 8.1 Hoe maak je een zin? In de voorafgaande hoofdstukken hebben we het uitsluitend gehad over taal, en niet over de taalgebruiker. Voor veel mensen is taal (bijvoorbeeld de

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

Basiskennis lineaire algebra

Basiskennis lineaire algebra Basiskennis lineaire algebra Lineaire algebra is belangrijk als achtergrond voor lineaire programmering, omdat we het probleem kunnen tekenen in de n-dimensionale ruimte, waarbij n gelijk is aan het aantal

Nadere informatie

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking 10 december 2013, 09:30 12:30 Dit tentamen bevat 5 opgaven; zie ook de ommezijde. Alle opgaven tellen even zwaar (10 punten); je cijfer is

Nadere informatie

Workshop Permutatiepuzzels

Workshop Permutatiepuzzels Workshop Permutatiepuzzels Karsten Naert UGent Vakgroep Wiskunde January 26, 2012 Wiskunde is: Abstractie maken van de werkelijkheid Redeneren met deze abstracte gegevens (Zie ook: http://www.wiskunde.ugent.be/kiezen/wat.php)

Nadere informatie

Leesaantekeningen bij Zwicky & Sadock, Ambiguity tests and how to fail them

Leesaantekeningen bij Zwicky & Sadock, Ambiguity tests and how to fail them Leesaantekeningen bij Zwicky & Sadock, Ambiguity tests and how to fail them Het doel van dit artikel is het onderscheid te onderzoeken tussen ambiguïteit enerzijds en onderspecificatie of vaagheid anderzijds.

Nadere informatie

De eerste taalverwerving van het Nederlandse passief

De eerste taalverwerving van het Nederlandse passief De eerste taalverwerving van het Nederlandse passief Een onderzoek naar de verwerving van passief constructies door Nederlandse kinderen Bachelor eindwerkstuk Taalkunde Universiteit Utrecht Nederlandse

Nadere informatie

1.3 Rekenen met pijlen

1.3 Rekenen met pijlen 14 Getallen 1.3 Rekenen met pijlen 1.3.1 Het optellen van pijlen Jeweetnuwatdegetallenlijnisendat0nochpositiefnochnegatiefis. Wezullen nu een soort rekenen met pijlen gaan invoeren. We spreken af dat bij

Nadere informatie

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

III.2 De ordening op R en ongelijkheden III.2 De ordening op R en ongelijkheden In de vorige paragraaf hebben we axioma s gegeven voor de optelling en vermenigvuldiging in R, maar om R vast te leggen moeten we ook ongelijkheden in R beschouwen.

Nadere informatie

Stelsels Vergelijkingen

Stelsels Vergelijkingen Hoofdstuk 5 Stelsels Vergelijkingen Eén van de motiverende toepassingen van de lineaire algebra is het bepalen van oplossingen van stelsels lineaire vergelijkingen. De belangrijkste techniek bestaat uit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19983 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in

Nadere informatie

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen naam: Leesvaardigheid examenvoorbereidingen Opdracht: vul de juiste begrippen in op de lege plekken. Je kunt kiezen uit: acceptatie afhankelijk belanghebbend beschouwing betrouwbare deskundige discussiant

Nadere informatie

HOE TEKEN IK EEN OMGEVINGSMODEL

HOE TEKEN IK EEN OMGEVINGSMODEL HOE TEKEN IK EEN OMGEVINGSMODEL MATTIAS DE WAEL 1. Inleiding Om de allereenvoudigste Scheme expressies te begrijpen volstaat het substitutiemodel. Het substitutiemodel verondersteld het bestaan van een

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Wat? Betekenis 2: lambda-abstractie. Boek. Overzicht van dit college. Anna Chernilovskaya. 7 juni 2011

Wat? Betekenis 2: lambda-abstractie. Boek. Overzicht van dit college. Anna Chernilovskaya. 7 juni 2011 Wat? Betekenis 2: lambda-abstractie Anna Chernilovskaya 7 juni 2011 Vorige keer: Predicaatlogica Vertaling van zinnen Deze keer: Predicaatlogica uitbreiding Vertaling van zinnen in details Overzicht van

Nadere informatie

Werkwinkel Permutatiepuzzels

Werkwinkel Permutatiepuzzels Werkwinkel Permutatiepuzzels Karsten Naert UGent Vakgroep Wiskunde 6 november 2013 1 / 33 Over mij... Assistent en doctoraatsstudent Taken: Onderzoek Onderwijs Dienstverlening Karsten.Naert@UGent.be http:

Nadere informatie

Eigenschappen en Axioma s van de E 6 -meetkunde

Eigenschappen en Axioma s van de E 6 -meetkunde Faculteit Wetenschappen Vakgroep Wiskunde Eigenschappen en Axioma s van de E 6 -meetkunde Magali Victoor Promotor: Prof. dr. Hendrik Van Maldeghem Masterproef ingediend tot het behalen van de academische

Nadere informatie

Het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen Wiskunde 2, 2DM60 College 2b

Het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen Wiskunde 2, 2DM60 College 2b Het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen Wiskunde 2, 2DM60 College 2b Ruud Pellikaan g.r.pellikaan@tue.nl /k 2014-2015 Lineaire vergelijking 2/64 DEFINITIE: Een lineaire vergelijking in de variabelen

Nadere informatie

TAXONOMIE HISTORISCH DENKEN

TAXONOMIE HISTORISCH DENKEN Verwijs naar dit document als Smets, W. (2018), Taxonomie historisch denken, opgehaald van: Karel de Grote Hogeschool, https://www.kdg.be/onderzoek-en-expertise/onderzoeksprojecten/praktijkonderzoek-historisch-denken

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

Samenvatting. Bijlage B

Samenvatting. Bijlage B Bijlage B In dit proefschrift stellen we ons het doel de besluitvorming van agenten en de communicatie tussen deze agenten te beschrijven en te formaliseren opdat de agenten rechtvaardigbare opvattingen

Nadere informatie

Wiskundige beweringen en hun bewijzen

Wiskundige beweringen en hun bewijzen Wiskundige beweringen en hun bewijzen Analyse (en feitelijk de gehele wiskunde) gaat over het bewijzen van beweringen (proposities), d.w.z. uitspraken waaraan de karakterisering waar of onwaar toegekend

Nadere informatie

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht

Nadere informatie

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Persoonsmarkeerders in het Spontaan Gesproken Israelisch Hebreeuws (Samenvatting) Het corpus-gebaseerde

Nadere informatie

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil pagina 1 van 5 Home > Bronteksten > Plato, Over kunst Vert. Gerard Koolschijn. Plato, Constitutie (Politeia), Amsterdam: 1995. 245-249. (Socrates) Nu we [...] de verschillende elementen van de menselijke

Nadere informatie

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 9

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 9 LTX016B05 Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis College 9 2/97 Vandaag: zesde college Regeer- en Bindtheorie (6/6) 3/97 Vorige colleges:! structuur van alle woordgroepen (X -theorie) XP YP X X ZP specifier

Nadere informatie

De verwerving van werkwoordssamenstellingen in het Mandarijn Chinees

De verwerving van werkwoordssamenstellingen in het Mandarijn Chinees Samenvatting De verwerving van werkwoordssamenstellingen in het Mandarijn Chinees In dit proefschrift wordt onderzocht hoe kinderen werkwoordssamenstellingen verwerven in het Mandarijn Chinees. Het onderzoek

Nadere informatie

Docentenblad Tricky Tracks

Docentenblad Tricky Tracks De activiteit is op twee manieren mogelijk: door leerlingen zelfstandig in groepjes (a) of klassikaal (b). a Zelfstandig in groepjes Leerlingen volgen het bijgevoegde leerlingblad. Zij hebben ook per groepje

Nadere informatie

Opgave 2 Doen wat je denkt

Opgave 2 Doen wat je denkt Opgave 2 Doen wat je denkt 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom Swaab het bestaan van vrije wil verwerpt op grond van de experimenten van Libet: bewustzijn komt pas na de beslissingen van de hersenen

Nadere informatie

Semantiek 1 college 4. Jan Koster

Semantiek 1 college 4. Jan Koster Semantiek 1 college 4 Jan Koster 1 Uitgangspunt sinds vorige week Semantiek is representationeel (en niet referentieel), gebaseerd op interpretaties van sprekers en hoorders Geen scherpe scheiding tussen

Nadere informatie

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en Samenvatting Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. In aanvulling op de bestaande literatuur over mogelijke

Nadere informatie

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid Hoofdstuk 3 Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid 31 Diagonaliseerbaarheid Zoals we zagen hangt de matrix die behoort bij een lineaire transformatie af van de keuze van een basis voor de ruimte In dit

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie