Reacties en vragen naar aanleiding van Marktconsultatie inkoop jeugdhulp d.d. 14 december 2017

Transcriptie

1 Reacties en vragen naar aanleiding van Marktconsultatie inkoop jeugdhulp d.d. 14 december ) Hoe zorg je ervoor dat PGB een reëel optie blijft voor cliënten? M.a.w. hoe zorg je ervoor dat een cliënt voldoende budget krijgt en dat maximum tarieven realistisch zijn? Momenteel zijn er gemeenten die een zeer laag tarief hanteren welk niet realistisch is voor een gespecialiseerde aanbieder. Hiermee is deze weg automatisch afgesloten als ontmoedigingsbeleid. Vooruitlopend op de implementatie van de nieuwe inkoop basishulp jeugd zullen de verordening en nadere regels van de gemeente Heerlen, Voerendaal en Landgraaf worden herijkt en op elkaar afgestemd. Bovenstaande vraag zal bij deze herijking meegenomen worden. 2) M.b.t onderdeel resultaatafspraken: Ik zou willen voorstellen om niet alleen de contractpartij te spreken maar juist ook partijen die niet in het samenwerkingsverband zitten, en met cliënten waar geen hulp geboden is of waarbij de hulp beëindigd is. De gemeenten hebben kennis genomen van deze suggestie en werken dit punt komende periode verder uit. 3) Als je als kleine aanbieder niet valt binnen het samenwerkingsverband, betekent dit dat je geen cliënten meer kunt bedienen? De opdrachtnemer kan en zal gezien de aard en omvang van de opdracht met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een samenwerkingsverband zijn van meerdere partijen. Voor alsdan zal een samenwerkingsverband in een bepaalde rechtsvorm, als opdrachtnemer van elk der gemeenten, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht. Het is aan een samenwerkingsverband om al dan niet met bepaalde kleine aanbieders onderliggende afspraken te maken, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van de opdracht. 4) Inschrijven op basis van bedrag? Waak voor kwaliteit en concurrentiepositie. De gemeenten zijn voornemens om de opdracht te gunnen op basis van de zogenaamde economisch meest voordelige inschrijving. Dat betekent dat er zowel op prijs als op aspecten van kwalitatieve aard de opdracht zal worden gegund, waarbij de kwaliteit (de inhoud) op de voorgrond staat. Het totaal niet mee laten wegen van de prijs (van de inschrijving), zou de concurrentiestelling op prijs doen laten verdwijnen en dat wordt niet wenselijk geacht. De gemeenten zijn op zoek naar de opdrachtnemer die zowel de opdracht kwalitatief goed kan uitvoeren als ook doelmatig en kostenbewust. De gemeente zal de aard en omvang van de opdracht hebben onderbouwd, zodra de opdracht is aangekondigd. 5) Op het moment dat een residentiële aanbieder niet gecontracteerd wordt binnen het samenwerkingsverband en ook geen afspraken heeft als onderaannemer, hoe gaat de gemeente dan 1

2 om met de ambulante dienstverlening (basishulp) die noodzakelijk is om een goede residentiele plaatsing (met in- door en uitstroom) te bieden? Dit in het kader van de integrale systemische zorg, zowel in het gezin alsook voor de jongere. De gemeenten hebben kennis genomen van de vraagstelling en werken deze de komende periode verder uit. Het is niet mogelijk om op dit moment op de vraagstelling een antwoord te formuleren. Dit zal wel beschikbaar zijn zodra de opdracht is aangekondigd op We rekenen daarvoor op uw begrip. 6) Onze organisatie biedt zeer specifieke zorgprogramma s zoals o.a. eetstoornissen en genderdysforie. Dit aanbod is dermate specifiek dat het aanbod zeer summier is, wij vervullen hierin een bovenregionale functie. Hoe gaat de gemeente om met het inkopen van dit belangrijke niche aanbod? Daar dit onder de basishulp valt volgens de definitie van de gemeente op het moment dat deze ambulant wordt aangeboden. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de te leveren jeugdhulp zoals omschreven in de opdracht. De opdrachtnemer kan en zal gezien de aard en omvang van de opdracht met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een samenwerkingsverband zijn van meerdere partijen. Het is aan de opdrachtnemer om te bezien op welke wijze er onderliggende afspraken gemaakt worden om de aan de totale omvang van de opdracht te kunnen voldoen. 7) Overgangscliënten en herindicaties: Hoe wil de gemeente omgaan met overgangscliënten en herindicaties (zowel ZIN als PGB)? Gaan deze mee in de aanbesteding en dus de lumpsum financiering of worden deze er buiten gelaten? Aangezien de arrangementen vanuit Maastricht maximaal 1 jaar lopen, is ons voorstel om overgangscliënten bij organisaties die niet tot het samenwerkingsverband behoren buiten de aanbesteding te laten en af te ronden vanuit de gemeente conform de arrangementsafspraken. Dit om te voorkomen dat het samenwerkingsverband een soort zorgkantoor wordt dat met alle leveranciers van overgangscliënten afspraken moet maken. Dit staat haaks op de wens, vereenvoudiging en minder bureaucratisering en vergt extra menskracht, en dus kosten, die niet ten goede komen van de zorg en transformatie. Uit de ervaringen van het samenwerkingsverband Heerlen STAND-BY, blijkt dat het herindiceren van cliënten die niet tot het samenwerkingsverband behoren onevenredig veel tijd kost en zeer moeizaam verloopt. Bij de jeugdhulp is er zeer waarschijnlijk sprake is van relatief meer herindicaties dan in de Wmo. Het gaat hier bovendien om (kwetsbare) kinderen en hun ouders. Het is niet aan te raden om met hen discussies te moeten voeren over het gedwongen overdragen van ondersteuning. Het kan ook leiden tot veel aanvragen voor maatwerkvoorzieningen en bezwaarschriften, met alle negatieve gevolgen van dien. De suggestie is om het natuurlijk verloop als uitgangspunt te nemen en overdracht geleidelijk en vrijwillig plaats te laten vinden en buiten de aanbesteding te laten. De gemeenten hebben kennis genomen van de vraagstelling en uw voorstel en werken deze de komende periode verder uit. Het is niet mogelijk om op dit moment op de vraagstelling een antwoord 2

3 te formuleren. Dit zal wel beschikbaar zijn zodra de opdracht is aangekondigd op We rekenen daarvoor op uw begrip. 8) PGB s: Is er nog een alternatief of gefaseerd model mogelijk? Hoe ziet de gemeente de inzet van PGB i.r.t. de gefaseerde overdracht van de toegang? Behoort een apart budget voor de beheersorganisatie tot de mogelijkheden? De ervaringen van STAND-BY in het kader van PGB s zijn idem aan de ervaringen met herindicaties. Wij begrijpen dat de gemeente de inhoudelijke en administratieve belasting voor de eigen organisatie en het financieel risico vanwege de communicerende vaten wil beperken. Dit betekent echter voor het samenwerkingsverband dat zij extra moet investeren in een beheersorganisatie. Dit zijn bijkomende werkzaamheden die niet tot de main focus behoren van hetgeen de gemeente beoogt te realiseren, en die behoorlijk wat menskracht en middelen vergen. Alhoewel dat voor de gemeente ook zo is, is de positie van het samenwerkingsverband door o.a. de uitvoering van zorg anders dan die van de gemeente. Bij de besluitvorming rondom pgb zijn de volgende overwegingen gehanteerd: Zowel de toekenning (beoordeling en afhandeling van aanvragen) als het budget inzake pgb wordt in de opdracht meegenomen, onder de volgende voorwaarden: Afdoende, kwalitatieve dossiervorming bij het samenwerkingsverband om een rechterlijke toets te kunnen doorstaan; Het niet ontmoedigen van informele pgb door het samenwerkingsverband; Overdracht van kennis en expertise inzake pgb vanuit gemeente naar samenwerkingsverband; Een gefaseerde overgang, gekoppeld aan de functie toegang. Waarbij het pgb-budget meteen met het ZIN-budget mee gaat per 2019 en de toekenning van pgb in dezelfde fasering als de toegangsfunctie; Bij pgb volgt altijd een beschikking. Gedurende de contracttijd het aantal Pgb-cliënten te monitoren en in de periodieke bestuurlijke gesprekken te agenderen. Daar waar er een onevenredige toename van het aantal cliënten is, wordt dit thema inhoudelijk besproken en worden verdere afspraken gemaakt; Gezien de gezamenlijke inkoop per 2019 dezelfde verordening en nadere regels te laten vaststellen. Een apart budget voor de beheerorganisatie behoort momenteel niet tot de mogelijkheden. 9) Toegang: We vinden het vanuit het gekozen inkoopmodel noodzakelijk dat er gekozen wordt voor een ander toegangsmodel. Is het bijvoorbeeld een optie om de gemeentelijk toegangsmedewerkers te koppelen aan de buurt/wijkteams en te laten werken vanuit het samenwerkingsverband? En hoe ziet de gemeente de verbinding met STAND-BY? Het werken met een lumpsum budget in de huidige context is een enorme uitdaging. Dit vraagt van ons om, zowel vanuit inhoud als financiën, direct stappen te zetten in het effectief en efficiënt verbinden en organiseren, en het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen voor zowel toegang als jeugdhulp. We begrijpen het vraagstuk van de gemeente en hebben zelf ook in de eerdere marktconsultaties aangegeven dat onze voorkeur uitgaat naar een model waarbij de kennis en ervaring van het huidige toegangsteam van de gemeente niet verloren gaat. Dit betreft algemene kennis en 3

4 ervaring inzake de poort-functie maar ook specifieke kennis en ervaring rondom veiligheid en afspraken met o.a. het veiligheidshuis, veilig thuis, Raad Kinderbescherming etc. Wij stellen voor om de overgang van de toegang niet te faseren. Om met een lumpsum financiering te kunnen werken is het een must om invloed te hebben op de ondersteuning die ingezet wordt, en ruimte te hebben om niet alleen de zorg maar ook de toegang te transformeren. Zowel rondom vraagverheldering maar ook vanwege de noodzakelijke verbinding met het voorliggend veld. Bij de jeugd zien we bijv. dat voor vraagverheldering vaak een observatieperiode nodig is. Het wat en hoe is in praktijk vaak lastig los te koppelen. Dat maakt het mogelijk om sneller de juiste hulp in te zetten. Zoals ook aangegeven in de dialoogtafels, die de gemeente inzake dit thema heeft georganiseerd, willen wij een dringend verzoek doen aan de gemeente om de huidige gemeentelijke toegang in te zetten via het samenwerkingsverband. Gemeenten begrijpen het verzoek. Echter, het risico voor kinderen en gezinnen bij een totale overdracht van de toegang bij aanvang van het nieuw contract wordt te groot geacht. Bovendien is er door jeugdhulpaanbieders met een deel van de gemeentelijke taken weinig / geen ervaring opgedaan. Dat maakt het van belang om zorgvuldig te kijken naar een gefaseerde overgang van de toegang. Daarnaast is het voor de gemeenten van groot belang dat de integrale benadering van het systeem van de cliënt en de samenwerking binnen bestaande lokale structuren worden gehandhaafd. Gemeenten verwachten dan ook dat het samenwerkingsverband gedurende de contractperiode afspraken maakt met relevante ketenpartners, zoals (huis)artsen, onderwijs, de gemeente voor Wmo, werk & inkomen, schuldhulpverlening, participatie en (samenwerkende) zorgaanbieders op het terrein van Wmo, waarvan STAND-BY! er één is. Daarmee wordt aan het toekomstige opdrachtnemer ook tijd gegeven om zich gedurende de contractperiode voor te bereiden op deze nieuwe taken. Er zullen toetsingsmomenten ingebouwd worden om te kijken of, en zo ja per wanneer de gemeentelijke toegang overgeheveld kan worden naar de opdrachtnemer. Streven is om de toegang na 2 jaar over te hevelen. Gemeenten hebben echter wel nadrukkelijk de intentie om vanaf de start samen met de opdrachtnemer de toegang vorm te geven en expertise zoveel mogelijk naar de voorkant te halen en over en weer uit te wisselen. Bovendien zal de gemeentelijke toegang uitsluitend nog in kaart brengen dat er een hulpvraag is, en wat die hulpvraag behelst. De wijze waarop deze hulpvraag wordt opgepakt, wordt direct bij de opdrachtnemer belegd. Gemeenten schatten in dat nét op dit vlak de meeste efficiencywinst kan worden geboekt, en dat de opdrachtnemer op deze wijze voldoende tools in handen heeft om hulp te verlenen binnen de vastgestelde lumpsum. 10) Specifieke deskundigheid: Hoe ziet de gemeente de schil van specifieke deskundigheid, naast basishulp? Wat gebeurt er met de huidige expertiseteams? Wij delen de visie (en term) inzake basishulp en hulp waarbij specifieke expertise nodig is van een of meerdere professionals. Echter wij hebben zelf beelden hoe wij inzet van specifieke deskundigheid willen organiseren. Enerzijds om, zoals ook bij het onderdeel toegang aangegeven, te kunnen werken met een lumpsum financiering. Anderzijds omdat we met zo min mogelijk schotten of lagen willen werken. In het inhoudelijk model hebben gemeenten omschreven hoe zij de organisatie van de jeugdhulp vanaf 2019 voor zich zien. Daarbij vinden zij het vooral van belang dat jeugdhulp snel, goed en 4

5 op maat wordt geboden. Het naar voren halen van de verschillende types expertise draagt hieraan bij. Aan de opdrachtnemer wordt nadrukkelijk gevraagd om na te gaan op welke wijze het stelsel op de meest efficiënte wijze kan worden ingericht en hierop een visie te ontwikkelen. Voor wat betreft de expertiseteams: deze zullen de eerste periode onderdeel blijven van de gemeentelijke toegang. Deze teams worden op termijn overgeheveld naar de gecontracteerde aanbieder. Zie ook het antwoord op vraag 9. 11) Integrale vroeghulp (IVH): Is er ruimte om transformatief om te gaan met IVH? Dit om te voorkomen dat IVH een alternatieve toegangsroute wordt voor diagnostiek. We zien drie taken van IVH, namelijk: coördinatie van het netwerk, integrale diagnostiek en cliëntondersteuning. Het netwerk IVH is voor nu zeker waardevol, en daarmee ook de coördinatie ervan. Wat betreft integrale diagnostiek en cliëntondersteuning zien we echter transformatiemogelijkheden. Mede omdat er ook al een verbinding ligt met onze organisaties inzake de inzet van expertise van gedragskundigen. We willen graag toewerken naar zo min mogelijk schotten en zien qua cliëntondersteuning ook mogelijkheden richting het voorliggend veld. IVH maakt integraal onderdeel uit van de inkoopopdracht en in die zin is er ruimte om hier transformatief mee om te gaan. 12) Jeugd- en jongerenwerk: Er wordt beschreven dat het Landgraaf jeugd- en jongerenwerk deels mee gaat in de aanbesteding. Is er al meer duidelijkheid over wat wel en wat niet? Hoe ziet de gemeente dit? Wij willen nogmaals pleiten voor het volledig meenemen van jeugd- en jongerenwerk en willen graag samenwerken met de lokale welzijnsinstelling. We zien namelijk veel kansen in de directe verbinding met het jeugd- en jongerenwerk en denken dat het ook een must is om de jeugdhulp te kunnen transformeren en wijkgericht te kunnen werken. Inmiddels is duidelijk dat de preventieve lokale activiteiten gericht op opgroeien en opvoeden ook in Landgraaf voor 100% mee gaan in de opdracht. 13) Minimum percentage kleine aanbieders : Wat bedoelt de gemeente exact met kleine aanbieder? Hoe willen de gemeenten concreet invulling geven aan het minimum percentage kleine aanbieders? Wij zien zeker een rol weggelegd voor kleinere aanbieders, maar wel vanuit de ondersteuningsvraag van de jeugdige en het gezin en vanuit het samenwerkingsverband (dus zonder verplichting en minimum percentage). In praktijk zien we dat kleinere aanbieders enkelvoudige vragen vaak laagdrempelig, in de leefomgeving van de jeugdige en flexibel kunnen oppakken. Dat levert een meerwaarde en wij zien dan ook een rol voor kleine spelers als er sprake is van (aantoonbare) innovatiekracht die elders niet is, of als er sprake is van een niche. Voor de werking van het model is het noodzaak om geen uitzonderingsposities te creëren, het aantal partijen te beperken, en samenwerking niet af te dwingen door een minimum percentage. Het verplicht contracteren van kleine aanbieders werkt veel beheersing en transactiekosten (overeenkomsten, controle, verantwoording) in de hand. 5

6 Als je dit als gemeente toch wil dan stellen we een lagere grens voor, bijv. 5 fte en de helft van het huidige budget oormerken en niet het gehele budget dat nu wordt gebruikt. De gemeenten hebben kennis genomen van de vraagstelling en werken deze de komende periode verder uit. Het is niet mogelijk om op dit moment op de vraagstelling een antwoord te formuleren. Dit zal wel beschikbaar zijn zodra de opdracht is aangekondigd op We rekenen daarvoor op uw begrip. 14) Gunningscriterium als prijs: Wat is de reden waarom de prijs als gunningscriterium wordt gebruikt? Wij zien dit nieuwe model als een mogelijkheid om een betere situatie van kinderen en hun familie te realiseren voor hetzelfde geld. Prijs als gunningscriterium brengt het risico met zich mee dat de inhoud naar de achtergrond verdwijnt. In het kader van jeugd is dit ook een behoorlijk complex vraagstuk. O.a. omdat er geen sprake baarheid van de markt, ervaringscijfers vanwege de stelselwijziging en de diverse tariefwijzigingen van de afgelopen jaren lastig te interpreteren zijn en we geen zicht hebben op bepaalde kosten. De gemeente is voornemens om de opdracht te gunnen op basis van de zogenaamde economisch meest voordelige inschrijving. Dat betekent dat er zowel op prijs als op aspecten van kwalitatieve aard de opdracht zal worden gegund, waarbij de kwaliteit (de inhoud) op de voorgrond staat. Het totaal niet mee laten wegen van de prijs (van de inschrijving), zou de concurrentiestelling op prijs doen laten verdwijnen en dat wordt niet wenselijk geacht. De gemeenten zijn op zoek naar de opdrachtnemer die zowel de opdracht kwalitatief goed kan uitvoeren als ook doelmatig en kostenbewust. De gemeente zal de aard en omvang van de opdracht hebben onderbouwd, zodra de opdracht is aangekondigd. 15) Verantwoordingslast: Hoe ziet de gemeente dit? We willen graag besparingen op de administratieve lasten realiseren. Dat vraagt een sterk aangepaste verantwoording waarbij hulpverleners veel minder bezig zijn met administratie en letterlijk minder achter het beeldscherm zitten. Dat vraagt terughoudendheid van de gemeente als het gaat om verantwoording. De gemeente is voornemens om zo veel als mogelijk, in de lijn van de taakgerichte uitvoeringsvariant Jeugdwet, de administratieve lasten beperkt te houden 16) Financiën: De gemeente gaat ervan uit dat zij de eerste twee jaar zullen moeten investeren in jeugdhulp, oftewel het niet te redden met de doeluitkering, en dat deze investering zich in de twee jaar daaropvolgend terug financiert. Is deze interpretatie correct? Waar is dit op gebaseerd? Wat gebeurt er met het budget dat tussen het plafond van de gemeente en het geoffreerde bedrag zit? Wij begrijpen de wens van de gemeente om de kosten in overeenstemming te brengen met de rijksmiddelen die de gemeente daarvoor krijgt. Daar willen we als partner in meewerken en we stappen dan ook niet in met winstoogmerk. Het is een gezamenlijk belang om de inkomsten en kosten op verantwoorde wijze in balans te brengen. 6

7 De gemeenten streven naar reële kosten. Dat deze kosten gefinancierd kunnen worden binnen het rijksbudget is uiteraard heel wenselijk, maar dit is niet noodzakelijkerwijs het streven. Zoals in de MC aangegeven zullen de gemeenten een handreiking afgeven voor interventies die mogelijk kunnen leiden tot een bepaalde efficiencywinst. Mede op basis daarvan kan de inschrijver een prijs afgeven. Wij beseffen ons dat de genoemde efficiency niet altijd direct rendeert. Bijvoorbeeld omdat in de eerste jaren door de opdrachtnemer geïnvesteerd moet worden in de jeugdhulp of in de eigen organisatie. Deze investering kan door de inschrijver worden meegenomen in de af te geven prijs. 17) Verwijzers: Hoe ziet gemeente verbinding en proces met huisartsen, BJZ en andere verwijzers? Zijn er al gesprekken gevoerd door de gemeente met deze partijen? Daar heeft het samenwerkingsverband natuurlijk zelf een rol in, maar we zien het wel als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om een goede samenwerking met verwijzers te bewerkstelligen. Er zijn gesprekken gevoerd met de huisartsen (HOZL), kinderartsen en jeugdartsen. De gemeente hecht aan de lokale verbinding en samenwerking tussen partners, zowel binnen als buiten de jeugdketen, voor zover relevant voor de gewenste kwalitatieve ondersteuning en hulp aan een kind en het gezin. Wij zijn het met u eens dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. 18) Percelen: Wat is de impact van de percelen op diversiteit in wijze waarop we de jeugdhulp organiseren en op de verantwoordingslast? Wanneer elk der percelen (deelopdracht) door een en dezelfde opdrachtnemer wordt uitgevoerd, verwachten de gemeenten geen diversiteit in de wijze van de organisatie van de jeugdhulp. Voor zover er verschillende opdrachtnemers per perceel zijn, zullen de gemeenten elk afzonderlijk als ook gezamenlijk sturen op een zo veel als mogelijk integrale samenwerking tussen de opdrachtnemers over de percelen heen. Op dit aspect zal per perceel aan de inschrijver worden gevraagd hoe dit te realiseren. 19) Is het voornemen van de gemeenten om in het bestek op te nemen dat een organisatie zich slechts met 1 samenwerkingsverband per perceel mag inschrijven (in welke rol dan ook, kernlid of onderaannemer), maar dat er per perceel wel andere constructies mogelijk zij (bijv. in perceel 1 als kernlid en in perceel 2 als onderaannemer)? Zie ook de passage zoals verwoord op pagina 6 van het verslag van de marktconsulatie d.d. 5 september 2017, te weten: indien een onderneming reeds bij inschrijving onderaannemer is van een inschrijver op een perceel, kan deze onderneming tevens als zelfstandig ondernemer (i) of lid van een samenwerkingsverband (ii,iii of iv) op dat (zelfde) perceel inschrijven (hoofdaannemer). Het is echter niet toegestaan om meerdere keren een inschrijving in te dienen als hoofdaannemer... Bovenstaande passage geldt voor (het niveau van) elk perceel (deelopdracht). Kortom, het is mogelijk dat een organisatie voor perceel 1 inschrijft als onderaannemer en voor perceel 2 als hoofdaannemer. Het is ook mogelijk dat een organisatie inschrijft als hoofdaannemer voor perceel 1 en daarnaast (tegelijkertijd in een concurrente inschrijving) als onderaannemer op datzelfde perceel 7

8 1. Het is niet mogelijk 2 keer als hoofdaannemer in 2 concurrente inschrijvingen, in te schrijven op een en hetzelfde perceel (bijvoorbeeld 1). Het is toegestaan dat eenzelfde organisatie voor één perceel zowel als hoofdaannemer als onderaannemer inschrijft. Het is daarbij ook toegestaan om op eenzelfde perceel bij meerdere inschrijvingen als onderaannemer in te schrijven. Het is echter niet toegestaan om op eenzelfde perceel meerdere keren als hoofdaannemer in te schrijven. Tot slot mag een organisatie uiteraard wel op alle drie de percelen inschrijven als hoofdaannemer en/of als onderaannemer, met in acht nemende van voorgaande. 8