Informatiedocument Begeleiden en beoordelen van studenten in de Beroeps Praktijk Vorming

Transcriptie

1 Kellebeek College Informatiedocument Begeleiden en beoordelen van studenten in de Beroeps Praktijk Vorming Onderwijs Assistent BOL niveau 4 Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 1

2 Inhoud Voorwoord Inleiding Opbouw opleiding Onderwijsassistent De opbouw weergegeven in werkprocessen en competenties Opbouw van de faseindeling BPV-dagen De werkwijze Beroepsprestaties Proeve van bekwaamheid De Wegwijzer STARRK-methode Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP )en Persoonlijk activiteitenplan (PAP) Begeleiden en beoordelen in de BPV Algemeen Begeleiden in de BPV: Beoordelen in de BPV Het beoordelen van de Proeve van bekwaamheid Digitaal inleveren van de Bewijsstukken Afspraken rondom de BPV De BPV-overeenkomst Beroepsgeheim Verklaring omtrent gedrag Ziekte en verzuim Verzekering Vrij vragen voor speciale activiteiten adres Schoolvakanties en flexamenweken Problemen met student op het BPV adres Startprofiel Onderwijsassistent Contacten met studieloopbaanbegeleider Beoordelen werkhouding in de BPV Voorbereiding Tot standkoming beoordeling Weging beoordeling werkhouding in studieadvies Eindbeoordeling werkhouding van elke BPV-periode telt mee voor diploma Bijlage 1: Beoordelen van Beroepsprestaties Bijlage 2: Werken met beroepsprestaties in schema Bijlage 3: De wegwijzer Bijlage 4: Pop/Pap Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 2

3 Bijlage 5: Begrippenlijst Bijlage 6: BPV aanwezigheidsregistratie Bijlage 7 : Vrij vragen school i.v.m activiteiten BPV Bijlage 8 : Beroepsgeheim Bijlage 9: Problemen op het BPV-adres Bijlage 10 : Startprofiel Onderwijsassistent Bijlage 11 : Verzuiminformatie Bijlage12 : Beoordeling werkhouding in de BPV Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 3

4 Voorwoord Aan de praktijkopleiders van onze studenten van de opleiding Onderwijsassistent Beste collega s, De studenten van de opleiding Onderwijsassistent gebruiken de methode van het landelijke consortium Zorg en Welzijn, geënt op kwalificatiedossier Dit document heeft als doel u nader te informeren over de veranderingen en de taak van de begeleiders/beoordelaars in de beroepspraktijkvorming. Wij hopen dat u met dit document een instrument in handen hebt, dat zorgt voor duidelijke instructies, waardoor onze studenten de begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Want natuurlijk dient dit alles één doel: studenten opleiden tot gekwalificeerde beroepsbeoefenaren. Annette Verspeek Teamvoorzitter Onderwijsassistenten Kellebeek College Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 4

5 1. Inleiding Al een aantal jaren werkt het Kellebeek College volgens het beroepsgericht onderwijs. Dat wil zeggen dat de studenten worden beoordeeld op de competenties die nodig zijn om het beroep te kunnen uitvoeren We maken voor de opleiding Onderwijsassistent gebruik van de methode van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg en Welzijn. Deze landelijke stichting, waarbij veel Regionaal Opleidingscentra zijn aangesloten, heeft een methode ontwikkeld in samenspraak met de opleidingen en instellingen. Bij de ontwikkeling van deze methode is men uitgegaan van de Kwalificatiedossiers 2012 en het brondocument Loopbaan en Burgerschap. In deze dossiers is vastgelegd aan welke beroepseisen en kwalificatie-eisen de student moet voldoen als men start op de arbeidsmarkt. Wat betekent dit nu concreet voor de praktijkopleider in de BPV: Kennis maken met en gaan werken volgens een onderwijsmethode met daarin begrippen zoals: Beroepsprestaties; Proeve, Wegwijzer met daarin persoonlijke leerdoelen van de student en een planning van haar activiteiten; STARRT als reflectiemethode. Het beoordelen en registreren van al dan niet behaalde resultaten van de studenten in beoordelingslijsten, met daarin begrippen zoals GO/NO GO, O/V/G, werkprocessen, competenties, prestatie-indicatoren. In dit document willen we u informatie geven over: de taken van begeleider en beoordelaar, de methode en de opdrachten van de studenten. Aan het begin van elke BPV-periode zal de student er voor zorgen dat u de juiste opdrachten en beoordelingslijsten ontvangt. Informatie over deze methode wordt ook gegeven tijdens de werkveldbijeenkomsten op het Kellebeek College. U krijgt hiervoor een uitnodiging via de mail en/of via de studenten. Tussentijdse wijzigingen of actuele informatie ontvangt u via de nieuwsbrief die 2 tot 3 keer per jaar wordt uitgebracht. In dit handboek staan afkortingen en vaktermen deze worden uitgelegd in de begrippenlijst achterin het handboek (bijlage 5). Dit document is geschreven voor de praktijkopleiders van de instellingen. We spreken hen in dit document aan met je. Daar waar zij staat bedoelen we de student. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 5

6 Ontwikkelingsgericht 2.1 Opbouw van de opleiding Onderwijsassistent KD 2011 Fase Score Beroepsprestaties Werkprocessen Competenties 1.1 Uitvoeren van 1.2 Bereidt de uitvoering van L, T, A, B, 1 lesonderdelen programmaonderdelen voor K, C, D, F, (kringgesprek, 1.3 Assisteert bij de uitvoering van U, V, S voorlezen, programmaonderdelen ondersteunen bij taal en 1.4 Begeleidt de leerlingen bij de uitvoering rekenen) van programmaonderdelen 1.5 Voert werkzaamheden uit ten behoeve van het primaire proces 1.2 Observeren en rapporteren 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen en rapporteert de bevindingen 2.3 Voert administratieve taken uit 1.3 (Buiten) surveilleren 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces. F, J, K, T, W A, B, C, D, F, T, U 1.5 Verzorgende taken uitvoeren 2.5 Voert in PO en SO pedagogisch verzorgende taken uit. C,D, F, K, T Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 6

7 Kwalificerend Ontwikkelingsgericht KD 2011 Fase Score Beroepsprestaties Werkprocessen Competenties Thematisch onderwijs 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement 2.3 Individuele didactische begeleiding (van lln. die extra ondersteuning nodig hebben, zonder de diagnose: zorgleerling) 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor 1.4 Begeleidt de lln/deeln. Bij de uitvoering van programmaonderdelen 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten 2.3 Voert administratieve taken uit 3.3 stemt werkzaamheden af 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen 2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces L, T, C, D, F, K, U, V, N Q, T, W, E N, Q, A, B, C, D, F, T, U L, T, A, B, K, S 2.4 Begeleiden van kleine groepen 1.1 Observeert de werkwijze van lln./deeln. en rapporteert de bevindingen 1.4 Begeleidt de lln./deeln. bij de uitvoering van programmaonderdelen 2.5 Voert in het PO en SO pedagogisch verzorgende taken uit. F, J, K, T, C, D, U, V Proeve2 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.1, 2.2, 2.4, 2.5 Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 7

8 Kwalificerend Ontwikkelingsgericht KD 2011 KD 2011 Fase Score Beroepsprestaties Werkprocessen Competenties Professionaliseren 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep. 3.3 Stemt de werkzaamheden af. 3.4 Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen 3.2 Oriënteren op kwaliteitszorg 3.3 Begeleiding van probleemgedrag 3.4 Didactische begeleiding bij leerproblemen 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 1.1 Observeert de werkwijze van lln./deeln. en rapporteert de bevindingen 1.4 Begeleidt de lln./deeln. bij de uitvoering van programmaonderdelen 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor. 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen 2.3 Voert administratieve taken uit K, E, Q, V, D, J K, T F, J, K, T C, D, U,V L, T, A, B, K, W Proeve 3 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.3, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 8

9 De opleiding Onderwijsassistent niveau 4 is opgebouwd in drie te onderscheiden fases. Fase 2 en 3 worden afgesloten met een kwalificerende Proeve Een fase is een cluster van werkzaamheden, onderverdeeld in beroepsprestaties (BP s) met de daarbij behorende werkprocessen en competenties. Kennis, houding en vaardigheden moeten gelijktijdig ontwikkeld worden. In de hierna volgende tabellen staan de competenties vermeld met een letter. Hieronder staat waar de verschillende letters voor staan: Competentie A: beslissen en activiteiten initiëren Competentie B: aansturen Competentie C: begeleiden Competentie D: aandacht en begrip tonen Competentie E: samenwerken en overleggen Competentie F: ethisch en integer handelen Competentie J: formuleren en rapporteren Competentie K: vakdeskundigheid toepassen Competentie L: materialen en middelen inzetten Competentie N: onderzoeken Competentie Q: plannen en organiseren Competentie S: Kwaliteit leveren Competentie T: instructies en procedures opvolgen Competentie U: omgaan met verandering en aanpassen Competentie V: met druk en tegenslag omgaan Competentie W: gedrevenheid en ambitie tonen De competenties staan uitgebreider beschreven in de boekjes met de beroepsprestaties. De kennis -, vaardigheids- en houdingsaspecten waaruit een competentie bestaat, staan beschreven in de Competentiewijzer waar de student over beschikt. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 9

10 2.2 Opbouw van fase indeling Fase 1: Basale vaardigheden van de onderwijsassistent verkennen en uitvoeren. Je kunt hierbij denken aan: het op orde houden van de klas, zorgdragen voor het klaarzetten en opruimen van materialen en middelen. Observeren en rapporteren, voorlezen, vertellen, individuele leerlingen ondersteunen, geruststellen, op weg helpen, complimenten geven. Administratieve werkzaamheden zoals nakijken en cijfers noteren op de wijze zoals dat gebruikelijk is op het BPV-adres. Fase 2: In fase 2 ontwikkelt de student de vereiste competenties binnen de werkprocessen verder. Ze bouwt verder aan de opgedane kennis, houding en vaardigheden van fase één. Naast de voorbereiding en assistentie bij lesonderdelen, verdiept zij haar didactische handelen. Hoe stuurt zij leerlingen aan, hoe legt ze iets helder uit, hoe gaat zij om met verschillen tussen leerlingen en hoe stemt zij haar didactische handelen daarop af? Hoe stimuleert zij leerlingen om zelf oplossingen te zoeken voor dingen die ze niet begrijpen? Ze werkt mee aan thematisch onderwijs en een activiteit zoals bijvoorbeeld de straatspeeldag, het schoolreisje of het schoolkamp. Fase 3: In fase 3 neemt de complexiteit verder toe. De stagiaire brengt verdieping aan in haar didactische en pedagogische kennis over kinderen die extra zorg vragen. Ze toont competenties aan in de begeleiding van kinderen met leer- en gedragsproblemen. Wat vraagt dit kind van haar en hoe kan zij dit kind verder helpen? Ook staat de professionalisering van haarzelf en haar bijdrage aan de kwaliteitszorg binnen haar BPV-adres centraal. 2.3 BPV dagen In de BPV-periodisering is vastgelegd hoeveel lesdagen / BPV-dagen een student heeft. Deze BPV-periodisering wordt per schooljaar uitgewerkt in een schema. Leerjaar 1: 2 dagen BPV per week op 1 BPV-adres vanaf blok 2. Leerjaar 2: 2 dagen per week BPV op 1 BPV-adres Leerjaar 3: 2 dagen per week BPV op 1 BPV-adres. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 10

11 3. De werkwijze 3.1 Beroepsprestaties Een beroepsprestatie is een praktijkopdracht die bestaat uit herkenbare werkzaamheden in het beroep. Een beroepsprestatie bestaat uit 5 vaste onderdelen: Competenties: welke competenties ontwikkelt de student specifiek in desbetreffende beroepsprestatie? Waar gaat de beroepsprestatie over? De opdracht: wat moet de student gaan doen? Het resultaat: wat moet de student laten zien en welke bewijsstukken moet de student verzamelen? Beoordelingslijst: waaraan dient de student te voldoen? De student wordt begeleid door de WABO docent (Werken Aan BeroepsOpdrachten), studieloopbaanbegeleider en praktijkopleider. Dit verloopt volgens het schema in bijlage Proeve van Bekwaamheid De fases 2 en 3 sluit de student in de BPV af met een Proeve. In deze grote opdracht toont de student aan dat zij over alle kwalificerende competenties binnen een fase beschikt. De student laat dan zien dat ze alle beroepsprestaties kan geïntegreerd kan toepassen. Een Proeve duurt maximaal 8 werkweken en bestaat uit: Waar gaat de Proeve over? Wat moet de student gaan doen? Het resultaat: wat moet de student laten zien en welke bewijsstukken moet de student verzamelen? Beoordelingslijst: waaraan dient de student te voldoen? 3.3 De Wegwijzer De student werkt steeds volgens de vijf stappen van de Wegwijzer (zie bijlage 3) aan een beroepsprestatie of aan de Proeve. Op deze wijze leert de student niet alleen beroepsmatig te handelen, maar ontwikkelt de student ook een studie aanpak (zie het schema op pagina 10).Wanneer de stappen 1 en 2 zijn aangetoond, wordt de voorbereidingsfase afgesloten met een GO. Deze GO wordt gegeven door de studieloopbaanbegeleider. Pas daarna gaat de student verder met de uitvoering en de afronding. Fasen in procesmatig handelen Stappen van de wegwijzer GO / NO GO Begeleiding / beoordeling 1. oriënteren GO / NO GO studieloopbaanbegeleider 2. plannen praktijkopleider 3. uitvoeren praktijkopleider / BPV beoordelaar 4. controleren praktijkopleider / BPV beoordelaar 5. reflecteren Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 11

12 3.4 STARRK-methode Deze methode past de student toe als zij een reflectieverslag moet schrijven. Het reflectieverslag wordt beoordeeld door de studieloopbaanbegeleider. 3.5 Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en Persoonlijk activiteitenplan (PAP) Op basis van stap 1 en 2 van de wegwijzer formuleert de student leerdoelen in haar persoonlijk ontwikkelplan (POP) en/of stelt de leerdoelen bij. Op school en tijdens de BPV ontvangt de student feedback over haar resultaten en het gedrag wat ze laat zien. Daarnaast schrijft zij evaluatie- en reflectieverslagen waaruit blijkt wat ze al dan niet geleerd heeft. Voortgangsrapportages en afrondingsgesprekken op de BPV geven ook aanleiding om leerdoelen bij te stellen. Om de leerdoelen verder te ontwikkelen plant de student acties. Deze acties noteert ze in haar persoonlijk actieplan (PAP). In de planning neemt de student vervolgens op wanneer zij aan welke actie gaat werken (zie bijlage 4). Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 12

13 4. Begeleiden en beoordelen in de BPV 4.1 Algemeen De praktijkopleider is als beroepskracht verbonden aan de instelling en heeft zich verplicht om de student te begeleiden. De praktijkopleider moet minimaal een afgeronde opleiding hebben op MBO-niveau. De praktijkopleider moet zich kunnen identificeren met het beroep. Het begeleiden is alleen mogelijk als de opleider een diploma heeft van hetzelfde niveau ( of opleiding praktijkbegeleider heeft gevolgd) of hoger. De begeleiding is hoofdzakelijk gericht op het functioneren van de student als toekomstige beroepskracht. De praktijkopleider houdt zowel het belang van de doelgroep als die van de student in het oog. We maken een onderscheid tussen begeleiden en beoordelen van de student in de BPV. Bij het uitvoeren van een Proeve mag er tijdens de uitvoering, geen inhoudelijke feedback worden verstrekt aan student door beoordelaar. De begeleider: de begeleider begeleidt het leerproces van de student in de BPV. Je bespreekt met de student haar activiteiten en geeft feedback. De beoordelaar: beoordeelt of de student de competenties, in relatie tot een werkproces, heeft behaald. De beoordelaar geeft met de beoordeling aan in hoeverre de student de gestelde competenties al dan niet gehaald heeft. De beoordeling van een Proeve kan niet door de eigen praktijkopleider van de student gedaan worden. 4.2 Begeleiden in de BPV U ontvangt bij aanvang van de BPV informatie, over de beroepsprestaties en eventueel de Proeve waar de student mee bezig is. Taken van de begeleider: 1. De student ondersteunen bij het werken aan de beroepsprestaties: - het bewaken van de voortgang en de aanpak - begeleiden bij het maken van de 5 stappen van de Wegwijzer - het begeleiden bij praktische zaken om tot een bewijs te komen - stimuleren om de student een koppeling te laten maken tussen de theorie en praktijk - feedback geven op de kwaliteit van de gemaakte bewijzen Op school wordt de student ook ondersteund bij het werken aan de beroepsprestaties door de WABO-docent. De WABO-docent beoordeelt de gemaakte bewijzen. 2. Nagaan of de student een GO heeft voor de beroepsprestatie De student heeft van de studieloopbaanbegeleider een GO nodig voordat ze de beroepsprestatie mag uitvoeren in de praktijk. Om deze GO te krijgen moet de student de stappen 1 en 2 van de Wegwijzer voldoende hebben afgerond. 3. Het voeren van begeleidingsgesprekken met de student over de ontwikkeling van haar competenties. De begeleider heeft 1 x per 14 dagen een begeleidingsgesprek met de student. Het logboek en de beroepsprestaties zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt. Stimuleer de student door het uitspreken van wederzijdse verwachtingen en het bespreken van de voortgang en de kwaliteit van het functioneren. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 13

14 4. Het bijhouden van de BPV urenlijst: Voor de BPV is een minimaal aantal uren verplicht, deze staan vermeld op de praktijkovereenkomst ( POK). Dit wordt ingevuld op de BPV presentielijst. De student brengt zelf deze lijst mee. De student moet aan de presentienorm voldoen. De door de student ingevulde BPV-uren worden per periode (4 keer) met een paraaf van de praktijkopleider afgetekend. Aan het einde van de gehele BPV-periode dient de lijst met opgetelde uren en handtekening van de praktijkopleider te worden ingeleverd bij de studieloopbaanbegeleider (zie bijlage 6). 5. Communicatie praktijkopleider en SLB er (studie-loopbaanbegeleider). De student is in principe zelf verantwoordelijk voor het maken van afspraken en de planning van de leeractiviteiten, maar zeker aan het begin van de opleiding hebben de meeste studenten veel sturing nodig. De studieloopbaanbegeleider en/of praktijkopleider kunnen incidenteel telefonisch of via de mail contact opnemen met elkaar als er vragen zijn over het ontwikkelingsproces van de student. 4.3 Ontwikkelingsgericht beoordelen in de BPV. Ontwikkelingsgericht beoordelen. De beoordeling van beroepsprestaties en een kernactiviteit die niet met een Proeve wordt afgesloten zijn ontwikkelingsgerichte beoordelingen. Je beoordeelt of de student de competenties in relatie tot het werkproces goed, voldoende of niet heeft aangetoond. Taken van de beoordelaar: 1. Het beoordelen van de uitvoering van de beroepsprestatie en invullen van de beoordelingslijst. Je beoordeelt ontwikkelingsgericht. Je geeft aan hoe ver de student staat in zijn ontwikkeling en de student krijgt feedback op de uitvoering. Je stuurt daarmee het leerproces van de student, want je geeft input voor de verdere ontwikkeling. Je beoordeelt d.m.v. goed aangetoond, voldoende aangetoond of onvoldoende aangetoond. De uitvoering van de beroepsprestaties wordt beoordeeld door 1 BPV begeleider, de eigen praktijkopleider van de student. Daarbij moet je met veel zaken rekening houden: Hoe complex is de werksituatie? Hoeveel zelfstandigheid kan je van een student verwachten? Welke criteria moet je hanteren? Deze punten worden uitgewerkt in bijlage Het voeren van een voortgangsgesprek na afronding van een beroepsprestatie. De student en de praktijkopleider vullen afzonderlijk de beoordelingslijst van de beroepsprestatie in (zie punt 1). In het voortgangsgesprek wordt de beoordeling besproken. Daarvan schrijft de student en/of praktijkopleider de voortgangsrapportage. Deze rapportage laat de student ondertekenen door de praktijkopleider en de studieloopbaanbegeleider. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 14

15 4.4 Het kwalificerend beoordelen van de Proeve Kwalificerend beoordelen Dat gebeurt tijdens Proeve 2 en 3 door de beoordelaar ( examinator). We hebben er voor gekozen dat de Proeve in de BPV kwalificerend is; dat betekent dat bij de Proeve 100% van alle competenties binnen een kerntaak beoordeeld moeten zijn met goed aangetoond of voldoende aangetoond. De student doet een Proeve aan het eind van fase 2 en van fase 3. De praktijkopleider beoordeelt de competenties die vermeld staan in de beoordelingslijst. De WABO-docent beoordeelt de specifieke bewijsstukken.. De praktijkopleider leest de bewijsstukken wel na om te controleren of er geen zaken in staan die niet naar buiten mogen, zoals namen van personen en of de info op waarheid berust. Hierover kan feedback gegeven worden aan de student. Een handtekening van de praktijkopleider geeft dus aan dat zij/hij het bewijsstuk gezien heeft. Vanaf cohort 2012 moeten MBO-opleidingen een waardering per kerntaak vermelden met minimaal een driepuntschaal met onvoldoende, voldoende of goed. Daarbij moet met de volgende punten rekening gehouden worden: Hoe complex is de werksituatie? Hoeveel zelfstandigheid kun je van een student verwachten? Welke prestatie indicatoren moet u beoordelen? ( zie bijlage 1) Binnen het Kellebeek College zijn de volgende regels afgesproken over het hanteren van beoordelingsschalen bij examenonderdelen. ONVOLDOENDE VOLDOENDE GOED De student voldoet niet aan: De prestatie-indicator; De mate van zelfsturing die gevraagd wordt; De mate van verantwoordelijkheid die gevraagd wordt. De student voldoet aan: De prestatie-indicator; De mate van zelfsturing die gevraagd wordt; De mate van verantwoordelijkheid die gevraagd wordt. De student overstijgt: De prestatie-indicator; De mate van zelfsturing die gevraagd wordt; De mate van verantwoordelijkheid die gevraagd wordt. De student weet niet adequaat om te gaan met de complexiteit van de beroepssituatie De student weet adequaat om te gaan met de complexiteit van de beroepssituatie De student weet uitstekend om te gaan met de complexiteit van de beroepssituatie Hulpvragen voor het beoordelen van GOED : - Handelt de student bewust bekwaam door inzicht te tonen in de situatie en verantwoording van het eigen handelen? - Is de student proactief door zelf initiatieven te nemen en adequaat te handelen? - Deelt de student relevante kennis en inzicht? - Is de student een gelijkwaardige collega? - Geeft de student constructieve feedback met als doel de kwaliteit van het werk te verbeteren? De student dient elke beroepsprestatie 100% aangetoond te hebben ( dus voldoende of goed). Indien dit niet het geval is, dient een student een onderdeel of de gehele opdracht opnieuw uit te voeren. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 15

16 4.5 Digitaal inleveren van de Bewijsstukken Tot voor kort moesten studenten hun gemaakte bewijsstukken eerst aan hun praktijkopleider laten zien. De praktijkopleider controleerde of de informatie op waarheid berustte en of er geen privacy gevoelige onderwerpen in stonden vermeld. Voldeed het daaraan, dan werd op elk bewijsstuk een paraaf geplaatst. Vervolgens werden de bewijsstukken mee naar school genomen en door de docent beoordeelt of de uitwerking voldeed aan de opdracht en voldoende theoretische was onderbouwd. Dit was zoals het tot nu toe ging. We zijn geleidelijk aan overgestapt naar het digitaal werken met het software programma van It s learning, dat binnen het ROC West Brabant wordt gebruikt. De studenten leveren hun bewijsstukken digitaal op school in. Zij kunnen een uitgewerkte opdracht op It s learning zetten. De docenten kunnen deze dan hierop nakijken. De studenten en docenten kunnen wel inloggen in It s learning, maar de praktijkopleider helaas niet. Daardoor is het niet mogelijk een handtekening van de stagebegeleiders hierin te verwerken. In de klankbordgroep met afgevaardigden uit het werkveld hebben we hierover gesproken. De volgende afspraak is gemaakt: De student voegt een aftekenlijst bij de ingeleverde bewijsstukken. De praktijkopleider zet een handtekening op de aftekenlijst. Dit betekent dat het gezien is. De lijst wordt door de student gescand en geüpload bij de in te leveren bewijzen in It s learning. Of de lijst wordt door de student ingeleverd bij de (WABO-)docent. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 16

17 5. Afspraken rondom de BPV 5.1 De BPV-overeenkomst Voor aanvang van de BPV wordt er door de school een overeenkomst aangemaakt. Deze overeenkomst wordt ondertekend door de BPV-instelling en door de student (en de ouders/verzorgers als de student nog geen 18 jaar is). De overeenkomst wordt aan elke partij uitgereikt. De overeenkomst kan alleen in de volgende gevallen vroegtijdig worden ontbonden: - De student heeft zijn/haar diploma behaald - Er is besloten dat verdere voortgang van de BPV niet meer mogelijk is. Dit besluit wordt genomen door de opleider/ BPV coördinator, de studieloopbaanbegeleider en de student. 5.2 Beroepsgeheim Voor de aanvang van de eerste BPV ondertekent de student een formulier (bijlage 8). Hierin verklaart de student, dat hij/zij alle informatie die op de BPV-instelling wordt toevertrouwd over cliënten en/of organisatie geheim zal houden. Het spreekt vanzelf dat men in verslagen geen namen van cliënten gebruikt! De SLB er zorgt ervoor dat het formulier beroepsgeheim ingevuld wordt. De student bewaart een kopie van het formulier beroepsgeheim in zijn/haar portfolio. Daarnaast levert de student een exemplaar in bij het BPV adres en de school. 5.3 Verklaring omtrent gedrag Studenten moeten een verklaring omtrent gedrag inleveren op school en op het BPV adres. De coördinatie ligt bij school, de school vraagt een VOG aan. Ze gaan met dit formulier naar de gemeente (in eigen woonplaats). Ze betalen zelf de kosten voor de VOG. De VOG blijft 2 jaar geldig. 5.4 Ziekte en verzuim Verzuim van BPV-tijd dient uiteraard zoveel mogelijk voorkomen te worden. Als de student om dringende redenen niet naar het BPV-adres kan, moet dit voorafgaand aan het verzuim kenbaar gemaakt worden bij de BPV-instelling en bij de administratie van de school. Als de student ziek is, meldt hij dit vóór de aanvangstijd van de BPV, maar in ieder geval vóór 8.30 uur bij de BPV-instelling en op school. Beter melden moet zo snel mogelijk gebeuren in verband met de planning op de BPV-instelling. Mocht een student niet op het BPV adres verschijnen zonder zich af te melden dan willen we u vragen dit door te geven aan school (zie bijlage 11) Uren die de student afwezig is geweest, moeten zoveel mogelijk worden ingehaald. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 17

18 5.5 Verzekering De school sluit een aanvullende verzekering voor de student af tegen het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid voor schade aan de praktijk biedende organisatie of derden, evenals het financiële risico van ongevallen tijdens werk- en reisuren ( 24 uurs verzekering). 5.6 Vrij vragen voor speciale activiteiten BPV-adres Soms vinden er op het BPV-adres activiteiten plaats die belangrijk kunnen zijn voor het leerproces. Wanneer die activiteiten plaatsvinden op de dag dat de student naar school moet kan de student vrij vragen op school. U kunt dan een formulier invullen (bijlage 7). Vervolgens geeft de studieloopbaanbegeleider d.m.v. een handtekening wel of geen akkoord. Dit formulier krijgt de student aan het begin van de BPV-periode. Dit formulier moet uiterlijk 2 weken voor de activiteit door de student ingeleverd worden bij het KIP (Kellebeek Informatie Punt) met handtekeningen van de betrokken begeleiders. We gaan in principe uit van 2 activiteiten per jaar en het onderwijsprogramma van de student moet hiervoor ruimte bieden. 5.7 Schoolvakanties VAKANTIES/ VRIJE DAGEN: Herfstvakantie: 16 oktober 2017 t/m 20 oktober 2017 Kerstvakantie: 22 december 2017 t/m 5 januari 2018 voorjaarsvakantie: 12 februari 2018 t/m 16 februari 2018 Paasvakantie: 30 maart 2018 t/m 2 april 2018 Meivakantie: 27 april 2018 t/m 4 mei 2018 Hemelvaart: 10 mei en 11 mei de pinksterdag 21 mei 2018 Het opnemen van vrije dagen en vakanties gebeurt in overleg met het BPV adres. Dit betekent dat de student ook in bovenstaande schoolvakanties ingezet kan worden. De student heeft wel recht heeft op het aantal vrije dagen zoals hierboven beschreven. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 18

19 5.8 Problemen met student op het BPV adres Bij problemen of conflicten wordt contact opgenomen tussen de stagebegeleider en de SLB er van de student. Deze 3 partijen gaan zo snel mogelijk met elkaar in overleg (zie bijlage 9). 5.9 Startprofiel Onderwijsassistent Studenten mogen pas starten met de BPV wanneer ze voldoen aan het startprofiel Onderwijsassistent. Dit document is vastgesteld met de klankbordwerkgroep van de opleiding Onderwijsassistent. (zie bijlage 10) 5.10 Contacten met studieloopbaanbegeleider Je ontvangt een formulier van de student met gegevens van de studieloopbaanbegeleider. Je kunt deze bereiken via zijn/haar adres. De studieloopbaanbegeleider mailt of belt u dan binnen 2 werkdagen terug. Mocht dit niet gebeuren dan kun je mailen naar de domeinhouder BPV. (n.langenberg@rocwb.nl) Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 19

20 6. Beoordelen van de werkhouding in de BPV 6.1 Voorbereiding De SLB er bespreekt met de student hoe de beoordeling van de BPV zal plaatsvinden. Deze beoordeling is gebaseerd op de behaalde resultaten van BPV-opdrachten en de beoordeling van de werkhouding van de student. De SLB er bespreekt (het format van) de beoordelingslijst van de werkhouding met de student, voorafgaande aan zijn BPV-periode. Aan het begin van de BPV bespreekt de student dit met de praktijkopleider en maakt afspraken wanneer deze beoordelingslijst ingevuld wordt. De beoordelingslijst wordt ook gebruikt als begeleidingsinstrument. Het is belangrijk dat het voor alle betrokkenen duidelijk is hoe en wanneer de beoordeling van de werkhouding tot stand komt en wat de consequenties zijn. Bij het formuleren van een studieadvies is de beoordeling van de werkhouding in de BPV één van de aspecten. De beoordeling van de werkhouding komt op die hieronder beschreven manier tot stand. 6.2 Tot stand komen van de beoordeling Er is sprake van een tussenbeoordeling en een eindbeoordeling. De tussenbeoordeling vindt plaats op het moment dat er een studieadviesgesprek (op school) plaats gaat vinden. De eindbeoordeling is aan het eind van de BPV-periode. Voorafgaand aan een studentenbespreking of afsluiting van de BPV-periode vraagt de student aan de praktijkopleider het beoordelingsformulier in te vullen. De student vult het formulier zelf ook in en plant een gesprek met de praktijkopleider om de beoordeling van de werkhouding te bespreken. Per houdings- / gedragsaspect wordt een beoordeling op basis van het waargenomen gedrag van de student gegeven. De praktijkopleider stelt de definitieve beoordeling op en stuurt/mailt deze naar de SLB er van de student. Alle vijf houdings- / gedragsaspecten dienen aan het einde van de BPV-periode met een voldoende beoordeeld te zijn voor een voldoende (totaal)beoordeling van de werkhouding. 6.3 Weging beoordeling werkhouding in studieadvies De SLB er inventariseert per student de behaalde beoordeling. Bij een onvoldoende werkhouding volgt automatisch een oranje (negatief) studieadvies. Bij een oranje (negatief) studieadvies worden er duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot de voortgang van de student. Hierin wordt duidelijk aangegeven welke acties de student moet ondernemen en welke ondersteuning hierbij wordt gegeven door de praktijkopleider en de studieloopbaanbegeleider. 6.4 Eindbeoordeling werkhouding van elke BPV-periode telt mee voor het diploma Aan het einde van elke BPV-periode wordt een eindbeoordeling opgesteld van de werkhouding in de BPV. Deze eindbeoordeling telt mee voor het behalen van het diploma. In de opleiding moet de student alle BPV-periodes afgerond hebben met een voldoende werkhouding! Is de eindbeoordeling aan het einde van een BPV-periode onvoldoende dan worden er afspraken gemaakt over eventuele verlenging of herkansen van de BPV of aanvullende opdrachten. De student krijgt op deze manier de kans om binnen een afgesproken tijd zijn onvoldoende in een voldoende om te zetten. Het Beoordelingsformulier werkhouding in de BPV (bijlage 12) Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 20

21 Bijlage 1 Beoordelen van Beroepsprestaties en Proeve Het is belangrijk dat je als praktijkbegeleider/beoordelaar weet wat je van de student mag verwachten op het gebied van: o De mate van complexiteit van de beroepssituatie o De mate van zelfsturing. o De mate van verantwoordelijkheid Bij iedere beoordelingslijst worden dan ook in eerste instantie de moeilijkheidsgraad van de beroepscontext aangegeven. Dan zie je bijvoorbeeld het volgende: Figuur 4 Moeilijkheidsgraad van de beroepscontext bij Proeve 2 We leggen de drie factoren hieronder verder uit: Ad.1 De mate van complexiteit van de beroepssituatie waarin deze prestatie wordt uitgevoerd. Uitvoeren in een gesloten context wil zeggen dat de student haar feitenkennis kan toepassen in concrete situaties en onder begeleiding. Het uitvoeren in een open context veronderstelt dat de student zich zelfstandig kennis en vaardigheden eigen kan maken en dat ze deze flexibel kan inzetten en afstemmen. In de complexe situatie is de student in staat oplossingsgericht te handelen. Ze zet daarbij haar totale kennis en handelingsbekwaamheid in. In deze situatie is ze ook in staat om anderen aan te sturen. Ad. 2 De mate van zelfsturing De begeleiding gaat van geleid via begeleid naar zelfstandig. Ad. 3 De mate van verantwoordelijkheid. Hierbij gaat het om de mate van verantwoordelijkheid waarop de student aanspreekbaar is. Zelfs bij de meest eenvoudige handeling is de student verantwoordelijk voor de eigen taakuitvoering. Later strekt de verantwoordelijkheid zich uit over meerdere gebieden: samenwerking en aansturing van anderen tot het verantwoordelijk zijn voor de gehele zorg of begeleidingscyclus. Als je verder kijkt op de beoordelingslijsten vind je het begrip prestatieindicatoren. Prestatie-indicatoren De prestatie-indicatoren geven het concrete gedrag aan dat van een student bij een bepaalde competentie verwacht wordt Normscore en ontwikkelscore In de beoordelingslijsten kom je de volgende twee begrippen tegen die van belang zijn voor de beoordeling van de competentiegroei: 1. Normscore 2. Ontwikkelscore Ad.1 Normscore De normscore wil zeggen dat de student bij de beoordeling aan de vereiste norm moet voldoen. De normscore wordt aangegeven met de hoofdletters R-P-T Ad. 2 Ontwikkelscore De ontwikkelscore wil zeggen dat de student bij de beoordeling laat zien dat zij in ontwikkeling is. De student hoeft nog niet aan de vereiste norm te voldoen. Ze groeit in haar ontwikkeling. De ontwikkelscore wordt aangegeven met de kleine letters r-p-t Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 21

22 De letters r-p-t / R-P-T staan voor omschrijvingen van gedrag: R/r = reproductief gedrag. Dit wil zeggen dat de student onder begeleiding een taak uitvoert. Dat gebeurt volgens de voorschriften en standaardprocedures. Daarbij heeft ze vaak instructie of een rolmodel nodig. De student ontwikkelt kennis en vaardigheden en een passende beroepshouding. P/p = productief gedrag. Dit wil zeggen dat de student deels op eigen initiatief een taak uitvoert en creatief Problemen oplost. De student vraagt zelf advies bij voorkomende problemen, heeft minder structuur nodig om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Ze laat zien dat ze inzicht en kennis heeft en dat ze die kennis en vaardigheden kan toepassen. T/t = transfer gedrag. Dit wil zeggen dat de student binnen uiteenlopende beroepssituaties zelfstandig de taken kan uitvoeren. Ze is in staat om kennis, vaardigheden en houding toe te passen in die beroepssituaties. De student ziet verbanden en is creatief en proactief. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 22

23 Bijlage 2 Werken aan beroepsprestaties in schema - De beroepsprestatie wordt aangeboden tijdens de wabo-les De student maakt een POP/PAP en plaatst dit in It s learning De SLB er beoordeelt het POP/PAP De student werkt praktisch aan bewijzen op de BPV, theoretische verdieping tijdens wabo Op papier uitgewerkte (theorie/ praktijk)bewijzen, inclusief evaluatie- en reflectieverslag naar de opleider. Deze tekent voor gezien op de overzichtslijst van de opdrachten Ondertekende bewijzen naar Wabo- docent. Die beoordeelt op inhoud (theoretische verantwoording). Ondertekend reflectieverslag naar SLB er. Akkoord van Wabo- docent (overzichtslijst) naar BPV. Bij voldoende beoordeling van bewijzen, vult opleider beoordelingslijst in en bespreekt deze met student De student zet Bordelingslijst BP in It s Learning; de SLB er controleert dit. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 23

24 Bijlage 3 Wegwijzer Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 24

25 Bijlage 4 POP en PAP formulier WEGWIJZER Opleiding: Beroepsprestatie : Fase: STAP 1: ORIENTEREN 1. Waar gaat deze opdracht / beroepsprestatie over? 2. Wat wordt er van mij gevraagd in deze beroepsprestatie? 3. Welke werkprocessen en competenties ga je in deze beroepsprestatie ontwikkelen? Benoem de daarbij behorende kennis, vaardigheden en houding. Raadpleeg hiervoor je Competentiewijzer. Werkproces Competenties Kennis / Vaardigheid / Houding 4. Wat is mijn beginsituatie? (wat ken/kan ik al?) 5. Welke afspraken heb ik nu al over de opdracht gemaakt? School Praktijk Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 25

26 6. Welke specifieke bewijsstukken moet ik maken? A. B. C. D. E. Mijn Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) 7. Van welke competentie ga ik een leerdoel maken? werkproces competentie 8.Formuleer je beroepsgericht leerdoel (Smart): 9.Welk persoonlijke leerdoel ga ik tijdens deze beroepsprestatie ontwikkelen (Smart)? STAP 2: PLANNEN Mijn Persoonlijk Actie Plan (PAP) 1. A. Welke acties ga ik ondernemen om mijn beroepsgericht leerdoel te behalen? B. Welke bronnen ga ik raadplegen (denk aan workshops, boeken, internet)? C. Door middel van welk bewijs toon ik aan dat ik m n leerdoel heb behaald? D. Welke afspraken ga ik in dit verband maken met mijn praktijkopleider? Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 26

27 2. A. Welke acties ga ik ondernemen om mijn persoonlijk leerdoel te behalen? B. Welke bronnen ga ik raadplegen (denk aan workshops, boeken, internet)? Geef VOLLEDIGE bronvermeldingen! C. Door middel van welk bewijs toon ik aan dat ik m n leerdoel behaald heb? D. Welke afspraken ga ik in dit verband maken met mijn praktijkopleider? 3. Mijn planning. Al mijn acties zet ik in mijn planning. week datum actie Competentie / leerdoel Wie bewijs Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 27

28 Bijlage 5 Begrippenlijst Begrip Definitie Begeleiding Begeleiding is de professionele ondersteuning van de student, gericht op competentieontwikkeling, eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de student. Mate van zelfsturing Geleid In een geleide beroepssituatie krijgt de student opdrachten en instructie van de begeleider. De student volgt bij het uitvoeren van werkzaamheden de aangereikte richtlijnen, procedures en protocollen. Begeleid In een begeleide beroepssituatie is er overleg met de begeleider over de aanpak van de uitvoering. De student doet zelf onderzoek en komt met voorstellen voor de uit te voeren werkzaamheden, daarbij gebruikmakend van bestaande richtlijnen, procedures en protocollen. Hij krijgt ondersteuning op afstand van de begeleider als dat nodig is. De student rapporteert bevindingen aan de begeleider of verantwoordelijke functionaris. Zelfstandig Bij het zelfstandig functioneren in een beroepssituatie handelt de student naar eigen inzicht, rekening houdende met de geldende richtlijnen, procedures en protocollen. De student kan zelfstandig functioneren in wisselende situaties en in nieuwe situaties en rapporteert bevindingen aan de begeleider of verantwoordelijke functionaris. Beroepspraktijkvorming Het ontwikkelen van competenties in de praktijkinstellingen of het leerbedrijf. Beroepsprestatie Een afgeronde eenheid van beroepshandelingen gericht op een specifiek doel binnen de beroepscontext. Een beroepsprestatie is onderdeel van een fase in de opleiding. De student werkt binnen de context onder begeleiding, zelfstandig of in samenwerking met andere studenten aan een beroepsprestatie. Tijdens het werken aan een beroepsprestatie ontwikkelt de student zijn competenties en verzamelt hiervoor bewijzen. Bewijsstukken Informatie of resultaten verkregen in de beroepspraktijk na het uitvoeren van beroepsprestaties of een Proeve. Op grond van bewijsstukken kan de beoordelaar of de studieloopbaanbegeleider competentieontwikkeling vaststellen. Hierbij is informatie noodzakelijk over de complexiteit van de beroepssituatie, de mate van zelfstandigheid van de student en de rol of verantwoordelijkheid tijdens het uitvoeren van de beroepsprestatie/proeve. Bronmaterialen Het geheel aan informatiebronnen met beroepsrelevante theorie, kennis, informatie. Competentie Een competentie is een specifiek ontwikkelbaar vermogen van een individu bestaande uit kennis, inzicht, houding en vaardigheden. Competentiescoretabel Een instrument waarin competentieontwikkeling van een student geregistreerd staat, uitgedrukt in ontwikkelscore r-p-t of normscore R-P-T op het niveau van een kernactiviteit of opleidingsniveau. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 28

29 Competentiebeheersingsniveaus Op Reproductief niveau voert de student een taak uit onder begeleiding. Die taak wordt uitgevoerd volgens standaardprocedures en voorschriften. De student heeft vaak een instructie of rolmodel nodig. De student verwerft kennis en vaardigheden én hij ontwikkelt een passende beroepshouding. Op Productief niveau voert de student de taak deels op eigen initiatief uit. Hij lost problemen op en bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Hij vraagt advies ten aanzien van de oplossingen. Hij heeft minder structuur nodig om zelfstandige activiteiten te ondernemen. Bij Transfer gedrag voert de student binnen zeer uiteenlopende beroepssituaties taken zelfstandig uit. Hij past kennis, houding en vaardigheden toe. Hij ziet verbanden en kan die uitleggen. De student is proactief en zijn oplossingen zijn origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep. Competentiewijzer Een naslagwerk van competenties. Hierin staat de competentie beschreven in relatie tot de werkprocessen waarin deze competentie wordt aangetoond. Per competentie is uitgewerkt de benodigde kennis, houding en vaardigheden. Complexiteit van de beroepscontext Enkelvoudige context De complexiteit van de beroepssituatie is een enkelvoudige, redelijk voorspelbare context. Dat betekent dat de student zijn feitenkennis kan toepassen in een concrete situatie en onder begeleiding. De student kan terugvallen op regels, procedures en protocollen. Open context Een open context kan van diverse aard zijn. De beroepscontext is minder voorspelbaar. Er kan sprake zijn van meervoudige problematiek en dienstverlening. Dat betekent dat de student kennis verwerft en procedures eigen maakt en deze flexibel kan inzetten en afstemmen. Deels kan de student terugvallen op een coachende begeleider. Deels op regels, procedures en protocollen. Niet routinematige werkzaamheden kunnen deel uit maken van het werk. Complexe context In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare en meervoudige problematiek. De student kan totale kennis- en handelingsrepertoire inzetten. Beheerst de situatie zelfstandig en reguleert en werkt oplossingsgericht. Is in staat tot een helikopterview. In deze situatie is de student in staat anderen aan te sturen. ELO Elektronische leeromgeving, een digitale leefomgeving waarbinnen student en begeleiders gegevens kunnen opvragen, bewerken, toevoegen en registreren. Onder andere toepasbaar binnen het portfolio. Formatieve toetsing Beoordelen om te leren of ontwikkelingsgericht beoordelen. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 29

30 Fase Een fase is een leer- en exameneenheid, ook wel een sturingsmiddel genoemd. Deze is gericht op een afgeronde eenheid werkzaamheden binnen het beroep en is veelal kerntaak overstijgend. Een fase is opgebouwd uit meerdere beroepsprestaties en eventueel een Proeve. De drie fases vertonen een toenemende complexiteit. De student werkt onder begeleiding, zelfstandig of in samenwerking met andere studenten aan de beroepsprestaties in een fase. Tijdens het werken ontwikkelt de student zijn competenties en verzamelt hiervoor bewijsstukken. Kwalificatiedossier De beschrijving van de startpositie van de beginnende beroepsbeoefenaar op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Het kwalificatiedossier beschrijft de kerntaken van de beroepsopleiding. Iedere kerntaak is opgebouwd uit werkprocessen. Aan de werkprocessen zijn generieke competenties verbonden. In welke mate de competenties beheerst zullen worden staat beschreven in de prestatie-indicator. Leeractiviteiten Onderwijsactiviteiten die de student in staat stelen om beroepsrelevante kennis, vaardigheden en houding te verwerven om te komen tot competentieontwikkeling. Dit kan binnen verschillende didactische werkvormen, in de beroepspraktijk of door zelfstudie. Logboek Het logboek is een door de student geschreven verslag over haar functioneren, haar handelen en haar gevoelens daarbij. Het wordt een wekelijks geschreven verslag over het leerproces van de student. Hierin kan zij haar gevoelens en ervaringen kwijt. Het is de bedoeling dat haar logboek haar helpt om na te denken over haar eigen functioneren waaruit zij kan opmerken of er groei en vooruitgang zit in haar functioneren. Methodemix De combinatie van verschillende vormen van assessment (of vormen van examinering) binnen de summatieve beoordeling van competenties. Monitor Een instrument waarin alle informatie uit de kernactiviteiten per opleiding is verzameld. De student of de begeleider registreert hierin de voortgang van het leerproces. Normscore R-P-T Normscore, ook wel kwalificerende score genoemd, wil zeggen dat de student bij de beoordeling aan de vereiste beoordelingscriteria moet voldoen. Deze zijn afgeleid van de prestatie-indicatoren uit het kwalificatiedossier. Bij een normscore voldoet de student aan de criteria die verwijzen naar de competenties van een beginnende beroepsbeoefenaar. De normscore staat in de beoordelingslijst met een grote vetgedrukte hoofdletter R, P of T. Onderwijsmagazijn Het geheel van leeractiviteiten waarmee een student in staat is beroepsrelevante kennis, vaardigheden en houding te verwerven om te komen tot competentieontwikkeling. Een overzicht van hoorcolleges, workshops, trainingen en overige activiteiten waar studenten uit kunnen kiezen of die in de opleiding gepland zijn om hun leerproces vorm en inhoud te geven. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 30

31 Onderwijsactiviteiten Leeractiviteiten die de student in staat stellen om beroepsrelevante kennis, vaardigheden en houding te verwerven om te komen tot competentieontwikkeling. Dit kan binnen verschillende didactische werkvormen, in de beroepspraktijk of door zelfstudie. Ontwikkelscore r-p-t De ontwikkelscore geeft aan dat de student zich ontwikkelt en nog niet hoeft te voldoen aan de kwalificerende norm voor competentiebeheersing. De student heeft nog begeleiding nodig. Hij kan zich nog ontwikkelen in de gewenste richting, hij heeft nog even de tijd. De ontwikkelscore geeft echter wel inzicht in de mate van ontwikkeling richting de normscore. Is er vooruitgang aanwezig, staat de student even stil in zijn groei, met welke competenties heeft hij meer/ minder moeite? De ontwikkelscore staat vermeld met een kleine letter en cursiefgedrukte r, p of t. POP PAP Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) en een Persoonlijk Activiteitenplan (PAP). In het POP beschrijft de student zijn competentieontwikkeling, leerstijl, leerdoelen op korte- en lange termijn. In het PAP beschrijft de student op welke wijze, waar, wanneer hij zijn competentieontwikkeling, leerdoelen en dergelijke verwezenlijkt. Portfolio Een portfolio biedt een overzicht van de individuele leer- en werkervaringen, onderbouwd met bewijsstukken en gerelateerd aan de eisen uit het beroepenveld en de opleiding. Een portfolio bevat normaal gesproken: persoonlijke gegevens, een overzicht van relevante ervaringen, een overzicht van verworven competenties met bewijzen en conclusies. Veelal wordt onderscheid gemaakt tussen het ontwikkelingsdeel en het kwalificerende deel van het portfolio. Een portfolio is te beschouwen als een registratiesysteem waarin verschillende vormen van beoordeling opgenomen kunnen worden, zoals observatielijsten, fotomateriaal, beoordelingslijsten, reflectieverslagen en resultaten van beroepsprestaties en Proeven van bekwaamheid. Prestatie-indicator De prestatie-indicator geeft de mate van competentiebeheersing aan binnen een werkproces. Met de prestatie-indicator van de competentie meet de beoordelaar of het resultaat en het daaraan voorafgaande proces is aangetoond. Een prestatie-indicator is op gebouwd uit beheersingscriteria met daaruit voortvloeiend het uiteindelijke resultaat. Proeve De Proeve is een toetsvorm die de student de gelegenheid biedt om te demonstreren dat hij over de benodigde competenties beschikt. Het gaat hier om een grote integrale opdracht waarin de student voor uitdagingen, dilemma s, onverwachte situaties, keuzes wordt gesteld die een beroep doen op de inzet van verschillende competenties. Deze worden integraal getoetst en meestal beoordeeld in de beroepspraktijk. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 31

32 Studieloopbaanbegeleider (SLB er) Een SLB er is de afkorting van studieloopbaanbegeleider. Dit is een begeleider die de student begeleidt tijdens het opleidingstraject. De SLB er is contactpersoon voor de BPV, is aanwezig bij het afrondingsgesprek Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Begeleiding geven aan groepen studenten en/of individuele student met als doel het leerproces van de student(en) te begeleiden afgestemd op de specifieke behoeften en vragen van de student, zodat de student in staat is zelfstandig te functioneren en zodanig gekwalificeerd is met een certificaat of diploma dat hij/zij reële kansen heeft op de arbeidsmarkt. Uitgangspunt hierbij is dat de student de verantwoordelijkheid draagt van zijn/haar leerproces. Summatieve toetsing Beoordelen om te kwalificeren. De summatieve toetsing dient beschreven te zijn in het Onderwijs Examen Reglement(OER). De summatieve toetsing voldoet aan de hiervoor geldende wettelijke regels. Verantwoordelijkheid De rol of verantwoordelijkheid die een student draagt tijdens de uitvoering van een werkproces varieert van: De mate van verantwoordelijkheid Uitvoering eigen takenpakket De beroepsbeoefenaar is vakman/vakvrouw en vervult uitvoerende en ondersteunende taken. Binnen Zorg en Welzijn is iedere beroepsbeoefenaar verantwoordelijk voor zijn/haar eigen werk. Beroepshandelingen worden met zorg en toewijding uitgevoerd. Samenwerking met collega s Afhankelijk van het opleidingsniveau draagt de beroepsbeoefenaar verantwoordelijkheid voor de sfeer en de wijze waarop collega s met elkaar samenwerken. Aansturing op lager niveau De verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar kan zich beperken tot het eigen functioneren binnen het eigen takenpakket, maar kan zich ook uitstrekken tot het werk van anderen doe op een lager niveau werken. Dit hangt samen met het niveau van de opleiding. De hele zorg- en begeleidingscyclus Naarmate het niveau hoger is, zijn de werkzaamheden divers van aard. De beroepsbeoefenaar heeft inzicht in meerdere werkprocessen. Stemt diensten op elkaar af en coördineert werkzaamheden. De beroepsbeoefenaar beschikt over een helikopterview. WABO Werken Aan Beroepsrelevante Opdrachten. Contacturen waarin de studenten worden gecoacht bij het werken aan beroepsprestaties / Proeve (integrale beroepsrelevante opdrachten) WABO-docent De WABO-docent is de docent die de student inhoudelijk begeleidt tijdens de WABO-uren op school, bij het werken aan de beroepsprestaties. De WABO-docent beoordeelt de bewijzen die de student op school inlevert van beroepsprestaties. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 32

33 Wegwijzer Begeleidingsinstrument (kompas) aan de hand waarvan de student planmatig leert en werkt volgens de fases Oriënteren, Plannen, Uitvoeren, Controleren en Reflecteren. Werkproces Een geheel aan beroepshandelingen gericht op een specifiek doel binnen de beroepspraktijk, vastgelegd in het kwalificatiedossier. Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 33

34 Bijlage 6: voorbeeld aanwezigheidslijst Unit Dienstverlening Informatiedocument voor begeleiders/beoordelaars in de BPV versie Pagina 34