Ten onrechte toekennen onvoldoende waardoor leerling is gedoubleerd; klacht ongegrond; voortgezet onderwijs.

Transcriptie

1 Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs (mr. H.T. van der Meer, W. Dulfer-Visser, S.Y. Kuurstra- Brons) Uitspraaknr Datum: 18 oktober 2005 Ten onrechte toekennen onvoldoende waardoor leerling is gedoubleerd; klacht ongegrond; voortgezet onderwijs. De klacht Een vader klaagt erover dat aan het CKV-dossier van zijn zoon een onvoldoende is toegekend waardoor de jongen niet naar 5 Havo is bevorderd. De vader somt in zijn klaagschrift een aantal omstandigheden op die tot de conclusie moeten leiden dat de beoordeling van het CKV dossier onjuist is. In het bijzonder wijst hij op de slechte communicatie vanuit de school over het CKV-dossier en op de oneerlijke beoordeling van het CKV-dossier. De visie van partijen De zoon is niet bevorderd naar 5 Havo omdat hij het vak culturele en kunstzinnige vorming (CKV) aan het einde van 4 Havo niet met een voldoende had afgerond. De zoon is dyslectisch en heeft problemen met zijn motoriek. De vader betoogt dat het programma van toetsing en afsluiting (PTA) een bepaling bevat, inhoudende dat het volledige handelingsdeel naar genoegen dient te zijn afgerond alvorens de kandidaat kan deelnemen aan enig onderdeel van het Centraal Schriftelijk Eindexamen (artikel 2.11). Hij leidt daaruit af dat de school ten onrechte van de zoon heeft geëist dat hij zijn CKV-dossier, dat deel uitmaakt van het handelingsdeel, al aan het einde van 4 Havo af moest hebben. De vader stelt dat hij gedurende het schooljaar 2004/2005 over CKV nauwelijks contact heeft gehad met de mentor. Volgens afspraak zouden zowel hij als de zoon over dit vak contact onderhouden met de coördinator Havo tweede fase. Ook is hij er nooit van op de hoogte gebracht dat zijn zoon voorafgaand aan het bezoeken van een culturele activiteit toestemming van de docente moest hebben. De docente heeft geweigerd met de zoon een afrondend gesprek te voeren, uitsluitend omdat het door hem ingeleverde dossier te dun zou zijn. Hij kreeg één dag om het dossier in orde te maken. De docente wist dat de zoon daar niet toe in staat was omdat hij juist de dag ervoor slachtoffer was geweest van geweld. Ook het daarna ingeleverde dossier heeft de docente geweigerd te bespreken. Nadat de docentenvergadering besloten had dat de zoon niet naar 5 Havo kon worden bevorderd heeft de vader verzocht om revisie van die beslissing. De revisievergadering heeft besloten dat de docente het inmiddels aangevulde dossier nogmaals zou beoordelen.

2 De docente heeft gesuggereerd dat de zoon een aantal onderwerpen van een medeleerling zou hebben overgeschreven. Volgens de vader kan degene die overgeschreven heeft net zo goed de medeleerling zijn geweest. Bovendien is het niet zo gek als verslagen op elkaar lijken als leerlingen dezelfde voorstelling samen hebben bezocht. Het bezoek aan een musical heeft de docente onvoldoende geoordeeld omdat zij er blijkbaar aan twijfelde of de zoon daar wel geweest was. De zoon is daar geweest is met een medeleerling en diens ouders. Ook heeft de zoon tegenover de vader verklaard dat hij een toneelstuk, De Po, heeft bijgewoond. De vader heeft geen reden daaraan te twijfelen. Dat het ingeleverde verslag overgeschreven is van een medeleerling staat volgens de vader allerminst vast. Daarnaast begrijpt de vader niet waarom hij er in eerste instantie door de afdelingsleider op gewezen is dat hij tegen het besluit om de zoon niet te bevorderen bij de directie in beroep kon gaan en dat de directie hem vervolgens de suggestie aan de hand doet een klacht bij de LKC in te dienen. De directie motiveert het besluit om de zoon niet te bevorderen onder verwijzing naar de bevorderingsnormen die de school hanteert. Daarin is de bepaling opgenomen dat een leerling niet naar 5 Havo wordt bevorderd als het dossier voor CKV (onderdeel van het handelingsdeel van het eindexamen) niet voldoende is beoordeeld. De opdrachten voor CKV zijn verwoord in het programma van toetsing en afsluiting (PTA). Omdat de zoon geen voldoende beoordeling voor zijn CKV-dossier kreeg, kon hij niet bevorderd worden naar 5 Havo. Aangezien hij het jaar daarvoor ook al had gedoubleerd, was verwijdering van school aan de orde. Anders dan de vader heeft gesteld regelt artikel 2.11 van het PTA niet wanneer de samenstellende delen van het handelingsdeel moeten worden afgelegd of ingeleverd, doch uitsluitend het tijdstip waarop het gehele handelingsdeel dient te zijn voltooid. Het staat de school vrij voor de verschillende onderdelen een einddatum vast te stellen, maar deze mag niet liggen na het tijdstip van aanvang van het Centraal Schriftelijk Eindexamen. Het volgen van de redenering van de vader zou ertoe leiden dat zeer kort voor het begin van dat examen een golf van werkstukken, dossiers en dergelijke zou worden ingeleverd die onmogelijk voor dat tijdstip beoordeeld zou kunnen worden. De directie weerspreekt dat er vanuit school onvoldoende informatie aan de vader is verstrekt. In een bijlage bij het verweerschrift somt de directie alle contactmomenten van de laatste twee schooljaren op. In het laatste jaar heeft de school meermaals contact opgenomen om zorg uit te spreken over de prestaties van de zoon en het niet inleveren van opdrachten, onder andere voor het CKV-dossier. De beoordeling van het dossier is volledig in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen gebeurd. De leerlingen zijn ervan op de hoogte dat zij voorafgaand toestemming van de docent nodig hebben om een bezochte voorstelling of activiteit aan hun dossier te kunnen toevoegen. Daarover zijn aan het begin van het schooljaar duidelijke afspraken gemaakt. De directie bestrijdt dat iemand anders dan de docente aan de zoon toestemming heeft verleend voor het bezoeken van voorstellingen of activiteiten die hij voor zijn dossier wilde gebruiken. Overigens heeft de directie ter zitting verklaard dat het ontbreken van de voorafgaande toestemming niet de reden is geweest van het als onvoldoende beoordelen van de verschillende onderdelen van het dossier.

3 Wel is het zo dat een aantal verslagen van activiteiten als onvoldoende is beoordeeld omdat de zoon ze kennelijk heeft overgeschreven van een medeleerling. De docente heeft vastgesteld dat de zoon gedeelten uit een dossier heeft gekopieerd, andere in het geheel niet of onvoldoende heeft gemaakt en enkele opdrachten voldoende heeft gemaakt. De totaalbeoordeling van het dossier bleef onvoldoende. De directie onderbouwt de stelling dat de zoon heeft overgeschreven en niet de medeleerling. De directie vindt dat daarin voldoende rechtvaardiging gelegen is voor een onvoldoende beoordeling. Al met al is de directie van mening dat de school de zoon meer dan voldoende kans heeft geboden zijn CKV-dossier op orde te krijgen en dat er op de beoordeling niets valt aan te merken. Wat betreft de verwijzing naar de mogelijkheid van beroep tegen het besluit van de revisievergadering merkt de directie op dat deze op zich terecht was: de directeur beschikt over de bevoegdheid zo n besluit te overrulen. In de vakantie was het echter voor de directie niet mogelijk zich zodanig te informeren dat hij een besluit kon nemen. Hij heeft de vader op de mogelijkheid van het indienen van een klacht gewezen omdat de vader dan mogelijk eerder uitsluitsel kon hebben over de gegrondheid van zijn bedenkingen. Inmiddels staat de directie op het standpunt dat hij de beoordeling en het advies van de LKC wil afwachten alvorens een besluit te nemen op het door de vader ingestelde beroep tegen het besluit de zoon niet naar 5 Havo te bevorderen. Overwegingen van de Commissie De Commissie laat zich niet uit over de vakmatige beoordeling van werkstukken, proefwerken en dergelijke. Dit oordeel is voorbehouden aan de docenten. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering als een beoordeling kennelijk onjuist is of indien deze op een onregelmatige of onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De vader kan niet gevolgd worden in zijn redenering dat het CKV-dossier, zijnde een onderdeel van het handelingsdeel van het examen, niet aan het einde van 4 Havo, maar pas voor de aanvang van het Centraal Schriftelijk Eindexamen hoefde te worden ingeleverd. Zoals de directie betoogd heeft dient deze bepaling, artikel 2.11, aldus uitgelegd te worden dat niet aan het genoemde examen mag worden deelgenomen als niet alle onderdelen van het handelingsdeel met een voldoende zijn beoordeeld. De genoemde bepaling staat er niet aan in de weg dat de school een fasering aanbrengt in het afronden van de verschillende onderdelen. De bepaling beoogt niet de examenkandidaten uitsluitsel te geven over het tijdstip waarop zij werkstukken en dergelijke moeten hebben ingeleverd. Overigens staat vast dat niet het tijdstip van inleveren van het CKV-dossier maar de inhoud daarvan heeft geleid tot de beoordeling onvoldoende. De Commissie heeft van één onderdeel van de beoordeling van het CKV-dossier van de zoon kunnen vaststellen dat deze kennelijk onjuist is, en wel het als onvoldoende beoordelen van het bezoek aan de musical The Lion King en het verslag daarvan, welke beoordeling als onvoldoende uitsluitend is gebaseerd op het enkele feit dat het kaartje voor die voorstelling niet op naam van de zoon staat. Deze tenaamstelling is volstrekt onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat hij deze musical niet heeft bezocht. De eigen verklaring van de zoon dat hij er met een vriend en diens ouders heen is geweest en dat de reservering nu

4 eenmaal op naam van die ouders stond, is alleszins plausibel. Zonder nader onderzoek had dit onderdeel niet als onvoldoende mogen worden beoordeeld. Het wekt bevreemding dat een blijkbaar belangrijke eis, te weten dat voorafgaand aan het bezoek van een voorstelling in het kader van CKV daarvoor toestemming van de docent moet worden verkregen, niet in het PTA is opgenomen. De Commissie beveelt het schoolbestuur aan te bewerkstelligen dat alle substantiële eisen die aan examenonderdelen worden gesteld schriftelijk zijn vastgelegd, bij voorkeur alle in het PTA. Behalve bovenstaande kan de Commissie geen onjuistheden of onregelmatigheden aan de beoordeling ontdekken, althans geen onjuistheden die tot een andere beoordeling zouden hebben moeten leiden. Het oordeel van de CKV-docente dat het geheel als onvoldoende moet worden beoordeeld is daarom niet ongerijmd. Met name acht de Commissie het aannemelijk dat de inschatting van de docente juist is dat de zoon slechts een gedeelte van de door hem in het dossier opgenomen evenementen heeft bezocht en dat hij verslagen van die evenementen van een medeleerling heeft overgeschreven. De Commissie acht het met name zeer onwaarschijnlijk dat de zoon een toneelvoorstelling in het kader van het vak Frans heeft bijgewoond en daarvan een verslag heeft gemaakt. Hij volgt geen Frans en de bij de voorstelling aanwezige docenten hebben zijn aanwezigheid niet opgemerkt. Onder deze omstandigheden acht de Commissie het ook zeer aannemelijk dat de zoon het verslag van die voorstelling van een medeleerling heeft overgeschreven. Wel begrijpt de Commissie dat de vader zich gestoord heeft aan het feit dat de beoordeling, waarin toch forse oordelen staan, gedateerd is 30 juni terwijl verificatie van die beweringen op dat moment nog niet had plaatsgevonden, maar pas nadat de bewuste medeleerling diens dossier opnieuw ter beschikking van de docent had gesteld. Deze mogelijk onjuiste datering doet echter niet af aan de conclusie dat de aannames waarop de beoordeling berust voldoende aannemelijk zijn. Het feit dat de zoon dyslectisch is, kan zeer wel een verklaring vormen voor het bestaan van weerstand tegen de CKV-activiteiten waarvan immers telkens een verslag moest worden gemaakt. Begrip voor deze weerstand kan echter niet verhelen dat de zoon voor de verkeerde oplossing van dat probleem heeft gekozen. Het overschrijven van andermans verslagen kan niet leiden tot een voldoende beoordeling. Examenwerk dient vanzelfsprekend van eigen hand te zijn. Dat de medeleerling zijn verslagen met een voldoende beoordeling beloond zag, kan daarom niet leiden tot de conclusie dat ook de zoon voor die verslagen een voldoende zou moeten krijgen. De onvoldoende is immers niet op de inhoud van die verslagen gebaseerd, maar op de wijze van totstandkoming. De vader heeft gesteld dat de slechte communicatie vanuit de school mede heeft geleid tot het resultaat voor CKV. Ook acht hij zich slecht geïnformeerd over de mogelijkheden om de beoordeling aan te vechten. De directie heeft daartegenover onweersproken gesteld dat er vanaf het begin van het schooljaar (2004/2005) zeer regelmatig contact heeft plaatsgevonden tussen de school en de zoon, de vader of zijn echtgenote. Daarbij is ook de zorg omtrent het afronden van CKV onderwerp van gesprek geweest. Nog los van de eigen verantwoordelijkheid van de zoon voor het verzorgen van zijn schoolwerk leidt een en ander tot de conclusie dat de school voldoende met de vader heeft gecommuniceerd over de dreigende problemen. De directie heeft ter zitting verklaard dat hij in afwachting van het advies van de LKC zijn besluitvorming over het door de vader bij hem ingestelde beroep tegen het besluit om de zoon niet te bevorderen heeft opgeschort. Het is begrijpelijk dat de vader de verwijzing naar de LKC in eerste instantie heeft geïnterpreteerd als een weigering

5 om op zijn beroep te beslissen. De verklaring van de directie ter zitting heeft deze onduidelijkheid uit de wereld geholpen. Het oordeel van de Commissie De klacht is ongegrond. Advies aan het schoolbestuur De Commissie beveelt het schoolbestuur aan te bewerkstelligen dat alle exameneisen in het Programma van Toetsing en Afsluiting worden vermeld.