Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 2: Personeel. Deel 2: Personeel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 2: Personeel. Deel 2: Personeel"

Transcriptie

1 Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 2: Personeel

2 Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 2: Personeel

3 Colofon Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector Deel 2: Personeel Maart 2009 Uitgave: MBO Raad, De Bilt Tekst: Jan Neuvel, CINOP MBO Raad Postbus AD De Bilt T: Ecbo Postbus BP s-hertogenbosch Tel: Fax: Ecbo 2009 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.

4 personeel Inhoudsopgave Voorwoord 2 Samenvatting 4 1 Inleiding De Monitor Sociale Veiligheid Opzet van de rapportage 12 2 Opzet, uitvoering en deelname Opzet van het onderzoek Uitvoering van het onderzoek De deelname aan het onderzoek Representativiteit van de steekproef 18 3 Materieel geweld Inleiding De omvang en ernst van materieel geweld Risicogroepen Trends in het materieel geweld 27 4 Psychisch-fysiek geweld Inleiding De omvang van psychisch-fysiek geweld Risicogroepen Psychisch-fysiek geweld: ernst en gevolgen Een vergelijking met voorgaande metingen 44 5 Het veiligheidsgevoel Inleiding Het veiligheidsgevoel op en rond de locatie Risicogroepen Een vergelijking van het veiligheidsgevoel in de afgelopen jaren 60 6 Nabeschouwing 64 Noten 68 Literatuur 70 Bijlage: enquête 72 1

5 monitor sociale veiligheid Voorwoord 2

6 personeel Monitor sociale veiligheid 2008 De 4de Monitor Sociale Veiligheid ligt voor u. Deze monitor is een initiatief van het Platform Veiligheid van de MBO Raad. De meeste mbo-instellingen zijn lid van dit platform. Het platform organiseert iedere twee jaar de Monitor Sociale Veiligheid. Met de informatie die deze monitor oplevert kan goed beleid worden ontwikkeld en beleid worden aangescherpt op het gebied van sociale veiligheid in en om de school. De monitor levert enerzijds vergelijkingsmateriaal tussen de mbo-instellingen en anderzijds kan de instelling aan de hand van de eerdere resultaten ook de eigen vorderingen in het veiligheidsbeleid toetsen. Een onderwijsinstelling is onderdeel van de samenleving. Ongewenste gebeurtenissen in de samenleving beïnvloeden de sfeer en het gedrag op school; ongewenst gedrag binnen de school stelt scholen voor de uitdaging daar verantwoord mee om te gaan. De kwetsbaarheid van de school kan worden geïllustreerd aan de hand van de recente schokkende schietpartij door een oud-leerling in een school in het Duitse Winnenden. Dit doet ons maar al te zeer beseffen dat iedere school met een dergelijk incident geconfronteerd kan worden. Goed veiligheidsbeleid is daarom continu in ontwikkeling om preventief maar ook curatief een zo groot mogelijk effect te sorteren. Het Platform Veiligheid gaat uit van vier peilers om het sociale veiligheidsbeleid vormt te kunnen geven: 1) Het sociale klimaat, onder te verdelen in vier aspecten: a) de sfeer, b) relaties binnen en tussen verschillende groepen, c) het sociale gedrag van deelnemers en personeel, m.n. hoe men omgaat met regels en afspraken en d) de aantrekkelijkheid en netheid van de sociale ruimten en van het gebouw. 2) Het onderwijs. Als deelnemers zich niet in het onderwijs herkennen of als dat niet (voldoende) aansluit bij hun mogelijkheden en wensen, zal de identificatie met de instelling en de betrokkenheid bij andere deelnemers en personeel afnemen, waarmee de kans op ongewenst gedrag kan toenemen. 3) De registratie en afhandeling van incidenten. Het gaat om mogelijkheden om voorvallen te kunnen melden, zoals de aanwezigheid van contactpersonen en/of vertrouwenspersonen, maar ook hun bekendheid binnen de organisatie en hun toegankelijkheid. Belangrijk is ook of incidenten worden gemeld door slachtoffers en hoe de organisatie daarop reageert. 4) De (fysieke) maatregelen. Daarbij valt te denken aan het plaatsen van camera s, het aanstellen van veiligheidsbeambten, maar ook het oproepen van het personeel tot controle op elkaars gedrag en op dat van cursisten. Met dat laatste aspect wordt duidelijk dat dit soort maatregelen ook ontlasten bij of overlap hebben met het sociale klimaat. Het uiteindelijke doel van iedere school is dat elke deelnemer en elke medewerker zich gekend en geborgen voelt. Een ander doel van de monitor is de verantwoording van de sector naar de samenleving over het beleid en de inspanningen. Een publieke discussie over veiligheid van zowel deelnemers als personeel moet immers gevoerd worden aan de hand van gegevens en niet op basis van vooronderstellingen en incidenten. Het Platform Veiligheid vertrouwt erop dat de uitkomsten van de monitor bijdragen aan een realistisch beeld op de mbo-sector. De resultaten in de Monitor Sociale Veiligheid 2008 voor zowel deelnemers als medewerkers laten zien dat voor beide groepen de sociale veiligheid op veel onderzochte onderdelen is gestabiliseerd ten opzichte van Dit is een goed resultaat aangezien het resultaat van de vorige monitor niet erg veel ruimte voor verbetering opverliet. Sociale veiligheid blijft echter één ieders voortdurende aandacht vragen. Het Platform Veiligheid en het landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) bedanken iedereen die heeft meegewerkt aan deze monitor. En wel in het bijzonder de heer Jan Neuvel, onderzoeker van het ecbo. Hij heeft in opdracht van het platform elke monitor zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd. De monitor vraagt continue reflectie van de mbo-instellingen op de eigen situatie; ook vraagt de monitor reflectie van de mbo-sector samen met andere partijen,zoals werkgevers, overheid en jeugdzorg op de gezamenlijke gegevens. De monitor kan daarin ondersteunen om samen met u verder aan sociale veiligheid bouwen! L.J. Molenkamp Voorzitter Platform Veiligheid MBO Raad 3

7 monitor sociale veiligheid Samenvatting 4

8 personeel De Monitor Sociale Veiligheid is een representatief landelijk onderzoek naar de sociale veiligheid in de mbo-sector gericht op deelnemers, personeel en beleidsmakers. Het onderzoek wordt sinds uitgevoerd door het ecbo 1 in opdracht van de MBO Raad 2, in casu het Platform Veiligheid van de MBO Raad. In vond het eerste onderzoek, de nulmeting, plaats met daarna vervolgmetingen om de twee jaar (2004, 2006 en 2008). De monitor bestaat uit drie delen: Deel 1 Deelnemers; Deel 2 Personeel; Deel 3 Beleid. Dit rapport, Deel 2 Personeel, beschrijft de uitkomsten van de Monitor Sociale Veiligheid 2008 voor het personeel. Naast presentatie van de resultaten uit de laatste meting worden vergelijkingen gemaakt met voorgaande metingen. Circa medewerkers van een kleine 200 locaties behorend tot vijftien mbo-instellingen (dertien roc s, een aoc en een vakinstelling) hebben aan het onderzoek in 2008 deelgenomen. De sociale veiligheid is geoperationaliseerd in indicatoren voor objectieve en subjectieve veiligheid. De objectieve veiligheid verwijst naar concreet ongewenst gedrag, de subjectieve veiligheid naar het veiligheidsgevoel. De objectieve veiligheid wordt gemeten door bij medewerkers te inventariseren hoe vaak ze in een periode van vier maanden (semester) slachtoffer zijn geweest van ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag is bij medewerkers onderscheiden in materiële agressie of geweld (diefstal en vandalisme) en psychisch fysieke agressie of geweld (discriminatie, pesten, bedreigingen, lichamelijk en seksueel geweld, verbale agressie en digitale agressie). De subjectieve veiligheid is vastgesteld in vijf relevante situaties: de lesruimten, de eigen werkruimten, de openbare ruimten in het schoolgebouw, het schoolterrein en de directe omgeving van de school. Naast de indicatoren zijn er risicogroepen in kaart gebracht. Materieel geweld Er zijn twee indicatoren voor de omvang en ernst van het materieel geweld opgesteld: het percentage slachtoffers en het aantal incidenten per 100 medewerkers. Groepen die relatief veel last van deze vormen van ongewenst gedrag hebben zijn als risicogroepen aangemerkt. Indicatoren De eerste indicator komt uit op zes en de tweede op bijna twaalf: ongeveer 6% van het personeel wordt in een semester slachtoffer van diefstal of vandalisme en op 100 medewerkers komen er twaalf van dat soort incidenten voor. Afgaande op de dalende trend in het percentage slachtoffers tussen 2002 en 2006 is er in 2008 over het geheel genomen sprake van een afvlakking. Het aantal incidenten per 100 medewerkers is in de populatie als geheel tussen 2006 en 2008 wel verder gedaald, wat impliceert dat de omvang van de agressie in termen van het aantal incidenten verder is afgenomen. Achter de (lichte) daling voor materieel geweld in de laatste periode gaan twee tegengestelde bewegingen Figuur 1 Indicatoren materieel geweld percentage slachtoffers incidenten per 100 medewerkers , ,3 6 8,3 6,3 6, ,2 11,8 3 % %

9 monitor sociale veiligheid schuil: vandalisme is 2006 en 2008 wel verder afgenomen, maar bij diefstal lijkt er sprake van een trendbreuk. Na de daling tussen 2002 en 2006 wijzen de nieuwe cijfers op een lichte ombuiging in de richting van meer diefstal van spullen van medewerkers. Dat kan te maken hebben met de ontwikkeling van allerlei gewilde digitale spullen, zoals mobiele telefoons, usb-sticks, i-pods, games, enz. Aanwijzingen daarvoor zijn zowel in de onderzoeken onder deelnemers als in die onder medewerkers gevonden. Veel medewerkers hebben zelf geen zicht op hoe het materieel geweld zich op hun locatie ontwikkeld. Voor zover ze dat wel hebben denken de meesten dat op hun eigen locatie diefstal en vandalisme ongeveer gelijk zijn gebleven. Risicogroepen en risicofactoren Het risico op materiële agressie is niet voor alle medewerkers gelijk. Een aantal groepen kent een verhoogd risico. Dat zijn allereerst de leidinggevenden. Waarschijnlijk meldt deze groep vaker dan de overige medewerkers ook diefstal en vernieling van schooleigendommen. Onderwijsgevend personeel (OP) heeft wat vaker dan ondersteunend personeel (OOP) te maken met materieel geweld. Dat geldt ook voor mannen en voor homoseksuele medewerkers. Medewerkers die meer met deelnemers te maken hebben en docenten die lesgeven op niveau 1 en 2 lopen eveneens een hoger risico. Daar is uit af te leiden dat deelnemers de grootste risicofactor zijn, maar niet de enige. Collega s en buitenstaanders zijn ook, zij het duidelijk minder dan deelnemers, verantwoordelijk voor het materiële geweld tegen het personeel. Ten slotte hebben medewerkers in de G4 vaker met diefstal te maken dan medewerkers elders in het land. Psychisch-fysiek geweld Psychisch-fysiek geweld verwijst naar vormen van agressie zoals pesten, discriminatie, bedreiging en lichamelijk geweld. Om de omvang en ernst van deze agressie te kunnen bepalen en om ontwikkelingen in kaart te kunnen brengen zijn er drie indicatoren opgesteld. Twee ervan hebben betrekking op de omvang: het percentage slachtoffers en het aantal incidenten per 100 medewerkers. De derde indicator geeft het percentage slachtoffers met tamelijk tot zeer ernstige gevolgen weer. Naast het in beeld brengen van de omvang en ernst van psychisch-fysieke agressie worden de risicogroepen aangegeven. Verbale agressie is buiten deze indicatoren gelaten. Er is wel apart aandacht voor die vorm van agressie. Indicatoren De eerste indicator, het percentage slachtoffers van psychisch-fysiek geweld, komt voor 2008 uit op 7,2%. De tweede indicator laat zien dat er in een semester 24 à 25 incidenten per 100 medewerkers voorkomen. De derde indicator komt uit op vier, wat wil zeggen dat 4% van alle medewerkers kortere of langere tijd kampt met tamelijk tot zeer ernstige gevolgen van agressie. Verbale agressie is niet in die cijfers verwerkt. Voor die vorm is het percentage slachtoffers 18 à 19%. Bij opname van die variabele in de derde indicator verdubbelt het percentage met tamelijk tot zeer ernstige gevolgen tot 9%. Een vergelijking met de voorgaande metingen levert voor alle drie de indicatoren min of meer eenzelfde beeld op. De neerwaartse trend in de agressie die tot 2006 is waar te nemen zet in ieder geval na 2006 niet door. Van een ombuiging naar een toename van psychisch-fysiek agressie is echter vooralsnog geen sprake. Dat is de conclusie op globaal niveau; dat wil zeggen voor de samengestelde variabele psychisch-fysiek geweld en op het niveau van de populatie als geheel. Figuur 2 Indicatoren psychisch-fysiek geweld percentage slachtoffers aantal incidenten per 100 medewerkers percentage met ernstige gevolgen verbale agressie 9,0 25 verbale agressie 24, ,2 18, ,0 24, ,9 4,3 10 9,2 7,4 6,0 7, ,1 2 3, % % %

10 personeel Achter dat globale beeld zijn voor vijf onderscheiden groepen verschillende trends waarneembaar. Allereerst twee groepen waar de neerwaartse trend tot 2006 zich vervolgens lijkt om te buigen in een (lichte) stijging. Dat is het geval bij leidinggevende OOP ers, waar alle drie de indicatoren op rood staan: alle drie wijzen op een toename van de agressie en de ernst van de agressie. Datzelfde geldt voor docenten die lesgeven aan deelnemers uit opleidingen op niveau 1 en 2. Ook voor die groep zijn alle drie de indicatoren lager dan in In de twee groepen is de toename van de agressie vooral op te merken voor pesten en discriminatie, voor bedreigingen en voor verbale agressie. De groep waar de dalende trend tot stilstand lijkt te komen en in ieder geval niet ombuigt naar een toename, zijn de leidinggevende OP ers. De eerste twee indicatoren wijzen op een stabilisering van de tegen hen gerichte agressie, de derde indicator kan er zelfs nog op duiden dat de dalende trend in het percentage slachtoffers met ernstige gevolgen niet stokt. De ontwikkeling van de agressie tegen medewerkers uit de twee resterende groepen ziet er rooskleuriger uit. Voor docenten die alleen lesgeven aan deelnemers op niveau 3 en 4 komen de drie indicatoren lager uit dan in In die groep lijkt de afname van de omvang en de ernst van agressie nog steeds door te gaan. Ook bij OOP ers met een uitvoerende functie zijn daar aanwijzingen voor, maar deze signalen zijn minder overtuigend. Risicogroepen en risicofactoren Medewerkers die gedurende een week meer tijd op een locatie werkzaam zijn hebben vaker te maken met agressie. Dat geldt ook voor medewerkers die in hun werk veel te maken hebben met deelnemers. Dat verklaart waarschijnlijk mede waarom docenten wat vaker slachtoffer zijn dan medewerkers in een ondersteunende functie. Verder lopen medewerkers in de G4 gemiddeld genomen meer risico dan medewerkers die werkzaam zijn op locaties elders. Specifieke groepen medewerkers met een verhoogd risico zijn (met name jonge) vrouwen. Ze hebben vooral meer last van seksuele intimidatie. Homoseksuele medewerkers hebben aanzienlijk vaker last van pesten, discriminatie, bedreigingen en verbale agressie dan hun heteroseksuele collega s. Dat geldt in nog iets sterkere mate voor homoseksuele OOP ers. De laatste groep met een verhoogd risico zijn de docenten die lesgeven op niveau 1 en 2. Dat was ook al op te maken uit de bespreking van de indicatoren. Deelnemers vormen de grootste risicofactor als het aankomt op de omvang van de agressie. Slachtoffers noemen hen het vaakst als daders. Dat beeld ziet er anders uit als het om de ernst van de gevolgen gaat. Dan blijkt de agressie van collega s en leidinggevenden relatief vaker te leiden tot ernstige gevolgen. Het meest duidelijk komt dat tot uiting bij medewerkers die overwegen om te stoppen met hun werk. Als het gaat om plegers van psychisch-fysieke agressie is de verhouding tussen enerzijds deelnemers en anderzijds collega s plus leidinggevenden 85:15. In de groep die als gevolg van agressie aan stoppen denkt is die verhouding 43:57. Het veiligheidsgevoel Het veiligheidsgevoel verwijst naar het subjectieve aspect van de sociale veiligheid. Het is een aanvulling op de objectieve veiligheid zoals gemeten middels het percentage slachtoffers van materieel en psychischfysiek geweld en aan de hand van het aantal incidenten. Het veiligheidsgevoel hangt wel samen met de betrokkenheid bij agressie, maar die samenhang is verre van volledig. Het veiligheidsgevoel wordt namelijk mede bepaald door diverse andere factoren. Als indicator voor de sociale veiligheid is het dan ook een belangrijke aanvulling op de hierboven beschreven indicatoren. Naast de beschrijving van de indicatoren, is ook gekeken naar risicogroepen, dat wil zeggen groepen waar het veiligheidsgevoel lager is dan bij de overige medewerkers. Indicatoren De indicatoren voor de subjectieve veiligheid zijn op twee niveaus vastgesteld: op het niveau van specifieke situaties in en rond school en op het niveau van die situaties tezamen. In Figuur 3 zijn ze beide weergegeven. Voor de afzonderlijke situaties zijn de percentages medewerkers opgenomen die zich in die situaties veilig voelen (links) en voor de situaties bij elkaar de percentages die zich onveilig en niet veilig voelen. Niet veilig is de combinatie van onveilig én van een min of meer onbestemd gevoel verwijzend naar zich niet veilig voelen, maar zich ook niet onveilig voelen. In het instrument is dat geoperationaliseerd als het midden van de 7

11 monitor sociale veiligheid schaal. Het complement van de indicator niet veilig is het percentage dat zich veilig voelt. Tussen 2002 en 2006 is het percentage medewerkers dat zich veilig voelt in alle vijf de situaties die de monitor onderscheidt sterk gestegen. Dat percentage liep in 2006 uiteen van 93% (de directe omgeving van de school) tot 97% (de les- en eigen werkruimten). Het veiligheidsgevoel neemt van binnen naar buiten licht af, maar komt overal op een hoog niveau uit. De Monitor 2008 laat zien dat het veiligheidsgevoel tussen 2006 en 2008 op dat hoge niveau is gehandhaafd. Weliswaar stokte de trendmatige stijging, maar verreweg de meeste medewerkers voelen zich nog steeds veilig in schoolsituaties. Ondanks die sterke stijging van het percentage dat zich veilig voelt, is het percentage dat zich onveilig voelt niet omlaag gegaan tussen 2002 en Tussen 2006 en 2008 is daar evenmin verandering in gekomen. De winst is dus volledig behaald door een opschuiving van medewerkers die zich noch veilig, noch onveilig voelen in de richting van een veilig gevoel. Dat is mooi te zien in het rechter deel van Figuur 3. Weliswaar betreft dat alle situaties tezamen, maar het illustreert de opschuiving heel goed. Onderin is te zien dat het totale percentage dat zich in een of meer situaties onveilig voelt tussen 2002 en 2008 vrijwel gelijk is gebleven. De tweede indicator, het percentage dat zich niet veilig voelt, is in de periode tot 2006 gedaald van ongeveer 26% naar 10%. In 2008 komt het vrijwel op hetzelfde niveau uit. De licht gemarkeerde punten voor 2008 zijn correcties die een betere schatting zijn voor de totale populatie dan de donker gemarkeerde punten. Het blijkt dus moeilijk om het percentage dat zich onveilig voelt omlaag te brengen. Wil dat kans van slagen hebben, dan moeten risicogroepen zeker meer aandacht krijgen. Welke dat zijn, wordt hieronder beschreven. Risicogroepen De eerste risicogroep bestaat uit vrouwen en jonge medewerkers die zich met name op het schoolterrein en in de directe omgeving vaker minder veilig voelen. Homoseksuele medewerkers vormen de tweede risicogroep. Het percentage dat zich in de openbare ruimten en buiten het schoolgebouw niet veilig voelt, is twee keer zo hoog als dat bij de overige medewerkers. Homoseksuele OOP ers ervaren die plekken als nog iets onveiliger. De derde risicogroep bestaat uit medewerkers van locaties binnen de vier grote steden. Gemiddeld genomen voelen medewerkers van die locaties zich onveiliger dan medewerkers op locaties buiten de G4. Het gaat dan vooral ook weer om het schoolterrein en de directe schoolomgeving. Figuur 3 Indicatoren veiligheidsgevoel percentage medewerkers dat zich veilig voelt percentage dat zich niet veilig/ onveilig voelt in een of meer situaties ,4 22, % werkruimten openbare ruimten terrein + stalling omgeving locatie % 11,4 10,2 10,5 6,6 5,8 6,9 6,3 6, niet veilig onveilig 8

12 monitor sociale veiligheid 1 Inleiding 10

13 personeel 1.1 De Monitor Sociale Veiligheid Scholen moeten een veilige werk- en leeromgeving zijn voor studenten. Meer dan aan welke organisatie ook wordt deze eis aan het onderwijs gesteld. Dat blijkt steeds opnieuw bij incidenten in het onderwijs. En terecht. Ouders vertrouwen hun kinderen toe aan de school en ze mogen dan ook verlangen dat de school een veilige plek is. Voor studenten is een veilige werk- en leeromgeving een voorwaarde voor ontplooiing. Is dat onvoldoende gewaarborgd, dan heeft dat blijkens opmerkingen van deelnemers in de monitor 2006 meteen gevolgen: Gespannen en daardoor slecht kunnen leren, Gespannen, waardoor ik me niet goed in de les kon concentreren, Niet zo goed bij de lessen zijn, gespannen gevoel, niet zo goed meer weten wat je moet doen, Gespannen, niet zo snel iets durven zeggen en vragen, Durfde niets te zeggen in de klas, bang om afgewezen te worden, Met tegenzin naar school en minder goed presteren, Voelde me niet lekker, kreeg hoofdpijn, bleef af en toe een dag weg, Ik kom dan liever niet naar school. De eis van een veilige werkomgeving moet, net zoals elders in bedrijven en organisaties, ook voor medewerkers in het onderwijs worden gesteld. Ze hebben niet alleen zelf recht op een veilige omgeving, het is een voorwaarde om bij te kunnen dragen aan het creëren van een veilige omgeving voor studenten. Een docent die zich niet veilig voelt zal moeilijker sociaal veilige situaties voor studenten kunnen scheppen. Een docent die zelf worstelde met de gevolgen van agressie maakt dat duidelijk: me niet veilig voelen en daardoor ook niet in staat zijn een veilige omgeving voor anderen te waarborgen. Het Platform Veiligheid van de MBO Raad vervult sinds begin 2000 een belangrijke functie bij het ontwikkelen van veiligheidsbeleid in de onderwijsinstellingen in de mbo-sector. De Monitor Sociale Veiligheid is een instrument waarmee de MBO Raad tweejaarlijks de sociale veiligheid in de sector laat peilen. Instellingen krijgen inzage in de sociale veiligheid op de eigen locaties en ze gebruiken de monitor steeds vaker als een terugkoppeling naar het eigen beleid en voor verdere aanscherping van dat beleid. De intensievere aandacht voor sociale veiligheid in mboinstellingen is terug te vinden in de monitor. Agressie tegen deelnemers en personeel neemt sinds de eerste monitor (2002) af en het veiligheidsgevoel neemt toe. Veel instellingen registreren incidenten en leggen daarmee verantwoording af over het gevoerde veiligheidsbeleid. Dat maakt de monitor niet overbodig. In de eerste plaats heeft de monitor duidelijk gemaakt dat slechts een deel van de incidenten wordt gemeld, zelfs in instellingen waar zo n registratiesysteem al langer functioneert. Ten tweede geeft een registratiesysteem geen inzicht in de subjectieve veiligheid, het veiligheidsgevoel. Dat subjectieve veiligheid en objectieve veiligheid niet hetzelfde zijn, ook niet uit beleidsmatig oogpunt, heeft de monitor eveneens laten zien. In de derde plaats kunnen instellingen zich spiegelen aan landelijke uitkomsten (benchmarking), wat moeilijker is te realiseren met registratiesystemen. Naast een functie voor instellingen zelf, dient de monitor om naar overheden en het Nederlandse publiek verantwoording te kunnen afleggen over het gevoerde veiligheidsbeleid in de mbo-sector als geheel. Zoals aangegeven wordt de monitor in een tweejaarlijkse cyclus uitgevoerd. Voor deelnemers, medewerkers en beleidsmakers zijn aparte enquêtes ontwikkeld. Voor deelnemers en medewerkers bestaat de kern van de enquête uit vragen over de subjectieve en objectieve veiligheid. Subjectieve veiligheid is het veiligheidsgevoel: voor diverse situaties in en rond school geven deelnemers en medewerkers aan hoe veilig ze zich daar voelen. Objectieve veiligheid gaat over incidenten, agressie gericht op deelnemers en medewerkers: in de monitor wordt gevraagd naar eigen ervaringen van deelnemers en medewerkers met incidenten. Daarnaast is er in de monitor aandacht voor veiligheidsbeleid. Naast vragen aan deelnemers en medewerkers is daar is een aparte enquête gericht op beleidsmakers voor opgesteld. De vragen moeten inzicht geven in de vier peilers van het veiligheidsbeleid: 1. De school als sociale organisatie. 2. Voorzieningen die de veiligheid kunnen verbeteren. 3. Een structuur om incidenten te kunnen melden en om adequaat te kunnen reageren op plegers van agressie en naar slachtoffers van agressie. 11

14 monitor sociale veiligheid 4. Onderwijs dat bijdraagt aan een goed sociaal klimaat en aan de veiligheid. De Monitor Sociale Veiligheid wordt in opdracht van de MBO Raad door het ecbo 3 uitgevoerd. De MBO Raad en het ecbo financieren de monitor gezamenlijk. De MBO Raad doet dat met een subsidie van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Het ecbo doet dat vanuit de door de overheid beschikbaar gestelde en voor dit doel goedgekeurde SLOA-middelen. De eerste meting met de monitor (nulmeting) vond plaats in Nadien zijn metingen uitgevoerd in 2004 en Deze rapportage heeft betrekking op de meting van 2008 en beschrijft alleen de resultaten voor de medewerkers. Over de deelnemers en over het beleid wordt apart gerapporteerd. 1.2 Opzet van de rapportage Het rapport valt in drie delen uiteen: 1. Opzet en uitvoering van het onderzoek. 2. De resultaten. 3. Een korte nabeschouwing. Voorin is een korte samenvatting opgenomen. De opzet en de uitvoering van de monitor komen in hoofdstuk 2 aan de orde. Daar wordt de steekproef en het instrumentarium beschreven alsook de uitvoering van het onderzoek en de deelname. Het volledige instrument is als bijlage opgenomen. De resultaten staan in hoofdstuk 3 tot en met 5. Hoofdstuk 3 en 4 gaan over de objectieve veiligheid. In hoofdstuk 3 wordt het materiële geweld (diefstal en vandalisme) tegen medewerkers beschreven en in hoofdstuk 4 gebeurt dat voor het psychisch-fysieke geweld, zoals pesten, bedreiging, lichamelijk geweld of verbale agressie. De subjectieve veiligheid staat centraal in hoofdstuk 5. Naast een overall-beeld komen in hoofdstuk 3 tot en met de afzonderlijke vormen van agressie aan de orde en wordt er gekeken naar risicogroepen. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een vergelijking van de resultaten uit de tot nu toe uitgevoerde monitoren, zodat trends en ontwikkelingen zichtbaar kunnen worden gemaakt. 12

15 Monitor monitor sociale Veiligheid veiligheid 2 Opzet, uitvoering en deelname 14

16 personeel 2.1 Opzet van het onderzoek De Monitor Sociale Veiligheid is een representatief vragenlijstonderzoek onder medewerkers 4 in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het onderzoek is uitgevoerd in In deze paragraaf wordt de populatie en steekproeftrekking beschreven en komt het instrumentarium aan de orde. (geslacht, leeftijd en seksuele geaardheid), zes functiekenmerken (onderwijsgevend versus ondersteunend, leidinggevend versus uitvoerend, aanstellingsduur op de locatie, aanwezigheid op de locatie, contact met deelnemers en betrokkenheid bij opleidingen op niveau 1-2 en niveau 3-4) en een locatiekenmerk (G4 versus rest van het land). Populatie en steekproefkader De populatie bestaat uit alle bekostigde onderwijsinstellingen in het mbo: roc s aoc s en vakscholen. Het steekproefkader bestaat uit alle onderwijslocaties van de mbo-instellingen van de MBO Raad. Alle bekostigde instellingen zijn lid. Evenals in eerdere metingen is gekozen voor locaties als eenheid van onderzoek en niet voor instellingen. De meeste mbo-instellingen bestaan namelijk uit meerdere locaties, elk met een vaak eigen specifieke samenstelling, een eigen cultuur en een eigen sociale en fysieke omgeving. Die factoren kunnen elk op zich en in samenhang van invloed zijn op de sociale veiligheid. De monitor is mede bedoeld is om instellingen van relevante beleidsinformatie te voorzien 5, daarom moet met die diversiteit rekening worden gehouden. Instrument en variabelen Thema s in de monitor De monitor bestaat uit vier hoofdonderdelen 6 : achtergrondgegevens; ongewenst gedrag; het veiligheidsgevoel; het veiligheidsbeleid. Van de drie eerste onderdelen worden de belangrijkste variabelen beschreven. Precieze operationaliseringen zijn te vinden in de vragenlijst die als bijlage achterin het rapport is opgenomen. Het onderdeel veiligheidsbeleid is hier niet uitgewerkt. Dat gebeurt in de aparte rapportage over dat onderwerp. Achtergrondgegevens De achtergrondgegevens zijn te verdelen in persoonskenmerken, functiekenmerken en locatiekenmerken. Ze zijn bedoeld om de problematiek nauwkeuriger in kaart te brengen door verschillen tussen groepen zichtbaar te maken. Er zijn drie persoonskenmerken opgenomen Ongewenst gedrag Ongewenst gedrag is de verzamelnaam voor alle vormen van gedrag die strafbaar en/of in strijd met het schoolreglement zijn. Voorbeelden zijn spijbelen, druggebruik, wapenbezit, pesten, lichamelijk geweld en diefstal. Ze zijn de kern van operationalisering van het begrip objectieve veiligheid. Hoewel allerlei indelingen mogelijk zijn, wordt in de monitor de volgende driedeling van ongewenst gedrag aangehouden: ongeoorloofd gedrag (alleen bij deelnemers); materieel geweld; psychisch-fysiek geweld. Materieel geweld Bij materieel geweld ondervindt het slachtoffer materiële en/of financiële schade van het gedrag van anderen. Twee vormen van dat soort gedrag zijn te onderscheiden: vandalisme (vernielen, beschadigen of zoekmaken van iemands eigendommen); diefstal. Psychisch-fysiek geweld Bij psychisch-fysiek geweld wordt het slachtoffer in zijn geestelijke of lichamelijke integriteit beschadigd. In de operationalisering wordt uitgegaan van het perspectief van de slachtoffers. Hun ervaring van het gedrag van anderen telt en niet de intentie van de ander (dader of pleger). Het psychisch-fysiek geweld is in een aantal herkenbare categorieën onderscheiden en worden zodanig geoperationaliseerd dat overlap zo veel mogelijk wordt voorkomen. Die vormen zijn: pesten; discriminatie; bedreiging (afpersing, dwingen tot ongewenst gedrag, overige bedreigingen); lichamelijk geweld; seksuele intimidatie en seksueel geweld; digitale agressie. 15

17 monitor sociale veiligheid Verdere operationalisering van ongewenst gedrag Om de objectieve veiligheid verder vast te kunnen stellen, wordt medewerkers gevraagd om over een vaste en goed afgebakende periode van vier maanden aan te geven hoe vaak ze slachtoffer bij elk van de verschillende vormen van ongewenst gedrag zijn geweest. Slachtoffers krijgen enkele aan de aard van het ongewenste gedrag aangepaste vervolgvragen, waarmee het probleem gedetailleerder is te beschrijven. Bijvoorbeeld: de frequentie van de incidenten, wie de pleger of dader is, in welke situatie het plaatsvond en de ervaren gevolgen van het ongewenste gedrag. Om een zo betrouwbaar en een zo volledig mogelijk beeld te krijgen is er voor gekozen de incidenten te laten inventariseren over een middellange en goed in de tijd af te bakenen periode. In de twee eerste afnamen van de monitor (2002 en 2004) was dat alleen de periode tussen de zomer- en de kerstvakantie. Op verzoek van diverse instellingen is er in 2006 een tweede periode aan toegevoegd, de maanden tussen de kerst- en meivakantie. Beide perioden zijn duidelijk afgebakend, zijn vrijwel even lang (ongeveer vier maanden) en elke periode wordt onderbroken door een vakantieweek. In de rapportage wordt geregeld de term semester gebruikt om aan die perioden te refereren. De resultaten uit beide perioden zijn goed vergelijkbaar, zodat ze zonder problemen bij elkaar kunnen worden genomen. Gevoel van veiligheid Het gevoel van veiligheid is de beleefde veiligheid en wordt daarom wel subjectieve veiligheid genoemd. Het veiligheidsgevoel hangt sterk samen met situaties. Wat betreft de school zijn vier herkenbare en goed onderscheidbare situaties van belang (bij het personeel gaat het om vijf situaties): de lesruimten (klas); de werkruimten (alleen voor medewerkers); de openbare ruimten in het gebouw; (gangen en kantine); het schoolterrein en de stalling; de directe omgeving van de school. Om deelnemers en personeel hun veiligheidsgevoel in die situaties te kunnen laten aangeven is gekozen voor een 7 puntsschaal, lopend van zeer onveilig (1) naar zeer veilig (7). De middencategorie (4) is daarbij niet neutraal, maar verwijst naar een enigszins onbestemd gevoel: zich niet echt veilig, maar ook niet onveilig voelen. 2.2 Uitvoering van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd tussen oktober 2007 en februari De steekproeftrekking vond plaats tussen oktober 2007 en januari 2008, de dataverzameling is georganiseerd in het eerste halfjaar van Analyses ten behoeve van de rapportages voor instellingen zijn uitgevoerd tussen juli en oktober en analyses voor de landelijke rapportage in december. Begin november 2007 hebben instellingen die lid zijn van de MBO Raad een uitnodiging ontvangen, waarin hen de mogelijkheid werd geboden in de eerste periode (dataverzameling van half januari tot eind februari) of in de tweede periode (dataverzameling van mei tot half juni) deel te nemen. Die uitnodiging is zowel naar de vertegenwoordigers bij het Platform gegaan als naar het college van bestuur van elke instelling. In 2008 is er een tussentijdse afname van de JOB-monitor 7 georganiseerd, dat heeft een nadelige invloed gehad op de deelname aan de Monitor Sociale Veiligheid. Steekproeftrekking De steekproeftrekking is trapsgewijs gebeurd. Eerst zijn alle instellingen aangeschreven. Op basis van de aanmeldingen is de geografische representativiteit gecontroleerd, waarbij met name ook de vertegenwoordiging vanuit de vier grote steden (G4) en de representativiteit van de sectoren in de gaten is gehouden. Dat heeft geleid tot een herhaald verzoek aan instellingen die eind december nog niet hadden gereageerd. Instellingen die zich hadden aangemeld is in de tweede stap gevraagd een of meer locaties op te geven, rekening houdend met een zo evenwichtig mogelijke vertegenwoordiging van sectoren. Steeds meer instellingen kiezen voor een instellingsbrede afname waarin alle of de meeste locaties zijn opgenomen. De derde stap in de steekproeftrekking bestond uit de selectie van medewerkers. Instellingen is geadviseerd om alle medewerkers op een locatie in de steekproef te betrekken. Dat advies is in alle instellingen ook opgevolgd. 16

18 personeel Dataverzameling, data-invoer en bestandopbouw De data zijn via de ROCspiegel digitaal verzameld in de periode van half januari tot ongeveer eind februari (eerste afnameperiode) en van begin mei tot half juni (tweede afnameperiode). Om de privacy van de medewerkers te beschermen, zijn van alle deelnemende locaties bestanden met de namen en adressen van de medewerkers naar het ecbo opgestuurd. Alle medewerkers zijn door het ecbo op hun adres aangeschreven. De via de ROCspiegel verzamelde gegevens zijn als spss-bestand opgevraagd. Vervolgens is het bestand gecontroleerd op inconsistenties en volledigheid van achtergrondgegevens. Waar mogelijk zijn die aangepast aan de hand van de opgestuurde bestanden met m edewerkers. Na de controle is de representativiteit van de steekproef bepaald aan de hand van de personeelsopbouw in het mbo. Het bestand is vervolgens toegevoegd aan de eerder opgebouwde bestanden van de monitor 2002, 2004 en Analyse Eerst zijn analyses uitgevoerd ten behoeve van de instellingsrapportages. Daarvoor is gebruik gemaakt van platte beschrijvingen (frequentietabellen en kruistabellen). Voor de instellingsrapportages zijn geen verdere statistische berekeningen uitgevoerd. Dat is wel gedaan voor de landelijke rapportage. Kruistabelanalyses, correlationele analyses en variatieanalyses zijn uitgevoerd, daarbij gebruik makend van standaard statistische programmatuur (SPSS). Rapportage Voor de instellingen die aan het onderzoek hebben meegewerkt zijn in oktober 2008 locatierapporten toegestuurd. Daarin zijn resultaten van de locatie te vergelijken met die van de totale instelling; het landelijke totaal; de G4 ; de rest van het land. Daarnaast ontvingen de instellingen een Excelprogramma waarmee ze op een gedetailleerder niveau hun eigen resultaten konden bekijken en vergelijken, ook met de landelijke uitkomsten. In de landelijke rapportage wordt de objectieve en subjectieve veiligheid beschreven voor het mbo-veld als geheel en worden trends geanalyseerd en beschreven. 2.3 De deelname aan het onderzoek Van de bijna 70 aangeschreven instellingen namen er 15 deel aan de monitor 2008 (dertien roc s, een aoc en een vakschool) tezamen met bijna 200 locaties. De instellingen en locaties zijn geografisch goed gespreid over ons land. Het aantal instellingen blijft achter bij dat in de Monitor van 2004 en van 2006, toen er 30 aan het onderzoek meewerkten. Dit voornamelijk als gevolg van het samenvallen van de Monitor Sociale Veiligheid met de JOBmonitor in 2008 (zie de vorige voetnoot). Het geringere aantal instellingen heeft niet geleid tot een geringer aantal locaties en evenmin tot minder respondenten dan in 2006, omdat steeds meer instellingen, in ieder geval wat betreft het personeel, met alle of de meeste locaties meewerken aan de monitor. Voor de meeste locaties komt de respons uit tussen 50 en 60%. In totaal zijn van ruim medewerkers (docenten en overig personeel) gegevens verzameld. Het aantal respondenten per locatie varieert van één tot 350 met een gemiddelde van 42. De verdeling van de steekproef naar achtergrondkenmerken wordt in de volgende paragraaf beschreven 8. Die verdeling wordt vergeleken met die van de populatie en van de steekproeven uit de vorige twee monitoren. Verdeling van de steekproef naar een aantal kenmerken In totaal zijn van 8586 medewerkers geldige gegevens verzameld. Dat is een kleine 20% van het totaal aantal medewerkers in de mbo-sector. Een verdeling van de steekproef naar achtergrondkenmerken is in de tabellen op de volgende pagina te vinden. Die zijn vergeleken met de verdeling in de populatie van medewerkers in de mbo-sector en met de verdeling in voorgaande monitoren. Iets minder dan twee derde van de respondenten behoort tot het onderwijsgevend personeel (OP) en ruim een derde tot het onderwijsondersteunend personeel (OOP). Daarmee wijkt de steekproef nauwelijks af van de verdeling in de populatie en komt ook nagenoeg overeen met de verdeling in de monitor 2006 (p=0,47). 17

19 monitor sociale veiligheid Figuur 2.1 Personeel naar functie: onderwijsgevend (OP) en onderwijsondersteunend (OOP) OOP 38% OP 62% Tabel 2.3 Functie x Leidinggevend Leidinggevend Totaal ja nee Functie aantal % % OP ,0 89,0 OOP ,2 81,8 Totaal ,7 86,3 Bijna 14% van de respondenten heeft een leidinggevende functie. Dat zijn er relatief iets minder dan in 2004 (17,2%) en 2006 (15,7%). Een vergelijking met de populatie is op dit punt niet mogelijk. Tabel 2.1 Functie x Geslacht Geslacht man vrouw Functie n % n % OP , ,3 OOP , ,0 Totaal , ,3 Figuur 2.2 Deelname uit de G4 Overig 68% G4 32% Meer vrouwen dan mannen hebben aan de monitor 2008 deelgenomen (54,3% versus 45,7%). Zowel ten opzichte van de populatie als ten opzichte van de vorige monitoren betekent dat een lichte oververtegenwoordiging van vrouwen. Tabel 2.2 Functie x Leeftijd Leeftijd Totaal <= >=56 aantal % % % % % OP ,6 11,9 21,9 41,5 22,0 OOP ,0 15,6 26,3 36,0 18, ,1 13,3 23,6 39,5 20,6 Ongeveer zes op de tien respondenten zijn ouder dan 45 jaar, van wie ongeveer een derde (20% van de steekproef) ouder is dan 55. De steekproef telt verhoudingsgewijs iets meer oudere OP ers dan OOP ers. De opbouw van de steekproef komt in hoge mate overeen met die uit voorgaande metingen. Alleen is het aandeel van medewerkers boven de 55 jaar iets groter dan in 2004 (13,5%) en 2006 (16,1%). Bijna een derde van de respondenten werkt op een locatie in een van de vier grote steden. In vergelijking met de populatie (circa 23%) en de monitor 2006 (22%) zijn de G4 daarmee duidelijk oververtegenwoordigd in de steekproef van Representativiteit van de steekproef De samenstelling van de steekproef komt op een aantal punten goed overeen met die van de populatie en/of de steekproeven uit voorgaande metingen. Maar er zijn ook enkele afwijkingen. De belangrijkste betreft de verhouding van de G4 tot de rest van het land en in iets mindere mate de verhouding mannen en vrouwen. Om de verhouding met de populatie recht te trekken is de steekproef, evenals in voorgaande metingen, gewogen op drie kenmerken: geslacht; OP versus OOP; G4 versus de rest van het land. 18

20 personeel Het gewicht is bepaald door het percentage in elke cel van de tabel met de populatieverdeling te delen door het overeenkomstige percentage in de tabel met de steekproefverdeling. Die procedure is eveneens in voorgaande metingen uitgevoerd, zodat de resultaten van de verschillende monitoren goed vergelijkbaar zijn en de representativiteit gewaarborgd is. Vanwege het kleinere aantal instellingen in de monitor 2008 kan, ondanks een goede geografische spreiding, de steekproef toch een zekere bias vertonen. In de analyse van de resultaten zal daar zo nodig voor worden gecontroleerd door een vergelijking van de resultaten van locaties die zowel in 2006 als in 2008 aan het onderzoek hebben deelgenomen. 19

21 monitor sociale veiligheid 3 Materieel geweld 20

22 personeel 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt materieel geweld beschreven, dat wil zeggen diefstal en vandalisme. Hoewel de school als organisatie ook slachtoffer kan zijn, richt de monitor zich alleen op medewerkers. Zij zijn gevraagd diefstal en/of vernieling van persoonlijke eigendommen te melden, waartoe spullen worden gerekend die nodig zijn in het werk of het onderwijs. De grens tussen eigendommen van de school als organisatie en persoonlijke eigendommen is niet altijd scherp te trekken, omdat een deel van de medewerkers de schade aan of diefstal van schooleigendommen persoonlijk opneemt. Om echter te voorkomen dat eenzelfde incident niet door meerdere medewerkers wordt gemeld, is de nadruk gelegd op persoonlijke spullen of spullen gebruikt in het werk. De Monitor inventariseert bij medewerkers het materieel geweld in het semester voorafgaand aan de invulling van de enquête. Dat kan de periode zijn van de zomer- tot de kerstvakantie of de periode van de kerst- tot meivakantie. In de Monitor 2006 waren de percentages slachtoffers in die twee perioden goed vergelijkbaar (p=0,31). Slachtoffers van diefstal en/of vandalisme zijn vervolgvragen gesteld om verder op incidenten te kunnen inzoomen. Gevraagd is naar de frequentie, het soort spullen en of incidenten bij de school zijn gemeld. Het melden van incidenten wordt in het rapport over het beleid beschreven. Er zijn twee indicatoren ontwikkeld die de omvang en ernst van het materieel geweld in beeld moeten brengen: het percentage slachtoffers; het aantal incidenten per 100 medewerkers. Daarnaast is ook naar de beeldvorming van de ontwikkeling van materieel geweld op de eigen locatie gekeken. Risicogroepen zijn beschreven aan de aan de hand van achtergrondkenmerken. Eerst komt de omvang en ernst van het materiële geweld aan de orde (paragraaf 3.2), daarna de risicogroepen (paragraaf 3.3) en in de laatste paragraaf (3.4) worden de uikomsten van de uitgevoerde monitoren met elkaar vergeleken. 3.2 De omvang en ernst van materieel geweld De omvang van materieel geweld tegen het personeel wordt met twee indicatoren in beeld gebracht: Het percentage slachtoffers van diefstal en/of vandalisme. Het aantal incidenten per 100 medewerkers. De indicatoren zijn berekend voor de populatie en voor de verschillende functiegroepen. Indicator 1: het percentage slachtoffers van diefstal en vandalisme De eerste indicator geeft de omvang van materieel geweld aan als het percentage medewerkers dat in een semester slachtoffer is van diefstal en/of vandalisme. Die indicator komt voor de populatie op 6% uit. Voor de verschillende functiegroepen is de indicator weergegeven in Figuur 3.1. Onderwijsgevenden zijn iets vaker dan medewerkers in een ondersteunende functie slachtoffer van materieel geweld. Het verschil is weliswaar niet statistisch significant (p=0,32), maar de richting ervan komt overeen met die in voorgaande metingen. Dat wijst er toch op dat OP ers een iets groter risico op diefstal en vandalisme lopen dan OOP ers. Dat risico is ook iets groter voor leidinggevenden ten opzichte van medewerkers in een uitvoerende functie: het percentage slachtoffers is respectievelijk 8,2% en 5,6% (p<0.01). Een gedeeltelijke verklaring voor dat verschil is een groter aantal meldingen van vernieling en diefstal van schooleigendommen door leidinggevenden. Binnen elk van beide functiegroepen hebben OP ers wat vaker last van dit soort ongewenst gedrag dan OOP ers. De verschillen zijn niet statistisch significant, maar wel weer in lijn met voorgaande metingen. Indicator 2: het aantal incidenten van materieel geweld In de eerste indicator telt een slachtoffer een keer mee, ongeacht het aantal incidenten. De tweede indicator, het aantal incidenten per 100 medewerkers, houdt wel rekening met de frequentie. Alvorens de indicator te presenteren wordt eerst de frequentieverdeling getoond. 21

23 monitor sociale veiligheid Figuur 3.1 Slachtoffers materieel geweld OOP OP Totaal 5,6 6,2 Leidinggevend ja 7,8 8,5 nee 5,1 5,9 % Het merendeel van de slachtoffers (62%) krijgt in een semester een keer te maken met vandalisme of diefstal. Dat is omgerekend naar de populatie 3,5% van alle medewerkers. Bijna twee op de tien slachtoffers (1,1% van de populatie) overkomt dat twee keer en ruim een op de tien (0,7% van alle medewerkers) drie tot vijf keer. Van een kleine groep (7% van de slachtoffers; 0,4% van alle medewerkers) wordt nog vaker iets vernield of gestolen. De frequentieverdeling is grotendeels vergelijkbaar met die uit Verhoudingsgewijs wordt er van leidinggevenden vaker Figuur 3.2 Incidenten van materieel geweld per slachtoffer 3-5 keer 12% >=6 keer 7% 2 keer 1 keer 19% 62% iets gestolen of vernield dan van uitvoerende medewerkers. Waarschijnlijk rapporteren ze in de monitor vaker vandalisme en diefstal van schooleigendommen. De tweede indicator wordt berekend door het totaal aantal incidenten te delen door het aantal medewerkers in de steekproef en dat vermenigvuldigen met 100. Dat levert het aantal incidenten per 100 medewerkers op. Figuur 3.3 toont de indicator voor de populatie als geheel (bovenste balk) en voor de verschillende functiegroepen. De berekening voor subgroepen gebeurt op vergelijkbare manier als voor de totale populatie. Voor de totale populatie van medewerkers in de mbosector komt de tweede indicator op bijna 12 uit. In een semester vinden er dus per 100 medewerkers zo n 12 incidenten plaats. Met een waarde van 17 voor leidinggevenden tegenover 11 voor het uitvoerend personeel geeft de indicator nog duidelijker aan de percentages dat die groep relatief vaak met diefstal en vandalisme worden geconfronteerd. Het onderlinge verschil tussen de twee groepen leidinggevenden is, evenals in 2006, gering. Met een waarde van 11 voor zowel docenten als uitvoerende OOP ers is er tussen die twee groepen evenmin een verschil. In 2006 was dat verschil er nog wel. Toen kwam de indicator voor docenten uit op ruim 13 tegenover 9,5 voor OOP ers met een uitvoerende taak. 22

24 personeel Figuur 3.3 Aantal incidenten van materieel geweld per 100 medewerkers in een semester Totaal 11,8 Leidinggevend OP 16,5 OOP 17,7 Uitvoerend OP 11,0 OOP 11, Risicogroepen De kans dat spullen worden vernield of gestolen is niet voor iedere medewerker even groot. Medewerkers in leidinggevende functies lopen meer risico dan de overige medewerkers, maar zoals aangegeven heeft het verschil waarschijnlijk ook te maken met het vaker melden van vernieling of diefstal van schooleigendommen door leidinggevenden. In deze paragraaf wordt nagegaan welke groepen nog meer een groter risico lopen. Dat wordt gedaan aan de hand van achtergrondkenmerken. De uitsplitsingen zijn opgenomen in Tabel 3.1. Dat is gedaan voor de totale steekproef en apart voor het onderwijsgevend personeel (OP) en het ondersteunend personeel (OOP). De percentages slachtoffers zijn berekend voor zowel materieel geweld als voor de afzonderlijke vormen, vandalisme en diefstal. De aard van de eigendommen kan ook iets zeggen over risico s, daarom is daar apart aandacht aan besteed. Figuur 3.4 geeft het risico voor de verschillende soorten spullen weer. Achtergrondkenmerken Voor drie groepen achtergrondkenmerken is de analyse van de risico s op vernieling en diefstal nagegaan: persoonskenmerken; functiekenmerken; locatiekenmerken. Persoonskenmerken Er is naar drie persoonskenmerken gekeken: geslacht; leeftijd; seksuele geaardheid. De vraag naar de seksuele geaardheid is, waarschijnlijk vanwege de gevoeligheid, door ongeveer één op de tien medewerkers niet beantwoord. Geslacht Meer mannen dan vrouwen krijgen te maken met vandalisme en diefstal (7,7% versus 5,0%). Dat is een vrij robuust gegeven. Het verschil is te zien bij het OP en bij OOP en het is ook in voorgaande metingen steeds gevonden. Leeftijd Er is geen relatie tussen de kans slachtoffer te worden van materieel geweld en de leeftijd van medewerkers. De verschillen in de tabel berusten eerder op toeval dan dat bepaalde leeftijdsgroepen meer bloot staan aan diefstal of vandalisme. Het geringe effect dat bij het OP voor vandalisme is op te merken is echter niet systematisch en waarschijnlijk incidenteel: in voorgaande 23

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 2: Personeel

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 2: Personeel Colofon Titel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2006 Deel 2: Personeel

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2006 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2006 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2006 Deel 2: Personeel Colofon Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2006. Deel 2: Personeel

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 2: Personeel

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 2: Personeel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 2: Personeel Colofon Titel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011. Deel

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 1: Deelnemers. Deel 1: Deelnemers

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 1: Deelnemers. Deel 1: Deelnemers Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 1: Deelnemers Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008 Deel 1: Deelnemers Colofon Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2008. Deel 1:

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid Stand van zaken over sociale veiligheid in het mbo

Monitor Sociale Veiligheid Stand van zaken over sociale veiligheid in het mbo Monitor Sociale Veiligheid 217-218 Stand van zaken over sociale veiligheid in het mbo 1 Monitor Sociale Veiligheid 217-218 Stand van zaken over sociale veiligheid in het mbo Colofon Titel Monitor Sociale

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 1: Studenten

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 1: Studenten Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 1: Studenten Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2014/2015 Deel 1: Studenten Colofon Titel Monitor Sociale veiligheid in de mbo-sector

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 1: Studenten

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 1: Studenten Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 1: Studenten Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2011 Deel 1: Studenten Colofon Titel Monitor Sociale veiligheid in de mbo-sector 2011. Deel

Nadere informatie

Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004

Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004 Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004 Deel 2: Personeel CINOP, s-hertogenbosch Jan Neuvel Colofon Titel: Auteur: Tekstverzorging: Opdrachtgevers: Ontwerp omslag: Opmaak: Bestelnummer: Monitor

Nadere informatie

Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004

Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004 Monitor sociale veiligheid in de BVE-sector 2004 Deel 1: Deelnemers CINOP, s-hertogenbosch Jan Neuvel Colofon Titel: Auteur: Tekstverzorging: Opdrachtgevers: Ontwerp omslag: Opmaak: Bestelnummer: Monitor

Nadere informatie

Sociale veiligheid in de BVE-sector

Sociale veiligheid in de BVE-sector Sociale veiligheid in de BVE-sector Monitor 2001-2002 Jan Neuvel Colofon Titel: Sociale veiligheid in de BVE-sector : Monitor 2001-2002 Auteur: Jan Neuvel Uitvoering project: CINOP Opdrachtgever: Bve Raad

Nadere informatie

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Factsheet 201 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid Projectnummer: 11 Beek, Eliza van der Smeets, Harry Bezoekadres: Oudezijds

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Veiligheid en schoolklimaat

Veiligheid en schoolklimaat de staat van het onderwijs 3 Veiligheid en schoolklimaat Over het algemeen voelen leerlingen zich veilig op school. Dat geldt niet voor alle leerlingen. Soms zijn er bovendien ernstige incidenten met verstrekkende

Nadere informatie

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector Deel 3: Beleid

Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector Deel 3: Beleid Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2017-2018 Deel 3: Beleid Colofon Titel Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2017-2018. Deel 3: Beleid Auteurs Sandra Wagemakers & Karel Kans, m.m.v. Rozemarijn

Nadere informatie

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in Monitor Sociale veiligheid in het onderwijs 2007 Meting in het PO en SO Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCW, Directie PO drs. Eelco van Aarsen drs. Rob Hoffius Projectnummer:

Nadere informatie

Signaal. Signaal. Veiligheidsgevoel op school

Signaal. Signaal. Veiligheidsgevoel op school Signaal Signaal Uitgave Auteurs Informatie Onderzoek en Sanna de Groot 070 353 5536 Integrale Vraagstukken Femmelien Busstra 070 353 2520 Nr 8, Jaargang 2005 s.degroot@ocw.denhaag.nl Oplage Redactieadres

Nadere informatie

Draaiboek Monitor Sociale Veiligheid

Draaiboek Monitor Sociale Veiligheid Draaiboek Monitor Sociale Veiligheid Uw instelling neemt deel aan de Monitor Sociale Veiligheid (MSV) in 2017 of overweegt dit. In dit document zetten we het proces van de uitvoering van de monitor bij

Nadere informatie

Protocol Sociale Veiligheid. Onderwerp: agressie & geweld

Protocol Sociale Veiligheid. Onderwerp: agressie & geweld Versie 2010-11-29 Protocol Sociale Veiligheid Onderwerp: agressie & geweld Aanvullend op het handboek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op 2 maart 2010 is het Handboek agressie en

Nadere informatie

Medewerkersonderzoek

Medewerkersonderzoek Medewerkersonderzoek 2014-2015 Sectorrapportage Inhoudsopgave Duiding...2 Instellingen naast elkaar...11 Scores...17 Scores op de thema s...18 Scores op de vragen...20 Scores naar achtergrondvariabelen...25

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 OKTOBER 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Vervangingsfonds Frank Schoenmakers Rob Hoffius B3060 Leiden, 21 juni 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Verantwoording:

Nadere informatie

WATERS; NO. 2014.21733 1 8 SEP 2014 I N ( Ä

WATERS; NO. 2014.21733 1 8 SEP 2014 I N ( Ä Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Dijkgraaf Datum 15 september 2014 fc WATERS; NO. I N ( Ä Betreft monitor Openbaar Bestuur 2014

Nadere informatie

Ministerie van Defensie

Ministerie van Defensie Ministerie van Defensie Rapportage tweede meting omgangsvormen binnen Defensie KPMG Integrity 10 juni 2004 MK/HAR/wv Samenvatting Deze rapportage beschrijft de bevindingen van de tweede meting naar de

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 28 t/m 39 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 29 september 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Sociale veiligheid op school

Sociale veiligheid op school Rapportage Sociale veiligheid op school Utrecht, juli 2016 DUO Onderwijsonderzoek, drs. Vincent van Grinsven drs. Liesbeth van der Woud Postbus 681 3500 AR Utrecht 030 263 1080 (t) e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ] Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [12-3-2018 ] 1. Inleiding Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid Straus een motie ingediend om een indicator voor de tevredenheid van werkgevers

Nadere informatie

Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak

Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak TABELLENBOEK Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak Metingen 2007-2009 - 2011 1 september 2011 DSP-groep Manja Abraham Willemijn Roorda p.2 INLEIDING Dit tabellenboek bevat de resultaten

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid Groningen september tot december 18 JANUARI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Eval uat i e Camer at oezi cht Gouda Ei ndr appor t Samenvatting en conclusies De gemeente Gouda is begin 2004 een proef gestart met cameratoezicht in de openbare ruimte op diverse locaties in de gemeente.

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 Utrecht, januari 2013 INHOUD Samenvatting 4 Inleiding 6 1 Trends en wetenswaardigheden 8 1.1 Inleiding 8 1.2 Trends 8 1.3 Wetenswaardigheden 11 2 Wet-

Nadere informatie

Tevredenheidonderzoek

Tevredenheidonderzoek Tevredenheidonderzoek 2013-2014 Samenvatting van de conclusies - Ouders en leerlingen zijn tevreden over het, ze geven de school cijfers tussen de en de, - De beoordeling voor de sfeer op school is hoger

Nadere informatie

Veilige leeromgeving. www.nji.nl

Veilige leeromgeving. www.nji.nl Veilige leeromgeving www.nji.nl Definitie Onder een sociaal veilige leeromgeving wordt verstaan: de omstandigheden waarin iedere leerling en professional zich gerespecteerd en aanvaard weet, ongeacht religie,

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 24 t/m 27. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 24 t/m 27. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 24 t/m 27 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 8 juli 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Bijlagen

Nadere informatie

Doel van het onderzoek

Doel van het onderzoek Op weg naar JOB-monitor 2016 JOB, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs is de belangenbehartiger van een half miljoen mbostudenten. JOB voert in 2016 voor de negende keer onderzoek uit naar de tevredenheid

Nadere informatie

MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 2018

MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 2018 MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 18 Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Telefoon: 3-278574 E-mail: lelystadspanel@lelystad.nl www.lelystadspanel.nl Colofon Deze rapportage is gemaakt door: Onderzoek

Nadere informatie

Op weg naar JOB - Monitor 2014

Op weg naar JOB - Monitor 2014 Op weg naar JOB Monitor 2014 JOB, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs, belangenbehartiger van een half miljoen mbostudenten, voert voor de achtste keer onderzoek uit naar de tevredenheid van studenten

Nadere informatie

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs Inspectie van het Onderwijs, december 2015 Jaarlijks rapporteert de Inspectie van het Onderwijs over het schorsen en verwijderen van leerlingen

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 44 t/m 47 2015 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 23 november 2015 Projectnummer: 20645 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Slachtoffers van woninginbraak

Slachtoffers van woninginbraak 1 Slachtoffers van woninginbraak Fact sheet juli 2015 Woninginbraak behoort tot High Impact Crime, wat wil zeggen dat het een grote impact heeft en slachtoffers persoonlijk raakt. In de regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 7 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie onderdelen

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING Deel 1: politie Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS

Nadere informatie

< L SEP. 2014. Stuknummer: AI14.06832. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

< L SEP. 2014. Stuknummer: AI14.06832. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties > Retouradres Postbus 200 2500 EA Den Haag Aan de burgemeester Stuknummer: AI4.06832 Datum 5 september 204 Betreft Monitor Openbaar Bestuur 204

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Hondenbeleid Deventer Eindmeting

Hondenbeleid Deventer Eindmeting Hondenbeleid Deventer Eindmeting Januari 2011 Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Jasper Baks Telefoonnummer : 694229 Mail : jr.baks@deventer.nl Strategische Ontwikkeling 1 Inhoud Algemene samenvatting

Nadere informatie

FACTSHEET SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2016/2017 SPECIAAL ONDERWIJS

FACTSHEET SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2016/2017 SPECIAAL ONDERWIJS FACTSHEET SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2016/2017 SPECIAAL ONDERWIJS februari 2018 1 Samenvatting Het aantal meldingen in het schooljaar 2016/2017 wijkt nauwelijks af van het aantal in het voorafgaande

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING : COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019 Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 19 JUNI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers Rapport monitor Opvang asielzoekers week 52 2016 t/m week 13 2017 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 13 april 2017 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Versie 2 Datum 15 oktober 2018 Status Definitief Onze referentie 1427719 Colofon Directie Projectnaam Contactpersoon Kennis/DUO Mobiliteit leraren Ministerie

Nadere informatie

Protocol Incidentenregistratie

Protocol Incidentenregistratie Protocol Incidentenregistratie Internetversie Vastgesteld 14 juni 2012 Inhoud 1 TOEPASSINGSGEBIED... 3 2 DEFINITIES... 3 3 ACHTERGROND... 3 4 UITVOERING... 3 4.1 Doorgeven en melden incidenten decentraal...

Nadere informatie

Geweld in Nederland Een verkenning

Geweld in Nederland Een verkenning Geweld in Nederland Een verkenning dr. F.M.H.M. Driessen Bureau Driessen Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek Congres Agressie, Geweld en het Politiewerk Nunspeet 14-11-28 Achtergrond Politie wordt vaker

Nadere informatie

Analyse instroom

Analyse instroom Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel Resultaten LHBT-Veiligheidsmonitor 2015: Kwart maakte afgelopen jaar een onveilige situatie mee; veiligheidsgevoel onder transgenders blijft iets achter. De resultaten van het jaarlijkse buurtveiligheidsonderzoek

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

Tabel A: Wat is uw geslacht?

Tabel A: Wat is uw geslacht? Opmerking vooraf: het tabellenboek begint met een aantal alfabetisch genummerde tabellen die betrekking hebben op achtergrondvariabelen. Hierna volgen met cijfers genummerde tabellen. De nummering van

Nadere informatie

Registratie van geweld op het Atlas College

Registratie van geweld op het Atlas College Registratie van geweld op het Atlas College CSL/werkgroep Incidentenregistratie maart 2005 Inhoud 1. Inleiding... 3 1.1 Waarom registratie van geweld?... 3 1.2 Om welke vormen van geweld gaat het?... 3

Nadere informatie

Criminaliteit en slachtofferschap

Criminaliteit en slachtofferschap 3 Criminaliteit en slachtofferschap M.M.P. Akkermans Bijna één op de vijf Nederlanders van 15 jaar en ouder was in 2015 slachtoffer van veelvoorkomende criminaliteit zoals gewelds-, vermogensof vandalismedelicten.

Nadere informatie

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid Veiligheid kernthema: De criminaliteitscijfers en de slachtoffercijfers laten over het algemeen een positief beeld zien voor Utrecht in. Ook de aangiftebereidheid van Utrechters is relatief hoog (29%).

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 16 t/m 19 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 17 mei 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor voor personeel (Eduniek) Vragenlijst School & Veiligheid Voor het personeel in het primair onderwijs. Naam:...

Veiligheidsmonitor voor personeel (Eduniek) Vragenlijst School & Veiligheid Voor het personeel in het primair onderwijs. Naam:... Veiligheidsmonitor voor personeel (Eduniek) Vragenlijst School & Veiligheid Voor het personeel in het primair onderwijs Naam:... Toelichting op de vragenlijst voor het personeel Doel van deze vragenlijst

Nadere informatie

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017 Verantwoording ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school 6 juni 2017 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Wet Veiligheid op school... 3 Toezicht inspectie op de zorgplicht... 3 Definities... 3 Betrouwbaarheid

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie

Ons kenmerk: Doorkiesnummer:

Ons kenmerk: Doorkiesnummer: Tweede Kamer Leden Vaste Kamercommissie OCW Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Woerden, 17 februari 2017 Ons kenmerk: Doorkiesnummer: 0348-75 35 72 Onderwerp: Burgerschapsvorming Uw brief van: Geachte leden

Nadere informatie

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM RAPPORT OKTOBER 2017 Discriminatiemonitor TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM Midden-Drenthe Colofon Titel Discriminatiemonitor Midden-Drenthe Datum Oktober 2017 Trendbureau Drenthe, onderdeel

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

De volgende vragen gaan over jouw gevoel van veiligheid op school.

De volgende vragen gaan over jouw gevoel van veiligheid op school. Bureau Brekelmans heeft deze vragenlijst met zorg samengesteld. We zien dat de vragenlijst haar weg weet te vinden naar scholen die actief zoeken naar mogelijkheden om leerlingen te betrekken bij de veiligheid

Nadere informatie

SCHOOLVEILIGHEIDSPLAN MONTESSORISCHOOL ELZENEIND

SCHOOLVEILIGHEIDSPLAN MONTESSORISCHOOL ELZENEIND SCHOOLVEILIGHEIDSPLAN MONTESSORISCHOOL ELZENEIND Inhoudsopgave Inleiding Onderzoek Visie schoolveiligheidsplan Montessorischool Elzeneind Doelstelling beleidsplan Preventief beleid Curatief beleid Registratie

Nadere informatie

16. Statistische analyse Meldpunt

16. Statistische analyse Meldpunt 16. Statistische analyse Meldpunt Statistische analyse Meldpunt Inleiding In de periode 19 juli 2010 tot en met 16 maart 2012 ontving de commissie zevenhonderdeenenveertig meldingen van seksueel misbruik.

Nadere informatie

Stadspanel: Oud en nieuw 2018

Stadspanel: Oud en nieuw 2018 veel respons Stadspanel: Oud en nieuw 2018 Erik van der Werff April 2018 www.os-groningen.nl Inhoud 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Doel van het onderzoek... 2 1.3 Opzet van

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 40 t/m 51 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 27 december 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 4 t/m 7 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 19 februari 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs december 2015 Jaarlijks rapporteert de Inspectie van het Onderwijs over het schorsen en verwijderen van leerlingen door scholen voor voortgezet

Nadere informatie

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Steekproef en werving van een representatief internetpanel Fries Sociaal Planbureau 2017 Versie 1.0 Datum: Juni 2017 Auteur: Miranda Visser en Henk Fernee Voor aanvullende

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast 5. CONCLUSIES In dit afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies besproken. Achtereenvolgens komen de overlast, de criminaliteit en de veiligheidsbeleving aan bod. Aan de 56 buurtbewoners

Nadere informatie

Schoolklimaat en veiligheid

Schoolklimaat en veiligheid Schoolklimaat en veiligheid 2017-2018 In deze rapportage vindt u sturingsinformatie over de sociale veiligheidsbeleving van de leerlingen uit de leerjaren 7 en 8 op uw school. De informatie uit deze rapportage

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 12 t/m 15 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 15 april 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Ledenpeiling Verus. Neemt geweld op school toe of af? Looptijd peiling: 1 april 14 april

Ledenpeiling Verus. Neemt geweld op school toe of af? Looptijd peiling: 1 april 14 april Ledenpeiling Verus Neemt geweld op school toe of af? Looptijd peiling: 1 april 14 april Aanleiding ledenpeiling Recent waren er weer twee geweldsincidenten op scholen in het nieuws. Zowel in Den Haag als

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli meting

Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli meting Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli 2019 2-meting INLEIDING AANLEIDING ONDERZOEK In Almere vindt in 2022 de Floriade plaats. Deze zevende editie van de wereldtuinbouwtentoonstelling staat in het teken

Nadere informatie