Postoperatieve analgesie. Dr. Johan De Coster Dienst Anesthesiologie UZ Gasthuisberg

Vergelijkbare documenten
Acute pijntherapie. Dr. J. De Coster

Postoperatieve analgesie Dr. Johan De Coster Dienst Anesthesiologie UZ Gasthuisberg

Acute Pijn. Dr. Thibaut Vanneste, Anesthesie

FARMACOLOGIE VAN CHRONISCHE PIJN

Acute pijntherapie voor de geriatrische patiënt

ACUTE PIJN: POSTOPERATIEVE SETTING SARAH MARTENS VERPLEEGKUNDIGE/VROEDVROUW GOPR

Pijn. Matthieu Berenbroek. Pijn 2 - Matthieu Berenbroek PIJN. Wat is Pijn?

ACUTE PIJN NOG STEEDS ONDERBEHANDELD. dr. Jo Duchateau, Anesthesist, ZNA Middelheim

Mag het ietsjes warmer? Onderkoeling en pijn. dr. Jan H Vranken, anesthesioloog pijngeneeskundige

postoperatieve pijnstilling bijscholingsdag heelkunde 16 oktober 2014 drg. De Clerck anesthesie pijncentrum

Klassieke Pijnschema. Start Narcose. Paracetamol PAZA. Uitleiden Narcose. Ingreep. Inductie. Sequens. Opiaat extra. Verdere pijntherapie

Carla van Soest. Verpleegkundig Specialist Chronisch Pijn

Postoperatieve Pijn. Dr. Dimitri Dylst, Anesthesie

PROGRAMMA PIJN EN AMPUTATIE PIJN EN AMPUTATIE BIJ HEMODIALYSE PATIËNTEN. o THEORETISCHE ACHTERGROND EN STUDIE UZ LEUVEN o B.

Acute pijn bij volwassenen. Dr. Markus Klimek, D.E.A.A., E.D.I.C. Plaatsverv. Afdelingshoofd / Plaatsverv. Opleider

1 De neurofysiologie van acute en chronische pijn

Pijn en pijnbehandeling. Vincent Baartmans 5 e jaars AIOS Anesthesiologie / Fellow IC LUMC LEIDEN

Dr. Du Chau (Huisarts)

CENTRALE SENSITISATIE. 2 de Algologisch Lentesymposium 24 Mei 2014! Ann Dierick, MD Multidisciplinair Pijncentrum

METHADON ALS PIJNSTILLER IN DE PALLIATIEVE ZORG

Dexamethasone Indicaties en potentiële neveneffecten. Vrijdagochtendkrans 10/04/2015

INHOUD Anesthesie. Farmacologie in de Anesthesie : OPIOÏDEN. Geschiedenis terminologie. Geschiedenis terminologie. Papaver somniferum

Opioïd geïnduceerde Hyperalgesie Opioïd Induced Hyperalgesia (OIH)

Pijn en wondzorg 2016

Pijnmedicatie. dr. Bart G.J. Dekkers, AIOS ziekenhuisfarmacie

Pijn bij patiënten met een dwarslaesie

Behandeling van pijn bij kanker. Dr. S. De Wulf Anesthesioloog/pijnbestrijder 21/02/2017

Perioperatieve hypothermie. H. Abasbassi Dr. E. Van Gerven

Anesthesie Gelrebreed

Pitfalls in Oncologische Pijnbehandeling

Dr. Bart Oris h.-hartziekenhuis Lier

Dr. Bart Oris h.-hartziekenhuis Lier

Farmacologie van. Tine Hendrickx, apotheker AZ Sint-Lucas Gent

Wat gaan we doen. Van LPA 7 naar LPA 8 Verschillen Overeenkomsten. Medicamenten Voor- en nadelen. Pijnstilling in de LPA 8

ANESTHESIE TIJDENS LACTATIE

Pijn in de wondzorg. Begrip pijn. Bio-psychosociaal. model. Pijnmodel volgens Loeser. model. Total pain. Andere definitie van pijn

Antistolling in het pijncentrum

Acute pijn bij kinderen. Peter Soethoudt ZNA Middelheim Spoedgevallen Referentievpk acute pijn bij kinderen

H6: zintuigcellen. Zintuiglijke waarneming

Behandeling van pijn back to basics (mythes, misvattingen en vooroordelen) Van Eeckhoven Venessa Crombez Erwin

Pijn. F.J. van den Oever November 2017

Pijnbeleid bij patiënten op intensieve zorgenafdeling - Casuïstiek. Koen Demeulemeester UZ Leuven - PAZA

1/05/2011. Inleiding. LLL Symposium Stress en substraatmetabolisme

Pijn bij kanker hoe werkt het en hoe behandel je optimaal. Manon Immerzeel

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel

Neurostimulatie, zonder brein geen pijn. Kris Verbeke Verpleegkundig Pijnspecialist Multidisciplinair Pijncentrum AZ Delta Roeselare

DE PALLIATIEVE PATIENT EN PIJN. Molenheide, 11 april 2018 Gert Huysmans

OVERZICHT. Is pijn een probleem op ICU? Hoe pijn meten op ICU? Welke types pijn op ICU? Hoe behandelen we pijn op ICU?

Neurostimulatie en intrathecale pijnpompen bij de chronische pijnpatiënt

Inleiding in Pijn Pijnladder

De acuut zieke chronische patiënt in een acuut ziekenhuis

Pijn en pruritus. Yusuf Özbay, AIOS Anesthesiologie MDO-praatje

EMV KWS - PAZA APT. Dr. Johan De Coster Dienst Anesthesiologie UZ Gasthuisberg

Samenvatting Biologie Thema 6

4/16/2013. Geheel meer dan de som der delen. D r. A n u s c hka Sto r ms. Inhoud. 1/ Taak psychiater bij pijn? 2/ Hoe bekijkt een psychiater pijn?

Chronificatie van postoperatieve pijn

Informatie EMV. 4 juli. Dr. Johan De Coster.

Anatomie / fysiologie. Centraal/perifeer zenuwstelsel AFI1. Autonoom zenuwstelsel algemeen. Zenuwstelsel 5. Staat niet onder invloed van de wil

Methadon... als pijnstiller?

Hereditair angio-oedeem (HAE) en Anesthesie. Nina D hondt Prof. Dr. E. Vandermeulen

Pijnanamnese en pijnbestrijding

ACUTE PIJN BIJ KINDEREN

Marijse Koelewijn huisarts

INFORMATIEFOLDER FYSIOTHERAPIE EN CHRONISCHE PIJN KLACHTEN

Botulinetoxine bij neuropathische pijn. Sander Wout AIOS Anesthesiologie 06 mei 2019

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c.

Ascending projections from spinal cord and brainstem to periaqueductal gray and thalamus Klop, Esther

PCEA BIJ HET KIND INDICATIES VOOR EPIDURALE/PCEA ANATOMISCHE AANDACHTSPUNTEN ANATOMISCHE AANDACHTSPUNTEN KIND VS VOLWASSEN

T IS GEBEURD. Een minikwis over pijn

Chronische pijn. Theo Meert 15/01/2011

Farmacologie van de opioïden. Prof. J. Van Hemelrijck

artseninformatie Richtlijnen voor beleid van bloedverdunners in een peri-operatieve fase GezondheidsZorg met een Ziel

Pijnbestrijding na uw operatie met de pijnpomp

De mogelijkheden van invasieve technieken in de palliatieve pijnbestrijding. Erich Ohlsen, anesthesioloog-pijnbehandelaar

Boodschap. Inleiding. Analgesie bij Trauma Klassieke producten WHO pijnladder. Atypische (ketalar lachgas) Loco-regionale technieken

Infobrochure. Pijn in het ziekenhuis

Het vooruitzicht op ernstige pijn kan ondraaglijker zijn dan het aanschijn van de dood Albert Schweitzer

Cannabinoid Receptor Function in the Medial Prefrontal Cortex F.S. den Boon

Van acute naar chronische pijn. Van Kerckhoven Hilde, MD Multidisciplinair Pijncentrum Sint-Jozefkliniek Bornem-Willebroek

Onderdeel Hypothalamus-Hypofyse (Bern/Levy, Hoofdstuk 44)

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

Pijnstilling via de pijnpomp

Fysiologie / zenuwstelsel

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel

Postoperatieve zorg na sectio. Dr. Frederik De Buck dienst anesthesie UZ Leuven

SEDATIE Dr. Frederik De Buck Dienst Anesthesie UZ Leuven. Procedural sedation and analgesia (PSA) Verschillende soorten sedatie. Dieptes van sedatie

Meten is weten. Baccaert Griet

Pijn en angst bestrijden op de IZ-P. Wim Vandenberghe Intensivist UZ Gent

Pijnbehandeling na een chirurgische ingreep

Indeling: Definitie Cardiopulmonale bypass Pathofysiologie. Risicofactoren Behandeling Conclusie

Gevorderde MS & Spasticiteit. Gevorderde MS & Spasticiteit. Spasticiteit [Lance] MS en spasticiteit. MS en spasticiteit MS patiënten/nederland

Door: Charlotte Simons Arts, yogadocent yin en yang en acupuncturist io

PONV: The big little problem. Dr. Dewinter

Informatiebrochure Wegwijs in pijn... En de behandeling ervan

Nathalie Bracke, Kinesiste Dr. Ingrid Dekelver, Revalidatie arts

Anesthesie en Ouderen

Neuropatische Pijn WOV SYMPOSIUM 3 OKTOBER 2014

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Pijn bij de oncologische patiënt

Pijnstilling via de pijnpomp

Transcriptie:

Postoperatieve analgesie Dr. Johan De Coster Dienst Anesthesiologie UZ Gasthuisberg

Definities van pijn Meten van pijn Fysiologie van de pijn Toegepaste fysiologie van inflammatoire pijn De stressrespons Kwaliteit van analgesie Het Leuvense model Patiënt gecontroleerde technieken PCEA

Definities van pijn

Definitie van pijn Pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring die geassocieerd wordt met een bestaande of potentiële weefselbeschadiging of die beschreven wordt in zulke termen MerskeyH&BogdukN(Eds)(1994)ClassificationofChronicPain.DescriptionsofChronicPainSyndromesandDefinitionsofPainTerms.2 nd edn.

Definitie van pijn Complexeentiteit bestaande uit sensorische component cognitieve component affectieve component gedragsmatige component

Definitie van acute pijn pijn die recent ontstaan is en waarschijnlijk een beperkte duur heeft, meestal is er een aanwijsbaar tijdstip van aanvang en een causaal verband met dit letsel of met deze aandoening Ready LB& Edwards WT (1992) Management of Acute Pain: A Practical Guide. Taskforce on Acute Pain. Seattle: IASP Publications.

Acute vs chronische pijn Acute pijn: aanhoudend tot max 3 maandna uitlokkende stimulus Chronische pijn aanhoudend tot meer dan 3 maand na uitlokkende stimulus

Acute vs chronische pijn Acute pijn: nuttig aanwezigheid van een organisch ziekteproces pathologie evenredig met intensiteit bbb bbb verdwijnt na behandeling van oorzaak opioïden zijn geïndiceerd en effectiefbbb bbb geen bijbedoelingen Chronische pijn nut? oorzaak meestal niet (meer) duidelijk bbbbbbbbb geen lineair verband tussen pathologie en intensiteit persisterend na verdwijnen uitlokkende factor opioïden zelden geïndiceerd of effectief vaak therapieresistent dikwijls bijbedoelingen langdurige implicaties voor de dagelijkse aspecten van dagelijks leven

Belang van pijn Pijn = signaalfunctie 90% is uitlokkende factor bekend

Types pijn Nociceptieve pijn Dysfunctionele pijn Centrale pijn Psychogene pijn Pijn-gedrag

Types pijn Nociceptieve pijn wordt voortgeleid door nociceptoren beantwoordt goed aan opioïden vormen: acute pijn (vb postoperatieve pijn) bepaalde vormen van chronische pijn kankerpijn chronische degeneratieve aandoeningen

Types pijn Centrale pijn = deafferentiatie pijn = neuropathische pijn beschadiging van zenuwweefsel met onderbreking van de normale afferente input er is geen inhiberende zenuwaktiviteit of er is abnormale zenuwaktiviteit welke aanleiding geeft tot abnormaal werken van de pijnverwerkingscentra meestal geen gunstig effect van opioïden, wel behandeling met anti-epileptica of tricyclische antidepressiva

Types pijn Psychogene pijn de oorzaak ligt in het niet meer kunnen verwerken van de psychologische stress de pijn door weefselschade kan hierdoor versterkt worden therapie = psychotherapie

Types pijn Pijngedrag gedragen alsof men pijn heeft (mimiek, bewegen) na een weefseltrauma, waarbij het gedrag behouden tot zelfs versterkt wordt door de omgeving ofwanneer patiënt normaal sociaal en professioneel leven niet meer aankan of wenst aan te kunnen met pijngedrag als gevolg multidisciplinaire aanpak

Meten van pijn

Hoe meten Beschrijvend door patiënt Verbaal descriptieve pijnschaal geen pijn = 0 -de meest onuitstaanbare pijn = 4 Numerische intensiteits-pijnschaal give me a number : 0-10

Hoe meten Beschrijvend door patiënt VAS = visual analogue score pijnlatje verschuiven aantal mm = VAS-score

Hoe meten Observatie patiënt Wong-Baker Faces Pain Scale Faces Pain Scale Revised with scores

Hoe meten Wanneer? pijnmeting in rust pijnmeting bij verzorging pijnmeting bij mobilisatie pijnmeting bij hoesten

Fysiologie van pijn

Fysiologie van de nociceptie Somatosensorisch systeem verwerkt 4 sensorische modaliteiten: Tactiele sensaties Proprioceptieve sensaties Thermische sensaties Pijnsensaties Elke modaliteit wordt door een specifieke receptor en een specifieke neuro-anatomische pathway verwerkt

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie Transmissie Modulatie Perceptie

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie = receptor aktivatie (externe schadelijke energie wordt omgezet in elektrofysiologische activiteit in het nociceptief primair afferent neuron)

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie = receptor aktivatie (externe schadelijke energie wordt omgezet in elektrofysiologische activiteit in het nociceptief primair afferent neuron)

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie Transmissie = proces waarbij deze gecodeerde informatie overgedragen wordt aan die delen van de hersenen verantwoordelijk voor de pijn Geleiding van impulsen van primair afferent neuron naar de dorsale hoorn van het ruggenmerg Hieruit stijgen banen op naar hersenstam en thalamus Connecties tussen thalamus en hogere zones van de hersenen verantwoordelijk voor perceptie en affectieve respons op pijn Modulatie Perceptie

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie = receptor aktivatie (externe schadelijke energie wordt omgezet in elektrofysiologische activiteit in het nociceptief primair afferent neuron)

Fysiologie van de nociceptie Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie Transmissie Modulatie = interferentie in het systeem (vnl dorsale hoorn ruggenmerg) Pijn kan gevoeld worden in afwezigheid van nociceptie Perceptie (finale proces) = pijnboodschap wordt afgeleverd aan de hersenen, welke een onaangename sensorische ervaring geeft

Tussen nociceptie en het subjectief ervaren van pijn lopen 4 processen: Transductie = receptor aktivatie (externe schadelijke energie wordt omgezet in elektrofysiologische activiteit in het nociceptief primair afferent neuron)

29

Fysiologie van de nociceptie: perifere aspecten van de nociceptie 2 type vezels: Aδen C-vezels Type Geleidingssnelheid Diameter neuron Karakteristieken Aα 60-120 12-22 Skeletspier Aβ 50-70 4-12 Touch, vibratie, lichte druk Aγ 35-70 4-12 Intrafusale proprioceptie Aδ 5-30 1-5 Primair nociceptief afferent B 3-30 1.5-4 Autonoom preganglionair C < 1.5 <1.5 Primair nociceptief afferent autonoom postggl

Fysiologie van de nociceptie: perifere aspecten van de nociceptie 2 type vezels: Aδen C-vezels Opvangen van info (transductie) en verdergeleiding (transmissie) naar CZS Cellichaam van dit neuron ligt in de dorsale hoorn ganglion van een spinale zenuw

Fysiologie van de nociceptie: perifere aspecten van de nociceptie 2 type vezels: Aδen C-vezels Eenschadelijkestimulus aktiveertde nociceptor door distortieen depolarisatievan het uiteinde Aδ-vezels Thermisch en mechanothermisch scherpe, prikkende pijn C-vezels Polymodaal(mechanisch, hitte, chemischeagentia)trage, knagende, brandende pijn

Fysiologie van de nociceptie: perifere aspecten van de nociceptie 2 type vezels: Aδen C-vezels Aδ-vezels sneller gemyeliniseerd C-vezels trager niet-gemyeliniseerd

Fysiologie van de nociceptie: perifere aspecten van de nociceptie Viscerale nociceptie: specifieke receptoren?? VISCERAAL CUTAAN Effectieve stimulus Direkt trauma ineffectief Direkt trauma effectief Distentie en ischemie: effectief Localisatie letsel Slecht Precies Primaire hyperalgesie Ja Ja Secundaire hyperalgesie Ja, gerefereerd Ja, rond beschadigde plaats Geassocieerde autonome sympt Frequent Zelden

Fysiologie van de nociceptie: het ruggemerg Cellichaam van primair neuron komt terecht in ventrolaterale deel van de dorsale hoorn Meestal zelfde niveau Enkele niveau s lager of hoger in de tractus van Lissauer

Fysiologie van de nociceptie: het ruggemerg Synaps met tweede orde neuron in dorsale hoorn De grijze stof is verdeeld in 10 zones (10 laminae van Rexed) en zone I tot VI vormen de dorsale hoorn I VI

Fysiologie van de nociceptie: neurotransmittors in dorsale hoorn In de dorsale hoorn heeft men 3 types neuronen: Projecterende neuronen welke zorgen voor transport naar centraal: 3 types: Nociceptieve specifieke cellen: reageren enkel op schadelijke stimuli Low-treshold neuronen: reageren enkel op niet-schadelijke stimuli Wide dynamic range neuronen: reageren op een brede range van sensorische stimuli Inhibitorische neuronen Excitatorische neuronen regelen flow van nociceptieve info naar centraal 37

Fysiologie van de nociceptie: neurotransmittors in dorsale hoorn 1 Ca 2+ Axon terminal of presynaptic neuron Neurotransmitter Receptor Na + Axon of presynaptic neuron Mitochondrion Postsynaptic membrane Postsynaptic membrane Ion channel open Synaptic vesicles containing neurotransmitter molecules 2 Degraded neurotransmitter 5 Synaptic cleft Ion channel (closed) 3 4 Ion channel (open) Ion channel closed 38

Fysiologie van de nociceptie: van ruggemerg naar centraal Transmissie via ascenderende banen: de 2 de orde neuronen kruisen naar contralateraal Spinothalamische tractus Spinoreticulaire tractus

Fysiologie van de nociceptie: van ruggemerg naar centraal Transmissie via ascenderende banen: de 2 de ordeneuronenkruisen naar contralateraal Spinothalamische tractus Neuronen(nociceptie-specifieke, WDR) van lamina I, V,VI, VII lateralespino(=neospino) thalamischebaan: lokalisatie, intensiteit, duur van de pijn mediale spino (=paleospino) thalamische baan:autonomeen onaangenamegewaarwordingvan pijn Connectiesmet periaquaductalegrijzestof(link met descenderende banen), met reticulair activerend systeem, met hypothalamus

Fysiologie van de nociceptie: van ruggemerg naar centraal Transmissie via ascenderende banen: de 2 de orde neuronen kruisen naar contralateraal Spinoreticulaire tractus Neuronen van lamina VII, VIII Eindigen in reticulair systeem van medulla en pons Verder naar thalamus en diencephalon

Fysiologie van de nociceptie: van ruggemerg naar centraal Transmissie via ascenderende banen: de 2 de orde neuronen kruisen naar contralateraal Spino-mesencephale tractus Neuronen van lamina I&V Eindigen in het dak van de middenhersenen en in de mesencephale grijze stof Niet vitaal voor de perceptie van pijn, maar wel belangrijk voor de modulatie van de pijn

Fysiologie van de nociceptie: hersenen Verschillende delen van de cortex zijn betrokken in de pijn Info van laterale en mediale thalamus naar cortex via 3 de orde-neuron

Fysiologie van de nociceptie: hersenen Functionele correlatie Corticale zone Mogelijke functies Pijn intensiteit Primaire somatosensorische cortex Sensorische discriminatie in het algemeen Alternatief, stimulus-lokalisatie secundaire somatosensorische cortex en onmiddellijke omgeving Sensorische integratie (aanraking, pijn, visueel) Spatieel gerichte attentie Temperatuurssensatie insula Sensorische integratie (aanraking, pijn, smaak, evenwicht), visceraal sensorisch, visceraal motorisch, limbische integratie Treshold van pijn Rechter frontale inferieure cortex Linker thalamus Rechter Anterior cingulating cortex Onaangenaamheid van pijn Linker Respons selectie, motorsupressie, affectie, attentie Pijn intensiteit Rechter Posterior cingulating cortex Hersenstam/periventriculair grijs Prefrontale cortex Affectie, emotie, herinnering

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie Pijnperceptie is niet altijd het gevolg van weefselschade en nociceptie er dus een zekere vorm van regulatie van passage van nociceptieve informatie er zijn verschillende sites van modulatie (meest bekend modulatie thv dorsale hoorn)

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Balans tussen nociceptieve en andere afferente input Descenderende controlerende banen

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Supraspinale invloed 5-HT en a2adrenoreceptoren A-fiber Lokaal enterneuron GABA Enkefaline Presyn receptor Presyn receptor Opioid pept postsyn receptor Dorsale hoorn neuron Prim Afferent nociceptor K + glutamaat mglur AMPA NMDA Na + Ca 2+ pept Subst P NKA NK1 NK2 endocannabinoiden CGRP Somatostatine -

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Opioid-receptoren zijn de key-point voor het voorzien van analgesie Er zijn 3 klasses van endogene opioide peptiden, welke vnl gevormd worden in lamina I en II Presynaptische inhibitie van neurotransmittorrelease, welke bij trauma vrijgezet worden; ook postsynaptische inhibitie

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Supraspinale invloed 5-HT en a2adrenoreceptoren A-fiber Lokaal enterneuron GABA Enkefaline Presyn receptor Presyn receptor Opioid pept postsyn receptor Dorsale hoorn neuron Prim Afferent nociceptor K + glutamaat mglur AMPA NMDA Na + Ca 2+ pept Subst P NKA NK1 NK2 endocannabinoiden CGRP Somatostatine -

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Via GABA en glycine GABA is de belangrijkste inhibitorische neurotransmittor en werkt zowel pre- en postsynaptisch Glycine werkt vnl postsynaptisch

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Supraspinale invloed 5-HT en a2adrenoreceptoren A-fiber Lokaal enterneuron GABA Enkefaline Presyn receptor Presyn receptor Opioid pept postsyn receptor Dorsale hoorn neuron Prim Afferent nociceptor K + glutamaat mglur AMPA NMDA Na + Ca 2+ pept Subst P NKA NK1 NK2 endocannabinoiden CGRP Somatostatine -

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Cannabinoiden moduleren pijntransmissie

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Supraspinale invloed 5-HT en a2adrenoreceptoren A-fiber Lokaal enterneuron GABA Enkefaline Presyn receptor Presyn receptor Opioid pept postsyn receptor Dorsale hoorn neuron Prim Afferent nociceptor K + glutamaat mglur AMPA NMDA Na + Ca 2+ pept Subst P NKA NK1 NK2 endocannabinoiden CGRP Somatostatine -

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie NO = intracell second messenger Wordt presynaptisch gevormd Wordt ook postsynaptisch gevormd na stimulatie van NMDA-receptor CCK (cholecystokinine) Galanine = neuropeptide Verminderen affiniteit van opioiden voor de -receptor en reduceren de intracellulaire effecten na opioidbinding Interesse in CCK-antagonist = neuropeptide Antinociceptief Proteinase Thrombine, trypsine en tryptase (release bij trauma en inflammatie) Belangrijk in pijntransmissie

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Balans tussen nociceptieve en andere afferente input Descenderende controlerende banen

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Balans tussen nociceptieve en andere afferente input Nociceptieve input via A en C-vezels wordt geinhibeerd door A -vezels waardoor transmissie van pijn naar CZS niet gebeurd Hierop is de TENS gebaseerd C-vezel C-vezel A & a A & a

Fysiologie van de nociceptie: Modulatie van nociceptieve info: segmentale (spinale) controle Spinale modulatie: Endogeen opioid systeem Segmentale inhibitie Balans tussen nociceptieve en andere afferente input Descenderende controlerende banen Via 2 pathways welke ontstaan in mid-hersenen (periductale grijze stof en locus ceruleus) en medulla (nc raphe magnus en nc reticularis giganto cellularis) Via dorsolaterale funiculus Neuronen van nc raphe magnus maken inhibitorische connecties in dorsale hoorn Belangrikste NT = noradrenaline en serotonine

Toegepaste fysiologie van inflammatoire pijn

Toegepaste fysiologie van inflammatoire pijn

Toegepaste fysiologie van inflammatoire pijn Weefselschade Antigeen-invasie Inflammatie Immuunsysteem CZS Inflammatoire Pijn Verhoogde gevoeligheid van primair afferente nociceptor = perifere sensitisatie Verhoogde gevoeligheid van ruggemerg-neuronen = centrale sensitisatie Eén van de neveneffecten is het ontstaan van Allodynie Hyperalgesie In onm. omgeving = primaire hyperalgesie tgv perifere en centrale sensitisatie Verdere afstand = secundaire hyperalgesie enkel tgv centrale sensitisatie

Stressrepons

Stressrespons

Stressrespons Weefseltrauma Inflammatoire Endocriene Metabole Hemodynamische 64

Stressrespons Tissue injury 65

Hypothalamus Hypofyse ACTH -endorfine groeihormoon prolactine vasopressine Tissue injury Sympatische zenuw Afferente A en C-vezels Substance P Inflammatoire respons (infl soup) K+ Bradykinine Histamine Serotonine Pancreas insuline glucagon Bijnier aldosterone cortisol catecholamines IL-1 IL-2 IL-6 TNF Phrostaglandine Leucotrienen Stollingscascade Fibrinolytische cascade Complementcascade Humorale pathway 66 Neuronale pathway

Stressrespons Weefseltrauma Activering en sensitisering: perifere zenuwen Activering en sensitisering: dorsale hoorn & hersenen Activering hypothalamohypofysaireadrenocorticale as Pijn Neuraal/hormonaal gemedieerde stress reactie: Katabolisme Vasoconstrictie Hypertensie Antidiurese Ontsteking Secretie: Cytokines Prostaglandines Leucotriënen Activatie stolling Inhibitie fibrinolyse humoraal gemedieerde stress reactie: Immuunmodulatie Hypercoagulatie 67

Stress-respons 68

Stressrespons Systeem/orgaan verandering Hypofyse CorScotropine,vasopressine ProlacSne, GH, -endorfine dan TSH Orthosympaticus NA Bijnier Pancreas Schildklier Andere catecholamines, corssol, aldosterone glucagon, insuline dan T4, en vrij T3; rt3 Prostaglandines testosterone ±renine 69

Stress-respons 70

Stressrespons 700 525 Pg/ml 350 adrenaline noradrenaline 175 0 controle anesthesie heelkunde extubatie PACU 71

Stressrespons 2000 1500 1000 adrenaline nordrenaline 500 0 72

73

Stressrespons zonder peri 74

Stressrespons Heelkunde Vet-afbraak Proteïne-afbraak glucose hyperglycemie Lactaat-productie synergie van glucagon, cortisol, adrenaline insuline insuline-resistentie

Stressrespons 150,0 112,5 75,0 37,5 0,0 cortisol glucagon adrenaline C&G&A 76

Stressrespons 200 165 Urinair N-excretie (mg/kg) 130 95 GA + IV narc EPID+EPID LA EPID+EPIDopi 60 preop D1 D2 D3 77

Stressrespons 30,0 22,5 15,0 7,5 0,0 pod1 1 2 3 4 5

20 Stressrespons 18,0 15 13,5 10 groeihormoon ACTH 9,0 5 4,5 0 controle postane postincisie 0,0 controle postane postincisie Herniorafie AA Herniorafie spinale anesthesie

Stressrespons nociceptor + Motorisch efferent Sympatisch efferent: * gladde spiercelspasme * vasoconstrictie * secretie NA

Stressrespons Nociceptie en het lichaam PIJN Reflectoire activering Bescherming van het organisme

Stressrespons Denervatie Paraplege patiënten stress-respons Epidurale Hypoxie, hypotensie, hypothermie Bacteriëmie stress-respons Cytokines...

Stressrespons: cardiale effecten Symp Nn CVD CO HR BD Adrenaline Noradrenaline bijnier A en C-vezels

Stressrespons: cardiale effecten Verhoogde sympatische tonus (Nc parabrachialis) Catecholamine-, aldosterone, cortisol-release door bijnier ADH-release door hypothalamus Activering RenineAngiotensineSysteem neuronaal humoraal Coronaire en perifere vasoconstrictie Hypertensie Tachycardie Toegenomen contractiliteit Na+ en H2O-retentie

Stressrespons: cardiale effecten Verhoogde sympatische tonus (toename viscositeit bloed) Toename stollingsfactoren Afname stollingsinhibitoren Verhoogde plaatjesaktiviteit Inhibitie fibrinolyse Postoperatieve immobilisatie Hypercoagulabele status (intraop tot laat postop)

Stressrespons: immuunsupressie

Stressrespons: pulmonale effecten FRC VC Sympatische Nc Ademhaling Spiertonus diafragma Symp Nn N. Frenicus Adrenaline Noradrenaline A en C-vezels

Stressrespons: pulmonale effecten Hevige pijn stressrepons spinale reflexboog splinting toename extracell water - hypertonie hulpademhalingsspier - dysfunctie diafragma - daling FRC Atelectase Bevorderende factoren: Hoog abdominale of thoracale ingrepen Voorafbestaande longpathologie Gevorderde leeftijd Obesitas V/P-mismatch Hypoxie, tachypnee, verhoogde ademhalingsarbeid met uitputting en pneumonie

Stressrespons: pulmonale effecten % verandering van parameter 100 85 70 55 40 Postop longfunctie 0 1 2 3 4 5 FRC-bed FRC-stoel VC FEV1 RV

Stressrespons: GI effecten (-) (+) (+) Symp Nn (-) (-) N. vagus (+) (-) (+) Pelvic Nn. A en C-vezels

Stressrespons: GI effecten Sympatische hyperreactiviteit Catecholamine-release Spinale reflexboog - spasme spiercel - vasoconstrictie - NA-release Bevorderende factoren: Majeure abdominale ingrepen Perifere heelkunde traumata Stress, angst, pijn Ileus

Stressrespons: modulatie Epidurale/spinale 2-agonist adrenerge receptor antagonisten Perifere zenuwblocks stressrespons

Stressrespons: modulatie A-fiber Lokaal enterneuron Supraspinale invloed 5-HT en a2adrenoreceptoren GABA Enkefaline Presyn receptor Presyn receptor Opioid pept postsyn receptor Dorsale hoorn neuron Prim Afferent nociceptor K + glutamaat mglur AMPA NMDA Na + Ca 2+ pept Subst P NKA NK1 NK2 endocannabinoiden CGRP Somatostatine -

Hypothalamus Hypofyse ACTH -endorfine groeihormoon prolactine vasopressine Tissue injury Sympatische zenuw Afferente A en C-vezels Substance P Inflammatoire respons (infl soup) K+ Bradykinine Histamine Serotonine Pancreas insuline glucagon Bijnier aldosterone cortisol catecholamines IL-1 IL-2 IL-6 TNF Phrostaglandine Leucotrienen Stollingscascade Fibrinolytische cascade Complementcascade Humorale pathway Neuronale pathway

Stressrespons: modulatie Preventie Hypoxie Preventie Hypotensie Preventie hypothermie stressrespons

Kwaliteit van analgesie

Progress in pain-therapy light moderate serious extreme moderate 50% matig 48% ernstig 21% serious 23% light 19% extreme 8% licht 13% extreem 18% 97

Status in Leuven - Pijnprevalentie en pijnintensiteit blijven quasi gelijk - De tevredenheid van patiënten over hun pijnbehandeling blijft vrij hoog - Een kans van 1/6 om hevige tot ondragelijke pijn te ervaren - Indien hevige tot ondragelijk pijn kans 1/5 om geen pijnmedicatie te krijgen - 1/5 patiënten vindt dat hij niet altijd voldoende pijnmedicatie krijgt 98

Redenen undermanagment Geen protocols Geen dagelijkse evaluatie Geen geschreven protocols Geen schema s voor nacht en weekend Geen acute pijn-team Logistieke problemen: Geen pijnpompen Geen high care bedden 99

Redenen undermanagment Patiëntenfactoren: Good-patient-syndrome Patiënt verwacht wat pijn 2/3 van de patiënten wacht tot ze hevige pijn hebben alvorens een pijnstiller te vragen 3/4 van de patiënten verwacht dat ze die pijnstiller onmiddellijk krijgen Angst voor addictie Angst voor nevenwerkingen interindividuele verschillen kwestie van gevoeligheid 100

Redenen undermanagment Verpleegkundige redenen Tekort aan verpleegkundigen Hoge work-load Angst voor nevenwerkingen Onderschatting van de pijn Gebrek aan opleiding: Te lage dosage 101

Het Leuvens model

Klassieke pijnschema Paracetamol NSAID Opiaten Zwakke opioiden Sterke opioiden 103

Klassieke pijnschema Paracetamol NSAID SYSTEMATISCH 48 à 72 U BASIS Opiaten Zwakke opioiden Sterke opioiden 104

Paracetamol anti-pyretisch analgetisch = centraal effect, niet goed gekend hoe (wschl identisch aan effecten van NSAID s 105

Paracetamol 2 g opladen (30 mg/kg) gevolgd door 1 g om de 6 u (15 mg/kg) dosisreductie igv leverfalen (resectie), ook aan gewicht 106

Paracetamol Farmakokinetiek: Opname peroraal: 63 à 89% Piek-plasma-conc na 45 min na orale inname Piek-plasma-conc na 25 min na IV toediening Metabolisatie in lever en eliminatie via nier (bij overdosage leverbeschadiging door één van de afbraakprodukten) Eliminatie door hemodialyse, niet via peritoneaal dialyse 107

Paracetamol Loading-dose: Gelimiteerde gegevens!! Sneller hogere therapeutische spiegels Nuttig omwille van lineaire verhouding tussen dosis - conc plasma CSF (Jensen, 2004) Afwezigheid van ceiling effect (Piguet, 1998) 2 g opladen geeft plasmaconcentratie die lager is dan de treshold voor leverfalen (Rose, 1994) 108

Paracetamol 109

Paracetamol 110

Klassieke pijnschema Paracetamol NSAID Opiaten Zwakke opioiden Sterke opioiden 111

Taradyl inhibitie cyclo-oxygenase thv beschadigd weefsel ==> Prostaglandine-synthese afgeremd onderdrukken ontstekingsreactie verminderde pijnsensatie inhibitie neutrofielenmigratie en lymfocytair antwoord onderdrukken ontstekingsreactie onderdrukken perifere sensitisering metabolisatie door lever excretie via de nier sterk proteine-gebonden 112

Taradyl COX1 verantw voor nevenw plaatjesinhibitie maaglast NI COX2 (ontstekingsgeinduceerd enzyme) anti-inflammatoir 113

Taradyl + centraal effect wschl remming COX2 in ruggemerg en/of hersenen inhibitie van NO-dependente mechanismen in CZS? Effecten op opioïd-receptoren? aktivatie van de dalende inhiberende banen door verhoogde serotonine-secretie? antagonisatie van NMDA-receptor? 114

Taradyl 30 mg/8u uiterst krachtige NSAID max 3 dagen, uitz 5 dagen!! cave leeftijd, gewicht, nierinsufficiëntie, maaglijden wat met ingroei van protheses, botgreffen, ingrepen waarbij inflammatie gewenst is (vb. talcage...) 115

Opioïden Zwakke Contramal, Valtran, Dafalgan-codeïne Sterke Dipidolor, Dolantine, Morfine, MS-Contin, MS direct 116

Opioïden Werkingsmechanisme interactie met opioidreceptoren (mu en kappa) hersenen (thalamus) minder prikkelbare cellen (direct pijnstillend) activeren dalende inhiberende banen (indirect pijnstillend) ruggemerg (dorsale hoorn) minder prikkelbare cellen (direct pijnstillend) perifeer werkingsmechanisme thv perifere zenuwen???? 117

Opioïden Receptoren mu1 = (supra)spinale analgesie mu2 = ademhalingsdepressie, cardiovasculaire effecten, GI transit, euforie, verslavend, miose delta = moduleert mu-activiteit, spinale analgesie kappa = spinale analgesie, sedatie, ademhalingsdepressie Ro =dysforie, vasomotore veranderingen, hallucinaties, midriase 118

Opioïden Dipidolor preciese werkingsmechanisme is niet gekend 1 mg dipidolor = 2 à 3 mg Morfine metabolisatie? eliminatie? IV en IM Morfine metabolisatie tot aktieve metabolieten die verwijderd worden door de nier (reductie bij nierinsufficiëntie) IV en SC 119

Opioïden Contramal zwakke mu-agonist (zwak opioied effect en ook minder opioide nevenw, behalve nausea en braken) 6000 x keer lagere activiteit dan morfine remt reuptake van NA en serotonine presynaptisch met activatie van de descenderende inhiberende banen thv ruggemerg 120

Opioïden Contramal absolute CI = MAO-inhibitoren: potentiering van deze producten 121

Opioïden Contramal werkt na 15 min duur 4 à 8 u metabolisatie door lever en nier (dus reductie bij lever- en nierfalen) weinig nevenwerkingen: dus ideaal bij bejaarden en kinderen 122

Opioïden Contramal retard vorm (vb. 2 x 100 mg retard) odis vorm (vb 50 mg SL bij doorbraakpijn) IV opladen: 1,5 à 3 mg/kg IV onderhoud: 6 à 9 mg/kg/24 u max 12 mg/kg/d 123

Opioïden Nevenwerkingen ademhalingsdepressie en sedatie: R/naloxone urineretentie: R/ sonderen evt naloxone ileus: R/ neostigmine, prostigmine jeuk: R/naloxone, phenergan gewenning 124

Co-analgetica Clonidine = Catapressan Thv hersenen gedeeltelijk via endogene opioiden en hun receptoren interactie met alfa 2-receptor Thv ruggenmerg interactie met alfa 2-receptor 125

Co-analgetica Clonidine = Catapressan Ideaal voor onrustige, nerveuze of angstige patiënten is sedatief, licht hypotensief en reduceert opioiden-nood opladen 1 mcg/kg over 20 min (evt extra dosis) 450 à 900 mcg/24 uur 126

Co-analgetica Ketamine = Ketalar sedativum, anestheticum geeft hallucinaties, slaap en analgesie interactie met opiaat- en NMDA-receptoren IV lage dosis opladen en onderhoudsinfuus 127

Co-analgetica Ketamine = Ketalar nevenwerkingen: speeksel- en tranenvloed en nystagmus soms onwillekeurige bewegingen verhoogt cerevrale bloedvoorziening, hersenmetabolisme en ICP hallucinaties (10-30% van de volwassenen) verminderd met BZD euforie, verwarring, agitatie en angst 128

Co-analgetica Ketamine = Ketalar 129

Co-analgetica calcitonine en bifosfanaten bij botinvasie en botpijn corticoiden anti-inflammatoir, anti-oedemateus nut bij inflammatie, hersenoedeem, ruggemergoedeem, leverkapselpijn, beginnende neurale invasie stemmingsverbeterend en eetluststimulerend 130

Co-analgetica Tricyclische antidepressiva neuropatische pijn Redomex slechts 1/2 à 1/3 van de anti-depressiva dosissen en tijd NMDA-antagonist Anti-epileptica neuropatische pijn gradueel opdrijven tot anti-e-dosis tegretol 131

Adjuvantia Darmspasme: spasmolytica, anticholinergica Nausea en braken: anti-emetica Constipatie: laxativa Hoesten: anti-tussiva Angst: anxiolyse Infectie: antibiotica 132

Patient gecontroleerde technieken

Nadelen van klassieke pijnschema 134

Nadelen van klassieke pijnschema pain sedation analgesia call nurse nurse comes absorption nurse assesses injection given prepares injection 135

Problemen met PCEA en PCIA APT boek!!! 136

Epidurale en urine-retentie Localisatie catheter Thoracaal niet veroorzaakt door PCEA contacteer chirurg Lumbaal stop peri 2 u mictie - mictie + bladderscan > 600 ml herstart & reduceer onderhoud PCEA recidief urine-retentie herstart PCEA verblijfscatheter tot einde PCEA overleg chirurg 137

Verwijderen epidurale catheter geen pre-operatieve stollingsstoornissen peroperatief geen massieve transfusie peroperatief geen vermoeden van stollingsstoornissen 12 uur na laatste profylactische dosis LMWH postoperatief geen massieve transfusie postoperatief geen vermoeden van stollingsstoornissen postoperatief geen dialyse met LMWH of heparine peri-operatief niet opstarten van: heparine-drip (sub)-therapeutische doses LMWH vit-k-antagonisten Plavix of Ticlid Reopro, Eptifitabide zorg voor analgesie switch naar opiaat IM of SC switch naar PCIA herprikken epidurale 8 u later pas volgende dosis LMWH indien er een stolling werd afgenomen: geen probleem bespreken geen probleem PT > 50% <40% > 50% aptt 1 à 5 sec boven nl waarde Thrombo s >80.000 50.000-80.000 <50.000 nl 138

PCIA Stricte indicatie-stelling volgens schemata Aandacht voor contra-indicaties: Weigering van de patiënt Patiënt is niet coöperatief Leeftijd Nierinsufficiëntie: accumulatie van morfine(metabolieten) 139

NURSE in control 140

Verpleegkundige Opladen peridurale met lokaal anesthetica (PAZA & zaal) Opladen met morfine (PAZA) Opstarten pomp (PAZA) Problem solving op de PAZA en op zaal tussen 7u30 en 16u00 Daarna problem solving door assistent 141

KWS 142

At home pain therapy 143

ISB let elastomeerpomp Preop info Postop info Info voor huisarts Voorwaarden voor ontslag: De patiënt heeft geen pijn De pomp en catheter zijn nog steeds goed gefixeerd De patiënt heeft geen nevenwerkingen: Kortademigheid Paresthesieën, welke voor de patiënt uiterst storend zijn. Metaalsmaak in de mond Zwelling in de hals De pomp is gevuld De patiënt kan onder begeleiding het ziekenhuis verlaten en gedurende de therapie is er continu iemand bij de patiënt thuis De patiënt heeft zijn informatiepapier gekregen, gelezen en begrijpt de inhoud Er wordt ondersteunende postoperatieve analgesie met de patiënt meegegeven 144