Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.



Vergelijkbare documenten
Hoeveel kinderen zitten er in elke groep van de Kameleonschool? Kleur het goede aantal hokjes. b 28 =

a a Leg 3 getallen van 2 cijfers en tel ze op. b d Bedenk sommen waar 180 uitkomt. Meer antwoorden. b Uit welke som komt 103?

a a Hoe hoog is de kleinste toren op het plaatje? 97 m b d Hoe oud zijn de Martinitoren en de Eiffeltoren? De Martinitoren is meer dan

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5

C 1 C 2 C 3. les blok 6. De decimeter, er, ken je die nog? Meet en teken. Samen bespreken.

Overstapprogramma 6-7

Leerlijnen groep 4 Wereld in Getallen

Leerlijnen groep 5 Wereld in Getallen

Inhoud kaartenbak groep 8

2 BBL. Oppervlakte. 5.1 Eenheden van oppervlakte

Hieronder ziet u per 2 blokken wat er getoetst wordt in groep 4

De markt. Gebruik je liniaal. 1 hokje = 1 m 2

Het metriek stelsel. Grootheden en eenheden.

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN

Naam:... Datum: =. 2 x 15 = =. 4 x 12 = =. 6 x 7 = =. 100 : 4 = =. 36 : 6 =.

Onthoudboekje rekenen

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Lereniseenmakkie Werkboek Zelf rijden en pech onderweg - 1

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

les 21 blok 3 1 liter is 1000 milliliter. Waar gaat evenveel in? En waarin het meeste? Samen bespreken.

5 a. naam Hulp. blad 1. Hoeveel euro? Vul in. Rekenrijk 5a Noordhoff Uitgevers bv

Groep 5 Leerroute 3< 1F Leerroute 2= 1F (maatschrift) Leerroute 1 = 1S Periode 1

rekentrainer jaargroep 6 Vul de maatbekers. Kleur. Zwijsen naam:

BLAD 16: HAM EN KAAS. b. Bij de maatbeker horen verschillende inhoudsmaten. Hiernaast staan ze op een rij. Schrijf op de stippeltjes wat het betekent.

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN

Getal & Ruimte Junior Opstapprogramma Meten en meetkunde

rekentrainer jaargroep 6 Vul de maatbekers. Kleur. Zwijsen naam:

Getal & Ruimte Junior Opstapprogramma Meten en meetkunde

TOETS REKENEN / WISKUNDE. Naam:... School:...

Leerroutes Passende Perspectieven Alles telt groep 5 blok 1

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep

Routeboekje. bij Pluspunt. Groep 4 Blok 1. Van...

Blok 1 Herhalingstoets

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

Blok 1 Herhalingstoets

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010

Meten is weten ANTWOORDENBOEK Meten is weten. Antwoordenboek. = 95 mm 6 cm = 60 mm 10 cm = 100 mm. 1 cm = 15 mm 9 cm

2.1 Kennismaken met breuken Deel van geheel. Opdracht 1 Welk deel van deze cirkel is zwart ingekleurd?

rekenboek 6a taken

17 blokken 18 blokken 26 blokken b Bekijk nu het eerste bouwsel. Hoeveel blokken kunnen er nog achter verstopt zitten? 5 blokken.

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok De Klimboom Een nieuw schoolplein. Hoeveel tegels samen? Eerst schatten, dan precies.

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

antwoorden werkboek blok jaargroep 6 In welke maanden worden de minste auto s vervoerd? Reken ongeveer.

groep 8 blok 7 antwoorden Malmberg s-hertogenbosch

Hoofdstuk 5 gaat over rekenen. Deel 2 is eigenlijk herhaling van alle stof. Trainen voor het examen.

1.Tijdsduur. maanden:

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Hoeveel knikkers heeft Li? Teken op de getallenlijn en reken uit.

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

KAPSTOK REKENEN inhoud

WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

antwoorden jaargroep 5 reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs blok D H T E werkboek samen beschuiten Hoeveel beschuiten samen?

rekenboek 5a lessen

1. Hoeveel per stuk? a. Hiernaast zie je vier aanbiedingen uit de supermarkt. Hoeveel moet je per stuk ongeveer betalen?...

Leerstofoverzicht groep 3

C 1 C 2 C 3. les 1. 2 blok 4. Leg de figuren. Samen bespreken. a b c

Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige

Overzicht rekenstrategieën

Routeboekje. bij Rekenrijk. Groep 7 Blok 6. Van...

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Teken de versiering op de taart.

BLAD 1: PLEINTJES, ZAKKEN DROP EN WORST

Rekentijger - Groep 7 Tips bij werkboekje A

2 Reken uit. 3 Maak er rekentaal van. Probeer het in één sprong. Denk aan de getallenlijn = = = = = =

rekentrainer jaargroep 5 Timo loopt steeds verder weg. Teken Timo bij de kruisjes op de weg en maak de tekening af. Zwijsen naam:

Leerlijnen groep 6 Wereld in Getallen

rekentrainer jaargroep 5 Timo loopt steeds verder weg. Teken Timo bij de kruisjes op de weg en maak de tekening af. Zwijsen naam:

Routeboekje. bij Alles telt. Groep 4 Blok 2. Van...

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links:

Diagnostisch rekenonderzoek

groep 8 blok 12 Malmberg s-hertogenbosch naam:

Copyright Plantyn. Herhaling breuken (1) BLOK 1

44 De stelling van Pythagoras

klas "Eenheden"

Zwijsen. jaargroep 4. naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. rekentrainer. jij. Bezoek alle leuke dingen. Teken de weg.

1 Schrijf de getallen op. Maak vast. 2 Maak vast. 3 Welk getal? LES 1 DOEL 1 HULP

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100

Rekentijger - Groep 4 Tips bij werkboekje A

MNEMOTECHNISCHE MIDDELTJES WISKUNDE. 2de 3de graad

KENMERKENDE CIJFERS EN BENADERINGSREGELS

Vergelijkingen met één onbekende

Deel C. Breuken. vermenigvuldigen en delen

1 Schrijf de getallen op.

kilometer hectometer decameter meter decimeter centimeter milimeter km hm dam m dm cm mm

Meten. Kirsten Nederpel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Noordhoff Uitgevers bv

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Hoeveel keer moet ik 15 gooien? 60 punten Matz wil 60 punten halen met blikgooien. Maak sommen.

Tussendoelen rekenen-wiskunde voor eind groep 5

Werkblad 20A. tijd. kwart over 12. half 6 10 over 9 10 voor 7 5 over

Bij de volgende vragen Bij een regelmatige veelhoek kun je het gemakkelijkst eerst de buitenhoeken berekenen en daarna pas de binnenhoeken.

Routeboekje. bij Alles telt. Groep 3 Blok 1. Van...

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen

Getallen en breuken. 1 Doel: helen in breuken verdelen en helen uit de breuk halen. Herhalen

a n t w o o r d e n reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs blok w e r k b o e k Hoeveel pakken koeken zijn er nodig voor jouw klas? Reken uit.

De lengtematen. Naam:...

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein Den Haag

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

1 Hallo, dit ben ik! 1ste leerjaar. 2de leerjaar. 4de leerjaar 3de leerjaar. 6de leerjaar 5de leerjaar

Leerlijnenpakket STAP incl. WIG. Rekenen Rekenen. Datum: Schooltype BAO (Regulier) Herkomst Landelijk Periode DL -20 t/m 200

Transcriptie:

70 blok 5 les 23 C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 60 981 540 C 2 Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter. 6 m 7 m 8 m Bedenk dingen van 1 km en van 1 m. Hoeveel cm is een m? 100 cm C 3 C 4 Hoeveel meter en centimeter is het? 1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm a 1 m en 50 cm =150 cm. b 2 m 36 cm = 236 cm. c Jordy is 1 m 75, dat is 175 cm. d Met de fi ets is het 2 km en 300 m. Dat is 2300 m. e Naar huis is het een halve km. Dat is 500 m. f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is 1500 m. Schat de lengte en hoogte. Samen bespreken. Wat is de hoogte van het lokaal? Wat is de breedte van het lokaal? Hoe lang is jouw voet? Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt? Lokaal in meters, voeten in centimeters en naar de supermarkt in meters of kilometers. werkschrift blz. 51 maatschrift blz. 28 en 29 computer LB5b_B5L21.indd 3 10-02-2009 15:40:31

les 24 blok 5 71 C 1 a b Hoe lang zijn ze? Welke maat staat op de plek van de invulpuntjes? Kies uit km, m en cm. a b c d 110 km en 180 km 27 32 15 68 23 cm 10 m 36 cm C 2 Reken uit: 1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm. a a 4 m = 400 cm b een halve meter = 50 cm 10 m = 1000 cm 2 m + 7 cm = 207 cm 3 m + 40 cm = 340 cm 3 km = 3000 m 1 m + 63 cm = 163 cm een halve km = 500 m c 2 km + 500 m = 2500 m 1 km + 40 m = 1040 m een halve km + 250 m = 750 m een kwart km = 250 m b d de helft van anderhalve km = 750 m 375 m + 1625 m = 2 km 255 m + 745 m = 1 km 1250 m + 2750 m = 4 km CD3 Wat is de helft van: a a 120 60 86 43 58 29 92 46 b 150 75 132 66 188 94 174 87 c 416 208 308 154 234 117 356 178 b d 518 259 752 376 390 195 994 497 CD4 Reken uit. a a 45 + 55 = 100 63 + 37 = 100 29 + 71 = 100 4 + 96 = 100 b 133 + 67 = 200 161 + 39 = 200 78 + 122 = 200 119 + 81 = 200 c 330 + 170 = 500 271 + 229 = 500 88 + 412 = 500 402 + 98 = 500 b d 555 + 445 = 1000 211 + 789 = 1000 777 + 223 = 1000 462 + 538 = 1000 werkschrift blz. 51 computer LB5b_B5L21.indd 71 17-12-2010 09:01:06

72 blok 5 les 25 herhalen C 1 Wat is de goede foto? Schrijf op hoe je dat weet. 1 2 3 4 Foto 3 is goed. C 2 C 3 Wat zijn de goede maten en getallen? a a Het computerscherm is 42 cm breed. Ik zit 3 m van de televisie. b De afstand naar school is voor Margot 300 m. Zij is precies 145 cm lang. c Mijn bed is 2 m lang en 70 cm breed. Meer antwoorden. Hoeveel fi ets jij in een uur? km. 15 tot 20 b d Hoe lang is een normale personenauto ongeveer? 4 m tot 5 m Hoe hoog is een stapel van 100 rekenboeken ongeveer? 1 m of 100 cm hoog Allemaal dieren. a a Zet de dieren op volgorde van groot naar klein. spin, worm, poes, koe, neushoorn, haai, walvis b Hoe groot zijn deze dieren in het echt? Schrijf het zo op: De spin is cm. 1 dm 40 cm 12 m 2 cm 2,50 m 30 m 3 m 50 cm b c Bedenk bij elk dier een ander dier dat even groot is. Meer antwoorden. spin walvis koe poes neushoorn worm haai spin 2 cm walvis 30 m koe 2,50 m poes 40 cm neushoorn 3 m 50 cm worm 1 dm, haai 12 m LB5b_B5L21.indd 72 17-12-2010 09:04:04

les 25 oefenen blok 5 73 CD4 Reken uit. De getallen in het midden moet je delen en vermenigvuldigen. a a b c b d : 10 getal 10 : 2 getal 2 : 5 getal 5 : 4 getal 4 1 10 100 4 40 400 8 80 800 10 100 1000 7 14 28 9 18 36 15 30 60 26 52 104 1 5 25 3 15 75 4 20 100 7 35 175 5 20 80 6 24 96 9 36 144 14 56 224 CD5 Zoek de getallen. Denk aan de deeltafels. a a Welke getallen kun je delen door 2? b Welke getallen kun je delen door 3? c Welke getallen kun je delen door 7? b d Welke getallen kun je niet delen door 2, 3 of 7? a 2, 12, 14, 28, 42, 48, 54 en 64. b 12, 15, 42, 45, 48 en 54. c 14, 28 en 42 d 17, 31, 47 en 59 12 2 64 28 45 59 48 15 42 31 47 54 14 17 CD6 Beantwoord de vragen. Gebruik je liniaal. 1 cm 1 cm 1 2 3 4 a a Wat is de oppervlakte van fi guur 1? 7 hokjes Wat is de omtrek van fi guur 1? 12 cm b Welke fi guur heeft dezelfde oppervlakte als 1? 3 Wat is de omtrek van die fi guur? 12 cm c Wat is de oppervlakte van fi guur 2? 8 hokjes Wat is de omtrek van fi guur 2? 12 cm b d Welke fi guur heeft de grootste omtrek? 4 (14 cm) Wat is de oppervlakte van fi guur 4? 8 hokjes even snel blz. 74-77 verder blz. 78-81 plus blz. 82-85 computer LB5b_B5L21.indd 73 17-12-2010 09:11:13

74 blok 5 even snel CD1 Wat is de helft? a 300 ml 150 ml 250 ml 125 ml 700 ml 350 ml 450 ml 225 ml b 140 cm 70 cm 182 cm 91 cm 310 cm 155 cm 112 cm 56 cm c 1,50 0,75 2,10 1,05 9,00 4,50 3,50 1,75 d 1000 g 500 g 484 g 242 g 272 g 136 g 98 g 49 g CD 2 a 3 7 = 21 4 8 = 32 5 9 = 45 6 10 = 60 b 5 4 = 20 6 5 = 30 7 6 = 42 8 7 = 56 c 2 9 = 18 3 8 = 24 4 7 = 28 5 6 = 30 d 6 6 = 36 7 7 = 49 8 8 = 64 9 9 = 81 CD3 a 3 10 = 30 3 12 = 36 3 14 = 42 3 15 = 45 b 5 10 = 50 5 11 = 55 5 13 = 65 5 15 = 75 c 4 11 = 44 4 12 = 48 4 13 = 52 4 15 = 60 d 6 10 = 60 6 12 = 72 12 6 = 72 13 6 = 78 CD4 Hoe laat is het? Schrijf de digitale tijden op. a 9.00 uur b 6.00 uur c 11.30 uur d 2.30 uur e 5.00 uur f 12.30 uur g 11.00 uur h 7.00 uur i 9.30 uur j 1.00 uur CD5 a 16 : 4 = 4 24 : 8 = 3 24 : 6 = 4 28 : 7 = 4 b 30 : 5 = 6 36 : 9 = 4 18 : 2 = 9 25 : 5 = 5 c 48 : 6 = 8 54 : 9 = 6 42 : 6 = 7 63 : 7 = 9 d 27 : 3 = 9 15 : 3 = 5 72 : 9 = 8 45 : 5 = 9 Lb5b_B5Les.indd 74 17-12-2010 09:13:20

75 CD6 a 20 : 2 = 10 24 : 2 = 12 30 : 2 = 15 40 : 2 = 20 b 30 : 3 = 10 33 : 3 = 11 39 : 3 = 13 45 : 3 = 45 c 55 : 5 = 11 60 : 5 = 12 100 : 5 = 20 125 : 5 = 25 d 60 : 4 = 15 56 : 4 = 14 52 : 4 = 13 64 : 4 = 16 CD7 Hoeveel cent is het? a 1,25 125 1,00 100 2 200 2,50 250 b 2,85 285 9,98 998 3,05 305 8 800 c 0,25 25 0,99 99 0,80 80 0,10 10 d 0,05 5 0,01 1 0,09 9 0,90 90 CD8 Geld wisselen. a 0,30 6 1,00 5 3,00 6 b 0,55 11 1,80 9 4,00 8 c 1,00 20 3,00 15 10,00 20 CD9 Wat is meer? a 7 9 of 8 8 9 11 of 10 10 7 7 of 8 6 10 8 of 9 9 b 405 of 504 399 of 400 101 of 98 874 of 847 c 63 : 7 of 64 : 8 54 : 6 of 54 : 9 40 : 8 of 26 : 5 28 : 4 of 27 : 3 d 200 34 of 200 35 87 29 of 90 31 123 + 76 of 53 + 151 88 + 99 of 93 + 93 CD10 Rond de bedragen af. De Super geeft geen en terug. 1,19 wordt 1,20. a 1,19 1,20 2,18 2,20 3,17 3,15 4,16 4,15 b 0,99 1,00 0,54 0,55 0,75 0,75 0,68 0,70 c 5,05 5,05 5,06 5,05 5,08 5,10 4,99 5,00 d 10,13 10,15 14,46 14,45 19,94 19,95 20,09 20,10 Lb5b_B5Les.indd 75 10-02-2009 12:24:40

76 blok 5 even snel CD11 Wat is de rest? a 13 : 3 r 1 13 : 4 r 1 21 : 5 r 1 15 : 8 r 7 b 42 : 5 r 2 42 : 8 r 2 42 : 4 r 2 42 : 6 r 0 c 48 : 5 r 3 48 : 6 r 0 48 : 7 r 6 48 : 8 r 0 d 60 : 6 r 0 60 : 7 r 4 60 : 8 r 4 60 : 9 r 6 CD12 a 45 + 26 = 71 145 + 26 = 171 74 + 52 = 126 52 + 74 = 126 b 153 + 53 = 206 270 + 31 = 301 230 + 371 = 601 265 + 125 = 390 c 187 + 22 = 209 122 + 87 = 209 88 + 88 = 176 99 + 99 = 198 d 259 + 150 = 409 450 + 359 = 809 734 + 70 = 804 74 + 730 = 804 CD13 a 300 1 = 299 300 10 = 290 300 100 = 200 300 11 = 289 b 500 5 = 495 500 50 = 450 500 150 = 350 500 160 = 340 c 700 3 = 697 700 30 = 670 700 300 = 400 700 33 = 667 d 1000 100 = 900 1000 10 = 990 1000 1 = 999 1000 301 = 699 CD14 Wat is de nieuwe datum? a Een week eerder b Een week later c 2 weken later 17 april 10 apr 8 april 1 apr 7 april 31 mrt 1 april 25 mrt 19 december 26 dec 24 december 31 dec 25 december 1 jan 31 december 7 jan 13 februari 27 feb 8 juni 22 jun 25 december 8 jan 31 december 14 jan CD15 Beantwoord de vragen. Denk aan de tafels. 36 32 63 23 45 54 24 42 18 81 a Welke getallen kun je delen door delen door 8? 24 en 32 b Welke getallen kun je delen door 7? 42 en 63 c Welke getallen kun je delen door 6? 18, 24, 36, 42 en 54 d Welke getallen kun je niet delen door 9? 23, 24, 32 en 42 CD16 a 2 + 3 + 4 = 9 3 + 4 + 5 = 12 4 + 5 + 6 = 15 5 + 6 + 7 = 18 b 60 + 70 + 80 = 210 70 + 80 + 90 = 240 80 + 90 + 100 = 270 90 + 100 + 110 = 300 c 52 + 63 + 75 = 190 64 + 72 + 84 = 220 73 + 84 + 93 = 250 81 + 94 + 105 = 280 Lb5b_B5Les.indd 76 10-02-2009 12:24:41

77 CD17 Het zijn allemaal verschillende sommen door elkaar. a 53 + 47 = 100 b 200 145 = 55 c 15 4 = 60 90 63 = 27 7 12 = 84 54 : 9 = 6 12 6 = 72 30 : 3 = 10 70 + 230 = 300 26 : 2 = 13 185 + 13 = 198 500 6 = 494 d 77 + 101 = 178 223 113 = 110 4 13 = 52 63 : 3 = 21 CD18 Wat kost elk vloertje? Hoeveel tegels tel je? De gekleurde tegels tellen niet mee. Een tegel kost 2. 1 2 3 44 tegels kosten 88 70 tegels kosten 140 56 tegels kosten 112 CD19 Hoeveel? 3 zoveel verdeel in 3 gelijke delen a 150 g 450 g 250 g 750 g b 80 g 240 g 85 g 255 g c 120 g 360 g 125 g 375 g d 180 ml 60 ml 120 ml 40 ml e 450 ml 150 ml 129 ml 43 ml f 309 ml 103 ml 615 ml 205 ml CD20 Teken en meet. a Teken een rechthoek van 2 bij 4 cm. Teken een rechthoek die 2 keer zo groot is. Meer antwoorden. b Teken een vierkant van 3 bij 3 cm. Teken de helft van dit vierkant. Meer antwoorden. c Teken een driehoek met 2 zijden van 4 cm die recht op elkaar staan. Teken de helft van deze driehoek. Meer antwoorden. kwismeester Lb5b_B5Les.indd 77 10-02-2009 12:24:41

78 blok 5 verder CD1 Met welke maat meet je? Kies uit: kilometer meter centimeter millimeter a b c d de hoogte van een flatgebouw meter de dikte van een munt millimeter de lengte van een fi etstocht kilometer de omtrek van je pols centimeter CD2 Hoe oud zijn ze? Een vader en zijn dochter zijn samen 52 jaar oud. De vader is 30 jaar ouder dan zijn dochter. a Hoe oud is de vader? 41 b Hoe oud is zijn dochter? 11 CD3 a 245 + 34 = 279 326 + 73 = 399 501 + 29 = 530 420 + 68 = 488 b 254 + 143 = 397 362 + 227 = 589 52 + 722 = 774 93 + 305 = 398 c 544 + 36 = 580 241 + 29 = 270 604 + 66 = 670 667 + 14 = 681 d 236 + 64 = 300 568 + 32 = 600 444 + 56 = 500 517 + 84 = 601 CD4 Meet de lengte van deze potloden in millimeters. a b c 40 mm 72 mm 88 mm Lb5b_B5Les.indd 78 10-02-2009 12:24:44

79 CD5 Hoeveel geld krijg je terug? a 2,62 / 4,28 / 0,83 b 7,47 / 1,02 / 7,35 c 11,12 / 25,05 / 0,40 Het kost: Je betaalt met: Het kost: Je betaalt met: Het kost: Je betaalt met: 2,38 2,53 8,88 0,72 8,98 24,95 9,17 12,65 49,60 CD6 Wat is de omtrek? a b d 16 cm 14 cm of 140 mm 16 cm c 20 cm CD7 Hoe zwaar zijn de blokkenstapels? Elk blok weegt 80 kg. a b c CD8 480 kg 320 kg 800 kg Reken verder. de tafel van 30 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 de tafel van 50 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500 samen: 80 160 240 320 400 480 560 640 720 800 Lb5b_B5Les.indd 79 10-02-2009 12:24:46

80 blok 5 verder CD9 Hoeveel uren en minuten zijn het? a 60 minuten = 1 uur 80 minuten = 1 uur en 20 minuten 90 minuten = 1 uur en 30 minuten 100 minuten = 1 uur en 40 minuten b 110 minuten = 1 uur en 50 minuten 120 minuten = 2 uur 180 minuten = 3 uur 200 minuten = 3 uur en 20 minuten CD10 Wat staat er onder het vraagteken? a 100 b 197 c 380 d?...... 15 25 35?...... 31 53 60?...... 80 90 120 276 108... 45...? 105 CD11 Reken uit. start stop start stop 280 +165 445 +85 530 250 280 370 +165 535 +85 620 250 370 460 +165 625 +85 710 250 460 911 105 806 95 711 +200 911 822 105 717 95 622 +200 822 733 105 628 95 533 +200 733 CD12 Hoeveel liter water is het in 2, 5 en 10 dagen? Neem de tabel over en vul in. 2 dagen 5 dagen 10 dagen 1 bad en douche 2 51 l = 102 l 255 l 510 l toilet 2 43 l = 86 l 215 l 430 l wasmachine 2 26 l = 52 l 130 l 260 l afwassen 2 9 l = 18 l 45 l 90 l koken 2 3 l = 6 l 15 l 30 l overig 2 3 l = 6 l 15 l 30 l CD13 Hoeveel emmers water is het ongeveer? In een emmer gaat ongeveer 10 liter. a 46 l 5 b 36 l 4 c 23 l 2 d 6 l 1 e 128 l 13 Lb5b_B5Les.indd 80 10-02-2009 12:24:56

81 CD14 CD15 Reken uit. a 2 4 = 8 5 8 = 40 10 7 = 70 5 3 = 15 b 2 40 = 80 5 80 = 400 10 70 = 700 5 30 = 150 c 2 2 = 4 5 5 = 25 8 10 = 80 9 2 = 18 d Reken uit. a 40 : 5 = 8 35 : 5 = 7 24 : 6 = 4 30 : 5 = 6 b 55 : 5 = 11 60 : 5 = 12 66 : 6 = 11 72 : 6 = 12 c 48 : 8 = 6 56 : 7 = 8 54 : 9 = 6 72 : 8 = 9 d 20 2 = 40 50 5 = 250 80 10 = 800 90 2 = 180 88 : 8 = 11 77 : 7 = 11 120 : 8 = 15 105 : 7 = 15 CD16 Hoeveel geld zit erin? a b c d e f g h 97 84 63 41 33 28 28 28 CD17 0,82 1,65 9,70 1,68 3,15 2,80 1,40 0,56 Schrijf over en vul in. a b c d 43 17 55 281 108 335 108 45 140 196 137 303 26 38 173 227 63 95 59 166 64 400 158 225 Lb5b_B5Les.indd 81 10-02-2009 12:24:59

82 blok 5 plus CD1 CD2 Reken het verschil uit tussen een getal en het omgekeerde van dat getal. a 826 628 = 198 573 375 = 198 947 749 = 198 654 456 = 198 b 391 193 = 198 765 567 = 198 432 234 = 198 240 042 = 198 c 794 497 = 297 531 135 = 396 461 164 = 297 652 256 = 396 d 865 568 = 297 793 397 = 396 370 073 = 297 945 549 = 396 Wat valt je op als je naar de uitkomsten kijkt? In het midden staat telkens een 9 en het eerste en laatste cijfer zijn samen 9. Maak sommen met getalkaartjes. a Maak sommen met 6 10 12 waar 2, 4, 6 of 8 uitkomt. Gebruik 2 of 3 kaartjes per som. 12 : 6 = 2 en 12 10 = 2; 6 + 10 12 = 4; 12 6 = 6; 6 + 12 10 = 8 CD3 b Maak sommen met 5 4 = 1 en 5 + 4 8 = 1; 8 : 4 = 2; 8 5 = 3; 8 4 = 4; 8 + 4 5 = 7 en 8 : 4 + 5 = 7; 8 4 + 5 = 9; 8 5 : 4 = 10 Teken na in je schrift en vul in. 8 5 4 a + b c 10 35 40 + 17 44 30 waar 1, 2, 3, 4, 7, 9 of 10 uitkomt. + 63 36 14 5 15 40 45 25 35 60 65 50 60 85 90 11 28 55 41 9 26 53 39 39 56 82 69 4 67 40 18 20 83 56 34 15 78 51 29 CD4 Reken met de getallen in deze dozen. 7 51 20 23 9 21 15 18 49 a Welke getallen zijn samen 50? 7 + 20 + 23 = 50 b Wat is de kleinste uitkomst? 7 + 9 + 21 = 37 c En wat is de grootste uitkomst? 51 + 20 + 49 = 120 Lb5b_B5Les.indd 82 10-02-2009 12:25:04

83 CD5 Beantwoord de vragen. Hamid en Kelly gaan hardlopen. Kelly loopt sneller. Als Kelly 100 meter gelopen heeft, heeft ze 25 meter voorsprong op Hamid. a Kelly geeft Hamid 100 m voorsprong. Na hoeveel meter haalt ze Hamid in? Na 400 m. b Kelly geeft Hamid 150 m voorsprong. Na hoeveel meter haalt ze hem in? Na 600 m. Kelly Hamid start 0 m 100 m 100 m 175 m 200 m 250 m 400 m 400 m CD6 CD7 CD8 Hoeveel weken en jaren? 1 jaar heeft 52 weken. a Hoeveel weken oud ben jij? Meer antwoorden. b Hoeveel jaar is iemand die 500 weken oud is? Ongeveer 10 jaar. c Hoeveel jaar is iemand die 1000 weken oud is? Ongeveer 20 jaar. Raad het getal. a Het getal is kleiner dan 90 en groter dan 70. Het eindigt op een 2 en hoort bij de tafels van 8 en 9. Welk getal is het? 72 b Bedenk zelf ook een paar van zulke getallenraadsels. Meer antwoorden. Uit hoeveel blokken bestaat elke blokkenstapel? a 36 b 30 c 27 e 26 d 34 f 34 g 17 Lb5b_B5Les.indd 83 10-02-2009 12:25:06

84 blok 5 plus CD9 CD10 Zoek steeds het dubbele. Meer antwoorden. 2 3 4 3 8 3 8 6 reken zo verder 6 12 24 48 96 2 5 4 5 8 5 8 10 reken zo verder 10 20 40 80 160 Hoeveel punten? De a, e, i, o en u zijn 8 punten waard. Alle andere letters zijn 5 punten waard. a Hoeveel punten zijn deze woorden waard? 54 101 88 P 5 O 8 S 5 T 5 Z 5 E 8 G 5 E 8 L 5 A 8 N 5 T 5 W 5 O 8 O 8 R 5 D 5 A 8 P 5 P 5 A 8 R 5 A 8 A 8 T 5 E 8 L 5 E 8 F 5 O 8 O 8 N 5 N 5 U 8 M 5 M 5 E 8 R 5 T 5 b Bedenk nog meer woorden die meer dan 80 punten waard zijn. Meer antwoorden. CD11 Hoeveel winst maakt Sophie? Sophie koopt een klokje voor 7. Even later verkoopt ze het klokje weer voor 8. Ze krijgt er spijt van. Daarom koopt ze het klokje weer terug voor 9. De volgende dag verkoopt ze het toch weer voor 10. Hoeveel winst maakt Sophie? 10 7 = 3; 3 + 8 = 11; 11 9 = 2; 2 + 10 = 12. Haar winst is 12 10 = 2 CD12 Reken het klokje rond. Begin linksboven. b a + b + 1 b : b b Voorbeeld: a = 3 en b = 6 3 + 6 = 9 9 6 = 54 54 6 = 48 48 : 6 = 8 8 + 1 = 9 9 6 = 3 Kies nu voor a en b twee andere getallen onder de 10. Reken het klokje rond. Wat is de uitkomst? Meer antwoorden. Doe dit nog eens met twee andere getallen. Wat valt je op? Je eindigt steeds met het begingetal a. Lb5b_B5Les.indd 84 10-02-2009 12:25:08

85 CD13 Teken na in je schrift en vul in. a b c 15 25 30 21 29 60 48 45 54 40 25 15 10 90 75 65 60 60 45 35 30 78 57 49 18 65 44 36 5 80 59 51 20 72 24 27 18 84 36 39 30 65 17 20 11 CD14 CD15 Teken na in je schrift en vul in. 15 16 17 11 6 18 12 13 14 Zet de getallen 11 tot en met 18 in de buitenste ring zo dat 3 getallen op dezelfde lijn samen 35 zijn. Optellen en aftrekken. Kies 2 getallen onder de 10. Tel ze bij elkaar op en trek ze van elkaar af. Doe hetzelfde met de uitkomsten: tel op en trek af. Ga zo door. Wat zie je aan de getallen? Meer antwoorden. Voorbeeld: 5 en 8 8 + 5 = 13 13 + 3 = 16 8 5 = 3 13 3 = 10 16 + 10 = 26 16 10 = 6 26 + 6 = 32 26 6 = 20 enzovoort. CD16 Teken deze figuur na en kleur de vlakken. Twee vlakken die naast elkaar liggen moeten verschillende kleuren hebben. Gebruik zo weinig mogelijk verschillende kleuren. plusschrift Lb5b_B5Les.indd 85 17-12-2010 09:41:57