C 1 C 2 C 3. les 1. 2 blok 4. Leg de figuren. Samen bespreken. a b c

Transcriptie

1

2 2 blok 4 les 1 C 1 Leg de figuren. Samen bespreken. a b c d C 2 Leg de figuren. Samen bespreken. a b c C 3 Leg nog meer figuren. Samen bespreken. a Maak een huis. b Maak een boot. c Bedenk zelf een figuur. werkschrift blz. 2 maatschrift blz. 32 en 33 computer

3 les 2 blok 4 3 C 1 Maak een pijl. Welke stukjes heb je nodig? Teken of plak de pijl in je schrift. 2 5 aa Met 2 stukjes. b Met 4 stukjes. c Met 5 stukjes. bd Met 6 stukjes C 2 Maak deze figuren. aa Leg de fi guren na. b Plak de fi guren op. bc Voor welke fi guur heb je de meeste lijm nodig? CD 3 Sommen sorteren. In welke bak hoort de som? Remie Roel Koen Meer dan 30, minder dan 40, dus in de bak van Roel. Tako Peter aa b c bd CD4 Bedenk eraf-sommen bij de bakken. Hoeveel sommen bedenk jij? aa b c b d b = = 18 werkschrift blz. 2 computer

4 4 blok 4 les 3 C 1 Hoeveel kranten samen? Reken uit met de getallenlijn. Hoe reken jij? Sanne Levi Jens C 2 Reken uit. a = b = c = d = C 3 1 som op meer manieren. Hoe reken jij? = werkschrift blz. 3 maatschrift blz. 34 en 35 computer

5 les 4 blok 4 5 C 1 Reken uit op 2 manieren. Teken de getallenlijnen in je schrift. aa = b = c = bd = C 2 Reken uit op je eigen manier. aa = b = = = = = = = c = = = = bd = = = = CD3 Erbij en eraf. aa = ab = 33 8 = 41 6 = = = 25 9 = 32 6 = c = = = = d 35 7 = 62 7 = 26 7 = 43 7 = be 62 = = 27 7 = = 47 CD4 Hoeveel? Reken handig. aa Hoeveel glazen zitten er in de doos? ab Hoeveel glazen passen er nog bij? c Stan zet zijn 6 glazen ook in de doos. Hoeveel glazen zitten er nu in de doos? d Teken de doos met 16 glazen. be Bedenk 3 sommen bij het plaatje. Weet je er nog meer? werkschrift blz. 3 computer

6 6 blok 4 les 6 C1 Elke 5 minuten een bus. Samen bespreken. VERTREK a uur b c d e f g 5 over 9 10 over 9 kwart over 9 10 voor half 10 5 voor half 10 h i j k l m half 10 5 over half over half 10 kwart voor voor 10 5 voor uur C2 Steeds 5 minuten later dan op de klok. Schrijf de tijden in je schrift. a b c d e werkschrift blz. 6 maatschrift blz. 38 en 39 computer

7 les 7 blok 4 7 C1 Hoe laat is het? aa ab c d e f b g Deze trein vertrekt om 3 uur. Dat duurt nog minuten. C2 De pizza gaat nu in de oven. Hij is klaar over 20 minuten. Hoe laat is het dan? aa ab c d be CD3 Kleren kopen. Hoe reken jij? Mara Lisa Julia aa Mara heeft meer geld dan Julia. Is dit waar of niet waar? b Samen hebben de meisjes 200. Is dit waar of niet waar? c Julia koopt een broek en een rok en houdt 31 over. Is dit waar of niet waar? bd Wie kan alle kleren kopen? werkschrift blz. 6 computer

8 8 blok 4 les 8 C 1 Hoeveel kinderen? Hoe tel jij? Zeg 5 keer 2 Schrijf 5 2 a 5 groepjes van 2 b 2 groepjes van 2 c 4 groepjes van 2 d 8 groepjes van C 2 Hoeveel appels? Hoe tel jij? Zeg 10 keer 5 Schrijf 10 5 C 3 a Jaap heeft 10 zakken van 5 appels. b Agnes heeft 2 zakken van 5 appels. c Geert heeft 8 zakken van 5 appels. d Marrie heeft 4 zakken van 5 appels. Schrijf de tafel van 5 op C 4 Hoeveel eieren? Hoe tel je? a 10 dozen van 10 b 5 dozen van 10 c 4 dozen van 10 d 8 dozen van 10 Zeg 1 keer 10 Schrijf werkschrift blz. 7 maatschrift blz. 40 en 41 computer

9 les 9 blok 4 9 C 1 Hoeveel? a Hoeveel kinderen? = b Hoeveel ballen? = C 2 Hoeveel eieren? aa 1 10 = 10 ab 3 10 = c 7 = bd 9 = C 3 Hoeveel volle glazen? aa 1 5 = b 2 5 = c 4 = bd 6 = CD4 Je mag de getallenlijn gebruiken. aa = = = = b = = = = c = = = = bd = = = = CD5 Hoe snel ben jij? aa = = = = ab = = = = c = = = = bd = = = = werkschrift blz. 7 computer

10 10 blok 4 les 11 C 1 Hoeveel goedkoper? Sanne Levi Jens C 2 Reken uit. Laat zien op de getallenlijn. a = b = c = d = C 3 1 som op meer manieren. Hoe reken jij? = a b c werkschrift blz. 10 maatschrift blz. 44 en 45 computer

11 les 12 blok 4 11 C 1 Reken uit op 2 manieren. Laat zien op de getallenlijn. aa = b = c = bd = C 2 Reken uit op je eigen manier. Je mag de som ook tekenen. aa = = = = b = = = = c = = = = bd = = = = C 3 CD4 Hoeveel hartjes meer of hoeveel hartjes minder? Maak twee zinnen bij elke opgave. aa Anka 10 minuten later. Hoe laat is het over 10 minuten? 1 2 Mike c 1 Tara Willem Rens b Julia Mats Thomas 1 Rens heeft 9 hartjes minder dan Mats. 2 Mats heeft 9 hartjes meer dan Rens. 1 2 bd 1 Amber Timo aa b c d be werkschrift blz. 10 computer

12 12 blok 4 les 13 C 1 Hoeveel? C 2 Samen bespreken. Teken zelf. Samen bespreken. Maak zelf een tekening met groepjes van 4. C 3 De tafel van 4 leren en onthouden. Samen bespreken. Bij welke keersommen horen de kaartjes? 1 4 = en dan 4 erbij. 8 4 = en dan 4 eraf = 40 Ken ik al. 9 4 = 36 Het dubbele van = en dan 4 erbij. 3 4 = 12 Het dubbele van = 8 Ken ik ook al. 6 4 = 24 Het dubbele van = 16 Het dubbele van = 28 De helft van werkschrift blz. 11 maatschrift blz. 46 en 47 computer

13 les 14 blok 4 13 C 1 Hoeveel dozen? Schrijf de keersommen op. 1 kar 1 4 = 4 a 3 karren b 5 karren c 6 karren bd 11 karren C 2 Hoeveel? Schrijf de keersommen op. aa 2 zakken met 10 knikkers b 7 zakken met 2 mandarijnen c 6 zakken met 5 knikkers bd 12 trossen met 4 bananen CD3 Hoeveel geld? Hoe kun je wisselen in zo weinig mogelijk munten? a b c CD4 Hoeveel moet erbij? a 17 c + c = 30 c 29 c + c = 40 c 38 c + c = 50 c 22 c + c = 50 c c betekent cent b 45 c + c = 1 78 c + c = 1 53 c + c = 1 84 c + c = 1 c 62 c + c = 1 59 c + c = 1 23 c + c = 1 11 c + c = 1 werkschrift blz. 11 computer

14 14 blok 4 les 16 C1 Hoe kun je betalen? Hoeveel geld terug? C2 Wat kun je kopen? Hoeveel houd je over? Schrijf de som op in je schrift. a voor 20 b voor 30 c voor 60 d voor 80 C3 Wat kun je kopen? Koop 5 dingen. Je hebt 100. werkschrift blz. 14 maatschrift blz. 50 en 51 computer

15 les 17 blok 4 15 C 1 Hoeveel euro? Wissel in op 2 manieren. aa b 46, meer bc C 2 Hoeveel cent? Reken uit met de tafels van 2, van 5 en van 10. aa b bc C 3 Hoeveel krijg je terug? Reken op je eigen manier. Je moet betalen: aa ab c d Je geeft: be bf CD4 Doe in elke doos 3 sommen. Schrijf de hele som op. Welke sommen houd jij over? =... =... = werkschrift blz. 14 computer

16 16 blok 4 les 18 C1 In de dierenwinkel. Samen bespreken. C2 Welke keersommen zie jij? C3 De krekel maakt sprongen van 3. Hij springt tot a Waar is hij na 1 sprong? Waar is hij na 2 sprongen? Waar is hij na 4 sprongen? Waar is hij na 8 sprongen? Waar is hij na 10 sprongen? c Na hoeveel sprongen is de krekel op de helft? b Hoeveel sprongen maakt de krekel tot 12? Hoeveel sprongen maakt hij tot 15? Hoeveel sprongen tot 18? Hoeveel sprongen tot 21? Hoeveel tot 27? werkschrift blz. 15 maatschrift blz. 52 en 53 computer

17 les 19 blok 4 17 C 1 Maak er keersommen bij. Een kaartje kost 3. a Hoeveel kosten 2 kaartjes? b Hoeveel kosten 5 kaartjes? c Hoeveel kosten 4 kaartjes? d Hoeveel kosten 8 kaartjes? be Hoeveel kosten 15 kaartjes? C 2 Maak er keersommen bij. Elk kind krijgt 3 knikkers. a Hoeveel knikkers heb je nodig voor 2 kinderen? b Hoeveel knikkers heb je nodig voor 10 kinderen? c Hoeveel knikkers voor 5 kinderen? d Hoeveel knikkers voor 6 kinderen? e Hoeveel knikkers voor 7 kinderen? CD3 Op welk getal kom je uit? Let op! Staat er + of? aa start stop start stop start stop b start stop start stop werkschrift blz. 15 computer

18 18 blok 4 les 21 C 1 Hoeveel tegels? a Welke groepjes zie je? b Welke keersommen horen erbij? C 2 Tegels knippen en patronen maken. a Maak patronen van 2 kleuren tegels. b Plak of kleur de tegels op ruitjespapier. C 3 Hoe maak je de rand af? a Hoeveel figuren kunnen op de muur? b Welke keersommen kun je maken? werkschrift blz. 18 maatschrift blz. 56 en 57 computer

19 les 22 blok 4 19 C 1 Hoeveel tegels in een rand? Let op de groepjes. Welke keersommen horen erbij? a b c d C 2 Tegels knippen en patronen maken. a Maak patronen van 3 kleuren tegels. b Plak of kleur de tegels op ruitjespapier. CD3 Op welke getallen kom je uit? Welke sommen horen erbij? aa b bc + = + = + = CD4 Op welke getallen kom je uit? Welke sommen horen erbij? aa b bc + = + = + = werkschrift blz. 18 computer

20 20 blok 4 les 23 C 1 Welke maat hoort erbij? C 2 Hoe groot in het echt? Meet de voorwerpen. Schrijf de maten in je schrift. c a b d C 3 Hoe groot in het echt? Welke maat hoort erbij? 100 m 100 cm 1 cm 50 cm 15 cm 20 cm e g f a b c d e f werkschrift blz. 19 maatschrift blz. 58 en 59 computer

21 les 24 blok 4 21 C 1 Teken lijnen in je schrift. a van 3 cm b van 5 cm c van 6 cm d van 9 cm be van 8 cm en 3 mm C 2 Hoe lang is het? a Van A naar B? b van E naar F? c Van A naar C? bd Van E naar F naar H naar G en terug naar E? A E F B G H C 3 Teken de figuren precies na. Eerst meten. aa b C D CD4 Vul in. a start a stop b start stop c start stop werkschrift blz. 19 computer

22 22 blok 4 even snel CD1 Welk tiental ligt het dichtstbij? a b c d e f g CD2 Tel verder. Tel verder met sprongen: a van b van c van d van e van CD3 Tel terug. Tel terug met sprongen: a van b van c van 5 72 d van 2 61 CD4 Wat zijn de buurgetallen? a 40 b 70 c 90 d 100 e 19 f 29 g 49 h 59 i 39

23 23 CD5 a = = = = b = = = = c = = = = d = = = = CD6 a 14 6 = 13 7 = 11 9 = 15 8 = b 21 8 = 22 6 = 23 9 = 25 7 = c 30 4 = 40 5 = 50 7 = 30 9 = d 42 5 = 31 5 = 54 5 = 73 5 = CD7 Hoe laat is het? a b c d e f g h i j k l CD8 a 2 2 = 4 2 = 3 2 = 5 2 = b 8 2 = 6 2 = 7 2 = 9 2 = c 2 5 = 4 5 = 3 5 = 5 5 = d 8 5 = 6 5 = 7 5 = 9 5 = CD9 a 1 10 = 10 3 = 1 4 = 10 8 = b 1 5 = 10 2 = 1 6 = 10 7 = c 1 2 = 10 5 = 1 7 = 10 6 = d 1 3 = = 1 8 = 10 4 =

24 24 blok 4 even snel CD10 a = = = = b = = = = c = = = = d = = = = CD11 a 21 9 = 24 8 = 26 7 = 22 6 = b 43 5 = 64 5 = 91 6 = 51 8 = c 43 7 = 84 5 = 92 9 = 76 7 = d 54 8 = 95 9 = 62 6 = 33 8 = CD12 a 2 3 = 4 3 = 3 3 = 5 3 = b 8 3 = 6 3 = 7 3 = 9 3 = c 2 4 = 4 4 = 3 4 = 5 4 = d 8 4 = 6 4 = 7 4 = 9 4 = CD13 a 2 5 = 2 3 = 2 2 = 2 4 = b 10 4 = 10 2 = 10 3 = 10 5 = c 5 5 = 5 3 = 5 2 = 5 4 = d 4 4 = 2 2 = 3 3 = 5 5 = CD14 Hoeveel geld houd je over? a = = = = c = = = = b = = = = d = = = =

25 25 CD15 a = = = = c = = = = b = = = = d = = = = CD16 a = = = = c = = = = b = = = = d = = = = CD17 De tafels van 3, 4 en 5 door elkaar. a 7 4 = 7 5 = 10 4 = 7 3 = 8 4 = b 8 3 = 2 4 = 8 5 = 3 3 = 4 4 = c 5 5 = 10 5 = 6 4 = 6 5 = 6 3 = d 9 5 = 10 3 = 9 4 = 2 3 = 9 3 = CD18 Hoeveel geld in ieder vak? a b c d kwismeester

26 26 blok 4 verder CD1 Hoe laat is het? a b c d e f g h i j CD2 Hoe laat is het over een halfuur? Hoe laat was het een kwartier eerder? a b c d e CD3 Van vroeg naar later. Zet de klokken in de juiste volgorde. Begin bij 1 uur

27 27 CD4 Hoeveel blokjes? Bedenk er een som bij. CD5 Hoeveel blokjes? Bedenk er een som bij. a b 3 5 = 15 blokjes c CD6 Rekenverhalen. Welke sommen horen erbij? a De timmerman heeft een plank van 1 meter. Daar zaagt hij 4 centimeter af. b De fi etstocht is 40 kilometer. Sem moet nog 5 kilometer fi etsen. CD7 a = 29 7 = b = 62 8 = c = 25 = 61 d = 50 = 46

28 28 blok 4 verder CD8 a = = = = b = = = = c = = = = d = = = = CD9 Reken uit. a = = = = b = = = = c = = = = d = = = = CD10 Een map postzegels. a Hoeveel postzegels op elke rij? b Hoeveel rijen op 1 blad? c Hoeveel postzegels op 1 blad? Bedenk er een som bij. d Hoeveel postzegels op 2 bladen? Bedenk er een som bij. CD11 Hoeveel stukken? a 1 appel 1 4 = b 2 appels 4 = c 6 appels 4 = d 9 appels 4 = e 7 appels 4 = f 3 appels 4 = g 8 appels 4 =

29 29 CD12 Hoeveel cent krijg je terug? 1 euro is 100 cent Je moet betalen: a b c d e f g 18 cent 15 cent 33 cent 28 cent 31 cent 76 cent 64 cent Je geeft: 20 cent 20 cent 50 cent 50 cent 50 cent 1 euro 1 euro CD13 Maak de sommen a = = b = = c = = d = = CD14 a = 43 9 = b = 78 9 = c = = d = = CD15 Hoeveel appels? a op 1 bord 1 3 = op 2 borden 3 = op 4 borden 3 = op 8 borden 3 = op 10 borden 3 = b op 1 bord 1 2 = op 2 borden 2 = op 4 borden 2 = op 8 borden 2 = op 10 borden 2 = CD16 Hoeveel ballonnen? Bedenk er sommen bij. a voor 1 kind b voor 4 kinderen c voor 8 kinderen CD17 Bedenk zelf rekenverhalen. Gebruik deze keersommen. a 4 2 = 8 b 6 3 = 18 c 4 4 = 16

30 30 blok 34 plus les 2 CD1 In welke gaten gooi je? a Gooi 3 ballen. Hoe haal je 30 punten met 3 ballen? b Kan het ook anders? c Hoe haal je 25 punten met 2 ballen? d Kan het ook anders? e Bedenk zelf zulke sommen. CD2 CD3 Hoe maak je de rijtjes af? a = = = b = = = d Bedenk nog meer van zulke rijtjes. Betaal op zoveel mogelijk manieren. Je mag munten en briefjes vaker gebruiken. c = = + + = a Betaal 25 euro. b Betaal nu 30 euro.

31 31 CD4 CD5 CD6 Sommen bedenken. a Bedenk 5 erbij-sommen waar 35 uitkomt. b Bedenk 5 eraf-sommen waar 15 uitkomt. Maak een trap van sommen. Het laatste getal van een som is het eerste getal van de volgende som = 10 = + 40 = 70 = 10 Knip, leg en plak. Pak een kopieerblad met tangram-stukken. a Maak deze ijsbeer. c Maak deze boot. b Leg nog een ander dier. d Leg nog een andere boot. Plak dit dier in je schrift. Plak hem in je schrift. CD7 Getallenmuurtjes. Neem over en reken uit. a b c d e f

32 32 blok 34 plus les 2 CD 8 Leg deze figuur met 10 lucifers. Pak nu 2 lucifers erbij. Maak de fi guur 2 keer zo groot. CD9 Waar wonen de kinderen? Iris woont op nummer Ten westen van Iris woont Ina en ten oosten van Iris woont Rosa. Ten noord-westen van Iris woont Bob en ten noord-oosten van Iris woont Rinke. Ten oosten van Bob woont Gijs en ten oosten van Rinke woont Hassan. Ten zuiden van Ina woont Sven en ten zuid-oosten van Ina woont Lea. Ten zuiden van Rosa woont Saïda, ten oosten van Rosa woont Ralf en ten zuid-oosten van Rosa woont Jens. CD10 Hoeveel poten samen? Bedenk er sommen bij. a 2 schapen en 3 eenden b 3 schapen en 2 eenden c 4 schapen en 2 eenden

33 33 CD11 Samen 22 poten. Hoeveel schapen en hoeveel eenden kunnen dat zijn? Rafi tekent: 3 schapen en 5 eenden Eef rekent: = 22 4 schapen en 3 eenden a Samen 16 poten. Hoeveel schapen en hoeveel eenden kunnen dat zijn? b Kan het ook anders? schapen poten eenden poten CD12 Hoeveel blokjes? Bedenk er keersommen bij. a b c CD13 Hoe groot zijn de sprongen? Vul de rij aan met 5 getallen. a b plusschrift

34 Alles telt Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Auteurs: Els van den Bosch-Ploegh Brugt Krol Jeannette Nijs-van Noort Ad Plomp Wim Sweers Anne Coos Vuurmans Inhoudelijke redactie: Broodtekst redactie, Utrecht / Marieke van Osch Redactie: Fundamentaal, Culemborg Ontwerp: Criterium, Arnhem Opmaak: GrafiData, Deventer Vormgeving en beeldverwerving: LaVerbe, Nijmegen Illustraties: Anka Kresse - omslag LaVerbe - pagina 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27,28,29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61 Anjo Mutsaars - pagina 2, 4, 10, 14, 26, 32, 50 Fotografie: LaVerbe - pagina 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 20, 21, 22, 23, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 46, 47, 48, 50, 56, 58, 60 Ron Steemers - omslag Istockphoto- pagina 17, 22, 28, 40 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: of via onze klantenservice (088) ISBN Tweede druk, vijfde oplage, 2012 ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 De 2e editie van Alles telt is een volledige herziening van de 1e editie ThiemeMeulenhoff, Amersfoort De 1e editie van Alles telt is gebaseerd op Das Zahlenbuch Ernst Klett Verlag GmbH, Stuttgart, Federal Republic of Germany Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp ( Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is voorzien van het FSC -keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

35