Kaliumcontrole bij gebruik RAAS-remmer / diureticum

Vergelijkbare documenten
Nierfunctie: benazepril 186

Nierfunctie: perindopril 174

Nierfunctie: triamtereen 202

Nierfunctie: furosemide 127

Maagbescherming bij salicylaat-/coxibgebruik 108

Maagbescherming bij NSAID-gebruik 107

L.A.B. Lab door Apotheek Bepaald

P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch OF P2Y12-remmer + cumarine/doac OF P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch + cumarine/doac

Leerdoelen. Wees alert op nierproblemen bij probleeminventarisatie medicatie beoordeling. Begeleid beschermende maatregelen.

Osteoporoseprofylaxe bij corticosteroïdgebruik

Hartfalen: medicatie in de 1 e lijn en interacties

Implementatie NHG standaard Chronische Nierschade Ketenzorg Arnhem 2018

Osteoporoseprofylaxe bij corticosteroïdgebruik

Nierinsufficiëntie bij DM en CVRM

Protocol Chronische nierschade op basis van de LTA

Waarom aandacht chronische nierschade (CNS)? CNS. Controle nieren: meer dan albumine en kreatinine. Dr. Wim JC de Grauw. MDRD vs kreatinine klaring

NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015

Behandeling van hypertensie

Transmurale Afspraak Nierfunctiestoornis. 30 september 2010

Werkafspraken vervolgen van de nierfunctie:

LET OP: Als er meer dan 500 mg/mmol eiwit is, dan wordt de uitslag een * en wordt het totaal eiwitverlies berekend!

Implementatie NHG-standaard chronische nierschade (CNS) Liedewei van Waes, kaderhuisarts HVZ, SGE Geert Smits, kaderhuisarts HVZ, Pozob

Vulling. Hoeveel water heeft een mens en waar zit het?

Chronische Nierschade. Wim de Grauw. Huisarts te Berghem Afd. Eerstelijnsgemeeskunde UMC St. Radboud Nijmegen Bestuurslid DiHAG

Vulling. Hoeveel water heeft een mens en waar zit het?

MEDICATIEBEWAKING OP BASIS VAN NIER-

NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015 ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

CASE REPORT FORM. (1) Bronovo (2) MCH (3) Haga Ziekenhuis (4) LUMC (5) Maasstad zks (6) Lucas Andreas (7) St. Antonius Nieuwegein.

Schatting van de nierfunctie met de egfr implicaties voor de klinische praktijk. Iefke Drion 30 oktober 2014

Nierfunctie bij oudere patiënten

Medicatie Risico bij Nierschade. Nictiz symposium 15 november 2016 Chris Hagen nefroloog

Instellen van hartfalenmedicatie op het verpleegkundig poliklinisch spreekuur

NOTICE PRILIUM 75 mg poeder voor orale oplossing voor honden

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Chloropotassuril 1 g/10 ml drank. Kaliumchloride

Implementatie NHG-standaard chronische nier schade (CNS) Liedewei van Waes, kaderhuisarts HVZ, SGE Geert Smits, kaderhuisarts HVZ, Pozob

De oudere patiënt met comorbiditeit

Chronische nierschade. Nierschade volgens de richtlijn? Chronische nierschade volgens de richtlijn?

Leefregels en voorlichting bij chronische nierschade. Welkom bij workshop 3 leefregels en voorlichting bij chronische nierschade

Bijsluiter gebruik CVRM (verhoogd risico)- indicatoren in de huisartsenpraktijk

BIJSLUITER Benakor F 2,5 mg filmomhulde tabletten voor katten

Harm 2 studie: Medicatieveiligheid en communicatie. Prof. dr. Miriam CJM Sturkenboom Erasmus MC, afdeling Medische Informatica

Marike Wabbijn Internist-nefroloog/acuut geneeskundige Ikazia Ziekenhuis

Hyperkaliëmie bij profylactische behandeling met LMWH

Cardiorenale interactie

ESSENTIËLE GEGEVENS. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek Lijst van hulpstoffen van de SKP.

Chronische Nierschade

Nierschade: erger voorkomen... Wybe Douwe Kloppenburg, nefroloog

Bijwerkingen op de nier. Patricia van den Bemt Lareb Bijwerkingendag

Regionale transmurale afspraak, regio Oss-Uden-Veghel Cardiovasculair risico management

Verslag Werkgroep Medicatieveiligheid in het kader van de Intentieverklaring KNMP NVZA NVKC van 28 november juli 2009

Chronische Nierschade

Tips en trics voor de nefrologie anno Dr. I.C. van Riemsdijk Drs. M.Wabbijn Internist-nefrologen

Cardiorenaal syndroom

Chronische nierschade A. van Tellingen. Smeerolie voor de poli 2015

Verwijzing van patiënten met chronische nierschade

BIJSLUITER. Fortekor 2,5 mg tabletten voor honden en katten.

Medicatieaanpassing bij gestoorde nierfunctie: vaker dan u denkt!

Workshop chronische nierschade. Adry Bakker Diepenbroek Bettie Hoekstra

Regulatie van DM en hypertensie bij ouderen met chronische nierschade

Ervaring: het aantal in RCTs bestudeerde ouderen is zeer groot.

BSD september Huisarts: Pauline Heijstee Meggy van Kruijsdijk Nefroloog: Watske Smit Jaap Beutler

Diuretica? De spons erover.

Voor de indicatie hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) wordt lisinopril door Ephor niet geadviseerd wegens ontbreken van effect.

Kalium. Annemieke Sobels, ziekenhuisapotheker Darius Soonawala, internist-nefroloog

Barnidipine C08CA12, december Indicatie Barnidipine is geregistreerd voor de indicatie hypertensie.

Nierschade. Kernboodschap. Nierfunctiestoornissen en albuminurie. Hart- en vaatziekten. Tijdige behandeling kan dit risico verminderen!

Chronische nierschade

Wensen van apothekers rondom klinische labwaarden

Acute nierinsufficiëntie bij combinatie RAAS-remmer en dehydratie

Inhoud RENINE Aanleiding. NIV richtlijnen Aanleiding. Werkwijze MDR. Belangrijke items richtlijn

Staken antihypertensiva bij ouderen. Groot Haags Geriatrie Referaat oktober 2016 Marielle Hofman, aios geriatrie

Chronische Nierschade Van LTA naar NHG Standaard. Fysiologie / Epidemiologie. Beeld van nierschade / nierziekte

Chronische Nierschade Van LTA naar NHG Standaard. Wim de Grauw, huisarts Berghem Joy Lips / Michiel Bleeker - nefroloog

Hoe hartfalen te herkennen. Mark Valk, huisarts onderzoeker

Twee richtingen met één stip aan horizon. Dr. Pieter Helmons, ziekenhuisapotheker MSc. Arthur Wasylewicz AIOS ziekenhuisfarmacie

Oud en anders Cardiovasculair risicomanagement bij ouderen: wat te doen of te laten?

Content. AF & Nierfalen: Epidemiologie. AF & Nierfalen: Epidemiologie. Disclosures: Epidemiologie: AF en Nierfalen. AF en Nierfalen: kip of ei?

Programma. Casuïstiek. Vragen. Vervolg casuïstiek. Workshop 2: Chronische nierschade en geneesmiddelen

Haagse Nieren 2.0. Disclosure belangen spreker

Polyfarmacie bij ouderen

Nationale Hartfalendag 2018

MFB s en de openbaar apotheker

CBO RICHTLIJN. Multidisciplinaire richtlijn Hartfalen Ad Bakx, cardioloog BovenIJ Ziekenhuis Amsterdam SAHO 28 juni 2011

BIJSLUITER. Benazecare Flavour 5 mg tabletten voor honden en katten.

Regionale Transmurale Afspraak Zuidoost Brabant Hartfalen Toelichting

Hartfalen en Nierfunctiestoornissen

BIJSLUITER Semintra 4 mg/ml orale oplossing voor katten

CVRM kwetsbare ouderen. Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io

Richtlijn CVRM 2011 Miriam Cohen Kaderhuisarts hart- en vaatziekten te Amsterdam

Nierinsufficiëntie en voeding

Polyfarmacie in de cardiologie

De nieuwe NHG DM2 standaard, wat is er veranderd?

Betreft: MedicomSmart

RTA CVRM Regio Oss-Uden-Veghel ZH Bernhoven - ZorggroepSynchroon. Regionale Transmurale afspraak CVRM. Doel: Waarom?

Diureticagebruik bij Hartfalen

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. Aldireca 8 mg tabletten Aldireca 16 mg tabletten Aldireca 32 mg tabletten

Sandwichnascholing Aan de slag met MFB s! Disclosure belangen spreker. November Rogier Larik Zorgapotheker

Chronisch Atriumfibrilleren

Uitwisseling labwaarden

BIJSLUITER FORTEKOR FLAVOUR 20

Transcriptie:

Kaliumcontrole bij gebruik RAAS-remmer / diureticum 339 Deze Medisch Farmaceutische Beslisregel (MFB) is ontwikkeld door de KNMP en Health Base, in samenwerking met de Expertgroep MFB. Datum 17-04-2012 Doel Voorkomen van symptomatische hyper- of hypokaliëmie ten gevolge van het gebruik van RAAS-remmers en/of diuretica. Apotheker 1 e lijn Verstrekking RAASremmer/diureticum Is RAAS-remmer/ diureticum > 30 dagen in gebruik? Geen actie Kaliumspiegel bekend (van na start triggerende middel)? Kaliumspiegel ouder dan 13 maanden? Bij gebruik van een RAAS-remmer en/of een diureticum dienen de nierfunctie en de kaliumspiegel te worden gecontroleerd. Aldosteronantagonisten: controleer nierfunctie en kaliumspiegel; aanbevolen controlemomenten zijn binnen 1 week na start en vervolgens ten minste 1x per ar. Overig: controleer nierfunctie en kaliumspiegel; aanbevolen controlemomenten zijn binnen 2 weken na start en vervolgens ten minste 1x per ar.

Voorschrijver 1 e lijn Verstrekking RAASremmer/diureticum 1e voorschrift? Kaliumspiegel bekend (van na start triggerende middel)? Bij gebruik van een RAAS-remmer en/of een diureticum dienen de nierfunctie en de kaliumspiegel te worden gecontroleerd. Aldosteronantagonisten: controleer nierfunctie en kaliumspiegel; aanbevolen controlemomenten zijn binnen 1 week na start en vervolgens ten minste 1x per ar. Overig: controleer nierfunctie en kaliumspiegel; aanbevolen controlemomenten zijn binnen 2 weken na start en vervolgens ten minste 1x per ar. Kaliumspiegel ouder dan 13 maanden? Geen actie

Toelichting Uitgangspunt 1. NHG-Standaard CVRM 2012 2. HARM-Wrestling Algemene opmerkingen Deze MFB richt zich op regelmatige controle van de kaliumconcentratie bij de ambulante patiënt conform de landelijke richtlijnen bij gebruik van een RAAS-remmer. En is dus alleen bedoeld voor de 1e lijn. De NHG-Standaard hartfalen hanteert andere controlemomenten. In deze MFB wordt niet specifiek gecontroleerd op hartfalen. Toelichting stroomschema s Ad "Verstrekking/voorschrift RAAS-remmer/diureticum" Gekoppelde gesmiddelen zijn: ACE-remmers, AT-II-antagonisten, kaliumsparende diuretica, aldosteronantagonisten, aliskiren, thiaziden en lisdiuretica. Ad Is RAAS-remmer/diureticum > 30 dagen in gebruik? Expertgroep: bij kaliumspiegel niet bekend en RAAS-remmer/diureticum < 30 dagen in gebruik, geen signaal. Eerder heeft een melding geen nut, omdat de voorschrijver de tijd moet krijgen om de kaliumspiegel te controleren. l Ad Controlemomenten Werkgroep Gesmiddelen bij verminderde nierfunctie 6-1-2015: controlemomenten creatinine- en kaliumspiegel: binnen 2 weken na start en vervolgens ten minste 1x per ar (afhankelijk van de klinische conditie van de patiënt). Literatuurreferenties Literatuur/bron NHG-Standaard CVRM (tweede herziening). Huisarts Wet 2012;55:14-28. (komt inhoudelijk overeen met de MDR Cardiovasculair risicomanagement herziening 2011) Samenvatting Voor de start van de behandeling wegens hypertensie wordt het serumkaliumgehalte bepaald. Nader onderzoek naar secundaire hypertensie is geïndiceerd bij hypokaliëmie ( 3,5 mmol/l). Bij gebruik van een ACE-remmer (of ARB) en/of een diureticum dienen het serumcreatininegehalte, de (via de MDRD-formule) geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (egfr) en het kaliumgehalte in het bloed steeds 10 tot 14 dagen na elke aanpassing van de dosering te worden gecontroleerd. Na het bereiken van de onderhoudsdosering van de ACE-remmers (of ARB) en/of het diureticum dienen deze nog een keer na 3 en 6 maanden te worden gecontroleerd en daarna elk ar. Bij hypokaliëmie zijn thiaziden gecontraïndiceerd als monotherapie. Indien gekozen wordt voor een niet-kaliumsparend diureticum, wordt na 2 weken het serumkaliumgehalte gecontroleerd. Bij een kaliumgehalte < 3,5 mmol/l moet onderzoek naar de oorzaak daarvan worden verricht. Bij een verlaagde egfr moet het effect van de behandeling op het serumcreatinine en kaliumgehalte na 2 weken worden gecontroleerd. Ook op langere termijn en bij acute verstoringen van de gezondheid dienen het serumcreatinine- en kaliumgehalte te worden gecontroleerd.

Voor patiënten zonder HVZ, DM of RA geldt tevens de aanbeveling bij nierfunctiestoornissen, gebruik van diuretica, ACE-remmers of ARB s het serumkalium- en serumcreatininegehalte arlijks te controleren. HARM-wrestling. Warlé-Van Herwaarden MF et al. Targeting outpatient drug safety: recommendations of the Dutch HARM-wrestling task force. KNMP 2010. In de HARM en IPCI studies werden 44 potentieel vermijdbare ziekenhuisopnamen gezien, waarvan er 29 (66%) betrekking hadden op patiënten van 80 ar. De volgende associaties stonden op de voorgrond: thiazidediuretica en hyponatriëmie (8); kaliumverliezende diuretica en hypokaliëmie (7) of dehydratie (8); RAS-remmers/kaliumsparende diuretica en hyperkaliëmie (7); RAS-remmers/NSAID s en nierinsufficiëntie (8); NSAID s en hartfalen (5) Hypokalaemia/dehydration due to potassium-losing diuretics (recommendation 18) If a potassium-losing diuretic is started, potassium and creatinine levels are checked beforehand if (Grade 1C): a) The patient is at least 70 years old. b) One of the following situations applies: The potassium-losing diuretic is combined with a potassium-sparing diuretic. There is an increased risk of hypokalaemia or an increased risk from hypokalaemia (e.g. pre-existent hypokalaemia, cardiac arrhythmia or coronary heart disease). The potassium-losing diuretic is combined with digoxin in absence of a potassiumsparing agent (RASI, renin inhibitor or potassium-sparing diuretic). Potassium and creatinine levels are checked again within 1-2 weeks after the start of a potassium-losing diuretic and then every year and following every dose increase in any of the following situations (Grade 1C): a) If the patient is 80 years or older. b) If the patient is 70 years old and uses a combination of a potassium-losing diuretic and a potassium-sparing diuretic. c) If the patient is 70 years old and simultaneous uses a potassiumlosing diuretic and digoxin in absence of a potassium-sparing agent (RASI, renin inhibitor or potassiumsparing diuretic). If the patient is 70 years old and there is an increased risk of hypokalaemia or an increased risk from hypokalaemia (e.g. pre-existent hypokalaemia, cardiac arrhythmia, coronary heart disease or age 70 years). Hyperkalaemia due to RASIs and potassium-sparing diuretics (recommendation 19) If a RASI or renin inhibitor is started, potassium and creatinine levels are checked beforehand if: a) The patient is at least 70 years old (Grade 1C). b) There is an increased risk of hyperkalaemia or an increased risk from hyperkalaemia (e.g. heart failure, cardiac conduction disorder, diabetes, renal insufficiency, simultaneous use of a potassiumsparing diuretic (Grade 1B); simultaneous use of a thiazide diuretic and loop diuretic (Grade 1C). Potassium and creatinine levels are checked again within 1-2 weeks after the start of the RASI or renin inhibitor and then at least every six months and following every dose increase in any of the following situations:

LESA Ratiol aanvragen van Laboratoriumdiagnostiek. Labots-Vogelesang SM, et al. 2012. Nederlands Huisartsen Genootschap, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie, SAN Centra voor Medische Diagnostiek, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie. Nederlandse Internisten Vereniging. Richtlijn Elektrolytstoornissen 2012. NHG-standaard Hartfalen (M51), juli 2010. Hoes AW et al. NHG- Standaard Hartfalen. Huisarts Wet 2010; 7: 368-389. a) There is an increased risk of hyperkalaemia or an increased risk from hyperkalaemia (e.g. heart failure, cardiac conduction disorder, diabetes, renal insufficiency, simultaneous use of a potassiumsparing diuretic (Grade 1B); simultaneous use of a thiazide diuretic and loop diuretic (Grade 1C), age 70 years (Grade 1C); b) Within 1-2 weeks after the addition of a potassium-sparing diuretic to a RASI or renin inhibitor and after every dose increase of such a potassium-sparing diuretic (Grade 1B). Referentiewaarden Kalium 3,5-5,0 mmol/l Doorbelwaarden: < 3,0 en > 6,0mmol/l Frequentie: afhankelijk van aandoening Hypokaliëmie wordt gedefinieerd als een serumkaliumconcentratie lager dan of gelijk aan 3,5 mmol/l. Vaak wordt een verder onderscheid gemaakt tussen milde en ernstige hypokaliëmie; dit laatste betreft dan een serum kalium concentratie van 2,5 mmol/l of lager. Aanbeveling: Een tot twee weken na het starten van een niet-kaliumsparend diureticum moeten de kalium- en magnesiumwaarden worden gecontroleerd. Bij een kaliumwaarde van 3,5 mmol/l of lager dient kalium te worden gesuppleerd dan wel een kaliumverrijkt dieet te worden voorgeschreven. Als alternatief kan in dat geval een kaliumsparend diureticum worden bijgegeven tot het serumkalium 3,5 of hoger is. Patiënten met ritmestoornissen, hartfalen en/of digoxinemedicatie lopen extra risico en bij deze categorie is te overwegen een serumkalium van ten minste 4,0 mmol/l na te streven. Hyperkaliëmie wordt gedefinieerd als een serum kaliumconcentratie boven de 5,0 mmol/l. Als maat voor een ernstige hyperkaliëmie, waarvoor onmiddellijke behandeling nodig is, wordt in de literatuur meestal een serum kalium [K+] van boven de 6 mmol/l genoemd. Deze waarde wordt ook als waarschuwingsgrens gezien voor het laboratorium om de behandelend arts terstond te informeren. hypokaliëmie (< 3,5 mmol/l) oorzaken: diuretica, secundair hyperaldosteronisme hyperkaliëmie (> 5,5 mmol/l) oorzaken: nierfalen, RAAS-blokkade, kaliumsupplementen, hyperglykemie Algemene controles bij patiënten met hartfalen: Controleer nierfunctie en serumelektrolyten bij start van de behandeling met ACE-remmers, ATII-antagonisten en aldosteronantagonisten en 1-2 (aldosteronantagonisten: 1 en 4) weken na de start van de behandeling. De nierfunctie en serumelektrolyten worden 1, 2, 3 en 6 maanden na het bereiken van de onderhoudsdosis gecontroleerd en daarna elke 6 maanden. Extra controles van serumkalium bij een klaring van 10-50 ml/min bij gebruik van aldosteronantagonist. Lisdiuretica en thiaziden: controleer regelmatig serumelektrolyten en creatinineklaring. Waakzaamheid is geboden vanwege de risico s op hypovolemie, hypokaliëmie en hyponatriëmie. Volumedepletie en hyponatriëmie door te hoge dosering van diuretica kunnen het risico van (orthostatische) hypotensie en nierfunctiestoornissen vergroten.

Verslag Werkgroep Medicatieveiligheid in het kader van de Intentieverklaring KNMP NVZA NVKC van 28 november 2007. Juli 2009. Bijlage B: Vaststellen grenzen laboratoriumparameters natrium, kalium, creatinine, PT- INR In Nederland is het algemeen geaccepteerde referentie-interval 3,4-4,8 mmol/l (plasma, K + in serum is ong. 10% hoger). Hypokaliëmie: serumkaliumconcentratie 3,5 mmol/l overeenkomend met plasmakaliumconcentratie 3,2 mmol/l. Afwijkingen in kaliumconcetratie a.g.v. bijv. diuretica kunnen binnen uren tot dagen optreden. Het is niet mogelijk om aan te geven wat de max. tijdsperiode is tussen het moment van bepalen en het moment van interpretatie door de apotheker, vanwege het ontbreken van literatuur of richtlijnen hierover. Voorgesteld wordt dat om praktische redenen kalium resultaten tot max. 2 weken terug geïnterpreteerd mogen worden, mits in de tussentijd geen veranderingen zijn opgetreden in de behandeling of de klinische conditie van de patiënt. Hoewel bij het samenstellen en verwerken van gegevens de uiterste zorgvuldigheid is betracht, kunnen de KNMP en SHB geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit gebruik van de MFB.