Kansrekening en Statistiek

Vergelijkbare documenten
Kansrekening en Statistiek

Statistiek voor A.I. College 10. Dinsdag 16 Oktober

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek. Overzicht Kansrekening

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Statistiek voor A.I. College 4. Donderdag 20 September 2012

Kansrekening en Statistiek

Statistiek voor A.I. College 3. Dinsdag 18 September 2012

Logisch denken over kansen

Statistiek voor A.I. College 6. Donderdag 27 September

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Laplace Experimenteel Intuïtie Axiomatisch. Het kansbegrip. W. Oele. 27 januari W. Oele Het kansbegrip

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

De Dutch Book Stelling

Kansrekening en Statistiek

Statistiek voor A.I. College 7. Dinsdag 2 Oktober

Kansrekening en Statistiek

Interpretaties van kansen, de Dutch Book stelling en het driedeurenprobleem

Overzicht. Statistiek voor Informatica Hoofdstuk 2: Voorwaardelijke kansen. Voorwaardelijke kans. Voorbeeld: Probabilistisch redeneren

Forensische Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Statistiek voor A.I. College 5. Dinsdag 25 September 2012

4,9. Als wiskundige. Als natuurkundige. Als theoloog. Werkstuk door een scholier 2279 woorden 2 december keer beoordeeld

Tentamen Kansrekening en Statistiek (2WS04), dinsdag 17 juni 2008, van uur.

Voorbereidend materiaal Wiskundetoernooi 2010: Antwoorden op de opgaven

Kansrekening en Statistiek

Combinatoriek en rekenregels

Kansrekening en Statistiek

Statistiek I Samenvatting. Prof. dr. Carette

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

les 2 toeval en waarschijnlijkheid

Kansen en Risico s in het Leven. Jelle Ritzerveld Sterrewacht Leiden

college 4: Kansrekening

Samenvatting Wiskunde A kansen

Wiskunde. Verzamelingen, functies en relaties. College 6. Donderdag 7 Januari

introductie populatie- steekproef- steekproevenverdeling pauze parameters aannames ten slotte

(b) Formuleer het verband tussen f en U(P, f), en tussen f en L(P, f). Bewijs de eerste. (c) Geef de definitie van Riemann integreerbaarheid van f.

Opgaven voor Kansrekening

1 Beginselen kansrekening

Wiskundige beweringen en hun bewijzen

Populaties beschrijven met kansmodellen

Hoofdstuk 4 Kansen. 4.1 Randomheid

Kansrekening en statistiek WI2105IN deel I 4 november 2011, uur

Kansrekenen. Lesbrief kansexperimenten Havo 4 wiskunde A Maart 2012 Versie 3: Dobbelstenen

Inleiding. Kansrekening. & Statistiek I. Voorjaar Richard Gill. -> teaching -> this course...

Kansrekening en Statistiek

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Faculteit Wiskunde en Informatica

Opgaven voor Kansrekening

Hoofdstuk 4 Kansrekening

Kansrekening en Statistiek

Bij het oplossen van een telprobleem zijn de volgende 2 dingen belangrijk: Is de volgorde van de gekozen dingen van belang?

2 Kansen optellen en aftrekken

De enveloppenparadox

Statistiek. Beschrijvend statistiek

Faculteit, Binomium van Newton en Driehoek van Pascal

Gokautomaten (voor iedereen)

Wet van de waterkans: vaak is het zeker dat er iets onwaarschijnlijks zal gebeuren. Waarschijnlijkheid in verschillende contexten

Statistiek voor fysici

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Faculteit Wiskunde en Informatica

Voorbereiding Kansrekening

TAALFILOSOFIE WAT IS BETEKENIS?

Medische Statistiek Kansrekening

Kansrekening en Statistiek

introductie kansen pauze meer kansen random variabelen transformaties ten slotte

Samenvatting Statistiek

In de Theorie worden de begrippen toevalsvariabele, kansverdeling en verwachtingswaarde toegelicht.

Examenprogramma wiskunde D vwo

Kansrekening en Statistiek

Paradoxen in de kansrekening aan de hand van. Dutch Books

Kansrekening en stochastische processen 2DE18

Toeval in de greep. De echte kans om te winnen bij het gokspel op korte en lange termijn onderzocht met simulaties(apps)

Keuze-Axioma en filosofische vragen over de Wiskunde

Inleiding Kansrekening

Populatie: De gehele groep elementen waarover informatie wordt gewenst.

Statistische paradoxen in de rechtszaal - theorie, voorbeelden en antwoorden


Toetsende Statistiek 2011

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Inleiding Kansrekening en Statistiek

Ter Leering ende Vermaeck

Gödels Onvolledigheidsstellingen

Praktische opdracht Wiskunde som van de ogen van drie dobbelstenen

Een paradox bij kansrekenen

Schrijf boven elk vel je naam, studentnummer en studierichting (W, N of I). Het is toegestaan een (grafische) rekenmachine te gebruiken.

VERZAMELINGEN EN AFBEELDINGEN

Radboud Universiteit Nijmegen Heyendaalse weg 135

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Faculteit Wiskunde en Informatica

foundationalist: Er zijn zelf-evidente, en dus zelfrechtvaardigende, overtuigingen. Er zijn zelf-evidente, waarheidsbehoudende inferentieregels.

Transcriptie:

Kansrekening en Statistiek College 8 Vrijdag 2 Oktober 1 / 17

1 Kansrekening Geschiedenis en filosofie 2 / 17

De Kolmogorov Axioma s De kansrekening kan uit deze axioma s worden opgebouwd: 3 / 17

De Kolmogorov Axioma s De kansrekening kan uit deze axioma s worden opgebouwd: 0 P(A) 1 en P(S) = 1 (S is de uitkomstenruimte) Als A 1, A 2,... disjunct, dan P( A i ) = P(A 1 ) + P(A 2 ) +... i=1 Voor E met P(E) 0: P(A E) = P(A E) P(E) 3 / 17

Wat is een kans? 4 / 17

Wat is een kans? Wat betekent de uitspraak de kans op gebeurtenis A is p? 4 / 17

Vier theorieën { logische theorie epistemologisch subjectieve theorie { frequentie theorie objectief propensity (geneigdheid tot) theorie 5 / 17

17e eeuw Le Chevalier de Méré (edelman en gokker): 6 / 17

17e eeuw Le Chevalier de Méré (edelman en gokker): bij het verkrijgen van een 6 bij het 4 maal gooien van een dobbelsteen is men in het voordeel: 671 staat tot 625, maar bij het verkrijgen van 2 6-en bij het 24 maal gooien van een dobbelsteen is men in het nadeel. 6 / 17

17e eeuw Le Chevalier de Méré (edelman en gokker): bij het verkrijgen van een 6 bij het 4 maal gooien van een dobbelsteen is men in het voordeel: 671 staat tot 625, maar bij het verkrijgen van 2 6-en bij het 24 maal gooien van een dobbelsteen is men in het nadeel. Correspondentie tussen Blaise Pascal (wiskundige en filosoof) en Pierre de Fermat (jurist en wiskundige) over kansvraagstukken in de context van gokspelen. 6 / 17

17e eeuw Le Chevalier de Méré (edelman en gokker): bij het verkrijgen van een 6 bij het 4 maal gooien van een dobbelsteen is men in het voordeel: 671 staat tot 625, maar bij het verkrijgen van 2 6-en bij het 24 maal gooien van een dobbelsteen is men in het nadeel. Correspondentie tussen Blaise Pascal (wiskundige en filosoof) en Pierre de Fermat (jurist en wiskundige) over kansvraagstukken in de context van gokspelen. (Ik zie dat waarheid hetzelfde is in Toulouse als in Parijs.) 6 / 17

18e en 19e eeuw Jakob Bernouilli: de Wet van de grote Getallen (1713). 7 / 17

18e en 19e eeuw Jakob Bernouilli: de Wet van de grote Getallen (1713). Bayes: de Stelling van Bayes (1763). 7 / 17

18e en 19e eeuw Jakob Bernouilli: de Wet van de grote Getallen (1713). Bayes: de Stelling van Bayes (1763). Laplace: Philosophical Essay on Probabilities (1812). Determinisme: kansen drukken onwetendheid uit. 7 / 17

Principle of Indifference Principe van Onverschilligheid: Als er geen reden is om een gebeurtenis meer waarschijnlijk te achten dan een ander dan hebben zij gelijke kansen. 8 / 17

De logische theorie Keynes: Treatise on Probability (1921). Een theorie van inductief redeneren (gedeeltelijk impliceren) als uitbreiding van een theorie van deductief redeneren (met zekerheid impliceren). 9 / 17

De logische theorie Keynes: Treatise on Probability (1921). Een theorie van inductief redeneren (gedeeltelijk impliceren) als uitbreiding van een theorie van deductief redeneren (met zekerheid impliceren). Kansen staan voor de mate van waarschijnlijkheid die een rationeel (Platonisch?) mens aan gebeurtenissen toekent. 9 / 17

De logische theorie Keynes: Treatise on Probability (1921). Een theorie van inductief redeneren (gedeeltelijk impliceren) als uitbreiding van een theorie van deductief redeneren (met zekerheid impliceren). Kansen staan voor de mate van waarschijnlijkheid die een rationeel (Platonisch?) mens aan gebeurtenissen toekent. Kansen zijn voorwaardelijk. Het Principe van Onverschilligheid wordt aangenomen. 9 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: 10 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Boek paradox: er is een boek in een bibliotheek waarvan we niets weten. Een boek heeft een blauwe kaft of geen blauwe kaft. Dus de kans dat de kaft blauw is, is 1 2. Het boek heeft een blauwe kaft of een rode kaft of geen van beide. Dus de kans dat de kaft blauw is, is 1 3. 10 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Boek paradox: er is een boek in een bibliotheek waarvan we niets weten. Een boek heeft een blauwe kaft of geen blauwe kaft. Dus de kans dat de kaft blauw is, is 1 2. Het boek heeft een blauwe kaft of een rode kaft of geen van beide. Dus de kans dat de kaft blauw is, is 1 3. Mogelijke oplossing: het principe kan alleen worden toegepast op ondeelbare gebeurtenissen die even waarschijnlijk geacht worden. 10 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 3 1 3 = 5 8. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 = 5 3 1 8. 3 Uit het principe volgt dat de verhouding water/wijn ook uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 = 5 3 1 8. 3 Uit het principe volgt dat de verhouding water/wijn ook uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Daarom P(water/wijn 1 2 ) = 3 1 2 3 1 3 = 15 16. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 = 5 3 1 8. 3 Uit het principe volgt dat de verhouding water/wijn ook uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Daarom P(water/wijn 1 2 ) = 3 1 2 3 1 3 = 15 16. Maar P(wijn/water 2) = P(water/wijn 1 2 ). 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 = 5 3 1 8. 3 Uit het principe volgt dat de verhouding water/wijn ook uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Daarom P(water/wijn 1 2 ) = 3 1 2 = 15 3 1 16. 3 Maar P(wijn/water 2) = P(water/wijn 1 2 ). Dus 5 8 = 15 16. 11 / 17

De logische theorie Het probleem met het Principe van Onverschilligheid: Water/wijn paradox: gegeven is een glas met wijn en water, waarvan bekend is dat het van de ene vloeistof ten hoogtse drie maal zoveel bevat als van de andere vloeistof. Uit het principe volgt dat de verhouding wijn/water uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Dus P(wijn/water 2) = 2 1 3 = 5 3 1 8. 3 Uit het principe volgt dat de verhouding water/wijn ook uniform verdeeld is over het interval [ 1 3, 3]. Daarom P(water/wijn 1 2 ) = 3 1 2 3 1 3 = 15 16. Maar P(wijn/water 2) = P(water/wijn 1 2 ). Dus 5 8 = 15 16. Tegenspraak. 11 / 17

De subjectieve theorie Bruno de Finetti en Frank Ramsey (rond 1925). 12 / 17

De subjectieve theorie Bruno de Finetti en Frank Ramsey (rond 1925). Kansen staan voor de mate van waarschijnlijkheid (geloof) die een mens aan gebeurtenissen toekent. 12 / 17

De subjectieve theorie Bruno de Finetti en Frank Ramsey (rond 1925). Kansen staan voor de mate van waarschijnlijkheid (geloof) die een mens aan gebeurtenissen toekent. Het Principe van Onverschilligheid wordt niet aangenomen. 12 / 17

De subjectieve theorie Bruno de Finetti en Frank Ramsey (rond 1925). Kansen staan voor de mate van waarschijnlijkheid (geloof) die een mens aan gebeurtenissen toekent. Het Principe van Onverschilligheid wordt niet aangenomen. Bezitten kansen dan nog universele eigenschappen? 12 / 17

De subjectieve theorie De weddenschapsinterpretatie: 13 / 17

De subjectieve theorie De weddenschapsinterpretatie: Def. A en B wedden om gebeurtenis E: A kiest een weddenschapsquotïent p(e) en dan kiest B een inzet S. A betaalt p(e)s aan B. Als E plaatsvindt betaalt B S aan A. p(e) wordt geïnterpreteerd als A s geloof in E. Als B de inzet zo kan kiezen dat B altijd wint, dan maakt B een Dutch book tegen A. 13 / 17

De subjectieve theorie De weddenschapsinterpretatie: Def. A en B wedden om gebeurtenis E: A kiest een weddenschapsquotïent p(e) en dan kiest B een inzet S. A betaalt p(e)s aan B. Als E plaatsvindt betaalt B S aan A. p(e) wordt geïnterpreteerd als A s geloof in E. Als B de inzet zo kan kiezen dat B altijd wint, dan maakt B een Dutch book tegen A. Def. Als A wedt om gebeurtenissen E 1,..., E n dan zijn de weddenschapsquotïenten p 1 (E 1 ),..., p n (E n ) coherent als B geen Dutch book tegen A kan maken. 13 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. Axioma: Als E 1,..., E n een partitie van de uitkomstenruimte is, dan P(E 1 E n ) = 1. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. Axioma: Als E 1,..., E n een partitie van de uitkomstenruimte is, dan P(E 1 E n ) = 1. Stel dat p(e 1 ),..., p(e n ) de weddenschapsquotïenten van A zijn en S 1,..., S n de inzetten van B. Als E i plaatsvindt wint B p(e 1 )S 1 + + p(e n )S n S i. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. Axioma: Als E 1,..., E n een partitie van de uitkomstenruimte is, dan P(E 1 E n ) = 1. Stel dat p(e 1 ),..., p(e n ) de weddenschapsquotïenten van A zijn en S 1,..., S n de inzetten van B. Als E i plaatsvindt wint B p(e 1 )S 1 + + p(e n )S n S i. Dus als B S 1 = = S n = S kiest dan wint B S(p(E 1 ) + + p(e n ) 1). 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. Axioma: Als E 1,..., E n een partitie van de uitkomstenruimte is, dan P(E 1 E n ) = 1. Stel dat p(e 1 ),..., p(e n ) de weddenschapsquotïenten van A zijn en S 1,..., S n de inzetten van B. Als E i plaatsvindt wint B p(e 1 )S 1 + + p(e n )S n S i. Dus als B S 1 = = S n = S kiest dan wint B S(p(E 1 ) + + p(e n ) 1). Als A p(e 1 ) + + p(e n ) > 1 zou hebben gekozen, dan wint B door S > 0 te kiezen. 14 / 17

De subjectieve theorie St. Een verzameling weddenschapsquotïenten is coherent dan en slechts dan als zij aan de (eindige versie van de) Kolmogorov Axioma s voldoet. Bew. Bewijs van speciale instanties: Axioma: 0 P(E) 1. Als A p(e) > 1 kiest, dan wint B altijd door S > 0 te kiezen. Als A p(e) < 0 kiest, dan wint B altijd door S < 0 te kiezen. Om coherent te zijn moet A dus 0 p(e) 1 kiezen. Axioma: Als E 1,..., E n een partitie van de uitkomstenruimte is, dan P(E 1 E n ) = 1. Stel dat p(e 1 ),..., p(e n ) de weddenschapsquotïenten van A zijn en S 1,..., S n de inzetten van B. Als E i plaatsvindt wint B p(e 1 )S 1 + + p(e n )S n S i. Dus als B S 1 = = S n = S kiest dan wint B S(p(E 1 ) + + p(e n ) 1). Als A p(e 1 ) + + p(e n ) > 1 zou hebben gekozen, dan wint B door S > 0 te kiezen. Als A p(e 1 ) + + p(e n ) < 1 zou hebben gekozen, dan wint B door S < 0 te kiezen. 14 / 17

De subjectieve theorie Het probleem met de a-priori kansen wanneer waarschijnlijkheden op Bayesiaanse wijze worden aangepast: 15 / 17

De subjectieve theorie Het probleem met de a-priori kansen wanneer waarschijnlijkheden op Bayesiaanse wijze worden aangepast: convergeren de waarschijnlijkheden die mensen toekennen bij het toenemen van informatie naar eenzelfde waarde? 15 / 17

De subjectieve theorie Het probleem met de a-priori kansen wanneer waarschijnlijkheden op Bayesiaanse wijze worden aangepast: convergeren de waarschijnlijkheden die mensen toekennen bij het toenemen van informatie naar eenzelfde waarde? Bij onafhankelijke gebeurtenissen blijven de a-posteriori waarschijnlijkheden gelijk aan de a-priori waarschijnlijkheden, zoals in dit voorbeeld: 15 / 17

De subjectieve theorie Het probleem met de a-priori kansen wanneer waarschijnlijkheden op Bayesiaanse wijze worden aangepast: convergeren de waarschijnlijkheden die mensen toekennen bij het toenemen van informatie naar eenzelfde waarde? Bij onafhankelijke gebeurtenissen blijven de a-posteriori waarschijnlijkheden gelijk aan de a-priori waarschijnlijkheden, zoals in dit voorbeeld: Vb. Een munt wordt herhaaldelijk geworpen. De kans op de n-de worp is onafhankelijk van de voorgaande worpen. K n is de gebeurtenis: de n-de worp is K. E staat voor een willekeurige uitkomst na n worpen. P(K n+1 E) = P(K n+1 E) P(E) = P(K n+1 ). 15 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). 16 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). Kansen zijn meetbare grootheden (zoals kracht in de mechanica). 16 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). Kansen zijn meetbare grootheden (zoals kracht in de mechanica). A collective denotes a sequence of uniform events or processes which differ by certain observable attributes, say colours, numbers, or anything else. 16 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). Kansen zijn meetbare grootheden (zoals kracht in de mechanica). A collective denotes a sequence of uniform events or processes which differ by certain observable attributes, say colours, numbers, or anything else. Convergentie Axioma: Voor elk willekeurig attribuut A van een collectief C convergeert de relatieve frequentie van A in C. Dit getal is de kans van A gegeven C. 16 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). Kansen zijn meetbare grootheden (zoals kracht in de mechanica). A collective denotes a sequence of uniform events or processes which differ by certain observable attributes, say colours, numbers, or anything else. Convergentie Axioma: Voor elk willekeurig attribuut A van een collectief C convergeert de relatieve frequentie van A in C. Dit getal is de kans van A gegeven C. Net als in de logische theorie zijn alle kansen voorwaardelijk. 16 / 17

De frequentie theorie von Mises: Probability, Statistics, and Truth (1928). Kansen zijn meetbare grootheden (zoals kracht in de mechanica). A collective denotes a sequence of uniform events or processes which differ by certain observable attributes, say colours, numbers, or anything else. Convergentie Axioma: Voor elk willekeurig attribuut A van een collectief C convergeert de relatieve frequentie van A in C. Dit getal is de kans van A gegeven C. Net als in de logische theorie zijn alle kansen voorwaardelijk. St. In de frequentie theorie gelden de Kolmogorov Axioma s. 16 / 17

Finis Kansrekening 17 / 17