Onderwerp Volgnr. 2014-001 Delegatie vaststelling Exploitatieplan art. 6.12 lid 3 Wet ruimtelijke ordening Portefeuillehouder wethouder B. de Peuter Ambtenaar S. Ouwerkerk Afdeling Ruimte Datum voorstel 10 december 2013 Opiniërende raad 21 januari 2014 Agendapunt 4 Besluitvormende raad 11 februari 2014 Agendapunt 9 Samenvatting De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad gelijktijdig met een ruimtelijk besluit ook een exploitatieplan moet vaststellen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd. De wetgever heeft in de Wro de mogelijkheid opgenomen de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan voor wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van een bestemmingsplan te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. De wetgever acht het namelijk wenselijk dat de planologische besluitvorming en de vaststelling van het exploitatieplan zoveel mogelijk in één hand, dus bij één bestuursorgaan, berusten. Daarnaast is het niet functioneel om de gemeenteraad een exploitatieplan te laten vaststellen als dit gelijktijdig vastgesteld dient te worden met het planologische besluit waar het college van burgemeester en wethouder toe bevoegd is. Beslispunten Wij stellen u voor om: 1. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan, behorende bij een wijzigingsplan (ex artikel 3.6 Wro lid 1 onder a), te delegeren aan 2. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan, behorende bij een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken (ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo), te delegeren aan 3. De bevoegdheid tot het besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het wijzigingsplan ( ex artikel 3.6 Wro lid 1 onder a) begrepen gronden anderszins verzekerd is, te delegeren aan 4. De bevoegdheid tot het besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de bij een omgevingsvergunning, waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken ( ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo) begrepen gronden anderszins verzekerd is, te delegeren aan Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. Memo met aanvullende informatie n.a.v. notitie van de fracties van de VVD en PvdA Advies opiniërende vergadering Het voorstel is behandeld door de opiniërende vergadering op 21 januari 2014. De opiniërende vergadering adviseert het voorstel als bespreekstuk te agenderen voor de besluitvormende raad van 11 februari 2014. pagina 1/5
Wethouder De Peuter heeft toegezegd dat: 1. De raad zal jaarlijks over de het gebruik van deze delegatie worden geïnformeerd. 2. Door de PvdA / VVD zullen suggesties worden voorgelegd, waarna bekeken zal worden of er aanvullende kaders ingebracht worden via een addendum. Reactie college In een aanvullende notitie hebben de fracties van de VVD en PvdA (bijgevoegd) in 6 punten nader gespecificeerd wat zij met de kaders bedoelen. Het college heeft in een memo haar reactie per punt gegeven. pagina 2/5
1. Inleiding De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad gelijktijdig met een ruimtelijk besluit ook een exploitatieplan moet vaststellen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 1 Wro). Een exploitatieplan kan (slechts) worden vastgesteld bij vier verschillende soorten ruimtelijke besluiten, zijnde: 1. het bestemmingsplan; 2. het wijzigingsplan; 3. de omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken; 4. een projectuitvoeringsbesluit (artikel 2.15 Crisis en herstelwet). Voor andere ruimtelijke besluiten uit de Wro kan en mag de gemeente geen exploitatieplan vaststellen. De wetgever heeft in de Wro de mogelijkheid opgenomen de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan voor wijzigingsplannen (ex artikel 3.6 Wro lid 1 onder a) en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van een bestemmingsplan (ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. De wetgever acht het namelijk wenselijk dat de planologische besluitvorming en de vaststelling van het exploitatieplan zoveel mogelijk in één hand, dus bij één bestuursorgaan, berusten. Daarnaast is het niet functioneel om de gemeenteraad een exploitatieplan te laten vaststellen als dit gelijktijdig vastgesteld dient te worden met het planologische besluit waartoe ons college bevoegd is. Met betrekking tot het bestemmingsplan en het projectuitvoeringsbesluit blijft de raad wel de bevoegde instantie om het exploitatieplan vast te stellen. 2. Beleidskader, doel en effect U bent bevoegd een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kunt u besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen bij een wijziging van het bestemmingsplan (ex artikel 3.6 Wro). Bij een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo), kunt u eveneens besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. Dit kan indien het kostenverhaal over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is. Met betrekking tot een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo) alsmede bij de wijziging van een bestemmingsplan ( artikel 3.6, eerste lid, onder a Wro) kunt u de bevoegdheden, om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen, aan ons delegeren. Deze mogelijkheid is door de wetgever opgenomen vanwege de procedurele en inhoudelijke samenhang tussen het planologische besluit en het exploitatieplan. De wetgever acht het namelijk wenselijk dat de planologische besluitvorming en de vaststelling van het exploitatieplan zoveel mogelijk in één hand, dus bij één bestuursorgaan, berusten. Met betrekking tot een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo), heeft u reeds de bevoegdheid tot besluitvorming hierover aan ons college gedelegeerd. In dit geval is het wenselijk om ook de bevoegdheid om al dan niet een exploitatieplan op te stellen bij ons college te leggen. Omdat de bevoegdheid tot besluitvorming rondom wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan al bij ons college ligt en het exploitatieplan gelijktijdig met het planologische besluit genomen dient te worden is het niet functioneel deze bevoegdheid bij u te laten liggen. Na delegatie komt deze bevoegdheid bij ons te liggen. Hierdoor kan er snellere en effectievere besluitvorming plaatsvinden. pagina 3/5
3. Argumenten en kanttekeningen 1. Indien de besluitvorming van de ruimtelijke procedure de bevoegdheid is van ons college van burgemeester en wethouders, is het wenselijk de bevoegdheid voor het vaststellen van het daarbij behorende exploitatieplan ook bij ons college te leggen. Indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is, is het in het belang van de voortgang van het proces en de eenduidigheid wenselijk dat wij kunnen besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. De Wro biedt hier ook de mogelijkheid toe in artikel 6.12, lid 3. Deze mogelijkheid is door de wetgever opgenomen vanwege de procedurele en inhoudelijke samenhang tussen het planologische besluit en het exploitatieplan. De wetgever acht het namelijk wenselijk dat de planologische besluitvorming en de vaststelling van het exploitatieplan zoveel mogelijk in één hand, dus bij één bestuursorgaan, berusten. Los daarvan dient een exploitatieplan tegelijkertijd vastgesteld te worden met de planologische besluitvorming. Door deze bevoegdheid bij de u te laten liggen wordt dit onmogelijk. 2. Het delegeren van de bevoegdheid voor het vaststellen van het bij een wijzigingsplan of een projectbesluit behorende exploitatieplan aan ons college leidt tot snellere en effectievere procedures voor wijzigingsplannen (artikel 3.2, lid 1, onder a van de Wro) en omgevingsvergunningen waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken ( ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo). Bij omgevingsvergunningen die afwijken van het bestemmingsplan geldt een beperkte termijn voor het afhandelen van een vergunning. De gemeente is daarbij gehouden om in 26 weken (termijn van orde) een beslissing te nemen omtrent een verzoek. Indien er voor deze procedure aan de gemeenteraad een voorstel gedaan moet worden voor het al dan niet opstellen van een exploitatieplan gaat er proceduretijd verloren. Het risico van het niet delegeren is dat daardoor de wettelijk termijnen niet worden gehaald en daardoor de verzoeker een schadevergoeding kan eisen in het kader van de Wet dwangsom. Kanttekeningen Niet van toepassing. 4. Financiën Het delegatiebesluit heeft geen financiële consequenties. 5. Aanpak Nadat het delegatiebesluit is genomen, wordt dit gepubliceerd en gedurende 6 weken ter inzage gelegd. 6. Communicatie Het delegatiebesluit moet worden gepubliceerd in het Altenanieuws, alvorens het in werking treedt. Tevens wordt het besluit op de website gepubliceerd. 7. Regionale en lokale aspecten Niet van toepassing. pagina 4/5
8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager A. Noordergraaf pagina 5/5
RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 december 2014, aangaande delegatie vaststelling Exploitatieplan art. 6.12 lid 3 Wro gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 21 januari 2014 b e s l u i t : 1. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan, behorende bij een wijzigingsplan (ex artikel 3.6 Wro lid 1 onder a), te delegeren aan burgemeester en wethouders, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 3 van de Wro. 2. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan, behorende bij een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken (ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo), te delegeren aan burgemeester en wethouders, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 3 van de Wro. 3. De bevoegdheid tot het besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het wijzigingsplan ( ex artikel 3.6 Wro lid 1 onder a) begrepen gronden anderszins verzekerd is, te delegeren aan 4. De bevoegdheid tot het besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de bij een omgevingsvergunning, waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken ( ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo) begrepen gronden anderszins verzekerd is, te delegeren aan Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 februari 2014. de voorzitter, de griffier, A. Noordergraaf P.A. Paulides- Ruitenberg raadsbesluit nr. 2014-001 pagina 1/1