Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt

Vergelijkbare documenten
Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt

Bodempredatoren: watdoenzeen hoe zijnzetestimuleren?

best practices voor de bestrijding van trips Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw

Screening van middelen ter bestrijding van Phytophthora infestans in tomaat

Bouwstenen voor tripsbestrijding in chrysant

Algemeen. Restweefsel voor medischwetenschappelijk onderzoek

Hoofdstuk 0: algebraïsche formules

Biologische tripsbeheersing in prei

Op zoek naar talent en ambitie!

Keuze van het lagertype

Recente resultaten uit het onderzoek aan trips in de sierteelt onder glas

Koolvlieg en stromijt in radijs

Praktische opdracht Optimaliseren van verpakkingen Inleidende opgaven

14 Effectevaluatie van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV)

Onderzoek laagfrequent geluid. (casus: Noord Groningen) drs. T.A. van Veen (NLR) NSG bijeenkomst laagfrequent geluid, 24 mei 2012, Deventer

Rapportage Enquête ondergrondse afvalinzameling Zaltbommel

MEMO. Consumptie groenten, fruit, vis en een aantal nutriënten opgedeeld naar opleidingsniveau en verstedelijking VERSIE

Mytylschool De Trappenberg Peter van Sparrentak

Grasklaver domineert meerjarige bemesting in biologische prei

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Geïntegreerde bestrijding van plagen in de sierteelt onder glas

Iepen en iepziekte. Gemeente Den Haag Dienst Stadsbeheer. Colofon. Uitgave Gemeente Den Haag Dienst Stadsbeheer Postbus DP Den Haag

Verschillenanalyse methodewijziging bouwvergunningen

Deze les krijgen de leerlingen een introductie over ongelijke breuken. Dit met name gericht op het vergelijken met een bemiddelende grootheid.

Een CVA (beroerte) kan uw leven drastisch veranderen! 2009 Een uitgave van de Nederlandse CVA-vereniging

Trendanalyse huurwoningmarkt Verkorten inschrijfduur en leegstandtijd

EEN VERLENGDE LEEGSTAND TUSSEN PRODUCTIERONDES IN DE BIGGENBATTERIJ DOET DE INFECTIEDRUK NIET VERDER DALEN

26 oktober 2016 V O O R A G R A R I S C H E D E S K U N D I G H E I D I N R & D T R A J E C T E N

Op weg naar een betrouwbare beoordeling a

provinci renthe 1. De aanvraag 1.1. Datering en inhoud van de aanvraag

Route F - Desert. kangoeroerat

In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers van het college: eindige automaten.

fonts: achtergrond PostScript Fonts op computers?

Biologische bestrijding van bladluis in paprika

Lange termijn bemesting met compost of stalmest: Effect op P-uitspoeling. Thijs Vanden Nest. Bart Vandecasteele Greet Ruysschaert Roel Merckx

Een flexibel samenwerkingsverband

Effect van bladsnijregiem bij Anthurium andreanum op productie en kwaliteit.

Anti-Spyware Enterprise Module software

Functiebeschrijving en -waardering Stichting Promes, Meppel

Natuurbeheer. van kwelders DE INVLOED VAN BEWEIDING OP DE BIODIVERSITEIT

Z- ß- ßr!2f int tçotg

Het bepalen van een evenwichtstoedeling met behulp van het 1 e principe van Wardrop is equivalent aan het oplossen van een minimaliserings-probleem.

Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

3 Onderfunderingen en funderingen Verhardingen Wanneer proeven uit te voeren? Plaatproeven Proctorproeven...

Nieuwe uitzet strategiën van bodemroofmijten. Amir Grosman, Gerben Messelink, Eric de Groot Wageningen UR Glastuinbouw

HANDLEIDING FOKWAARDEN Informatie & Inspiratie document Met uitleg over het hoe en waarom van de fokwaarden

Nieuw Fusarium in iris

Boek 2, hoofdstuk 7, allerlei formules..

Vraag 2. a) Geef in een schema weer uit welke onderdelen CCS bestaat. b) Met welke term wordt onderstaande processchema aangeduid.

Hoe plan je een grote taak?

1 DE RELATIE TUSSEN DUURZAAM BODEMBEHEER,

Nee heb je, ja kun je krijgen DE EFFECTIVITEIT VAN FONDSENWERVINGS- EN REKRUTERINGSSTRATEGIEËN VAN MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES

Continuïteit en Nulpunten

PROCEDURE SCHADEMELDING - VASTGOED -

Nieuwe ontwikkelingen in de sierteelt

Hoofdstuk 8 Beslissen onder risico en onzekerheid

Economische Topper 4 Evaluatievragen thema 3

Wat maak jij. morgen mee MBO. Loonwerk (Groen, grond en infra)

1 De watersnoodramp van 1953

Evaluatie nieuwe wittevliegpredatoren op tomaat

Artikel 06a Maatregelen bij in- en uitrijden werkvakken

Privacyverklaring gwoon Makelaars

3 Snijpunten. Verkennen. Uitleg

Geïntegreerde tripsbestrijding in chrysant 2006 en 2007

Rekenregels van machten

Oogheelkunde. Vitamine A therapie bij retinitis pigmentosa

Om welke reden heeft een kwak relatief grote ogen?

HANDLEIDING FOKWAARDEN Informatie & Inspiratie document Met uitleg over het hoe en waarom van de fokwaarden

Datum 23 november 2004 Nr.: 04-64

Werken aan resultaat, altijd en overal

ANTWOORDEN EN UITWERKINGEN TENTAMEN QUANTUMMECHANICA 2 VAN 31 MEI 2011

Tentamen: Kansrekening en Statistiek P0099

Functionele biodiversiteit van de Arthropoda, als basis voor de geïntegreerde gewasbescherming in de laanboomteelt

Erasmus MC Junior Med School

Rassenonderzoek aardbeien vollegrond

Nakomelingen van rendieren kunnen een paar uur na de geboorte al met de kudde meerennen. Zijn rendieren nestvlieders of nestblijvers?

notitie luchtkwaliteit Trompenburg te Lisse LIS16-2 LIS16-2/akkr/027 ir. R.J.A. Groen drs. M.J.Schilt 1. INLEIDING

Belastingvoordelen voor kleinverbuikers op zonne-energie

Voorbereidende opgaven Examencursus

Eigenwaarden en eigenvectoren

Correctievoorschrift VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

U wilt uw/een woning taxeren en geeft daarbij opdracht aan de NVM-makelaar/taxateur: U wilt een taxatie laten uitvoeren (zie 3).

9,1. KindereN. GeVen een CijFER. Schilderen5. sarah zegt. Volwassenenpagina6-7

Begripsvragen: Elektriciteit

Zelfstudie practicum 1

INLEIDING. Gezond eten Gezond drinken Genoeg slapen Goed bewegen

Profijt van de gemeentelijke overheid

INFORMATIE. hart. verwennend WEEKEND EEN LANG WEEKEND OP EEN TOPLOCATIE VOOR BALANS EN VITALITEIT

opgaven formele structuren procesalgebra

ja, studentaccount is groter dan standaard account en nog steeds gratis. Wel moet je mail adres van school en website van school invoeren ter controle

Geëiste en opgelegde sancties bij moord en doodslag,

1a Een hoeveelheid stof kan maar op één manier veranderen. Hoe?

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK} Gloeirestproef bij tomaten,i960. door: P.Koornneef. Naaldwijk,1961.

ELEKTRICITEIT GELIJKSTROOMMOTOREN Technisch Instituut Sint-Jozef Wijerstraat 28, B-3740 Bilzen Versie:19/10/2005

Privacyverklaring SPAUWEN VASTGOED

Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2013

Urologie. Blaasaugmentatie

Begroting 2014 en meerjarenbegroting 2015 t/m 2017

Privacyverklaring Nieuwbouw (huur of koop)

Begripsvragen: Beweging

Transcriptie:

Stimulering vn roofvliegen en roofkevers voor plgbestrijding in de sierteelt Amir Grosmn, Eric de Groot en Gerben Messelink Rpport GTB-1302

Refert Bestrijding vn plgen wordt soms geholpen door spontn optredende ntuurlijke vijnden. Bij veel grondgebonden teelten komen spontn roofvliegen en roofkevers voor. Dit onderzoek is gekeken wt de effecten vn deze bestrijders op trips in chrysnt zijn en hoe ze gestimuleerd kunnen worden. Bij de roofvlieg Coenosi ttenut werd slechts een licht effect op trips wrgenomen. Dichtheden vn de roofkevers Athet coriri nmen enorm toe bij toevoegingen vn orgnische meststoffen, gist of een eiwitbron (klkoenvoer) n de bodem. In een ksproef werd echter geen verbeterde bestrijding vn trips gevonden wnneer gist werd toegevoegd n uitzettingen vn roofkevers. Dit kn te mken hebben met voedselverzdiging vn de predtoren en het verpoppingsgedrg vn trips. Verder onderzoek is nodig om te beplen op welke mnier toediening vn voedsel n de bodem de bestrijding vn trips kn verbeteren. Abstrct Biologicl control of pests in greenhouses is sometimes supported by sponneously occuring nturl enemies, such s soil-dwelling predtory beetles or hunter flies. The im of this study ws to determine the effects of these predtors on western flower thrips in chrysnthemum nd how popultion densities of the predtors cn be incresed. De hunter fly Coenosi ttenut ws not ble to significntly reduce thrips popultions in cges, but there ws minor reduction in pest densities. Densities of the predtory beetle Athet coririe could be incresed by pplying fertilisers, proteins (bird feed) or yest to to soil. However, incresed densities of soil-dwelling predtors did not enhnce thrips control in greenhouse tril. This my hve been the results of food sturtion of the predtors or the pupl behviour of thrips. More reserch is needed to optimize soil enrichment with food in such wy tht thrips control will be enhnced. Dit onderzoek is uitgevoerd in smenwerking met Theo Roelofs vn DLV Plnt BV. 2014 Wgeningen, Stichting Dienst Lndbouwkundig Onderzoek (DLO) onderzoeksinstituut Wgeningen UR Glstuinbouw. Wgeningen UR Glstuinbouw Adres : Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk Postbus 20, 2665 ZG Bleiswijk Tel. : 0317-48 56 06 Fx : 010-522 51 93 E-mil : glstuinbouw@wur.nl Internet : www.glstuinbouw.wur.nl Tel. : 0317-485606 Fx : 010-5225193 E-mil : info@wur.nl Internet : www.wur.nl 2

Inhoudsopgve Smenvtting 5 1 Inleiding 7 2 Mogelijkheden voor bestrijding vn trips met roofvliegen 9 2.1 Inleiding 9 2.2 Mteril en methode 10 2.3 Resultten 11 2.4 Conclusies en discussie 12 3 Stimulering vn roofkevers voor plgbestrijding in de sierteelt 13 3.1 Optreden vn kortschildkevers in de chrysntenteelt 14 3.1.1 Mteril en methode 15 3.1.2 Resultten en discussie 15 3.2 Prktijkproeven 15 3.2.1 Proef 1: Effect meststoffen op A. coriri 16 3.2.1.1 Mteril en methode 16 3.2.1.2 Resultten en discussie 17 3.2.2 Proef 2: Combintie bodemtoevoeging en voedingstof 18 3.2.2.1 Mteril en methode 18 3.2.2.2 Resultten en discussie 19 3.3 Ksproef 20 3.3.1 Mteril en methode 20 3.3.2 Resultten en discussie 22 4 litertuur 27 3

4

Smenvtting Bestrijding vn plgen wordt soms geholpen door spontn optredende ntuurlijke vijnden. Bij veel grondgebonden teelten komen spontn roofvliegen (Coenosi spp.) voor. Deze roofvliegen vngen plginsecten ls vrenrouwmuggen, witte vliegen en mineervliegen. De lrven vn roofvliegen leven in de bodem en zijn predtoren vn vrenrouwmuglrven. Veel chrysntentelers melden dt de tripsbestrijding beter verloopt wnneer roofvliegen nwezig zijn. De eerste stp vn dit onderzoek ws te kijken of predtie vn trips door roofvliegen kon worden vstgesteld. Roofvliegen zijn verzmeld en een kooiproef met insectenkooien met chrysnt is opgezet wrin het effect vn volwssen roofvliegen op trips is vstgesteld. In ieder kooien zijn 2x 10 volwssen roofvliegen uitgezet. De vliegen bleven gemiddeld c. 1 week in leven. Bij de observties vn de roofvliegen is niet wrgenomen dt de vliegen tripsen vngen. De tripspopulties in de kooien met roofvliegen wren sttistisch niet verschillend vn de kooien zonder roofvliegen. Wel ws er een duidelijke trend zien vn lgere tripsntllen bij de kooien met roofvliegen: gemiddeld 21% minder trips. Er lijkt dus wel een effect te zijn, mr dit is niet heel sterk. Mogelijk hebben de roofvliegen een voorkeur voor ndere prooien, zols vrenrouwmuggen en dt tripsen niet meer dn een soort bijvngst zijn. In dt gevl zou het kunnen dt het effect op trips sterker wordt, wnneer er ook ndere prooien nwezig zijn. In het lbortorium is wrgenomen dt de lrven vn roofvliegen tripspoppen kunnen nvllen, mr in welke mte dit in de prktijk bijdrgt n tripsbestrijding is niet bekend. Het oorspronkelijk idee ws om vervolgens te onderzoeken hoe ntuurlijke populties vn roofvliegen gestimuleerd kunnen worden. Echter, omdt er geen overtuigend bewijs ws vn een bestrijdend effect vn roofvliegen op trips, is besloten om het project n te pssen en het tweede deel vn het onderzoek te richten op de roofkever Athet coririe. Deze kevers worden net ls roofvliegen soms in grote ntllen wrgenomen en vnuit eerder onderzoek is bekend dt deze kevers goede predtoren vn trips zijn. In prktijk- en ksproeven is bepld wt het effect is vn bodemverrijkingen met mest- of voedingsstoffen op de popultieontwikkeling vn de roofkevers en de bestrijding vn trips. Bij bemonsteringen op 7 chrysntenbedrijven bleek dt A. coririe zeer lgemeen voorkomt, op lle bedrijven werden de kevers gevonden. De dichtheden wren reltief lg: gemiddeld c. 30/m 2. Door het nbrengen vn orgnische meststoffen, gist of een eiwitbron (klkoenvoer) werden de populties enorm gestimuleerd. Dichtheden liepen in sommige gevllen op tot c. 12.000 per m 2. Groencompost hd géén stimulerende werking op de roofkevers. In een ksproef is vervolgens gekeken wt het effect ws vn gist op de bestrijding vn trips met roofkevers. In deze proef wren echter l veel bodemroofmijten nwezig, wrdoor de vestiging vn de roofkevers beperkt ws. Gist bleek ook de popultie bodemroofmijten te stimuleren, mr er werden geen significnte effecten op trips gevonden. Dit kn te mken hebben met voedselverzdiging en het verpoppingsgedrg vn trips. Smenvttend kunnen we concluderen dt gist een effectieve mnier is om A. coriri en verschillende soorten bodembewonende roofmijten bij te voeden en populties te lten ontwikkelen in het gews. Deze predtoren komen lgemeen voor in de chrysntenteelt in Nederlnd en zouden vi bijvoeding een grotere bijdrge kunnen leveren n de bestrijding vn trips. Echter, dit onderzoek lt ook zien dt het vinden vn bijvoeding ps de eerste stp is - effectieve inzet vn bijvoeding om plgbestrijding te verbeteren vrgt om verdere onderzoek nr de juiste dosering en toedieningsmethode. 5

6

1 Inleiding Plgbestrijding in de sierteelt gt steeds moeizmer met het huidige pkket n chemische middelen. Voorl de clifornische trips, Frnkliniell occidentlis, is een groot probleem. De plg is zowel met chemische middelen ls doormiddel vn biologische bestrijding vk onvoldoende onder controle te houden. Bestrijding vn plgen wordt soms geholpen door spontn optredende ntuurlijke vijnden. Bij veel grondgebonden teelten, mr een enkele keer ook bij substrtteelten, komen spontn roofvliegen (Coenosi spp.) voor. Ze komen soms mssl op vngplten voor (Figuur 1.). Deze roofvliegen vngen plginsecten ls vrenrouwmuggen, witte vliegen en mineervliegen. De lrven vn roofvliegen leven in de bodem en zijn predtoren vn vrenrouwmuglrven (Figuur 2.). Veel chrysntentelers melden dt de tripsbestrijding beter verloopt wnneer roofvliegen nwezig zijn. Het zou kunnen dt ze ook tripsen vngen. De eerste stp vn dit onderzoek ws te kijken of predtie vn trips door roofvliegen kon worden vstgesteld. Het oorspronkelijk idee ws om vervolgens te onderzoeken hoe ntuurlijke populties vn roofvliegen gestimuleerd kunnen worden. Echter, omdt er geen overtuigend bewijs ws vn een bestrijdend effect vn roofvliegen op trips, is besloten om het project n te pssen en het tweede deel vn het onderzoek te richten op de roofkever Athet coririe. Deze kevers worden net ls roofvliegen soms in grote ntllen wrgenomen en vnuit eerder onderzoek is bekend dt deze kevers goede predtoren vn trips zijn. In prktijk- en ksproeven is bepld wt het effect is vn bodemverrijkingen met mest- of voedingsstoffen op de popultieontwikkeling vn de roofkevers en de bestrijding vn trips. Figuur 1. De roofvlieg Coenosi ttenut met prooi (links) en op de vngplt (rechts). 7

Figuur 2. Lrve vn de roofvlieg C. ttenut (links met stekel) voedt zich met een vrenrouwmuglrve (lrve rechts met zwrte kop). 8

2 Mogelijkheden voor bestrijding vn trips met roofvliegen 2.1 Inleiding Gescht wordt dt bij zeker 50% vn de chrysntenbedrijven redelijke popultiedichtheden roofvliegen voorkomen. Drbij lijkt het in de meeste gevllen te gn om de soort Coenosi ttenut (Figuur 3.) Voor dit onderzoek zijn roofvliegen op chrysntenbedrijven verzmeld en is een kweek opgezet (Figuur 4.). In de kweek werden de roofvliegen gevoed met vrenrouwmuglrven. Met de roofvliegen vn deze kweek is een ksproef opgezet om te beplen of er een effect op trips is. Figuur 3. Vrouwtje vn de roofvlieg Coenosi ttenut te herkennen n de ntennen en kopbehring (rechtsboven), geelzwrte bndering vn het chterlijf (linksonder) en de pootbehring (rechtsonder). 9

Figuur 4. Roofvliegen werden verzmeld met hndstofzuigers vnf witte ondergronden. 2.2 Mteril en methode Om te beplen of roofvliegen vn de soort C. ttnut trips eten werden de volgende observties gedn: 1. Indentifictie vn prooien vn volwssen roofvliegen op prktijkbedrijven 2. Gedrgsobservties vn volwssen roofvliegen in kooien met chrysnt en trips 3. Extrctie vn tripsdna in roofvliegen uit kooien met trips ls enige prooi 4. Gedrgsobservties vn roofvlieglrven in nwezigheid vn tripspoppen Nst deze observties is een ksproef opgezet met 8 kooien met chrysnt (cv Euro white) en trips (Figuur 5.). In iedere kooi werden 3 weken n het plnten 50 tripsen uitgezet. In de helft vn de kooien werden direct drn roofvliegen uitgezet. Per kooi werden 9 vrouwtjes en 1 mnnetje losgelten. Als dditioneel voedsel werd honingwter en gist toegevoegd. N 2, 24 en 48 uur werden de 4 kooien met roofvliegen beoordeeld door te scoren of roofvliegen met gevngen tripsen nwezig wren. N een week werd deze procedure opnieuw uitgevoerd. Opnieuw werden 50 tripsen uitgezet en werden 5 prtjes volwssen roofvliegen per herhling ingezet. Twee weken lter werd ieder kooi voor 3 weken voorzien vn een gele vngplt om de tripsdichtheden te beoordelen. Figuur 5. Opzet kooiproef met trips en roofvliegen. 10

2.3 Resultten Bij de directe observties werd het volgende gevonden: 1. Indentifi ctie vn prooien vn volwssen roofvliegen op prktijkbedrijven Roofvliegen vngen hun prooi en gn vervolgens op een rustige plek zitten om deze leeg te zuigen. Ze hebben dn niet de neiging om snel weg te vliegen en roofvliegen met prooi konden mkkelijk worden gevngen. In totl werden op 3 chrysntenbedrijven meer dn 200 vliegen met prooi gevngen. In lle gevllen bleek dit te gn om rouwmuggen. Geen enkele keer werd een roofvlieg met trips gevonden. 2. Gedrgsobservties vn volwssen roofvliegen in kooien met chrysnt en trips Volwssen tripsen vliegen reltief weinig. Angezien roofvliegen hun prooi in de lucht vngen werd er geen vngst vn tripsen wrgenomen. 3. Extrctie vn tripsdna in roofvliegen uit kooien met trips ls enige prooi. Voor DNA-extrctie zijn 20 volwssen roofvliegen met een PCR-toets voor tripsdna genlyseerd. Bij géén vn de roofvliegen kon tripsdna worden ngetoond. Drmee kn worden geconcludeerd dt het zeer onwrschijnlijk is dt deze roofvliegen vlk voor de vngst tripsen hebben geconsumeerd. 4. Gedrgsobservties vn roofvlieglrven in nwezigheid vn tripspoppen Roofvlieglrven zijn redelijk groot in vergelijking met tripspoppen. Toch bleken de lrven met enige moeite in stt te zijn om tripspoppen te doden en leeg te zuigen (Figuur 6.). De predtie vn deze lrven is ook te zien op het volgende youtube fi lmpje: http://www.youtube.com/wtch?v=jy8vczgbaou&index=6&list=plwbpfo4fyycti7l8cbb3vv5oxmm_cd_f6 Roofvlieglrven lijken gemkkelijker om te gn met rouwmuglrven ls prooi. Hun stekel in de mondholte is zeer geschikt om door de lrven heen te prikken, wrn ze zich lnge tijd met de lrven kunnen voeden. Dit gedrg is te zien op het volgende filmpje: http://www.youtube.com/wtch?v=vsxmgxrsfy8&list=plwbpfo4fyycti7l8cbb3vv5oxmm_cd_f6 Figuur 6. Roofvlieglrven voedt zich met een tripspop. De observties in de ksproef bevestigden de observties vn de gevngen roofvliegen op prktijkbedrijven. Ook in de ksproef werd geen enkele keer een poging vn een volwssen roofvlieg wrgenomen om tripsen te vngen. De roofvliegen bleven gemiddeld één week in leven. De uitzet vn roofvliegen hd géén signifi cnt effect op de tripspopultie, mr er lijkt een trend vn iets lgere tripsdichtheden bij de behndeling met roofvliegen ten opzichte vn onbehndeld. Ook werden er minder rouwmuggen in de kooien met roofvliegen wrgenomen dn in de kooien zonder roofvliegen (Figuur 7.). 11

700 600 500 Tripsdichtheid 400 300 200 trips Sciride 100 0 onbehndeld met roofvliegen Figuur 7. Gemiddelde tripsdichtheid (som vngpltvngsten) bij behndelingen met en zonder roofvliegen. 2.4 Conclusies en discussie Op bsis vn de proeven en observties kn het volgende geconcludeerd worden: Verschillende observties bij roofvliegen geven n dt het zeer onwrschijnlijk is dt de volwssen roofvliegen tripsen vngen. De prooi is reltief klein (lstig te vngen) en tripsen vliegen reltief weinig. Lrven vn roofvliegen zijn in stt om zich te voeden met tripspoppen, mr wrschijnlijk hebben ze geen sterke voorkeur voor deze reltief kleine prooien. In een ksproef werd géén significnt effect vn roofvliegen op trips wrgenomen. Wel ws er een trend vn een lichte reductie vn c. 20% in tripsntllen. De resultten vn deze proeven stn in contrst met de observties vn telers die melden dt de bestrijding vn trips beter gt bij hoge ntllen roofvliegen. Een mogelijke verklring is dt de hogere dichtheden vn roofvliegen geprd gt met een lgemene verrijking vn de bodenmfun, wronder bodempredtoren ls roofmijten en roofklevers wrvn bekend is dt ze zich voeden met tripspoppen. 12

3 Stimulering vn roofkevers voor plgbestrijding in de sierteelt Tijdens de BCO trips vn 16 jnuri 2013 is vnwege de weinig overtuigende effecten vn roofvliegen op trips, besloten om de koers vn het project te wijzigen. Hoge dichtheden vn roofvliegen kunnen een goede indictie zijn voor een verrijkt bodemleven met llerlei bodempredtoren die effect kunnen hebben op trips. De kortschildkever Athet coriri is dr één vn. Het voorstel om het project verder te richten op deze bestrijder is door de BCO geccepteerd. De doelen vn dit onderdeel zijn (1) ontwikkeling vn methoden om ntuurlijke populties vn A. coriri te versterken en (2) beplen welk effect deze hebben op de bestrijding vn trips. Achtergrond Athet coriri Athet coriri is in het vrije veld in Nederlnd een lgemene soort. Hij is voornmelijk te vinden in rottende mterilen, zols hopen oud hooi, houtsnipperhopen en rotte pddenstoelen. In onderzoek in 2012 is deze kortschildkever ook wrgenomen bij een chrysntenbedrijf wr deze in grote ntllen voorkwm in de toegediende toplgen (Linden et l. 2013). Athet coriri kwm in beeld ls biologische bestrijder in de fgelopen 12 jr, en wordt tegenwoordig vermrkt voorl ls bestrijder vn vrenrouwmuggen (Sciride) en oevervliegen (Ephydride), mr ook ls nvulling in de bestrijding vn trips. In lbortoriumproeven bleken volwssen A. coriri te prederen op vrenrouwmuggen (Brdysi imptiens: eieren en L1-L2 lrven), oevervliegen (Sctell stgnlis: eieren en L1 lrven) en trips (Frnkliniell occidentlis: L2 lrven en poppen) (Crney et l. 2002). Athet coriri kwm lter op de mrkt, mr nr nleiding vn wisselende resultten in de bestrijding vn oevervliegen en vrenrouwmuggen in de prktijk (Bennison et l. 2008) is verder onderzoek uitgevoerd nr bestrijding in kssen en buitenteelten. In Cnd is een positief effect gemeld vn A. coriri op bestrijding vn trips in rozen, mr excte gegevens zijn niet beschikbr (Bennison et l. 2008). In Engelnd is een sterk effect op trips in imptiens en op vrenrouwmuggen (Brdysi difformis) in peterselie ngetoond, hoewel in beide gevllen ws de bestrijding door A. coriri lleen, niet fdoende (Bennison et l. 2008). Lter werd de bestrijding vn de koolvlieg (Deli rdicum) in bloemkool (buitenteelt) getest met bemoedigende resultten: in velden met A. coriri ws minder uitvl en zijn zwrdere wortels gemeten (Bennison et l. 2010). Hoewel er positieve resultten zijn geboekt met A. coriri ls bestrijder vn trips en bodemgebonden plgen, ws een hoge uitzetdichtheden (500-1000/ m2) noodzkelijk voor effectieve bestrijding (Bennison et l. 2008). Deze dichtheden zijn mogelijk te reliseren door een openkweeksysteem of door vermeerdering vn A. coriri in het gews te ondersteunen met bijvoeding. Voor dit doeleinde hebben Engelse onderzoekers een openkweeksysteem ontwikkeld voor A. coriri (Bennison et l. 2008). Ook is ngetoond dt door toevoegen vn bijvoeding (klkoenvoer) de roofkevers l kunnen vestigen in jong plntgoed en lter de plnten beschermen vn de koolvlieg (Bennison et l. 2011). Voedsel voor A. coriri: In het verleden zijn verschillende diëten getest ls mogelijke voedsel voor A. coriri: honden- en kttenvoer, visvoer (forel) en rundvlees (Crney et l. 2002). Allen bleken geschikt om A. coriri op te kweken, mr excte gegevens werden niet vermeld (Crney et l. 2002). Lter, bij het ontwikkelen vn een openkweeksysteem voor A. coriri, is gekozen voor klkoenvoer ls voedsel en zijn er lnge tijd kweken gehouden op dit dieet (Bennison et l. 2008). In onderzoek vn Wgeningen UR Glstuinbouw, bleek A. coriri zich te vermeerderen in een toplg bestnde uit een mengsel vn zemelen, gist en geïnoculeerd met mijten vn de groep Astigmt (Acrus siro) (Linden et l. 2013). In een ndere proef bleek dt enkel gist l voldoende ws voor reproductie vn de kortschildkever (Linden et l. 2013). Al met l, zijn er verschillende reltief goedkope voedselbronnen bekend die voor A. coriri geschikt blijken te zijn. Deze kunnen gebruikt worden bij een openkweeksysteem (Bennison et l. 2008) of om A. coriri in het gews te lten vestigen in een vroeg teeltstdium (Bennison et l. 2011). 13

Meststoffen in chrysnt: Verschillende soorten meststoffen worden in de teelt vn snijchrysnt gebruikt wrvn de voornmste GFT, groencompost en kippenkorrels zijn (Theo Roelofs, DLV, pers. com.). Gezien het brede dieet vn A. coriri, zouden de meststoffen zelf een voedselbron kunnen vormen voor A. coriri. Drnst zouden de meststoffen de nwezigheid vn prooien in de bodem kunnen stimuleren, zodt er meer voedsel beschikbr komt voor de kortschildkever. Het is niet bekend welke vn de in chrysnt gebruikte meststoffen het meest gunstige effect heeft op de nwezigheid vn A. coriri en op ndere bodempredtoren (bodemroofmijten, roofvliegen etc.). Project opbouw: Fse 1: Wrnemingen in prktijk (Sectie 3.1) Doel: beplen in hoeverre kortschildkevers spontn optreden bij chrysntbedrijven. Fse 2: Prktijkproeven (Sectie 3.2) Doelen: 1. Beplen welke vn de in chrysntenteelt gebruikte meststoffen het meest stimulerende effect heeft op A. coriri. 2. Beplen of A. coriri optiml gestimuleerd kunnen worden door een meststof, voedsel of een combintie vn beide. Fse 3: Ksproef (Sectie (3.3) Doelen: 1. Beplen of populties vn A. coriri in het gews in stnd gehouden kunnen worden gedurende een teeltperiode door het nbieden vn voedsel en / of meststof. 2. Beplen wt het effect is vn A. coriri op de bestrijding vn trips in snijchrysnt, met en zonder voedsel en / of meststof. 3.1 Optreden vn kortschildkevers in de chrysntenteelt Doel: beplen in hoeverre kortschildkevers spontn optreden bij chrysntbedrijven. Anpk: Anlyse vn bodemfun bij 7 chrysntbedrijven met verschillende grondtypen en meststoffen (in smenwerking met DLV; Tbel 3.1.1.). Tbel 3.1.1. Chrysntbedrijven wrvn de smenstelling vn de bodemfun is bepld. Bedrijf nr. Grondtype Meststof Loctie 1 Znd Groencompost + chmpost Helden 2 Klei GFT Zuilichem 3 Klei Groencompost Zuilichem 4 Klei Kippenkorrels Mslnd 5 Klei/zvel ODH 1 Poeldijk 6 Klei/zvel Geen De Kwkel 7 Klei/zvel Groencompost De Lier 14

3.1.1 Mteril en methode Per bedrijf zijn vijf prte monsters genomen, behlve bij bedrijf 6 wrbij 2 monster genomen zijn. Ieder monster bestond uit twee bij elkr gevoegde steekmonsters vn 250 ml (steekdiepte 5 cm; dimeter 8 cm). Voor de monsternme zijn kppen gekozen in de ltste teeltfse, vlk voor het oogsten, om de kns op een goed ontwikkelde bodemfun te vergroten. De monsters zijn bij lle bedrijven verzmeld op 04/11/13 (DLV) en zijn diezelfde dg fgeleverd bij Wgeningen UR Glstuinbouw. Alle monsters zijn direct in Tullgren trechters gepltst onder een lmp (25W) om de grond te drogen en insecten te extrheren. Één week lter zijn de insecten geteld onder een stereomicroscoop (X40) en is het ntl kortschildkevers per monster bepld. 3.1.2 Resultten en discussie Kortschildkevers zijn gevonden op vijf vn de 7 bedrijven. Gemiddeld over lle bedrijven is een dichtheid gevonden vn 0.0625 kortschildkevers per 100 ml grond, hetgeen overeenkomt met 31.25 roofkevers per m 2 (uitgnde vn een grondlg vn 5 cm). Significnte verschillen in de dichtheid vn kortschildkevers werden gevonden tussen bedrijven (P = 0.035), mr de verschillen wren niet groot genoeg om specifieke bedrijven met elkr te vergelijken (prsgewijs vergelijkingen). Het is opvllend dt kortschildkevers gevonden zijn in lle bemonsterde grondtypes, inclusief znd. Deze resultten lten zien dt kortschildkevers lgemeen voorkomen in de chrysntenteelt in Nederlnd. Op bsis vn deze gegevens kunnen echter geen uitsprken gedn worden over het effect vn gebruikte meststoffen op de dichtheid vn kortschildkevers. 0.5 Antl / 100 ml 0.4 0.3 0.2 0.1 0 1 2 3 4 5 6 7 Bedrijf Figuur 3.1.1. Gemiddelde dichtheid vn kortschildkevers per bedrijf. 3.2 Prktijkproeven Doelen: 1. Beplen welke vn de in chrysntenteelt gebruikte meststoffen het meest stimulerende effect heeft op A. coriri. 2. Beplen of A. coriri optiml gestimuleerd kunnen worden door een meststof, voedsel of een combintie vn beide. Anpk: In overleg met de DLV zijn een ntl meststoffen geselecteerd die vk in de chrysntenteelt gebruikt worden (Figuur 3.2.1; 3.2.2 ). Het effect vn deze meststoffen op kortschildkevers (A. coriri) is bepld in een prktijkproef op een chrysntenbedrijf. De meststof die het sterkste effect bleek te hebben op A. coriri is verder getest in een tweede prktijkproef (Proef 2). Drbij is het effect vn de meststof, enkele voedseltypen en de combintie (meststof én voedsel) op A. coriri getest. 1 ODH is een restproduct vn vergisting vn plntrdig mteril voor gs-winning (trwe; mis etc.) en wordt vermrkt door de firm Comgoed, Dirkslnd. 15

3.2.1 Proef 1: Effect meststoffen op A. coriri 3.2.1.1 Mteril en methode De proef is ngelegd in 3 kppen met chrysnten bij Hrry Wubben Chrysnten in Nootdorp (Figuur 3.2.1.). Dit bedrijf is gekozen omdt in proeven in 2012 op dit bedrijf hoge dichtheden vn kortschildkevers zijn gevonden. Uit identifictie bleek het enkel om A. coriri te gn. Per kp (=blok) is één herhling per behndeling uitgevoerd (drie herhlingen per behndeling; Figuur 3.2.1.). Ieder proefveld bestond uit een blok vn 2X2 mzen in het chrysntenbed (Figuur 3.2.2. b), wr 1L vn de geteste meststof door de grond is gemengd. Bij ieder proefveld stond een chrysntenplug in 3 vn de 4 msgten (Figuur 3.2.2. b). Alle proefvelden lgen op de 2 de en 3 de mzenrij vnf de bedrnd (Figuur 3.2.2. c). Tussen de proefvelden in hetzelfde blok (Figuur 3.2.2. c) werd een fstnd vn minstens 1.5 m ngehouden. Nr. Meststof Kp 1 2 3 1 2 GFT 3 ODH Negtieve controle: geen toevoeging 4 Kippenkorrels 5 Groen compost 6 4 5 1 1 6 4 2 1 2 6 3 3 5 4 5 3 2 Pd Figuur 3.2.1. Uitgevoerde behndelingen en plttegrond vn Proef 1. Twee weken n de introductie vn de meststoffen in het veld, zijn per proefveld 2 steekmonsters genomen en smengevoegd tot één mengmonster vn 500 ml. Alle monsters zijn direct in Tullgren-trechters gepltst onder een lmp (25W) om de grond te drogen en insecten te extrheren. Één week lter zijn de insecten geteld onder een stereomicroscoop (X40). 16

b c Figuur 3.2.2: Prktijkproef 1: () geteste meststoffen, (b) Proefveld met kippenkorrels, (c) Positie proefvelden in chrysntenbed. 3.2.1.2 Resultten en discussie De dichtheid vn de kortschildkever A. coriri op dit bedrijf bleek ruim 9 keer hoger dn de gemiddelde dichtheid voor chrysntenbedrijven, zols berekend uit de prktijk-wrnemingen (Sectie 3.1): in controle velden is een gemiddelde dichtheid vn 0.58 A. coriri per 100 ml grond gevonden, hetgeen overeenkomt met 291 kortschildkevers per m 2 (uitgnde vn 5 cm gronddiepte; Figuur 3.2.3.). Er ws een sterk significnt effect vn behndeling (mest toediening) op de dichtheid vn A. coriri (Figuur 3.2.3; P = 0.006). Bemesting met zowel ODH ls kippenkorrels heeft geleid tot significnt hoger dichtheden vn A. coriri ten opzichte vn controle velden (Figuur 3.2.3; P > 0.05). Bij GFT ws er ook een positieve trend, mr het effect ws niet significnt (Figuur 3.2.3.). Vn de geteste meststoffen bleek lleen groencompost geen enkel effect te hebben op A. coriri. De belngrijkste conclusie uit deze proef is dt meststoffen die in de chrysntenteelt gebruikt worden een stimulerend effect op A. coriri hebben. Echter dit ws een kortdurend experiment met een beperkt ntl herhlingen en moet voorl beschouwd worden ls een proof of principle. Het dient nbeveling om in vervolg onderzoek de meststoffen over een lngere periode te vergelijken en met een groter ntl herhlingen zodt ook indirecte effecten vn de mest op A. coriri, vi het stimuleren vn lterntieve prooien, gemeten kunnen worden. Ook is het belngrijk om de meststoffen vergelijkend te testen op verschillende grondtypen. 17

6 5 c Antl / 100 ml 4 3 2 1 b bc 0 Controle GFT ODH Kippenkorrels Groen compost Figuur 3.2.3: Effect vn meststoffen op dichtheid vn de kortschildkever A. coriri. 3.2.2 Proef 2: Combintie bodemtoevoeging en voedingstof Uit proef 1 (sectie 3.2.1) kwm ODH nr voren ls de meststof met het sterkste stimulerende effect op A. coriri. In de tweede proef is het effect vn ODH, enkel voedsel en de combintie ODH én voedsel gemeten op A. coriri op een chrysntenbedrijf (Hrry Wubben Chrysnten, Nootdorp). 3.2.2.1 Mteril en methode De proef is gestrt op 21/08/13. De uitgevoerde behndelingen zijn in Tbel 3.2.1. vermeld. De opzet en plttegrond zijn verder identiek n de opzet vn proef 1 (zie 3.2.1.1). Nst de dichtheid vn A. coriri is in deze proef ook de dichtheid vn ndere bodempredtoren gemeten: bodembewonende roofmijten (Prsitus spp.) en roofvliegen (Coenosi spp.). Tbel 3.2.1. In Proef 2 uitgevoerde behndelingen Nr. Behndeling Mest / proefvled (L) Voer / proefveld (g) 1 Negtieve controle: geen toevoeging 0 0 2 ODH 1 0 3 Gist 0 25 4 Klkoenvoer 0 25 5 ODH + gist 1 25 6 ODH + klkoenvoer 1 25 18

b c d Figuur 3.2.3. Proefvelden met () gist bij toediening, (b) gist n twee weken in het veld, (c) klkoenvoer bij toediening en (d) klkoenvoer n twee weken in het veld. 3.2.2.2 Resultten en discussie Op de dichtheden vn A. coriri en vn Prsitus spp. ws een sterk significnt effect vn de behndeling (P < 0.001) terwijl het effect op Coenosi spp. niet duidelijk ws (Figuur 3.2.4.). A. coriri Prsitus spp. Coenosi spp. Mest + klkoenvoer bc Mest + gist b b Klkoenvoer b c gist c bc Mest b Controle 0 10 20 30 0 10 20 Antl / 100 ml 0 10 Figuur 3.2.4: Effect vn mest (ODH), voedsel (gist of klkoenvoer) en hun combintie op het dichtheden vn A. coriri, Prsitus spp. en Coenosi spp. 19

Athet coriri: Het toedienen vn voedsel lleen hd het sterkste stimulerende effect op A. coriri, wrbij gist effectiever ws dn klkoenvoer (Figuur 3.2.4; P < 0.05). Twee weken n het toedienen vn gist werd in de proefvelden een gemiddelde dichtheid gemeten vn 23.9 A. coriri per 100 ml grond ten opzichte vn 0.07 in controles (fctor 358 toenme). In velden met klkoenvoer ws er een gemiddelde dichtheid vn 7.9 A. coriri per 100 ml grond (Figuur 3.2.4.). Het is opvllend dt het toedienen vn enkel voedsel een sterker stimulerend effect hd op de roofkevers dn het toedienen vn dezelfde hoeveelheid voedsel in combintie met een meststof. Mogelijk versterkt de meststof microbiële ctiviteit die de kwliteit vn het voedsel verlgen (fbrk). Het stimulerende effect vn de meststof ODH lleen ws in deze proef kleiner dn in de Proef 1: A. coriri dichtheid in proef 1 ws 7.8 t.o.v. 1.4 in proef 2. Prsitus spp.: lle geteste toevoegingen hebben geresulteerd in significnt hoger dichtheden vn Prsitus spp ten opzichte vn controles (Figuur 3.2.4; P < 0.05). Het sterkste stimulerende effect is gemeten in proefvelden met klkoenvoer (Figuur 3.2.4; P < 0.05), terwijl gist iets lger ws mr niet significnt verschillend. Ook hier leverde de combintie meststof + voer geen verbetering ten opzichte vn voer lleen (Figuur 3.2.4; P < 0.05). Het is belngrijk te reliseren dt de wrnemingen vn A. coriri en Prsitus spp in dezelfde proefvelden gedn zijn, en dus niet volledig onfhnkelijk zijn. Nst het directe effect vn het voedsel en mest op de predtoren kunnen ook onderlinge concurrentie de dichtheden beïnvloeden. Op bsis vn deze resultten is gekozen om gist te gebruiken ls bijvoeding voor A. coriri in de ksproef (Sectie 3.3). 3.3 Ksproef Doelen: 1. Beplen of populties vn A. coriri in het gews in stnd gehouden kunnen worden gedurende een teeltperiode door het nbieden vn bijvoeding (gist). 2. Beplen wt het effect is vn A. coriri op de bestrijding vn trips in snijchrysnt met en zonder bijvoeding. Anpk: Op bsis vn de prktijkproeven werd gist gekozen ls bijvoeding voor A. coriri (Figuur 3.2.4.). Het effect vn A. coriri op de bestrijding vn trips (Frnkliniell occidentlis), met en zonder bijvoeding met gist, werd getest in een ksproef met snijchrysnt in kooien (Tbel 3.3.1.). Populties trips, A. coriri en overige bodemfun werden gedurende 10 weken in deze kooien gevolgd. 3.3.1 Mteril en methode In een ks (144m 2 ) zijn 16 kooien (1x2x2m frme met gs) in 4 rijen gepltst (Figuur 3.3.1.). De ks is verdeeld in vier blokken, ieder met één herhling per behndeling (Figuur 3.3.1.). Rondom de kooien is geen gews geplnt. Het gs vn de kooien is ondern ingegrven (±20 cm diep; Figuur 3.3.2, ), om ontsnpping vn bodeminsecten en mijten te vermijden. De grond in de ks (znd) ws verrijkt met tuinturf om de structuur te verbeteren en om de voor de chrysntenteelt gewenste bemesting te reliseren. Chrysnten zijn geplnt (Euro Speedy, dichtheid conform prktijk) in de kooien en werden ondersteund met gs en beregend middels twee sproeiers (1.5 m hoog) per kooi (Figuur 3.3.2.). Twee weken n de plnting is trips (50 volwssen vrouwtjes per kooi; zelfde hoeveelheid één week lter) en A. coriri uitgezet (behndelingen 3 en 4; 12 volwssenen en 50 lrven per kooi; één week lter weer 17 volwssenen per kooi). In behndelingen 2 en 4 ws gist toegediend in food-spots : per kooi 25 g verdeeld over 4 plekken op de grond (10X10 cm per food-spot). Dezelfde hoeveelheid gist is toegediend om de drie weken op dezelfde food-spots. Insectenkweken: Athet coriri is verzmeld bij hetzelfde chrysntenbedrijf wr de prktijkproeven uitgevoerd zijn (Hrry Wubben Chrysnten, Nootdorp). Trips (F. occidentlis) ws fkomstig vn een kweek bij Wgeningen UR Glstuinbouw op chrysnt. 20

Monitoring: Grondmonsters: om de twee weken is een mengmonster vn (5X100= 500 ml grond per kooi genomen. Monsters werden niet genomen bij de foodspots (behndelingen 2 en 4) mr vn de grond in de rest vn het gews. Alle monsters zijn direct in Tullgren-trechters gepltst onder een lmp (25W) om de grond te drogen en insecten en mijten te extrheren. Één week lter zijn de insecten en mijten geteld onder een stereomicroscoop (X40). Vngplten: Gele vngplten (Horiver) zijn in de kooien op een hoogte vn 50 cm boven het gews gehngen vnf proefweek 2 (één week n de ltste tripsintroductie) en zijn wekelijk vervngen en geteld om de populties vn trips te monitoren. Nr. Behndeling 1 Trips 2 Trips+ gist 3 Trips + A. coriri 4 Trips + gist + A. coriri Oost 2.1 3.2 2.2 4.4 1.1 4.2 1.2 3.4 Zuid 3.1 4.3 3.3 1.4 4.1 1.3 2.3 2.4 noord Ingng West Figuur 3.3.1. In de ksproef uitgevoerde behndelingen, ksplttegrond en één vn de kooienrijen. 21

b c d Figuur 3.3.2. () Ingegrven wnden vn kooi in de ksproef, (b) chrysntengews twee weken n plnting in de kooien, (c) chysntengews met 3 food-spots (gist) en (d) food-spot vn gist in het chrysntengews, direct n de toediening. Het effect vn behndelingen op de dichtheid vn mijten en insecten is bepld met een Generlised Mixed Effects Model, met behndeling ls een fixed effect en block en week ls rndom effects. Prsgewijze vergelijkingen zijn uitgevoerd met een T-toets (P < 0.05). Alle nlyses zijn uitgevoerd met GenStt (16 de editie). 3.3.2 Resultten en discussie Effect gist toediening op A. coriri Op de dichtheden vn A. coriri ws een sterk effect vn de behndeling (Figuur 3.3.3; P < 0.001). In kooien wr A. coriri uitgezet ws zonder toplg, ws geen vestiging vn de roofkevers: l vnf twee weken n introductie zijn geen roofkevers meer wrgenomen (Figuur 3.3.3.). Ps in proefweek 10, n het einde vn de proef, zijn de kevers weer verschenen, wrschijnlijk vnwege infectie vnuit kooien wr A. coriri uitgezet ws met gist (Figuur 3.3.3.). Er wren lichte besmettingen vn A. coriri ook in ndere behndelingen (trips, trips + gist), mr de ntllen bleven beperkt (Figuur 3.3.3.). 22

Wr A. coriri uitgezet ws met gist food-spots, ws wel popultieopbouw vn de roofkever, die zich gedurende degehele proefperiode doorzette (Figuur 3.3.3.). Hoge dichtheden vn A. coriri zijn wrgenomen bij de food-spots l vnf proefweek 2 gedurende de hele proefperiode. Echter ps vnf week 6 is het effect vn bijvoeding op A. coriri dichtheden in het gews zichtbr geworden. Dit heeft geresulteerd in significnt hogere dichtheden vn de roofkever in kooien met gist (P < 0.05). De gemiddelde dichtheid vn A. coriri in het gews (de grond rondom de foodspots ) ws 0.71 per 100 ml grond, wt overeenkomt met een dichtheid vn 355 roofkevers per m 2 (uitgnde vn een grondlg vn 5 cm). In de foodspots, wren volwssen en juveniele A. coriri in hogere dichtheden wrgenomen, met een gemiddelde dichtheid vn 32.25 roofkevers per 100 ml grond. 3 Trips Trips+ gist Antl / 100 ml 2 1 b Trips + A. coriri Trips + gist + A. coriri 0 2 4 6 8 10 Weken n introductie Figuur 3.3.3. Dichtheid vn A. coriri in de loop vn de proef. Behndelingen gemrkeerd met verschillende letters (zie legend) zijn significnt verschillend (P<0.05). Effect gist toediening op bodembewonende roofmijten Behlve A. coriri zijn ook verschillende soorten bodembewonende roofmijten wrgenomen in de grond vn de kooien (Figuur 3.3.4. en 3.3.5). De belngrijkste soorten / gener wren Mcrocheles spp. (wronder M. robustulus), Hypospis culeifer en Lsioseius fimetorum (Figuur 3.3.4.), mr enkele ndere soorten zijn ook in lge ntllen wrgenomen ( overige : Prsitus spp., Proctolelps, Amblyseius brkeri). Op de dichtheden vn bodembewonende roofmijten ws een sterke effect vn de behndeling (Figuur 3.3.4. en 3.3.5; P < 0.001), voorl op die vn Mcrocheles spp en H. culeifer (Figuur 3.3.4.). Gemiddelde roofmijt-dichtheid (ntl / 100 ml grond) in de behndelingen zonder gist ws 0.26. Toediening vn gist food-spots zonder A. coriri resulteerden in een fctor 25 toenme vn bodembewonende roofmijten in het gews (5.6 / 100 ml grond; P < 0.05). In kooien wr gist mét A. coriri toegediend ws, wren de roofmijt dichtheden intermediire (Figuur 3.3.4; 1.89 / 100 ml grond). Zols bij A. coriri ws ook bij de bodembewonende roofmijten het effect vn gist bijvoeding op roofmijt dichtheden in het gews ps vnf week 6 zichtbr (Figuur 3.3.5.), terwijl de roofmijten l eerder in hoge dichtheden wren wrgenomen bij de food-spots. 23

Trips + gist + A. coriri b Hypospis culeifer Mcrocheles spp. Lsioseius fimetorum Trips + A. coriri Overigen Trips+ gist c Trips 0 1 2 3 4 5 6 Antl / 100 ml Figuur 3.3.4. Dichtheid vn bodembewonende roofmijten (gemiddeld over hele proefperiode). Behndelingen gemrkeerd met verschillende letters zijn significnt verschillend (P<0.05). 30 Trips c Trips+ gist Antl / 100 ml 20 10 b Trips + A. coriri Trips + gist + A. coriri 0 2 4 6 8 10 Weken n introductie Figuur 3.3.5. Dichtheid vn bodembewonende roofmijten in de loop vn de proef (lle soorten bij elkr geteld: H. culeifer, Mcrocheles spp., L. fimetorum en overige. Behndelingen gemrkeerd met verschillende letters (zie legend) zijn significnt verschillend (P<0.05). Effect A. coriri en gist toediening op trips Trips-dichtheid in de loop vn de proef is weergegeven in Figuur 3.3.6. Op trips-dichtheid ws een significnt effect vn de behndeling (P = 0.019). Echter de enige behndeling die significnt verschillend ws vn de rest ws die met A. coriri en gist, wr de dichtheid vn trips significnt hoger ws (Figuur 3.3.6; P < 0.05). Dit verschil heeft voorl te mken met een hogere dichtheid vn trips in die behndeling op week 5 - in de rest vn de proefperiode wren tripsdichtheden vergelijkbr tussen de behndelingen (Figuur 3.3.6.). Vrenrouwmuggen (Sciride) hebben erg hoge dichtheden bereikt in lle behndelingen (Figuur 3.3.7.). De dichtheden vn vrenrouwmuggen wren vele mlen hoger dn die vn trips (gemiddeld over hele proefperiode: 148 vs. 28 per vngplt per week). Op de dichtheid vn vrenrouwmuggen ws een significnte effect vn de behndeling (Figuur 3.3.7; P < 0.001). Vrenrouwmug-dichtheid ws hoger in behndelingen met gist food-spots en hebben de hoogste dichtheden bereikt in kooien met gist en A. coriri (Figuur 3.3.7; P < 0.05). 24

Trips ( ntl / vngplt) 120 80 40 b Trips Trips+ gist Trips + A. coriri Trips + gist + A. coriri 0 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Weken n introductie Figuur 3.3.6. Dichtheid vn trips (F. occidentlis) in de loop vn de proef. Behndelingen gemrkeerd met verschillende letters (zie legend) zijn significnt verschillend (P<0.05). Sciride ( ntl / vngplt) 800 600 400 200 b b c Trips Trips+ gist Trips + A. coriri Trips + gist + A. coriri 0 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Weken n introductie Figuur 3.3.7. Dichtheid vn vrenrouwmuggen (Sciride, vermoedelijke Brdysi spp.) in de loop vn de proef. Behndelingen gemrkeerd met verschillende letters (zie legend) zijn significnt verschillend (P<0.05). Deze resultten zijn verrssend: gist toediening resulteert in hogere dichtheden vn bodempredtoren - zowel A. coriri ls bodembewonende roofmijten, zols M. robustulus en H. culeifer, wrvn bekend is dt ze zowel op trips ls op vrenrouwmuggen prederen. Ondnks deze hogere predtoren-dichtheid bereiken zowel trips ls vrenrouwmuggen hogere gemiddelde dichtheden in kooien met gist. Dit lijkt het resultt te zijn vn voedselverzdiging, wrbij de predtoren zich voornmelijk voeden met gist en de prooien lten stn. 25

Op bsis vn theorie verwcht men dt voedselverzdiging vn predtoren door bijvoeding een tijdelijke effect zl zijn. Uiteindelijke zl de overvloed n voedsel leiden tot hogere reproductie vn predtoren. Op een gegeven moment zullen er zoveel predtoren rondlopen, dt de bijvoeding te gering is wrdoor de plgen niet n predtie meer kunnen ontsnppen. Echter, in week 5, wr trips dichtheden duidelijk hoger wren in de kooien met A. coriri en gist, wren de dichtheden vn A. coriri in de grond nog lg. De roofkever-dichtheid ws echter niet overl lg: in week 3 zijn er dichtheden vn 84 kevers / 100 ml gemeten bij de food-spots, t.o.v. 0.06 kevers / 100 ml in de grond rondom de food-spots in week 4. De roofkevers zten nog geconcentreerd in de food-spots. De hoge reproductie vnwege gist bijvoeding leidde tot meer predtoren ps lter in het gews- vnf week 6. Ook bodembewonende roofmijten zijn in hoge dichtheden wrgenomen in week 3 bij de foodspots (gemiddeld 48.5 per 100 ml). Toch wren de dichtheden vn bodembewonnende roofmijten op week 4 lger in de grond rondom food-spots in vergelijking met kooien zonder food-spots (Figuur 3.3.5.). Drdoor zouden tripspoppen in week 4 ontsnpt kunnen zijn n predtie in de grond, wrdoor meer volwssenen op de vngplt terecht kwmen in week 5. Een ndere mogelijke verklring voor een hogere dichtheid vn trips en vrenrouwmuggen in behndelingen met gist dn in controles is dt ze zelf ook gist kunnen eten. Dit zl in lter onderzoek moeten worden getest. In de tweede helft vn de proef nemen predtor dichtheden toe ook in de rest vn het gews rondom food-spots en worden hoger dn bij kooien zonder gist. Toch zien we ook in de tweede helft vn de proef geen verbetering in de bestrijding vn trips. De meest logische verklring is dt predtoren toch hun voorkeur hdden voor gist boven plgen en dt er teveel gist toegediend is om binnen de proefperiode uit de voedselverzdigingsfse te komen. Het is belngrijk om de dosering en toedieningswijze (frequentie, verdeling) vn bijvoeding verder te ontwikkelen in vervolgonderzoek. Het feit dt roofmijt-dichtheid fnm nrmte A. coriri dichtheid toenm (weken 8 en 10) in kooien wr de roofkevers met gist uitgezet werden, getuigt vn competitie tussen de roofkevers en roofmijten met een dominntie vn de roofkevers (Figuur 3.3.3. en 3.3.5). Drentegen het feit dt ondnks besmettingen met A. coriri in kooien met gist (behndeling 2), de roofkevers zich niet hebben kunnen vestigen, verwijst nr dominntie vn de bodem bewonende roofmijten die hoge dichtheden bereikt hebben in die kooien. Al met l, lijkt het erop dt de eersten die de foodspot koloniseren ( resident species ) een dominntie positie hebben. Dit verdient meer ndcht in vervolgonderzoek en biedt mogelijk nknopingspunten voor optimlistie vn de toedieningsmethode om specifieke groepen bodempredtoren te stimuleren. Smenvttend kunnen we concluderen dt gist een effectieve mnier is om A. coriri en verschillende soorten bodembewonende roofmijten bij te voeden en populties te lten ontwikkelen in het gews. Deze predtoren komen lgemeen voor in de chrysntenteelt in Nederlnd en zouden vi bijvoeding een grotere bijdrge kunnen leveren n de bestrijding vn trips. Echter, dit onderzoek lt ook zien dt het vinden vn bijvoeding ps de eerste stp is - effectieve inzet vn bijvoeding om plgbestrijding te verbeteren vrgt om verdere onderzoek nr de juiste dosering en toedieningsmethode. 26

4 litertuur Bennison J, Lole M, Pope T, Mher H, Mulden K & Wtling M (2010) Wht hppens to the predtor Athet coriri when inundtively relesed in the field for biologicl control of cbbge root fly? IOBC/WPRS Bulletin 56: 17-20. Bennison J, Lole M, Pope T, Mulden K, Mher H & Wtling M (2011) Potentil control of cbbge root fly (Deli rdicum) with the predtory stphylinid beetle Athet coriri. IOBC/ WPRS Bulletin 65: 17-21. Bennison J, Mulden K, Mher H & Tomiczek M (2008) Development of grower rering-relese system for Athet coriri, for low cost biologicl control of grounddwelling pest life stges. IOBC/wprs 32. Crney VA, Dimond JC, Murphy GD & Mrshll D (2002) The potentil of Athet coriri Krtz (Coleopter: Stphylinide), s biologicl control gent for use in greenhouse crops. IOBC/wprs Bulletin 25: 37-40. Linden Avd, Grosmn AH, Stij Mvd & Messelink G (2013) Bouwstenen voor tripsbestrijding in chrysnt: Wgeningen UR Glstuinbouw. 27

28

29

30

Projectnummer: 3242143800 PT-nummer: 14684.01