Geïntegreerde bestrijding van plagen in de sierteelt onder glas

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Geïntegreerde bestrijding van plagen in de sierteelt onder glas"

Transcriptie

1 Geïntegreerde estrijding vn plgen in de sierteelt onder gls Een systeemendering met preventieve iologische estrijding ls sis Geren Messelink 1, Ad Lemn 1, Somyyeh Ghsemzdeh 1, Chntl Bloemhrd 1, Rent vn Holstein-Sj 1, Rolnd Vijvererg 1, Kren Muñoz-Cárdens 2 en Pul vn Rijn 2 1. Wgeningen Plnt Reserch, Business Unit Glstuinouw, 2. Universiteit vn Amsterdm Rpport GTB-142

2 Refert De estrijding vn plgen zols in de sierteelt onder gls wordt met het smller wordende pkket vn chemische gewseschermingsmiddelen steeds lstiger. Alterntieve mnieren vn estrijding met iologische middelen of ntuurlijke vijnden iedt perspectief, mr is vk nog onvoldoende rouust en etrouwr. In dit onderzoek is drom gekeken nr diverse mnieren om iologische estrijdingssystemen vn clifornische trips, Echinotrips, wittevlieg en wolluis te vereteren. Drij heen we voorl gekeken nr de ontwikkeling vn preventieve mtregelen die helpen om de vestiging en effectiviteit vn ntuurlijke vijnden te verhogen met toplgen, lterntief voedsel, rtificiële domti en een nkerplntsysteem. Verder is de interctie tussen sluipwespen en roofkevers ij curtieve estrijding vn wolluis estudeerd. Tenslotte is een ntl correctiemiddelen voor trips eoordeeld. Astrct The control of greenhouse pests in ornmentl crops is getting more difficult ecuse of the decresing numer of ville pesticides. Alterntive methods of pest control, sed on iopesticides nd nturl enemies is promising, ut not yet roust nd relile enough. In this project we developed nd evluted severl methods to enhnce the iologicl control of western flower thrips, Echinothrips mericnus, whiteflies nd melyugs. Most studies were focused on preventive control mesures tht promote the estlishment nd efficcy of nturl enemies y using top lyers, lterntive food, rtificil domti nd nker plnt system. Furthermore we studied the interction etween prsitoids nd predtory eetles for curtive control of melyugs. Finlly, numer of (io)pesticides ws evluted for their potentil use s correction tool ginst western flower thrips. Rpportgegevens Rpport GTB-142 Projectnummer: PT nummer: EZ-nummer: BO DOI (doi.lirry@wur.nl): /4783 Dit project/onderzoek is mede tot stnd gekomen door de ijdrge vn het Productschp Tuinouw en het ministerie vn Economische zken (project stnding rmy uit de TKI toeslg). Disclimer 216 Wgeningen Plnt Reserch (instituut innen de rechtspersoon Stichting Wgeningen Reserch), Postus 2, 2665 MV Bleiswijk, Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk, T , F , E glstuinouw@wur.nl, Wgeningen Plnt Reserch. Wgeningen UR Glstuinouw nvrdt geen nsprkelijkheid voor eventuele schde voortvloeiend uit het geruik vn de resultten vn dit onderzoek of de toepssing vn de dviezen. Adresgegevens Wgeningen UR Glstuinouw

3 Inhoud Smenvtting 7 1 Inleiding 9 2 Preventieve inzet vn roofmijten met ehulp vn toplgen in lstroemeri: een prktijktest Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies 16 3 De risico s vn dditioneel voedsel voor de estrijding vn trips Inleiding Mteril en methoden Eileg vn trips en roofmijten op 4 voedselronnen Effect vn stuifmeel op de predtie vn trips Effect vn dditioneel voedsel op de estrijding vn trips in chrysnt Resultten Eileg vn trips en roofmijten op 4 voedselronnen Effect vn stuifmeel op de predtie vn trips Effect vn dditioneel voedsel op de estrijding vn trips in chrysnt Discussie en conclusies 24 4 Effect vn stuifmeel en odemroofmijten op de estrijding vn trips met A. swirskii in roos Inleiding Mteril en methoden Resultten Conclusies 32 5 Strtegie voor inzet vn stuifmeel voor de estrijding vn trips met roofmijten Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies 36 GTB-142 3

4 6 Vergelijking vn Type IV roofmijten gecomineerd met stuifmeel voor de estrijding vn trips in roos Inleiding Mteril en methoden Lortoriumtesten met stuifmeel Ksproef in roos met verschillende roofmijten Ontwikkeling roofmijten ij hoge en lge luchtvochtigheid Resultten Lortoriumtesten met stuifmeel Ksproef in roos met verschillende roofmijten Ontwikkeling roofmijten ij hoge en lge luchtvochtigheid Discussie en conclusies 43 7 Modelvoorspellingen voor geruik vn dditioneel voedsel Inleiding Modelopouw en nnmes Scenrioerekeningen Resultten Rover/prooi-rtio s Effect stuifmeel-kwliteit Stuifmeel versus Artemi Ander type roofmijten Invloed gews (vi de groeisnelheid vn trips) Invloed duur inrengen stuifmeel Discussie en conclusies 54 8 Effecten vn stuifmeel op de estrijding vn Echinothrips met roofmijten Inleiding Mteril en methoden Predtietesten in het lortorium Ksproef met A. swirskii en E. gllicus Ksproef met A. swirskii en E. ovlis Resultten Predtietesten in het lortorium Ksproef met A. swirskii en E. gllicus Ksproef met A. swirskii en E. ovlis Discussie en conclusies 61 9 Alterntieve voedselronnen voor Orius Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies 66 4 GTB-142

5 1 Artificiële domti voor roofmijten Inleiding Mteril en methoden Effect vn domti op roofmijten ij verschillende luchtvochtigheden Selectie vn kunstmtige domti Ksproef met Anthurium en Spthiphyllum Resultten Effect vn domti op roofmijten ij verschillende luchtvochtigheden Selectie vn kunstmtige domti Ksproef met Anthurium en Spthiphylum Discussie en conclusies Een nkerplntsysteem voor Delphstus tegen wittevlieg Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies Curtieve estrijding vn wolluis met sluipwespen en roofkevers Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies Evlutie vn correctiemiddelen tegen trips Inleiding Mteril en methoden Resultten Discussie en conclusies Anevelingen 89 Litertuur 91 GTB-142 5

6 6 GTB-142

7 Smenvtting De estrijding vn plgen in de sierteelt onder gls wordt door de verminderde eschikrheid vn effectieve chemische gewseschermingsmiddelen steeds lstiger. Alterntieve mnieren vn estrijding met iologische middelen of ntuurlijke vijnden iedt perspectief, mr is vk nog onvoldoende rouust en etrouwr. In dit onderzoek is drom gekeken nr diverse mnieren om iologische estrijdingssystemen vn clifornische trips, Echinotrips, wittevlieg en wolluis te vereteren. Drij heen we voorl gekeken nr de ontwikkeling vn preventieve mtregelen die helpen om de vestiging en effectiviteit vn ntuurlijke vijnden te verhogen met toplgen, lterntief voedsel, rtificiële domti en een nkerplntsysteem. Het idee is drij om de rouustheid vn iologische estrijding te verhogen door de permnente vestiging en hoge dichtheden vn ntuurlijke vijnden, ook wel het stnding-rmy-principe genoemd. Verder is de interctie tussen sluipwespen en roofkevers ij curtieve estrijding vn wolluis estudeerd. Tenslotte is een ntl correctiemiddelen voor trips eoordeeld. Het nrengen vn een toplg vn zemelen en gist in lstroemeri kon over een periode vn 1 weken de dichtheden vn roofmijten in de odem verhogen. Echter, in tegenstelling tot eerdere proeven met toplgen, werd er géén verhoogde dichtheid vn Neoseiulus cucumeris in de odem of in het gews gevonden. De strooisellgen werden volledig gedomineerd door spontn voorkomende odemroofmijten, wrvn c. 9 procent ehoorde tot de soort Lsioseius fimetorum. Blijkr kunnen de toplgen dus niet voor een lnge periode de N. cucumeris ondersteunen ls er ook odemroofmijten voorkomen die de kleinere N. cucumeris wegconcurreren. Wt hiervn de gevolgen voor de estrijding vn trips zijn is niet duidelijk, mr het is nnemelijk dt 3 tot 5 keer zo hoge dichtheden vn odemroofmijten gunstig is voor de estrijding vn tripspoppen in de odem. Een ndere mnier om roofmijten in het gews te ondersteunen is het nrengen vn voedsel op de plnten. Het risico hiervn is dt dit lterntieve voedsel de roofmijten kn fleiden vn de te estrijden plg en dt het ook een voedselron is voor clifornische trips. In lortoriumstudies heen we inderdd lten zien dt de eileg vn trips gemiddeld 3x zo hoog is in nwezigheid vn stuifmeel en Ephesti-eieren dn op chrysntenld zonder deze voedselronnen en dt tegelijkertijd de hoeveelheid tripslrven die roofmijten per dg eten, werd gehlveerd door de nwezigheid vn stuifmeel. De verwchting ws dn ook dt ij een reltief lge roofmijtintroductie en hoge tripsdichtheid het voedsel zou leiden tot verhoogde tripsdichtheden. Deze trend ws ook duidelijk wrneemr in de ksproef met chrysnt, mr door de snelle popultiegroei vn roofmijten in nwezigheid vn het dditionele voedsel leidde dit l n 3 weken in een vereterde estrijding vn trips. De este resultten werden ehld met lisdoddestuifmeel, terwijl deze voedselron ook de hoogste eileg gf ij trips. Dit suggereert dt de voedingswrde voor trips uiteindelijk niet zo elngrijk is, mr dt de voedingswrde voor roofmijten veel eplender is voor het resultt vn de estrijding. De strtegie vn het ijvoeren vn roofmijten met stuifmeel is verder onderzocht in een serie ksproeven met verschillende roofmijtsoorten in roos. Het toevoegen vn lisdoddestuifmeel n de roofmijt Amlyseius swirskii gf een nzienlijke veretering vn de estrijding vn trips ten opzichte vn ehndelingen zonder stuifmeel. Ook leek dt het eter is om door te gn met het wekelijks ijvoeren vn de roofmijt A. swirskii in het gews op het moment dt trips komt opzetten, tenzij de tripsdruk erg hoog is en de roofmijtntllen erg lg zijn. Doorgn met ijvoeren resulteerde in een meer stiele en verhoogde roofmijtdichtheid en tot een vereterde estrijding vn trips. Bodemroofmijten kunnen gecomineerd met een toplg worden toegevoegd n ehndelingen met A. swirskii, mr de ijdrge n de estrijding vn trips met A. swirskii in comintie met stuifmeel ws eperkt. Zonder toepssing vn stuifmeel ws de toegevoegde wrde groter. Nst A. swirskii is het effect vn stuifmeel op verschillende zogenmde Type IV roofmijten getest. De soorten Iphiseius degenerns, Euseius ovlis, Euseius gllicus en Euseius stipultus konden zich eter op stuifmeel ontwikkelen dn de generlistische roofmijt (Type III) A. swirskii. In een ksproef op roos werden gedurende de hele proefperiode de hoogste popultiedichtheden ereikt ij de roofmijten E. ovlis en I. degenerns, mr voorl E. ovlis viel op door de extreem hoge dichtheden in de ltste weken. Echter de este estrijding werd ehld met I. degenerns. Een onedoelde hittepiek heeft mogelijk effect gehd op de resultten. Het is ekend dt deze roofmijt reltief goed estnd is tegen lge luchtvochtigheden. GTB-142 7

8 Een klimtcelproef ij verschillende luchtvochtigheden liet zien dt deze roofmijt net ls I. degenerns redelijk goed estnd is tegen lge luchtvochtigheden. Dt kn verklren dt deze roofmijt zich ook eter vestigde dn ijvooreeld E. gllicus, terwijl op sis vn de eilegtesten er juist een hoge dichtheid vn E. gllicus te verwchten ws. Ansluitend op de verschillende ksproeven met lterntief voedsel zijn modelerekeningen uitgevoerd om verschillende scenrio s vn ijvoeren door te rekenen. Op sis drvn kunnen we concluderen dt de voedingswrde vn het lterntief voedsel voor roofmijten elngrijker is dn die voor trips. Zelfs stuifmeel dt reltief gunstig is voor trips kn nog steeds de tripsestrijding vereteren. Een ndere elngrijke conclusies ws dt roofmijten die zich sneller op stuifmeel ontwikkelen dn A. swirskii, mr tegelijkertijd minder trips per individu consumeren, tijdelijk een hogere tripsdichtheid geven, mr op iets lngere termijn tot een evengoed of eter estrijdingsresultt leiden. Nst clifornische trips is de inzet vn stuifmeel ook gunstig voor de estrijding vn Echinothrips. Deze trips lijkt zelf niet te eten vn het stuifmeel, wrdoor er geen risico is vn verhoogde tripsdichtheden door het lterntieve voedsel. De roofmijt A. swirskii gf een etere estrijding vn Echinothrips in nwezigheid vn stuifmeel dn zonder stuifmeel. Op sis vn de predtietesten in het lortorium lijkt Amlydromlus limonicus de meest geschikte roofmijt te zijn voor de estrijding vn trips. Drnst gf ook E. ovlis een goede estrijding en een ijkomstig voordeel vn deze roofmijt is de snelle ontwikkeling op stuifmeel. De roofmijt E. gllicus consumeerde nuwelijks Echinothrips en gf op plnten geen estrijding vn Echinothrips, zelfs niet ij zeer hoge dichtheden door het ijvoeren met stuifmeel. Al met l lijft de inzet vn roofmijten dus mtwerk en is het resultt fhnkelijk vn de nwezige plgen, het type gews, het teeltklimt en keuze om wel of geen stuifmeel toe te dienen. Nst roofmijten kunnen ook ndere iologische estrijders ondersteund worden met voedsel. De levensduur vn de roofwnts Orius levigtus kon goed verlengd worden met prooimijten en ijenpollen en de specilistische wittevliegpredtor Delphstus ctline kon zich prim ontwikkelen op een niet-schdelijke wittevliegsoort die geruikt kn worden in een nkerplntsysteem. Ntuurlijke vijnden heen voor een goede vestiging in gewssen niet lleen ehoefte n voedsel, mr ook n schuilplekken en geschikte plekken om hun eieren f te zetten. Voor roofmijten zijn domti erg elngrijk. Ntuurlijke domti leken een nzienlijk effect te heen op de overleving vn de roofmijt A. swirskii ij een reltieve luchtvochtigheid vn 64%. Bij deze wrde werden meer dn 2x zoveel nkomelingen gevonden op lderen met domti dn zonder domti. Bij hoge luchtvochtigheden ws dit voordeel er niet, wt suggereert dt de domti lokl zorgen voor een eter microklimt, wrdoor er minder sterfte is vn de gevoelige roofmijtstdi. Bij een extreem lge luchtvochtigheid werkten de domti niet meer en werd er geen hogere overleving vn roofmijten gevonden. In een proef met potplnten vereterde de vestiging vn roofmijten wnneer kunstmtige domti (jutetouw en gierstkf) werden toegevoegd n de plnten. Bij de inzet vn meerdere soorten estrijders is het ook elngrijk om te weten of er verstorende intercties zijn tussen de ntuurlijke vijnden. Uit ons onderzoek werd duidelijk dt de wolluiskever Cryptolemus montrouzieri de effectiviteit vn de sluipwesp Angyrus pseudococci in kooien kn verminderen. Verder onderzoek zou zich kunnen richten op het uitwerken en ontwikkelen vn nieuwe methoden om tot een stnding rmy vn estrijders te komen in ksteelten, wrij gelet moet worden op intercties tussen estrijders. Verder is het n te evelen om de selectie vn nieuwe iologische estrijders te doen op sis vn de prestties met lterntieve voedselronnen. Ook kn het type ntuurlijke vijnden vernderen op sis vn deze stndingrmy-endering. De selectie zl meer verschuiven vn specilistische ntuurlijke vijnden nr generlistische of omnivore predtoren die zich goed kunnen hndhven op lterntieve voedselronnen, wrdoor preventieve inzet eter gereliseerd kn worden. Tot slot, iologische estrijding zl gecomineerd moeten worden met plntweerrheid en selectieve correctiemiddelen. Met nme de ontwikkeling vn weerre plnten is een uitdgende, mr knsrijke richting wrij nog veel onderzoek en ontwikkeling nodig is. Er liggen ijvooreeld knsen om endofytische schimmels en cteriën en microiologische gemeenschppen in het wortelmilieu in te zetten om plnten weerrder te mken tegen plgen (en ziekten) en om dit te integreren met iologische estrijders op het gews. De comintie vn deze mtregelen kn leiden tot rouuste en weerre teeltsystemen die in de toekomst minder fhnkelijk zijn vn inzet vn chemische gewseschermingsmiddelen. 8 GTB-142

9 1 Inleiding In de sierteelt onder gls zijn trips, wittevlieg, wol- en schildluis de meest lstig te estrijden plgen (Messelink 214). Het pkket chemische middelen voor deze plgen is de ltste jren steeds kleiner geworden. Bovendien werken sommige middelen niet goed meer door resistentieontwikkeling ij de plg (voorl ij trips). Tenslotte is het ntl toepssingen vn de huidige toegestne middelen sterk eperkt met de heretikettering vn lle gewseschermingsmiddelen. Het is dus vn groot elng om n lterntieven voor chemische estrijding te werken. Door integrtie vn verschillende mtregelen wordt de estrijding rouuster en is de fhnkelijkheid vn chemische middelen minder groot. Binnen de koepel PPS (puliek-privte smenwerking) vn de topsector Tuinouw & Uitgngsmterilen wordt een geïntegreerde npk eschreven. Deze estt uit 4 onderzoekslijnen, te weten 1) weerr gews, 2) rouuste weerre teeltsystemen, 3) slimme en innovtieve technologieën en 4) effectief en duurzm middelenpkket (Figuur 1.1). Bij de plgestrijding ontreekt tot nu toe n voldoende effectieve preventieve mtregelen die gewssen weerr mken tegen plgen. Een veelelovende methode om die weerrheid te verhogen is de inzet vn generlistische ntuurlijke vijnden die zich permnent vestigen in een gews (een stnding rmy ) doordt ze zich ook kunnen voeden met lterntieve prooien of lterntief voedsel zols stuifmeel en plntensp. Dit kunnen roofwntsen zijn vn de fmilie Miride en Anthocoride en roofmijten (Type III en IV). De vestiging en popultiegroei kn ij deze generlisten ondersteund worden met lterntief of dditioneel voedsel. Nst de preventieve iologische estrijding, kunnen ntuurlijke vijnden ook curtief worden ingezet. Dit geeurt vk met specilistische ntuurlijke vijnden die snel kunnen regeren op een plguitrk. Ook ij deze mnier vn estrijding is er ehoefte om de werking vn deze estrijders te vereteren. Nst de preventieve en curtieve estrijding met ntuurlijke vijnden is er grote ehoefte n integreerre en effectieve correctiemiddelen. Doordt er vk meerdere plgen (en ziekten) nwezig zijn in een gews is het vn groot elng middelen te kunnen inzetten die de estrijding vn ndere plgen en ziekten niet verstoord door ongewenste neveneffecten. Bovendien heen iologische estrijders vk mr een eperkt effect, wrdoor het zeer wenselijk is om correctiemiddelen te heen die nvullend en integreerr zijn. Figuur 1.1 Pijlers vn de koepel PPS het nieuwe doen in plntgezondheid. GTB-142 9

10 In dit project is getrcht de geïntegreerde estrijding in de sierteelt verder te ontwikkelen door te werken n 3 onderzoeksvelden:. Preventieve iologische estrijding met een stnding rmy vn ntuurlijke vijnden.. Curtieve iologische estrijding. c. Integreerre middelen. Onderzoek voor onderdeel A, Preventieve iologische estrijding ws gericht op: Preventieve inzet vn roofmijten met ehulp vn toplgen in lstroemeri. Screening vn verschillende voedselronnen voor roofmijten in chrysnt. Preventieve inzet vn roofmijten in roos met inzet vn stuifmeel. Vergelijking vn Type IV roofmijten in roos. Preventieve estrijding vn Echinothrips met roofmijten. Screening vn voedselronnen op geschiktheid voor verlengde eileg vn Orius in chrysnt. Testen vn rtificiële domti voor roofmijten in potplnten. Testen vn lterntieven prooien voor een nkerplntsysteem met Delphstus tegen wittevlieg. Voor onderdeel B curtieve iologische estrijding is een ksproef in roos met de roofkever Cryptolemus montrouzieri en de sluipwesp Angyrus pseudococci uitgevoerd om te eplen of er ntgonistische of dditieve effecten zijn ij de estrijding vn citruswolluis. Voor onderdeel C "Integreerre middelen" zijn verschillende middelen getest tegen de clifornische trips in chrysnt. Dit onderzoek is tot stnd gekomen door finnciering vn het productschp tuinouw (project 14977: Geïntegreerde estrijding vn plgen in de sierteelt onder gls) en het ministerie vn economische zken (Topsector project BO , Stnding Army ). 1 GTB-142

11 2 Preventieve inzet vn roofmijten met ehulp vn toplgen in lstroemeri: een prktijktest 2.1 Inleiding Voorfgnd n dit project is een ntl experimenten gedn met toplgen estnde uit zemelen, gist, rk en schimmel-etende mijten (Grosmn et l. 214). Dezen toplgen lijken niet lleen odempredtoren, mr ook roofmijten in het gews te kunnen voorzien vn voedsel. Blijkr migreren deze roofmijten heen en weer tussen de odem en de plnt. Deze mnier vn voedselvoorziening is ijzonder interessnt voor gewssen wr roofmijten zich moeilijk vestigen. In lstroemeri toen mooie resultten ehld: trips werd eter estreden in vkken met een toplg dn in vkken zonder zo n toplg. De roofmijt Neoseiulus cucumeris presteerde drij eter dn Amlyseius swirskii. Het onderzoek vond toen plts in een periode vn 8 weken. In dit onderzoek is gekeken of toplgen ook over een lnger periode kunnen ijdrgen n de vestiging vn roofmijten in het gews. Het onderzoek is uitgevoerd op een prktijkedrijf met kokos ls teeltsustrt. 2.2 Mteril en methoden Bij lstroemeriteler Gert vn Dlen in Brkel zijn in week 11 en 12 vn 215 ij de nplnting vn 5 nieuwe kppen vn elk 3 m 2 met lstroemeri (cv Intenze Pink, 4plnten/m 2 ) op kokossustrt (6% fijne kokos, 4% kokosvezels) de volgende ehndelingen ngercht: Kp 1: txuskevercompost (met BIO12):.5 cm lg Kp 2: groencompost,.5 cm lg Kp 3: osstrooisel, 1.5 cm lg Kp 4: volvelds zemelen en gist, 1.5 cm lg Kp 5: zemelen en gist ij rnden, 2 cm ij de rnden Figuur 2.1 geeft het eeld weer vn de strooisellgen kort n het nrengen. De zemelen werden gemixt met kkersgist in een gewichtsverhouding vn 4:1. Ieder kp estond uit 5 edden vn.5*37m, dus een netto oppervlkte vn 92 m 2. In week 13 is de roofmijt Neoseiulus cucumeris in lle edden ingezet in een dichtheid vn 5/m 2. Bij het uitstrooien is er voor gezorgd dt er gemiddeld 4x zoveel voermijten ls roofmijten nwezig wren. De voermijt ws in dit gevl Tyrophgus putrescentie. N het toevoegen vn de roofmijten werden de edden fgedekt met een lg styromull. De inzet vn roofmijten werd herhld in week 2. Vervolgens is ieder 4 weken 1 kweekzkje met N. cucumeris per 5m 2 opgehngen, wt neerkomt op ongeveer 2 roofmijten/m 2. In week 24 is vervolgens ij iedere strooisellg de odemfun genlyseerd door per ehndeling 3 monsters vn elk 5 ml te nemen. Een monster vn 5 ml ws het smenvoegsel vn 8 deelmonsters vn 6-7 ml vn willekeurig gekozen plekken uit de strooisellg (onder het de styromull). De nwezige springstrten en mijten werden geëxtrheerd met Tullgren-pprt en vervolgens geïdentificeerd onder een microscoop. Vn de volwssen roofmijten zijn preprten gemkt voor determinties tot op soortniveu. Om een indruk te krijgen vn de tripsdichtheid per kp is vn week 23 tot en met 27 ij iedere kp het ntl tripsen per 1 vngplten geteld (Figuur 2.2). De tripsen op de vngplten zijn niet gedetermineerd, mr op het edrijf kwm zowel de tkstrips ls de clifornische trips voor. Drnst zijn in ieder kp tkken geplukt om te het ntl trips en roofmijten per tk te eoordelen. Er is emonsterd op 1 juni en 26 ugustus. Per vk 1 tkken en in 3 herhlingen, dus 3 tkken per ehndeling. GTB

12 Figuur 2.1 Verschillende strooiselehndelingen ij een nieuwe teelt vn lstroemeri met vn links een strookehndeling vn zemelen, in het midden een volveldse strooisellg vn zemelen en rechts osstrooisel. Figuur 2.2 Volgroeid lstroemeri-gews in de kppen met strooisellgen met vngplten voor het tellen vn de tripsdichtheden. 12 GTB-142

13 2.3 Resultten De tripsdichtheden wren reltief lg n het egin vn de teelt, mr nmen eind juni en egin juli geleidelijk toe in lle vkken (Figuur 2.3). Angezien de proef geen echte herhlingen hd en de vkken niet fysiek gescheiden wren, kn weinig gezegd worden over de effecten op trips. De vngplttellingen lten wel een trend zien vn de lgste tripsdichtheden in de kp met volveldse ehndeling vn zemelen. In week 27 is dt effect echter verdwenen en liggen de dichtheden in lle kppen dicht ij elkr. De odemfun-nlyses geven n dt er duidelijke verschillen zijn tussen de ehndelingen. De ntllen oritide (mosmijten) en stigmt (schimmeletende mijten, wronder T. putrescentie) zijn eduidend hoger in de ehndelingen met zemelen dn in de ndere strooisellgehndelingen (Figuur 2.4). De verschillen wren het meest duidelijk voor de groep vn roofmijten. Het ntl roofmijten in de zemelehndelingen ws gemiddeld 3 tot 5 keer zo hoog ls in de ndere ehndelingen. Of drij de zemelen volvelds of in stroken ws ngercht, mkte niet zoveel uit. De meest dominnte roofmijt in deze ehndelingen ws Lsioseus fimetorum (Figuur 2.5), een reltief kleine odemroofmijt die zich ook met tripspoppen kn voeden (Enkegrd & Brodsgrd 2). De uitgezette roofmijt N. cucumeris werd mr een enkele keer teruggevonden in de odem. Verder werd een ntl wt grotere roofmijten gevonden wrvn ook ekend is dt ze zich met tripspoppen voeden, zols Strtiolelps scimitus, Geolelps culeifer en Mcrocheles roustulus (Figuur 2.5). Bij het eoordelen vn de tkken werden géén trips of roofmijten wrgenomen. tripsdichtheid (#/ 1 plten) txuskevercompost groencompost osstrooisel volvelds zemelen zemelen in rnden Tijd (weken) Figuur 2.3 Wekelijkse vngsten vn trips per 1 vngplten ij 5 kppen met verschillende strooiselehndelingen in lstroemeri. GTB

14 dichtheid (#/ 5 ml) txuskevercompost groencompost osstrooisel volvelds zemelen zemelen in rnden 4 2 roofmijten Astigmt Oritide Collemol Figuur 2.4 Gemiddelde dichtheden vn collemol en mijten per 5 ml strooisellg in lstroemeri in week 24. txuskevercompost (n=8) Neoseiulus cucumeris Lsioseius fimetorum Ameroseius sp. Prsitus sp. Hypospis sp. Geolelps culeifer Strtiolelps scimitus Mcrocheles roustulus % % 13% % 25% 25% 12% 25% groencompost (n= 36) Neoseiulus cucumeris Lsioseius fimetorum Ameroseius sp. Prsitus sp. Hypospis sp. Geolelps culeifer Strtiolelps scimitus Mcrocheles roustulus % 8% % 31% 58% 3% % % 14 GTB-142

15 osstrooisel (n= 18) Neoseiulus cucumeris Lsioseius fimetorum Ameroseius sp. Prsitus sp. Hypospis sp. Geolelps culeifer Strtiolelps scimitus Mcrocheles roustulus 6% % % % 22% % 72% volveldszemelen (n = 175) Neoseiulus cucumeris Lsioseius fimetorum Ameroseius sp. Prsitus sp. Hypospis sp. Geolelps culeifer Strtiolelps scimitus Mcrocheles roustulus % % 2% % % 9% 89% zemelen rnden (n = 133) Neoseiulus cucumeris Lsioseius fimetorum Ameroseius sp. Prsitus sp. Hypospis sp. Geolelps culeifer Strtiolelps scimitus Mcrocheles roustulus 4% 1%3% %% % % 92% Figuur 2.5 Reltieve dichtheid vn verschillende soorten odemroofmijten in 5 verschillende strooisellgen in lstroemeri in week 24. GTB

16 2.4 Discussie en conclusies Deze prktijkproef lt duidelijk zien dt het nrengen vn een toplg vn zemelen en gist over een periode vn 1 weken de dichtheden vn roofmijten in de odem kn verhogen. Echter, in tegenstelling tot eerdere proeven met toplgen, werd er géén verhoogde dichtheid vn N. cucumeris in de odem of in het gews gevonden. Sterker nog, deze roofmijt ws nuwelijks terug te vinden. De strooisellgen werden volledig gedomineerd door spontn voorkomende odemroofmijten, wrvn c. 9 procent ehoorde tot de soort L. fimetorum. Blijkr kunnen de toplgen dus niet voor een lnge periode de N. cucumeris ondersteunen ls er ook odemroofmijten voorkomen die de kleinere N. cucumeris wegconcurreren l dn niet gecomineerd met intrguild predtie. Wt hiervn de gevolgen voor de estrijding vn trips zijn is niet duidelijk, mr het is nnemelijk dt 3 tot 5 keer zo hoge dichtheden vn odemroofmijten gunstig is voor de estrijding vn tripspoppen in de odem. Een knttekening ij deze methode is dt niet uitgesloten kn worden dt de voermijt T. puterscentie in sommige gevllen ook gewsschde kn geven. Het is ijvooreeld ekend dt ze dit kunnen doen ij jonge komkommerplnten. Jonge lstroemeri-plnten zouden hier ook vtr voor kunnen zijn. Om dit potentiële risico te vermijden kn gekozen worden om met ndere voermijten te werken zols Crpoglyphus lctis of Acrus siro. Smenvttend kunnen we concluderen dt toplgen op de korte termijn de estrijding vn trips met N. cucumeris kunnen vereteren (eerder werk Grosmn et l. (214)), mr dt op de lngere termijn (>1 weken) de kns groot is dt de toplgen worden overgenomen door odemroofmijten, die op hun eurt ook kunnen ijdrgen n de estrijding vn tripspoppen in de odem. 16 GTB-142

17 3 De risico s vn dditioneel voedsel voor de estrijding vn trips 3.1 Inleiding De ijvoeren vn populties ntuurlijke vijnden in teeltsystemen heeft de ltste jren steeds meer ndcht gekregen (Wde et l. 28; Messelink et l. 214). Dit is voorl een goede methode om generlistische predtoren vroegtijdig te lten vestigen wnneer plgen nog niet, of in zeer lge dichtheden nwezig zijn. Er is echter ook een risico veronden n de inzet vn lterntief voedsel. Ten eerste kn het de predtoren verzdigen en fhouden vn de te estrijden plg. Dit zijn vk korte termijn effecten die op de lnge termijn weer worden goed gemkt door de verhoogde dichtheden vn de rovers. Een nder risico is dt de voedselron zelf ook eetr is voor de plg. Dit is l snel het gevl ij de clifornische trips, Frnkliniell occidentlis. Deze trips is eigenlijk een omnivoor en eet niet lleen vn de plnt, mr ook vn dierlijke prooien (zols spint, wittevlieg en roofmijteieren) (Trichilo & Leigh 1986; Frji et l. 22; vn Mnen et l. 212). Het lijkt drom verstndig om voedselronnen te selecteren met een zo hoog mogelijke voedingswrde voor de predtor en een zo lg mogelijke voedingswrde voor trips. In deze studie heen we een ntl voedselronnen vergeleken voor de roofmijt Amlyseius swirskii en de clifornische trips. Drij zijn de volgende zken onderzocht: 1. De eileg vn de roofmijt en trips op deze voedselronnen. 2. Het effect vn voedsel op de dgelijkse predtie vn trips. 3. Effect vn voedsel op de estrijding vn trips ij verschillende rtio s vn roofmijt-trips. 3.2 Mteril en methoden Eileg vn trips en roofmijten op 4 voedselronnen Voor dit onderzoek zijn 4 voedselronnen geselecteerd: 1) stuifmeel vn de grote lisdodde 2) suikermispollen, 3) meelmoteieren (Ephesti) en 4) Artemi-cysten. Het stuifmeel ws 1 mnden oud en opgeslgen in de vriezer ij -2 C. De Ephesti-eieren wren fkomstig vn Bioest en de Artemi vn Smulders wholesle (Artemi quick HS qu). De eileg vn A. swirskii vrouwtjes is uitgevoerd op pprikldponsen met een dimeter vn 2.5 cm op met wter verzdigd ktoen. Per voedselron zijn 2 jonge roofmijtvrouwtjes fzonderlijk getest. De eileg werd gemeten gedurende 3 dgen, wrij de eileg vn de eerste dg werd weggelten om de invloed vn het kweekdieet te kunnen uitsluiten. De eileg vn tripsvrouwtjes met en zonder lterntief voedsel is gemeten op chrysntenlderen (cv Euro White) op wtergr in met insectengs fsluitre plstic kjes vn 5 ij 6 cm. Iedere 3 dgen werd een het vrouwtje overgepltst nr een nieuw kje met een nieuw ld. N 1 week werd het ntl uitgekomen lrven per ld eoordeeld. De eileg werd gedurende 15 dgen gemeten. Totl wren er 12 herhlingen per ehndeling. Alle testen met roofmijten en trips zijn uitgevoerd in een klimtkst ij 25 C, 7% RV en 16 uur licht per dg Effect vn stuifmeel op de predtie vn trips In het lortorium is eoordeeld wt het effect vn lisdoddestuifmeel is op de dgelijkse predtie vn trips door A. swirskii. Dit is uitgevoerd in klein plstic cupjes vn 25 ml met drin een lgje wtergr met een pprikldpons met een dimeter vn 3 cm. Per kje werden 8 L1 lrven vn trips ngercht, 4 mg lisdoddestuifmeel of de comintie. Per ehndeling zijn 1 herhlingen ingezet. De predtie vn trips en de eileg vn roofmijten werd gedurende 3 dgen dgelijks eoordeeld, wrij de mijten ook dgelijks op een nieuwe ldpons zijn gepltst met weer de zelfde ehndelingen. De proef is uitgevoerd onder dezelfde condities ls de vorige eilegproef. GTB

18 3.2.3 Effect vn dditioneel voedsel op de estrijding vn trips in chrysnt De invloed vn dditioneel voedsel op de estrijding vn trips is getest op niet-loeiende chrysntenplnten (cv Eurowhite) op 3 teelttfels in een ksfdeling vn 24 m 2. De experimentele eenheid estond uit een 36-cmdimeter pot met veen en één chrysntenplnt fkomstig vn 6 chrysntenstekken. Ieder pot ws fgedekt met een cilindervormige plexigls insectenkooi (Figuur 3.1). De estrijding vn trips met roofmijten is getest ij lge en hoge (1 en 5 vrouwtjes/pot) introductiedichtheid vn roofmijten. Totl wren er de volgende 9 ehndelingen in 4 herhlingen:. Onehndeld (lleen trips).. Lge dichtheid A. swirskii (1 vrouwtjes). c. Hoge dichtheid A. swirskii (5 vrouwtjes). d. Lisdoddestuifmeel + roofmijten lg. e. Lisdoddestuifmeel + roofmijten hoog. f. Misstuifmeel + roofmijten lg. g. Misstuifmeel + roofmijten hoog. h. Ephesti-eieren + roofmijten lg. i. Ephesti-eieren + roofmijten hoog. Trips werd twee keer geïntroduceerd met een intervl vn een week in een dichtheid vn 5 tripsvrouwtjes per kooi. Roofmijten zijn eenmlig ingezet op dezelfde dg ls de tweede tripsintroductie. De verschillende voedselronnen zijn kort drn ngercht door per plnt.125 grm met een kwst gelijkmtig te verdelen over de lderen. N twee weken is dit herhld. De trips- en roofmijtdichtheden zijn vervolgens gedurende 8 weken wekelijks gevolgd door 12 lderen per plnt te plukken en te eoordelen onder een inoculir. Direct n deze eoordeling werden de lderen weer teruggepltst in de kooien. De gemiddelde kstempertuur tijdens het experiment ws 2.2 C en de luchtvochtigheid 68%. In de kooien ws de luchtvochtigheid wrschijnlijk iets hoger. Figuur 3.1 Opzet ksproef met chrysntenplnten in insectenkooien voor het testen vn het effect vn lterntief voedsel op de estrijding vn trips. 18 GTB-142

19 3.3 Resultten Eileg vn trips en roofmijten op 4 voedselronnen De twee soorten stuifmeel en Ephesti-eieren zijn voor zowel A. swirskii ls voor clifornische trips een goede voedselron (F. 3.2 en 3.3). Gemiddeld ws de eileg vn trips op chrysntenld met deze voedselronnen 3x zo hoog ten opzichte vn de eileg op chrysntenld zonder deze voedselronnen (Figuur 3.3). Artemicysten ws voor zowel de roofmijten ls trips géén geschikte voedselron. Lisdoddestuifmeel geeft ij zowel roofmijten ls trips de hoogste eileg A A A dg 2 dg 3 Dgelijkse eileg B c lisdoddestuifmeel misstuifmeel Ephesti-eieren Artemicysten Figuur 3.2 Gemiddeld ntl eieren dt per roofmijtvrouwtje vn A. swirskii gelegd wordt ij verschillende diëten. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen per dg weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). GTB

20 Dgelijkse eileg Figuur 3.3 Gemiddelde dgelijkse eileg vn de clifornische trips, Frnkliniell occidentlis, op chrysntenld of chrysntenld met dditionele voedselronnen. De eileg is een gemiddelde gemeten gedurende 16 dgen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen (LSD-test n ANOVA, p<.5) Effect vn stuifmeel op de predtie vn trips Op dg twee is er nog geen effect vn stuifmeel op de dgelijks hoeveel trips die A. swirskii roofmijtvrouwtjes eten, mr op dg 3 ws de predtiesnelheid gehlveerd (Figuur 3.4). Antl gepredeerde tripslrven trips trips + stuifmeel *.5. dg 2 dy 3 Figuur 3.4 Gemiddeld ntl tripslrven (L1) dt per dg door Amlyseius swirskii vrouwtjes wordt gegeten op lderen met en zonder lisdoddestuifmeel. Op dg 3 ws er een significnt verschil tussen de twee ehndelingen (ANOVA, p<.5). 2 GTB-142

21 3.3.3 Effect vn dditioneel voedsel op de estrijding vn trips in chrysnt Bij lle drie de voedselronnen werden significnt hogere roofmijtdichtheden gevonden ten opzichte vn de ehndeling met lleen trips (Figuur 3.5). De dichtheden ij lisdoddestuifmeel wren drij significnt hoger dn ij misstuifmeel en Ephesti-eieren. Twee weken n het toedienen vn het voedsel is ij zowel de lge ls hoge roofmijtdichtheid een fnme vn roofmijten te zien c trips trips + Lisdoddestuifmeel trips + misstuifmeel trips + Ephesti-eieren A Roofmijtdichtheid Tijd (weken) Roofmijtdichtheid trips trips + Lisdoddestuifmeel trips + misstuifmeel trips + Ephesti-eieren B.5 c Tijd (weken) Figuur 3.5 Popultieontwikkeling vn de roofmijt Amlyseius swirskii op chrysnt ij een lge (A) en hoge (B) inzetdichtheid (1 versus 5/plnt). Dichtheden representeren het gemiddeld ntl moiele stdi vn roofmijten per ld. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). GTB

22 De verschillen in roofmijtdichtheden hdden een nzienlijk effect op de estrijding vn trips. Bij lle voedselronnen werd uiteindelijk een significnt etere estrijding vn trips ehld dn ij de ehndeling met lleen roofmijten (Tel 3.1 en Figuur 3.6). In de eerste week is er een duidelijke trend vn hogere tripsdichtheden ij de ehndelingen met lterntief voedsel gecomineerd met een lge strtdichtheid vn roofmijten, mr de verschillen wren niet significnt (Tel 3.1, Figuur 3.6). Deze trend ws in de tweede week niet meer nwezig en vnf de derde week ws het tegenovergestelde te zien: juist lgere tripsdichtheden ij de ehndelingen met voedsel (Tel 3.1, Figuur 3.6). Tel 3.1 Gemiddelde dichtheden (±SE) per 12 lderen vn de clifornische trips Frnkliniell occidentlis gedurende 3 tijdsperioden op chrysntenld met een lge en hoge inzetdichtheid vn de roofmijt Amlyseius swirskii l dn niet ngevuld met de dditionele voedselronnen. Verschillende letters in een kolom geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (GLMM, p<.5) Onehndeld 3.75 ± ± ±5.76 Roofmijt lg 2.25 ± ± ±4.31 Roofmijt hoog 1. ± ± ±1.29 Roofmijt lg + Lisdoddestuifmeel Roofmijt hoog + Lisdoddestuifmeel Roofmijt lg + misstuifmeel Roofmijt hoog + misstuifmeel Roofmijt lg + Ephestieieren Roofmijt hoog + Ephestieieren 7.5 ± ±.54 cd 2. ±.45 c 4. ± ±.19 e 1.33 ±.44 c 5. ± ±.91 c 3.17 ±.97 c 3.75 ± ±.16 cde 3.67 ±1.14 c 7.5 ± ± ±.28 c 3.25 ± ±.44 de 1.83 ±.88 c P.29 <.1 <.1 22 GTB-142

23 Tripsdichtheid Tripsdichtheid onehndeld A. swirskii A. swirskii + lisdoddestuifmeel A. swirskii + misstuifmeel A. swirskii + Ephesti-eieren Tijd(weken) onehndeld A. swirskii A. swirskii + lisdoddestuifmeel A. swirskii + misstuifmeel A. swirskii + Ephesti-eieren Tijd(weken) A B Figuur 3.6 Popultieontwikkeling vn de clifornische trips Frnkliniell occidentlis op chrysnt ij een lge (A) en hoge (B) inzetdichtheid (1 versus 5/plnt) vn de roofmijt Amlyseius swirskii, l dn niet in nwezigheid vn dditioneel voedsel. Dichtheden representeren het gemiddeld ntl lrven en volwssenen per ld. Sttistische verschillen tussen de ehndelingen zeer weergegeven in Tel 3.1. GTB

24 3.4 Discussie en conclusies Het toepssen vn dditioneel voedsel voor de estrijding vn trips met roofmijten kn in potentie op korte termijn leiden tot verhoogde tripsdichtheden. De lortoriumstudies lten het volgende zien: 1. De eileg vn trips ws gemiddeld 3x zo hoog met stuifmeel en Ephesti-eieren dn op ld zonder deze voedselronnen. 2. De hoeveelheid tripslrven die roofmijten per dg eten werd gehlveerd door de nwezigheid vn stuifmeel. De verwchting ws dn ook dt ij een reltief lge roofmijtintroductie en hoge tripsdichtheid het voedsel zou leiden tot verhoogde tripsdichtheden. Deze trend ws ook duidelijk wrneemr in de ksproef met chrysnt, mr door de snelle popultiegroei vn roofmijten in nwezigheid vn het dditionele voedsel leidde dit l n 3 weken in een vereterde estrijding vn trips. De este resultten werden ehld met Lisdoddestuifmeel, terwijl deze voedselron ook de hoogste eileg gf ij trips. Dit suggereert dt de voedingswrde voor trips uiteindelijk niet zo elngrijk is, mr dt de voedingswrde voor roofmijten veel eplender is voor het resultt vn de estrijding. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegn met modelerekeningen. De meest idele voedselron zou zeer geschikt moeten zijn voor roofmijten en tegelijkertijd geen stimulerend effect op trips moeten heen om drmee de risico s vn tijdelijk verhoogde tripsdichtheden te kunnen uitsluiten. De vrg is of dt hlr is. De voedselronnen die in deze studie de este voedingswrde hdden voor roofmijten, leken ook de hoogste eileg ij trips te geven. En zols gezegd lijkt de voedingswrde voor trips uiteindelijk niet zo relevnt te zijn voor de estrijding vn trips. Onze resultten lten echter duidelijk zien dt ij lle voedselronnen de estrijding vn trips uiteindelijk nzienlijk eter ws dn wnneer dit voedsel niet nwezig ws. Stuifmeel en Ephesti-eieren kunnen dus toegepst worden om de tripsestrijding te vereteren, mr enige voorzichtigheid is geoden omdt de resultten kunnen fhngen vn het type gews, de strtrtio roofmijt-trips, het soort roofmijt en de verdeling vn roofmijten, trips en voedsel in het gews. 24 GTB-142

25 4 Effect vn stuifmeel en odemroofmijten op de estrijding vn trips met A. swirskii in roos 4.1 Inleiding Roofmijten vn de fmilie phytoseiide zijn erg elngrijk voor de estrijding vn de clifornische trips F. occidentlis (vn Houten et l. 1995; Messelink et l. 26). In roos, en veel ndere sierteeltgewssen gt het echter veel moeizmer dn in gewssen ls komkommer en pprik (Pijnkker & Rmkers 28). Een elngrijke oorzk is gerek n voedsel. Het gews produceert geen stuifmeel (loemen worden vroegtijdig geoogst) en de plgdichtheden die worden getolereerd zijn erg lg. Een vn de oplossingen voor dit proleem is het regelmtig inrengen vn nieuwe roofmijten vi kweekzkjes of door ze te verlzen. Een ndere endering is om roofmijten ij te voeren met stuifmeel. De resultten vn het vorige hoofdstuk en uit litertuur lten zien dt stuifmeel goede voedselron is voor roofmijten (vn Rijn & Tnigoshi 1999) en dt het toedienen vn stuifmeel de estrijding vn trips kn vereteren, zelfs ls het stuifmeel ook een voedselron is voor trips (vn Rijn et l. 22; Lemn & Messelink 215). Nst phytoseiide kunnen ook odemroofmijten zols Strtiolelps scimitus (voorheen Hyposopis miles), Geolelps culeifer (voorheen Hypospis culeifer) en Mcrocheles roustulus trips estrijden doordt ze zich voeden met de poppen vn trips in de odem (Berndt et l. 24; Messelink & vn Holstein-Sj 28). De mte vn estrijding is dn wel fhnkelijk vn het percentge trips dt in de odem verpopt, wt weer fhnkelijk is vn de luchtvochtigheid in het gews. Hoe vochtiger, hoe meer trips in het gews verpopt (het omslgpunt ligt ij 8%) (Steiner et l. 211). Het is interessnt te kijken of de comintie vn ldewonende roofmijten zols Amlyseius swirskii en odemroofmijten elkr kunnen nvullen ij de estrijding vn trips. Beide groepen roofmijten kunnen ijgevoerd worden met prooimijten vi toplgen in de odem (zie vorig hoofdstuk) en vi het toedienen vn stuifmeel op de plnt. De cominties vn deze roofmijten en hun prooimijten, voedselronnen en trips vormen l snel een complex voedselwe (Fig 4.1) met llerlei mogelijke intercties, wrdoor het moeilijk te voorspellen is hoe dit uitpkt voor de iologische estrijding. In dit onderzoek heen we gekeken wt de fzonderlijke en gecomineerde effecten vn A. swirskii en de odemroofmijten S. scimitus en M. roustulus zijn op trips. Anvullend is epld wt het effect vn stuifmeeltoediening op het gews is op de estrijding vn trips met A. swirskii. GTB

26 Figuur 4.1 Voedselwe vn trips, roofmijten in de odem en op het ld en hun lterntieve voedselronnen. 4.2 Mteril en methoden Het onderzoek werd uitgevoerd met een jong gews vn het rozencultivr Avlnche + (wit, opkweek Leo Ammerln, Bleiswijk). Om met een plg- en ziektevrij gews te eginnen zijn de plnten voor het experiment espoten met Melttox (dodemorf) tegen meelduw en Vertimec (mectine) en Mtch (lufenuron) tegen trips. Dit geeurde enkele weken voordt de proef strtte. De plnten zijn verdeeld over 2 grote insectenkooien vn 1*1.5*2 meter (Figuur 4.2), die voorzien wren vn fijn insectengs (mswijdte.22 *.31 mm). Per kooi stonden 1 plnten op 2 steenwolmtten (6/m 2 ). Het gews werd conform prktijk geteeld en vn voeding voorzien met druppelrs. In lle kooien werd een lgje gesteriliseerd ldfvl ngercht, om drmee de omstndigheden vn de prktijk n te ootsen. Het experiment strtte in de zomer in week 23 en liep door tot in het njr. De gemiddelde tempertuur in deze periode ws 22.2 C (rnge ) en de luchtvochtigheid 79% (rnge 67-89). Gedurende de proef werd regelmtig preventief Phytoseiulus persimilis ingezet om eventueel ontstne esmettingen met spint tegen te gn. Figuur 4.2 Opzet ksproef met 2 insectenkooien met een rozengews vn cv Avlnche+. 26 GTB-142

27 In de proef zijn de volgende ehndelingen vergeleken:. Onehndeld.. A. swirskii. c. A. swirskii + stuifmeel (1 g/kooi). d. De odemroofmijten S. scimitus en M. roustulus + toplg. e. Bodemroofmjten met toplg + A. swirskii. De 5 ehndelingen werden in 4 herhlingen uitgevoerd en verdeeld over de 2 kooien ls een gerndomiseerde lokkenproef. In lle kooien is in week 23, 24 en 25 trips ingezet door per week 15 vrouwtjes, fkomstig vn een kweek op chrysnt, los te lten. In week 25 zijn de roofmijten ingezet. De odemroofmijten M. roustulus en S. scimitus werden stndrd met een toplg geïntroduceerd. Dit estond uit een mix vn 1 liter zemelen, 2 ml vermiculiet, 3 ml veen, 25 g kkersgist en 9. prooimijten vn de soort Acrus siro. Per kooi werden 2 roofmijten vn gemixte stdi vn M. roustulus en 2 vn S. scimitus n de toplg toegevoegd (dus een predtor-prooi-rtio vn 1: 225). N 9 weken, in week 34, werd extr voedsel n de toplg toegevoegd. Dit estond uit een mengsel vn 3 ml zemelen met 5 g gist en 15. mijten vn A. siro. De roofmijt A. swirskii werd 3x geïntroduceerd: in week 25, 27 en 34 in dichtheden vn respectievelijk 5, 1 en 2 gemixte stdi per kooi. De introductie in week 34 is uitgevoerd vnwege de hoge tripsdichtheden in de kooien en de mtige vestiging vn roofmijten. Zowel A. swirskii ls S. scimitus en M. roustulus wren fkomstig vn Koppert Biologicl Systems. Het stuifmeel ws fkomstig vn de grote lisdodde, Typh ltifoli, wt ws verzmeld in de omgeving vn Bleiswijk. Het stuifmeel werd met een dikke kwst zo gelijkmtig mogelijk over de plnten verdeeld. De hoeveelheid vn 1 g/kooi komt overheen met een dichtheid vn 5 kg/h. Het stuifmeel werd nvnkelijk mr tweemlig toegediend, in week 25 en 27, mr door de kortwerkende effecten op roofmijten is esloten om de introductie te herhlen in week 34, 36 en 38. De populties trips en roofmijten in het gews zijn vn week 35 tot en met 41 gevolgd door ieder twee weken per kooi 2 willekeurig gekozen lderen te eoordelen, 1 lderen lg in het gews en 1 lderen hoger in het gews. De verzmelde lderen werden in het lortorium onder een inoculir eoordeeld. Drij is eoordeeld of er duidelijk schde vn trips nwezig ws en zijn de ntllen roofmijten en trips geteld. Vn de ngetroffen roofmijten werden microscopische preprten gemkt voor soorts-identificties. In week 32 en 39 is ij ieder kooi 25 ml vn de strooisellg verzmeld voor een odemfun-nlyse met Tullgren-pprtuur. Sttistische verschillen in roofmijt- en tripsdichtheden op de lderen zijn genlyseerd met GLMM met een Poissonverdeling vn de dt. Voor ldschde is een GLMM geruikt met een inominle verdeling vn de dt (inominl totl = 2, ntl lderen eoordeeld per kooi). De odemfun is genlyseerd met ANOVA. 4.3 Resultten Het toedienen vn stuifmeel hd een overduidelijk effect op de roofmijtdichtheden vn A. swirskii die significnt hoger wren dn in lle ndere ehndelingen (Figuur 4.3). Ondnks de hoge tripsdruk werden in de ehndelingen zonder stuifmeel nooit hogere dichtheden ereikt dn.5/ld, terwijl met stuifmeel dit opliep nr gemiddeld 5 roofmijten per ld (Figuur 4.3). Dit resulteerde ook in de este estrijding vn trips (Figuur 4.4). GTB

28 Roofmijtendichtheid (#/ 2 lderen) 1 onehndeld 9 Amlyseius swirskii 8 odemroofmijten 7 odemroofmijten + A. swirskii 6 A. swirskii + stuifmeel toevoeging vn stuifmeel Tijd (weken) Figuur 4.3 Popultieontwikkeling vn de roofmijt Amlyseius swirskii ij verschillende ehndelingen. Weergegeven zijn het gemiddeld ntl moiele roofmijtstdi (dus exclusief eieren) per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). Zonder de toediening vn stuifmeel ws er een mtige vestiging A. swirskii en werd er geen significnt effect op trips ereikt (Figuur 4.4). Ook de ehndeling met lleen odemroofmijten gf geen significnte reductie vn tripsntllen, mr de comintie vn odemroofmijten en A. swirskii resulteerde wel in significnt lgere tripsdichtheden dn ij onehndeld (Figuur 4.4). Dezelfde trend werd gevonden voor het ntl lderen met tripsschde. De tripsschde leef ij lle ehndelingen hoog en ging lleen in de eindfse iets omlg ij de ehndeling met A. swirskii en stuifmeeltoediening (Figuur 4.5). Bij de nlyse vn de odemfun vn week 32 leek dt de roofmijt S. scimitus ijn volledig ws verdrongen ws door M. roustulus (Figuur 4.6A). Nst deze odemroofmijt werd ook de kleinere Lsioseius fimetorum in hogere dichtheden gevonden in de ehndeling met odemroofmijten+ A. swirskii dn in de ndere ehndelingen (Figuur 4.6B). Het effect vn de odemroofmijten kunnen we dus grotendeels toeschrijven n M. roustulus en mogelijk deels n L. fimetorum. In week 39 is ij de grote odemroofmijten nog steeds M. roustulus dominnt, mr de dichtheden zijn nzienlijk lger in de ehndeling gecomineerd met A. swirskii dn in de ehndeling met lleen odemroofmijten, mogelijk door de competitie om voermijten (Figuur 4.7A). Strtiolelps scimitus ws in de ltste weken eter gevestigd. Opvllend is dt de roofmijten vn het genus Ameroseius hogere dichtheden ereiken in de ehndelingen zonder odemroofmijten dn in de ehndeling met odemroofmijten (Figuur 4.7B), mogelijk door competitie om voedsel of intrguild predtie. De roofmijten Geolelps culeifer en Neoseiulus rkeri wren in lle ehndelingen in lge ntllen nwezig (Figuur 4.6 en 4.7). 28 GTB-142

29 Tripsdichtheid (#/ 2 lderen) onehndeld Amlyseius swirskii A. swirskii + stuifmeel odemroofmijten odemroofmijten + A. swirskii c c Tijd (weken) Figuur 4.4 Popultieontwikkeling vn de clifornische trips Frnkliniell occidentlis ij verschillende ehndelingen vn roofmijten en een controle zonder roofmijten. Dichtheden representeren het gemiddeld ntl trips (lrven + dulten) per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). 1 9 Blderen met tripsschde (%) onehndeld Amlyseius swirskii A. swirskii + stuifmeel odemroofmijten odemroofmijten + A. swirskii c c c Tijd (weken) Figuur 4.5 Mte vn lderen met tripsschde gedurende de looptijd vn het experiment ij verschillende ehndelingen vn roofmijten en een controle zonder roofmijten. Weergegeven is het gemiddeld percentge lderen met duidelijke vrtschde vn de 2 willekeurig gekozen lderen per kooi. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). GTB

30 Dichtheid per 25 ml mulch Geolelps culeifer Mcrocheles roustulus Strtiolelps scimitus A onehndeld A. swirskii A. swirskii + stuifmeel odempredtoren odempredtoren + A. swirkii 25 Ameroseius sp. Lsioseius fimetorum B Dichtheid per 25 ml mulch Neoseiulus rkeri onehndeld A. swirskii A. swirskii + stuifmeel odempredtoren odempredtoren + A. swirkii Figuur 4.6 Dichtheid vn odemroofmijten in de mulchlg ij verschillende ehndelingen in roos in week 32. De reltief grote odemroofmijten (>6 micron) zijn weergegeven in A en de reltief kleine roofmijten (<4 micron) in B. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen per roofmijtsoort (Tukey test n ANOVA, P<.5). 3 GTB-142

31 6 Geolelps culeifer A 5 Mcrocheles roustulus Dichtheid per 25 ml mulch Strtiolelps scimitus c B c onehndeld A. swirskii A. swirskii + stuifmeel B c B A A odempredtoren odempredtoren + A. swirkii 3 25 Ameroseius sp. Lsioseius fimetorum Neoseiulus rkeri B Dichtheid per 25 ml mulch onehndeld A. swirskii A. swirskii + stuifmeel odempredtoren odempredtoren + A. swirkii Figuur 4.7 Dichtheid vn odemroofmijten in de mulchlg ij verschillende ehndelingen in roos in week 39. De reltief grote odemroofmijten (>6 micron) zijn weergegeven in A en de reltief kleine roofmijten (<4 micron) in B. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen per roofmijtsoort (Tukey test n ANOVA, P<.5). GTB

32 4.4 Conclusies Zonder de toediening vn stuifmeel is er nuwelijks vestiging vn A. swirkii in roos (ondnks hoge tripsdruk) en geen significnt effect op trips. De estrijding vn trips ws eter wnneer deze gecomineerd werd met de inzet vn odemroofmijten (voornmelijk M. roustulus). De este estrijding vn trips werd ehld wnneer A. swirskii werd voorzien vn stuifmeel in het gews. Dit resulteerde in een zeer goede roofmijtvestiging met dichtheden oplopend tot 5 roofmijten per ld, en de lgste dichtheden en minste schde vn trips. Bij een gecomineerde inzet vn de odemroofmijten M. roustulus en S. scimitus kn M. roustulus S. scimitus ijn volledig verdringen. 32 GTB-142

33 5 Strtegie voor inzet vn stuifmeel voor de estrijding vn trips met roofmijten 5.1 Inleiding Het is l een lnge tijd ekend dt stuifmeel een goede voedselron is voor roofmijten (vn Rijn & Tnigoshi 1999) en dt het toedienen vn stuifmeel de estrijding vn trips kn vereteren, zelfs ls het stuifmeel zelf ook een voedselron is voor trips (vn Rijn et l. 22; Lemn & Messelink 215). Sinds 214 zijn telers stuifmeel op grote schl gn toepssen doordt stuifmeel vn de kleine lisdodde Typh ngustifoli door Bioest werd verkocht onder de nm Nutrimite. Omdt dit stuifmeel ook een goede voedselron is voor trips (Vngnseke et l. 216), is het dvies vk om het stuifmeel lleen toe te pssen op het moment dt er nog geen trips in het gews nwezig is en te stoppen zodr trips komt opzetten. In deze studie is epld of dt inderdd tot een etere tripsestrijding leidt dn wnneer wordt doorgegn met het ijvoeren vn roofmijten. Anvullend is gekeken of een toplg met de odemroofmijt Mcrocheles roustulus, wrvn ekend is dt het een goede predtor is vn tripspoppen (Messelink & vn Holstein-Sj 28), een nvullend effect kn geven op de estrijding vn trips met roofmijten in het gews. 5.2 Mteril en methoden Het onderzoek werd uitgevoerd met hetzelfde gews en in dezelfde kooien ls eschreven in de vorige proef (Figuur 4.1). Dit ws nu één jr oud (cultivr Avlnche +). Om met een plg- en ziektevrij gews te eginnen zijn de plnten voor het experiment espoten met Melttox (dodemorf) tegen meelduw, Teppeki (flonicmid) tegen wolluis en Vertimec (mectine) tegen spint en trips. Dit geeurde enkele weken voordt de proef strtte. Om de loemproductie gelijk te houden, werden voorfgnd n het experiment lle loemen weggeoogst en het gews ingeogen. In lle kooien werd een lgje gesteriliseerd ldfvl ngercht, om drmee de omstndigheden vn de prktijk n te ootsen. Het experiment strtte in het voorjrweek 13 en liep door tot in de zomer. De gemiddelde tempertuur in deze periode ws 21.3 C en de luchtvochtigheid 78 %. Gedurende de proef werd wekelijks preventief Phytoseiulus persimilis en Angyrus pseudococci ingezet om eventueel ontstne esmettingen met spint en wolluis tegen te gn. In de proef zijn de volgende ehndelingen vergeleken:. Onehndeld.. M. roustulus + toplg. c. A. swirskii + wekelijks stuifmeel (.2 g/kooi). d. A. swirskii + wekelijks stuifmeel (.2 g/kooi) + M. roustulus + toplg. e. A. swirskii + stuifmeel tot inzet vn trips (3 weken.2 g/kooi). De 5 ehndelingen werden in 4 herhlingen uitgevoerd en verdeeld over de 2 kooien ls een gerndomiseerde lokkenproef. Alle ehndelingen zijn in week 14 ingezet. De odemroofmijt M. roustulus werd stndrd met een toplg geïntroduceerd. Dit estond uit een mix vn 1 liter zemelen, 2 ml vermiculiet, 3 ml veen, 25 g kkersgist en 9. prooimijten vn de soort Acrus siro. Per kooi werden hier 4 roofmijten vn gemixte stdi vn M. roustulus n toegevoegd (dus een predtor-prooi-rtio vn 1: 225). De roofmijt A. swirskii werd 3x geïntroduceerd: in week 14, 15 en 16 in dichtheden vn respectievelijk 5, 1 en 1 gemixte stdi per kooi. Zowel A. swirskii ls M. roustulus wren fkomstig vn Koppert Biologicl Systems. Het stuifmeel vn de kleine lisdodde, Typh ngustifoli, (Nutrimite, Bioest NV) werd wekelijks met een dikke kwst zo gelijkmtig mogelijk over de plnten verdeeld. De hoeveelheid vn.2 g/kooi komt overheen met een dichtheid vn 1 kg/h. Bij ehndeling E werd stuifmeel lleen ingercht tot de eerste introductie vn trips in week 17. De clifornische trips, F. occidentlis werd in week 17, 18 en 19 ingezet in een dichtheid vn 1 vrouwtjes per kooi, welk fkomstig wren vn een kweek op chrysnt. Het idee vn deze wekelijkse introducties ws om een gelijkmtige opgeouwde tripspopultie te krijgen en sterke popultiefluctuties tegen te gn. De populties trips en roofmijten in het gews zijn vn week 17 tot en met 27 gevolgd door ieder twee weken per kooi 2 willekeurig gekozen lderen te eoordelen, 1 lderen lg in het gews en 1 lderen hoger in het gews. GTB

34 De verzmelde lderen werden in het lortorium onder een inoculir eoordeeld. Drij is eoordeeld of er duidelijk schde vn trips nwezig ws en zijn de ntllen roofmijten en trips geteld. Vn de ngetroffen roofmijten werden microscopische slides gemkt voor soorts-identificties. Sttistische verschillen in roofmijten tripsdichtheden zijn genlyseerd met GLMM met een Poissonverdeling vn de dt. Voor ldschde is een GLMM geruikt met een inominle verdeling vn de dt (inominl totl = 2, ntl lderen eoordeeld per kooi). 5.3 Resultten De hoogste roofmijtdichtheden in het gews werden, zols verwcht, gevonden in de ehndelingen wr is doorgegn met het ijvoeren vn stuifmeel. Totl zijn 634 roofmijten gedetermineerd en drvn leek 99% A. swirskii te zijn. Slechts enkele individuen leken Neoseilus cucumeris of Proctoleps sp. te zijn. In de ehndeling wr is gestopt met ijvoeren, zkte de dichtheden roofmijten snel nr een lg niveu (Figuur 5.1). De dip in dichtheden in week 21 en 23 is wrschijnlijk te verklren door de oogst vn een groot ntl loemen in die weken. In de ltste 3 weken vn de proef zijn ook roofmijten gevonden in de ehndelingen wr deze niet wren uitgezet, mr gedurende de eerste 7 weken ws dit niet het gevl. roofmijtdichtheid (#/ 2 lderen) onehndeld M. roustulus A. swirskii + stuifmeel A. swirskii + stuifmeel + M. roustulus A. swirskii + stuifmeel gestopt inzet roofmijten introductie trips Tijd (weken) Figuur 5.1 Popultieontwikkeling vn de roofmijt Amlyseius swirskii ij verschillende ehndelingen. Weergegeven zijn het gemiddeld ntl moiele roofmijtstdi (dus exclusief eieren) per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (P<.5). c c Bij de eerste eoordeling in week 17, voor de eerste introductie vn trips, leek er l een lge spontne infectie vn clifornische trips nwezig te zijn in lle kooien (Figuur 5.2). De este estrijding vn trips werd ereikt in de ehndeling met de comintie vn odemroofmijten en A. swirskii gecomineerd met lijven ijvoeren vn stuifmeel (Figuur 5.2), mr deze ehndeling ws niet significnt eter dn de ehndeling met lleen A. swirskii + pollen. De tripsdichtheden in de ehndeling met lleen odemroofmijten week lnge tijd nuwelijks f vn de ehndeling zonder roofmijten, mr uiteindelijk ws en een significnte reductie ten opzichte vn onehndeld (Figuur 5.2). Wnneer we kijken nr het ntl lderen met tripsschde, dn wijkt de ehndeling met lleen odemroofmijten niet significnt f vn onehndeld (Figuur 5.3). Alleen in de ltste fse loopt de schde iets terug. De ehndeling met A. swirskii wrij de inzet vn stuifmeel (pollen) is gestopt, gf significnt meer schde op de lderen dn ij de ehndelingen met A. swirskii wrij is doorgegn met het ijvoeren vn stuifmeel (Figuur 5.3). De toevoeging vn odemroofmijten n deze ehndeling (comintie A. swirskii + M. roustulus) hd geen verder reductie vn ldschde (Figuur 5.3) 34 GTB-142

35 Tripsdichtheid (#/ 2 lderen) onehndeld M. roustulus A. swirskii + stuifmeel A. swirskii + stuifmeel + M. roustulus A. swirskii + stuifmeel gestopt introductie trips 1 inzet roofmijten Tijd (weken) Figuur 5.2 Popultieontwikkeling vn de clifornische trips Frnkliniell occidentlis ij verschillende ehndelingen vn roofmijten en een controle zonder roofmijten. Dichtheden representeren het gemiddeld ntl trips (lrven + dulten) per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). c Blderen met tripsschde (%) onehndeld M. roustulus A. swirskii + stuifmeel A. swirskii + stuifmeel + M. roustulus A. swirskii + stuifmeel gestopt introductie trips inzet roofmijten c c Tijd (weken) Figuur 5.3 Mte vn lderen met tripsschde gedurende de looptijd vn het experiment ij verschillende ehndelingen vn roofmijten en een controle zonder roofmijten. Weergegeven is het gemiddeld percentge lderen met duidelijke vrtschde vn de 2 willekeurig gekozen lderen per kooi. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, P<.5). GTB

36 5.4 Discussie en conclusies Deze studie lt zien dt het eter is om door te gn met het ijvoeren vn A. swirskii met stuifmeel wnneer er trips nwezig is dn om te stoppen op het moment dt trips komt opzetten. Stoppen met ijvoeren resulteerde l snel in lge roofmijtdichtheden (.5-1/ld), ondnks de nwezigheid vn trips ls voedsel, terwijl het ijvoeren resulteerde in een hoge dichtheden vn 1-5 roofmijten/ld. Dit resulteerde ook in significnt minder tripsschde op het ld. Het ntl trips ws in de eindfse ook lger in de ehndeling wr is doorgegn met ijvoeren ten opzichte vn de ehndeling wr is gestopt met ijvoeren, mr over de hele looptijd wren de verschillen tussen deze ehndeling niet significnt. Het lijft echter wel elngrijk om voorzichtig te lijven, omdt ij lge roofmijtdichtheden en een hoge tripsdruk stuifmeel tijdelijk kn leiden tot verhoogde tripsdichtheden. Bodemroofmijten lijken op sis vn dit experiment weinig toe te voegen n de estrijding vn trips in roos. De fzonderlijke ehndeling kon de tripsntllen reduceren ten opzichte vn onehndeld, mr er ws niet minder tripsschde dn ij onehndeld. Als toevoeging op een ehndeling met A. swirskii ws er niet significnt minder trips of tripsschde ten opzichte vn de ehndeling met lleen A. swirskii + stuifmeel. Wel ws er een trend dt de lgste tripsdichtheden werden gevonden in de ehndeling met de comintie vn odemroofmijten en A. swirskii. Er ws geen effect vn odemroofmijten op de dichtheden vn A. swirskii in het gews. Concreet kunnen we het volgende dviseren voor de estrijding vn trips in roos: 1. Het is n te evelen om door te gn met het wekelijks ijvoeren vn de roofmijt A. swirskii in het gews op het moment dt trips komt opzetten, tenzij de tripsdruk erg hoog is en de roofmijtntllen erg lg zijn. Doorgn met ijvoeren resulteert in een meer stiele en verhoogde roofmijtdichtheid en tot een vereterde estrijding vn trips. 2. Bodemroofmijten kunnen gecomineerd met een toplg worden toegevoegd n ehndelingen met A. swirskii, mr de ijdrge n de estrijding vn trips met A. swirskii in comintie met stuifmeel lijkt eperkt te zijn. Zonder toepssing vn stuifmeel is de toegevoegde wrde groter (zie vorig hoofdstuk). 36 GTB-142

37 6 Vergelijking vn Type IV roofmijten gecomineerd met stuifmeel voor de estrijding vn trips in roos 6.1 Inleiding Roofmijten vn de fmilie Phytoseiide kunnen ingezet worden voor de iologische estrijding vn spint, weekhuidmijten, trips en wittevlieg in de glstuinouw. Wereldwijd is deze groep vn mijten enorm divers met meer dn 27 eschreven soort. In Nederlnd zijn 11 soorten commercieel eschikr. Onderzoekers heen geproeerd om deze grote groep vn roofmijten in te delen op functionliteit (McMurtry & Croft 1997). Drij worden 4 ctegorieën ngehouden: Type I: roofmijten die uitsluitend spint eten, zols Phytoseiulus persimilis. Type II: roofmijten met een voorkeur voor spint, mr die fculttief ndere voedselronnen en prooien consumeren, zols Neoseiulus clifornicus. Type III: generlistische roofmijten zols Amlyseius swirskii, Neoseiulus cucumeris, Amlydromlus limonicus, Trnseius montdorensis. Type IV: generlistische roofmijten met een ngenomen voorkeur voor stuifmeel zols Iphiseius degenerns, Euseius gllicus, Euseius stipultus en Euseius ovlis. De estrijding vn trips in roos ws tot nu toe voorl gericht op inzet vn generlistische roofmijten vn ctegorie III en drij zijn de soorten geselecteerd die het este trips estrijden(messelink et l. 26). De ltste jren is er echter steeds meer ndcht gekomen voor de roofmijten vn Type IV omdt deze roofmijten zich ijzonder goed op stuifmeel ontwikkelen. Wnneer roofmijten gecomineerd met stuifmeel worden ingezet is het misschien wel elngrijker te kijken welke soorten zich het este op dit lterntief voedsel ontwikkelen in plts vn te selecteren op soorten met de hoogste predtiecpciteit vn trips. Een verminderde tripsconsumptie per individu kn immers gecompenseerd worden door hogere popultiedichtheden. Een ndere eigenschp vn de Type IV roofmijten, vk ehorende tot het genus Euseius, is dt ze zich met plntensp kunnen voeden (Nomikou et l. 23; Adr et l. 212). Dit zou de roofmijten kunnen helpen om in drogere perioden toegng te heen tot vocht, of om te overleven in perioden zonder prooi of lterntief voedsel. Het doel vn dit onderzoek ws om de effectiviteit vn 3 Type IV roofmijten in comintie met het toedienen vn stuifmeel te vergelijken met de Type III roofmijt A. swirskii in comintie met stuifmeel. De vrg drij ws of het inderdd zo is dt de Type IV roofmijten zich sneller ontwikkelen op stuifmeel en of dit ook resulteert in een eter estrijding vn trips. Drnst is gekeken nr de gevoeligheid vn een ntl vn deze roofmijten voor lge luchtvochtigheden. 6.2 Mteril en methoden Lortoriumtesten met stuifmeel De eileg vn roofmijtvrouwtjes is een vn de elngrijkste prmeters voor popultiegroei vn roofmijten. In het lortorium is eoordeeld wt de dgelijkse eileg is vn de Type IV roofmijten E. gllicus, E. ovlis, E. stipultus en I. degenerns ten opzichte vn A. swirskii. Dit is uitgevoerd op ldponsen vn roos en pprik op met wter verzdigd ktoen of op ldponsen in wtergr. Het ntl herhlingen per soort vrieerde tussen de 1 en 25. De eileg werd gemeten gedurende 3 dgen, wrij de eileg vn de eerste dg werd weggelten om de invloed vn het kweekdieet te kunnen uitsluiten. Alle testen zijn uitgevoerd in een klimtkst ij 25 C, 7% RV en 16 uur licht per dg. GTB

38 6.2.2 Ksproef in roos met verschillende roofmijten Het onderzoek werd uitgevoerd met hetzelfde gews en in dezelfde kooien ls eschreven in de vorige twee proeven (Figuur 4.1). Het rozengews ws nu nderhlf jr oud (cultivr Avlnche +). Om met een plg- en ziektevrij gews te eginnen zijn de plnten de weken voorfgnd n het experiment espoten met Melttox (dodemorf) tegen meelduw en Vertimec (mectine) en Mtch (lufenuron) tegen trips. De plnten werden verder teruggesnoeid en de kooien en plnten werden verpltst nr een nieuwe ksfdeling om schoon te kunnen eginnen. Het experiment duurde 12 weken en liep vn week 3 tot en met week 42 vn 215. In de mnden septemer en oktoer werden de plnten elicht met 1. lux gedurende 12 uur per dg. In de proef zijn de volgende ehndelingen vergeleken:. Onehndeld.. Amlyseius swirskii. c. Euseius gllicus. d. Euseius ovlis. e. Iphiseius degenerns. De 5 ehndelingen werden in 4 herhlingen uitgevoerd en verdeeld over de 2 kooien ls een gerndomiseerde lokkenproef. Alle ehndelingen zijn in week 3 ingezet. Bij lle roofmijtehndelingen werd wekelijks,2 g stuifmeel vn de kleine lisdodde, Typh ngustifoli, (Nutrimite, Bioest NV) per kooi toegevoegd door met een dikke kwst dit zo gelijkmtig mogelijk over de plnten te verdelen. De hoeveelheid vn.2 g/ kooi komt overheen met een dichtheid vn 1 kg/h. De roofmijten wren fkomstig vn kweken op stuifmeel vn Wgeningen UR Glstuinouw en werden in week 3, 31 en 33 geïntroduceerd in een dichtheid vn 1 vrouwtjes/kooi. In week 33 werd ij I. degenerns een mix vn stdi ingezet, vnwege en tekort n vrouwtjes in de kweek. Clifornische trips werd niet geïntroduceerd, mr kwm spontn opzetten, wrschijnlijk door een restpopultie die ondnks de espuitingen met pesticiden ws chtergeleven vn de vorige proef. De populties trips en roofmijten in het gews zijn vn week 32 tot en met 42 gevolgd door ieder twee weken per kooi 2 willekeurig gekozen lderen te eoordelen, 1 lderen lg in het gews en 1 lderen hoger in het gews. De verzmelde lderen werden in het lortorium onder een inoculir eoordeeld en drij zijn de ntllen roofmijten en trips geteld. Vn de ngetroffen roofmijten werden microscopische slides gemkt voor soorts-identificties. Sttistische verschillen in roofmijt- en tripsdichtheden zijn genlyseerd met GLMM met een Poissonverdeling vn de dt. De gemiddelde tempertuur in deze periode ws 21. C en de luchtvochtigheid 77 %. Door een storing met de klimtox is er een onedoelde tijdelijke hittepiek geweest op een middg in week 33. De tempertuur ws drdoor gedurende 4 uur hoger dn 4 C. Dit vond plts n de ltste introductie vn de roofmijten Ontwikkeling roofmijten ij hoge en lge luchtvochtigheid Het effect vn luchtvochtigheid op de ontwikkeling vn vier verschillende soorten roofmijten is getest in twee Fitotron klimtksten op rozenplnten (Figuur 6.1). De reltieve luchtvochtigheid ws ingesteld op 8 en 5%, eide ij een constnte tempertuur vn 2 C en 16 uur licht (325 mmol) per dg. Dezelfde roofmijten die in de vorige ksproef zijn getest, zijn ook meegenomen in dit onderzoek: A. swirskii, E. gllicus, E. ovlis en I. degenerns. Alle roofmijten wren fkomstig vn lortoriumkweken op Lisdoddestuifmeel. De experimentele eenheid estond uit één jonge rozenplnt cv Lucky Red (Leo Ammerln) op een steenwollok in een plstic pot. Per roofmijt-luchtvochtigheid-comintie zijn 8 herhlingen ingezet, wt in totl neerkomt op 64 plnten die zijn verdeeld over de 2 klimtksten. Per plnt zijn 1 roofmijtvrouwtjes ingezet. Tegelijkertijd werd n iedere plnt 5 mg stuifmeel vn Typh ngustifoli (Nutrimite, Bioest) toegevoegd. Dit werd 2x herhld, n 4 en 8 dgen. Wter werd 2 keer per week in de plstic potten hndmtig toegediend. Twee weken n de introductie vn de roofmijten is het totl ntl eieren, lrven nimfen en volwssenen vn de roofmijten geteld met een destructieve plnttelling onder een inoculir. 38 GTB-142

39 Figuur 6.1 Klimtkst met drin 32 rozenplnten wrop de ontwikkeling vn roofmijten is getest. 6.3 Resultten Lortoriumtesten met stuifmeel Zowel op roos ls pprik geven lle Type IV roofmijten een significnt hogere eileg dn A. swirskii (Figuur6.2). Op pprik ws de eileg over het lgemeen iets hoger dn op roos. GTB

40 3 2.5 A Dgelijkse eileg A. swirskii E. ovlis E. gllicus I. degenerns E. stipultus B c c Dgelijkse eileg A. swirskii E. ovlis I. degenerns E. gllicus Figuur 6.2 Gemiddeld (±SE) ntl eieren dt verschillende soorten roofmijten per dg leggen op ldponsen vn roos (A) of pprik (B) met lisdoddestuifmeel, Typh ltifoli, ls voedselron. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen per dg weer (GLM, p<.5). 4 GTB-142

41 6.3.2 Ksproef in roos met verschillende roofmijten In het rozengews ereikten de roofmijten E. ovlis en I. degenerns de hoogste dichtheden, gevolgd door E. gllicus en A. swirskii (Figuur 6.3). Bij E. ovlis werden zelfs dichtheden vn gemiddeld 5 per ld gehld. In week 36 zkken de meeste roofmijten nr een lge dichtheid, terwijl I. degenerns nog steeds een geleidelijk toenemende lijn lt zien. Dit suggereert dt I. degenerns eter estnd ws tegen de korte hitteshock die plts vond in week 34. In week 34 zijn er nog geen significnte verschillen in roofmijtdichtheden, mr in week 36 is de dichtheid vn I. degenerns significnt hoger dn die vn A. swirskii en E. gllicus. De hogere dichtheden vn I. degenerns komt overeen met de resultten vn de tripsestrijding (Figuur 6.4). Alleen ij I. degenerns werd een significnte estrijding ehld. Bij lle nder roofmijten met stuifmeel nmen de tripsdichtheden sterk toe vnf week 36. In week 38 wordt er ij E. gllicus zelfs significnt meer trips wrgenomen dn ij onehndeld. Roofmijtdichtheid (#/ 2 lderen) onehndeld Amlyseius swirskii Euseius gllicus Euseius ovlis Iphiseius degenerns c Tijd (weken) Figuur 6.3 Popultieontwikkeling vn 4 soorten roofmijten in roos (Avlnche+) met trips en stuifmeel. Weergegeven zijn het gemiddeld ntl moiele roofmijtstdi (dus exclusief eieren) per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, p<.5). GTB

42 Tripsdichtheid (#/ 2 lderen) onehndeld Amlyseius swirskii Euseius gllicus Euseius ovlis Iphiseius degenerns Tijd (weken) Figuur 6.4 Popultieontwikkeling vn trips in roos (Avlnche+) ij verschillende roofmijtehndelingen gecomineerd met een wekelijkse stuifmeeltoevoeging en ij een ehndeling zonder roofmijten en stuifmeel. Weergegeven zijn het gemiddeld ntl tripslrven per 2 lderen. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, p<.5) Ontwikkeling roofmijten ij hoge en lge luchtvochtigheid Op sis vn de klimtkstproef lijkt A. swirskii de meest gevoelige roofmijt voor lge luchtvochtigheden, gevolgd door E. gllicus (Figuur 6.5). Bij eide roofmijten werd een significnte reductie gevonden in popultiegroei ij 5% RV ten opzichte vn 8% luchtvochtigheid. Bij I. degenerns en E. ovlis ws er geen significnt verschil. Bij I. degenerns ws er zelfs een grotere popultiegroei ij de lge luchtvochtigheid dn ij de hoge luchtvochtigheid (Figuur 6.5). De totle groei ws opvllend goed ij E. gllicus, terwijl A. swirskii in deze proef een slechte popultiegroei liet zien % RV 5% RV 35% reductie Roofmijtdichtheid % toenme 9% reductie 75% reductie 2 I. degenerns E. ovlis E. gllicus A. swirskii Figuur 6.5 Gemiddelde roofmijtdichtheid (±SE) per rozenplnt 2 weken n een introductie vn 1 vrouwtjes per plnt ij een luchtvochtigheid vn 8 en 5%. 42 GTB-142

43 6.4 Discussie en conclusies Zols verwcht ontwikkelen de Type IV roofmijten I. degenerns, E. ovlis, E. gllicus en E. stipultus zich eter op stuifmeel dn de generlistische roofmijt (Type III) A. swirskii. In de ksproef op roos werden gedurende de hele proefperiode de hoogste popultiedichtheden ereikt ij de roofmijten E. ovlis en I. degenerns, mr voorl E. ovlis viel op door de extreem hoge dichtheden in de ltste weken. Echter de este estrijding werd ehld met I. degenerns. De onedoelde hittepiek heeft mogelijk effect gehd op de resultten. Het is ekend dt deze roofmijt reltief goed estnd is tegen lge luchtvochtigheden; de LH 5, de Lethl Humidity wrij 5% vn de eieren sterven ligt voor I. degenerns ij 56%, terwijl voor de meeste ndere roofmijten dit tussen de 6 en 7% ligt (Willims et l. 24; Ferrero et l. 21). De LH5 vn E. ovlis is niet ekend, mr de resultten vn de klimtcelproef suggereren dt deze roofmijt net ls I. degenerns redelijk goed estnd is tegen lge luchtvochtigheden. Dt kn verklren dt deze roofmijt zich ook eter vestigde dn ijvooreeld E. gllicus, terwijl op sis vn de eilegtesten er juist een hoge dichtheid vn E. gllicus te verwchten ws. Bij fwezigheid vn de hittepiek wren de resultten dus mogelijk nders. Het is nnemelijk dt trips eter estnd is tegen een tijdelijke hittepiek dn de roofmijten, omdt de eieren vn trips in de plnt worden gelegd en drdoor minder snel uitdrogen. Dt heeft er wrschijnlijk toe geleid dt er een periode met reltief veel trips en weinig roofmijten ontstond. Modelerekeningen (hoofdstuk 7) geven n dt er dn een risicovolle periode ontstt wrij ijvoeren verechts kn werken en tot verhoogde tripsdichtheden kn lijden. Dit ws het gevl voor E. gllicus wrij de tripsdichtheid tijdelijk significnt hoger ws dn ij onehndeld. Het is dus n te evelen om in dergelijke situties snel de roofmijtintroducties te verhogen en het ijvoeren tijdelijk uit te stellen. De roofmijten I. degenerns en E. ovlis zijn minder vtr voor lge luchtvochtigheden wrdoor het risico op tijdelijke tripstoenmes ij lge luchtvochtigheden ij deze soorten minder groot is. GTB

44 44 GTB-142

45 7 Modelvoorspellingen voor geruik vn dditioneel voedsel 7.1 Inleiding De vritiemogelijkheden voor inzet vn roofmijten en dditioneel/lterntief voedsel zijn groot. Sommige roofmijten ontwikkelen zich ijvooreeld eter op stuifmeel dn ndere soorten, mr consumeren per individu minder trips. Ook de kwliteit vn het voedsel voor roofmijten en voor trips kn vriëren. Door l deze vrielen is het moeilijk te voorspellen wt uiteindelijk het meest gunstig is voor de iologische estrijding vn trips. Modelerekeningen kunnen helpen om deze scenrio s door te rekenen om tot onderouwde nevelingen te komen. In 22 heen Pul vn Rijn en colleg s in een wetenschppelijk rtikel een simultiemodel gepuliceerd wrmee voorspeld kn worden wt het effect vn stuifmeel is op de estrijding vn trips met roofmijten (vn Rijn et l. 22). Voor dit project heeft Pul vn Rijn, wederom werkzm ij de Universiteit vn Amsterdm, dit model opnieuw geruikt om een ntl scenrio s door te rekenen. Drij heen we 4 hoofdvrgen geformuleerd: 1. Bij welke rtio's vn trips en roofmijt is ijvoeren een risico? 2. In hoeverre eïnvloedt de voedingswrde vn het lterntief voedsel voor trips en roofmijten voor de iologische estrijding met roofmijten? 3. In hoeverre heeft het gews effect op de popultiedynmic vn trips en roofmijten met en zonder stuifmeel? 4. Hoe lng moet doorgegn worden met het inzetten vn lterntief voedsel? Voor ovengenoemde vrgen zijn diverse modelscenrio s doorgerekend. 7.2 Modelopouw en nnmes Het model dt geruikt is om scenrio s door te rekenen is een popultiedynmisch model zols eschreven door vn Rijn et l (22). Dit estt uit drie vergelijkingen die ntllen tripsen in diverse stdi weergeven, drie vergelijkingen die ntllen roofmijten in diverse stdi weergeven en een vergelijking dt de hoeveelheid lterntief voedsel weergeeft. Bij de formulering vn dit model zijn de volgende nnmes gedn: 1. Het lterntief voedsel wordt homogeen verspreid over de lderen, wordt regelmtig toegediend en wordt zowel door de roofmijten ls door de trips gegeten. 2. De roofmijten eten tripsen lleen ls deze nog klein zijn: gedurende de eerst 2.5 dg vn hun lrvle ontwikkeling (dit komt overeen met het eerste lrve stdium en een klein deel vn het het tweede lrve stdium). Met stuifmeel ls lterntief voedsel of een etere wrdplnt ls gews groeien de lrven sneller en duurt dit stdium dus korter. 3. Met stuifmeel leggen de tripsen veel meer eitjes dn met lleen het gews ls voedsel (twee keer zoveel in het sismodel met lisdodde-stuifmeel, (Lemn & Messelink 215; Vngnseke et l. 216). 4. De consumptie door roofmijten wordt gelimiteerd door hun zoeksnelheid en mximle drminhoud. Bij hogere prooidichtheden neemt de consumptie steeds minder toe totdt een mximum wordt ereikt. Het enutten vn lterntief voedsel verminderd de consumptie vn trips, in het sismodel tot 4% vn de mximle consumptie ij hoge stuifmeeldichtheden. 5. De eileg vn roofmijten houdt direct vernd met de hoeveelheid voedsel in de drm en neemt dus toe met het voedselnod totdt een mximum is ereikt. Trips en stuifmeel zijn voor eileggende vrouwtjes gelijkwrdig voedsel. 6. De ontwikkeling vn roofmijten gt sneller ls stuifmeel nwezig is dn wnneer trips de enige voedselron is (Vngnseke et l. 216). GTB

46 De prmeters vn het sismodel zijn zoveel mogelijk geseerd op wetenschppelijke pulicties. De ontwikkeling en eileg vn de clifornische trips is geseerd op metingen op komkommer (vn Rijn et l. 1995). De invloed vn lterntief voedsel (stuifmeel en rtemi) op trips en op roofmijten, lsook de levensgeschiedenis vn roofmijt (A. swirskii) op trips, is geseerd op de uitgereide studie vn Vngnseke et l. (216). Dit etekent voor de trips een verkorting vn de ontwikkelingsduur (vn ei tot ei) met 1.2 dg en een verhoging vn de eilegsnelheid met 1% in nwezigheid vn stuifmeel. Voor de roofmijten etekent het een verkorting vn de ontwikkelingsduur (vn ei tot ei) met 1.8 dg en een verhoging vn de mximle eilegsnelheid met 35% in nwezigheid vn stuifmeel. De prooiconsumptie vn roofmijten neemt met stuifmeel f overeenkomstig het drm-limittie-model en de metingen vn Vn Rijn et l. (25) dt is uitgereid nr twee voedselronnen (Vn Rijn & Selis, in prep.). De consumptie vn stuifmeel en nder lterntief voedsel is weinig onderzocht. Er is uitgegn vn de hoogst gemeten wrden in litertuur (1 korrels/uur), die lger liggen dn het genoemde consumptiemodel voorspeld. Alle prmeters zijn gemeten ij 25 ºC mr zijn in het model gecorrigeerd voor een gemiddelde tempertuur vn 22ºC. Het oorspronkelijk model leek goede voorspellingen te geven voor ksproeven in komkommer (Vn Rijn et l. 22), en lijkt ook n de npssingen op sis vn nieuw onderzoek (zeker kwlittief) nog goed te kloppen. De modelerekeningen (simulties) zijn stndrd gestrt met één tripsdichtheid (1 trips (lle stdi) per dm 2 ldoppervlk) en twee roofmijt-dichtheden (.6 of 3 volwssen roofmijten per dm 2 ), en doorgerekend over een periode vn 1 weken (7 dgen). Tevens zijn de evenwichtsdichtheden erekend die gewoonlijk ereikt worden in 1-3 dgen. 7.3 Scenrioerekeningen De uitkomsten vn het sismodel, zowel met en zonder stuifmeel ls lterntief voedsel, werden vergeleken met scenrio-uitkomsten n npssing vn eplde prmeters. 1. Voor de het vststellen vn de effecten vn de rover-prooi rtio s is de stndrd tripsdichheid (1/dm 2 ) zowel verlgd ls verhoogd met een fctor Voor het vststellen vn de effecten vn de stuifmeel-kwliteit zijn de effecten vn lisdoddestuifmeel (in het stndrd model) vergeleken met die vn denne-stuifmeel, dt nog eens een verdueling vn de eileg vn trips zou geven (Hulshof et l. 23)en een hlvering vn de eileg ij de roofmijten (vn Rijn & Tnigoshi 1999). 3. Een vergelijking tussen stuifmeel en rtemi-cysten ls lterntief voedsel is geseerd op de resultten vn Vngnseke et l. (216). Voor trips etekent dit geen verkorting vn de ontwikkeling en een kleinere verhoging vn de eileg (35% ipv 1%). Voor de roofmijten etekent dit een kleiner (1.1 dg, ij Artemi frnsiscn) of geen effect (ij Artifeed) op de ontwikkeling en respectievelijk eenzelfde of een 5% lgere eilegsnelheid. 4. Voor de effecten vn het soort roofmijten is het stndrd model, geseerd op A. swirskii, vergeleken met die geseerd op Euseius gllicus (zols gerpporteerd in voorgnd hoofdstuk en in Vn Houten et l. 216), met ls nnmen: () met veel stuifmeel heeft de roofmijt een 5% hogere eileg (zie voorgnde hoofdstuk), () extr consumptie vn stuifmeel gt (vi de drmvulling) ten koste vn tripsconsumptie (deze gt ij hlve introductiedichtheid vn 8% nr 3% vn het mximum en ij meer stuifmeel snel nr nul), en (c) de roofmijt heeft ook met lleen trips een 2% lgere consumptie en dito eileg t.o.v. A. swirskii. Of dit ltste effect ook op E. gllicus vn toepssing is is nog niet duidelijk, door het ontreken vn vergelijkend onderzoek. 5. De effecten vn het gews zijn in krt gercht door het stndrd model (met een popultiegroeisnelheid ij 25 ºC voor trips vn.167/dg, zols gemeten op komkommer) te vergelijken met de hogere wrde vn Vngnseke et l. (216) (.21/dg gemeten op oon) en een vergelijkre verlging vn de tripsgroei (nr.132/dg) zols mogelijk vn toepssing is op chrysnt of roos. Dit verschil wordt mede veroorzkt door een verkorting of verlenging vn de lrvle periode (met.8 dg). In lle gevllen is ngenomen dt stuifmeel voor een verdueling vn de eilegsnelheid zorgt. 6. De effecten vn de duur vn inrengen vn stuifmeel zijn onderzocht door deze duur in stppen vn 1 week te verkorten. 46 GTB-142

47 7.4 Resultten Rover/prooi-rtio s In fwezigheid vn lterntief voedsel en een eenmlige inreng vn roofmijten neemt het estrijdingsresultt f met een toenme vn de rover-prooi-rtio. Dit komt doordt ij lge tripsdichtheden (< 1/dm2) de ntllen roofmijten nvnkelijk snel fnemen (Figuur 7.1). In nwezigheid vn stuifmeel wordt deze fnme voorkomen en neemt het estrijdingseffect juist toe ij een toenme vn de rover-prooi-rtio (Figuur 7.3). In nwezigheid vn stuifmeel kn de trips nvnkelijk wel sneller toenemen dn zonder stuifmeel, mr dit effect wordt snel teniet gedn door de hogere ntllen roofmijten die zich kunnen ontwikkelen. Alleen ij de hoogste egindichtheid vn trips die getest is (25/dm 2, Figuur 7.3) duurt deze periode vn ongeremde groei lng genoeg om het netto estrijdingseffect met stuifmeel net iets slechter te lten uitpkken dn zonder stuifmeel. Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) A. Zonder stuifmeel Rover/ prooi rtio:.6/ 1 3 / 1.6/.2 3 /.2 Roofmijt-dichtheid (#dm2) B. Met stuifmeel Tijd (dgen) Tijd (dgen) 5 8 Trips-dichtheid (#/ dm2) Rover/prooi rtio:.6/ 1 3 / 1.6/.2 3 /.2 Trips-dichtheid (#dm2) Rover/prooi rtio:.6/ 1 3 / 1.6/.2 3 / Tijd (dgen) Tijd (dgen) Figuur 7.1 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) in continue n- en fwezigheid vn stuifmeel (A en B) ls lterntief voedsel ij verschillende initiële rover/prooi rtio s. Let op de verschillen in de schling vn de trips-dichtheden. GTB

48 7.4.2 Effect stuifmeel-kwliteit Lisdodde produceert een soort stuifmeel dt goed is voor roofmijten, mr mtig goed voor trips. Inzet vn ndere stuifmeelsoorten zou een risico kunnen zijn voor de estrijding vn trips wnneer die juist minder goed is voor de roofmijten en eter voor de trips. Uit de erekeningen lijkt (ij de gekozen rover/prooi rtio s, Figuur 7.2) dt een verdueling vn de eilegsnelheid vn trips met stuifmeel nvnkelijk ook ijn een verdueling vn de tripsdichtheid geeft, mr dt de dichtheid uiteindelijk weer nr nul gt. Een hlvering vn de eileg vn roofmijten geeft juist weinig verschil n het egin vn de interctie, mr zorgt ervoor dt de trips uiteindelijk op een hoger evenwichtsniveu stiliseert. Voor de uiteindelijke estrijding vn trips is de voedingswrde vn het stuifmeel voor de roofmijt dus elngrijker dn de voedingswrde vn het stuifmeel voor trips. De comintie vn eigenschppen, zols wrschijnlijk ij dennenstuifmeel het gevl is, levert (ij intermediire rtio s) ook een comintie vn eide ongunstige effecten op, dus een hogere piekdichtheid n het egin en een hoger evenwichtsniveu. Bij lgere rover/prooi-rtio s kn met dennenstuifmeel die eerste tripspiek zo groot worden dt ook het gemiddelde over 7 dgen hier zelfs hoger ligt dn zonder stuifmeel (vergelijk groene met gestippelde lijn in Figuur 7.3). Bij hogere rover/prooi-rtio s treed de eerste piek niet op en is het effect op de tripsestrijding vrij eperkt (Figuur 7.3). 6 A. rover/prooi rtio:.6/ 1 6 B. rover/ prooi rtio: 3/ 1 Roofmijt-dichtheid(#/ dm2) Roofmijt-dichtheid(#/ dm2) Tijd (dgen) Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) 8 lisdodde-stuifmeel 7 verdueling effect 6 op trips hlvering effect op 5 roofmijt effecten smen 4 ('dennen-stuifmeel') Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) 8 lisdodde-stuifmeel 7 verdueling effect op trips 6 hlvering effect op 5 roofmijt 4 effecten smen ('dennen-stuifmeel') Tijd (dgen) Figuur 7.2 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) ij verschillende kwliteiten vn het stuifmeel ls lterntief voedsel voor roofmijt en trips, ij twee initiële rover/prooi rtio s. Bij rood is ngenomen dt de trips met het stuifmeel zijn eilegsnelheid nog eens kn verduelen (dus verviervoudigen t.o.v. lleen ldmteril). Bij groen is ngenomen de de roofmijt met lleen het stuifmeel mr hlf zoveel eieren kn leggen (t.o.v. lisdodde-stuifmeel). Bij prs zijn deze effecten gecomineerd (zols mogelijk ij dennen-stuifmeel het gevl is). 48 GTB-142

49 Gem. Trips-dichtheid (#/dm2) Alterntief voedsel: geen lisdodde-stuifmeel dennen-stuifmeel Artemi (Artifeed) egin-dichtheid: trips roofmijt rover/prooi rtio Figuur 7.3 Tripsdichtheid gemiddeld over 7 dgen ij verschillende initiële rover/prooi rtio s en ij verschillende soorten lterntief voedsel Stuifmeel versus Artemi Omdt stuifmeel ook door trips kn worden geruikt, wordt ook wel gepleit voor nder lterntief voedsel dt niet of minder geschikt is voor trips. Cysten vn rtemi is zo n een soort voedsel, mr is ook minder gunstig voor roofmijten. De vrg is of met rtemi een eter resultt worden ereikt dn met stuifmeel. Dit voer komt voor in meerdere kwliteiten. Beide soorten rtemi uit de studie vn Vngnseke et l. (216) heen hetzelfde eperkte effect op de trips (geen verkorting vn de ontwikkeling en een veel kleinere verhoging vn de eileg). De meest kwlittieve Artemi frnsiscn heeft drnst een effect op de roofmijt (A. swirskii) dt vergelijkr is met stuifmeel, mr geeftt een minder sterke verkorting vn de ontwikkeling. De simultie lt, zols verwcht, een kleinere tripspiek n het egin zien, mr wel een iets hoger eindniveu (.1 ipv ) dn ij stuifmeel (zie Figuur 7.4). De ndere kwliteit rtemi ( Artifeed ) heeft ijn geen effect op de ontwikkeling en een (5%) lger effect op de eileg vn de roofmijt. Hierdoor ligt het evenwichtniveu vn trips weer een stukje hoger. Door de kleinere reductie vn de consumptie vn trips wordt de tripspiek vn de eerste twee weken echter nog kleiner (Figuur 7.4). Gemiddeld over de 7 dgen ontlopen de tripsdichtheden elkr niet veel, ook niet ij ndere rover/prooi rtio s (zie rode lijn in Figuur 7.3). GTB

50 6 A. rover/prooi rtio:.6/ 1 6 B. rover/ prooi rtio: 3/ 1 Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) Tijd (dgen) Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) 8 7 lisdodde-stuifmeel 6 Artemi frnsiscn 5 Artifeed Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) 8 7 lisdodde-stuifmeel 6 Artemi frnsiscn 5 Artifeed Tijd (dgen) Figuur 7.4 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) ij verschillende soorten lterntief voedsel (stuifmeel en 2 soorten rtemi), ij twee initiële rover/prooi rtio s. Bij eide rtemi soorten is ngenomen dt de trips drmee zijn ontwikkeling niet kn versnellen (zols wel ij stuifmeel het gevl is) en dt de eileg mr met 35% verhoogd wordt (i.p.v. met 1%). Bij groen kn de roofmijt met het lterntieve voedsel zijn ontwikkeling mximl met 1.1 dg verkorten (i.p.v. 1.8 dg met stuifmeel) mr is het effect of de eileg hetzelfde ls ij stuifmeel. Bij prs ( Artifeed ) is er geen verkorting vn de roofmijtontwikkeling, en is het effect op de eileg hlf zo groot ls ij stuifmeel. Dit lles overeenkomstig de resultten vn Vngnseke et l. (216) Ander type roofmijten Nst de veel geruikte roofmijten N. cucumeris en A. swirskii zijn er ook roofmijtsoorten (Euseius spp.) die nog efficiënter zijn met stuifmeel, mr minder trips consumeren, zeker in nwezigheid vn stuifmeel. Kunnen deze roofmijten in nwezigheid vn stuifmeel hogere ntllen ereiken en drdoor toch effectiever zijn? De modelerekeningen lten zien (zie Fig. 7.5) dt een etere enutting vn het stuifmeel leidt tot een sterkere toenme vn de roofmijten. Als de stuifmeelconsumptie direct ten koste gt vn de tripsconsumptie leidt dit nvnkelijk tot een hogere tripspopultie (groene lijn in Fig. 7.5). Door de grote roofmijtdichtheid leidt dit tot lter toch tot een sterkere verlging vn de tripsdichtheid. Alleen ls de lterntieve roofmijten ook l een lgere consumptie en eileg heen wnneer er lleen tripsen nwezig zijn (prse lijn), kn ook de verlging vn de tripsdichtheid wt lngzmer gn. In lle gevllen voorspelt het model dt de dichtheid vn trips op de lngere termijn nr nul gt. 5 GTB-142

51 Figuur 7.5 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) ij verschillende typen roofmijten, ij twee initiële rover/prooi rtio s. Bluw: het stndrdmodel met A. swirskii. Rood: de roofmijt heeft met veel stuifmeel een 5% hogere eileg, zonder dt dit effect heeft op de tripsconsumptie. Groen: de roofmijt heeft met stuifmeel ovendien een sterker gereduceerde tripsconsumptie (deze gt ij hlve introductiedichtheid vn 8% nr 3% vn mximum en ij meer stuifmeel nr nul) overeenkomstig de wrnemingen ij I. degenerns en mogelijk ook ij E. gllicus. Prs: roofmijt heeft ovendien een (2%) lgere tripsconsumptie dn A. swirskii, ook zonder stuifmeel Invloed gews (vi de groeisnelheid vn trips) Op het ene gews kn trips zich veel sneller ontwikkelen dn op een nder gews. Dit heeft ook effect op de effectiviteit vn iologische estrijders. Hoe eïnvloedt lterntief voedsel deze reltie? De simulties lten zien dt ook met stuifmeel een eter gews nvnkelijk tot een hogere tripsdichtheid leidt, mr dt met stuifmeel deze verschillen kleiner zijn dn zonder stuifmeel (Figuur 7.6). Voor het uiteindelijke evenwichtsniveu vn trips mkt het gews niet uit; met stuifmeel is deze is ltijd nul. GTB

52 6 6 B. rover/prooi rtio: 3/ 1 Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) A. rover/ prooi rtio:.6/ 1 Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) Tijd (dgen) Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) 'komkommer' 'oon' 'roos' Trips-dichtheid (#/ dm2) 'komkommer' 'oon' 'roos' Tijd (dgen) Tijd (dgen) Figuur 7.6 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) ij gewssen die verschillen in hun geschiktheid voor trips, ij twee initiële rover/prooi rtio s. Komkommer : gemiddelde tripspopultiegroei (.17/dg), oon : hoge tripspopultiegroei (.21/dg), roos : lge tripspopultiegroei (.13/dg). Angenomen is dt met stuifmeel de eileg vn trips steeds twee keer zo hoog is dn met ldmteril lleen, en dt de roofmijten niet door het type gews eiïvloed worden Invloed duur inrengen stuifmeel Uit de modelerekeningen (zie Figuur 7.7) is f te leiden dt 1 keer stuifmeel nrengen, gelijktijdig met het uitzetten vn de roofmijten, nzienlijk eter is dn heleml geen stuifmeel geven. Ook is te zien dt ls je lnger stuifmeel lijft toedienen de plgestrijding nog eter gt. Stoppen met toedienen kn nvnkelijk een lngzmere groei vn de tripsdichtheid geven, door minder voedsel voor de trips en een hogere tripsconsumptie vn de nwezige roofmijten. Eén of 2 weken lter is de roofmijtdichtheid echter zodnig fgenomen dt de trips weer gt groeien t.o.v. vn de ehndeling met continue stuifmeel. Dit evestigt de gevonden resultten in hoofdstuk 5. Alleen ij continue stuifmeel eweegt de tripsdichtheid richting nul. 52 GTB-142

53 6 A. rover/ prooi rtio:.6/ 1 6 B. rover/prooi rtio: 3/ 1 Roofmijt-dichtheid(#/ dm2) keer lle weken 5 weken 2 weken 1 keer Tijd (dgen) Roofmijt-dichtheid (#/ dm2) lle weken 5 weken 2 weken 1 keer keer Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) keer keer 3 2 weken 2 5 weken 1 lle weken Tijd (dgen) Trips-dichtheid (#/ dm2) keer keer 3 2 weken 2 5 weken 1 lle weken Tijd (dgen) Figuur 7.7 Popultieontwikkeling vn roofmijt (oven) en trips (onder) ij verschillende periodes vn stuifmeelvoorziening, ij twee initiële rover/prooi rtio s. Indien je de kosten-overwegingen meeneemt, is het (voor de teelt op zich) wrschijnlijk niet nodig om tot het einde vn de teeltperiode met toedienen vn stuifmeel door te gn, omdt het verschil in de ltste weken nog mr klein is (zie Figuur 6.8). Gemiddelde tripsdichtheid (#/ dm2) ntl weken stuifmeel-toediening Figuur 7.8 Gemiddelde tripsdichtheid over een periode vn 1 weken ij verschillende periodes vn stuifmeelvoorziening. Initiële rover- en trips-dichtheid: 3 en 1/dm 2. GTB

54 7.5 Discussie en conclusies De etrouwrheid vn rekenmodellen, zols hier zijn geruikt, wordt grotendeels epld door de etrouwrheid vn de nnmen die in deze modellen worden gemkt. Deze etrouwrheid is wrschijnlijk vrij groot ls het gt om de nnmen in het sismodel, t..v. de iologie vn de trips (F. occidentlis) en de roofmijt (A. swirskii), en vn de invloed vn (lisdodde)stuifmeel, omdt deze in een reeks vn studies goed is vstgesteld, wronder die vn Vngnseke et l. (216). De wijze wrop de dichtheden vn eide populties elkr eïnvloeden is vrij gedetilleerd door vn Rijn et l. estudeerd n de hnd vn verwnte roofmijtsoorten (vn Rijn & Tnigoshi 1999; vn Rijn et l. 22; vn Rijn et l. 25). De op sis hiervn opgestelde rekenmodellen leken een goede voorspelling te geven voor de trips-roofmijt-intercties zols wrgenomen in komkommerkssen (vn Rijn et l. 22). De verwchting is deze processen, en de drvn fgeleide modellen even goed vn toepssing zijn op A. swirskii. Uiterrd zijn er vele detils, ijvooreeld veroorzkt door de structuur vn het gews die interctie kwlittief kunnen eïnvloeden. Bij het doorrekenen vn de diverse scenrio s zijn de noodzkelijke gegevens vk mr gedeeltelijk en eenmlig estudeerd. Dit is het gevl ij de invloed vn Artemi en ij de verschillen tussen A. swirskii en Euseius soorten. Hier zijn de voorspellingen dus minder zeker. Zeker ls de verschillen klein zijn moeten we voorzichtig zijn dr lgemene conclusies n te verinden. Toch is er wel een ntl conclusies te trekken die niet vn onzekere nnmes fhngen. Toevoegen vn lterntief voedsel voor roofmijten leidt ltijd (ook ls deze door de trips enut kn worden) tot een verlging vn het trips-evenwicht, en dus op lnger termijn tot een eter estrijdingsresultt. Gedurende de nvnkelijk instiele fse, dus kort n het introduceren vn de roofmijten en het voedsel, kn lterntief voedsel (stuifmeel) dt ook door de trips kn worden enut, tijdelijk tot hogere tripsntllen nleiding geven. Dit moment kn echter geheel worden vermeden door met een voldoende hoge rover/prooi rtio te strten (ijv. 1 of hoger). Dit kn ereikt worden ofwel door vroeg genoeg (dus ij nog lge tripsdichtheden) roofmijten te introduceren, ofwel door lter, ij hogere tripsdichtheden, hogere ntllen roofmijten los te lten. Ten nzien vn de overige scenrio s kn worden geconcludeerd: 1. Stuifmeel dt reltief gunstig is voor trips (zols dennen-stuifmeel) kn ij lge rover/prooi rtio s tot hogere tripsntllen leiden dn zonder stuifmeel. Indien voldoende (vroeg) rovers worden losgelten kn dit stuifmeel echter nog steeds de tripsestrijding vereteren. Stuifmeel dt eter is voor de roofmijten (zols lisdodde) zorgt wel ltijd voor een eter resultt, ook op lngere termijn. 2. Artemi (dt voor trips minder geschikt is dn stuifmeel) zl lleen een eter estrijdingsresultt geven ls de etere kwliteit (Artemi frnsiscn) wordt geruikt. Een kleine verhoging vn het ntl roofmijten zl in comintie met lisdoddestuifmeel echter eenzelfde effect heen. 3. Roofmijt-soorten, zols Euseius gllicus, die stuifmeel nog eter enutten dn A. swirskii, zullen door hun hogere stuifmeel-consumptie ook een lgere trips-consumptie heen dn A. swirskii.het geruik vn dergelijke roofmijten zl ij gegeven rover-prooi rtio s tijdelijk een hogere tripsdichtheid geven, mr op iets lngere termijn tot een evengoed of eter estrijdingsresultt leiden. 4. In een gews wrin trips zich sneller kn ontwikkelen zl nvnkelijk een hogere tripsdichtheid worden ereikt t.o.v. een minder goed gews. Met stuifmeel zl echter uiteindelijk de trips evengoed worden gedecimeerd. De hoge trips-piek kn wederom worden vermeden door met een hogere rover/prooi rtio te strten. 5. Stuifmeel en nder lterntief voedsel kn het este continue in het gews nwezig zijn om de roofmijt te lijven ondersteunen. Voor kostenespring kn eventueel enkele weken voor het opruimen vn het gews met de introductie worden gestopt. 54 GTB-142

55 8 Effecten vn stuifmeel op de estrijding vn Echinothrips met roofmijten 8.1 Inleiding De Echinothrips mericnus is een zeer polyfge tripssoort die zo n 2 jr geleden is meegekomen met plntmteril uit Noord-Amerik en zich sindsdien heeft gevestigd in de Nederlndse glstuinouw. De verminderde inzet vn reedwerkende insecticiden heeft er wrschijnlijk n ijgedrgen dt Echinothrips in steeds meer gewssen opduikt. Anders dn de clifornische trips, welke een typische loementrips is, heeft Echinothrips mericnus een voorkeur voor lderen. De trips is te herkennen n zijn zwrte uiterlijk met twee duidelijke witte vlekken op zijn vleugels (Figuur 8.1) (mr niet verwrren met Thrips setosus). Omdt Echinothrips zich vk lg in het gews op lderen schuilhoudt, is hr nwezigheid in de ks nog wel eens een verrssing. Om de iologische estrijding vn ndere plgen niet te verstoren, is het wenselijk om ook Echinothrips te estrijden met ntuurlijke vijnden. Verschillende soorten roofmijten, roofwntsen en gsvliegen zijn in eerder onderzoek getest in het lortorium, in kleinschlige ksproeven en in 2 prktijkproeven in een gererteelt (Pijnkker et l. 214). In deze studies gf de roofmijt Amlydromlus limonicus een etere estrijding vn Echinothrips dn A. swirskii, mr de trips werd nooit volledig estreden. De resultten met gsvliegen wren teleurstellend. In gerer gven roofwntsen een zeer goede estrijding vn Echinothrips, mr verder onderzoek is nodig om te eplen wt het risico ij inzet vn deze wntsen vnwege de mogelijke schde die ze n loemen kunnen geven (Messelink et l. 215). In dit onderzoek heen we gekeken of de estrijding vn Echinothrips met stuifmeel vereterd kn worden. Het ws nog niet ekend of stuifmeel ook een voedselron is voor Echinothrips. Drom is ook nr het effect vn stuifmeel op deze trips zonder roofmijten gekeken. Bij dit onderzoek is de stndrd roofmijt A. swirskii vergeleken met de Type IV roofmijten E. gllicus en E. ovlis. Bij l deze roofmijten is ook in het lortorium nuwkeurig ekeken welke stdi vn Echinothrips vtr zijn voor roofmijten en hoeveel individuen vn welk stdium per dg gegeten worden. Figuur 8.1 Volwssen stdium vn Echinothrips mericnus. GTB

56 8.2 Mteril en methoden Predtietesten in het lortorium In het lortorium is epld voor de roofmijten A. swirskii, A. limonicus, E. ovlis en E. gllicus welke stdi vn Echinothrips ze eten en wt drij de dgelijkse predtiesnelheid is. Deze experimenten zijn uitgevoerd in 3 ml trnsprntie medicijncupjes met drin een pprikldpons met een dimeter vn 2.5 cm op wtergr. De cupjes werden fgesloten met een deksel met fijn insectengs. Ieder cupje werd voorzien vn 1 L1, L2, poppen of volwssen stdi vn Echinothrips. Vervolgens werd één jong volwssen roofmijtvrouwtje (3-4 dgen in het volwssen stdium) voor 24 uur toegevoegd n de cupjes toegevoegd. N deze 24 uur werden de roofmijten in nieuwe cupjes met dezelfde dichtheden en stdi vn Echinothrips gepltst, en n 48 uur werd dit nog een keer herhld. N verwijdering vn de roofmijten werd het ntl gepredeerde stdi vn Echinothrips en het ntl roofmijteieren per cupje geteld. De gemiddelde dgelijkse predtiesnelheid per stdium werd erekend over de 3 dgen heen, mr ij de eileg zijn lleen de ltste 2 dgen geruikt om drmee de invloed vn het vorige dieet vn de roofmijten te kunnen uitsluiten. Per roofmijt en tripsstdium zijn 2 herhlingen ingezet. Het onderzoek is uitgevoerd in een klimtcel ij 25 C en 7% luchtvochtigheid Ksproef met A. swirskii en E. gllicus Om het effect vn stuifmeel op de iologische estrijding vn Echinothrips met roofmijten te testen is een ksproef opgezet met pprik. In deze proef werd de veelgeruikte roofmijt A. swirskii vergeleken met de reltief nieuwe roofmijt E. gllicus. Het stuifmeel ws fkomstig vn de kleine Lisdodde, Typh ngustifoli en werd geleverd door Bioest NV (Nutrimite). De proef werd uitgevoerd in de periode pril-mei in een ks vn 24 m 2 met 3 teelttfels. De experimentele eenheid estond uit een opgepotte pprikplnt (cv Mrnello, Enz Zden) vn 9 weken oud in een insectenkooi vn 25*35*6 cm (mswijdte 5 µm). Voorfgnd n het experiment werden lle pprikloemen verwijderd en ook nieuwe knoppen werden verwijderd om loei te voorkomen. De plnten kregen voeding vi druppelrs. De volgende ehndelingen werden vergeleken:. Echinothrips.. Echinothrips + stuifmeel. c. A. swirskii + stuifmeel. d. E. gllicus + stuifmeel. e. Echinothrips + A. swirskii. f. Echinothrips + E. gllicus. g. Echinothrips + A. swirskii + stuifmeel. h. Echinothrips + E. gllicus + stuifmeel. De proef ws opgezet ls een gewrde lokkenproef met 6 herhlingen verdeeld over 3 teeltfels, dus in totl 48 plnten. Plnten werden esmet met Echinothrips door per plnt 2x 1 dulten in te zetten met een tussenperiode vn een week. De roofmijten werden tegelijkertijd met de tweede tripsintroductie ingezet in een dichtheid vn 1 jonge vrouwtjes/plnt. Kort n het toedienen vn de roofmijten werd ook het stuifmeel toegevoegd: totl.13 g per plnt. Dit werd zo evenredig mogelijk over de plnt verdeeld met een kwst. N twee weken werd dit herhld. De trips- en roofmijtdichtheden werden éénmlig geteld ij een destructieve meting 3 weken n de roofmijtintroductie. Drij werden lle lderen vn de plnt verwijderd en onder een microscoop eoordeeld. Per plnt werden 2 roofmijten verzmeld in preprten om te controleren of de nwezige roofmijten tot de soort vn inzet ehoorden. De gemiddelde kstempertuur en luchtvochtigheid tijdens proef wren respectievelijk 24.2 C (rnge C) en 66% (rnge 6-75%). Een vn de ehndelingen met stuifmeel en Echinothrips rkte esmet met roofmijten en werd drom uiten de nlyses gelten. 56 GTB-142

57 8.2.3 Ksproef met A. swirskii en E. ovlis De opzet vn de tweede ksproef met Echinothrips ws precies hetzelfde ls de eerste ksproef (7.2.2), mr dit ml met de roofmijt E. ovlis in plts vn E. gllicus. Deze proef werd uitgevoerd in juli, wrdoor de gemiddelde kstempertuur wt hoger lg (26.1 C, rnge ) en de luchtvochtigheid wt lger (6%, rnge 47 69). Dit ml rkten 4 plnten esmet met roofmijten dr wr dt niet de edoeling ws: 3 ehndelingen met stuifmeel en Echinothrips en 1 ehndeling met lleen Echinothrips. De dt vn deze kooien werden drom uiten de nlyses gehouden. Additioneel is nog een lortoriumtest uitgevoerd om te eplen in hoeverre stuifmeel de dgelijkse consumptie vn Echinothrips eïnvloedt ij de roofmijten E. ovlis en A. swirskii. 8.3 Resultten Predtietesten in het lortorium De meeste lrven vn Echinothrips werden geconsumeerd door A. limonicus, gevolgd door E. ovlis en A. swirskii (figuur 8.2A). Ook de eileg ws vn deze roofmijten het hoogst ij A. limonicus. De consumptie vn Echinothripslrven ws zeer lg ij de roofmijt E. gllicus poppen werden heleml niet gepredeerd. Ook de eileg ws ij deze soort het lgst (figuur 8.2B). Volwssen Echinothrips werd door geen enkele roofmijt gegeten. GTB

58 Dgelijkse consumptie A. limonicus A. swirskii E. ovlis E. gllicus c c c L1 L2 pop A B Dgelijkse eileg c L1 L2 pop Figuur 8.2 Predtie- (A) en eilegsnelheid (B) vn jonge vrouwtjes vn de roofmijten Amlydromlus limonicus, Amlyseius swirskii, Euseius ovlis en Euseius gllicus op een dieet vn eerste lrvle stdi (L1), tweede lrvle stdi (L2) en popstdi vn Echinothrips mericnus op pprikldponsen. De figuren geven het gemiddeld (±SE) ntl gepredeerde stdi per vrouwtje weer wrij is gemeten over 3 dgen (72 h) en de gemiddelde (±SE) dgelijkse eileg geseerd op de eileg vn dg 2 en 3 (n 48h nd 72 h). Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de roofmijten weer voor dt specifieke stdium vn Echinothrips (LSD-test n ANOVA, p<.5) Ksproef met A. swirskii en E. gllicus Met Echinothrips ls de enige voedselron kon E. gllicus nuwelijks overleven, mr ook ij A. swirskii wren de dichtheden per plnt lg (Figuur 8.3). Het toedienen vn stuifmeel hd ij eide soorten roofmijten een nzienlijk effect op de dichtheden. Wnneer nst stuifmeel ook Echinothrips nwezig ws, leidde dt niet tot hogere dichtheden. Bij E. gllicus wren de dichtheden in de ehndelingen met stuifmeel iets hoger dn ij A. swirskii, mr de verschillen wren niet significnt (Figuur 8.3). Alleen ij de ehndeling met A. swirskii met stuifmeel werd een significnte estrijding vn Echinothrips ehld (Figuur 8.4). Bij lle overige ehndelingen wren de dichtheden vergelijkr. Stuifmeel hd géén direct effect op Echinothrips. 58 GTB-142

59 25 Roofmijtdichtheid (#/ plnt) A. swirskii E. gllicus c Echinothrips stuifmeel Echinothrips + stuifmeel Figuur 8.3. Gemiddelde roofmijtdichtheden (moiele stdi) vn Amlyseius swirskii en Euseius gllicus op pprikplnten met Echinothrips, lisdoddestuifmeel of de comintie vn eide. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). Dichtheid Echinothrips (#/ plnt) Figuur 8.4. Gemiddelde dichtheden vn Echinothrips (lrven, poppen en dulten) op pprikplnten met ehndelingen vn roofmijten, lisdoddestuifmeel of de comintie vn eide. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5) Ksproef met A. swirskii en E. ovlis De roofmijt E. ovlis ontwikkelde zich zeer goed op het stuifmeel. De dichtheden wren gemiddeld 4x hoger dn die vn A. swirskii (Figuur 8.5). Zonder stuifmeel wren de dichtheden ij eide roofmijtsoorten lg. Wnneer nst stuifmeel ook Echinothrips nwezig ws, leidde dt niet tot significnt hogere dichtheden, hoewel ij E. ovlis er wel een duidelijk trend vn verhoogde dichtheden te zien ws (Figuur 8.5). Echinothrips werd door eide roofmijten even goed estreden en de nwezigheid vn stuifmeel hd dr geen effect op (Figuur 8.6). GTB

60 De lortoriumproef liet zien dt de nwezigheid vn stuifmeel de dgelijkse predtie vn jonge lrven vn Echinothrips per individueel roofmijtvrouwtje ij zowel E. ovlis ls A. swirskii significnt reduceerde. Bij E. ovlis werd er gemiddelde 6% minder trips gegeten, terwijl ij A. swirskii dit met 43% iets minder ws. 6 Roofmijtdichtheid (#/ plnt) A. swirskii E. ovlis c c Echinothrips stuifmeel Echinothrips + stuifmeel Figuur 8.5. Gemiddelde roofmijtdichtheden (moiele stdi) vn Amlyseius swirskii en Euseius ovlis op pprikplnten met Echinothrips, stuifmeel of de comintie vn eide. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). Dichtheid Echinothrips (#/ plnt) Figuur 8.6. Gemiddelde dichtheden vn Echinothrips (lrven, poppen en dulten) op pprikplnten met ehndelingen vn roofmijten, stuifmeel of de comintie vn eide. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). 6 GTB-142

61 8.4 Discussie en conclusies In het lortorium werden de meeste lrven vn Echinothrips gepredeerd door A. limonicus, gevolgd door E. ovlis en A. swirskii. Ook de eileg ws vn deze roofmijten het hoogst ij A. limonicus. De resultten evestigen drmee eerder onderzoek dt lt zien dt A. limonicus een etere estrijder vn Echinothrips is dn A. swirskii (Hoogerrugge et l. 214; Pijnkker et l. 214). Vreemd genoeg werd Echinothrips nuwelijks door de roofmijt E. gllicus gegeten. De reden hiervoor is onduidelijk. Interessnt is dt ook poppen vn Echinothrips vtr wren voor roofmijten. Dit immoiele stdium, dt zich ook op het ld evindt, kn zijn niet goed verdedigen en is drom een geschikte prooi (Figuur 8.7). Met uitzondering vn E. gllicus ten lle roofmijtensoorten het popstdium, mr omdt de poppen veel groter zijn dn de lrven, ligt het ntl individuen dt per dg gegeten wordt een stuk lger dn ij het lrvle stdium vn Echinothrips. Volwssen Echinothrips werd door geen enkele roofmijt gepredeerd. Nst het ntl Echinothrips dt per individuele roofmijt wordt gegeten, is voor de plgestrijding op een gews het ook elngrijk hoe goed een roofmijt zich vestigt en in welke dichtheden. De ksproef met A. swirskii en E. gllicus lt echter zien dt hoge dichtheden vn E. gllicus in de ehndelingen met stuifmeel nog steeds niet leidde tot een estrijding vn Echinothrips. Op sis vn de lortorium- en ksproef kunnen we concluderen dt deze roofmijt niet geschikt is voor de estrijding vn Echinothrips. Bij de eerste ksproef met A. swirskii vereterde het toedienen vn stuifmeel de estrijding vn Echinothrips. Ook werd duidelijk dt stuifmeel zelf géén voedingsron is voor Echinothrips. Bij fwezigheid vn de clifornische trips kn stuifmeel dus zonder risico worden toegevoegd om de estrijding vn Echinothrips te vereteren. Bij lle roofmijten leidde het nieden vn stuifmeel tot verhoogde roofmijtdichtheden. Euseius ovlis regeerde extreem goed op stuifmeel: in 3 weken tijd ws de popultie moile stdi 3 tot 4x zo groot ls de strtpopultie. De dichtheden wren ten opzichte vn de ehndeling zonder stuifmeel zelfs 72 x zo hoog. Ondnks deze enorm hogere dichtheden werd Echinothrips niet eter estreden. Het is echter nnemelijk dt over een lngere periode dit ook tot een etere estrijding vn Echinothrips zou leiden. Ook de resultten vn de lortoriumproef onderschrijven dit, omdt in nwezigheid vn stuifmeel er nog steeds trips gegeten werd. De totle predtiecpciteit is dn, ondnks de gereduceerde predtie per individu, nog ltijd nzienlijk hoger ij de ehndeling met stuifmeel, dn in de ehndeling zonder stuifmeel. Smenvttend kunnen we zeggen dt de roofmijten A. swirskii, A. limonicus nd E. ovlis lle drie ingezet kunnen worden voor de estrijding vn Echinothrips. Bij A. swirskii is ngetoond dt stuifmeel de estrijding verder kn vereteren. De extreem goede ontwikkeling vn E. ovlis op stuifmeel mkt deze roofmijt een interessnte kndidt voor toepssing in comintie met stuifmeel, mr verder onderzoek wrij de estrijding over een lnger tijdsperiode wordt gevolgd is echter noodzkelijk om tot een goed oordeel te komen. GTB

62 Figuur 8.7 De roofmijt Amlyseius swirskii die zich voedt met een pop vn Echinothrips. 62 GTB-142

63 9 Alterntieve voedselronnen voor Orius 9.1 Inleiding Roofwntsen vn het genus Orius zijn een vn de meeste effectieve estrijders vn trips in de groenteteelt (Vn den Meircker & Rmkers 1991; Tommsini et l. 24). In Nederlnd wordt voorl Orius levigtus ingezet en op eperktere schl Orius mjusculus. In Noord- Amerik wordt Orius insidiosus met succes toegepst en in Zuid-Europ komt Orius niger vk spontn voor in kssen en geeft dr ook een goede estrijding vn trips (Bosco et l. 28). In de sierteelt wordt Orius nuwelijks ingezet. De voornmste reden is dt ze zich niet preventief vestigen door gerek n voedsel. Introducties voor curtieve estrijding vn trips zijn erg kostr en worden om die reden dn ook nuwelijks toegepst. Een vn de mogelijkheden om dit proleem te verhelpen is de inzet vn nkerplnten (Hung et l. 211). Voor Orius is sierpeper een geschikte plnt om Orius om te lten vermenigvuldigen (Wite et l. 214). De wntsen kunnen zich dn voeden met het stuifmeel in de tlrijke loemetjes en dit kn ondersteund worden door het toevoegen vn extr voedsel zols Ephestieieren. Dit wordt inmiddels op eperkte schl toegepst (Figuur 9.1), mr veel telers vinden de methode te omslchtig. Bovendien is nog weinig ekend over de ctierdius vn Orius, en drn gekoppeld, het ntl nkerplnten dt per hectre nodig is om tot een goede ezetting vn Orius in het totle teeltgews te komen. Figuur 9.1 Sierpeper ls nkerplnt voor Orius levigtus in chrysnt (experiment Bioline Agrosciences 216). GTB

64 Nst nkerplnten kn ook gedcht worden n het ijvoeren vn Orius in het gews of het nieden vn voedsel in voersttions. Een tot nu toe mper estudeerde optie is het ijvoeden vn roofwntsen met voermijten vn de groep stigmt. Hoewel verschillende soorten voermijten reed geruikt worden in de iologische estrijding, zowel in msskweken ls in kweekzkjes, is het geruikt drvn tot dusver eperkt tot het voeden vn roofmijten. Een eerdere studie wees de mogelijkheid n om de voermijt Tyrophgus putrescentie ook in de kweek vn roofwntsen te geruiken (El-Husseini & Sermnn 1992). Vn der Linden et l. (213) vonden dt zowel O. levigtus ls O. mjuscuslus zich volledig kunnen ontwikkelen vn ei tot dult op de voermijten T. pustrescenti, Acrus siro en Crpoglyphus lctis. Verder is recent is voor een ndere Orius-soort ook gevonden dt ze zich kunnen reproduceren op voermijten, zij het in veel mindere mte dn op Ephesti-eieren (Bonte et l. 216). Voermijten lijken dus potentie te ieden om populties Orius in het gews te ondersteunen. In de sierteelt kn het voorl interessnt zijn om uitgezette volwssen vrouwtjes vn voedsel te voorzien, zodt ze lnger leven en meer eieren in het gews fzetten. In dit onderzoek is drom gekeken wt de eileg is vn jonge vrouwtjes vn Orius levigtus op verschillende voermijten en cominties vn voermijten met lterntief voedsel. 9.2 Mteril en methoden Om het effect vn verschillende voedselronnen op de overleving en eileg vn O. levigtus te onderzoeken is een lortoriumproef opgezet. De wntsen voor dit onderzoek wren fkomstig vn Koppert Biologicl systems en werden doorgekweekt op oon met Ephesti-eieren. Bij de strt vn het experiment werden jonge vrouwtjes geselecteerd vn 4 tot 5 dgen oud wrij de eiproductie net ws egonnen. Smen met een jong mnnetje werd deze toegevoegd n een plstic kje met een dimeter vn 8 cm en een hoogte vn 6 cm (Figuur 9.2). De deksel ws voorzien vn fijn insectengs. In ieder kje ws een epje met vochtige wtten met drin een onespoten chrysntentkje (cv Eurowhite) ls eilegsustrt en vochtron nwezig. Vervolgens werden n de kjes de verschillende diëten toeedeeld. Het voedsel werd ltijd in overmt ngeoden en werd 2x per week ververst. Het chrysntentkje werd ieder mndg, woensdg en vrijdg vervngen en op deze dgen werd ook gescoord of het vrouwtje nog leefde. Indien mnnetjes tussentijds doodgingen, werden deze vervngen door een nieuw mnnetje, omdt mnnetjes vn invloed kunnen zijn op de eileg vn vrouwtjes (Bonte & De Clercq 21). Een herhling stopte zodr het vrouwtje dood ws. De eileg werd eoordeeld door lle eieren in de tkjes onder een microscoop te eoordelen. Dit werd n een week opslg ij 25 C gedn, om zo ook het ntl open en dichte eieren te eoordelen. De experimenten werden uitgevoerd in klimtksten ij 25 C, 16 uur licht per dg en 7% luchtvochtigheid. De volgende ehndelingen zijn getest in 1 herhlingen:. Onehndeld (geen voedsel).. De voermijt Tyrophgus similis. c. De voermijt Acrus siro. d. Bijenpollen vn Cistus. e. Misstuifmeel, Ze mys L. convr. Scchrt cv. Conqueror. f. Ephesti-eieren. g. Bijenpollen vn Cistus + T. similis. h. Bijenpollen vn Cistus + A. siro. Figuur 9.2. Opzet vn het testsysteem (links) en open en dichte eieren vn Orius (rechts) (foto Julin Beniers). 64 GTB-142

65 9.3 Resultten Ephesti-eieren wren overduidelijk de este voedselron wrij de meeste eieren werden gevonden (Figuur 9.3). Zonder voedsel gt Orius l snel dood en stopt de eileg n enkele dgen. Misstuifmeel leek vn de lterntieve voedselronnen het minst geschikt; zowel de overleving ls eileg ws lg (Figuur 9.3 en 9.4). Ook ij ijenpollen ws de eileg reltief lg, mr de overleving opvllend goed. De twee voermijten scoorden iets eter in de totle eileg, mr slechter in de overleving. De este resultten, nst Ephesti, werden ehld met de comintie vn ijenpollen en voermijten. Zowel de eileg ls overleving ws goed. Met de preovipositieperiode meegerekend ws de gemiddelde levensduur 5 weken Totle eileg/ vrouwtje e cd cd cd de c Figuur 9.3. Gemiddelde eileg (±SE) per vrouwtje vn Orius levigtus op verschillende diëten. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). ijenpollen Ephesti ijenpollen + T. similis ijenpollen + A. siro A. siro T. similis misstuifmeel c onehndeld c Levensduur vrouwtjes (dgen) Figuur 9.4. Gemiddelde levensduur (±SE) per vrouwtje vn Orius levigtus op verschillende diëten. erschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer (LSD-test n ANOVA, p<.5). GTB

66 9.4 Discussie en conclusies Dit onderzoek lt duidelijk zien dt volwssen Orius-vrouwtjes mr kort leven en nuwelijks eieren fzetten wnneer ze geen voedsel tot hun eschikking heen. Dit verklrt wrom de inzet vn Orius in de sierteelt vk tegenvlt en er ijn nooit een vestiging vn een popultie wordt wrgenomen. Zelfs ij een reltief hoge plgdruk, zl er l snel voedselschrste optreden en de eileg stoppen. De meest interessnte evinding vn de lortoriumtesten is dt de comintie vn ijenpolen en mijten eter is dn de twee voedselronnen fzonderlijk. Wrschijnlijk verhoogt de ijenpollen de voedingswrde vn de mijten. Tegelijkertijd mken de mijten de ijenpollen toegnkelijker voor Orius doordt de klompen met pollen door de mijten uit elkr vllen (Figuur 9.5). Het soort voedingsmijt dt geruikt werd lijkt weinig uit te mken. Verder onderzoek zl moeten uitwijzen of het toepssen vn deze voedselronnen in voersttions of op het gews kn leiden tot een etere vestiging vn Orius. Figuur 9.5. Bijenpollen met voermijten. 66 GTB-142

67 1 Artificiële domti voor roofmijten 1.1 Inleiding Bij de estrijding vn trips, spint en wittevlieg met roofmijten is het opvllend dt dit in sommige gewssen zeer goed gt en in ndere gewssen heleml niet of erg moeizm doordt roofmijten zich niet goed vestigen. Overduidelijk is dt gerek n voedsel vk een proleem is in sierteeltgewssen. Dit kn ondervngen worden door het nieden vn stuifmeel of ndere voedselronnen (zie resultten hoofdstuk 3 t/m 7). Mr er is meer n de hnd. Ook in gewssen wr een overmt n voedsel wordt ngeoden sln de roofmijten soms niet n. Dit heeft wrschijnlijk te mken met het microklimt en het gerek n goede schuilplekken. Op sommige plnten zijn deze schuilplekken heel ndrukkelijk nwezig, zogenmde crodomti, of roofmijthuisjes. Dit zijn vk dichte clusters vn ldhren op de plekken wr ldders ij elkr komen (Figuur 1.1). Deze domti ieden niet lleen een eter microklimt, mr ook escherming tegen predtoren vn roofmijten (Wlter 1996; Romero & Benson 25). Het is ijvooreeld ekend dt trips zich ook voedt met de eieren vn roofmijten en dt de predtie vn eieren in domti lger is dn ij eieren uiten domti (Frji et l. 22). Roofmijteieren in clusters kunnen elkr eschermen doordt de eieren die worden ngevllen uit elkr sptten over de ndere intcte eieren. De ei-restnten vormen dn een soort korst, wrdoor de ndere eieren minder toegnkelijk zijn voor predtoren. Verder is gevonden dt domti de mte vn knnilisme vermindert (Ferreir et l. 28). In een ntl studies is vstgesteld dt de nwezigheid vn domti ook ddwerkelijk tot een eter plgestrijding leidt. Zo ws op Viurnum de estrijding vn spint met roofmijten eter op plnten met domti dn op plnten wr deze domti wren verwijdert (Grostl & Odowd 1994). Domti lijken dus elngrijk te zijn voor de plgestrijding met roofmijten. Door plnten te mnipuleren of te voorzien vn kunstmtige domti zou de vestiging vn roofmijten en drmee de estrijding vn plgen wellicht vereterd kunnen worden. In ons onderzoek heen we eerst vstgesteld of domti inderdd gunstig zijn voor de overleving en reproductie vn roofmijten die in de Nederlnds glstuinouw worden geruikt. Als model roofmijt heen we Amlyseius swirskii gekozen. Verder is in het lortorium gekeken welke mterilen geruikt kunnen worden om ls kunstmtige domti in te zetten op plnten. Vervolgens is een ksproef uitgevoerd met potplnten om te eplen of de nwezigheid vn domti en voedsel ij lge luchtvochtigheden ook leidt tot een eter vestiging vn roofmijtpopulties. Figuur 1.1 Domtium op Viurnum tinus met de roofmijt Amlyseius swirskii. GTB

68 1.2 Mteril en methoden Effect vn domti op roofmijten ij verschillende luchtvochtigheden Het effect vn domti op de popultiegroei vn de roofmijt A. swirskii is eoordeeld in een klimtkst ij 3 luchtvochtigheden en ij een constnte tempertuur vn 25 C en 16 uur licht per dg. De experimentele eenheid estond uit een ld vn Viurnum tinus met 1 roofmijtvrouwtjes vn A. swirskii en een kleine hoeveelheid lisdodde stuifmeel (Typh ltifoli) geplugd in een vochtig en in prfilm gewikkeld lok vn ose. Dit ld ws vervolgens gepltst in de zijwnd vn een plstic k met drin een zoutoplossing (Figuur 1.2). Figuur 1.2 Proefopzet wrij ld vn Viurnum tinus met de roofmijt Amlyseius swirskii werd gepltst in een fgesloten ruimte met een zoutoplossing voor een constnte luchtvochtigheid. De volgende luchtvochtigheden werden gehndhfd met zoutoplossingen: 34%: CCl 2 verzdigd. 64%: CCl 2 35% oplossing. 94%: KNO 3 verzdigd. Vier dgen n inzet vn de proef werd het ntl nkomelingen op een ld (eieren, lrven en nimfen) geteld Selectie vn kunstmtige domti Voorfgnd n een ksproef werd in het lortorium een ntl mterilen getest die mogelijk ls kunstmtige domti op plnten kunnen fungeren. De mterilen estonden uit fijne vezels vn ntuurlijke mterilen die een vergelijkre structuur heen ls de echte domti op plnten (Figuur 1.3). De volgende vezelmterilen zijn getest:. Hennepgren.. Jutetouw. c. Atoen. d. Sisl (tropisch vezel). e. Schpenwol. Verder is gierstkf getest, omdt dit kf hele kleine holletjes evt wr roofmijten grg in wegkruipen. De mterilen zijn getest door te oserveren wr roofmijten hun eieren fzetten wnneer het wordt ngercht op een pprikldpons met stuifmeel ls voedsel. Per mteril zijn 3 ldponsen gemkt met op elk 5 roofmijtvrouwtjes vn A. swirkii (Figuur 1.3). De ldponsen werden vervolgens gepltst in een klimtcel ij 2 C, 7% RV en 16 uur licht per dg. De eileg werd gedurende 2 weken gevolgd. 68 GTB-142

69 Figuur 1.3 Proefopzet voor het testen vn kunstmtige domti (linksoven) en close-ups vn de v erschillende mterilen: hennep (middenoven), jute (rechtsoven), ktoen (linksonder), sisl (middenonder) en wol (rechtsonder) Ksproef met Anthurium en Spthiphyllum Het effect vn kunstmtige domti op de vestiging vn roofmijten is getest op twee soorten potplnten met gldde lderen: Anthurium en Spthiphyllum. In eide gewssen kunnen roofmijten zich vn nture moeilijk vestigen door de fwezigheid vn ldhren, domti en voedsel. In eide soorten potplnten zijn de volgende ehndelingen in zesvoud getest:. Onehndeld.. Stuifmeel vn de grote lisdodde. c. Jutetouw. d. Gierstkf. e. Jutetouw met stuifmeel. f. Gierstkf met stuifmeel. Het jutetouw werd los op de plnten gepltst en het gierstkf werd op een post-it ppiertje geplkt en met een ijzerdrdje in de plnt gehngen (Figuur 1.4). Per plnt zijn eenmlig 4 roofmijtvrouwtjes vn A. swirskii ingezet. De roofmijtdichtheden zijn vervolgens gedurende 4 weken wekelijks eoordeeld door per plnt het ntl nwezige nimfen en dulten te tellen. Verder is in het lortorium onder een inoculir eoordeeld of er eieren wren fgezet in het jutetouw of in de gierstkf. N deze eoordeling werden deze mterilen weer teruggercht op de plnten. Het microklimt werd met dtloggers in de plnt gemeten door ze ij de plntvoet in het gews te pltsen. GTB

70 Figuur 1.4. Spthiphyllumplnten met stuifmeel (links), gierstkf (midden) en stuifmeel en jutetouw (rechts). 1.3 Resultten Effect vn domti op roofmijten ij verschillende luchtvochtigheden Bij 94% RV is er geen significnt voordeel vn de nwezigheid vn domti voor de popultiegroei vn A. swirskii, mr ij 64% RV is het ntl nkomelingen op de plnten met ntuurlijke domti meer dn 2x zo groot dn op de lderen zonder deze domti (Figuur 1.5). Bij 34% RV ws dit voordeel verdwenen en zijn er ij lle ehndelingen nuwelijks nkomelingen. De toevoeging vn jutetouw kon het effect vn het verwijderen vn de ntuurlijke domti niet ongedn mken. Antl nkomelingen n 4 dgen n.s. domti domti verwijderd domti verwijderd + jute n.s. 94% 64% 34% Luchtvochtigheid Figuur 1.5. Gemiddelde (±SE) ntl nkomelingen vn 1 vrouwtje vn Amlyseius swirskii wnneer deze gedurende 4 dgen op een ld vn Viurnum tinus met lisdodde stuifmeel nwezig wren. Dit is getest ij 3 niveus vn luchtvochtigheid op lderen met ntuurlijke domti, wr deze wren verwijderd of vervngen door jute ls een kunstmtig domtium. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen weer per luchtvochtigheid (LSD-test n ANOVA, p<.5). 7 GTB-142

71 1.3.2 Selectie vn kunstmtige domti Bij lle geteste ntuurlijke vezels werden de roofmijteieren voornmelijk op de vezels fgezet in plts vn op het ld. Het type vezel leek drij weinig uit te mken. Ook ij het kf werden de eieren hoofdzkelijk in de kfholletjes fgezet (Figuur 1.6). Figuur 1.6. Gierstkf met drin de roofmijt Amlyseius swirskii en een cluster fgezette eieren Ksproef met Anthurium en Spthiphylum Zowel op nthurium ls Spthiphyllum sterft de popultie roofmijten ij fwezigheid vn stuifmeel innen een week uit (Figuur 1.7 en 1.8). Met stuifmeel lijft de roofmijtpopultie op nthurium iets lnger in leven, mr ook dr zijn n 3 weken geen enkele roofmijt meer te vinden op de plnten (Figuur 1.7). Bij Spthiphyllum lijft de roofmijtpopultie gedurende 4 weken in leven en worden er significnt hogere dichtheden gevonden op de plnten met jutetouw en stuifmeel dn op plnten met lleen stuifmeel (Figuur 1.8). Ook ij gierstkf is er een positief effect, mr de verschillen met de ehndeling met lleen stuifmeel zijn niet significnt. Opvllend ws dt er in het lortorium geen eifzet in het jutetouw of gierstkf werd gevonden. De verschillen tussen Anthurium en Spthiphyllum zijn te verklren door het verschil in microklimt: ij Anthurium werden nzienlijk hogere temperturen en lgere luchtvochtigheden in de plnt gemeten dn ij Spthiphyllum (Figuur 1.9). GTB

72 Roofmijtdichtheid Anthurium onehndeld stuifmeel jutetouw gierstkf jutetouw + stuifmeel gierstkf + stuifmeel Tijd (weken) Figuur 1.7 Popultieontwikkeling vn de roofmijt Amlyseius swirskii op Anthurium-plnten met of zonder stuifmeel of kunstmtige domti. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, p<.5). Roofmijtdichtheid Spthiphyllum onehndeld stuifmeel jutetouw gierstkf jutetouw + stuifmeel gierstkf + stuifmeel c Tijd (weken) Figuur 1.8 Popultieontwikkeling vn de roofmijt Amlyseius swirskii op Spthiphyllum-plnten met of zonder stuifmeel of kunstmtige domti. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (GLMM, p<.5). 72 GTB-142

73 Temperture (C) temp Anturium RH Anthurium temp Spthiphyllum RH Spthiphyllum Reltive Humidity (%) 1 :5 1:15 2:25 3:35 4:45 5:55 7:5 8:15 9:25 1:35 11:45 12:55 14:5 15:15 16:25 17:35 18:45 19:55 21:5 22:15 23:25 Figuur 1.9 Verloop vn tempertuur en luchtvochtigheid gedurende een hete dg tijdens de ksproef, wrij het klimt is gemeten met een dtrecorders ij de plntvoet vn nthurium en spthiphyllum. 1.4 Discussie en conclusies Ntuurlijke domti heen een nzienlijk effect op de overleving vn de roofmijt A. swirskii ij een reltieve luchtvochtigheid vn 64%. Bij deze wrde werden meer dn 2x zoveel nkomelingen gevonden op lderen met domti dn zonder domti. Bij hoge luchtvochtigheden ws dit voordeel er niet, wt suggereert dt de domti lokl zorgen voor een eter microklimt, wrdoor er minder sterfte is vn de gevoelige roofmijtstdi. Eerder onderzoek heeft lten zien dt ij een reltieve luchtvochtigheid 63% de helft vn de eieren vn A. swirskii niet meer uitkomt (Ferrero et l. 21). Doordt de dichtheden op de lderen met domti 2x zo hoog wren, lijkt het er op dt de domti deze ongunstige luchtvochtigheid volledig kn opheffen. Bij een extreem lge luchtvochtigheid werken domti lijkr niet meer en ws er geen hogere overleving vn roofmijten. In een proef met potplnten leken de roofmijtdichtheden 1x zo hoog te zijn op Spthilphyllum dn op Anthurium, terwijl op eide plnten een gelijke hoeveelheid stuifmeel ws ngercht. De reden is wrschijnlijk dt ij lgere luchtvochtigheden Spthiphyllum meer schuilplekken iedt met een eter microklimt dn Anthurium. Vreemd genoeg werden op het ngerchte jutetouw of gierstkf geen eieren vn roofmijten gevonden, mr desondnks ws er een hogere popultiedichtheid ij deze ehndelingen, met nme ij het jutetouw. Blijkr is mken de roofmijten toch geruik vn deze structuren, misschien om tijdens eplde hittepieken te schuilen. Het nrengen vn kunstmtige domti gecomineerd met lterntief voedsel kn dus in sommige gevllen helpen om de populties roofmijten eter in stnd te houden. Echter, dit heeft lleen zin ls de luchtvochtigheden in de plnt niet onder de 5% komen. Onder deze grens kunnen domti dit wrschijnlijk niet meer compenseren. GTB

74 74 GTB-142

75 11 Een nkerplntsysteem voor Delphstus tegen wittevlieg 11.1 Inleiding De estrijding vn wittevlieg gt in een ntl teelten moeizm in de winterperiode ij lge temperturen. In gerer ijvooreeld zkken de dgtemperturen nr 15 grden Celsius. De iologische estrijders die het in de zomerperioden goed doen tegen wittevlieg, zols Amlyseius swirskii en Encrsi formos lten het in de winterperiode fweten, terwijl kswittevlieg zich door lijft ontwikkelen. Een methode om deze winterperiode te overruggen zou de inzet vn de specilistische wittevliegpredtor Delphstus ctline (Horn) kunnen zijn (Figuur 11.1). Hoewel deze roofkevers oorspronkelijk uit wrme streken komen vn Citrusoomgrden in het zuiden vn de VS en Midden-Amerik (Hoelmer et l. 1993), en de optimle temperturen tussen de 25-3 grden liggen (Kutuk & Yigit 27; Legspi et l. 28), kunnen ze ook ctief lijven ij lgere temperturen. De studie vn Simmons & Legspi (27) liet zien dt dulten ij een constnte tempertuur vn 15 ºC tot wel 9 mnden in leven leven en ook nog steeds eieren produceerden. De lrven vn Delphstus konden zich drentegen ij deze tempertuur niet goed tot pop ontwikkelen. Andere studies lten zien dt de geschtte ondergrenstempertuur voor ontwikkeling tussen de 9 en 1 grden ligt (Htherly et l. 25; Legspi et l. 28). Bij lge temperturen kunnen de volwssen kevers nog steeds ijdrgen n de estrijding vn wittevlieg. Bij 14 grden lg de totle consumptie vn wittevlieg slechts 3% lger dn ij 26 grden Celsius (Simmons & Legspi 24). Kortom, er zijn goed mogelijkheden om volwssen kevers gedurende de winterperiode voor lngere tijd ctief te lten zijn in teelten ij lgere temperturen. Figuur 11.1 Lrven, poppen (links) en volwssen (rechts) stdi vn de wittevliegpredtor Delphstus ctline (foto s Anton vn der Linden). Voor de overleving vn volwssen kevers is het wel essentieel dt er voedsel nwezig is. Bij lge dichtheden vn wittevlieg kunnen populties zich niet goed hndhven (Hoelmer et l. 1993). Het nieden vn honingwter kn de levensduur vn volwssen kevers verlengen ten opzichte vn lleen wter, mr de nwezigheid vn wittevlieg vereterd de overleving nzienlijk (Simmons et l. 212). Een mogelijke mnier om volwssen kevers te lten overwinteren in kssen is het nieden vn een lterntieve onschdelijke wittevliegsoort op plnten, het zogenmde nkerplntsysteem (Hung et l. 211). In eerder onderzoek is geëxperimenteerd met het nkerplntsysteem estnde uit kkerkool Lpsn communis (Astercee) met drop de koolwittevlieg Aleyrodes proletell L. (vn der Linden & vn der Stij 21). Voor gerer is deze lterntieve wittevliegsoort niet geschikt, omdt ook gerer zelf een wrdplnt is voor koolwittevlieg. In dit onderzoek drom voor een ndere wittevliegsoort gekozen, nmelijk de rdeiwittevlieg Aleyrodes lonicere Wlker (Figuur 11.2), welke zich ook goed hndhft op kkerkool, mr niet op gerer. Om dit systeem te kunnen inzetten in de winterperiode zijn er een ntl onderzoeksvrgen: 1. Hoe geschikt is de reiwittevlieg voor de ontwikkeling en overleving vn Delphstus op ten opzichte vn kswittevlieg? GTB

76 2. Kunnen plnten met rdeiwittevlieg zich hndhven ij lge temperturen gedurende de winterperiode? 3. Kn Delphstus die gekweekt is op een nkerplntsysteem nog steeds effectief hrden vn kswittevlieg vinden? Figuur 11.2 De rdeiwittevlieg Aleyrodes lonicere (foto Anton vn der Linden) Mteril en methoden De ontwikkeling vn ei tot dult vn D. ctline is gemeten in het lortorium ij 2 grden Celsius en 7% RV op gemixte stdi vn eieren en lrven vn de kswittevlieg, tkswittevlieg en rdeiwittevlieg. De kswittevlieg werd ngeoden op ldponsen vn gerer, tkswittevlieg op pointsetti en rdeiwittevlieg op ldponsen vn kkerkool. De kevers wren fkomstig vn Koppert Biologicl Systems. De proef is ingezet met 4 dgen oude eieren (vlk voor uitkomen). De ontwikkelingsduur werd om de 2 dgen eoordeeld en vlk voor het volwssen stdium dgelijks. Zodr de kevers het volwssen stdium hdden ereikt, werd het gewicht en de lengte epld Resultten De gemiddelde ontwikkelingsduur vn de wittevliegkever ij 2 C duurde 24 dgen en er werden géén verschillen tussen de wittevliegsoorten gevonden. Ook het gemiddelde gewicht en de lengte vn de volwssen kevers die wren opgekweekt op deze 3 soorten wittevlieg verschillende onderling niet significnt (Figuur 11.3). De kevers vn kswittevlieg wren heel iets lichter en minder lng dn ij de ndere wittevliegsoorten, mr de verschillen wren miniml en niet significnt. 76 GTB-142

77 Ontwikelingsduur vn ei tot dult (dgen) A Trileurodes vporriorum Bemisi tci Aleyrodes lonicere.6 B.5.4 Gewicht (mg) Trileurodes vporriorum Bemisi tci Aleyrodes lonicere 1.4 C Lengte (mm) Trileurodes vporriorum Bemisi tci Aleyrodes lonicere Figuur 11.3 Gemiddelde (±SE) ontwikkelingsduur vn ei (4 dgen oud) tot dult (A) en gewicht (B) en lengte (C) vn de roofkever Delphstus ctline ij een opkweek op 3 soorten wittevlieg: de kswittevlieg Trileurodes vporriorum, de tkswittevlieg Bemisi tci en de rdeiwittevlieg Aleyrodes lonicere. Er werden géén significnte verschillen tussen de diëten gevonden voor zowel de levensduur, ls het gewicht en de lengte vn de dulten (ANOVA, p<.5). GTB

78 11.4 Discussie en conclusies De ontwikkeling vn de wittevliegkever D. ctline is even goed op reiwittevlieg ls of kswittevlieg en tkswittevlieg. Dit etekent dt rdeiwittevlieg op kkerkool prim ls lterntieve voedselron kn worden ngeoden om populties vn D. ctline in stnd te houden. Ook prktijkwrnemingen lieten zien dt dt prim kn in de vorm vn een nkerplntsysteem. Gedurende enkele mnden is dit met succes in stnd gehouden ij een gererteler. Angezien er totl geen negtieve effecten zijn vn de rdeiwittevlieg op de ontwikkeling vn D. ctlie zijn gevonden, is het zeer nnemelijk dt ook het zoekvermogen niet eïnvloedt wordt door de wittevliegsoort wrop ze zijn volgroeid. Dit moet echter verder onderzocht worden in ksproeven. Al met l lijkt een nkerplntsysteem met reiwittevlieg op kkerkool potentie te heen om winterpopulties vn D. ctline in stnd te houden. 78 GTB-142

79 12 Curtieve estrijding vn wolluis met sluipwespen en roofkevers 12.1 Inleiding Voor de iologische estrijding vn wolluis zijn zowel sluipwespen ls de specilistische roofkever Cryptolemus montrouzieri eschikr. De prktijk leert dt eide estrijders fzonderlijk in de meeste gevllen geen volledige estrijding vn wolluis geven. Het is drom goed te weten of de estrijders elkr kunnen nvullen. Een proleem ij gecomineerde inzet kn zijn dt de roofkevers geen onderscheid mken tussen geprsiteerde en ongeprsiteerde wolluizen. Als twee ntuurlijke vijnden een prooi delen, wrij één of eide estrijders zich ook voedt/voeden met de ndere estrijder, noemen we dt intrguild predtie (IGP), iets wt lgemeen voorkomt in de iologische estrijding (Rosenheim et l. 1995). Wnneer de meest effectieve ntuurlijke vijnd de intrguild prooi is, kn dit leiden tot een verminderde plgestrijding (Holt & Polis 1997). Voor Cryptolemus is ekend dt de lrven en dulten lle stdi vn wolluis eten (Ross-Grci et l. 29), mr in het lortorium werd gevonden dt ze tot 5 dgen n prsitering door Angyrus sluipwespen geen onderscheid mken tussen geprsiteerde en ongeprsiteerde wolluislrven (Mustu et l. 28; Hernndez-Moreno et l. 212). Bij de sluipwesp Leptomstix dctylopii werd zelfs tot 7 dgen n prsitering geen onderscheid gemkt door lrven en volwssen stdi vn Cryptolemus (Chong & Oetting 27). Bovendien liet de studie vn Chong en Oetting zien dt de nwezigheid vn Cryptolemus de prsiteringsctiviteit vn sluipwespen verminderde. Hoewel de kevers en sluipwespen vk gezmenlijk worden ingezet, is er geen studie ekend wrij de fzonderlijke en gecomineerde inzet op ksniveu is vergeleken. In deze studie heen we drom een proef opgezet om de effecten vn fzonderlijke en gecomineerde inzet vn volwssen Cryptolemus en de sluipwesp Angyrus pseudococci op citruswolluis, Plnococcus citri in roos te vergelijken (Figuur 12.1). Door een verndering in de productiewijze vn Cryptolemus ij Koppert Biologicl Systems, kunnen telers sinds 214 ook mssl lrven vn deze estrijder inzetten. Drom is esloten om een nvullende ehndeling mee te nemen met lrven vn Cryptolemus, om deze te kunnen vergelijken met inzet vn volwssen kevers. Figuur 12.1 Lrven vn Crypotolemus montrouzieri (links) nd vrouwtjessluipwesp vn Angyrus pseudococci. GTB

80 12.2 Mteril en methoden Het onderzoek werd uitgevoerd met hetzelfde rozengews en in dezelfde kooien ls eschreven in de hoofdstuk 3. Dit ws nu 35 weken oud (cultivr Avlnche +). De restpopultie trips vnuit de vorige proef werd enkele weken voorfgnd n dit experiment estreden met Vertimec (mectine), Mtch (lufenorun) en Nocturn (pyridlyl). De loemen in de kooien werden één keer per week geoogst. De proef strtte in novemer 214 in week 46 en liep door tot en met week 1 (mrt) in 215. De plnten werden 12 uur per dg stndrd elicht (1. lux). De gemiddelde kstempertuur in deze periode ws 19 C (rnge ) en de luchtvochtigheid 76% (rnge 61-88). Gedurende de proef werd regelmtig preventief Phytoseiulus persimilis ingezet om eventueel ontstne esmettingen met spint tegen te gn. Verder is in week 52 eenmlig in ieder kooi 4 kweekzkjes met Neoseiulus cucumeris tegen trips ingezet. In week 52, 1 en 4 is oven in het gews een espuiting met Melttox (dodemorfcett) tegen meelduw uitgevoerd. Vn week 46 tot en met week 52 is geproeerd om in lle kooien een gelijke esmetting met citruswolluis te krijgen. Drvoor zijn de volgende introducties per kooi gedn: 1 lrven, 1 vrouwtjes en 3 vrouwtjes met eizk in week 46; 11 lrven in week 47; 23 grote lrven en vrouwtjes zonder eizk in week 5, 1 vrouwtje met eizk in week 51 en 3 vrouwtjes zonder eizk in week 52. De citruswolluis ws fkomstig vn een kweek op potroos en rdppel. In week 2 zijn de volgende ehndelingen uitgevoerd:. Onehndeld.. Volwssen kevers vn Cryptolemus montrouzieri (4 geprde vrouwtjes). c. De sluipwesp Angyrus pseudococci (4 prtjes). d. Comintie vn kevers en sluipwespen (4 geprde vrouwtjes C. montrouzieri + 4 prtjes A. pseudococci. e. Lrven vn C. montrouzieri (1/m 2 ). De 5 ehndelingen werden in 4 herhlingen uitgevoerd en verdeeld over de 2 kooien ls een gerndomiseerde lokkenproef. De volwssen kevers wren 2 tot 6 weken oud en fkomstig vn een met citruswolluis esmette wonderoom (Ricinus communis). De sluipwespen en de keverlrven werden geleverd door Koppert Biologicl Systems. In week zes werd de inzet vn lle estrijders in dezelfde dichtheid herhld. Vn week 3 tot en met 1 is wekelijks in ieder kooi het totl ntl wolluislrven en vrouwtjes in de ngerchte hrden geteld. Bij deze tellingen werden de crwlers genegeerd. Ook is getrcht het ntl kevers en geprsiteerde wolluizen te eoordelen, mr het is drij lstig om lle individuen terug te vinden. Deze telingen zijn meer indictief. De popultieontwikkeling vn wolluis over de tijd heen is genlyseerd met Repeted Mesures ANOVA met een logtrnsformtie vn de wolluisdichtheden. Verschillen tussen ehndelingen zijn met een LSD test epld (P<.5) Resultten De sluipwesp A. pseudococci gf een significnte estrijding vn citruswolluis, mr door de nwezigheid vn volwssen kevers vn Cryptolemus werd dit tenietgedn (Figuur 12.2). Volwssen Cryptolemus-kevers gven mr een mtige en niet significnte estrijding vn wolluis. De este resultten werden ehld met de inzet vn Cryptolemus-lrven (Figuur 12.3), mr ook ij deze ehndeling werden wolluishrden niet volledig estreden. Poppen vn A. pseudococci werden slecht in enkele gevllen gevonden ij zowel de ehndeling met lleen sluipwespen ls ij de comintieehndeling met kevers. Doordt de poppen lstig te vinden zijn geven deze tellingen geen etrouwr eeld vn het ntl geprsiteerde wolluizen in de ksproef. Bovendien zijn jonge wolluizen die geprsiteerd zijn heleml niet detecteerr met visuele oservties. Nst de prsitering kn er ook een effect vn de sluipwespen op wolluis zijn door gstheervoeding. 8 GTB-142

81 Wolluisdichtheid (ntl/ kooi) onehndeld Cryptolemus dulten Angyrus comi Cryptolemus lrven c Tijd (weken) Figuur 12.2 Popultieontwikkeling vn wolluis in roos (Avlnche+) ij verschillende ehndelingen met de roofkever Cryptolemus montrouzieri en de sluipwesp Angyrus pseudococci. Comi stt voor de comintie vn deze eide estrijders. Weergegeven zijn het gemiddeld ntl wolluislrven en -vrouwtjes per kooi. Verschillende letters geven sttistisch significnte verschillen n tussen de ehndelingen over de tijd heen (LSD test n repeted mesures ANOVA, p<.5). Figuur 12.3 Lrven vn Cryptolemus montrouzieri ij de plntvoet vn roos. GTB

82 12.4 Discussie en conclusies De volwssen kevers vn Cryptolemus lijken de effectiviteit vn de sluipwesp A. pseudococci te verstoren: zonder de kevers ws er een significnt effect op wolluis, mr met de kevers niet. Dit is mogelijk het gevolg vn intrguild predtie of een vernderend gedrg vn de sluipwespen in nwezigheid vn de kevers. Echter, op een grotere schl kn het toch zinvol zijn om eide estrijders in te zetten, omdt de sluipwespen zich dn mogelijk meer focussen op de kleinere hrden en de kevers op de grotere hrden. De hrdehndeling met lrven vn Cryptolemus gf de este estrijding vn wolluis, mr de hrden werden niet volledig uitgeroeid, wrdoor nvullende mtregelen/estrijders nodig zijn om tot een goede estrijding vn wolluis te komen. 82 GTB-142

83 13 Evlutie vn correctiemiddelen tegen trips 13.1 Inleiding In de sierteelt onder gls is trips een vn plgen wrvoor de ehoefte n nieuwe integreerre correctiemiddelen het grootst is. Dit kn met middelen die snel freken, wrdoor er weer snel met iologische estrijding gestrt kn worden n geruik, of met middelen die heel selectief zijn. In overleg met LTO Glskrcht en de egeleidingscommissie vn de PPS mster tripsestrijding in loemisterijgewssen is een ntl middelen geselecteerd voor een effectiviteitsproef Mteril en methoden De middelen die zijn geselecteerd voor een effectiviteitstoets zijn weergegeven in Tel In totl ws er ruimte voor 1 ehndelingen welke in viervoud zijn getest in een lokkenproef. De experimentele eenheid estond uit één insectenkooi met drin 4 loeiende potchrysnten vn het gele cultivr Tps Time (Chrysnthemum indicum). De plnten wren opgekweekt ij SV.CO (StrijisVereek Compny, Msdijk) en rond hlf mei ehndeld met mectine (Vertimec). Een mnd n deze toepssing kwmen de plnten net in loei en wren ze klr voor het onderzoek. Vn te voren is gecontroleerd of er nog een nwerking vn de mectine ehndeling op trips ws, mr dt ws niet het gevl. In totl zijn 4 insectenkooien vn 75*75* 115 cm (BugDorm-24F, mswijdte 15 ij 15 µm) gepltst in een kscomprtiment vn 15 m 2, verdeeld over 4 teelttfels (Figuur 13.1). Figuur 13.1 Proefopstelling met insectenkooien. GTB

84 Bij eginnende loei vn de plnten is de clifornische trips F. occidentlis n de kooien toegevoegd. Per plnt zijn 2 vrouwtjes geïntroduceerd, dus 8 per kooi. Dit ws in week 26 vn 216 op 28 juni. Een week lter is gestrt met de eerste espuiting. Alle ehndelingen werden 3 keer toegepst, telkens met een intervl vn een week. De middelen zijn toegediend met de doseringen die zijn nevolen door de friknten (Tel 13.1). Bij de eerste 3 chemische middelen is.1% suikerwter toegevoegd (Attrcker), omdt dt in de prktijk stndrd wordt gedn. Alle espuitingen zijn vroeg in de ochtend uitgevoerd tussen 7 en 8, zodt er een voldoende lnge periode ws wrij de insectenprsitire ltjes nog ctief konden lijven. Nst de 8 middelen die zijn enoemd in tel 13.1, is er een wterehndeling meegenomen ls controle en een ehndeling wrij de ltjes en Orind zijn gecomineerd. De hypothese ws dt de plntextrcten in Orind de trips mogelijk rustiger mkt, wrdoor de infectie met de insectenprsitire ltjes mogelijk veretert. De levendigheid vn de ltjes is telkens voorfgnd n een espuiting eoordeeld en dit werd niet eïnvloed door de toevoeging vn Orind. De espuitingen werden uitgevoerd met een hndspuit met een spuitopening vn 6 µm, wt ruim oven de minimle nevolen grootte vn 15 µl voor ltjes ligt. Per plnt werd gemiddeld 25 ml spuitvloeistof geruikt. De gemiddelde tempertuur rond het spuiten ws 2 C tijdens de eerste en tweede espuiting en 24 C tijdens de derde espuiting (wrme dg). De tripsdichtheden werden gevolgd door telkens één week n een espuiting 6 loemen per kooi te emonsteren. Deze werden gespoeld in lcohol en de hoeveelheid trips per 6 loemen is vervolgens geteld in het lortorium onder een microscoop. Verder is n het einde vn de proef in iedere kooi een luwe vngplt opgehngen om de vngst gedurende een week te meten. Tel 13.1 Chemische en iologische middelen en de doseringen wrij ze zijn getest in een ksproef tegen trips in potchrysnt. Behndeling Frikt Werkzme stof Dosering Vertimec Gold Syngent mectine 5 ml/1 l A16971 Syngent - 1 g/1 l NeemAzl Nufrm zdirchtine-a 25 ml/1 l Svon kliumzouten en vetzuren (zchte zeep) 1 ml/1 l Rptol Ecostyle ntuurlijk pyrethrum en koolzdolie 1 ml/1 l Orind Deruned ldmeststof met plntextrcten 1 ml/1 l Entonem Koppert Steinernem feltie 5./m2 GoMite Innovtive Products Indi mix vn phytohormonen en enzymen 15 ml/1 l 13.3 Resultten De gemiddelde tripsdichtheden in de loemen zijn weergegeven in de figuren 13.2 t/m N de eerste espuiting is er lleen ij vertimec en het nieuwe middel A16971 een significnt effect op trips te zien (Figuur 13.2). N de tweede en derde espuiting geeft ook NeemAzl een significnte effect (Figuur 13.3 en 13.4). Het eeld op de vngplten is hetzelfde ls met de loemtellingen: lleen de chemische middelen zijn in stt om trips te onderdrukken, mr ij lle ndere ehndelingen is er géén significnt effect op trips. De effecten vn trips zijn ook duidelijk te zien n de kwliteit en grootte vn de loemen in de ltste week vn de proef (Figuur 13.7) 84 GTB-142

85 8 Tripsdichtheid in loemen n 1 espuiting Figuur 13.2 Gemiddeld ntl trips per 6 loemen n de eerste espuiting in week 28 ij de 1 verschillende ehndelingen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen n (ANOVA, p<.5). 2 Tripsdichtheid in loemen n 2 espuitingen cd d c Figuur 13.3 Gemiddeld ntl trips per 6 loemen n de tweede espuiting in week 29 ij de 1 verschillende ehndelingen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen n (ANOVA, p<.5). GTB

86 Tripsdichtheid in loemen n 3 espuitingen Figuur 13.4 Gemiddeld ntl trips per 6 loemen n de derde espuiting in week 3 ij de 1 verschillende ehndelingen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen tussen de ehndelingen n (ANOVA, p<.5). Tripsdichtheid in loemen week 28 week 29 week c c Figuur 13.5 Gemiddeld ntl trips per 6 loemen n de eerste, tweede en derde espuiting (week 28-3) ij de 1 verschillende ehndelingen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen over de tijd heen tussen de ehndelingen n (Repeted Mesures ANOVA, p<.5). 86 GTB-142

87 6 Tripsdichtheid (gemiddeld #/ vngplt) c c Figuur 13.6 Gemiddeld ntl trips per vngplt n de derde espuiting (week 31) ij de 1 verschillende ehndelingen. De ntllen zijn de vngsten vn 6 dgen. Verschillende letters oven de stven geven significnte verschillen over de tijd heen tussen de ehndelingen n (ANOVA, p<.5). Figuur 13.7 Kwliteit vn de loemen ij de verschillende ehndelingen. A = onehndeld, B = Vertimec, C = A16771, D = NeemAzl, E = Svon, F = Rptol, G = Orind, H = Entonem, I = Orind + Entonem en J = GoMite. GTB

88 13.4 Discussie en conclusies Het nieuwe middel A16771 gf smen met Vertimec de este estrijding vn trips. Ook NeemAzl gf een goede estrijding vn trips, mr dt werd ps zichtr n de tweede espuiting. Bij lle overige ehndelingen werd géén estrijdend effect op trips gevonden. De tegenvllende resultten ij de toepssing vn het insectenprsitire ltje S. feltie zijn opvllend, omdt deze ltjes veel worden toegepst in de prktijk. In ndere studies in potchrysnt werd ij een toepssing vn om de 3 dgen een mtige estrijding vn 35% reductie gevonden (Arthurs & Heinz 26). De slechte resultten met ltjes in onze studie zijn mogelijk te verklren doordt de ltjes moeilijk diep in de loemen dringen wr trips verscholen zit en omdt de eweeglijke stdi vn trips niet zo vtr zijn voor ltjes (Buitenhuis & Shipp 25). 88 GTB-142

89 14 Anevelingen De verschillende experimenten in de voorfgnde hoofdstukken heen lten zien dt de iologische estrijding vn plgen nzienlijk vereterd kn worden door mtregelen die de vestiging en vermeerdering vn ntuurlijke vijnden ondersteunen. Dit wordt ook wel het stnding-rmy-principe genoemd: zorgen dt je leger vn estrijders klr stt om je plgen te estrijden (Messelink et l. 214). De vestiging vn roofmijten kon vereterd worden met stuifmeel, mulchlgen en kunstmtige domti. De levensduur vn de roofwnts Orius levigtus kon goed verlengd worden met prooimijten en ijenpollen en de specilistische wittevliegpredtor Delphstus ctline kon zich prim ontwikkelen op een niet-schdelijke wittevliegssoort. Inzet vn stuifmeel leidde zowel ij de clifornische trips ls ij Echinothrips tot een vereterde estrijding. De inzet vn roofmijten lijft echter mtwerk. De estrijding vn de clifornische trips kn goed met A. swirskii in comintie met stuifmeel, mr ij lge luchtvochtigheden zijn I. degenerns en E. ovlis etere kndidten. Voor de opouw vn hoge popultiedichtheden in fwezigheid vn trips zijn E. gllicus, E. ovlis en I. degenerns geschikte soorten, omdt ze zich sneller ontwikkelen op stuifmeel vn de lisdodde dn A. swirskii. Echter, voor de estrijding vn Echinothrips is de roofmijt T. limonicus de meest geschikte soort, en in comintie met stuifmeeltoediening zijn ook A. swirskii en E. ovlis geschikt. Bij de inzet vn meerdere soorten estrijders is het ook elngrijk om te weten of er verstorende intercties zijn tussen de ntuurlijke vijnden. Uit ons onderzoek werd ijvooreeld duidelijk dt de wolluiskever C. montrouzieri de effectiviteit vn de sluipwesp A. pseudococci in kooien kn verminderen. Verder onderzoek zou zich kunnen richten op het uitwerken en ontwikkelen vn nieuwe methoden om tot een stnding rmy vn estrijders te komen in ksteelten, wrij gelet moet worden op intercties tussen estrijders. Verder is het n te evelen om de selectie vn nieuwe iologische estrijders te doen op sis vn de prestties met lterntieve voedselronnen. Ook kn het type ntuurlijke vijnden vernderen op sis vn deze stndingrmy-endering. De selectie zl meer verschuiven vn specilistische ntuurlijke vijnden nr generlistische of omnivore predtoren die zich goed kunnen hndhven op lterntieve voedselronnen, wrdoor preventieve inzet eter gereliseerd kn worden. Tot slot, iologische estrijding zl gecomineerd moeten worden met plntweerrheid en selectieve correctiemiddelen. Met nme de ontwikkeling vn weerre plnten is een uitdgende, mr knsrijke richting wrij nog veel onderzoek en ontwikkeling nodig is. Er liggen ijvooreeld knsen om endofytische schimmels en cteriën en microiologische gemeenschppen in het wortelmilieu in te zetten om plnten weerrder te mken tegen plgen (en ziekten) en om dit te integreren met iologische estrijders op het gews. De comintie vn deze mtregelen kn leiden tot rouuste en weerre teeltsystemen die in de toekomst minder fhnkelijk zijn vn inzet vn chemische gewseschermingsmiddelen. GTB

90 9 GTB-142

91 Litertuur Adr, E., Inr, M., Gl, S., Doron, N., Zhng, Z.Q. & Plevsky, E. (212). Plnt-feeding nd non-plnt feeding phytoseiids: differences in ehvior nd chelicerl morphology. Exp. Appl. Acrol., 58, Arthurs, S. & Heinz, K.M. (26). Evlution of the nemtodes Steinernem feltie nd Thripinem nicklewoodi s iologicl control gents of western flower thrips Frnkliniell occidentlis infesting chrysnthemum. Biocontrol Sci. Technol., 16, Berndt, O., Meyhofer, R. & Poehling, H.M. (24). The edphic phse in the ontogenesis of Frnkliniell occidentlis nd comprison of Hypospis miles nd Hypospis culeifer s predtors of soil-dwelling thrips stges. Biol. Control, 3, Bonte, J., de Wlle, A.V., Conlong, D. & De Clercq, P. (216). Eggs of Ephesti kuehniell nd Certitis cpitt, nd motile stges of the stigmtid mites Tyrophgus putrescentie nd Crpoglyphus lctis s fctitious foods for Orius spp. Insect Sci. Bonte, M. & De Clercq, P. (21). Influence of mle ge nd diet on reproductive potentil of Orius levigtus (Hemipter: Anthocoride). Ann. Entomol. Soc. Am., 13, Bosco, L., Gicometto, E. & Tvell, L. (28). Coloniztion nd predtion of thrips (Thysnopter : Thripide) y Orius spp. (Heteropter : Anthocoride) in sweet pepper greenhouses in Northwest Itly. Biol. Control, 44, Buitenhuis, R. & Shipp, J.L. (25). Efficcy of entomopthogenic nemtode Steinernem feltie (Rhditid : Steinernemtide) s influenced y Frnkliniell occidentlis (Thysnopter : Thripide) developmentl stge nd host plnt stge. J. Econ. Entomol., 98, Chong, J.H. & Oetting, R.D. (27). Intrguild predtion nd interference y the melyug predtor Cryptollemus montrouzieri on the prsitoid Leptomstix dctylopii. Biocontrol Sci. Technol., 17, El-Husseini, M. & Sermnn, H. (1992). First successful mss rering of nthocorids (Heteropter) on the crid mould mite, Tyrophgus putrescentie Schr. s new lterntive prey. Beitrge zur Entomologie, 42, 27. Enkegrd, A. & Brodsgrd, H.F. (2). Lsioseius fimetorum: soil-dwelling predtor of glsshouse pests? BioControl, 45, Frji, F., Jnssen, A. & Selis, M.W. (22). The enefits of clustering eggs: the role of egg predtion nd lrvl cnnilism in predtory mite. Oecologi, 131, Frji, F., Jnssen, A. & Selis, M.W. (22). Oviposition ptterns in predtory mite reduce the risk of egg predtion cused y prey. Ecol. Entomol., 27, Ferreir, J.A.M., Eshuis, B., Jnssen, A. & Selis, M.W. (28). Domti reduce lrvl cnnilism in predtory mites. Ecol. Entomol., 33, Ferrero, M., Gigot, C., Tixier, M.S., Houten, Y.M.v. & Kreiter, S. (21). Egg htching response to rnge of ir humidities for six species of predtory mites. Entomol. Exp. Appl., 135, Grosmn, A., vn der Linden, A., Bloemhrd, C., vn Holstein-Sj, R., vn Tol, R. & Messelink, G. (214). Bouwstenen voor een systeemnpk voor tripsestrijding. Wgeningen UR Greenhouse Horticulture. Grostl, P. & Odowd, D.J. (1994). Plnts, mites nd mutulism - lef domti nd the undnce nd reproduction of mites on Viurnum tinus (Cprifolicee). Oecologi, 97, Htherly, I.S., Hrt, A.J., Tullett, A.G. & Ble, J.S. (25). Use of therml dt s screen for the estlishment potentil of non-ntive iologicl control gents in the UK. BioControl, 5, GTB

92 Hernndez-Moreno, S., Gonzlez-Hernndez, H., Lomeli-Flores, J.R., Leyv, E.R. & Bermudez, A.R. (212). Effect of Cryptolemus montrouzieri (Coleopter: Coccinellide) in the prsitoid ctivity of Angyrus kmli (Hymenopter: Encyrtide) on Mconellicoccus hirsutus (Hemipter: Pseudococcide). Revist Colomin De Entomologi, 38, Hoelmer, K.A., Osorne, L.S. & Yokomi, R.K. (1993). Reproduction nd feeding ehvior of Delphstus pusillus (Coleopter, Coccinellide), predtor of Bemisi tci (Homopter, Aleyrodide). J. Econ. Entomol., 86, Holt, R.D. & Polis, G.A. (1997). A theoreticl frmework for intrguild predtion. Am. Nt., 149, Hoogerrugge, H., Lenferink, K.O., Houten, Y.v. & Bolckmns, K. (214). Screening of three phytoseiid mite species s iocontrol gents of Echinothrips mericnus. IOBC/WPRS Bulletin, 12, Houten, Y.M.v., Hoogerrugge, H., Lenferink, K.O., Knpp, M. & Bolckmns, K.J.F. (216). Evlution of Euseius gllicus s iologicl control gent of western flower thrips nd greenhouse whitefly in rose. Journl of the Acrologicl Society of Jpn, 25, Hung, N.X., Enkegrd, A., Osorne, L.S., Rmkers, P.M.J., Messelink, G.J., Pijnkker, J. et l. (211). The nker plnt method in iologicl control. Crit. Rev. Plnt Sci., 3, Hulshof, J., Ketoj, E. & Vänninen, I. (23). Life history chrcteristics of Frnkliniell occidentlis on cucumer leves with nd without supplementl food. Entomol. Exp. Appl., 18, Kutuk, H. & Yigit, A. (27). Life tle of Delphstus ctline (Horn) (Coleopter : Coccinellide) on cotton whitefly, Bemisl tci (Genn.) (Hornopter : Aleyrodide) s prey. J. Plnt Dis. Prot., 114, Legspi, J.C., Legspi, B.C., Simmons, A.M. & Soumre, M. (28). Life tle nlysis for immtures nd femle dults of the predtory eetle, Delphstus ctline, feeding on whiteflies under three constnt tempertures. J Insect Sci., 8. Lemn, A. & Messelink, G.J. (215). Supplementl food tht supports oth predtor nd pest: A risk for iologicl control? Exp. Appl. Acrol., 65, McMurtry, J.A. & Croft, B.A. (1997). Life-styles of phytoseiid mites nd their role in iologicl control. Annu. Rev. Entomol., 42, Messelink, G., Kruidhof, M., Elfferich, C. & lemn, A. (215). Nieuwe mogelijkheden voor de estrijding vn wittevlieg in de sierteelt onder gls. Wgeningen UR Greenhouse Horticulture rpport Wgeningen UR Glstuinouw, GTB-135, p. 39. Messelink, G. & vn Holstein-Sj, R. (28). Improving thrips control y the soil-dwelling predtory mite Mcrocheles roustulus (Berlese). IOBC/wprs, 32, Messelink, G.J. (214). Persistent nd emerging pests in greenhouse crops: Is there need for new nturl enemies? IOBC/wprs Bulletin, 12, Messelink, G.J., Bennison, J., Alomr, O., Ingegno, B.L., Tvell, L., Shipp, L. et l. (214). Approches to conserving nturl enemy popultions in greenhouse crops: current methods nd future prospects. BioControl, 59, Messelink, G.J., Vn Steenpl, S.E.F. & Rmkers, P.M.J. (26). Evlution of phytoseiid predtors for control of western flower thrips on greenhouse cucumer. BioControl, 51, Mustu, M., Kilincer, N., Ulgenturk, S. & Kydn, M.B. (28). Feeding ehvior of Cryptolemus montrouzieri melyugs prsitized y Angyrus pseudococci. Phytoprsitic, 36, Nomikou, M., Jnssen, A. & Selis, M.W. (23). Phytoseiid predtor of whitefly feeds on plnt tissue. Exp. Appl. Acrol., 31, Pijnkker, J., Lemn, A. & Messelink, G. (214). Biologische estrijding vn Echinothrips mericnus in de sierteelt. Wgeningen UR Greenhouse Horticulture, p GTB-142

93 Pijnkker, J. & Rmkers, P.M.J. (28). Predtory mites for iocontrol of Western Flower Thrips, Frnkliniell occidentlis (Pergnde), in cut roses. IOBC/wprs Bulletin, 32, Romero, G.Q. & Benson, W.W. (25). Biotic interctions of mites, plnts nd lef domti. Current Opinion in Plnt Biology, 8, Ross-Grci, N.M., Durn-Mrtinez, E.P., de Lun-Sntilln, E.D.J. & Villegs-Mendoz, J.M. (29). Potentil of depredtion of Cryptolemus montrouzieri Mulsnt Hci Plnococcus citri Risso. Southw. Entomol., 34, Rosenheim, J.A., Ky, H.K., Ehler, L.E., Mrois, J.J. & Jffee, B.A. (1995). Intrguild predtion mong iologicl control gents: theory nd evidence. Biol. Control, 5, Simmons, A.M. & Legspi, J.C. (24). Survivl nd predtion of Delphstus ctline (Coleopter : Coceinellide), predtor of whiteflies (Homopter : Aleyrodide), fter exposure to rnge of constnt tempertures. Environ. Entomol., 33, Simmons, A.M. & Legspi, J.C. (27). Aility of Delphstus ctline (Coleopter : Coccinellide), predtor of whiteflies (Homopter : Aleyrodide), to survive mild winters. J. Entomol. Sci., 42, Simmons, A.M., Legspi, J.C. & Legspi, B.C. (212). Adult Survivl of Delphstus ctline (Coleopter: Coccinellide), Predtor of Whiteflies (Hemipter: Aleyrodide), on Diets of Whiteflies, Honeydew, nd Honey. Environ. Entomol., 41, Steiner, M.Y., Spohr, L.J. & Goodwin, S. (211). Reltive humidity controls puption success nd dropping ehviour of western flower thrips, Frnkliniell occidentlis (Pergnde) (Thysnopter: Thripide). Aust. J. Entomol., 5, Tommsini, M.G., Lenteren, J.C.v. & Burgio, G. (24). Biologicl trits nd predtion cpcity of four Orius species on two prey species. Bulletin of Insectology, 57, Trichilo, P.J. & Leigh, T.F. (1986). Predtion on spider mite eggs y the western flower thrips, Frnkliniell occidentlis (Thysnopter: Thripide), n opportunist in cotton groecosystem. Environ. Entomol., 15, Vn den Meircker, R.A.F. & Rmkers, P.M.J. (1991). Biologicl control of the western flower thrips Frnkliniell occidentlis, in sweet pepper, with the nthocorid predtor Orius insidiosus Meded. Fc. Lndouwwet., Rijksuniv. Gent, 56, vn der Linden, A. & vn der Stij, M. (21). Bnker plnts fcilitte iologicl control of whiteflies in cucumer. PROC. EXPER. APPL. ENTOMOL., NEV AMSTERDAM VOLUME 12 21, 12, vn der Linden, A., vn der Stij, M., Grosmn, A. & Messelink, G. (213). Bouwstenen voor tripsestrijding in chrysnt Wgeningen UR Greenhouse Horticulture, p. 41. vn Houten, Y.M., vn Rijn, P.C.J., Tnigoshi, L.K., vn Strtum, P. & Bruin, J. (1995). Preselection of predtory mites to improve yer-round iologicl control of western flower thrips in greenhouse crops. Entomol. Exp. Appl., 74, vn Mnen, R., Broufs, G., Ovej, M.F., Selis, M.W. & Jnssen, A. (212). Intrguild predtion mong plnt pests: western flower thrips lrve feed on whitefly crwlers. Biocontrol, 57, vn Rijn, P.C.J., Bkker, F.M., vn der Hoeven, W.A.D. & Selis, M.W. (25). Is rthropod predtion exclusively stition-driven? Oikos, 19, vn Rijn, P.C.J., Mollem, C. & Steenhuisroers, G.M. (1995). Comprtive life history studies of Frnkliniell occidentlis nd Thrips tci (Thysnopter: Thripide) on cucumer. Bull. Entomol. Res., 85, vn Rijn, P.C.J. & Tnigoshi, L.K. (1999). Pollen s food for the predtory mites Iphiseius degenerns nd Neoseiulus cucumeris (Acri: Phytoseiide): dietry rnge nd life history. Exp. Appl. Acrol., 23, vn Rijn, P.C.J., vn Houten, Y.M. & Selis, M.W. (22). How plnts enefit from providing food to predtors even when it is lso edile to herivores. Ecology, 83, GTB

94 Vngnseke, D., Nguyen, D.T., Audenert, J., Verhoeven, R., Goin, B., Tirry, L. et l. (216). Supplementl food for Amlyseius swirskii in the control of thrips: feeding friend or foe? Pest Mng. Sci, 72, Wde, M.R., Zlucki, M.P., Wrtten, S.D. & Roinson, K.A. (28). Conservtion iologicl control of rthropods using rtificil food sprys: Current sttus nd future chllenges. Biol. Control, 45, Wite, M.O., Scott-Dupree, C.D., Brownridge, M., Buitenhuis, R. & Murphy, G. (214). Evlution of seven plnt species/cultivrs for their suitility s nker plnts for Orius insidiosus (Sy). BioControl, 59, Wlter, D.E. (1996). Living on leves: Mites, toment, nd lef domti. Annu. Rev. Entomol., 41, Willims, M.E.D., Krvr-Grde, L., Fenlon, J.S. & Sunderlnd, K.D. (24). Phytoseiid mites in protected crops: the effect of humidity nd food vilility on egg htch nd dult life spn of Iphiseius degenerns, Neoseiulus cucumeris, N. clifornicus nd Phytoseiulus persimilis (Acri : Phytoseiide). Exp. Appl. Acrol., 32, GTB-142

95 GTB

96 96 GTB-142

97

98 Wgeningen UR Glstuinouw Postus ZG Bleiswijk Violierenweg MV Bleiswijk T +31 () F +31 () Glstuinouw Rpport GTB-142 Wgeningen UR Glstuinouw initieert en stimuleert de ontwikkeling vn innovties gericht op een duurzme glstuinouw en de kwliteit vn leven. Dt doen wij door toepssingsgericht onderzoek, smen met prtners uit de glstuinouw, toeleverende industrie, veredeling, wetenschp en de overheid. De missie vn Wgeningen UR (University & Reserch centre) is To explore the potentil of nture to improve the qulity of life. Binnen Wgeningen UR undelen 9 gespeciliseerde onderzoeksinstituten vn stichting DLO en Wgeningen University hun krchten om ij te drgen n de oplossing vn elngrijke vrgen in het domein vn gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 3 vestigingen, 6. medewerkers en 9. studenten ehoort Wgeningen UR wereldwijd tot de nsprekende kennisinstellingen innen hr domein. De integrle endering vn de vrgstukken en de smenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hrt vn de unieke Wgeningen npk.

Recente resultaten uit het onderzoek aan trips in de sierteelt onder glas

Recente resultaten uit het onderzoek aan trips in de sierteelt onder glas Recente resultten uit het onderzoek n trips in de sierteelt onder gls Wt heen we ereikt en hoe verder? Ad Lemn, Rent vn Holstein-Sj, Rolnd Vijvererg, Geren Messelink Wgeningen University & Reserch, BU

Nadere informatie

best practices voor de bestrijding van trips Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw

best practices voor de bestrijding van trips Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw est prctices voor de estrijding vn trips Geren Messelink, Wgeningen UR Glstuinouw PlntgezondheidsEvent 10 mrt 2016 invsie Frnkliniell occidentlis in Europ Wr zitten de prolemen? Pprik verrssend goed: sinds

Nadere informatie

Bouwstenen voor tripsbestrijding in chrysant

Bouwstenen voor tripsbestrijding in chrysant Bouwstenen voor tripsestrijding in chrysnt Anton vn der Linden, Amir Grosmn, Mrieke vn der Stij en Geren Messelink Rpport GTB-1243 Refert De Clifornische trips, Frnkliniell occidentlis is een moeilijk

Nadere informatie

Bodempredatoren: watdoenzeen hoe zijnzetestimuleren?

Bodempredatoren: watdoenzeen hoe zijnzetestimuleren? Bodempredtoren: wtdoenzeen hoe zijnzetestimuleren? Gerben Messelink, Amir Grosmn, Rent vn Holstein-Sj, Wgeningen UR Glstuinbouw Gewsbijeenkomst chrysnt 4 en 5 juni 2014 Exploring the potentil of soil-dwelling

Nadere informatie

Biologische bestrijding van bladluis in paprika

Biologische bestrijding van bladluis in paprika Biologische estrijding vn ldluis in pprik Evlutie vn nieuwe sluipwespen en gsvliegen Geren J. Messelink 1, Lxmi Kok 1, Chntl M.J. Bloemhrd 1, Hns Hoogerrugge 2 en Jeroen vn Schelt 2 1 Wgeningen UR Glstuinouw

Nadere informatie

Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt

Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt Stimulering vn roofvliegen en roofkevers voor plgbestrijding in de sierteelt Amir Grosmn, Eric de Groot en Gerben Messelink Rpport GTB-1302 Refert Bestrijding vn plgen wordt soms geholpen door spontn optredende

Nadere informatie

Effect van bladsnijregiem bij Anthurium andreanum op productie en kwaliteit.

Effect van bladsnijregiem bij Anthurium andreanum op productie en kwaliteit. Effect vn ldsnijregiem ij Anthurium ndrenum op productie en kwliteit. M.G. Wrmenhoven N. Grcí N. vn Mourik Prktijkonderzoek Plnt & Omgeving B.V. Business Unit Glstuinouw juni 2005 PPO nr. 41717068 2005

Nadere informatie

Screening van middelen ter bestrijding van Phytophthora infestans in tomaat

Screening van middelen ter bestrijding van Phytophthora infestans in tomaat Screening vn middelen ter bestrijding vn Phytophthor infestns in tomt 2014 Proef nummer: 14938 14074 C. Oostingh Proeftuin Zwgdijk Tolweg 13 1681 ND Zwgdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fx +31 (0)228 56 30

Nadere informatie

Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt

Stimulering van roofvliegen en roofkevers voor plaagbestrijding in de sierteelt Stimulering vn roofvliegen en roofkevers voor plgbestrijding in de sierteelt Subtitel Amir Grosmn, Eric de Groot en Gerben Messelink 1 Instituten Wgeningen UR Glstuinbouw, Wgeningen/Bleiswijk mrt 2014

Nadere informatie

1a Een hoeveelheid stof kan maar op één manier veranderen. Hoe?

1a Een hoeveelheid stof kan maar op één manier veranderen. Hoe? Oefenopgven over Stoffen en Mterilen Uitwerking en ntwoord op elke opgve stt n de ltste opgve. Gegevens kunnen worden opgezoht in de tellen hterin. Als de zwrteftor niet vermeld is mg je 9,81 N/kg nemen.

Nadere informatie

Route F - Desert. kangoeroerat

Route F - Desert. kangoeroerat Route F - Desert Voor deze route, moet je eerst nr de Bush. Dr moet je even zoeken nr de tunnel die nr de Desert leidt. Geruik onderstnd krtje voor de Desert. Begin ij nummer 1. 1 Kngoeroertten Kngoeroertten

Nadere informatie

gefragmenteerde bestanden Bestand Bestand Bestand Bestand Bestand a Bestand a Bestand a Bestand a Bestand Bestand Bestand Bestand c Bestand a

gefragmenteerde bestanden Bestand Bestand Bestand Bestand Bestand a Bestand a Bestand a Bestand a Bestand Bestand Bestand Bestand c Bestand a Terrorisme, dgelijks het onderwerp in de medi. Er kn niet omheen gekeken worden, de komende jren zl de strijd tegen terreurorgnisties ls IS en DAESH het onderwerp vn gesprek vormen. Tl vn nslgen werden

Nadere informatie

Rapportage Enquête ondergrondse afvalinzameling Zaltbommel

Rapportage Enquête ondergrondse afvalinzameling Zaltbommel Rpportge Enquête ondergrondse fvlinzmeling Zltommel Enquête ondergrondse fvlinzmeling Zltommel VERSIEBEHEER Versie Sttus Dtum Opsteller Wijzigingen Goedkeuring Door Dtum 0.1 onept 4-11-09 VERSPREIDING

Nadere informatie

Breuken en verhoudingen

Breuken en verhoudingen WISKUNDE IN DE BOUW Breuken en verhoudingen Leerdoelen N het estuderen vn dit hoofdstuk moet je in stt zijn om: te rekenen met reuken en verhoudingen; reuken toe te pssen in erekeningen vn onder ndere

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Beslissen onder risico en onzekerheid

Hoofdstuk 8 Beslissen onder risico en onzekerheid Hoofdstuk 8 Beslissen onder risico en onzekerheid 8.5 Tectronis Tectronis, een friknt vn elektronic, kn vn een nder edrijf een éénjrige licentie verkrijgen voor de fricge vn product A, B of C. Deze producten

Nadere informatie

INTERVIEWEN 1 SITUATIE

INTERVIEWEN 1 SITUATIE INTERVIEWEN drs. W. Bontenl 1 SITUATIE Een interview vlt te omshrijven ls een gesprek tussen één of meerdere personen - de interviewers - en een ndere persoon (of diverse nderen) - de geïnterviewden -

Nadere informatie

26 oktober 2016 V O O R A G R A R I S C H E D E S K U N D I G H E I D I N R & D T R A J E C T E N

26 oktober 2016 V O O R A G R A R I S C H E D E S K U N D I G H E I D I N R & D T R A J E C T E N 26 oktober 2016 V O O R A G R A R I S C H E D E S K U N D I G H E I D I N R & D T R A J E C T E N 1 Zit er verschil in effectiviteit vn producten tegen trips bij verschillende toepssingstijdstippen? 3

Nadere informatie

Evaluatie nieuwe wittevliegpredatoren op tomaat

Evaluatie nieuwe wittevliegpredatoren op tomaat Evlutie nieuwe wittevliegpredtoren op tomt Gerben Messelink, Rent vn Holstein & Eric de Groot Rpport 324 Evlutie nieuwe wittevliegpredtoren op tomt Gerben Messelink, Rent vn Holstein & Eric de Groot Wgeningen

Nadere informatie

Beheersing van meikeverengerlingen. Fase 2

Beheersing van meikeverengerlingen. Fase 2 Beheersing vn meikeverengerlingen. Fse 2 Eindrpportge Auteur: Ivonne Elerse Prktijkonderzoek Plnt & Omgeving B.V. Sector Bloemollen, Boomkwekerij en Fruit PPO nr. 32 340259 00/PT nr. 12546.02 Lisse, mrt

Nadere informatie

Opdrachten bij hoofdstuk 2

Opdrachten bij hoofdstuk 2 Opdrchten ij hoofdstuk 2 2.1 Het vullen vn je portfolio In hoofdstuk 2 he je gezien op welke mnier je de informtie kunt verzmelen. An de hnd vn die informtie kun je de producten mken wrmee jij je portfolio

Nadere informatie

Hoe koud heeft een weekhuidmijt het in de frigo? (Theoretische benadering)

Hoe koud heeft een weekhuidmijt het in de frigo? (Theoretische benadering) Hoe koud heeft een weekhuidmijt het in de frigo? (Theoretische endering) Gil Luypert Studiedg Azle 15 26/2/15 Weekhuidmijt, Polyphgotrsonemus ltus Symptomen vn schde ij zle vk onder wrme omstndigheden

Nadere informatie

Nakomelingen van rendieren kunnen een paar uur na de geboorte al met de kudde meerennen. Zijn rendieren nestvlieders of nestblijvers?

Nakomelingen van rendieren kunnen een paar uur na de geboorte al met de kudde meerennen. Zijn rendieren nestvlieders of nestblijvers? Route A 1 Bosrendieren en korstmossen Rendieren zijn de enige herten wrvn zowel mnnetjes ls vrouwtjes een gewei drgen. Vroeger dcht men dt het gewei geruikt werd om sneeuw weg te schuiven zodt ze ij het

Nadere informatie

M1 Combinatie van naar voren staande tanden met impacties en een overtallig gebitselement bij een 10-jarig meisje

M1 Combinatie van naar voren staande tanden met impacties en een overtallig gebitselement bij een 10-jarig meisje M1 Comintie vn nr voren stnde tnden met impcties en een overtllig geitselement ij een 10-jrig meisje Trefwoorden: Klsse-II/1 mlocclusie Impctie Overtllig geitselement Eversie Functionele pprtuur Buiteneugel

Nadere informatie

Effectiviteit van middelen tegen Rhizoctonia in sla en radijs. J. D. Hofland Zijlstra, P. Paternotte, J. Janse & M. van Slooten

Effectiviteit van middelen tegen Rhizoctonia in sla en radijs. J. D. Hofland Zijlstra, P. Paternotte, J. Janse & M. van Slooten Effectiviteit vn middelen tegen Rhizoctoni in sl en rdijs J. D. Hoflnd Zijlstr, P. Pternotte, J. Jnse & M. vn Slooten Wgeningen UR Glstuinouw, Bleiswijk juni 2008 2008 Wgeningen, Wgeningen UR Glstuinouw

Nadere informatie

Bijlage agendapunt 7: Inhoudelijke planning overlegtafels 2015

Bijlage agendapunt 7: Inhoudelijke planning overlegtafels 2015 Bijlge gendpunt 7: Inhoudelijke plnning overlegtfels 2015 In de Ontwikkelgend (ijlge 5 ij de Deelovereenkomst mtwerkvoorziening egeleiding 18+) zijn 7 them s en 31 suthem s opgenomen die in 2015 tijdens

Nadere informatie

14 Effectevaluatie van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV)

14 Effectevaluatie van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) Smenvtting Op 1 pril 2001 trd de wet SOV in werking. Op grond vn deze wet kunnen justitibele verslfden die n een ntl in de wet genoemde voorwrden voldoen, in het kder vn een strfrechtelijke mtregel, voor

Nadere informatie

In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers van het college: eindige automaten.

In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers van het college: eindige automaten. 9 2 Eindige utomten In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers vn het college: eindige utomten. 2.1 Deterministische eindige utomten We eginnen met een vooreeld. Vooreeld 2.1 Beschouw het volgende

Nadere informatie

Keuze van het lagertype

Keuze van het lagertype Keuze vn het lgertype Beschikbre ruimte... 35 Belstingen... 37 Grootte vn de belsting... 37 Richting vn de belsting... 37 Scheefstelling... 40 Precisie... 40 Toerentl... 42 Lgergeruis... 42 Stijfheid...

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling Dienstreizen Wageningen UR

Uitvoeringsregeling Dienstreizen Wageningen UR Uitvoeringsregeling Dienstreizen Wgeningen UR Vstgesteld door het College vn Bestuur d.d. 11 ugustus 2003* Gelet op rtikel 3.21 lid 1 su vn de CAO Nederlndse Universiteiten en rtikel 8.5 vn de CAO Stichting

Nadere informatie

6.4 Rekenen met evenwichtsreacties

6.4 Rekenen met evenwichtsreacties 6.4 Rekenen met evenwihtsreties An de hnd vn een reeks vooreelden zullen we het rekenwerk ehndelen n evenwihtsreties. Vooreeld 6.2 We estuderen het gsevenwiht: A(g) + B(g) C(g) + D(g) In een ruimte vn

Nadere informatie

Grasklaver domineert meerjarige bemesting in biologische prei

Grasklaver domineert meerjarige bemesting in biologische prei Grsklver domineert meerjrige emesting in iologische prei Auteurs: Brm Vervisch, Annelies Beeckmn & Lieven Delnote In de iologische teelt is een goede odemvruchtrheid het resultt vn een doordchte gewsrottie,

Nadere informatie

8 Kostenverbijzondering (I)

8 Kostenverbijzondering (I) 8 Kostenverijzondering (I) V8.8 Speelgoedfriknt Autoys BV heeft onlngs de Jolls Joye ontwikkeld: een plsti speelgoeduto voor peuters in de leeftijdstegorie vn twee tot vijf jr. De produtie voor 2009 wordt

Nadere informatie

Werkblad TI-83: Over de hoofdstelling van de integraalrekening

Werkblad TI-83: Over de hoofdstelling van de integraalrekening Werkld TI-8: Over de hoofdstelling vn de integrlrekening. Inleiding We ekijken chtereenvolgens in onderstnde figuren telkens de grfiek vn een functie f met in het intervl [; ]. f ( ) = f ( ) = + y = 5

Nadere informatie

De formule van het opslagpercentage voor alle producten luidt:

De formule van het opslagpercentage voor alle producten luidt: 4.3 Verkoopprijs erekenen Om een product of een dienst met winst te verkopen, moet je eerst goed weten wt de kosten zijn. Als je dt weet, dn kun je de verkoopprijs eplen. Kosten De kostprijs vn een product

Nadere informatie

Hoe maak je een huiswerkplanning?

Hoe maak je een huiswerkplanning? PLANNEN HOE MAAK JE EEN HUISWERKPLANNING? Hoe mk je een huiswerkplnning? Wt he je ern? In deze les leer je hoe je een huiswerkplnning mkt. Dt is hndig, wnt zo g je goed voorereid n de slg en kun je sneller

Nadere informatie

De tijdens de training aangeboden ski-imitaties gebruiken we zowel als middel maar ook als doel.

De tijdens de training aangeboden ski-imitaties gebruiken we zowel als middel maar ook als doel. 15 Ski-eroics Hoofdstuk 15, Pgin 1 vn 5 15.1 Inleiding Het is elngrijk om SneeuwFit triningen gevrieerd te houden. Proeer het nod vn ctiviteiten zo verschillend mogelijk te houden. Een vooreeld hiervn

Nadere informatie

HUMIFIRST ALS BODEMVERBETERAAR IN DE GRAS- EN MAÏSTEELT

HUMIFIRST ALS BODEMVERBETERAAR IN DE GRAS- EN MAÏSTEELT HUMIFIRST LS ODEMVERETERR IN DE GRS- EN MÏSTEELT Greet Verlinden en Geert Hesert Hogeschool Gent, Deprtement iowetenschppen en Lndschpsrchitectuur Jn Mertens en Jn ries odemkundige Dienst vn elgië Het

Nadere informatie

Biologische tripsbeheersing in prei

Biologische tripsbeheersing in prei Biologische tripsbeheersing in prei 2008 2010 Auteurs: R. vn den Broek, H. Verstegen, R. Gruppen, J.H. Kmstr Prktijkonderzoek Plnt & Omgeving B.V., onderdeel vn Wgeningen UR Business Unit Akkerbouw, Groene

Nadere informatie

MEMO. Consumptie groenten, fruit, vis en een aantal nutriënten opgedeeld naar opleidingsniveau en verstedelijking VERSIE

MEMO. Consumptie groenten, fruit, vis en een aantal nutriënten opgedeeld naar opleidingsniveau en verstedelijking VERSIE MEMO Consumptie groenten, fruit, vis en een ntl nutriënten opgedeeld nr opleidingsniveu en verstedelijking Colofon RIVM 2013 Delen uit deze publictie mogen worden overgenomen op voorwrde vn bronvermelding:

Nadere informatie

Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten

Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten Bestrijding van trips in aubergine met roofmijten Gerben Messelink & Eric de Groot Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Glastuinbouw Business Unit Glastuinbouw juni oktober 2005 2005 2005 Wageningen,

Nadere informatie

Om welke reden heeft een kwak relatief grote ogen?

Om welke reden heeft een kwak relatief grote ogen? Route K - Volière en fznterie Strt ij de volière; de vrgen 1 t/m 6 gn over een ntl grote Europese vogels. De vrgen over de ndere dieren vn deze route hoeven niet in de juiste volgorde te stn. Dt komt omdt

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-II

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-II Opgve 1 Goud 1 mximumscore 2 een uitleg dt goud economische indingen tussen mensen kn versterken, met een toepssing vn economische indingen en drvn een vooreeld uit de eerste line vn de inleiding 1 een

Nadere informatie

Klimaatneutraal en duurzaam ondernemen voor evenementen in Eindhoven. Concept beleidsstuk, april 2008

Klimaatneutraal en duurzaam ondernemen voor evenementen in Eindhoven. Concept beleidsstuk, april 2008 Gemeente Eindhoven Klimtneutrl en duurzm ondernemen voor evenementen in Eindhoven. Concept eleidsstuk, pril 2008 Jolijn Brouwers Stgiire gemeente Eindhoven, fdeling MO Derdejrs student Algemene Cultuurwetenschppen

Nadere informatie

V2.1 Eerlijk verdeeld?

V2.1 Eerlijk verdeeld? Wie verdient wt? v2 Mkt geld gelukkig? L Voor je sisehoeften zols eten, woonruimte en kleding en je l guw dit edrg kwijt. Bedenk mr eens wt de mndhuur is. En hoeveel etl je voor vste lsten 1s gs, liht

Nadere informatie

JOB-monitor 2016 Vragenlijst

JOB-monitor 2016 Vragenlijst JOB-monitor 2016 Vrgenlijst (versie met wijzigingen t.o.v. 2014) JOB in smenwerking met ReserchNed 2015 JOB. Geen vn de mterilen die onderdeel uitmken vn de JOB-monitor 2016 mogen zonder voorfgnde schriftelijke

Nadere informatie

Praktische Opdracht Lineair Programmeren V5

Praktische Opdracht Lineair Programmeren V5 Prktische Opdrcht Lineir Progrmmeren V5 Bij deze prktische opdrcht g je n het werk met een ntl prolemen die je door middel vn Lineir Progrmmeren kunt oplossen. Je werkt lleen of in tweetllen. De prktische

Nadere informatie

Een CVA (beroerte) kan uw leven drastisch veranderen! 2009 Een uitgave van de Nederlandse CVA-vereniging

Een CVA (beroerte) kan uw leven drastisch veranderen! 2009 Een uitgave van de Nederlandse CVA-vereniging N een CVA (beroerte)... hoe verder?. Een CVA (beroerte) kn uw leven drstisch vernderen! 2009 Een uitgve vn de Nederlndse CVA-vereniging Wt is een CVA? In Nederlnd leven meer dn een hlf miljoen mensen met

Nadere informatie

HOEVEEL KEREN WIJ UIT? 5.1 Keren we altijd alles uit? WANNEER KEREN WIJ NIET UIT? WAT DOEN WIJ BIJ FRAUDE? 9.1 Wat zijn de gevolgen van fraude?

HOEVEEL KEREN WIJ UIT? 5.1 Keren we altijd alles uit? WANNEER KEREN WIJ NIET UIT? WAT DOEN WIJ BIJ FRAUDE? 9.1 Wat zijn de gevolgen van fraude? VOORWAARDEN Overlijdensrisicoverzekering Delt Lloyd Levensverzekering NV Amsterdm MODEL 2401 U wilt uw finnciële zken goed geregeld heen. Ook ij overlijden. Drom het u een overlijdensrisicoverzekering

Nadere informatie

Getallenverzamelingen

Getallenverzamelingen Getllenverzmelingen Getllenverzmelingen Ntuurlijke getllen Het getlegrip heeft zih wrshijnlijk ontwikkeld op een wijze die overeenkomt met de mnier wrop u zelf de getllen geleerd het. De sis is het tellen.

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 20 mei 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 20 mei 13.30 16.30 uur Wiskunde B Profi Exmen VWO Voorereidend Wetenschppelijk Onderwijs Tijdvk Donderdg 20 mei 3.30 6.30 uur 9 99 Dit exmen estt uit 5 vrgen. Voor elk vrgnummer is ngegeven hoeveel punten met een goed ntwoord

Nadere informatie

1 De onderneming in de wereldeconomie

1 De onderneming in de wereldeconomie 1 De onderneming in de wereldeconomie Meerkeuzevrgen 1.1 Glolisering is een proces vn wereldwijde economische integrtie door een sterke toenme vn de interntionle hndel en investeringen. wrij de wereldproductie

Nadere informatie

Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer. Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten

Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer. Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw oktober

Nadere informatie

Geïntegreerde tripsbestrijding in chrysant 2006 en 2007

Geïntegreerde tripsbestrijding in chrysant 2006 en 2007 Geïntegreerde tripsbestrijding in chrysnt 2006 en 2007 Prktijkonderzoek op vijf chrysntenbedrijven & Effectiviteitproeven met roofmijten en biologische middelen Ellen Beerling, Rent vn Holstein, Anton

Nadere informatie

1.3 Wortels. x x 36 6 = x = 1.5 Breuken. teller teller noemer noemer. Delen: vermenigvuldig met het omgekeerde.

1.3 Wortels. x x 36 6 = x = 1.5 Breuken. teller teller noemer noemer. Delen: vermenigvuldig met het omgekeerde. Voorereidende opgven Stoomursus Tips: Mk de volgende opgven het liefst voorin in één vn de A4-shriften die je gt geruiken tijdens de ursus. Als een som niet lukt, werk hem dn uit tot wr je kunt en g verder

Nadere informatie

HBO-Monitor (ROA/HBO-Raad) en WO-Monitor (ROA/VSNU) Dataverzameling alumnigegevens particuliere instellingen hoger onderwijs

HBO-Monitor (ROA/HBO-Raad) en WO-Monitor (ROA/VSNU) Dataverzameling alumnigegevens particuliere instellingen hoger onderwijs ReserchNed v Toernooiveld 216 6525 EC Nijmegen Postus 31162 6503 CD Nijmegen t 024 350 62 52 f 024 350 62 53 e info@reserchned.nl kvk 09159322 Bron vrgenlijst: Bewerkt door: In opdrcht vn: HBO-Monitor

Nadere informatie

Opdrachten Hoofdstuk 7

Opdrachten Hoofdstuk 7 Opdrhten Hoofdstuk 7 7.1 Herinner je een situtie vn je werk of privé wrvn je hterf geonludeerd het 'dt hd ik nders moeten doen'. Dit mg gerust vn tien jr oud zijn. Het hoeft geen grote morele misser te

Nadere informatie

Jaarlijks vinden er arbeidsongevallen plaats. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen en voorkom dat je gewond raakt.

Jaarlijks vinden er arbeidsongevallen plaats. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen en voorkom dat je gewond raakt. Persoonlijke eschermingsmiddelen Jrlijks vinden er 230.000 reidsongevllen plts. Geruik persoonlijke eschermingsmiddelen en voorkom dt je gewond rkt. JEZELF BESCHERMEN Werken in trnsport en logistiek kn

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 BASISBEGRIPPEN

HOOFDSTUK 1 BASISBEGRIPPEN I - 1 HOOFDSTUK 1 BASISBEGRIPPEN 1.1. Het egrip krcht 1.1.1. Definitie vn krcht Een stoffelijk punt is een punt wrn een zekere mss toegekend wordt. Dit punt is meestl de voorstellende vn een lichm. Zo

Nadere informatie

Inhoud college 7 Basiswiskunde

Inhoud college 7 Basiswiskunde Inhoud college 7 Bsiswiskunde 3.3 De ntuurlijke logritme en de exponentiële functie (zie college 6) 5.1/3 Introductie Integrlen 5.4 Eigenschppen vn de eplde integrl 5.5 De hoofdstelling vn Clculus 2.10

Nadere informatie

Moderne wiskunde: berekenen zwaartepunt vwo B

Moderne wiskunde: berekenen zwaartepunt vwo B Moderne wiskunde: erekenen zwrtepunt vwo B In de edities 7 en 8 ws er in de slotdelen vn VWO B ruimte genomen voor een prgrf over het erekenen vn een zwrtepunt. In de negende editie is er voor gekozen

Nadere informatie

PPS Masterplan tripsbestrijding in bloemisterijgewassen (KV )

PPS Masterplan tripsbestrijding in bloemisterijgewassen (KV ) PPS Masterplan tripsbestrijding in bloemisterijgewassen (KV1406 087) Wat hebben we bereikt en hoe verder? Gerben Messelink, Ada Leman, Renata van Holstein-Saj, Roland Vijverberg, Caroline Elfferich, Tze-Yi

Nadere informatie

Praktische opdracht Optimaliseren van verpakkingen Inleidende opgaven

Praktische opdracht Optimaliseren van verpakkingen Inleidende opgaven Prktische opdrcht Optimliseren vn verpkkingen Inleidende opgven V, WB Opgve 1 2 Gegeven is de functie f ( x) = 9 x. Op de grfiek vn f ligt een punt P ( p; f ( p)) met 3 < p < 0. De projectie vn P op de

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwaarden Hypotheek SpaarVerzekering Model 10052. Delta Lloyd Levensverzekering NV. 1 Wat bedoelen wij met? 3

Inhoudsopgave. Voorwaarden Hypotheek SpaarVerzekering Model 10052. Delta Lloyd Levensverzekering NV. 1 Wat bedoelen wij met? 3 Voorwrden Hypotheek SprVerzekering Model 10052 Delt Lloyd Levensverzekering NV Inhoudsopgve 1 Wt edoelen wij met? 3 2 Wnneer strt uw verzekering? 3 3 Wnneer stopt uw verzekering? 3 3.1 Kunt u de verzekering

Nadere informatie

Lucht in je longen. Streep de foute woorden door. Hoe komt lucht in je longen? Zet een cirkel om de dieren met longen.

Lucht in je longen. Streep de foute woorden door. Hoe komt lucht in je longen? Zet een cirkel om de dieren met longen. 9 Luht in je longen Hoe komt luht in je longen? = longen = middenrif Kleur op de tekening de volgende onderdelen: Streep de foute woorden door. Ons lihm heeft zuurstof / kooldioxide nodig. Bij het indemen

Nadere informatie

CO 2 bemesting lelie. Casper Slootweg, Hans Kok en Hans van Aanholt

CO 2 bemesting lelie. Casper Slootweg, Hans Kok en Hans van Aanholt CO 2 emesting lelie Csper Slootweg, Hns Kok en Hns vn Anholt Prktijkonderzoek Plnt & Omgeving, onderdeel vn Wgeningen UR PPO - Bloemollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr. 32 360979 00/ PT 13812 Novemer 2010

Nadere informatie

Het Museumregister. Museumregistratie anno 2012

Het Museumregister. Museumregistratie anno 2012 Het Museumregister Museumregistrtie nno 2012 Het Museumregister Museumregister Nederlnd Geregistreerde muse Voorwrden voor registrtie Registrtiecyclus Anmelden Voor welke vrgen ij wie? Auditmodule en interctief

Nadere informatie

Verschillenanalyse methodewijziging bouwvergunningen

Verschillenanalyse methodewijziging bouwvergunningen Pper Verschillennlyse methodewiziging bouwvergunningen Mrt 217 CBS Verschillennlyse methodewiziging Bouwvergunningen 1 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Belngrikste verschillen 3 3. Verschillen oude en nieuwe methode

Nadere informatie

opgaven formele structuren procesalgebra

opgaven formele structuren procesalgebra opgven formele struturen proeslger Opgve 1. (opgve 3.3.7 op p.97 vn het ditt 2005) Een mier moet vn links voor onder nr rehts hter oven op een kuus, met ties (rehts), (hter), en (oven). Uitwerking vn opgve

Nadere informatie

Privacyverklaring Irene van Aken Makelaardij

Privacyverklaring Irene van Aken Makelaardij Privcyverklring Irene vn Aken Mkelrdij U heeft te mken met Irene vn Aken Mkelrdij. Mkelr Irene vn Aken is een NVMmkelr/txteur. In deze privcyverklring wordt uitgelegd hoe er met uw gegevens wordt omgegn.

Nadere informatie

BEREKEN HET ZELF! TECHNISCHE DATA

BEREKEN HET ZELF! TECHNISCHE DATA BEREKEN HET ZELF! TECHNISCHE DATA Hndige informtie om uw eigen project te ontwerpen én uit te rekenen! WELKOM Welkom ij BUISKOPPELINGSHOP.NL Buiskoppelingshop.nl is leverncier vn een gevrieerd ssortiment

Nadere informatie

Privacyverklaring Donné Vastgoed

Privacyverklaring Donné Vastgoed Privyverklring Donné Vstgoed U heeft te mken met Donné Vstgoed. Donné Vstgoed is een Verhuur mkelr. In deze privyverklring wordt uitgelegd hoe er met uw gegevens wordt omgegn. Overl wr in deze verklring

Nadere informatie

Docentenhandleiding. Leerlingenmateriaal DELFSTOFFEN IN NEDERLAND. Niveau. Inhoud. Opdracht 2. Inleiding. Opdracht 3. Opdracht 1

Docentenhandleiding. Leerlingenmateriaal DELFSTOFFEN IN NEDERLAND. Niveau. Inhoud. Opdracht 2. Inleiding. Opdracht 3. Opdracht 1 111122952X_Geokrnt 58 05-09-2005 08:24 Pgin 6 6 Docentenhndleiding Inhoud In Nederlnd worden op dit moment rdgs, rdolie en steenzout vnuit grote diepte omhoog gehld. Drnst worden er zogenmde oppervlktedelfstoffen,

Nadere informatie

Werkkaarten GIGO 1184 Elektriciteit Set

Werkkaarten GIGO 1184 Elektriciteit Set Werkkrten GIGO 1184 Elektriiteit Set PMOT 2006 1 Informtie voor de leerkrht Elektriiteit is één vn de ndhtsgeieden ij de nieuwe kerndoelen voor ntuur en tehniek: 42 De leerlingen leren onderzoek doen n

Nadere informatie

RAPPORT 42. BEGASSEN VAN BOOMKWEKERIJGE WASSEN MET METHYLBROMIDE (project 3504) Ing. E.J.M. Verhoeven Boomteeltpraktijkonderzoek

RAPPORT 42. BEGASSEN VAN BOOMKWEKERIJGE WASSEN MET METHYLBROMIDE (project 3504) Ing. E.J.M. Verhoeven Boomteeltpraktijkonderzoek 3!R! lotheek J F J 0 S'^Aoi Bloemollen o^tu? 80 2160 AB Lisse 0252 462121 RAPPORT 42 BEGASSEN VAN BOOMKWEKERIJGE WASSEN MET METHYLBROMIDE (project 3504) Ing. E.J.M. Verhoeven 1996 CENTRALE LANDBOUW/CATALOGUS

Nadere informatie

onze privacy verklaring

onze privacy verklaring onze privcy verklring een korte introductie Je het te mken met Mkelrsnet. Mkelrsnet is lid vn de NVM. In deze privcyverklring wordt uitgelegd hoe er met jouw gegevens wordt omgegn. Overl wr in deze verklring

Nadere informatie

Wat is goed voor een mooie, gezonde huid? Kruis de goede antwoorden aan. weinig slaap. buitenlucht goede voeding. ontspanning veel fruit eten

Wat is goed voor een mooie, gezonde huid? Kruis de goede antwoorden aan. weinig slaap. buitenlucht goede voeding. ontspanning veel fruit eten DE HUID 1 Bouw en functie O: 12/1 Wt is goed voor een mooie, gezonde huid? Kruis de goede ntwoorden n. weinig slp uitenlucht goede voeding ontspnning veel fruit eten innen zitten ptt met myonise eten in

Nadere informatie

Van welke diensten van AWHoreca Adviesgroep B.V. maakt u gebruik? U kunt op één of meerdere manieren in contact staan met AWHoreca Adviesgroep B.V.

Van welke diensten van AWHoreca Adviesgroep B.V. maakt u gebruik? U kunt op één of meerdere manieren in contact staan met AWHoreca Adviesgroep B.V. U heeft te mken met AWHorec Adviesgroep B.V. AWHorec Adviesgroep B.V is een NVMmkelr/txteur. In deze privcyverklring wordt uitgelegd hoe er met uw gegevens wordt omgegn. In deze verklring wordt ook uitgelegd

Nadere informatie

Mytylschool De Trappenberg Peter van Sparrentak

Mytylschool De Trappenberg Peter van Sparrentak Mytylshool De Trppenberg Peter vn Sprrentk www.m3v.nl Nieuwbouwonept en revlidtieentrum geriht op de toekomst Mytylshool De Trppenberg en het ngrenzende revlidtieentrum in Huizen willen in de toekomst

Nadere informatie

Profijt van de gemeentelijke overheid

Profijt van de gemeentelijke overheid Profijt vn de gemeentelijke overheid De invloed vn het gemeentebeleid op de koopkrcht vn de minim in Groningen Dr. M.A. Allers Profijt vn de gemeentelijke overheid De invloed vn het gemeentebeleid op de

Nadere informatie

Hoofdstuk 0: algebraïsche formules

Hoofdstuk 0: algebraïsche formules Hoofdstuk 0: lgebrïsche formules Dit hoofdstuk hoort bij het eerste college infinitesimlrekening op 3 september 2009. Alle gegevens over de cursus zijn te vinden op http://www.mth.uu.nl/people/hogend/inf.html

Nadere informatie

HANDLEIDING FOKWAARDEN 2014. Informatie & Inspiratie document Met uitleg over het hoe en waarom van de fokwaarden

HANDLEIDING FOKWAARDEN 2014. Informatie & Inspiratie document Met uitleg over het hoe en waarom van de fokwaarden HANDLEIDING FOKWAARDEN 2014 Informtie & Inspirtie document Met uitleg over het hoe en wrom vn de fokwrden Missie Al ruim 25 jr ondersteunt ELDA bedrijven in de grrische sector, en het is voor ons een belngrijke

Nadere informatie

AFRIKA RAPPORT www.burgerszoo.nl

AFRIKA RAPPORT www.burgerszoo.nl AFRIKA RAPPORT Je gt op ontdekkingstoht nr de Afriknse dieren die in het Prk en in de Sfri vn Koninklijke Burgers Zoo leven. Bentwoord lle vrgen en hl je Afrik Rpport! Wrttenzwijnen Welkom in Burgers Prk!

Nadere informatie

Werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit. Er zal veel belastinggeld nodig zijn om al die problemen op te lossen.

Werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit. Er zal veel belastinggeld nodig zijn om al die problemen op te lossen. vk Mtshppijleer them Multiulturele smenleving onderwerp Het multiulturele drm vn P. Sheffer ntwoorden ij de vrgen over het rtikel kls Hvo 5 dtum jnuri 2014 1 2 3 4 5 6 7 8 De vrg hoe de slehte werk-, woon-

Nadere informatie

Aanvulling Oefenboek rijbewijs B 20 e druk

Aanvulling Oefenboek rijbewijs B 20 e druk rijshoolservie Anvulling Oefenoek rijewijs B 20 e druk Nr nleiding vn reties vnuit de mrkt zijn we vn mening dt enkele vrgen ngesherpt of vereterd moeten worden. In deze nvulling stn vrgen en ntwoorden

Nadere informatie

6.0 INTRO. 1 a Bekijk de sommen hiernaast en ga na of ze kloppen. 1 2 0 3 = 2 2 3 1 4 = 2 3 4 2 5 = 2 4 5 3 6 = 2 5 6 4 7 = 2...

6.0 INTRO. 1 a Bekijk de sommen hiernaast en ga na of ze kloppen. 1 2 0 3 = 2 2 3 1 4 = 2 3 4 2 5 = 2 4 5 3 6 = 2 5 6 4 7 = 2... 113 6.0 INTRO 1 Bekijk de sommen hiernst en g n of ze kloppen. Schrijf de twee volgende sommen uit de rij op en controleer of deze ook ls uitkomst 2 heen. c Schrijf twee sommen op die veel verder in de

Nadere informatie

Koolvlieg en stromijt in radijs

Koolvlieg en stromijt in radijs Koolvlieg en stromijt in rdijs Onderzoek nr biologische en geïntegreerde bestrijding vn koolvlieg, Deli rdicum, en stromijt, Tyrophgus similis in rdijs Gerben Messelink, Mrc vn Slooten en Inm Riyh Hlil

Nadere informatie

schets 10 Bergrede: tweeërlei fundament (7:24-29)

schets 10 Bergrede: tweeërlei fundament (7:24-29) shets 10 Bergrede: tweeërlei fundment (7:24-29) A Kernpunten * An het einde vn de Bergrede vergelijkt Jezus de mens met de ouwer vn een huis. Het is een eeld voor wt wij vn ons leven mken en vioor de hele

Nadere informatie

Medicatieveiligheid voor kwetsbare groepen in de langdurige zorg en zorg thuis onvoldoende

Medicatieveiligheid voor kwetsbare groepen in de langdurige zorg en zorg thuis onvoldoende Medictieveiligheid voor kwetsre groepen in de lngdurige zorg en zorg thuis onvoldoende Verpleeghuizen en verzorgingshuizen moeten nog punten vereteren; gehndicptenzorg en thuiszorg moeten snel veiliger

Nadere informatie

Tentamen: Kansrekening en Statistiek P0099

Tentamen: Kansrekening en Statistiek P0099 Fculteit Economie en Bedrijfskunde Tentmen: Knsrekening en Sttistiek 1 6011P0099 Tentmendtum & -tijd: 15 december 015, 1:00 17:00 Studiejr 015-016 Duur vn het tentmen: 3 uur Legitimtie: U dient zich te

Nadere informatie

StyleView Scanner Shelf

StyleView Scanner Shelf StyleView Scnner Shelf User's Guide Mximl gewicht: 2 ls ( kg) SV Crt & Hoofdeenheid Optie - LCD Crts Optie 2 Lptop Crts Optie 3 Rils n de muur Optie 4 Achterknt SV Crt 3 6 7 Reduce Reuse Recycle of 8 Overzicht

Nadere informatie

De route van de Ocean start in de Bush. Volg de bordjes naar de Ocean. De vragen staan in chronologische volgorde.

De route van de Ocean start in de Bush. Volg de bordjes naar de Ocean. De vragen staan in chronologische volgorde. Route L - Oen 1 De route vn de Oen strt in de Bush. Volg de ordjes nr de Oen. De vrgen stn in hronologishe volgorde. Kwllen Dt er lngs de Nederlndse kust kwllen voorkomen, is lgemeen ekend. De oorkwl kun

Nadere informatie

Nieuwe internet radio eigenschap

Nieuwe internet radio eigenschap XXXXX XXXXX XXXXX /XW-SMA3/XW-SMA4 Nieuwe internet rdio eigenschp EN NL Deze drdloze luidspreker is ontworpen om te genieten vn Pndor*/internetrdio. Om nr Pndor/internetrdio te kunnen luisteren, kn het

Nadere informatie

Inhoud leereenheid 13. Integreren. Introductie 125. Leerkern 126. Samenvatting 149. Zelftoets 150

Inhoud leereenheid 13. Integreren. Introductie 125. Leerkern 126. Samenvatting 149. Zelftoets 150 Inhoud leereenheid 3 Integreren Introductie 5 Leerkern 6 Integrl ls oppervlkte 6 De functie ls fgeleide vn zijn oppervlktefunctie 3 3 Primitieven 33 4 Beplde en oneplde integrl 35 5 Oneigenlijke integrlen

Nadere informatie

Van welke diensten van de NVM-makelaar/taxateur maakt u gebruik? U kunt op één of meerdere manieren in contact staan met de NVM-makelaar/taxateur.

Van welke diensten van de NVM-makelaar/taxateur maakt u gebruik? U kunt op één of meerdere manieren in contact staan met de NVM-makelaar/taxateur. Privyverklring Bröring Mkelrs o/g U heeft te mken met Bröring Mkelrs o/g. Bröring mkelrs o/g is een NVM-mkelr/txteur. In deze privyverklring wordt uitgelegd hoe er met uw gegevens wordt omgegn. Overl wr

Nadere informatie

Formeel Denken. Herfst 2004. Contents

Formeel Denken. Herfst 2004. Contents Formeel Denken Hermn Geuvers Deels geseerd op het herfst 2002 dictt vn Henk Brendregt en Bs Spitters, met dnk n het Discrete Wiskunde dictt vn Wim Gielen Herfst 2004 Contents 1 Automten 1 1.1 Automten

Nadere informatie

Junior Wiskunde Olympiade 2012-2013: de tweede ronde

Junior Wiskunde Olympiade 2012-2013: de tweede ronde Junior Wiskunde Olympide 0-03: de tweede ronde Volgende enderingen kunnen nuttig zijn ij het oplossen vn sommige vrgen.,44 3,73 5,36 π 3,46.ls + =en =3,dnis gelijkn () 5 () 6 () 3 () 9 (E) 3.Hetgetl (

Nadere informatie

Aanvulling oefenboek rijbewijs B 19 e druk

Aanvulling oefenboek rijbewijs B 19 e druk Anvulling oefenoek rijewijs B 19 e druk Deze nvulling is noodzkelijk geworden door npssingen ij het CBR en vernderingen in de wetgeving. Met deze nvulling ij het oek ent u weer up to dte. Tijdens of n

Nadere informatie

Algemeen. Restweefsel voor medischwetenschappelijk onderzoek

Algemeen. Restweefsel voor medischwetenschappelijk onderzoek Algemeen Restweefsel voor medischwetenschppelijk onderzoek U bent in het Ersmus MC voor onderzoek en/of behndeling. Soms is het nodig bloed of lichmsweefsel/-vloeistof bij u f te nemen. N fronding vn dit

Nadere informatie

Digitale informatieverwerking

Digitale informatieverwerking Digitle informtieverwerking E. Gernt Inleiding De elektroni leent zih ook uitstekend voor de verwerking vn informtie. De informti is in stt om de één of ndere vorm vn informtie om te zetten in een elektrishe

Nadere informatie

Formulier Voor het regelen van een definitief energielabel van uw woning

Formulier Voor het regelen van een definitief energielabel van uw woning Formulier Voor het regelen vn een definitief energielel vn uw Door het invullen vn het formulier en het nleveren vn de enodigde ewijslst kunt u het definitief lel vn uw lten eplen en registreren. Lees

Nadere informatie