Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland



Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

6,3. Samenvatting hoofdstuk 9 Een klein binnenland, een groot buitenland.

Samenvatting Economie Internationale Handel

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Samenvatting Economie Internationale Handel

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3, Economische Integratie

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

EUROPESE SAMENWERKING

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Lesbrief Buitenland 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7/8 kern

Antwoorden Economie Handel

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

6,8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je. Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei keer beoordeeld. Checklists Thema 8.

Samenvatting Economie Internationale Handel

we noemen een munt convertibel indien deze bij banken inwisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd).

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5, 20, 21, 22, 28 en 29

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

7,8. Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april keer beoordeeld

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

Valutamarkt. fransetman.nl

Eindtermen VWO. Domein E. Wisselkoersen

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Eindexamen economie vwo II

6,4. Samenvatting door een scholier 1622 woorden 13 april keer beoordeeld. Praktische economie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Examen HAVO. Economie 1

Landenanalyse H4. Week 1 Landenrisico

Internationale wegen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 20

Werkstuk Economie De betalingsbalans

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Geef een voordeel van exporteren. Geef een voordeel van importeren.

Samenvatting Economie Lesbrief Europa Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5

Begrippenlijst betalingsbalans (met antwoorden) pagina 1 van 8

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

Hoofdstuk 24 Valutamarkt

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I

3 Bij deze korte ritten worden levende dieren vervoerd en producten die snel kunnen bederven. Die moeten snel op de plaats van bestemming zijn.

Correctiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

ALGEMENE ECONOMIE /07

Praktische opdracht Economie Euro

Eindexamen vwo economie 2013-I

Werkstuk Economie Economie van Europa

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Samenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari keer beoordeeld

Eindexamen economie vwo I

Invoerheffingen en exportsubsidies zijn tarifaire maatregelen. De andere maatregelen zijn non-tarifair.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Praktische opdracht Engels De Betalingsbalans

Lesbrief Buitenland 1

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10

Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken;

Module 16: docentenhandleiding. Experimenteel lesprogramma nieuwe economie

Eindexamen havo economie oud programma I

Eindexamen vwo economie II

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Samenvatting Economie Lesbrief De Wereld

Samenvatting Economie Toetsweek 2

5,8. Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT

Samenvatting Economie Algemeen overzicht

Samenvatting Economie Wereldeconomie

2 De goederen en pakketjes worden daar overgeladen om snel op de eindbestemming afgeleverd te kunnen worden.

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Examenprogramma economie havo

6, Het verband tussen de euro en de ecu De ecu. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december keer beoordeeld

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

7,9. Samenvatting door E woorden 21 april keer beoordeeld. 1.Waar produceren? Kennen:

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-I

Eindexamen economie pilot havo II

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Examenprogramma economie vwo

Europese en Internationale

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Transcriptie:

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland Paragraaf 1 Karakteristieken van het internationale handels- en betalingsverkeer Nederland heeft een relatief open economie. Dit betekent dat Nederland in verhouding tot andere landen veel handel met het buitenland drijft. Nederland is daarom erg afhankelijk van de wereldhandel. De EU-landen zijn voor Nederland de belangrijkste handelspartners, met name Duitsland. Internationale betalingen geschieden met internationale liquiditeiten. Een voorbeeld hiervan is de Amerikaanse dollar. Ook veel andere valuta s kunnen gerekend worden tot de internationale liquiditeiten. Dit zijn de convertibele valuta s. Er zijn ook valuta s die dit niet zijn. Deze valuta s zijn niet in te wisselen voor een andere valuta en zijn in het buitenland dus als het ware waardeloos. Andere voorbeelden van internationale liquiditeiten zijn girale betalingen of betalingen in goud. Voor de komst van de euro mochten de koersen tussen de valuta s van de meeste EU-landen slechts beperkt schommelen om het valuta- of koersrisico bij internationale betalingen te verminderen. We spreken dan van stabiele wisselkoersen. De koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar ligt niet vast. Daarom spreken we van zwevende wisselkoersen. Paragraaf 2 Vrijhandel Het belang van de wereldhandel voor Nederland blijkt vooral uit de hoge Nederlandse exportquote en de hoge Nederlandse importquote. Waarde export Waarde import Exportquote = ---------------------- x 100 Importquote = ---------------------- x 100 Nationaal product Nationaal product De hoge export- en importquote van Nederland tonen aan dat Nederland een open economie heeft. Ieder land zal zich specialiseren in die producten die ze in verhouding tot andere landen goedkoop kunnen voortbrengen. Zo ontstaat er een internationale arbeidsverdeling. Mogelijke oorzaken waardoor het ene land een bepaald product goedkoper kan voortbrengen dan een ander land zijn klimaat, bodemgesteldheid, geografische ligging, scholingsgraad van de beroepsbevolking, sociale rust en de infrastructuur. Er is sprake van absolute kostenverschillen als land 1 het ene product goedkoper voortbrengt en land 2 het andere product. Er is sprake van relatieve kostenverschillen indien één land beide producten goedkoper voortbrengt, terwijl tevens het kostenvoordeel bij één van deze producten relatief groter is dan bij het andere product. Als overheden de internationale handel op geen enkele manier belemmeren, is er sprake van vrijhandel. We spreken ook wel van liberalisering van de handel. Het motief om vrijhandel te stimuleren, is de bevordering van de welvaart. Niet alle landen profiteren in gelijke mate van vrijhandel. In West-Europa kunnen bijvoorbeeld banen verloren gaan omdat productieprocessen worden verplaatst naar lagelonenlanden. Wel kunnen deze lagelonenlanden een nieuw afzetgebied vormen, waardoor nieuwe afzetmogelijkheden ontstaan. Andere oorzaken

waardoor landen niet in gelijke mate van vrijhandel kunnen profiteren zijn het ontbreken van knowhow om producten voort te brengen waarmee het land kan concurreren op de wereldmarkt, het ontbreken van grondstoffen die aan het buitenland verkocht kunnen worden en ongelijke economische machtsverhoudingen tussen landen. Alles samen heeft ervoor gezorgd dat er overschotlanden en tekortlanden zijn ontstaan. Paragraaf 3 Protectie Protectie is het opwerpen van handelsbelemmeringen om de eigen economie te beschermen. Motieven voor protectie kunnen zijn: De binnenlandse werkgelegenheid beschermen; De onafhankelijkheid bewaren bij productie van strategische goederen en diensten; Wraak nemen op protectie door andere landen; Nieuwe industrieën op gang helpen. Protectionistische maatregelen kunnen zijn: Invoerrechten heffen; Importquota/contingenten vaststellen; Strenge kwaliteitseisen stellen; Het beperken van de mogelijkheid om vreemde valuta s aan te kopen; Binnenlandse productie subsidiëren en exportsubsidies verstrekken. Invoerrechten heffen is een tarifaire handelsbelemmering. De overige maatregelen om de import te bemoeilijken, noemen we de non-tarifaire belemmeringen. Bij protectie is altijd sprake van concurrentievervalsing. Van dumping is sprake als buitenlandse ondernemingen producten aanbieden tegen een verkoopprijs die lager is dan de kostprijs. Nadelen van protectie kunnen zijn: Er ontstaat geen goede internationale arbeidsverdeling; De beschikbaarheid van goederen en diensten wordt beperkt; Landen gaan minder bij elkaar besteden, waardoor een conjuncturele inzinking kan worden versterkt. De consument ondervindt uiteindelijk het meeste nadeel van protectionistische maatregelen. Paragraaf 4 Wereldhandelsorganen Na een wereldwijde recessie van de wereldeconomie in de jaren 30 van de 20e eeuw zijn er wereldhandelsorganen in het leven geroepen om dergelijke situaties te voorkomen. De organen moeten voor altijd een internationale recessie voorkomen en landen helpen hun productiestructuur te verbeteren. De World Trade Organisation (WTO: Wereldhandelsorganisatie) heeft op 1 januari 1995 de in 1948 opgerichte GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) opgevolgd. Het doel van de World Trade Organisation (WTO) is het bevorderen van vrijhandel door: Het verminderen van tarifaire handelsbelemmeringen; Het afschaffen van non-tarifaire handelsbelemmeringen; Uitvoering van antidumpingheffing: de prijs van gedumpte producten wordt hoger bevordering eerlijke concurrentie;

Een centrale rol speelt hierbij de meestbegunstigdeclausule. Deze bepaling houdt in dat indien een land aan een ander WTO-land handelsvoordelen toekent, deze voordelen ook voor andere WTO-landen moeten worden toegekend. Een ander orgaan dat nauw is betrokken bij de verbetering van de wereldhandelsstructuur, is het in 1944 opgerichte Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het belangrijkste doel van het IMF is het bevorderen van de wereldhandel door landen met een voortduren tekort op de betalingsbalans financiële steun te geven in de vorm van leningen (gestort geld door IMF-lidstaten), mits de landen een aanpassingsprogramma uitvoeren ten behoeve van de productiestructuur. Voor speciale projecten kunnen arme landen geld lenen bij de Wereldbank. De Wereldbank verstrekt haar leningen tegen zachte voorwaarden. Dat wil zeggen: met een lange looptijd en een lage rente. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) verzamelt statistische gegevens (inflatie, werkgelegenheid) en doet voorspellingen over de ontwikkeling in de wereldeconomie. Ook geeft de OESO advies aan nationale overheden. De United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) tracht de positie van ontwikkelingslanden in de wereldhandel te verbeteren door middel van afspraken te maken over: Algemene handelspreferenties; Grondstoffenconferenties; Instellen van buffervoorraden. Paragraaf 5 Motieven voor een economische integratie Er zijn drie motieven voor economische integratie in de EU: Meer producten en lagere prijzen mogelijk maken: Nederlandse producten goedkoper voor buitenland ontstaan van nieuwe markten vergrootte afzet vergrootte productie schaalvoordelen lagere verkoopprijzen; De mobiliteit van productiefactoren vergroten: Bedrijven en personen kunnen zich vrij bewegen binnen de EU verbetering internationale arbeidsverdeling lagere kosten lagere verkoopprijzen; De technische ontwikkeling bevorderen: Harmonisatie wetten en regelingen gezamenlijke ontwikkeling/ verbetering producten/ productieprocessen schaalvoordelen op gebied van research en development. Multinationals zijn bedrijven die zich in vele landen vestigen. Karakteristiek voor dit soort bedrijven zijn de volgende zaken: Risicospreiding verplaatsing van het productieproces; Schaalvergroting; Grote economische machtspositie. Sommige multinationals zijn zeer belangrijk voor een bepaald gebied. Daarom kunnen deze multinationals soms ook invloed uitoefenen op politieke beslissingen. Paragraaf 6 Vormen van economische integratie Drie vormen van economische integratie zijn: Vrijhandelszone (afspraak tussen landen om de onderlinge invoerheffingen af te schaffen);

Douane-unie (een vrijhandelszone met een gemeenschappelijk buitentarief, wat inhoudt dat alle lidstaten van de douane-unie dezelfde invoerrechten heffen op goederen uit landen die geen lid zijn van de douane-unie); Gemeenschappelijke of interne markt (de douane-unie wordt uitgebreid met een vrij verkeer van productiefactoren). De economische integratie is het verst bij een economische unie. De kenmerken van een economische unie zijn: Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal; Gemeenschappelijk buitentarief; Gemeenschappelijke organen; Gemeenschappelijke economische politiek. Ondanks dat alle genoemde vormen van economische integratie druisen in tegen de meestbegunstigdeclausule van de WTO. Toch zijn ze toegestaan, omdat de WTO een uitzondering maakt voor deze vormen van economische integratie. Een economische unie kan gecombineerd worden met een monetaire unie. De kenmerken van een monetaire unie zijn: Gemeenschappelijke munt; Gemeenschappelijke centrale bank; Gemeenschappelijk monetair beleid. Paragraaf 7 De betalingsbalans Een betalingsbalans is een systematisch overzicht van alle economische transacties van een land met het buitenland gedurende een jaar. Links op de betalingsbalans staan de ontvangsten uit het buitenland. Rechts op de betalingsbalans staan de uitgaven aan het buitenland. De betalingsbalans bestaat uit drie verschillende onderdelen: De lopende rekening: geeft weer welke bedragen zijn gemoeid met de export en de import van goederen en diensten en voor welke bedragen primaire inkomens en inkomensoverdrachten de grens passeren; De kapitaalrekening: vermeldt de omvang van investeringen, leningen, beleggingen en aflossingen die de grens passeren; De salderingsrekening: zorgt voor de boekhoudkundig evenwicht op de betalingsbalans (formeel betalingsbalansevenwicht = de som van alle bedragen links op de deelrekeningen staan gelijk aan de som van alle bedragen die rechts staan). Een toename van het nationaal inkomen leidt tot een stijging van de import en dus tot een verslechtering van de betalingsbalans. Hetzelfde gebeurt wanneer de nationale bestedingen stijgen. Wanneer de conjunctuur in land B verbetert, zal dit gunstig zijn voor land A, aangezien de export van land A zal stijgen. Dit zal uiteindelijk zorgen voor een verbetering van de wereldhandel en dus ook voor de export van landen. Bij een overschot op de betalingsbalans vloeien er op de salderingsrekening meer deviezen toe dan af en nemen de officiële monetaire reserves van een land toe. Bij een materieel betalingsbalansevenwicht wordt het saldo op de lopende rekening gecompenseerd (zijn aan elkaar gelijk) door het saldo op de kapitaalbalans en verandert de omvang van de officiële reserves niet. Paragraaf 8 De betalingsbalans verdeeld in vijf deelrekeningen

De betalingsbalans bestaat uit de lopende rekening, de kapitaalrekening en de salderingsrekening. De lopende rekening is echter nog op te delen in drie verschillende deelrekeningen, namelijk: Goederenrekening (handelsbalans): hierop staan de ontvangsten en uitgaven van en aan uitvoer en invoer van goederen; Dienstenrekening: hierop staan de ontvangsten en uitgaven van en aan bewezen en ontvangen diensten aan en van het buitenland; Inkomensrekening: hierop staan de uit het buitenland ontvangen primaire inkomens en de uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten en de aan het buitenland betaalde primaire inkomens en de aan het buitenland betaalde inkomensoverdrachten. Als maatstaf voor de stand van zaken op de goederenrekening van de betalingsbalans van een land wordt vaak het dekkingspercentage genomen. Onder het dekkingspercentage verstaan we: Waarde goederenexport ----------------------------- x 100% Waarde goederenimport Kenmerken van de Nederlandse betalingsbalans zijn: Een voortdurend overschot; Import van olie; Export van aardgas; Relatief grote (en sterk fluctuerende / schommelende) bedragen die gemoeid zijn met buitenlandse investeringen en beleggingen. De salderingsrekening wordt ook wel de goud- en deviezenrekening genoemd. Op deze rekening komt tot uitdrukking in welke mate de goud- en deviezenvoorraad verandert. De goud- en deviezenvoorraad vormt in de eerste plaats een nationale reserve die kan worden gebruikt om in tijden van economische crisis de noodzakelijke import te betalen. Voor alle landen gemeenschappelijk vormt de goud- en deviezenreserve een internationale reserve. Ook wordt deze reserve gebruikt om te kunnen interveniëren in de valutamarkt. Tot de Nederlandse goud- en deviezenvoorraad behoren: Goud; Convertibele valuta s (valuta s die je bij elke bank kunt inwisselen en die door veel bedrijven in het buitenland als betaalmiddel worden geaccepteerd); Eurotegoeden. Paragraaf 9 Het betalingsbalansbeleid van de overheid Als een tekort op de betalingsbalans wordt veroorzaakt door te hoge nationale (binnenlandse) bestedingen, kan de overheid maatregelen nemen om de nationale (binnenlandse) bestedingen af te remmen. Door de te hoge nationale (binnenlandse) bestedingen, stijgt namelijk de import en dit verslechtert de betalingsbalans. Een verslechtering van de betalingsbalans kan ook zijn veroorzaakt door een slechte productiestructuur. De overheid kan dan de volgende maatregelen nemen: Verbetering van de infrastructuur; De productiestructuur zodanig aanpassen dat het exportpakket concurrerend blijft; Trachten om de productiekosten (loonkosten) te beperken; Het voeren van een handelspolitiek die gericht is op het verkrijgen van toegang tot buitenlandse markten.

Bij een tekort op de betalingsbalans kan er ook sprake zijn van monetaire oorzaken (bijvoorbeeld een te hoge wisselkoers). Hierdoor zal de export afnemen en de import toenemen. De centrale bank kan dan maatregelen nemen die zijn gericht op verlaging van het officiële rentetarief. Paragraaf 10 De betalingsbalans van ontwikkelingslanden Hoeft niet! Paragraaf 11 De wisselkoers Een valuta is de munteenheid/geldsoor van een land. De wisselkoers van een valuta is de ruilverhouding tussen twee valuta s. Als de vraag naar een valuta toeneemt, stijgt de wisselkoers. Dus als de export stijgt, gaat de koers van de valuta van dat land omhoog. Oorzaken van koersstijgingen zijn: - De vraag naar goederen en diensten door het buitenland neemt toe. - De rente van het land is hoog, zodat er veel (buitenlandse) beleggers worden aangetrokken; - De winstgevendheid van ondernemingen is zo groot, zodat buitenlandse ondernemingen gaan overnemen of zich daar gaan vestigen. Wanneer de valuta stijgt door het vrije spel van vraag en aanbod, spreken we van appreciatie. Dit proces omgekeerd heeft depreciatie. Wanneer een wisselkoers regelmatig ten opzicht van andere koersen stijgt, spreken we van een harde valut a. Harde euro export wordt duurder, harde euro import wordt goedkoper, harde euro veel concurrentie vanuit ander landen. Paragraaf 12 Zwevende, vaste en stabiele wisselkoeren Bij zwevende of flexibele wisselkoersen komt de wisselkoers van een valuta tot stand door het vrije spel van vraag naar en aanbod van de valuta. Het voordeel hiervan is dat er altijd evenwicht is op de betalingsbalans. Er is permanent evenwicht op de betalingsbalans (en op de valutamarkt). Dit betekent dat er geen monetaire reserves moeten zijn voor de import van (noodzakelijke) goederen. Een ander voordeel is dat er ruimt e is voor een zelfstadig binnenlands beleid. Welke maatregel er ook wordt genomen, er ontstaat altijd een nieuw evenwicht. Een nadeel van zwevende wisselkoersen is dat ze veel onzekerheid veroorzaken in het internationale handels- en betalingsverkeer. Er is sprake van koersrisico s. Bij vaste wisselkoersen zou dit niet het geval zijn. Bij vaste wisselkoersen is er sprake van het aanspreken van monetaire reserves. Dit is een nadeel, want er moet dan eigen valuta worden verkocht om de koerst te laten stijgen. Een ander nadeel is dat er geen ruimte is voor een eigen binnenlandsbeleid. Daardoor zou de wisselkoers namelijk gaan veranderen en dat mag niet. Bij stabiele wisselkoersen mag de wisselkoers schommelen binnen een bepaalde marge. Koersrisico s bij internationale transacties worden hierdoor verminderd. Om de handel in de EU te bevorderen bestond er tot aan de invoering van de euro op 1 januari 1999 in de EU een stelsel van stabiele wisselkoersen in de vorm van het Europees Monetair Stelsel (EMS). De EMS-valuta s hadden hierbij een vaste ruilverhouding (de spilkoers) waarvan de werkelijke koers slechts binnen de marge van de bandbreedte (= 2 x fluctuatiemarge) mocht afwijken. Drie maatregelen die genomen kunnen worden, wanneer een wisselkoers van een valuta buiten de bandbreedte dreigde te komen: 1. Interventie door de centrale bank. Banken grijpen in (interveniëren) in de koersvorming door een valuta te kopen (koers onder onderste interventiegrens) of te verkopen (koers boven de interventiegrens). 2. Verandering van het officiële rentetarief. Door de rentekoers te verhogen, stijgt de wisselkoers (aantrekkelijk om te beleggen).

3. Devaluatie (officiële verlaging van de spilkoers) of revaluatie (officiële verhoging van de spilkoers). Wanneer een wisselkoers telkens opnieuw buiten een bandbreedte dreigt te raken, moet de waarde van de spilkoers worden verandert. Bij een daling van de spilkoers is er sprake van devaluatie. Bij een stijging van de spilkoers spreken we van revaluatie. Door het vergroten van de bandbreedte, herstelt de valutarust. Dit komt doordat de kans zo kleiner wordt dat de spilkoers moet worden verhoogd of verlaagd. Ook in wereldverband kan zich valutaonrust voordoen. Er vind dan regelmatig internationaal overleg plaats tussen de regeringen en centrale banken van belangrijke industrielanden en handelsblokken om de koersen van valuta s in de gewenste richting te sturen. Dit heet gecoördineerd internationaal ingrijpen. Paragraaf 13 De besluitvorming in de Europese Unie De belangrijkste organen in de Europese Unie met hun functies zijn: - Raad van Ministers: bestaat uit 15 ministers (elk land 1), heeft de wetgevende macht (supranationale besluitvorming); - Europese Raad: brengt tweemaal per jaar de regeringsleiders en de ministers van Buitenlandse Zaken bijeen (meestal wordt gesproken van een Eurotop). De Raad geeft nieuwe impulsen aan de Europese eenwording en bespreekt welk standpunt de EU moet innemen bij internationale kwesties; - Europese Commissie: het dagelijks bestuur/uitvoerend orgaan: bereidt de besluiten voort en voert ze uit. Daarnaast ziet zij toe op de naleving van de Europese verdragen; - Europees Parlement: volksvertegenwoordiging (met beperkende macht); - Europese Hof van Justitie: doet uitspraak in geschillen over de interpretatie of tenuitvoerlegging van de verdragen van de EU. Paragraaf 14 De Europese eenwording Politieke besluiten: besluiten die zowel met de binnenlandse als met de buitenlandse politiek van de EU te maken hebben. Op sociaal gebied streeft de EU naar betere leef- en werkomstandigheden voor de mensen in de EU. Het Regionaal Fonds (steunt met geld ontwikkeling van goede doelen) en het Sociaal Fonds (subsidieert verschillende projecten) worden samen tegenwoordig meestal de structuurfondsen genoemd. Op economisch gebied speelt het mededingingsbeleid een belangrijke rol. Met dit beleid hoopt de EU de concurrentie in stand te houden, innovatie te stimuleren en de prijzen laag te houden. Dit gebeurt door: - regels op te stellen tegen ongewenste bedrijfsovername; - de verschillende voorschriften en normen op het geibed van techniek, milieu en gezondheid zoveel mogelijk gelijk te trekken; - de belastingen te harmoniseren (BTW). Een overzicht van de belangrijkste inkomsten en uitgaven overzichten van de EU staan op pagina 236 van je handboek. Paragraaf 15 De EU in de wereld Doordat de interne markt in de EU en het gemeenschappelijke buitentarief bestaan, neemt de handel tussen de EU-landen onderling sneller toe dan de handel van de EU-landen naar de rest van de wereld. Dit heet een sterke economische machtspositie in de wereld.

De gemeenschappelijk economische politiek en de gemeenschappelijke organen maken dat de EU een sterke positie kan innemen bij internationaal handelsoverleg. Veel landen willen toetreden tot de EU. M et veel van deze landen heeft de EU handelsafspraken (wederzijdse handelsvoordelen) gemaakt en/of deze landen hulp (financiële steun voor economische hervorming) van de kant van de EU aangeboden. Zo zouden de landen eventueel toe kunnen treden en de positie van de EU t.o.v andere landen kunnen versterken. M et de ACP-landen heeft de EU afgesproken dat al hun industriële producten vrije toegang tot de EU hebben, er gelden voor hun geen invoerrechten (m.u.v kleding en textiel). Er is wel een lijst van landbouwproducten die ACP-landen onder bepaalde voorwaarden gedurende bepaalde maanden van het jaar binnen bepaalde quota vrij naar de EU mogen exporteren. Er zijn dus drempels in de vrije toegang van landbouwproducten. Ook heeft de EU een regeling getroffen met de ACP-landen voor het stabiliseren van hun exportopbrengsten. Dit systeem heet STABEX. Ook geeft de EU ontwikkelingshulp aan de ACP-landen. Paragraaf 16 De economische en Monetaire Unie (EMU) De in 1956 opgerichte Europese Unie streefde in het begin alleen naar een volledig vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal (een interne markt). M et een gemeenschappelijke munt is dit gemakkelijker; het koersrisico verdwijnt namelijk. Voor de euro bestond er al een gemeenschappelijke munt, de zogenaamde ecu (European Currency Unit). De waarde van de ecu was een gewogen gemiddelde van de dagkoersen van de valuta s van vrijwel alle EUlanden met verschillende weging van de aparte koersen. De ecu had elke dag een andere waarde. Toch werd er al een flink deel van de koersrisico van internationale betalingen weggenomen. Met de euro zijn alle koersrisico verdwenen. Je hebt pas een Economische en M onetaire Unie wanneer je een interne markt (economisch) en een gemeenschappelijke munt (Monetaire) hebt. Convergentiecriteria bepalen of landen in de nabije toekomst mogen toetreden. Tot deze criteria behoren: prijsstabiliteit, omvang van het financieringstekort, hoogte van de staatsschuldquote, ontwikkeling van de wisselkoersen en de rente. Een ander kenmerk van een monetaire unie is een gemeenschappelijk centrale bank. De Europese Centrale Bank is een van de belangrijkste financiële centra van de wereld. De ECB voert een gemeenschappelijke monetaire politiek voor de EM U-landen. De ECB heeft supranationale bevoegdheden: de ECB kan besluiten nemen op supranationaal niveau en staat boven de nationale regeringen.