Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier 1633 woorden 8 juni ,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel. Hoofdstuk 1 Nederland handelsland. Nederland afhankelijk van handel omdat het een klein land is en niet al zijn eigen goederen produceren. Importeren - goederen uit het buitenland halen. Exporteren - goederen buiten het land brengen. Importeren omdat het goedkoper uit het buitenland is te halen, of omdat land X het product niet heeft Exporteren- omdat het land X er teveel van heeft, + het levert geld op. Internationale handel = Internationale ruil Verschillen in Concurrentie positie. 1. Natuurlijke omstandigheden. aanwezigheid van grondstoffen om een product te produceren. 2. Technische ontwikkeling - de loonkosten per product - met hooggeschoolde werknemers en moderne industrie zijn de producten goedkoper en zijn ze van betere kwaliteit. + de loonkosten zijn lager * Loonkosten per product. Zijn de loonkosten laag kan met goedkoop produceren. En het product dus goedkoop op de markt brengen. - beter concurrentie positie. Arbeidsproductiviteit - hoeveelheid er in een tijdseenheid wordt geproduceerd. Lage loonkosten lage productiviteit = geen winst lage loonkosten hoge productiviteit = veel winst. * De Kwaliteit van de productie. Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit 3. De infrastructuur. wegennet, spoornet, waterwegen etc. Ene land beter als in het andere land. Infrastructuur beter sneller aanvoer / afvoer van producten = tijd en kosten besparend. Open economie - als je veel handelt met het buitenland: er worden veel goederen en diensten Pagina 1 van 5

2 geïmporteerd en geëxporteerd. (bijv. Nederland) Om te weten hoe open een economie is moet je dat in relatieve getallen berekenen (in %) Waarde Export Exportquote = X 100% Nationaal Inkomen Waarde Import Importquote = X 100% Nationaal Inkomen Oorzaken waarom kleine landen meer open economie hebben. 1. Kleine landen; * vaak maar 1 soort klimaat * 1 soort bodemgesteldheid - kunnen dan niet alle gewenste goederen verbouwen en moeten dan dus gaan importeren uit landen die het wel hebben 2. het ontbreken van schaal voor delen; per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert. Constantenkosten - zijn vaste kosten. Huur gebouw, grond, onderzoeken etc. Grote bedrijven zullen dan eerder in een groter land (meer gesloten economie gaan vestigen). De EU werk dan wel samen aan vergrote schalen zie Airbus. 3. Ander factoren die niets met de economie te maken hebben; * sommige landen hebben slechte vervoersmogelijkheden/ruig landschap waardoor export/ import beperkt wordt. * sommige landen hebben en regeling zoveel mogelijk onafhankelijk te willen zijn van het buitenland. Regeringen laten weinig export en import toe. Hoe opener de economie is hoe makkelijker het is te ontwikkelen in het buitenland. Betalingsbalans Alle handelsbedragen worden geregistreerd op de betalingsbalans. De betalingsbalans heeft verschillende rekeningen: (ZIE BLZ 19/20 VOOR TABEL) lopende rekening: worden de waarden van de handen, goederen en diensten van een land in weer gegeven o export wordt geregistreerd onder ontvangsten export is ontvangen. Kapitaal rekening: worden investeringen, leningen en beleggingen op geregistreerd. Combineer de lopende en Kapitaal rekening: totalen balans zichtbaar geeft overzicht over tekorten(negatief saldo) en overschot(positief saldo). Deviezen: internationaal geaccepteerde valuta s. Bijv. Euro, Dollar, Yen. Nederlandse overheid bemoeit zich actief met de handelsbalans. Overschot op lopende rekening, overheid wil dat zo houden. Kan o.a. ontwikkelingshulp(kapitaal uitgaven) betaald worden. Voorraad buitenlandse valuta en goud worden zo niet aangetast en kunnen geleidelijk toenemen. Export = productie = werkgelegenheid. Extra export kan bevorderen door loonmatiging. Pagina 2 van 5

3 Extra import kan bevorderen door grote loonstijgingen. Loonmatiging matigt import houdt overschot op lopende rekening in stand. Nederlandse overheid gaat regelmatig op handelsmissies/staatsbezoek doel, productieopdrachten mee terug te nemen. Door Innovatie(het vernieuwen van producten en productie processen) blijft het export product aantrekkelijk voor de markt. - De overheid zorgt dan ook voor een goede infrastructuur. Afwegingen van Milieu, overlast, concurrentiepositie, werkgelegenheid, etc moet de overheid dan ook continu maken. Multinationale ondernemingen. Internationaal wordt er niet gehandeld tussen regeringen, maar tussen bedrijven. Multinational: een bedrijf dat productievestigingen heeft in verschillende landen. Ook behoren bedrijven steeds vaker tot een internationalen opererende organisatie. De sterke groei van de multinational wordt gestimuleerd door de steeds vrijere handels en betalingsverkeer. Motief voor internationalisering kostenbesparing. Multinationals verplaatsen productie naar lagelonenlanden of naar landen met minder strengen milieu eisen. Afzetmarkt vergroten kan op 2 manieren: - een nieuwe vestiging in een ander land openen - meerderheid van de aandelen van een buitenlandsbedrijf worden door een multinational gekocht zodat die de eigenaar wordt. - Voordeel: ze kunnen de handelsbelemmeringen omzeilen. Hoofdstuk 2 Wisselkoersen Hoogte van de wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod van valuta s. Valutamarkt: Vraag en aanbod markt van valuta. Valutamarkt wisselt het ene geld soort om naar het andere. De vraag naar Euro s stijgt de wisselkoers van de Euro stijgt. Stijgende wisselkoers daling van het aanbod. Stijging van de wisselkoers : verandering in vraag en aanbod; appreciatie. Daling van de wisselkoers; depreciatie. Japanse handelaar wil Nederlands product, betaald met Yen, zit er Yen op de Euro markt, Nederlandse handelaar wil Japans product, betaald met Euro, zit er Euro op de Yen markt. Beter concurrentie positie - beter export door lage prijzen of beter kwaliteit. Import en export van kapitaal zijn van invloed op de hoogste van de wisselkoers. En hebben betrekking op de kapitaal rekening. Internationalen beleggers beleggen met 2 doelen. * Hoge rente * Koerswinst Een tekort op de betalingsbalans - lage wisselkoers. (ZIE BLZ 35) Verandering in wisselkoers heeft invloed op de omvang van internationale handel + de productie + werkgelegenheid. Daling wisselkoers - hoge export + lage import Appreciatie - stijging van de wisselkoers + verandering in aanbod. Pagina 3 van 5

4 Euro stijgt buitenlandse producten goedkoper voor ons. Kopen meer - Import stijgt Export - daalt. Daling wisselkoers - gunstig voor export + werkgelegenheid. Stijging wisselkoers - gunstig voor consument - minder te betalen + vakantie buitenland goedkoper (ZIE BLZ 37) Wisselkoersen en prijzen. Inflatie hoog - verslechtering van de internationale concurrentiepositie - minder vraag naar producten. Hoge inflatie vaak landen met een zwakke munt. Zo blijft de concurrentie ook sterk. Landen met een lage inflatie is hebben een sterke concurrentie positie. Wisselkoersbeleid. Wisselkoersverandering van invloed op omvang van de export - binnenlandse productie + werkgelegenheid. Ook heeft het invloed op - prijzen importgoederen - binnenlands prijspeil. Schommeling wisselkoers zorgt voor onzekerheid met name bij export en importeurs + bedrijven die gericht zijn op de export. Internationale handelaar gebaat bij stabiele wisselkoers - meer zekerheid, minder risico. Wanneer de wisselkoers te sterk stijgt of daalt, kan de centrale bank ingrijpen. Rente verhogen of verlagen om de koers te beïnvloeden. Is de koers te laag kunnen zij de rente verhogen - banken moeten dan hun rente verhogen - is aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers - stijgt de vraag naar euro s en het aanbod daalt, - stijgt de wisselkoers. Omgekeerde bij verlaging van de rente. Rentestand beïnvloedt niet alleen de wisselkoers maar ook de binnenlandse besteding. Hoge rentestand is onaantrekkelijk om te lenen maar aantrekkelijk om te sparen. Minder lenen meer sparen - de besteding neemt af. (Leningen alleen afgesloten voor bestedingen). Sparen is geld niet uitbesteden. Het hangt af van de binnenlandse economie of lagere besteding gunstig is voor het land. Kan sprake zijn van overbesteding. Binnenlandse bestedingen hoog - veel geproduceerd, veel mensen werken, weinig werkeloosheid - kan inflatie ontstaan. Verder blz. 40?????geen idee waar het over gaat!!!!!!! Hoofdstuk 3 Economische Integratie. Vrij handel en protectie Europese Unie is een machtig handelsblok dat de binnen grenzen voor handen heeft open staan maar de buitengrens goed beschermd. Vrijhandel - geen internationale belemmeringen. Iedereen koopt zijn spullen daar waar het, het goedkoopst is. Ieder land zou zich dan gaan specialiseren. Conclusie - bij vrijhandel worden de producten gemaakt waar ze het goedkoopst gemaakt kunnen worden. (is in theorie de welvaart het grootst). Nadeel - landen kunnen goedkoop produceren omdat ze gebruik maken van kinderarbeid, arbeiders langer laten werken, of tegen hongerlonen. - Arbeiders gaan staken of worden lid van een vakbond - ontslag. Verschillen in milieuwetgeving, ene land wel verplicht filters andere land niet. Wie betaald voor de uitstoot van vervuilde gassen vraagt meer voor zijn productie dan waar geen milieuwetgeving is of de regering het oogluikend toe laat. In theorie: vrijhandel - alle producten zo goedkoop mogelijk gemaakt worden. Pagina 4 van 5

5 Protectionisme: het beschermen van de eigen economie door invoerbelemmeringen en/of uitvoersubsidies. Bij een slechte binnenlandse werkgelegenheid is neiging tot protectionisme groot Invoerrechten: het tarief dat geheven wordt op importproducten - worden duurder - concurreren dan minder met de binnenlandse producten. Invoercontingentering / quotering: een vast gestelde hoeveelheid van een product mag maar het land binnen komen in een bepaald tijdsvlak. Kwaliteiteisen: waaraan het buitenlandse product niet aan voldoet en het binnenlandse wel - wordt het buitenlandse geweigerd. Subsidiëring van de binnenlandse productie: door binnenlandse producten subsidie te geven kunnen die goedkoper worden geproduceerd en dus voor lagere prijzen worden verkocht - kan het eigenland beter concurreren met het buitenland. Subsidiëring van export: producten goedkoper aan bieden in het buitenland doordat de boeren subsidie krijgen voor de verloren kosten. Invoerrechten; tarifaire handelsbelemmeringen. Tarifair tarief heffing/subsidie. Non tarifaire: Invoercontingentering, het stellen van kwaliteitseisen en uitgebreide douanecontrole. 1) Belangrijkste reden protectie bescherming binnenlandse werkgelegenheid. 2) Reden voor protectie - bescherming van beginnende industrieën. Hebben vaak int begin nog te maken met hoge kosten, daardoor kwetsbaar voor buitenlandse concurrentie. 3) Reden voor protectie - bewaren van de onafhankelijkheid. Rijke landen vooral protectie op agrarische producten. West Europa geeft miljarden aan subsidie boeren produceren te veel - overschotten opslaan of tegen zeer lage prijs verkopen. Op invoer rechten zitten ook subsidies omdat Japen en VS zelfde soort protectie hebben. Ontwikkelingslanden zien graat dat het westen zijn protectionisme afschaft. Omdat het westen hun producten ook maakt met protectionisme kunnen zij hun producten niet op de markt brengen. Rijkenlanden steunen nu ontwikkelingslanden, inruil dat Rijkenland zijn protectionisme opdat product afzwakt. En zo het ontwikkelingsland op eigen kracht zijn economie laat opstarten. Protectie is voor de consument niet plezierig; heeft minder keuze en ziet hogere prijzen. De Europese Unie Economische en Monetaire Unie (EMU) 2001 een en de zelfde munt in heel de EU. Inflaties mogen niet te groot zijn, 1 munt tussen landen is ook geen wisselkoers meer. Waarom deze integratie? Hoe minder handelsbelemmeringen hoe groter de welvaart. Geen wisselkoersen meer, geen omwisselingkosten, prijzen gaan ook iets omlaag. Kunnen schaalvoordelen ontstaan bij productie. Samenwerkende landen kunnen dan grotere onderzoek efficiënter laten gebeuren. Pagina 5 van 5