VOORSCHRIFTEN RUP 14 NEDERZETTINGSSTRUCTUUR KERKSTRAAT Stedenbouwkundige voorschriften Verordenende voorschriften 1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. OPGAVE VAN DE VOORSCHRIFTEN DIE STRIJDIG ZIJN MET HET RUP EN DIE OPGEHEVEN WORDEN. De voorschriften en bepalingen van het gewestplan (vallei en brongebied, woongebied) voor de gehele zone worden opgeheven bij de inwerkingtreding van onderhavig gemeentelijk RUP. 1.2. VERORDENENDE KRACHT VAN DE DIVERSE ELEMENTEN OPGENOMEN IN ONDERHAVIG GEMEENTELIJK RUP De grafische plannen en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. 1.3. BEOORDELINGSCRITERIA TOT DUURZAME ONTWIKKELING Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen onderhavig gemeentelijk RUP zal, naast de toetsing aan de bestemming- en inrichtingsvoorschriften, onder meer beoordeeld worden aan de hand van volgende criteria: Zuinig en compact ruimtegebruik Kwalitatief kleur- en materiaalgebruik Landschappelijke integratie Waterbeheersing De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning dient via een motiveringsnota aan te tonen dat aan deze criteria is voldaan 1.4. INRICHTINGEN VAN OPENBAAR NUT Het oprichten van kleinschalige gebouwen en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van de desbetreffende strook. Hun noodzaak moet om technische of sociale redenen aangetoond kunnen worden door een omstandige verklarende verantwoordingsnota. 2. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR DE BOUWGEBIEDEN ARTIKEL 1: ZONE VOOR WOONGEBIED Een bijkomende motiveringsnota, gevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, dient de elementen aan te halen die aantonen dat aanvraag tot de stedenbouwkundige vergunning voldoet aan de beoordelingscriteria. Indien uit het dossier tot aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning blijkt dat niet voldaan is aan onder meer deze criteria, dan kan de stedenbouwkundige vergunning, niettegenstaande het voldoet aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, geweigerd worden omwille van het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de beoordelingscriteria tot duurzame ontwikkeling
Wonen, diensten en horeca Openbaar Nutsfuncties en gemeenschapsvoorzieningen 2.A. BEBOUWINGSWIJZE Vrijstaande of gekoppelde bebouwingen 2.B. INPLANTING VAN DE GEBOUWEN Kerkstraat: Voorgevel op 8m van de rooilijn. Niet naar de straat gerichte vrijstaande zijgevel in beide voorgaande gevallen: een minimale een bouwvrije zijtuinstrook van 3m breedte, gemeten vanaf de zijgrens van het bestaande perceel of het toekomstige perceel in geval van een nieuw verkavelingplan. 2.C. AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN Aantal bouwlagen: maximaal 2 bouwlagen. Kroonlijsthoogte: in overeenstemming met het maximaal aantal bouwlagen en de draagkracht van de omgeving. In geval van koppelbouw moet de kroonlijst aansluiten op de eerst vergunde kroonlijsthoogte. 2.D. DAKVORM De dakvorm is vrij. Bij gekoppelde bebouwing volgt de tweede vergunde dakvorm de eerst vergunde. Minstens de dakhelling van het voorste dakvlak moet gelijk zijn en in elkaar verlengde liggen 2.E. INRICHTING VAN DE NIET-BEBOUWDE STROKEN a - Gedeelte tussen bouwlijn en rooilijn (voortuin) (in voorkomend geval): Deze zone, grenzend aan de openbare wegenis, is uitsluitend bestemd voor de aanleg van voortuintjes, voetpaden, terrassen, opritten, en de aanplanting van groen. Gebouwen zijn niet toegelaten in deze zone. b - Gedeelte tussen bouwlijn en achterste perceelsgrens (tuin min bebouwing): De niet-bebouwde stroken zijn uitsluitend bestemd voor de aanleg van tuinen en aanplantingen van laag en hoogstammig groen en terrassen, en moeten als dusdanig worden gehandhaafd. Het natuurlijk peil van de grond mag niet worden gewijzigd. In de strook achter de bebouwing zijn volgende bijgebouwen toegelaten: garages, tuinhuisjes en andere bijgebouwen horende bij het wonen, voor zover ze achter en gescheiden van het hoofdgebouw worden opgericht. In geval van een hellend dak kan de ruimte in het dak als 1 extra boulaag worden ingericht, horende bij de onderliggende woongelegenheid. In geval van hellende daken: Nokhoogte: in overeenstemming met het maximaal aantal bouwlagen en de draagkracht van de omgeving De aanleg van deze zone moet bijdragen tot een kwalitatief waardevol straatbeeld. Alle beplantingen moeten het landschapsbeeld zodanig beheersen dat zij samen met de bouwmaterialen een aanvaardbare eenheid vormen.
c - Een beplanting is verplicht op minimaal 50% van de oppervlakte van de zone op het perceel. De heesters, struiken en bomen moeten voor 50 % streekeigen zijn Alle vormen van harde afsluitingen op de perceelsgrenzen zijn verboden. Het gaat onder andere over de volgende afsluitingsvormen: stenen of houten muurtjes palissades afsluitingen in betonplaten, in imitatie-houtplaten of andere kunstmatige materialen gevlochten rietmatten of afsluitingen bestaande uit andere gevlochten materialen ARTIKEL 2: ZONE VOOR BESTAANDE WONINGEN IN VALLEIGEBIED Wonen. Het aantal woongelegenheden in deze zone mag niet toenemen ten opzichte van het aantal zoals aangeduid op het plan van de bestaande toestand. 2.A. BEBOUWINGSWIJZE Zo een bestaande ééngezinswoning of bijgebouw niet verkrot is, is het volgende toegelaten: 1. Het verbouwen van de bestaande woning of bijgebouwen binnen het bestaand bouwvolume, met inbegrip van onderhoud- en instandhoudingswerken. 2. Het uitbreiden van de woning, mits dit slechts leidt tot een maximaal bouwvolume van 1000 m³, en mits deze uitbreiding de 20% volumevermeerdering niet overschrijdt. De uitbreiding moet aansluiten met en fysisch één geheel vormen met de bestaande bebouwing 3. Het herbouwen van de woning en bijgebouwen binnen het bestaand bouwvolume op dezelfde plaats. Indien het bestaande bouwvolume van de woning meer bedraagt dan 1000 m³ dient het volume van de herbouwde woning beperkt te blijven tot 1000 m³. Het aantal volle bouwlagen is steeds gelijk aan één, eventueel vermeerderd met één onderdakse bouwlaag. Het huidig aantal vergunde of vergund geachte woningen in dit gebied, zoals aangeduid op het plan bestaande toestand, bedraagt 5. Een gebouw wordt beschouwd als verkrot indien ze niet voldoet aan de elementaire vereisten van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot verbouwen, herbouwen of uitbreiden. Stabiliteit is geen visueel of esthetisch aspect, maar heeft betrekking op de constructie van het gebouw. Ingestorte, reeds lang verwoeste, met de grondvesten gelijkgemaakte of instabiele gebouwen kunnen beschouwd worden als verkrot. Een gebouw dat nog in goede staat is, maar waarvan het dak doorbuigt, is niet noodzakelijk verkrot. Indien de gemeente een gebouw als verkrot beschouwt, dient dit gemotiveerd aan de hand van een deskundigenverslag. De mogelijkheid tot uitbreiding met 20% is éénmalig en wordt berekend tov de bestaande vergunde toestand op het ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP. Met herbouwen op dezelfde plaats wordt bedoeld dat de nieuwe woning of bijgebouw op minstens driekwart van de oppervlakte van de bestaande woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen, moet worden opgericht. De woningbijgebouwen moeten om meegerekend te worden voldoende aangebouwd zijn aan de woning.
2.B. INRICHTING VAN DE NIET-BEBOUWDE STROKEN De niet-bebouwde stroken worden uitsluitend ingericht voor de aanleg van voetpaden, terrassen, opritten, en de aanplanting van groen. Het natuurlijk peil van de grond mag niet worden gewijzigd. Een beplanting is verplicht op minimaal 50% van de oppervlakte van de zone op het perceel. De heesters, struiken en bomen moeten voor 50 % streekeigen zijn. Herbouw is ook mogelijk in geval van verwoesting door een natuurramp. In deze strook zijn nieuwe kleine bijgebouwen en kleine tuinconstructies toegelaten. Onder kleine bijgebouwen en tuinconstructies wordt verstaan: Maximaal één tuinhuisje ofwel één hok voor dieren ofwel één duiventil, met een maximum oppervlakte van 30 m² en een nokhoogte van 3,5m. Maximaal één volière ofwel één serre, met een maximum oppervlakte van 30 m² en een nokhoogte van 3,5m. Siervijvers met een maximale oppervlakte van 50 m². Rotstuintjes, pergola's, speeltoestellen, tuinornamenten, één brievenbus Alle vormen van harde afsluitingen op de perceelsgrenzen zijn verboden. Het gaat onder andere over de volgende afsluitingsvormen: stenen of houten muurtjes palissades afsluitingen in betonplaten, in imitatie-houtplaten of andere kunstmatige materialen gevlochten rietmatten of afsluitingen bestaande uit andere gevlochten materialen ARTIKEL 3: ZONE VOOR PARKGEBIED Deze zone is bestemd als parkgebied. Hoogdynamische en/of luidruchtige activiteiten in open lucht zijn verboden. Enkel zachte recreatie is toegestaan. In de zone geldt een bouwverbod, behoudens constructies en infrastructuur voor zachte recreatie. De zone moet voor minimum 50% beplant worden met streekeigen groen. Een parkgebied kan omschreven worden als een aangelegd groen gebied waarin beboste partijen en struikgewas afwisselend voorkomen met grasland en eventueel met waterpartijen. Constructies en infrastructuur voor zachte recreatie kunnen o.a. zijn, halfverharde wandelpaden, zitbanken, pick-nicktafel, hengelzitplaatsen, speeltoestellen,. Waardevolle bomen moet behouden blijven en kunnen enkel het voorwerp zijn van onderhoudskappingen. De beplanting moet gemengd bladhoudend en Het is aan de gemeente om te bepalen welke bomen als waardevol kunnen worden beschouwd. Dit kan tevens worden vastgelegd in een
bladverliezend zijn en dient het karakter van het omliggend landschap te respecteren. 3. BEHEERSVOORSCHRIFTEN De waterpartijen en hun oevers dienen op een ecologisch verantwoorde wijze worden beheerd, in stand gehouden of eventueel uitgebreid. ARTIKEL 4: ZONE VOOR VOET- EN FIETSPAD Deze zone wordt voorbehouden voor voetgangers en fietsers. De breedte van de te ontwerpen infrastructuur zal minimaal 2.50m bedragen. landschapsbeheerplan (zie lager). Alle werken en handelingen die de ecologische potentie van de waterpartijen en hun oevers tegengaan, dienen geweerd. Deze en andere beheersmaatregelen kunnen worden vastgelegd in een landschapsbeheerplan (cfr. decreet betreffende de landschapszorg). Voor alle wijzigingen van vegetatie en kleine landschapselementen, waartoe waterpartijen en oevers behoren is tevens een natuurvergunning noodzakelijk. Ander verkeer is enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden toegelaten nl. voor onderhoud op plaatsen die langs andere wegen onbereikbaar zijn en voor noodsituaties. De materialen moeten maximaal waterdoorlatend zijn.