Memo Aan : De leden van de gemeenteraad Van : Gerrit Boonzaaijer Doorkiesnummer : Datum : 28-11-2016 Afschriften : Bijlage(n) : Betreft : Schuldenafbouwplan Geachte leden van de gemeenteraad, Tijdens de raadsvergadering op donderdag 10 november 2016 heeft het college toegezegd om de benodigde informatie te leveren ten behoeve van een gesprek tussen raad en college over de mogelijkheden om de schulden aan te pakken. In dit memo wordt de gevraagde informatie opgeleverd ten behoeve van het overleg met de raad op 15 december. Het betreft het verloop van de schulden van 2010 tot en met de 2020. Daarbij zijn de gegevens over de periode 2010-2015 gebaseerd op de cijfers uit de betreffende jaarrekeningen. Voor de periode 2016 tot en met 2020 is de informatie afkomstig uit de begrotingen 2016 2020. Het volgende is gedaan om het beeld voor de periode 2016-2020 zo goed mogelijk te schetsen: - het MIP 2017-2020 uit de begroting 2017-2020 is toegevoegd aan het overzicht van de boekwaarde. In de begroting 2017-2020 is namelijk alleen het verloop van de boekwaarde van de reeds door uw raad besloten investeringen gepresenteerd. - ten opzicht van de begroting 2017-2020 is het MIP aangepast n.a.v. de meest recente raadsbesluiten (investering in Beng, Steinheim en Andriestoren zijn bijvoorbeeld toegevoegd). - de omvang van het eigen vermogen (stand reserves en voorzieningen) is herijkt naar aanleiding van de informatie uit de 2 e bestuursrapportage - voor de periode 2016-2020 hanteren we de systematiek dat investeringen met vreemd vermogen wordt gefinancierd, tenzij er eigen vermogen beschikbaar is. Voor dit memo heeft de gekozen berekeningsmethodiek tot gevolg dat het gepresenteerde verloop van de schuldenomvang op hoofdlijnen inzicht geeft in het te verwachten verloop van de schulden in de periode 2016-2020. Het overzicht geeft wél een beeld van het te verwachten schuldenverloop. Het lijkt zinvol om in de discussie met uw raad niet zozeer in te zoomen op individuele bedragen maar vooral te discussiëren naar aanleiding van het beeld dat wordt gepresenteerd. Overzicht omvang schulden In onderstaand overzicht wordt aan de hand van de ontwikkeling van de boekwaard en het eigen vermogen het (verwachte) verloop van de schulden gepresenteerd. www.heuvelrug.nl IBAN NL64BNGH0285120808
bedragen x 1.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Boekwaarde huidige activa 161.756 146.191 155.327 160.144 162.963 162.257 180.035 173.832 167.568 160.205 153.362 Toename boekwaarde door MIP 2017-2020 9.239 9.239 9.239 9.239 8.742 8.742 8.742 6.951 6.951 5.158 Totaal verwachte boekwaarde 161.756 146.191 155.327 160.144 162.963 162.257 180.035 183.071 185.549 185.137 183.452 financiering met eigen vermogen -32.018-31.697-33.433-34.273-34.296 Financiering met vreemd vermogen (bruto) 102.073 113.469 120.809 123.294 110.460 135.781 152.654 151.053 153.852 151.704 149.179 Leningen tbv derden/eigen middelen -15.948-15.671-15.375-15.065-14.728-14.389-14.019-13.633-13.233-12.817-12.336 Financiering met vreemd vermogen (netto) 86.125 97.798 105.434 108.229 95.732 121.392 138.635 137.420 140.619 138.887 136.843 We zien dat de schulden in de periode 2010 tot en met 2016 zijn opgelopen met ongeveer 46 mln. en de schuld zich de jaren daarna lijkt te stabiliseren rond een niveau van ongeveer 150 mln.. De stijging in de periode 2010-2016 is met name verklaarbaar door de gedane investeringen in de eigen huisvesting en door investeringen in onderwijslocaties. Vanaf 2017 neemt de schuldenpositie niet meer wezenlijk toe. Dat betekent dat de jaarlijkse afschrijvingen en de verwachte investeringen elkaar in evenwicht houden en er geen aanmerkelijke begrotingsoverschotten worden geraamd. Deze aanname herkennen we ook in het bovenstaande overzicht. We zien een jaarlijkse afschrijving van ongeveer 7 mln. (zie dalende reeks boekwaarde huidige activa ) terwijl de reeks toename boekwaarde door MIP 2017-2020" gemiddeld een vergelijkbaar bedrag aan nieuwe jaarlijkse investeringen laat zien. De gemeente heeft in het verleden leningen afgesloten ten behoeve van woningbouw verenigingen en deelnemingen. Daarnaast staat er ook eigen vermogen uit bij derden. In totaal gaat het hier om een bedrag van bijna 16 mln. in 2010 dat afloopt naar 12,3 mln. in 2020. Omdat deze leningen weliswaar door de gemeente zijn aangetrokken maar door derden worden afgelost en ook onze eigen middelen niet hoeven te worden afgelost, zou voor de discussie met de raad met name van het hiervoor geschoonde netto schuldenniveau moeten worden uitgegaan. Een schuldenniveau dat vanaf 2017 rond de 137 mln. schommelt. Omvang schuld Is de omvang van de schuld hoog? Deze vraag kent meerdere antwoorden. Vanuit de zienswijze dat niet de hoogte van de schulden maar de omvang en betaalbaarheid van de bijbehorende kapitaalslasten de maatstaf zijn, is de schuld niet te hoog. Immers, de kapitaalslasten voor de huidige schuld zijn verwerkt in de meerjarenbegroting en deze is sluitend. Kijken we echter naar de omvang van de netto schuldquote, dan zien we in de begroting 2017-2020 dat deze rond de 130% ligt de komende jaren. De VNG adviseert een netto schuldquote van minder dan 100%, een schuldquote van meer dan 130% beoordeelt de VNG als een zeer hoge schuld. 2
Wat kunnen we doen om de schuld naar beneden te brengen? Kiezen we ervoor het huidige begrotingsbeleid voort te zetten, dan zien we de netto schuld zich stabiliseren op een niveau van ongeveer 137 mln. Met het huidig begrotingsbeleid wordt bedoeld dat we jaarlijks ongeveer evenveel investeren als dat we afschrijven en dat we een beperkt begrotingsoverschot hebben. Mogelijkheden die wel tot een lagere schuld leiden zijn: - Het verkopen van bezittingen leidt tot inkomsten waarmee we onze schuld voor een aanmerkelijk deel kunnen aflossen. Deze bezittingen betreffen bij ons met name vastgoed, zijnde de huisvesting van het ambtelijk apparaat en de schoolgebouwen. Ook de grond waarop dit vastgoed staat en waarop de sportcomplexen liggen zijn van de gemeente. Met de verkoop hiervan kunnen de schulden worden afgelost. Omdat huisvesting van ambtenaren en scholieren noodzakelijk blijft, zullen we wel dezelfde of alternatieve huisvesting terug moeten huren/leasen. Het is de vraag in hoeverre de huur/leasekosten niet hoger zijn dan onze huidige huisvestingslasten. - Er kan voor worden gekozen om minder te investeren dan het bedrag dat aan afschrijvingen vrijvalt in de begroting. Hierdoor zal de boekwaarde jaarlijks dalen en daarmee ook de behoefte aan vreemd vermogen. Het niveau van investeren is echter gebaseerd op eerdere beleidsuitspraken van de raad. Voorbeelden hiervan zijn de beheerplannen voor de openbare ruimte en het IHP. Zomaar terugdraaien van het niveau van investeringen kan niet zonder consequenties voor de kwaliteit van de buitenruimte, het riool en de onderwijs huisvesting. - Meer inkomsten genereren waardoor het eigen vermogen stijgt en er minder behoefte is aan vreemd vermogen. Inkomsten worden met name verkregen via de algemene uitkering en leges/belastingen. De algemene uitkering kunnen wij niet verhogen, wel de leges en belastingen. Leges mogen kostendekkend zijn en uit de begroting 2017 blijkt dat daar nog ongeveer 0,5 mln. onderdekking zit. Daarnaast is er een onbenutte belastingcapaciteit van meer dan 5 mln. en dat betekent dat de OZB met 5 mln. mag stijgen. - Een andere manier die leidt tot een hoger eigen vermogen is het verlagen van de exploitatielasten. Door minder uit te geven, kunnen we een groter begrotingsoverschot realiseren waardoor er uiteindelijk meer eigen vermogen beschikbaar is en minder vreemd vermogen aangetrokken hoeft te worden. Dit betekent aanpassen van het eerder door de raad vastgesteld beleid. Leningenportefeuille en renterisico Een belangrijke factor bij de vraag of de kapitaalslasten in de toekomst door de gemeente gedragen kunnen blijven worden, is de te betalen rente. Moeten we bestaande leningen herfinancieren tegen een hogere rente, dan stijgen namelijk de kapitaalslasten voor de gemeente. Uit onderstaand overzicht blijkt dat de huidige leningenportefeuille 22 gemeentelijke leningen kent. In 2017 wordt hier een rentevergoeding van ongeveer 3,2 mln. over betaald. De gemiddelde rente bedraagt 2,7%. Stijgt de rente over de portefeuille met gemiddeld 1% dan betekent dat een extra last van 1,2 mln. De looptijden van de leningen zijn goed gespreid: ze lopen af van 2017 tot en met 2053. De leningen die het eerst aflopen hebben nog een hoge rentevergoeding, die varieert van 3,9% tot 5%. Wanneer we deze komende jaren moete herfinancieren, betekent dit met de huidige renteniveaus (bijv. 1,3% voor een lening van 10 jaar) dat we komende periode minder rente gaan betalen. We ruilen immers dure leningen in voor goedkope leningen. Natuurlijk weten we niet of de rente morgen, over een jaar of over 10 jaar nog steeds zo laag is als vandaag. Een forse stijging van de marktrente zal op termijn de rentelasten van de gemeente doen toenemen. Echter, dan zullen ze sterk moeten stijgen ten opzichte van de huidige tarieven. Daarnaast kunnen we ook 3
instrumenten als een lening met uitgestelde storting gebruiken om de rentelasten voor de toekomst nu al in te kopen. Overigens is het geen oplossing om dure leningen om te zetten in goedkope leningen. Ten eerste staat deze optie niet in de huidige leningovereenkomsten. Mochten we de BNG zover krijgen dat dit wel mag, dan leert ervaring bij andere gemeenten dat we een boete moeten betalen bij oversluiten, die bestaat uit het verschil tussen het nieuwe, lage rentepercentage en het oude, hoge percentage. Per saldo leidt dat niet tot lagere rentelasten nu, wel tot het langer kunnen financieren tegen een lagere rente. Overigens blijkt uit het eerste overzicht van dit memo dat eind 2016 een schuldenniveau wordt bereikt dat (bij ongewijzigd beleid) de komende jaren niet wezenlijk hoger ligt. Per saldo zal de komende jaren alleen de jaarlijkse aflossing moeten worden bijgeleend. De jaarlijkse aflossing bedraagt ongeveer 9 mln. dit is het bedrag waar we jaarlijks een renterisico over lopen. 4
Instelling Gegevens renteherziening Jaar laatste aflossing Rentevergoeding per 01/01/2016 per 01/01/2017 per 01/01/2018 per 01/01/2019 per 01/01/2020 Lening 1 Vaste rente 2018 3,960% 707.897,17 471.931,46 235.965,75 0,00 0,00 lening 2 Vaste rente 2024 4,840% 326.721,71 290.419,29 254.116,87 217.814,45 181.512,03 Lening 5 Vaste rente 2017 4,880% 127.058,46 63.529,23 0,00 0,00 0,00 Lening 6 Vaste rente 2018 5,220% 163.360,82 108.907,19 54.453,56 0,00 0,00 Lening 7 Vaste rente 2024 4,960% 490.082,58 435.628,95 381.175,32 326.721,69 272.268,06 Lening 8 Vaste rente 2017 5,020% 190.587,64 95.293,79 0,00 0,00 0,00 Lening 9 Vaste rente 2022 4,850% 1.050.000,00 900.000,00 750.000,00 600.000,00 450.000,00 Lening 10 Vaste rente 2044 3,420% 2.175.000,00 2.100.000,00 2.025.000,00 1.950.000,00 1.875.000,00 Lening 11 Vaste rente 2030 3,700% 1.800.000,00 1.680.000,00 1.560.000,00 1.440.000,00 1.320.000,00 Lening 12 Vaste rente 2032 4,180% 20.400.000,00 19.200.000,00 18.000.000,00 16.800.000,00 15.600.000,00 Lening 13 Vaste rente 2023 4,320% 8.000.000,00 7.000.000,00 6.000.000,00 5.000.000,00 4.000.000,00 Lening 14 Vaste rente 2029 4,850% 3.354.166,73 3.104.166,73 2.854.166,73 2.604.166,73 2.354.166,73 Lening 15 Vaste rente 2019 3,950% 3.416.666,73 2.416.666,73 1.416.666,73 416.666,73 0,00 Lening 16 Vaste rente 2015 2,420% 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Lening 17 Vaste rente 2020 3,290% 3.000.000,00 2.400.000,00 1.800.000,00 1.200.000,00 600.000,00 Lening 18 Vaste rente 2021 2,780% 13.200.000,00 11.000.000,00 8.800.000,00 6.600.000,00 4.400.000,00 Lening 19 Renteherz. 2022 2052 2,370% 18.500.000,00 18.000.000,00 17.500.000,00 17.000.000,00 16.500.000,00 Lening 20 Renteherz. 2023 2053 2,695% 14.250.000,00 13.875.000,00 13.500.000,00 13.125.000,00 12.750.000,00 Lening 21 Vaste rente 0,000% 850.330,00 850.330,00 850.330,00 850.330,00 850.330,00 Lening 22 Vaste rente 2040 1,615% 35.000.000,00 33.600.000,00 32.200.000,00 30.800.000,00 29.400.000,00 Totaal gemeente 127.001.871,85 117.591.873,37 108.181.874,96 98.930.699,60 90.553.276,83 Lening 23 Renteherz. 2021 2041 3,900% 1.735.696,51 1.695.970,71 1.654.695,60 1.611.810,76 1.567.253,41 Lening 24 Vaste rente 2040 1,100% 1.290.699,55 1.245.563,79 1.199.931,54 1.153.797,34 1.107.155,66 Lening 25 Renteherz.2021 2041 4,050% 894.425,39 874.382,49 853.527,85 831.828,60 809.250,53 Lening 26 Renteherz. 2022 2042 3,340% 491.104,36 479.617,73 467.747,45 455.480,70 442.804,24 Lening 27 Renteherz. 2022 2042 3,340% 509.992,96 498.064,54 485.737,71 472.999,16 459.835,14 Lening 28 Renteherz. 2023 2043 2,220% 1.478.499,91 1.439.852,60 1.400.347,32 1.359.965,02 1.318.686,23 Lening 29 Renteherz. 2022 2022 2,950% 232.872,91 202.435,48 171.100,15 138.840,42 105.629,03 Lening 30 Renteherz. 2016 2030 0,950% 858.752,70 820.575,21 765.496,49 709.894,52 653.764,33 Lening 31 Vaste rente 2030 3,920% 1.282.118,18 1.217.706,22 1.150.769,32 1.081.208,49 1.008.920,87 Totaal woningbouw 8.774.162,47 8.474.168,77 8.149.353,43 7.815.825,01 7.473.299,44 Totaal generaal 135.776.034,32 126.066.042,14 116.331.228,39 106.746.524,61 98.026.576,27 Hoe verder Dit memo dient als input voor het gesprek tussen raad en college over de mogelijkheden om de schulden aan te pakken. Wanneer er aanvullende informatie nodig is, dan kijkt het College of dit ook geleverd kan worden. Wanneer de raad besluit om het College kaders mee te geven omtrent het schuldenniveau, dan zullen deze kaders worden betrokken bij het opstellen van de Kadernota 2018. De wethouder Financien, Gerrit Boonzaaijer 5