Kees Dijkstra (Windesheim), Els de Jong (Hogeschool Utrecht) en Elle van Meurs (Fontys OSO). 31 mei 2012 Box 4: Evaluatie HGW in het handelen van de student tijdens stage U kunt dit schema gebruiken om de stageverslagen te toetsen aan de principes van HGW. Hiermee krijgt u er zicht op in hoeverre de leraar in opleiding concreet invulling kan geven aan handelingsgericht werken op zijn/haar stageschool. De uitgangspunten van HGW in de stage van de leraar in opleiding 1. Onderwijsbehoeften Wat doet de de student in opleiding al handelingsgericht? Wat zou handelingsgerichter kunnen? Het gaat de leraar in opleiding er meer om wat een leerling nodig heeft dan om wat hij heeft (probleem). vraagt zich af wat leerlingen nodig hebben om een doel te kunnen bereiken en benut daarbij de hulpzinnen over: - instructie - leertijd - opdrachten of taken - leeractiviteiten - leeromgeving - materialen - feedback - groepsgenoten - leerkracht - ouders Daarna vraagt de leraar in opleiding zich af: wat bied ik hiervan al? Wat zou ik meer
kunnen bieden en hoe? In gesprekken en observaties richt de leraar in opleiding zich op de afstemming van zijn/haar aanpak op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. In het groepsplan en in andere plannen staan hulpzinnen m.b.t. onderwijsbehoeften. De leraar in opleiding probeert de aanpak hier zo veel mogelijk op af te stemmen. In gesprekken met collega s, leerlingen en hun ouders probeert de leraar in opleiding erachter te komen wat de onderwijsbehoeften zijn. 2. Afstemming en wisselwerking Bij de analyse van een situatie richt de leraar in opleiding zich op dit kind in deze groep, bij deze leerkracht, in deze school en van deze ouders. In gesprekken over de leerlingen analyseert de leraar in opleiding ook de afstemming en wisselwerking tussen hem/haar en deze leerling(en) en ouders? Welke interactiepatronen zijn ontstaan? Welke positieve patronen wil hij/zij uitbreiden? Welke negatieve patronen wil hij/zij ombuigen? Bij een observatie of groepsbezoek kijken we naar de wisselwerking. Hoe kan de
leraar in opleiding beter afstemmen op wat deze leerling(en) nodig heeft (hebben)? experimenteert door zijn aanpak bewust te veranderen en na te gaan wat het effect ervan is: werkt het? 3. De leerkracht doet ertoe is ervan overtuigd dat hij/zij het leren, de werkhouding, het sociaalemotioneel functioneren van al de leerlingen positief kan beïnvloeden. reflecteert op persoonlijke opvattingen over collega s, leerlingen en hun ouders en is zich ervan bewust dat deze bepalend zijn voor het eigen handelen. vraagt zich af wat de eigen rol is: wat is het effect van mijn gedrag op het gedrag van mijn collega s, leerlingen of hun ouders? verdiept zich ook in vakliteratuur (theoretische reflectie). behandelt niet alle leerlingen hetzelfde, maar experimenteert met verschillende aanpakken bij verschillende leerlingen: wat werkt goed bij welk kind? geeft
duidelijk aan wat hij/zij als leerkracht nodig heeft om een bepaalde aanpak in de groep te kunnen realiseren. De leraar in opleiding formuleert zijn ondersteuningsbehoeften en benut daarbij de hulpzinnen over: - kennis - vaardigheden - collega s - IB - leidinggevende - ondersteuning - materialen - meer handen in de klas - ouders 4. Positieve kenmerken zoekt gericht naar de sterke kanten en interesses van de leerlingen, de groep, zichzelf als leerkracht, het schoolteam en de ouders. gaat na wanneer het gewenste gedrag wél lukt ( zoekt naar de uitzondering) en analyseert hoe dat zou komen. ziet/hoort de positieve aspecten bewust. Hij/zij benoemt ze naar betrokkenen. Hij/zij noteert ze in rapporten, formulieren en verslagen. Hij/zij benut ze in de aanpak. In elk gesprek over een leerling zorgt de leraar in opleiding
ervoor dat de positieve aspecten aan de orde komen. Bij iedere observatie kijkt hij/zij gericht naar wat wél goed gaat, wanneer bepaald doelgedrag wél optreedt en hoe dat komt. In (groeps-)plannen beschrijft en benut de leraar in opleiding de positieve aspecten. 5. Samenwerken werkt samen met de leerlingen. Hij/zij betrekt hen bij de analyse, formuleert samen met hen doelen en benut hun eigen oplossingen. Hij/zij vraagt hun hoe hij/zij hen kan helpen om doelen te behalen en verwerkt hun ideeën in een plan van aanpak. Zo geeft de leraar in opleiding leerlingen grip op hun ontwikkeling. hecht aan ouderbetrokkenheid, werkt samen met ouders en ziet hen als ervaringsdeskundigen. Daarom betrekt hij/zij hen bij de analyse, formuleert samen met hen doelen en benut hun ideeën en oplossingen in de aanpak. In de samenwerking met ouders geeft de leraar in opleiding zijn/haar rol als onderwijsprofessional duidelijk aan. benoemt het gezamenlijk belang: mijn leerling/hun kind. De verwachtingen naar ouders toe verwoordt de leraar in
opleiding helder, zodat zij begrijpen hoe zij het onderwijs op school thuis kunnen ondersteunen. In gesprekken met leerlingen, ouders en collega s is de leraar in opleiding duidelijk over zijn/haar bedoelingen. Hij/zij geeft aan wat voor hem/haar het doel van een gesprek is, en waarom hij/zij iets vraagt of vertelt. Zo communiceert de leraar in opleiding transparant. werkt samen met collega s en externe deskundigen om van en met hen te leren hoe hij/zij nog beter kan afstemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen en om de eigen vaardigheden op dat gebied verder te ontwikkelen. Dit gebeurt zowel in als buiten de klas. staat open voor de feedback en ideeën van anderen en respecteer hun mening. 6. Doelgericht werken formuleert SMARTI-doelen voor de groep, één of meer subgroepen en een enkele individuele leerling. hanteert hierbij ambitieuze (hoge maar reële) doelen voor de lange termijn (einde schooljaar) en voor de korte termijn
(tussendoelen). Vanuit deze doelen bewaakt de leraar in opleiding de ontwikkeling van de leerlingen en geeft hun gerichte feedback: dit hebben we al bereikt, nu gaan we hieraan werken. Ook voor die leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, formuleert de de leraar in opleiding ambitieuze doelen. formuleert kleine snelle doelen (samen met de leerling) en gebruikt die in de communicatie met leerlingen en hun ouders. Ook voor zichzelf formuleert de leraar in opleiding doelen waaraan hij/zij wil werken. evalueert al deze doelen systematisch, stelt ze indien nodig bij en benut de conclusies uit de evaluatie bij het bepalen van mijn volgende doelen. 7. Systematisch en transparant Op school zijn heldere afspraken over wie wat doet, waarom, waar, hoe en wanneer. De onderwijs- en begeleidingsstructuur is voor een ieder duidelijk. werkt systematisch en planmatig volgens de stappen van de
HGW-cyclus op groepsniveau. Hij/zij doet dit minimaal drie keer per jaar. Daarbij gebruikt de leraar in opleiding ter ondersteuning schooleigen formulieren. analyseert situaties, bereidt een en ander goed voor, voorspelt wat het effect van de aanpak zal zijn, voert deze bewust uit en evalueert of het beoogde bereikt is. is open naar collega s, leerlingen en ouders over het werk dat hij/zij doet, heeft gedaan en van plan ben te gaan doen, alsook over de motieven hiervoor. De manier van werken is inzichtelijk voor hen.