4.1 Klaar met de opleiding



Vergelijkbare documenten
Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

Samenvatting Economie Levensloop

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Samenvatting Economie Jong & Oud

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

Inkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2

ALGEMENE ECONOMIE /04

UIT inkomstenbelasting

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

H1: Economie gaat over..

Werken of vrije tijd?

Deelvraag van hoofdstuk 1 = Hoe komen de verschillende inkomens tot stand?

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Opdrachten belastingstelsel

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

Grootverdiener zwaarder belast

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Welvaart H1-H5

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Als u 65 jaar of ouder bent

MODULE A VWO KLAS 3 - Montessori

6,9. Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 4

Economie Collectieve sector hoofdstuk 1,2,3 Hoofdstuk 1

Minimumloon, iedereen heeft er recht op

1.1 Aan het werk Kinderwetje van Van Houten:

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1

De CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is daarmee een maatstaaf voor de inflatie.

7.5. Boekverslag door Een scholier 2475 woorden 19 januari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Belasting betalen en Hypotheekrente aftrek. Ontwerp power point; Henk Douna

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Jong & Oud ECONOMIE HAVO 4

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

TOELICHTING OP DE FOM-SALARISSTROOK

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

1 Belastingjaar 2016

Overzicht tarieven box 1. Belastingjaar 2017

Economie Elementaire economie 3 VWO

Uitleg Salarisstrook!

WHITE PAPER AANGIFTE INKOMSTENBELASTING

Uitleg Loonstrook. Pagina 1

Samenvatting Hoofdstuk 7 Welvaart, wie vaart er wel bij?

6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Lesbrief Levensloop 1 e druk

SALARISSTROOK WGI Iedere maand ontvangen werknemers van Werkgeversinstituut (WGI) een salarisbetaling en een salarisstrook.

Sparen of lenen Waarom?

3.2 De wereld van transacties

vestiging arbeidsduur functiegrp uurloon min. loon min. vak. geld uren jaarloon bijz. beloning

De optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn gemaakt, is gelijk aan het bbp.

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

Samenvatting Economie Lesbrief Levensloop

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

3,3. Opdracht door een scholier 3194 woorden 23 januari keer beoordeeld. Lesbrief Inkomen Economie 1,2. Oefenopgave H1

Uitleg salarisstrook. HR Services. Challenge the future

De winkelier ontvangt dus meer btw dan dat hij betaald. Het verschil van 29,40 21,- = 8,40 draagt de winkelier af aan de belastingdienst.

Transcriptie:

4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt, dus weinig risico; - Je hebt een baas. 2. Voor jezelf werken - Je start een eigen bedrijf - Je ontvangt de winst van je bedrijf; - Je moet alles zelf doen, werk vinden, reclame maken, opdrachten uitvoeren; - Je loopt meer risico dan bij werken in loondienst; - Je hebt veel vrijheid omdat je geen baas hebt; - Je kunt de baas zijn van andere mensen, die bij jou in dienst zijn. Let op: Over je inkomen (loon/winst) betaal je belasting. 1

4.2 In loondienst In Nederland zijn er altijd: - Personen die op zoek zijn naar een baan (aanbod van arbeid); - Personen die werk hebben en dus mensen zoeken om dit werk te doen (vraag naar arbeid). Het geheel van de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid noemen we de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is een abstracte markt. Er is geen plaats waar iedereen naar toe gaat om werk aan te bieden/werk te vragen. Een groot deel van de vraag naar arbeid/het aanbod van arbeid speelt zich op internet af. Een concrete markt is bv. de markt die elke zaterdag in het centrum van Oosterhout plaats vindt. Hier komen mensen naar een bepaalde plek om dingen te kopen en te verkopen. 2

4.2 In loondienst Vraag naar arbeid: - Bedrijven en overheid (werkgevers) zoeken via internet, advertenties, uitzendbureau s, carrierebeurzen mensen (werknemers); - Werkgevers zoeken werknemers, die aan hun voorwaarden voldoen. Aanbod van arbeid - Mensen die werk zoeken (starters, werkeloos, op zoek naar een nieuwe baan, zelfstandige die nieuwe opdracht wil); - In een curriculum vitae (cv) zet je wat je tot nu toe aan werk en opleidingen gedaan hebt. De arbeidsmarkt bestaat uit een groot aantal deelmarkten (verschillende beroepen). Op basis van een cv nodigt een werknemer een aantal mensen uit voor een sollicitatiegesprek. Hier wordt ook gesproken over het loon, het aantal uren werk, scholing, reiskosten, (arbeidsvoorwaarden) 3

4.2 In loondienst Veel arbeidsvoorwaarden worden door werkgevers en werknemers collectief afgesloten. Organisaties van werkgevers (werkgeversbonden) onderhandelen met organisaties van werknemers (werknemersbonden, vakbonden). De overeenkomsten worden vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Zowel werkgevers als werknemers verenigen zich in dit soort organisaties om een sterkere onderhandelingspositie te krijgen. Het lidmaatschap van dit soort organisaties is meestal vrijwillig. In de grafische sector is lidmaatschap van de vakbond verplicht. (Collectieve dwang) Kenmerken cao: - De afspraken in een cao gelden voor alle werknemers van een bedrijf/bedrijfstak. Ze gelden ook voor de werknemers die geen lid zijn van een bond; - Een bedrijf moet altijd minimaal de cao volgen. Meer mag, minder niet. 4

4.2 In loondienst In de onderstaande tabel staat het nominale loon van twee werknemers: 2006 2007 2008 2009 Schoonmaker 15.000 15.540 16.000 18.000 Directeur 220.000 230.000 240.000 250.000 Om deze lonen beter met elkaar te kunnen vergelijken, maken we gebruik van indexcijfers. Het loon in het jaar 2006 wordt voor beide werknemers gelijk gesteld aan 100. Loon Schoonmaker 2007 = 15.540 x100 103,6 15.000 Loon Directeur 2007 = 230.000 x100 104,5 220.000 5

4.2 In loondienst In de onderstaande tabel staat het nominale loon van twee medewerkers: 2006 2007 2008 2009 Schoonmaker 15.000 15.540 16.000 18.000 Directeur 220.000 230.000 240.000 250.000 Hieruit volgt de volgende tabel met indexcijfers van het nominale loon: 2006 2007 2008 2009 Schoonmaker 100 103,6 106,7 120 Directeur 100 104,5 109,1 113,6 Procentueel gezien is het loon van de schoonmaker in de jaren 2006 2009 harder gestegen dan het loon van de directeur. 6

4.2 In loondienst In de volgende tabel is met prijsindexcijfers aangegeven hoe de prijzen zich In de jaren 2006 2009 ontwikkeld hebben. 2006 2007 2008 2009 PIC 100 105 109 115 2006 2007 2008 2009 Schoonmaker 100 103,6 106,7 120 Directeur 100 104,5 109,1 113,6 In de periode 2006 2009: - De prijzen zijn met 15% gestegen; - Het loon van de schoonmaker is met 20% gestegen; - Het loon van de directeur is met 13,6% gestegen. 7

4.2 In loondienst Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal loon x 100 prijsindexcijfer Indexcijfer koopkracht schoonmaker = (voor het jaar 2009) Indexcijfer koopkracht directeur = 120 x 100 104, 4 115 113, 6 x 100 98, 8 115 Koopkracht wordt ook wel reëel loon genoemd: - Als het nominale loon (in %) harder stijgt dan de prijzen (in %) neemt de koopkracht toe (schoonmaker); - Als het nominale loon (in %) minder hard stijgt dan de prijzen (in %) neemt de koopkracht af (directeur). De stijging van de prijzen wordt inflatie genoemd. 8

4.2 In loondienst 9

4.3 Eigen baas Anouk begint een eigen bedrijf waar ze kleding maakt: - Anouk moet een atelier, bestelauto, stof, naaimachines,. hebben. Dit zijn kapitaalgoederen; - Het kopen van kapitaalgoederen is investeren voor je bedrijf; - Anouk kan deze spullen kopen met eigen geld (eigen vermogen) of geld van een ander (vreemd vermogen). Dit kan een bank zijn, maar ook familie; - Anouk maakt de kleding met behulp van: * werknemers (productiefactor = arbeid, beloning = loon); * atelier (productiefactor = kapitaal, beloning = huur); * geld van anderen (productiefactor = kapitaal, beloning = rente); * land voor katoenstruiken (productiefactor = natuur, beloning = pacht); * Anouk zelf (productiefactor = ondernemerschap, beloning = winst). Anouk loopt als eigenaar alle risico van het bedrijf. In plaats van winst kan ze dus verlies draaien. Dit is het ondernemersrisico. Nationaal inkomen = inkomens van alle inwoners van een land bij elkaar opgeteld. 10

4.4 De inkomensheffing Als je geen eigen bedrijf hebt maar bij een baas werkt, krijg je loon: Brutoloon = Het bedrag dat de werkgever aan een werknemer betaalt. Naast een bedrag per maand wordt in mei vakantiegeld betaald en in december een eindejaarsuitkering. Over dit brutoloon betaal je belasting. 1) Loonheffing a) Loonbelasting, dit geld kan de overheid overal voor gebruiken; b) Premie volksverzekeringen, dit geld is voor: - Algemene Ouderdomswet (AOW) uitkering als je 65 of ouder 65 bent. (Leeftijd wordt verhoogd); - Algemene Nabestaandenwet (ANW) uitkering voor als je partner overlijdt; - Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) hieruit worden bepaalde zorgkosten betaald (meestal langdurige zorg). 11

4.4 De inkomensheffing 2) Premie pensioenfonds Hierdoor spaar je voor een pensioen bovenop je AOW-uitkering vanaf de pensioengerechtigde leeftijd. 3) Premie zorgverzekeringswet (ZVW) Een premie voor zorgkosten zoals huisarts, medicijnen en specialistische hulp. nettoloon = Brutoloon loonheffing premie pensioenfonds premie zorgverzekeringswet Het nettoloon is het bedrag dat je als werknemer krijgt en wat vrij besteedbaar is. Let op: * Voordat je belasting betaalt, mag je bepaalde uitgaven (aftrekposten) zoals lening eigen huis, giften, bepaalde reiskosten van je brutoloon afhalen. Over het inkomen dat over blijft, betaal je dan belasting. Dit is het belastbaar inkomen; * Loonheffing wordt gedurende het jaar ingehouden. Op basis van het definitieve inkomen volgt aan het eind van Willem-Jan het jaar van een der Zanden definitieve afrekening. 12

4.4 De inkomensheffing Voorbeeld 1: Petra is 43 jaar oud en verdient per maand 3.459. In de maand mei krijgt ze vakantiegeld ( 3.112). In de maand december krijgt ze een eindejaars- Uitkering ( 3.854). Alle bedragen zijn bruto. Petra heeft een eigen huis en betaalt per maand 615 aan hypotheekrente. Bereken hoeveel belasting Petra in 2012 moet betalen. Opmerking: Vanaf 2015 is de algemene heffingskorting afhankelijk van de hoogte van het inkomen. 13

Voorbeeld 1: 4.4 De inkomensheffing Stap 1: Bereken het bruto inkomen van Petra in 2012. Gewoon inkomen = 12 x 3.459 = 41.500 Vakantiegeld = 3.112 Eindejaarsuitkering = 3.854 -------------- + Bruto inkomen = 48.466 Stap 2: Bereken de aftrekposten en het belastbaar inkomen. Hypotheekrente = 12 x 615 = 7.380 Belastbaar inkomen = 48.466-7.380 = 41.086 14

Voorbeeld 1: 4.4 De inkomensheffing Stap 3: Bereken het totale heffingsbedrag Over de eerste 18.945 van het belastbaar inkomen betaalt Petra 33,10% inkomstenbelasting. Belastbaar inkomen = 41.086-1 ste schijf (33,10%) van 18.945 = 6270,80 --------------- - Blijft over = 22.141-2 de schijf (41,95%) van 14.918 = 6258,10 --------------- - Blijft over 7.223-3 de schijf (42,00%) van = 7.223 = 3033,67 Lengte schijf 1 = 18.945 Lengte schijf 2 = 33.863-18.945 = 14.918 Lengte schijf 3 = 56.941-33.863 = 23.078 Te betalen belasting = 6270,80 + 6258,10 + 3033,67 = 15.562,57 15

Voorbeeld 1: 4.4 De inkomensheffing Stap 4: Haal van het totale heffingsbedrag de heffingskortingen af. Totale heffingsbedrag = 15.562,57 - Algemene heffingskorting (krijgt iedereen) - 2.033 - Arbeidskorting (werkende mensen) - 1.611 ------------------- Te betalen belastingen = 11.918,57 De gemiddelde belastingdruk/heffingspercentage = 11. 918, 57 x 100 % 24, 59 % 48. 466 16

4.4 De inkomensheffing Voorbeeld 2: Jan heeft een jaarinkomen van 60.000. Karin heeft een jaarinkomen van 50.000. Bereken hoeveel extra belasting ze moeten betalen als ze 1.000 per jaar meer gaan verdienen. De 1.000 extra inkomen van Jan valt in schijf 4. Extra belasting is 52% van 1.000 = 520. De 1.000 extra inkomen van Karin valt in schijf 3. Extra belasting is 42% van 1.000 = 420. De marginale belastingdruk is het percentage belasting dat je moet betalen over het extra verdiende inkomen. Marginale belastingdruk Jan = 52% Marginale belastingdruk Karin = 42% 17

4.4 De inkomensheffing Conclusies: - Als je meer verdient, moet je gemiddeld meer belasting gaan betalen; - Als je meer verdient, neemt je marginale belastingdruk toe; - Het Nederlandse belastingstelsel gaat uit van het draagkrachtbeginsel, het is een progressief stelsel (mensen met veel inkomen betalen procentueel meer dan mensen met minder inkomen); - Hierdoor nemen de inkomensverschillen af (Nivellering van inkomens); - De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten; - De premies voor de volksverzekeringen worden alleen geheven over de eerste en tweede schijf. Er zijn ook andere belastingstelsels nodig. In Estland betaal je altijd 26% van je inkomen aan belasting. Er zijn dus geen verschillende schijven (vlak-taks); (Video Bill Gates over belastingen) Welk belastingstelsel gekozen wordt, is een politieke keuze. Daar gaat de economie niet over. Economen beschrijven enkel de gevolgen van een bepaald stelsel. 18

4.5 Vermogensrendementsheffing Met vermogen kun je inkomen verdienen: - Rente over geld op een spaarrekening; - Huur van een huis dat je bezit en verhuurt; - Winst als je aandelen tegen een hogere prijs verkoopt, dan je ze gekocht hebt; - Pacht van een stuk land dat je bezit en verhuurt Vermogensrendement = 100 inkomen uit vermogen x % vermogen De overheid gaat er van uit dat je 4% vermogensrendement hebt. Over deze 4% fictief rendement, moet een heffing van 30% betaald worden. Vermogensrendementsheffing = 0,3 x fictief rendement = 0,3 x 0,04 x vermogen = 0,012 x vermogen De vermogensrendementsheffing is dus 1,2% van het vermogen. 19

4.6 De herverdeling door de overheid Mensen betalen geld aan de overheid en mensen krijgen ook weer geld van de overheid. Primaire inkomen = inkomens die je ontvangt voor het ter beschikking stellen van productiefactoren (huur, winst, rente, pacht en loon); Secundair inkomen = primair inkomen - belastingen en sociale premies + sociale uitkeringen (overdrachtsinkomens) Het secundaire inkomen is dus het inkomen dat je overhoudt nadat je geld van de overheid hebt gekregen en/of geld aan de overheid hebt betaald. 20