Aan de fractie van Groenlinks Mevrouw F. Willighagen-Brand Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax (024) 323 59 92 E-mail gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum 11 november 2008 Ons kenmerk A700/08.0029214 Contactpersoon Carin Brunenberg Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen over toepassing samenscholingsverbod in de wijk Meijhorst Datum uw brief Doorkiesnummer 3292456 Geachte mevrouw Willighagen, Bij brief van 15 oktober 2008 heeft u ons schriftelijke vragen gesteld over de toepassing van het samenscholingsverbod in de wijk Meijhorst. Hierbij zullen wij uw vragen beantwoorden. 1. Waarom is er gekozen voor het actief inzetten van deze strenge maatregel? Bij de brief van de burgemeester van 23 september jl. bent u geïnformeerd over de situatie in de Meijhorst die geleid heeft tot het opleggen van verblijfsontzeggingen. De toestand in de Meijhorst was niet zodanig meer dat een verlenging van de verblijfsontzeggingen noodzakelijk was, maar er bestond natuurlijk wel vrees voor hernieuwde onrust nadat alle jongeren weer vrij waren om zich in het gebied te begeven. Nu de problematiek zich vooral richtte op problematische groepsvorming lag het voor de hand om het reeds in de APV opgenomen middel hier actief in te zetten. Tevens is dit middel inmiddels in den lande beproefd op het gebied van overlastgevende groepen. 2. Volgens De Gelderlander zal deze maatregel alleen voor de wijk Meijhorst gelden. Waarom is gekozen voor de inzet in alleen deze wijk? In het artikel in De Gelderlander van maandag 13 oktober wordt gesproken over toepassing van het samenscholingsverbod in de wijk Meijhorst. Dit betekent echter niet dat het samenscholingsverbod exclusief van toepassing is in deze wijk. Het samenscholingsverbod is al jaren, zoals ook gemeld in het artikel, opgenomen in de APV. Naar aanleiding van de recente onrust zal de politie extra aandacht besteden aan handhaving van dit bestaande en voor heel Nijmegen geldende artikel in de wijk Meijhorst.
1 3. Waarom is er gekozen om niet een samenscholingsverbod te koppelen aan een specifieke grootte van een groep? Zou het ook kunnen betekenen dat 2 mensen die samenscholen al in overtreding zijn? Er is naar aanleiding van toepassing van het samenscholingsartikel in enkele gemeenten jurisprudentie ontstaan over het al dan niet juist toepassen van het samenscholingsverbod. Daaruit kan geconcludeerd worden dat het vaststellen van een getalsgrootte per definitie onvoldoende is om een samenscholing te definiëren. Bij de vraag of er sprake is van een samenscholing kan en mag het niet louter gaan om de grootte van de groep, maar moet het gedrag dat door de groep wordt vertoond bepalend zijn. Gelet op de tekst van artikel 2.1.1.1 tezamen met anderen is er een minimum aantal van drie personen nodig om te kunnen samenscholen. 4. Deze maatregel zal niet alleen gelden voor de 56 jongeren die een gebiedsontzegging kregen, a. hoe verhoudt zich dat ertoe dat alleen deze jongeren een brief kregen van de burgemeester waar het samenscholingsverbod in werd aangekondigd? b. als dat verbod ook zou gelden voor andere jongeren hoe gaat het college alle jongeren hiervan op de hoogte stellen? De 56 jongeren, die een verblijfsontzegging hadden gekregen, hebben een brief ontvangen om te melden dat de ontzegging eindigde. Daarbij heeft de burgemeester hen tevens gewezen op de mogelijkheid dat er tegen het strafbare feit van samenscholing zou worden opgetreden. Deze informatie is weliswaar gericht aan de bewuste jongeren gegeven, maar was niet noodzakelijk om tegen hen op te kunnen treden op grond van artikel 2.1.1.1. Indien andere jongeren, die geen brief hebben ontvangen, strafbaar samenscholen dan zal ook tegen opgetreden (kunnen) worden. De APV is een algemeen verbindend voorschrift dat volgens de daarvoor geldende regels is bekendgemaakt. 5. Het college heeft steeds de nadruk gelegd op de etniciteit van de overlastgevende jongeren waardoor de hele Marokkaanse gemeenschap zich onnodig gestigmatiseerd voelde. Hoe gaat het college a. dit vertrouwen herstellen? b. zorgen dat de uitvoering en handhaving van deze maatregel niet etnisch gericht zal kunnen plaatsvinden? Het college gaat over tot specifiek beleid voor Marokkaanse jongeren én hun directe omgeving omdat deze groep fors oververtegenwoordigd is in het lagere vervolgonderwijs en de schooluitval relatief hoog is. Hierdoor worden hun opleidingsmogelijkheden en hun kansen op de arbeidsmarkt bedreigd. Ook komt deze groep relatief vaak in aanraking met politie en justitie (Integratiemonitor 2006). Met een integrale aanpak willen wij de startpositie van de jongeren op de arbeidsmarkt verbeteren en hun opleidingsniveau versterken, maar ook hun directe omgeving (familie, ouders, school, buurt, gemeenschap) nadrukkelijk bij
2 de aanpak betrekken. Uiteindelijk moet de hele Marokkaanse gemeenschap in Nijmegen profiteren van de integrale aanpak. Of het samenscholingsverbod van artikel 2.1.1.1 APV van toepassing is op een groep zal door de politie beoordeeld moeten worden op grond van de feitelijke situatie en in de context van de omgeving. Volgens recente jurisprudentie moeten de omstandigheden van het geval doorslaggevend zijn. De politie zal om succesvol tot vervolging over te kunnen gaan deze omstandigheden in het procesverbaal moeten omschrijven. Feiten die daarbij een rol spelen zijn o.a. de periode en duur van de samenscholing, het gedrag en houding van de groep, maar volgens de rechter ook de context van de wijk waarin de samenscholing plaatsvindt. Etniciteit kan en mag geen element zijn bij de bepaling of er juridisch gezien sprake is van samenscholing. 6. Door deze maatregel zouden overlastgevende jongeren zich gewoon tot andere wijken kunnen wenden waar die maatregel niet geldt. Hoe denkt het college dat te voorkomen? Zoals reeds aangegeven bij de beantwoording van vraag 2 is er geen sprake van een beperking van het middel tot de wijk Meijhorst. De APV, inclusief het samenscholingsartikel, is geldig voor heel Nijmegen. Indien in andere wijken dan de Meijhorst zich ongeregeldheden voordoen met groepen in dezelfde ernstige vorm, dan kan ook daar het samenscholingsverbod actief worden gehandhaafd. 7. Waarom werd er niet gekozen voor het uitwerken in beleidsregels van de bepaling in de APV? In andere steden is soms gekozen voor het vaststellen voor een soort handhavingsbeleid voor bepaalde locaties voor het samenscholingsverbod. De recente jurisprudentie over Kanaleneiland Utrecht maakt duidelijk dat hieraan veel beperkingen kleven. De bedoeling van een dergelijk handhavingsbeleid is om vooraf helder te maken wat onder samenscholing wordt verstaan op een bepaalde locatie en veelal wordt hieraan een bepaalde groepsgrootte gekoppeld, zodat de politie eenvoudig kan optreden tegen rondhangende groepen van een bepaalde omvang. De rechter heeft echter duidelijk gemaakt dat het maken van een dergelijk beleid geen enkele garantie biedt voor succesvolle vervolging en veroordeling. Samenscholing moet per incident en in de context van de omgeving bekeken worden. Gelet op deze recente uitspraak achten wij het maken van beleidsregels of handhavingsbeleid voor artikel 2.1.1.1 op dit moment niet zinvol. Wij volgen de landelijke ontwikkelingen op dit terrein op de voet. Hierbij moet opgemerkt worden dat in de komende landelijke wetgeving op het terrein van openbare orde een groepsverbod is opgenomen. Deze bevoegdheid is speciaal ontwikkeld met het oog op overlastgevende groepen.
3 8. Is het college ook met ons van mening dat heldere criteria noodzakelijk zijn en dat het inderdaad mogelijk is in beleidsregels de gedragingen van bijvoorbeeld wanordelijkheden en uitdagend gedrag nader te omschrijven zoals ook in de gemeente Gouda is gebeurd rond lawaaihinder? Nee, zoals reeds aangegeven bij de beantwoording van vraag 7 is het vooraf vastleggen van criteria op dit moment niet wenselijk gezien de jurisprudentie. 9. Is het college bereid om deze beleidsregels en criteria nader uit te werken na overleg met een klankbordgroep bestaande uit wijkmedewerkers, wijkbewoners, het OM en politie? Nee, gezien de antwoorden op vraag 7 en 8. 10. Is het college bereid om in de tussentijd de inzet van de maatregel samenscholingsverbod op te schorten? Nee, aangezien het samenscholingsartikel een geldend artikel uit de APV is kunnen wij de werking van dit verbod niet opschorten. Wij zien hier ook geen aanleiding toe. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Secretaris, mr. Th.C. de Graaf P. Eringa