Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies



Vergelijkbare documenten
6.3 Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling: voedingsinterventies

Anorexie en gewichtsverlies

Richtlijn bespreking Anorexie en gewichtsverlies

Voeding bij kanker. Elles Steenhagen, diëtist Oncologische Gastro-Intestinale Chirurgie

Dieetadvies tijdens en na oncologische behandelingen. Tinne Roodhooft- Onco- diëtiste AZ Herentals Lies Schrauwen Onco diëtiste AZ Turnhout

Ondervoeding. 1.1 Begrippen

Voeding bij longkanker

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112

Voedingsadvies bij kanker door de diëtist

Ondervoeding: een niet te onderschatten probleem

ROL VAN DE DIËTISTE IN HET ONCOLOGISCH PROCES. Gebracht door Nadieh Verhoest

Ondervoeding bij ouderen

Voeding bij patiënt met gemetastaseerde ziekte. Herma ten Have, oncologiediëtist

Palliatieve zorg bij copd. Minisymposium 22 maart 2012

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker

Voedingskundige ondersteuning bij ALS

Daarbij kan er sprake zijn van minder eten door bijvoorbeeld: toenemende vermoeidheid; kortademigheid; minder beweging; angst; depressie.

(potentiële) belangenverstrengeling

Misselijkheid en braken. Ellen de Nijs, verpleegkundig specialist palliatieve zorg Alexander de Graeff, internist-oncoloog, consulent PTMN

Gezond gewicht. Wat kunt u er zelf aan doen? altijd dichtbij. Vraag ons gerust om advies.

Voeding: een onderdeel bij de oncologische behandeling. Paulien Voogt Verpleegkundig specialist intensieve zorg voedingszorg

workshop besluitvorming in de palliatieve fase

Frailty en ondervoeding doet (veel) vallen

Ondervoeding bij kanker

ONDERSTEUNENDE ROL VAN VOEDING BIJ KANKERTHERAPIE

Ondervoeding bij kanker

9.1 Effect van voedingsadviezen en gebruik van voedingssupplementen c.q. drinkvoeding

Annevillegroep, project Eten en Drinken Werkgroep 8: medische drinkvoeding en sondevoeding

Parkinson en voeding. Melissa van der Plaats, diëtist Meander Medisch Centrum, voorheen ook Norschoten

Praktijk voor Fysiotherapie. Altijd in beweging

Misselijkheid en braken in de palliatieve fase

Gezond gewicht. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg

Kanker en Voeding. een Alpe D HuZes/KWF leerstoel. Ellen Kampman, 14 mei 2014

(Risico op) ondervoeding

PATIËNTENINFORMATIE COPD EN VOEDING

Voorstellen. Wanneer naar de diëtist?

Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen

De rol van voeding bij preventie en behandeling van decubitus.

Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans

Voeding bij patiënt met gemetastaseerde ziekte. Herma ten Have, oncologiediëtist

Laatste inzichten over voeding bij kanker. Dr. Sandra Beijer, diëtist / senior onderzoeker Integraal Kankercentrum Nederland

Zorg om voeding bij dementie Droom en werkelijkheid. Monique Mertens Diëtist Orbis-thuis

Better in, better out, goede voeding voor en na een operatie bij ouderen. zaterdag 15 maart 2014, Marion Theuws

It takes two to tango

Voeding bij kankerpatiënten

Epidemiologie van ondervoeding en cachexie bij kankerpatiënten

Verpleegkundige Instructie Palliatieve Zorg Misselijkheid

Brandwonden en voedingstherapie

Diëtetiek. Ondervoeding, wat doen we eraan. Afdeling: Onderwerp:

Dienst geriatrie Gevecht tegen ondervoeding. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

ProFitt: Diëtetiek & Lifestyle coaching. Voeding & Kanker

Infobrochure Voeding bij kanker WELKOM BIJ HET H. HARTZIEKENHUIS MOL

Dexamethason - corticosteroïden in de palliatieve zorg - M.M.P.M. Jansen, ziekenhuisapotheker klinisch farmacoloog Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis

Voeding bij patiënten met gemetastaseerde ziekte

Deze folder is bedoeld voor mensen met COPD en bevat algemene informatie over de rol van voeding bij COPD.

Voeding bij chronische longziekten

Prednison (corticosteroïden)

Dieetadviezen bij een ontstoken alvleesklier

Diab-eten. Voeding en hartchirurgie. Jacobien Hiemstra Diëtist, St Antonius Ziekenhuis 9 april 2013

Urologie Lastmeter Inleiding Hulpverleningsmogelijkheden

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt. 2. In welke gold klasse valt mevrouw?

Voedingszorg rondom de COPD-patiënt

Ondervoeding, wat doen we eraan Diëtetiek

Ondervoeding bij Ouderen 14/11/2013. S. Lonterman; Klinisch Geriater

GOEDE VOEDING, GEZOND LEVEN, SNELLER GENEZEN INFORMATIE VOOR PATIËNTEN DIE EEN OPERATIE ONDERGAAN

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis

Voeding: belangrijk aandachtspunt bij patiënten met oncologische wonden

Richtlijn palliatieve zorg bij COPD

Inhoud. Voeding en leefstijl bij en na kanker. 1. Voeding van vroeger tot nu. 1. Voeding van vroeger tot nu. 2.

Verpleegkundige aspecten bij pancreasinsufficiëntie. MDL scholing, 25 maart 2019 Annemarie Roele, verpleegkundig specialist HPB

Ziek zijn en voeding Informatie voor de ondervoede patiënt met een natrium- en/of vochtbeperkt dieet

Prednison / Prednisolon (corticosteroïden) bij Inflammatoire darmziekten (ziekte van Crohn, Colitis Ulcerosa)

COPD en voeding. Afdeling Diëtetiek IJsselland Ziekenhuis

Gezonde voeding bij ouderen. Door Ann Van Hoye, diëtiste

Voedingsmanagement in de Psychiatrie

De Eetpoli Diagnostisch Centrum Voedingsproblemen

Symptomen in de Palliatieve Fase

Oncologie. Patiënteninformatie. Omgaan met kanker. Bij wie kunt u terecht? Slingeland Ziekenhuis

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam

De rol van voeding bij darmkanker

Refeedingsyndroom in de Oncologie Marleen Ariëns en Esther Heijkoop Diëtisten

Frauke Thomsen, diëtist St. Maartenskliniek Coby Wijnen diëtist VSN

Prednison, prednisolon (corticosteroïden)

Exocriene pancreasinsufficiëntie

Dieet bij hartfalen. Een kwestie van smaak. Marjon Achterberg- Budding, diëtist 4 e Nationale Voedingscongres 8 februari 2011

Woord vooraf 1 2. Redactionele verantwoording 1 3. Redactie 1 7. Auteurs 1 8

Ondervoeding bij COPD

Palliatieve zorg aan kwetsbare ouderen

Voedingbijhoofdhals-en slokdarmkanker: Wanneer aanvullende voeding opstarten?

Diëtetiek Voeding bij COPD

Voeding bij kanker: fabels en feiten. Dr. Sandra Beijer, diëtist-epidemioloog Afdeling onderzoek Integraal Kankercentrum Nederland

Voeding bij mitochondriële ziekten

Dyspneu. Nieuwe richtlijn, december

Ondersteuning bij de diagnose kanker (de lastmeter)

19/10/2017. Overview. 1. Inleiding. 1. Inleiding 2. Zin en onzin van diëten 3. Voedingsinterventie 4. Casus Gust. Vele studies met zelfde besluit

Diëtisten. Deskundig in ouderenzorg

Unit voor palliatieve zorg en symptoombestrijding (PZU)

1 op de Voeding en borstkanker. Vragen? 1 op de 8 vrouwen krijgt borstkanker

Inleiding. Wat is COPD?

Transcriptie:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies Colofon De eerste versie van de richtlijn anorexie en gewichtsverlies werd in 1996 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden Nederland. De richtlijn werd in 2005 herschreven door A. de Graeff, J. Leermakers, M.B. Kuyper en G.M. Hesselmann en opgenomen in de eerste druk van het richtlijnenboek van de Vereniging van Integrale Kankercentra. De huidige versie werd in 2010 gereviseerd door: A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht en arts Academisch Hospice Demeter, De Bilt J. Leermakers, diëtist, UMC Utrecht G.M. Hesselmann, verpleegkundig specialist palliatieve zorg, UMC Utrecht Commentaar werd geleverd door: S. Beijer, diëtist/onderzoeker Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 1

24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Anorexie en gewichtsverlies Inleiding Onder anorexie wordt een gebrek aan eetlust verstaan. Het is een subjectieve beleving van de patiënt, die door diverse factoren veroorzaakt en beïnvloed kan worden. Ondervoeding wordt gedefinieerd als een voedingstoestand waarbij een tekort (of dysbalans) van energie en eiwit en/of andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige effecten op lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten. Cachexie is een complex metabool syndroom als uiting van een onderliggende ziekte, gekenmerkt door ernstig gewichtsverlies en verlies van spiermassa en spierkracht (ook wel sarcopenie genoemd), al dan niet in combinatie met verlies van vetweefsel. Er is meestal, maar niet altijd sprake van ondergewicht; een normaal gewicht of zelfs overgewicht sluit cachexie dus niet uit. Er zijn geen algemeen geaccepteerde criteria voor het bestaan van cachexie. Er wordt vaak uitgegaan van gewichtsverlies (>5% in een maand of >10% in 6 maanden) of een BMI <20 kg/m 2, in combinatie met andere factoren, zoals een verminderde inname van voedsel (<20 kcal/kg/dag, <1500 kcal/dag of <70% van de gebruikelijke inname), biochemische afwijkingen (CRP >10 mg/l, laag serumalbumine en/of anemie) en de aanwezigheid van andere symptomen (met name anorexie, snelle verzadiging en vermoeidheid). Er wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen gewichtsverlies door verminderde inname van voedsel c.q. hongeren en cachexie (zie onder Ontstaanswijze). Anorexie, gewichtsverlies, ondervoeding en sarcopenie kunnen aanwezig zijn zonder dat er sprake is van cachexie. Asthenie betekent algemene zwakte, gekenmerkt door lichamelijke moeheid, verminderd vermogen tot lichamelijke activiteiten en psychische uitputting, blijkend uit concentratiestoornissen, geheugenverlies en emotionele labiliteit. Het anorexie-cachexie-syndroom bestaat uit een combinatie van anorexie, sarcopenie, asthenie en cachexie. Metabole stoornissen spelen een belangrijke rol bij het Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 2

54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 ontstaan ervan. Anorexie treedt meestal relatief vroeg in het ziektebeloop op, terwijl cachexie vaak in de laatste periode voor het overlijden optreedt. Ernstig gewichtsverlies is geassocieerd met een verhoogd operatierisico, een vertraagde wondgenezing en een verminderde weerstand met verhoogde kans op infecties. Vermagering bij patiënten in de palliatieve fase is geassocieerd met een slechtere functionele capaciteit en een slechtere kwaliteit van leven; het is een prognostisch ongunstig teken ten aanzien van het resultaat van de primair op de tumor gerichte behandeling en ten aanzien van de overleving. Het kan een directe oorzaak van het overlijden zijn. Voorkomen Het voorkomen van anorexie en/of gewichtsverlies is afhankelijk van de aard en het stadium van de ziekte. Het anorexie-cachexie-syndroom komt voor bij 35% van de patiënten met HIV/AIDS en bij 20% van de patiënten met COPD en hartfalen, vooral in vergevorderde stadia van de ziekte. Bij 15-40% van alle patiënten met kanker is er sprake van anorexie en/of gewichtsverlies in een vroeg stadium, met name bij patiënten met een bronchus-, maag- of pancreascarcinoom. Dit percentage kan oplopen tot 85% kort voor het overlijden. Het optreden van gewichtsverlies is ook afhankelijk van de soort kanker. In vergevorderde stadia treedt gewichtsverlies op bij 35% van de patiënten met een mammacarcinoom, 50-60% van de patiënten met een colon-, long- of prostaatcarcinoom en 80-90% van de patiënten met een maag- of pancreascarcinoom. Ontstaanswijze Gewichtsverlies in de palliatieve fase treedt op door een verminderde inname van voedingsstoffen (vaak in samenhang met anorexie), een verhoogd verlies of verbruik ervan en/of specifieke metabole stoornissen die samenhangen met het anorexie-cachexie-syndroom. Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 3

84 85 86 87 88 89 Deze metabole stoornissen kunnen al vroeg in het verloop van de ziekte ontstaan en voorafgaan aan de klinische manifestaties van cachexie. Bij het anorexiecachexie-syndroom treden veranderingen in koolhydraat-, vet- en eiwitmetabolisme op, die fundamenteel verschillen van de gevolgen van een verminderde inname van voedingsstoffen (zie Tabel 1). Anorexie-cachexie-syndroom Verminderde inname van voeding Mobilisatie van vet- en spierweefsel Verhoogde eiwitafbraak Normale of verhoogde productie en verbruik van glucose Met name mobilisatie van vetweefsel, pas in een laat stadium van spierweefsel Afgenomen eiwitafbraak Afgenomen productie en verbruik van glucose 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 Normaal of verhoogd basaalmetabolisme Afgenomen basaalmetabolisme Tabel 1. Verschillen tussen gewichtsverlies als gevolg van metabole stoornissen bij het anorexie-cachexie-syndroom en gewichtsverlies als gevolg van verminderde inname van voeding. Vetafbraak (lipolyse) speelt in beide gevallen een rol. Bij het anorexie-cachexiesyndroom is er daarnaast sprake van verhoogde eiwitafbraak, met name in de spieren. Als reactie hierop treedt afbraak van glycogeen in de spieren op en neemt de gluconeogenese in de lever toe. Als gevolg van bovengenoemde metabole veranderingen kan er (vermoedelijk als gevolg van insuline-resistentie) sprake zijn van een verhoogde concentratie van triglyceriden, glucose en/of aminozuren in het bloed. Als gevolg van de veranderingen in het koolhydraat- en vetmetabolisme worden eiwitten een belangrijke bron van energie. Door de verhoogde afbraak van eiwitten in de spieren ontstaat snel een negatieve stikstofbalans. Als reactie hierop neemt de eiwitsynthese in de lever toe. Het serumalbumine neemt echter af door verhoogd verbruik en soms ook door verminderde aanmaak (m.n. bij uitgebreide levermetastasering). De afbraak van spierweefsel en de veranderingen in het ei- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 4

107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 witmetabolisme leiden tot atrofie van huid en spieren, vertraagde wondgenezing, een verminderde weerstand en daardoor een verhoogde kans op infecties. Het anorexie-cachexie-syndroom wordt beschouwd als een chronisch ontstekingsproces, waarbij verhoogde productie van cytokines een belangrijke rol speelt. Cytokines zijn intracellulaire eiwitten, die een belangrijke regulerende rol spelen bij alle processen in de cel. Van Tumour Necrosis Factor-α (TNF-α), ook wel cachectine genoemd, is bekend dat het in het diermodel kan leiden tot een beeld, gekenmerkt door gewichtsverlies en eiwitdepletie, dat zeer veel overeenkomsten vertoont met het anorexie-cachexie-syndroom. Andere cytokines, zoals interleukine-1 (IL-1), interleukine-6 (IL-6) en interferon-gamma (IF-γ) kunnen tot soortgelijke beelden leiden. Productie van cytokines leidt tot het vrijkomen van stoffen die direct invloed hebben op het metabolisme van koolhydraten, vetten en eiwitten. Belangrijke mediatoren zijn o.a. het polypeptide ubiquitine, de proteolysisinducing factor (PIF) en de lipid-mobilizing factor (LMF) die leiden tot afbraak van eiwitten (ubiquitine en PIF) en vetten (LMF). Productie van cytokines leidt ook tot asthenie en speelt mogelijk ook een rol bij het optreden van snelle verzadiging als gevolg van een gastroparese (zie onder Oorzaken) en bij depressie. Het netto resultaat van deze metabole veranderingen is variabel. In sommige gevallen is er sprake van een verhoogd basaalmetabolisme (energieverbruik in rust). Hierdoor kan de behoefte aan nutriënten toenemen. Anderzijds kan deze behoefte bij patiënten in de palliatieve fase ook juist afnemen doordat ze fysiek minder actief zijn (zeker als er sprake is van ver gevorderde ziekte) en dus minder nutriënten nodig hebben. Andere metabole factoren die mogelijk een rol spelen bij het optreden van cachexie zijn een afgenomen productie van testosteron en insuline-like growth factor (IGF-1) en een toegenomen productie van myostatine en glucocorticoïden. Gewichtsverlies ontstaat door een ingewikkeld samenspel van enerzijds door ziekte en behandeling veroorzaakte symptomen, die direct leiden tot een verminderde voedselinname (en soms tot verhoogd verbruik of verlies van nutriënten) en anderzijds door bovengenoemde metabole veranderingen (Figuur 1). Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 5

ZIEKTE 137 Symptomen: Algemeen (bijv. pijn, dyspnoe, vermoeidheid, depressie) Spijsverteringskanaal (bijv. dysfagie, misselijkheid, diarree) Cytokines patiënt/tumor, o.a.: - Tumor Necrosis Factor- α - Interleukine-1 en -6 - Interferon-gamma Verhoogd verlies of verbruik van nutriënten Verminderde inname van voedsel Anorexie Metabole veranderingen Asthenie CACHEXIE Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 6

138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 Figuur 1. Mechanismen die leiden tot anorexie, asthenie en cachexie. Oorzaken Bij patiënten in de palliatieve fase zijn vaak meerdere factoren aanwijsbaar, die bijdragen aan het ontstaan van gewichtsverlies: verminderde voedselinname of verminderde resorptie van voedingsstoffen verhoogd verlies of verbruik van voedingsstoffen metabole veranderingen Verminderde inname van voedsel kan samenhangen met algemene symptomen en/of klachten van het spijsverteringskanaal (zie verder), maar kan ook het directe gevolg zijn van anorexie als gevolg van metabole veranderingen (zie Figuur 1). Inzicht in deze factoren is van belang bij de diagnostiek en behandeling van anorexie en gewichtsverlies. Ze kunnen zowel het gevolg van de ziekte (of complicaties ervan) als van de behandeling zijn. Verminderde voedselinname of verminderde resorptie van voedingsstoffen anorexie algemene symptomen: o vermoeidheid o pijn o dyspnoe o depressie klachten van het spijsverteringskanaal: o kaakklem (trismus) o slecht functionerend gebit of gebitsprothese o aversie tegen eten o veranderingen in smaak en reuk o droge mond (xerostomie) Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 7

168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 o taai speeksel o stomatitis/oesofagitis (infectieus (bijv. t.g.v. Candida) of ten gevolge van chemotherapie of radiotherapie) o slikstoornissen (bijv. bij ALS) of voedselpassagestoornissen door obstructie van keel of slokdarm o misselijkheid en braken o snelle verzadiging en/of vertraagde maagontlediging (gastroparese): - na maagresectie - paraneoplastische autonome neuropathie ('maligne gastroparese'); bij dit beeld horen ook misselijkheid, obstipatie, orthostatische hypotensie en impotentie - medicamenteus (o.a. opioïden) o obstructie van de maag of de maaguitgang o motiliteitsstoornissen t.g.v. peritonitis carcinomatosa en/of ileus o malabsorptie o obstipatie verminderde zelfzorg en hulpbehoevendheid bij het eten Verhoogd verlies of verbruik van voedingsstoffen verhoogd verlies ten gevolge van: o diarree: infectieus, medicamenteus, paraneoplastisch (carcinoïd syndroom, VIPoom), short bowel syndroom o fistels o eiwitverlies via de darm o ascites o ulcererende wonden verhoogd verbruik ten gevolge van: o koorts o verbruik van voedingsstoffen door de tumor (betekenis onzeker) Metabole veranderingen Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 8

199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 Zie onder Ontstaanswijze. Deze veranderingen leiden tot anorexie en gewichtsverlies (zie rechterhelft van Figuur 1). Diagnostiek Bij de analyse van anorexie en gewichtsverlies staan de anamnese en het lichamelijk onderzoek centraal. Bij de diagnostiek moet getracht worden om onderscheid te maken tussen situaties waarbij ziekte- en behandelingsgerelateerde symptomen als oorzaak van gewichtsverlies op de voorgrond staan en situaties waarbij metabole veranderingen een belangrijke rol lijken te spelen. Anamnese en lichamelijk onderzoek geven een indruk over de ernst van de anorexie, de mate van het gewichtsverlies en het bestaan van symptomen die leiden tot verminderde inname en/of resorptie dan wel verlies of verbruik van voedingsstoffen. Metabole veranderingen kunnen niet worden aangetoond door anamnese en lichamelijk onderzoek of door routine laboratoriumonderzoek en worden gediagnosticeerd bij uitsluiting van andere oorzaken. Aan metabole veranderingen moet worden gedacht indien a) er sprake is van een onderliggende ziekte (bijv. een pancreascarcinoom) waarvan bekend is dat deze vaak gepaard gaat met metabole veranderingen en/of b) er weinig of geen symptomen aanwijsbaar zijn die leiden tot verminderde voedselinname en/of verhoogd verbruik of verlies van nutriënten. Bovengenoemd onderscheid is van belang voor de keuze van de behandeling (zie onder Beleid). Anamnese en lichamelijk onderzoek Bij de anamnese wordt aandacht besteed aan: anorexie (de mate van anorexie kan eventueel door de patiënt gescoord worden op een schaal van 0 tot 10; herhaalde scores kunnen gebruikt worden om het effect van de behandeling te evalueren) gewichtsverlies in de tijd uitgedrukt in % gewichtsverlies in afgelopen maand Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 9

230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 en/of 6 maanden. Er is sprake van een ernstig gewichtsverlies met kans op complicaties indien het gewicht binnen een maand met meer dan 5 % is afgenomen en/of meer dan 10% binnen 6 maanden. Dit geldt ook bij overgewicht. Als uitgangswaarde wordt het gewicht van de patiënt voor een periode van recente verslechtering genomen voeding en maaltijden: aantal maaltijden, hoeveelheid voeding, consistentie voeding (vast/zacht/vloeibaar), gebruik van tussendoortjes, aversies, voorgeschreven of zelf opgelegde dieetbeperkingen, gebruik van aanvullende drinkvoeding, gebruik van vitaminen of andersoortige supplementen, alternatieve diëten, bereiding van voeding, omstandigheden van de maaltijden (plaats/gezelschap) bijkomende klachten die van invloed zijn op eetlust en gewicht, zoals trismus, problemen met gebit c.q. gebitsprothese, aversie tegen eten, veranderingen in smaak en reuk, droge of pijnlijke mond of keel, slikstoornissen, voedselpassagestoornissen, misselijkheid en braken, snelle verzadiging na het eten, buikpijn, diarree, obstipatie, pijn, kortademigheid, koorts en vermoeidheid lichamelijke conditie, hoeveelheid lichaamsbeweging en spierkracht medische voorgeschiedenis/comorbiditeit (bijv. diabetes mellitus) huidige behandeling medicatie noodzaak en mogelijkheden voor hulp bij het eten psychosociale factoren: bezorgdheid over gebrek aan eetlust en gewichtsbeloop, kennis en verwachtingen over voeding, waarde die aan de voeding toegekend wordt door de patiënt en zijn naasten, omgaan van de patiënt en zijn naasten met voeding en maaltijden, lichaamsbeeld, sociale gevolgen van het niet normaal kunnen eten, angst en depressie Bij het lichamelijk onderzoek wordt gelet op het bestaan van oedeem en ascites, waardoor het werkelijke lichaamsgewicht gemaskeerd kan worden. Inspectie van de mond/keelholte en onderzoek van de buik (inspectie, auscultatie, percussie en palpatie) kunnen relevante informatie opleveren. Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 10

261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 Aanvullend onderzoek Het serumalbumine is meer een maat voor de ernst van de ziekte dan een maat voor ondervoeding en is daarom geen goede parameter voor de voedingstoestand. Het albuminegehalte in het bloed wordt mede beïnvloed door de hydratietoestand, bloedtransfusies, stoornissen in de leverfunctie en ontstekingsreacties en infecties. Een sterk verhoogd CRP past bij metabole veranderingen, maar is te weinig specifiek om als diagnosticum te gebruiken. Ter analyse van de oorzaak van anorexie en gewichtsverlies kan aanvullend onderzoek verricht worden, zoals radiologisch onderzoek (echo of CT-scan van de buik) of een gastroscopie, afhankelijk van de aard en ernst van de klachten, de belasting van het onderzoek, de levensverwachting en de wens van de patiënt. Beleid Het primaire doel van de behandeling en begeleiding van patiënten met anorexie en gewichtsverlies is het verbeteren c.q. handhaven van de kwaliteit van leven. Het doen toenemen dan wel het handhaven van het gewicht c.q. de voedingstoestand is geen doel op zichzelf, maar kan bijdragen aan de kwaliteit van leven. De behandeling van patiënten met het anorexie-cachexie syndroom bestaat uit: voedingsinterventies medicamenteuze interventies informeren, begeleiden en ondersteunen van de patiënt en diens naasten, uitgaande van wat anorexie en gewichtsverlies voor hen betekenen, met specifieke aandacht voor de vragen en problemen die kunnen optreden De keuze van de behandeling is afhankelijk van de mechanismen die bij de individuele patiënt verantwoordelijk zijn voor het optreden van anorexie en gewichtsverlies. Wanneer tumor- en/of behandelingsgerelateerde symptomen (zie Figuur 1) een belangrijke rol spelen, is de behandeling gericht op het wegnemen of behandelen hiervan en kunnen voedingsinterventies ingezet worden om de voedselinname te optimaliseren. Wanneer de metabole veranderingen, behorend bij het anorexiecachexie-syndroom een belangrijke rol spelen, zullen voedingsinterventies als enige interventie weinig effect hebben omdat ze het katabole effect van de ziekte Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 11

292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 niet beïnvloeden. Indien mogelijk, kan geprobeerd worden de onderliggende ziekte te behandelen en kan symptomatische medicamenteuze behandeling met progestativa of corticosteroïden (zie verder), eventueel in combinatie met voedingsinterventies, worden overwogen. Uiteraard speelt bij de keuze van de behandeling de levensverwachting van de patiënt een belangrijke rol bij de afweging tussen enerzijds de belasting van de behandeling voor de patiënt en naasten en anderzijds de verwachte bijdrage aan de kwaliteit van leven. Vroeg in de palliatieve fase kan handhaving of verbetering van de voedingstoestand een haalbaar en gewenst doel zijn. Gewichtsverlies in de palliatieve fase is echter vaak ziektegerelateerd en daardoor uiteindelijk echter onvermijdelijk. Omdat de ziekte en de aanwezige klachten veranderen in het beloop van de ziekte is het nodig om de situatie van de patiënt regelmatig opnieuw in kaart te brengen en de doelstellingen zo nodig bij te stellen. Naarmate de ziekte voortschrijdt en de levensverwachting korter wordt moet zowel door de behandelaar als door de patiënt en diens naasten worden geaccepteerd dat het verbeteren of handhaven van de voedingstoestand niet meer haalbaar is. In die situatie wordt afgezien van bepaalde behandelingen, omdat hiervan geen zinvol effect verwacht mag worden en deze behandelingen soms meer nadelen dan voordelen hebben. Er zijn aanwijzingen, maar onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat (par)enterale voeding tumorgroei bij de mens bevordert. Een goede voedingstoestand op zichzelf resulteert niet in een sneller groeiende tumor. De voordelen van het verbeteren van de voedingstoestand (indien haalbaar) wegen op tegen een mogelijk effect op tumorgroei. Angst voor progressie van de ziekte als gevolg van voedingsinterventies mag dan ook niet de argumentatie zijn om af te zien van voedingsinterventies. Integrale benadering In het algemeen wordt voeding gezien als een bijdrage aan leven en gezondheid. Bij de patiënt met progressieve ziekte komt steeds meer naar voren dat de functie van de voeding verandert en dat voeding geen bijdrage meer levert aan de gezondheid, de bestrijding van de ziekte en de verlenging van het leven. Door optre- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 12

323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 dende symptomen is de patiënt steeds minder in staat om van voedsel te genieten. Anorexie en cachexie kunnen grote gevolgen hebben voor het psychosociaal functioneren van deze patiënten. Het wegvallen van de sociale functie van eten en maaltijden kan belangrijke implicaties hebben. De patiënt en zijn naasten moeten dan hun verwachting over de rol van voeding bijstellen. De betrokken hulpverleners kunnen de patiënt en zijn naasten helpen de voeding te laten aansluiten bij het veranderende levensperspectief. De begeleiding is erop gericht de veranderde rol van de voeding te bespreken met de patiënt en zijn naasten. Het is van belang te beseffen dat de naasten anders tegen de voedingsproblemen aan kunnen kijken dan de patiënt. De voedselvoorziening is een belangrijk onderdeel van de zorg voor de partner en geeft de mogelijkheid om de partner te verwennen, aandacht te geven en actief te ondersteunen. Dit op te moeten geven kan een gevoel van machteloosheid geven c.q. het gevoel van machteloosheid versterken. Het is belangrijk dat er begrip getoond wordt voor de behoefte van de naasten om goed voor de patiënt te zorgen, juist ook waar het voeding betreft. De verwachtingen, die bij de naasten leven, dienen geïnventariseerd te worden (bijvoorbeeld de gedachte hij moet eten, anders wordt hij niet meer beter en gaat hij dood ). De naasten hebben vaak meer moeite met het gewichtsverlies dan de patiënten zelf. Het kan als vrij natuurlijk beschouwd worden dat kankerpatiënten voor wie het overlijden onafwendbaar is, hun interesse in eten en in mindere mate in drinken verliezen. Uitleg hierover is dan op zijn plaats. Het opdringen van voedsel waar dat niet haalbaar en zinvol is moet voorkomen worden. Daarbij moet benadrukt worden dat het niet meer eten geen versnelling van het stervensproces teweeg zal brengen. Het routinematig wegen van de patiënt kan in veel gevallen beter achterwege gelaten worden. Het is belangrijk om te beseffen dat cachexie gepaard gaat met voor iedereen zichtbare veranderingen van het uiterlijk, die zowel voor de patiënt zelf als voor de omgeving zeer confronterend kunnen zijn. Dit kan leiden tot schaamte, afwijzing en sociale isolatie. Bovengenoemde factoren kunnen leiden tot wat in de literatuur wel de 'cascade of Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 13

354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 losses' wordt genoemd: verlies van plezier in het eten verlies van de sociale functie van de maaltijden verlies van gevoel van aantrekkelijkheid, zelfgevoel en identiteit verlies van de rol van partner of ouder verlies van gevoel van controle Bij ernstige psychosociale problematiek is verwijzing naar een gespecialiseerde psychosociale hulpverlener (psycholoog of psychiater) geïndiceerd. Indien angst en/of depressie op de voorgrond staan kan naast psychosociale begeleiding specifieke medicamenteuze behandeling aangewezen zijn (zie richtlijnen angst en depressie). Voor de begeleiding van patiënten met anorexie en gewichtsverlies gelden de volgende aandachtspunten: Voorlichting Inventariseer welke vragen, ideeën en verwachtingen er zijn over de rol van de voeding in de huidige situatie bij patiënt en naasten en of deze aanleiding tot spanningen geven. Ga hierbij ook na welk doel de patiënt en zijn naasten nastreven ten aanzien van de voeding. Bespreek misverstanden over gezonde of ongezonde voeding of voedingsmiddelen. Geef voorlichting over de oorzaak van de verminderde eetlust en voedselinname. Geef voorlichting over de veranderde rol van voeding, van ondersteunend ten aanzien van de behandeling naar ondersteunend ten aanzien van het welbevinden. Leg uit dat: o vermindering van eetlust en gewicht normale verschijnselen zijn in het beloop van de ziekte o uitbreiding van de voeding in de palliatieve fase meestal het leven niet verlengt Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 14

385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 o minder eten de dood niet bespoedigt o het wegnemen van de druk voor de patiënt om te moeten eten en voor de omgeving om daarvoor te zorgen, voor alle partijen bevrijdend kan zijn In sommige situaties kan het zinvol zijn om expliciet te benoemen dat mensen ophouden met eten omdat ze doodgaan en dat het niet zo is, dat mensen doodgaan omdat ze niet eten. Bespreek praktische tips zoals: o rusten voor de maaltijd o vermijden van onaangename luchtjes o gebruik van meerdere kleine maaltijden o een extra broodmaaltijd als de warme maaltijd tegenstaat o liever koude en friszure gerechten dan een warme maaltijd o aandacht voor een appetijtelijke presentatie o het gebruik van kant-en-klare producten of van een maaltijdservice ('Tafeltje-dek-je') Geef voorlichting over het gebruik en het assortiment van energie- en eiwitrijke drinkvoeding en de vergoedingsprocedure. Besteed aandacht aan de mondverzorging, geef advies en zonodig ondersteuning. Zie voor meer informatie de Richtlijn Klachten van de mond. Ondersteun de voorlichting door gebruik te maken van foldermateriaal, onder andere de folder Voeding bij kanker van de Nederlandse Kankerbestrijding/KWF. In deze folder staan tips bij eetproblemen. De folder is gratis te verkrijgen via telefoonnummer 0800-0226622. Communicatie Ga als hulpverlener de problematiek niet uit de weg vanuit een gevoel 'dat er toch niets (meer) aan te doen is' Vraag naar voorkeuren en gewoontes en respecteer de wensen van de patiënt. Informeer naar eventuele invloed van religie op de voeding. Informeer of de patiënt supplementen en/of alternatieve voeding gebruikt. Het stoppen van deze supplementen of voeding, door patiënt en naasten soms ge- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 15

416 417 418 419 420 421 422 423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 zien als therapeutische voeding, vraagt extra aandacht in de begeleiding. Besteed aandacht aan gevoelens van frustratie, angst en wanhoop bij patiënt en naasten. Inventariseer in hoeverre het veranderde uiterlijk als gevolg van de cachexie een probleem is voor de patiënt en/of de omgeving. Ondersteunende zorg Bespreek de mogelijkheid voor een consult van een diëtist bij vragen over voeding en voor praktische adviezen en begeleiding. Afhankelijk van de mogelijkheden van de instelling kan dit via de polikliniek van het ziekenhuis of via de intramuraal werkzame diëtist. In de thuissituatie is begeleiding door de extramuraal werkende diëtist aangewezen. Extramurale diëtisten zijn verbonden aan thuiszorgorganisaties of vrijgevestigd. Huisbezoek behoort tot de mogelijkheden. Consulten (tot 4 behandeluren per jaar) worden meestal vergoed door de zorgverzekeraar. Overweeg het inschakelen van een fysiotherapeut voor oefentherapie Denk bij slikproblemen aan een consult van een logopedist. Continuïteit van zorg Zorg voor een goede overdracht tussen hulpverleners ten aanzien van de indicatie voor bepaalde interventies en gemaakte afspraken. Bij starten, continueren of stoppen van het gebruik van sondevoeding of parenterale voeding is tijdig overleg met en inschakelen van een specialistisch verpleegkundige en diëtist gewenst. Behandeling van de oorzaak Indien mogelijk en wenselijk kan getracht worden de onderliggende ziekte te behandelen, bijv. door gerichte anti-tumortherapie bij patiënten met kanker. Dit kan leiden tot verbetering of verdwijnen zowel van ziektegerelateerde symptomen, die bijdragen aan of leiden tot anorexie en gewichtsverlies als van de metabole veranderingen, passend bij het anorexie-cachexie-syndroom. In veel gevallen is het ech- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 16

447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 463 464 465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 ter vaak niet of slechts beperkt (meer) mogelijk om de onderliggende ziekte te behandelen als er sprake is van anorexie en gewichtsverlies. Niet-medicamenteuze symptomatische behandeling De volgende voedingsinterventies worden toegepast bij of door patiënten met kanker in de palliatieve fase: adequate voeding palliatieve voeding alternatieve diëten en supplementen Adequate voeding Een adequate voeding levert voldoende energie en voedingstoffen om de voedingstoestand te verbeteren of te handhaven en is toereikend voor het dagelijks functioneren. Adequate voeding is gericht op de actuele situatie en op effecten op middellange termijn, niet op gezondheidsbevordering op langere termijn (bijv. preventie van overgewicht of hart- en vaatziektes). Adequate voeding moet worden nagestreefd als de ziekte min of meer stabiel is en/of als ondersteuning bij ziektegerichte behandeling. In deze situatie bedraagt de levensverwachting meestal weken tot maanden en soms zelfs enkele jaren. Voor zover de ontwikkeling van het ziekteproces het toelaat, kan een adequate voeding bijdragen aan het welbevinden en onnodige of te snelle verslechtering voorkomen. De patiënt is daardoor beter in staat een aantal zaken te ondernemen of te regelen, kan zich sociaal beter redden en is minder afhankelijk. Adequate voeding is als volgt samengesteld: energiewaarde volgens berekening Harris & Benedict-formule (25-30 kcal/kg actueel lichaamsgewicht) 1 gram eiwit per kilo actueel lichaamsgewicht voldoende vet en koolhydraten om de energiebehoefte te dekken 100% van aanbevolen hoeveelheden vitamines, mineralen en spoorelementen 1500 ml drinkvocht (1700 ml bij patiënten >65 jaar) Bij het adviseren van voeding wordt in eerste instantie gekozen volgens een eetpa- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 17

478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 troon en samengesteld uit voedingsmiddelen die de patiënt gewend is. Als ten gevolge van klachten een dergelijke voeding ontoereikend is, kan een andere keuze uit de normale voeding worden voorgesteld (verandering van consistentie en/of smaak). Wanneer ook na individuele aanpassingen de normale voeding niet toereikend is om de voedingsbehoefte te dekken, kan energie- en/of eiwitrijke voeding dan wel drinkvoeding de benodigde voedingsstoffen leveren. Wanneer orale voeding ondanks bovengenoemde aanpassingen van het dieet niet mogelijk of niet effectief is, kan besloten worden tot sondevoeding en (in zeer zeldzame gevallen) tot parenterale voeding. Energie- en/of eiwitrijke voeding Als er sprake is van recent gewichtsverlies door verminderde inname of grote verliezen door diarree, braken, fistels of stomaoutput zal getracht worden deze tekorten te compenseren door gebruik van energie- (30-35 kcal/kg actueel lichaamsgewicht) en/of eiwitverrijkte (1-2 g gram eiwit per kilo actueel lichaamsgewicht) voeding. In de palliatieve fase zal deze voeding zelden haalbaar blijken, maar voor de volledigheid wordt het hier genoemd. Deze voeding is alleen haalbaar als de patiënt dit verdraagt en het niet ten koste gaat van de kwaliteit van leven. De laatste jaren komt er meer wetenschappelijke basis voor het adviseren van eiwitverrijkte voeding bij metabole stress ter voorkoming van verlies van spiermassa. Tekort aan eiwit in de voeding zou verlies aan spiermassa en cachexie in de hand werken doordat eiwit als energiesubstraat wordt gebruikt. Energie- en eiwitrijke drinkvoeding Onder energie- en eiwitrijke drinkvoeding wordt verstaan het assortiment aan vloeibare dieetproducten bestemd voor oraal gebruik, meestal als aanvulling op de voeding en bij sommige indicaties als volledige voeding (bijvoorbeeld bij ernstige slik- of passageklachten). Kenmerk van drinkvoedingen is de hoge energiedichtheid van 1 tot 2 kcal/ml, hoog eiwit- en microvoedingsstofgehalte en sommige soorten bevatten vezels. Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 18

509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 Deze drinkvoeding wordt toegepast bij adequate- en energie-, eiwitverrijkte voeding als de normale voeding, ook na individuele aanpassingen, niet toereikend is om de voedingsbehoefte te dekken. Drinkvoedingen zijn er in diverse smaken op melk-, sap-, crème-, yoghurt- en soepbasis. Het assortiment poedervormige dieetpreparaten ter verrijking van enkele voedingsstoffen wordt buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte relevantie. De diëtist adviseert over het assortiment drinkvoeding en de daarbij horende machtigingsaanvraag voor vergoeding door de zorgverzekeraar. Sondevoeding Sondevoeding is dun vloeibare voeding, die via een sonde in het maagdarmkanaal wordt toegediend. Sondevoeding kan via een neussonde, een PEG-katheter of een operatief aangelegde maagfistel worden toegediend. Sondevoeding kan de orale voeding volledig vervangen of als aanvulling op de orale voeding worden gegeven. Het kan zowel overdag als s nachts toegediend worden. Voorwaarde is een voldoende functionerend darmstelsel. Een goede verantwoording van de keuze om met sondevoeding te starten of juist daarvan af te zien, is belangrijk voor patiënt, naasten en hulpverleners. Dit geldt met name bij de patiënt in de palliatieve fase. De oorzaak van het gewichtsverlies en de levensverwachting spelen een belangrijke rol bij deze keuze, evenals de wens van de patiënt. Sondevoeding kan worden gebruikt als er sprake is van bij slik- of hoge passagestoornissen en wanneer een patiënt met een levensverwachting van weken tot maanden ondanks individuele dieetaanpassingen en aanvullende voeding toch een te lage voedselinname heeft. Ondervoeding kan voor de patiënt een steeds groter probleem vormen, evenals de druk 'te moeten eten'. Een optimaal gevoede patiënt is doorgaans beter in staat om tijdens de laatste levensfase een aantal zaken te ondernemen of te regelen. Bij een zeer korte levensverwachting (dagen tot weken) is sondevoeding niet zinvol. De patiënt kan sondevoeding in de thuissituatie gebruiken en dit kan bijdragen aan de kwaliteit van leven. De diëtist adviseert over soort en hoeveelheid sondevoe- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 19

540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 570 ding en het toedieningsschema. Instructie en begeleiding door een gespecialiseerd verpleegkundige in de thuissituatie is een voorwaarde ter controle op eventuele complicaties. Parenterale voeding Parenterale voeding is voeding die bestaat uit voedingsstoffen in een vorm die direct in de bloedbaan kan worden gebracht. Parenterale voeding wordt alleen toepast als enterale voeding niet mogelijk is. Parenterale voeding wordt slechts bij hoge uitzondering toegepast in de palliatieve zorg, uitsluitend ter overbrugging van korte periodes waarin voeding via het maagdarmkanaal tijdelijk niet mogelijk is, bijv. bij een ileus. Met name in de kliniek is het starten van deze behandeling makkelijk te realiseren. Veel moeilijker is het een eenmaal begonnen parenterale voeding weer te staken, ook al is inmiddels duidelijk geworden dat niet zozeer het leven als wel het lijden verlengd wordt. Dit wordt een nog groter probleem, indien overwogen wordt de patiënt uit het ziekenhuis te ontslaan om thuis te sterven. Parenterale voeding is thuis wel mogelijk, maar vraagt veel medische en verpleegkundige ondersteuning en kan belastend zijn in een fase waar de aandacht uit zou moeten gaan naar het naderende einde. Palliatieve voeding Bij progressie van de ziekte treedt, mede afhankelijk van de klachten en de wens van de patiënt, een verschuiving op van adequate voeding naar palliatieve voeding. Voorheen werd dit 'zorg op maat voeding genoemd of werd er gesproken van een wensdieet. Deze voeding is primair gericht op het welbevinden en verlichten van klachten. Het handhaven van de voedingstoestand en het leveren van voldoende energie en voedingstoffen is niet uitgesloten, maar heeft geen prioriteit meer. De patiënt eet wat hij wil en kan eten en laat achterwege wat hij niet kan en wil eten. Drinkvoeding is in deze situatie meestal niet aan de orde, maar is niet uitgesloten. Palliatieve voeding is gericht op de actuele situatie en op effecten op korte termijn. Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 20

571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 Alternatieve diëten en supplementen Veel patiënten worden geconfronteerd met de mogelijkheid van het gebruik van alternatieve diëten en supplementen. De keuze hiervoor kan tegemoetkomen aan de behoefte van de patiënt om zelf actief aan de behandeling deel te nemen en het gevoel te hebben zoveel mogelijk invloed op het ziektebeloop uit te oefenen. Dit kan de patiënt en zijn naasten psychologisch ondersteunen. Het ontbreken van wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid blijkt voor patiënt en naasten minder belangrijk te zijn bij de keuze voor alternatieve diëten en supplementen. Diëten, zoals het Moermandieet in de jaren tachtig en het Houtsmuller-dieet in de jaren negentig zijn grotendeels verdreven door het gebruik van vitamines, antioxidanten en supplementen met gevarieerde samenstellingen (bijv. visolie of ginseng). Voor de hulpverlener is het van belang om na te gaan wat er in welke dosering gebruikt wordt en met de patiënt een verantwoorde afweging te maken over het gebruik ervan. In het algemeen wordt een inname tot 200% van de dagelijkse behoefte aan mineralen en supplementen als veilig beschouwd. Medicamenteuze symptomatische behandeling Behandeling van symptomen leidend tot anorexie en gewichtsverlies Er moet getracht worden om alle factoren die leiden tot of bijdragen aan anorexie en gewichtsverlies te behandelen. Omdat een vertraagde maagontlediging en misselijkheid regelmatig een rol spelen, is metoclopramide vaak het middel van eerste keuze. Metoclopramide Farmacologie Plaatsbepaling Werkt als prokineticum (bevordering van de maagontlediging) en antiemeticum (middel tegen misselijkheid en braken) Wanneer een vertraagde maagontlediging en/of misselijkheid en braken bij Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 21

patiënten aanwezig zijn, is metoclopramide het middel van eerste keus Toediening Dosering Oraal of rectaal 3-4 dd 10-20 mg per os of 20-40 mg rectaal 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 Bijwerkingen Extrapiramidale bijwerkingen Verder is medicamenteuze therapie geïndiceerd bij de behandeling van: infectieuze stomatitis/oesofagitis (antibiotica, fungistatica, antivirale middelen) smaakverlies; hierbij kan een tekort aan zink een rol spelen. Dit kan behandeld worden met zinksuppletie (zinksulfaat FNA 3 dd 20 ml, zie Richtlijn Klachten van de mond) misselijkheid en braken (anti-emetica) obstipatie (medicatie aanpassen, laxantia) exocriene pancreasinsufficiëntie (pancreasenzymen) ontregelde diabetes mellitus ((verhoging van) orale antidiabetica of insuline) diarree (loperamide) koorts (antibiotica, antipyretica) pijn (analgetica) kortademigheid (morfine) depressie (antidepressiva; hierbij kan met name aan mirtazepine worden gedacht, omdat dit middel geen aanleiding geeft tot misselijkheid en braken en nogal eens tot gewichtstoename leidt) angst (anxiolytica) Voor verdere bijzonderheden over deze behandelingen wordt verwezen naar de desbetreffende richtlijnen. Behandeling van metabole stoornissen Farmacologische behandelingen hebben een (beperkte) plaats bij de behandeling van de metabole veranderingen die leiden tot anorexie en gewichtsverlies. Er is een aantal medicamenten, waarvan in gerandomiseerd onderzoek is aangetoond Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 22

622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 (met name bij patiënten met kanker, maar ook bij patiënten met HIV/AIDS en COPD en bij geriatrische patiënten met cachexie) dat ze een significant, maar beperkt effect hebben op eetlust, gewicht, performance status en/of kwaliteit van leven. Ze hebben geen invloed op de overleving. Bij een levensverwachting van enkele maanden of langer kan bij een anorexiecachexie-syndroom behandeling met progestativa (megestrolacetaat en medroxyprogesteronacetaat) worden overwogen. Deze middelen hebben een bewezen effect op anorexie en gewichtsverlies; de invloed op het gewicht is echter hoofdzakelijk het gevolg van toename van vet en minder van toename van de spiermassa. Het meeste onderzoek is gedaan met megestrolacetaat. Het effect op de eetlust treedt meestal binnen 1 week op, het effect op het gewicht (indien aanwezig) binnen enkele weken. Als gekozen wordt voor behandeling met progestativa, wordt dit gecombineerd met voedingsinterventies, die gericht zijn op handhaving of verbetering van het gewicht. Bij een kortere levensverwachting kan behandeling met corticosteroïden (prednisolon en dexamethason) worden overwogen. Deze middelen hebben een bewezen effect op anorexie, misselijkheid en welbevinden, maar niet op het gewicht. Na een aantal weken behandeling neemt het effect vaak af en kunnen soms ernstige bijwerkingen optreden. Er is onvoldoende onderbouwing voor het gebruik van andere middelen bij de medicamenteuze behandeling van anorexie en gewichtsverlies. Niet-vergelijkende studies met eicosapentoïnezuur (EPA) lieten in eerste instantie veelbelovende resultaten zien, welke echter in gerandomiseerde studies niet bevestigd werden. Megestrolacetaat Farmacologie Plaatsbepaling Progestativum Invloed op de metabole stoornissen Eerste keus als het gaat om het verbeteren van de eetlust, het op peil houden van het lichaamsgewicht, verlichten van vermoeidheid en verbetering van het algemeen welbevinden Het effect is op zijn vroegst merkbaar na twee weken en is Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 23

dosisafhankelijk Patiënten moeten een levensverwachting hebben van minimaal enkele maanden In combinatie met voedingsinterventies, gericht op handhaving of verbetering van het gewicht 645 Toediening Dosering Bijwerkingen Dexamethason Oraal Start met 480 mg dd en hoog zo nodig op tot 800 mg dd Vochtretentie c.q. decompensatio cordis, trombo-embolische processen, impotentie, hypertensie en hyperglykemie 646 647 Farmacologie Plaatsbepaling Toediening Dosering Bijwerkingen Glucocorticoïd Werkingsmechanisme niet bekend Wanneer een snelle verbetering van kwaliteit van leven beoogd wordt, met name van eetlust en algemeen welbevinden Steroïden leiden niet tot significante gewichtstoename Bruikbaar bij patiënten met een korte levensverwachting (dagen tot weken) Oraal 1 dd 4-8 mg Orale candidiasis, hyperglykemie, proximale myopathie, ulcus pepticum (met name bij combinatie met andere ulcerogene middelen) en psychische veranderingen Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 24

648 649 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 Stappenplan Diagnostiek 1. Anamnese (inclusief voedingsanamnese) en lichamelijk onderzoek 2. Zo nodig consult diëtiste voor gerichte voedingsanamnese en adviezen ten aanzien van de voeding 3. Inventarisatie van wensen en verwachtingen van patiënt en familie t.a.v. voeding Beleid 1. Informatie en psychosociale begeleiding; in overleg vaststellen van de doelen van de behandeling 2. Behandeling van de onderliggende oorzaak: gerichte anti-tumor therapie (indien mogelijk) 3. Voedingsinterventies: o Bij een levensverwachting van weken tot maanden en indien handhaving of verbetering van de voedingstoestand als een haalbaar en zinvol doel wordt gezien: adequate voeding of energie- en eiwitverrijkte voeding (als sprake is van recent gewichtsverlies door verminderde inname of grote verliezen), al dan niet gebruikmakend van: - energie- en eiwitrijke drinkvoeding - sondevoeding, met name bij slik- of passagestoornissen hoog in de tractus digestivus o Bij een levensverwachting van weken: palliatieve voeding 4. Goede verzorging van mond en gebit 5. Medicamenteuze behandeling van symptomen, die leiden tot of bijdragen aan anorexie en gewichtsverlies: o bij vertraagde maagontlediging en/of misselijkheid en braken: metoclopramide 3-4 dd 10-20 mg p.o. of 20-40 mg supp. o behandeling van andere symptomen, zoals infectieuze stomatitis/oesofagitis, misselijkheid en braken, ileus, obstipatie, diarree, koorts, pijn, dyspnoe, de- Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 25

679 680 681 682 683 684 685 686 687 pressie, angst 6. Indien metabole stoornissen een belangrijke rol spelen: o bij een levensverwachting van enkele maanden of langer: megestrolacetaat 480-800 mg dd (invloed op anorexie en gewichtsverlies), in combinatie met adequate voeding o bij een levensverwachting van enkele weken: dexamethason 1 dd 4-8 mg (invloed op anorexie, niet op gewichtsverlies) Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 26

688 689 Niveaus van bewijsvoering Behandeling Niveau van bewijsvoering Referenties Voedingsinterventies 3-4 Arends 2006, August 2009, Bachmann 2003, Baldwin 2004 en 2007, Bosaeus 2008, Doornink 2006, Dubbelman 2000, Good 2008, Klein 1994, McGreer 1990, Mirhosseini 2005, Ovesen 1993, Rabaneck 1999 Metoclopramide 3 2 Bruera 1996 en 2000, McCallum 1991, Nelson 1993, Shiushankar 1983 Overige medicamenteuze behandeling van oorzakelijke of beïnvloedende factoren Progestativa (megesterolacetaat, medroxyprogesteronacetaat) 4 1 1 Batterham 2001 4, Berenstein 2005 3,4,5, Brown 2002 3, Desport 2003 3, Jatoi 2002 3 en 2004 3, Lopez 2004 3,4,5, Loprinzi 1994 3, 1999 3 en 2010 3, Maltoni 2001 3, Mateen 2006 3, Oster 1994 4, Von Roenn 1994 2x 4, Weisberg 2002 5, Yavuszen 2005 3, Yeh 2000 6 690 691 692 693 Corticosteroïden (prednison, dexamethason) 1 2 Brown 2002 3, Desport 2003 3, Loprinzi 2010 3, Yavuszen 2005 3 1 Effect op anorexie, gewichtsverlies en performance status/welbevinden 2 Effect op anorexie, misselijkheid en welbevinden 3 Bij patiënten met kanker Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 27

694 695 696 697 698 699 700 701 702 703 704 705 706 4 Bij patiënten met HIV/AIDS 5 Bij patiënten met COPD 6 Bij geriatrische patiënten Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of ten minste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 28

707 708 709 710 711 712 713 714 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 727 728 729 730 731 732 733 734 735 736 737 738 739 740 Literatuur Algemeen 1. Anker SD, Steinborn W, Strassurg S. Cardiac cachexia. Annals of Medicine 2004; 36: 518-529. 2. Blum D, Omlin A, Fearon K et al. Evolving classification systems for cancer cachexia: ready for clinical practice? Supportive Care In Cancer 2010; 273-279. 3. Boddaert M, Gerritsen WR, Pinedo HM. On our way to targeted therapy for cachexia In cancer? Current Opinion In Oncology 2006; 18: 335-340. 4. Bosaeus I. Nutritional support In multimodality therapy for cancer cachexia. Supportive Care In Cancer 2008; 16: 447-451. 5. Bozzetti F, Mariani L. Defining and classifying cancer cachexia: a proposal by the SCRINIO Working Group. Journal of Parenteral and Enteral Nutrition 2009; 33: 361-367. 6. Brown JK. A systematic review of the evidence on symptom management of cancerrelated anorexia and cachexia. Oncology Nursing Forum 2002; 29: 517-531. 7. Cahlin C, Korner A, Axelsson H et al. Experimental cancer cachexia : the role of hostderived cytokines interleukin-6, interferon-γ and tumor necrosis factor-ά evaluated in gene knockout, tumor-bearing mice on C57 B1 background and eicosanoid-dependent cachexia. Cancer Research 2000; 60: 5488-5493. 8. Celik T, Iyisoy A, Gundogdu F et al. Chronic pulmonary cachexia syndrome: the role of anorexia. International Journal of Cardiology 2009; 132: 432-433. 9. Creutzberg EC, Schols AM, Weling-Scheepers CA et al. Characterization of nonresponse to high caloric oral nutritional therapy in depleted patients with chronic obstructive pulmonary disease. American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 2000; 161: 745-752. 10. Donthireddy KR, Ailawadhi S, Nasser E et al. Malignant gastroparesis: pathogenesis and management of an underrecognized disorder. Journal of Supportive Oncology 2007; 5: 355-363. 11. Davis MP, Dickerson ED. Cachexia and anorexia: cancer s covert killer. Supportive Care in Cancer 2000; 8: 180-187. 12. Davis MP, Dreicer R, Wals D et al. Appetite and cancer-associated anorexia: a review. Journal of Clinical Oncology 2004; 22: 1510-1517. 13. Davis MP, Walsh D, Lagman R t alt. Early satiety In cancer patients: a common and Herziening Richtlijn Anorexie en gewichtsverlies/versie 7/20-5-2010 Pagina 29