Ministeriele verantwoordelijkheid in Nederland Onder redactie van: prof.mr. D.J. Elzinga 1994 W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle
Inhoud Afkortingen XIII Mr.drs. A.H.M. Dölle 1 De geschiedenis van de Nederlandse ministeriele verantwoordelijkheid op hoofdlijnen 1 1.1 Inleiding 1 1.2 1814-1840: De Staten-Generaal wil'meepraten' 4 1.2.1 Inleiding 4 1.2.2 De Grondwet van 1814 4 1.2.3 De Grondwet van 1815 7 1.2.4 1815-1830: De 'Belgische' roep om ministeriele verantwoordelijkheid 7 1.2.5 1830-1840: Groeiende weerstand tegen het bestel 10 1.3 De periode 1840-1848 15 1.3.1 De grondwetsherziening 1840 15 1.3.2 Het voorstel van de Negenmannen 17 1.3.3 De grondwetsherziening van 1848 21 1.4 De ministeriele verantwoordelijkheid: 1848-1917 23 1.4.1 Inleiding 23 1.4.2 1848-1866 23 1.4.3 1866 en 1868: De kwesties-mijer/luxemburg 26 1.4.4 Na 1868 29 2 De politieke ministeriele verantwoordelijkheid 31 2.1 Inleiding 31 2.2 Controle en verantwoordelijkheid 31 2.3 De ministeriele verantwoordelijkheid 35 2.4 Het verantwoordingsproces 42 2.5 Verantwoordelijkheid en vertrouwensregel 44 2.6 Controle, verantwoordelijkheid en vertrouwen 47 VII
Mr. J.W.M. Engels 3 De collectieve ministeriele verantwoordelijkheid 51 3.1 Inleiding 51 3.2 Oorsprong en grondslag van de collectieve ministeriele verantwoordelijkheid: het homogeniteitsbeginsel 51 3.3 Aard en omvang van de collectieve ministeriele verantwoordelijkheid: de ministerraad 55 3.4 De verhouding tussen individuele en collectieve ministeriele verantwoordelijkheid 59 4 De strafrechtelijke ministeriele verantwoordelijkheid 65 4.1 Inleiding 65 4.2 Wettelijke regeling 67 4.3 Het 'forum privilegiatum' 70 4.4 Beoordeling van het stelsel 74 Mr. H.G. Warmelink 5 De geldelijke ministeriele verantwoordelijkheid 79 5.1 Inleiding 79 5.2 Aansprakelijkheid van bestuurders 79 5.3 Rekening en verantwoording 80 5.4 Comptabiliteit en verantwoordelijkheid 82 5.5 Indemniteit of aansprakelijkheid 83 5.6 Verantwoording en decharge 85 5.7 Ontheffing van verantwoordelijkheid 86 5.8 Van geldelijke verantwoordelijkheid naar fmanciele verantwoording 88 5.9 Per saldo 90 Dr. J.P. Rehwinkel 6 Ministeriele verantwoordelijkheid voor het Koninklijk Huis 91 6.1 Inleiding 91 6.2 Geschiedenis 91 6.3 Omvang 94 6.4 Activering 98 6.5 Ministeriele verantwoordelijkheid voor het Koninklijk Huis: allesbehalve een fictie 100 VIII
Mr. H.G. Warmelink 7 Ministeriele verantwoordelijkheid voor ambtelijk handelen 103 7.1 Inleiding 103 7.2 Constructies van verantwoordelijkheid 104 7.3 Omvang en inhoud van verantwoordelijkheid 105 7.4 Van theorie naar praktijk 107 7.5 Verantwoordelijkheid en verwijtbaarheid 107 7.6 Consequenties van het ontbreken van verantwoordelijkheid 109 7.7 Politieke verantwoordelijkheid van ambtenaren 110 7.8 Beperking van ministeriele bevoegdheden 112 7.9 Verantwoordelijkheid onder druk en de druk van verantwoordelijkheid 114 Mr.drs. A.H.M. Dölle 8 Ministeriele verantwoordelijkheid voor niet-functioneel gedrag 117 8.1 Inleiding. 117 8.2 Persoonlijk en functioneel gedrag 118 8.3 De overdracht van verantwoordelijkheid 122 8.3.1 Verantwoordelijkheid met terugwerkende kracht? 122 8.3.2 De verantwoordelijkheid voor handelingen van ambtsvoorgangers 124 8.3.3 Aard van de ministeriele verantwoordelijkheid voor ambtsdragers 125 8.3.4 Verantwoording door de ambtsvoorganger 127 8.3.5 Aard van de verantwoordingsplicht van de ambtsvoorganger 128 Prof. mr. JJ. Vis 9 De ministeriele verantwoordelijkheid en de staatssecretaris 129 9.1 Inleiding 129 9.2 Het optreden als minister in de gevallen waarin de minister het nodig acht 130 9.3 Met inachtneming van de ministeriele aanwijzingen 136 9.4 De verantwoordelijkheid van de staatssecretaris 'uit dien hoofde' 139 9.5 De 'onverminderde' verantwoordelijkheid van de minister 145 9.6 Conclusie 146 IX
Mr. F. de Vries 10 De politieke verantwoordelijkheid en het functioneren van de Eerste Kamer 149 10.1 Inleiding 149 10.2 De Eerste Kamer als medewetgever 150 10.2.1 De positie van de Eerste Kamer 151 10.2.2 De Eerste Kamer: toezicht als wetgever 151 10.2.3 De wetgevende rol van de Staten-Generaal 153 10.2.4 De ontwikkeling van de Eerste Kamer als medewetgever 155 10.2.5 De wetgevende rol van de Eerste Kamer en de ministeriele verantwoordelijkheid 158 10.3 De Eerste Kamer als controlerend orgaan 160 10.3.1 Controlebevoegdheden 160 10.3.2 Financieel toezicht 161 10.3.3 Incidentele controle 163 10.4 Parlementaire controle, ministeriele verantwoordelijkheid en politiek vertrouwen 166 10.4.1 De Eerste Kamer en de verschuivingen in de aard van de parlementaire werkzaamheden 167 10.4.2 Ministeriele verantwoordelijkheid en politiek vertrouwen 168 10.4.3 De vertrouwensregel in de Eerste Kamer 168 10.4.4 De vertrouwensregel en het politieke primaat 172 10.5 Politieke verantwoordelijkheid in de Eerste Kamer 173 Prof.mr. J.J. Vis 11 Ministeriele verantwoordelijkheid en kabinetsformatie 177 11.1 Inleiding 177 11.2 Het parlementaire primaat 179 11.3 Mislukte formaties 182 11.4 Informateurs 183 11.5 Technische ondersteuning; kosten 184 11.6 Slotopmerkingen 184 Mr. H.G. Hoogers Mr. N.Y. Del Grosso 12 De ministeriele verantwoordelijkheid voor het buitenlands beleid 187 12.1 Inleiding 187 12.2 Historisch overzicht 187
12.3 Ministeriele verantwoordelijkheid voor de communautaire besluitvorming 196 12.3.1 Communautaire instellingen en besluitvorming 196 12.3.2 Omvang en betekenis van ministeriele verantwoordelijkheid 202 12.4 Samenvatting enconclusie 208 Mr. J. Koopman 13 Ministeriele verantwoordelijkheid en Openbaar Ministerie 211 13.1 Inleiding 211 13.2 Positie en taak van het Openbaar Ministerie 213 13.3 Literatuur en praktijk tot 1985 214 13.4 Het Openbaar Ministerie in verandering 221 13.5 Volle ministeriele verantwoordelijkheid en een betrekkelijk zelfstandig OM 228 Dr. G. Visscher 14 Ministeriele verantwoordelijkheid en parlementair inlichtingenrecht 237 14.1 Inleiding 237 14.2 De ontwikkeling in het parlementair inlichtingenrecht 238 14.3 Het inlichtingenrecht in de huidige situatie 242 14.4 Het inlichtingenrecht in de praktijk 245 14.5 Enkele afsluitende opmerkingen 254 Mr. J.L. Boxum 15 Ministeriele verantwoordelijkheid en zelfstandige bestuursorganen 257 15.1 Inleiding 257 15.2 Doeleinden van verzelfstandiging en ministeriele verantwoordelijkheid 259 15.3 De bevoegdheden van de minister om invloed uit te oefenen 263 15.4 De eigen machtspositie van het zelfstandig bestuursorgaan 269 15.5 Verzelfstandiging en ministeriele invloed 270 15.6 Slot: verzelfstandiging en verantwoording 273 XI
Dr. J. de Ridder 16 Ministeriele verantwoordelijkheid en politiek-ambtelijke verhoudingen 279 16.1 Ministeriele verantwoordelijkheid en ministeriele zeggenschap 279 16.2 Beperkingen en middelen van de politieke leiding 282 16.3 Loyaliteit, professionaliteit en eigen belang 284 16.4 Regeis enhierarchie 287 16.5 Indirecte sturing 288 16.6 Afsluitende opmerkingen 291 Literatuurregister 293 XII