Auteurs VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 19 August 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/52699 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave Grammatica - Scheidbare werkwoorden Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Extra - Oefen Verderkijker Over dit lesmateriaal Pagina 1
Grammatica - Scheidbare werkwoorden Vooraf Deze grammaticaopdracht gaat over scheidbare werkwoorden. Leerdoelen Aan het eind van deze les: Weet je dat een scheidbaar werkwoord bestaat uit een voorvoegsel en een werkwoord. Kun je scheidbare werkwoorden in een zin herkennen. Weet je hoe bij scheidbare werkwoorden het voorvoegsel en werkwoord gescheiden wordt. Eindproduct Je rondt deze opdracht af met het maken van de puzzel 'Scheidbare werkwoorden'. In de puzzel komen minimaal vijftien scheidbare werkwoorden voor. Beoordeling De puzzel laat je beoordelen door een van je medeleerlingen. Bij de beoordeling let je klasgenoot op: Werkwijze Activiteiten De inhoud: staan er minimaal vijftien scheidbare werkwoorden in de puzzel en is de puzzel oplosbaar? De vorm en netheid: ziet de puzzel er goed uit? Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Scheidbare werkwoorden'. Stap 2 Alleen + samen Bekijk de scheidbare werkwoorden. Stap 3 Alleen + samen Kies nu zelf drie scheidbare werkwoorden. Stap 4 Alleen + samen Kies nu zelf drie scheidbare werkwoorden. Stap 5 Alleen + samen Kies nu zelf drie scheidbare werkwoorden. Stap 6 Alleen + samen De opdracht sluit je af met het maken van een puzzel. Pagina 2
Benodigdheden Geen extra benodigdheden. Tijd Voor deze opdracht heb je één lesuur nodig. Stap 1 Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp: KB: Grammatica: Scheidbare werkwoorden Maak daarna de volgende oefeningen: Scheidbare werkwoorden - 1 kn.nu/rg62u Vraag 1 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Het maakt mij niet.... Vraag 2 Pagina 3
Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Over een paar maanden studeert zij.... Vraag 3 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Kijk uit. Let even...! Vraag 4 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Zo moeilijk is het niet. Stel je niet.... Vraag 5 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Wie stelt dat programma...? Vraag 6 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Doe je mee? Geef je dan snel.... Pagina 4
Vraag 7 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Waar hangt het dan van...? Vraag 8 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Je kunt meerijden. Ik bied het je.... Vraag 9 Kies uit: op, door, aan, af en mee. De pauze is voorbij. We gaan.... Vraag 10 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Dat vind ik niet duur. Die prijs valt me.... Vraag 11 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Stop alsjeblieft. Hou ermee.... Pagina 5
Vraag 12 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Ik weet niet wat het is. Ik zoek het.... Vraag 13 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Vraag jij je zoiets nooit...? Vraag 14 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Zijn gedrag viel me.... Vraag 15 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Waarom deed hij vorige week niet...? Vraag 16 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Ik moest wachten. Het schoot niet.... Pagina 6
Vraag 17 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Denkt hij wel over dat soort dingen...? Vraag 18 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Dat kwam vroeger veel vaker.... Vraag 19 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Wie houdt die leerlingen...? Vraag 20 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Mijn vakantie breng ik in Spanje... Scheidbare werkwoorden - 2 kn.nu/waci2 Pagina 7
1 Wil iemand proberen mij dit probleem... (uitleggen). 2 Het is niet eenvoudig om dit formulier... (invullen). 3 Je hoeft het werkstuk pas volgende week... (inleveren). 4 Ik zal deze zaak proberen... (uitzoeken). 5 Het aantal nieuwe leerlingen is dit jaar... (afnemen). 6 Heeft je docent het je dan niet... (uitleggen)? 7 Wat een goed resultaat. Het is me... (meevallen). Pagina 8
8 Ik heb een deel van de dag in de mediatheek... (doorbrengen). 9 Het is een te lastig probleem om zo even... (oplossen). 10 Ik had het niet gezien. Goed... (opmerken). 11 De schade blijkt wel... (meevallen). 12 Waar heb je titel van dat boek... (opzoeken)? 13 Hoeveel mensen heb je... (uitnodigen)? 14 Pagina 9
De prijs is me alles... (meevallen). 15 Dat boek is... (uitlenen). 16 Over een paar maanden hoopt hij... (afstuderen). Stap 2 Scheidbare werkwoorden Aanblijven, opbellen, uitmaken, afstuderen, samenstellen, meedoen, doorgaan allemaal voorbeelden van scheidbare werkwoorden. Hoeveel scheidbare werkwoorden denk je dat er zijn in het Nederlands? Ga op internet op zoek naar lijsten met scheidbare werkwoorden en probeer te achterhalen hoeveel scheidbare werkwoorden er zijn. Hoeveel scheidbare werkwoorden heb je gevonden? Vertel het antwoord aan een klasgenoot. Heeft hij/zij veel meer/minder scheidbare werkwoorden gevonden? Vertel elkaar waar jullie op internet gezocht hebben. Stap 3 Pagina 10
Werkwoorden scheiden - 1 Scheidbare werkwoorden bestaan uit een voorvoegsel en een werkwoord. Het voorvoegsel en werkwoord kunnen op verschillende manieren gescheiden worden. Van één van die manieren vind je hier twee voorbeelden: Doorgaan: Hij gaat altijd door. Neerzetten: Zet dat glas daar maar neer. Het werkwoord komt op de 'normale' plaats in de zin. Het voorvoegsel komt achter in de zin. Kies nu zelf drie scheidbare werkwoorden uit en maak zinnen waarin ze op dezelfde manier gescheiden zijn. Vergelijk je zinnen met de zinnen van een klasgenoot. Hebben jullie allebei drie goede zinnen kunnen vinden? Stap 4 Werkwoorden scheiden - 2 Een andere manier om scheidbare werkwoorden te scheiden is het woordje 'te' tussen het voorvoegsel en het werkwoord te zetten. Bekijk de twee voorbeelden: Doorgaan: Hij vond het nodig om tot het donker door te gaan. Neerzetten: De juffrouw vraagt hem dat glas daar neer te zetten. Kies zelf weer drie scheidbare werkwoorden uit en maak zinnen waarin deze werkwoorden op deze Pagina 11
manier gescheiden zijn. Vergelijk je zinnen met de zinnen van een klasgenoot. Hebben jullie allebei drie goede zinnen kunnen vinden? Stap 5 Werkwoorden scheiden - 3 Een derde manier om scheidbare werkwoorden te scheiden is het plaatsen van 'ge' tussen het voorvoegsel en het werkwoord. Bekijk de twee voorbeelden: Opstaan: Ik ben vanochtend om zes uur opgestaan. Kwijtraken: Hij is zijn fietssleutel kwijtgeraakt. Je snapt het al: kies weer drie scheidbare werkwoorden uit en maak zinnen waarin de werkwoorden gescheiden zijn door 'ge' tussen het voorvoegsel en het werkwoord te plaatsen. Vergelijk je zinnen met de zinnen van een klasgenoot. Hebben jullie allebei drie goede zinnen kunnen vinden? Stap 6 Eindproduct Deze opdracht sluit je af met het maken van een puzzel. In de puzzel moeten minimaal vijftien scheidbare werkwoorden voorkomen. Pagina 12
In de gereedschapskist van StudioVO kun je lezen hoe je te werk kunt gaan bij het maken van een puzzel. In de gereedschapskist zie je ook (op de tweede bladzijde) hoe je een puzzel kunt (laten) beoordelen. Klaar? Laat je puzzel beoordelen door een klasgenoot. Succes! Extra - Oefen Extra oefening grammatica - scheidbaar of niet Hieronder vind je een extra oefening met scheidbare werkwoorden. Maak een zin met elk werkwoord waarmee je kunt zien of het werkwoord scheidbaar is of niet. Open hier het werkblad en ga aan de slag: werkblad scheidbare werkwoorden Verderkijker Scheidbare werkwoorden - Verderkijker De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes. Voor het onderdeel Scheidbare werkwoorden zijn de volgende items geselecteerd. www.youtube.com Uitleg in een video. Pagina 13
www.ict.teno.be Oefeningen in een pdf. In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag. Dit kan via onze helpdesk. Pagina 14
Antwoorden Antwoorden: Scheidbare werkwoorden - 1 Vraag 1 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Het maakt mij niet.... Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Het maakt mij niet.... uit (alternatieven: UIT) Vraag 2 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Over een paar maanden studeert zij.... Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Over een paar maanden studeert zij.... af (alternatieven: AF) Pagina 15
Vraag 3 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Kijk uit. Let even...! Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Kijk uit. Let even...! op (alternatieven: OP) Vraag 4 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Zo moeilijk is het niet. Stel je niet.... Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Zo moeilijk is het niet. Stel je niet.... aan (alternatieven: AAN) Pagina 16
Vraag 5 Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Wie stelt dat programma...? Kies uit: af, uit, op, aan en samen. Wie stelt dat programma...? samen (alternatieven: SAMEN) Vraag 6 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Doe je mee? Geef je dan snel.... Kies uit: op, door, aan, af en mee. Doe je mee? Geef je dan snel.... op (alternatieven: OP) Pagina 17
Vraag 7 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Waar hangt het dan van...? Kies uit: op, door, aan, af en mee. Waar hangt het dan van...? af (alternatieven: AF) Vraag 8 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Je kunt meerijden. Ik bied het je.... Kies uit: op, door, aan, af en mee. Je kunt meerijden. Ik bied het je.... aan (alternatieven: AAN) Pagina 18
Vraag 9 Kies uit: op, door, aan, af en mee. De pauze is voorbij. We gaan.... Kies uit: op, door, aan, af en mee. De pauze is voorbij. We gaan.... door (alternatieven: DOOR) Vraag 10 Kies uit: op, door, aan, af en mee. Dat vind ik niet duur. Die prijs valt me.... Kies uit: op, door, aan, af en mee. Dat vind ik niet duur. Die prijs valt me.... mee (alternatieven: MEE) Pagina 19
Vraag 11 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Stop alsjeblieft. Hou ermee.... Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Stop alsjeblieft. Hou ermee.... op (alternatieven: OP) Vraag 12 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Ik weet niet wat het is. Ik zoek het.... Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Ik weet niet wat het is. Ik zoek het.... uit (alternatieven: UIT) Pagina 20
Vraag 13 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Vraag jij je zoiets nooit...? Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Vraag jij je zoiets nooit...? af (alternatieven: AF) Vraag 14 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Zijn gedrag viel me.... Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Zijn gedrag viel me.... tegen (alternatieven: TEGEN) Pagina 21
Vraag 15 Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Waarom deed hij vorige week niet...? Kies uit: mee, af, tegen, uit en op Waarom deed hij vorige week niet...? mee (alternatieven: MEE) Vraag 16 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Ik moest wachten. Het schoot niet.... Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Ik moest wachten. Het schoot niet.... op (alternatieven: OP) Pagina 22
Vraag 17 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Denkt hij wel over dat soort dingen...? Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Denkt hij wel over dat soort dingen...? na (alternatieven: NA) Vraag 18 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Dat kwam vroeger veel vaker.... Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Dat kwam vroeger veel vaker.... voor (alternatieven: VOOR) Pagina 23
Vraag 19 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Wie houdt die leerlingen...? Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Wie houdt die leerlingen...? tegen (alternatieven: TEGEN) Vraag 20 Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Mijn vakantie breng ik in Spanje... Kies uit: na, op, voor, door en tegen. Mijn vakantie breng ik in Spanje... door (alternatieven: DOOR) Pagina 24
Antwoorden: Scheidbare werkwoorden - 2 1 Wil iemand proberen mij dit probleem... (uitleggen). Wil iemand proberen mij dit probleem... (uitleggen). uit te leggen (alternatieven: UIT TE LEGGEN) 2 Het is niet eenvoudig om dit formulier... (invullen). Het is niet eenvoudig om dit formulier... (invullen). in te vullen (alternatieven: IN TE VULLEN) 3 Pagina 25
Je hoeft het werkstuk pas volgende week... (inleveren). Je hoeft het werkstuk pas volgende week... (inleveren). in te leveren (alternatieven: IN TE LEVEREN) 4 Ik zal deze zaak proberen... (uitzoeken). Ik zal deze zaak proberen... (uitzoeken). uit te zoeken (alternatieven: UIT TE ZOEKEN) 5 Het aantal nieuwe leerlingen is dit jaar... (afnemen). Het aantal nieuwe leerlingen is dit jaar... (afnemen). afgenomen (alternatieven: AFGENOMEN) Pagina 26
6 Heeft je docent het je dan niet... (uitleggen)? Heeft je docent het je dan niet... (uitleggen)? uitgelegd (alternatieven: UITGELEGD) 7 Wat een goed resultaat. Het is me... (meevallen). Wat een goed resultaat. Het is me... (meevallen). meegevallen (alternatieven: MEEGEVALLEN) 8 Ik heb een deel van de dag in de mediatheek... (doorbrengen). Pagina 27
Ik heb een deel van de dag in de mediatheek... (doorbrengen). doorgebracht (alternatieven: DOORGEBRACHT) 9 Het is een te lastig probleem om zo even... (oplossen). Het is een te lastig probleem om zo even... (oplossen). op te lossen (alternatieven: OP TE LOSSEN) 10 Ik had het niet gezien. Goed... (opmerken). Ik had het niet gezien. Goed... (opmerken). opgemerkt (alternatieven: OPGEMERKT) Pagina 28
11 De schade blijkt wel... (meevallen). De schade blijkt wel... (meevallen). mee te vallen (alternatieven: MEE TE VALLEN) 12 Waar heb je titel van dat boek... (opzoeken)? Waar heb je titel van dat boek... (opzoeken)? opgezocht (alternatieven: OPGEZOCHT) 13 Hoeveel mensen heb je... (uitnodigen)? Pagina 29
Hoeveel mensen heb je... (uitnodigen)? uitgenodigd (alternatieven: UITGENODIGD) 14 De prijs is me alles... (meevallen). De prijs is me alles... (meevallen). meegevallen (alternatieven: MEEGEVALLEN) 15 Dat boek is... (uitlenen). Dat boek is... (uitlenen). uitgeleend (alternatieven: UITGELEEND) Pagina 30
16 Over een paar maanden hoopt hij... (afstuderen). Over een paar maanden hoopt hij... (afstuderen). af te studeren (alternatieven: AF TE STUDEREN) Pagina 31
Over dit lesmateriaal Colofon Auteurs VO-content Laatst gewijzigd 19 August 2016 om 14:39 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2; Leerinhoud en doelen Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging; Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting 1 uur en 0 minuten Trefwoorden rearrangeerbare Pagina 32