De laatste bouwsteen van de co-creatie
1 Inleiding Dit document is de laatste bouwsteen vanuit de co-creatie voor de Kwalitatieve Woonvisie 2030. Het bevat de reacties (bouwstenen) die de co-creanten in de bijeenkomst 5 november 2015 hebben gegeven op een concept van de woonvisie die op 27 oktober 2015 aan hen is verstuurd. In dit document geven we thematisch de reacties uit de co-creatie weer en hoe wij de bouwstenen verwerkt hebben in de woonvisie. Bij die verwerking geven we concreet aan welke gevolgen de reactie heeft voor de woonvisie en het actieprogramma. Parallel aan de co-creatie met onze partners is het concept ook voorgelegd aan ambtelijke stakeholders binnen de gemeente en aan medeoverheden. Dit heeft ook geleid tot enkele aanpassingen in de woonvisie. Deze zijn voor de duidelijkheid en leesbaarheid apart aangegeven. 2 Aangedragen bouwstenen 2.1 Algemene bouwstenen I) De Woonvisie niet concreet genoeg, niet toetsbaar en niet smart. : De woonvisie is opgesteld als een gespreksagenda. Het is een visie die voor de gemeente de richting bepaald van het woonbeleid maar dit niet in betonnen regels wil gieten. De gemeente wil nadrukkelijk met de woonvisie partijen uitnodigen om in gesprek woonambities te verwezenlijken. Om die reden is er ook een intensief co-creatief proces doorlopen. De relatieve vrijheid die in het karakter van de voorliggende woonvisie zit moet niet vertaald worden als vrijblijvendheid. De gemeente spreekt duidelijk haar woonambities uit op visieniveau en het actieprogramma schept duidelijkheid over de stellen prioriteiten. De gemeente ziet voor zich dat vanuit dit proces vanuit de woonvisie verschillende sporen ontstaan waarbinnen concrete vervolgstappen worden afgesproken. Daarbij denkt de gemeente aan het lopende gesprek tussen de gemeente en de ouderenbonden maar ook als een proces van het maken van prestatieafspraken. De gemeente wil dergelijke trajecten in met een gespreksagenda en in de betreffende sporen (in co-creatie) concrete afspraken en doelen maken. Deze aangedragen bouwsteen heeft niet geleid tot het aanpassen van de woonvisie. II) De Woonvisie niet scherp genoeg voor het uitbrengen van een bod in het kader van prestatieafspraken. : In de Woonvisie hebben we opgenomen dat we minimaal willen dat de kernvoorraad van goedkope woningbouw (met een omvang van 9.050 woningen) in stand gehouden moet worden. Daar bovenop willen we de voorraad uitbreiden (nader te bepalen) mede ingegeven door de druk op de goedkope huursector en de groei van het aantal bijzondere doelgroepen (zoals statushouders en uitstroom MO en BW). Tevens zijn aantallen genoemd, bandbreedtes weergegeven en prioriteiten gesteld in het Actieprogramma. De Woonvisie Ede 2030 is opgesteld als een gespreksagenda waarbij de doelstellingen vanuit een nieuw perspectief benaderd worden (ze bovenstaande toelichting). III) De Woonvisie is te algemeen en te weinig onderscheidend voor de locale situatie. In de Woonvisie is een aantal thema s te vinden die ook landelijk belangrijk zijn (o.a. door wetgeving). De meeste thema s zijn terug te vinden in de Woonvisie met een locaal accent (zoals vergroting goedkope huuren koopwoningvoorraad in Ede Stad. Lunteren en Bennekom en de inzet op goedkope koopwoningen in de kleine kernen). Daarnaast benoemt de Woonvisie een aantal specifieke locale cq regionale sporen (zoals Wonen in Food Valley en Wonen in het groen nabij Veluwe). IV) Evalueer de Woonvisie 2012 en ontwikkel de Woonvisie 2012 door. De Woonvisie 2012 was voornamelijk een kwantitatief verhaal met een set stimuleringsmaatregelen. De huidige maatschappelijke ontwikkelingen en context vragen veel meer om een kwalitatieve benadering van het thema wonen. Om die reden is ervoor gekozen naar een (nieuwe) Kwalitatieve Woonvisie te gaan. De Woonvisie Ede 2030 geeft hier invulling aan en gaat duidelijk een stap verder dan de vigerende Woonvisie. De Woonvisie Ede 2030 richt zich meer dan eerst op de toekomst én benoemt naast kwantitatieve ook expliciet kwalitatieve aspecten. De Woonvisie 2030 is daarnaast tot stand gekomen in cocreatie en mag daarmee op herkenning en draagvlak rekenen.
2.2 Woningbouw en nieuwbouwmogelijkheden Het begrip kwaliteit is te weinig ingevuld. Hoe voorkom je dan willekeur om nieuwe projecten toe te laten boven op het nieuwbouwprogramma? In de Woonvisie/Actieprogramma is meer toelichting gegeven over het afwegingsmechanisme wat de gemeente (in voorbereiding) heeft voor de beoordeling van nieuwe plannen. II) Is de prognose van de bevolkingsgroei de visie op de groei van de gemeente Ede? Waarom stad veel groei en dorpen minder? We hebben in de tekst meer expliciet gemaakt waarom de meeste groei in de stad wordt opgevangen (EdeStad is centrumstad, stedelijk karakter, draagvlak voor voorzieningenniveau e.d.). Daarnaast hebben we impliciet duidelijk gemaakt dat niet de geprognotiseerde groei dé woonvisie is, maar dat groei van deze gemeente in zijn algemeenheid een belangrijke onderlegger is voor de de visie op wonen in de gemeente Ede. Het benoemen en positioneren van sporen 1 en 2 als algemene sporen (zie Inleiding Woonvisie) draagt bij aan deze verduidelijking. 2.3 Betaalbaarheid I) Overweeg een garantstelling bij dure huurwoningen. Is opgenomen in Actieprogramma als mogelijk onderzoeksonderwerp. II) Corporaties (conform Centraal Fonds Volkshuisvesting) werken met andere definities in de huursector als het gaat om goedkoop, betaalbaar en duur. Voor het gemeentelijk beleid is het van belang om de definities van de hogere overheden (zoals provincie) te volgen. In het verleden is niet gebleken dat verschillende definities de effectiviteit van het beleid in de weg stonden. Om die reden hebben we geen mogelijkheid gezien om deze bouwsteen te verwerken. III) Is de grens voor betaalbare woningen tot 170.000 nog wel de juiste grens? In het Actieprogramma is een procesafspraak opgenomen om te onderzoeken in hoeverre de grens voor goedkoop/middelduur nog passend is. IV) Geef in de dorpen ruimte om goedkope huurwoningen toe te voegen. Dit is niet als zodanig benoemd in de Woonvisie. Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen behoefte is. Wel komt breed uit cocreatie (o.a. dorpsraden, ateliers) en inwonerpanel dat de behoefte aan goedkope huurwoningen in de kleine dorpen klein is. Om die reden vormt dit item geen speerpunt voor de Woonvisie. Wél is opgenomen dat de behoefte aan goedkope koopwoningen in de kleine dorpen groot is. Deze behoefte wordt breed gevoeld. V) In relatie tot goedkope woningbouw zou er ook een relatie gelegd kunnen worden met het huidige functiewisselingsbeleid. In het spoor van het actieprogramma Betaalbare woningvoorraad is een actie toegevoegd. De actie houdt in dat we in de herijking van het functiewisselingsbeleid van het agrarisch buitengebied een koppeling willen leggen met het vergroten van de betaalbare woningvoorraad.
2.4 Duurzaamheid I) Gaat de gemeente duurzaamheidsleningen op te zetten zodat burgers kunnen investeringen in hun woning om die te verduurzamen? Onderwerp past bij het programma Duurzaamheid. II) Wat laat een wijk toe en wat niet? Meer grip op ontwikkelingsmogelijkheden. In het Actieprogramma is opgenomen dat gebiedsgerichte verkenningen zorgen voor meer kennis op wijken dorpsniveau. Dit gebeurd mede als input voor de nieuwe structuurvisies. Op die manier wordt per wijk inzichtelijk hoe de woonvisie vertaald kan worden en wat een wijk nodig heeft vanuit de gestelde ambities in de Woonvisie. Op die manier wordt per gebied duidelijk welke ontwikkelingskansen er zijn en waar een gebied vanuit woonperspectief behoefte aan heeft. III) Bij Actieprogramma wordt met betrekking tot spoor 5 ( Duurzame en levensloopbestendige voorraad ) het verschil tussen bestaande en nieuwbouwvoorraad niet expliciet gemaakt. Het Actieprogramma is op dit punt aangepast. 2.5 Zorgzaamheid I) Het maken van een (in)formele steunstructuur voor Beschut wonen en uitstroom Maatschappelijk Opvang ook maken voor ouderen en hun ondersteuningsbehoefte. De tekst hebben we hierop aangepast. II) Als er in de wijk een steunstructuur komt voor ouderen wie voert daar dan de regie op? Een dergelijke vraag wordt niet specifiek beantwoord in de Woonvisie en past meer bij overleg en afstemming tussen ondermeer zorgpartijen, zorgkantoor en gemeente. III) Je moet grip krijgen op de grootte van de groep ouderen die wil verhuizen. Cijfers hierover zijn vaak onbetrouwbaar (want feitelijk gedrag verschilt veel met aangekondigd gedrag). Beter is naar het feitelijke verhuisgedrag te kijken van specifieke leeftijdsgroepen en dit te analyseren. Ook inzet op meer bewustwording kan hierbij belangrijk zijn (opgenomen in het Actieprogramma). IV) Is de extramuralisering van de zorg niet het begin van nieuwe intramurale zorgvormen? De vraag is een hypothese. De voorliggende Woonvisie kan hierop anticiperen zodra dit een trend wordt (want is passend in diverse sporen). V) Woonconsumenten (en hun organisaties) moet je ook betrekken als partner bij de opgaven over wonen en zorg. Dit is in lijn met de gemeente om op de verschillende opgaven in het wonen een zo n breed mogelijke coalitie te faciliteren. De woonconsumenten worden dus toegevoegd als partner voor de opgaven waarbij zij betrokken worden. VI) Kijk hoe je in wijken ouderen kunt clusteren rondom voorzieningen. Breng de ouderen naar de winkels in plaats van de winkels naar de ouderen (in het kader van het verhogen van voorzieningeniveau).
In de uit te voeren gebiedsverkenningen, maar ook in bijvoorbeeld gesprekken met wijkregisseurs zal dit aandachtspunt terugkomen. VIII) Samenhang met gezondheid en welzijn wordt onvoldoende expliciet gemaakt. In de Woonvisie is de samenhang meer expliciet gemaakt. 2.6 Divers I) Sporen 1 en 2 zijn algemeen en de overige sporen zijn nadrukkelijk kwalitatief. In de Inleiding is dit onderscheid explicieter gemaakt. II) Om verwarring te voorkomen is de suggestie de term bestaand woningbouwprogramma te vervangen door nieuwbouwprogramma. Suggestie overgenomen daar waar verwarring dreigt te ontstaan. III) Er ligt ook een opgave bij vernieuwing van de bestaande voorraad ondermeer door herstructurering. Hierop is de tekst onder spoor 2 in de Woonvisie aangepast. IV) In de uitwerking wordt aangegeven dat er kansrijke studentenmilieus worden geidentificeerd. Het ligt meer voor de hand om te bekijken wat er nodig is om afgestudeerden te behouden. Focus ligt inderdaad op het behouden van afstudeerders in onze regio cq de gemeente Ede. Dat neemt niet weg dat we als er kansen zijn- inspelen op nieuwe behoeften. Tekst is aangepast. V) Voeg toe bij Wonen in het groen dat versterking zich richt op gebruikswaarde, ecologische waarde en/of belevingswaarde. Toevoeging is verwerkt.