Spreekopdrachten thema 7 Werken

Vergelijkbare documenten
Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Gezond thema: DE HUISARTS

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN

Heb je misschien zin om straks een kopje koffie te komen drinken? Dat lijkt me gezellig. Ik kom er zo aan. Gezellig. Tot straks!

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Les 1. Bij de huisarts

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 6 WERK ZOEKEN

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Thema Op zoek naar werk

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

OEFENSCHRIFT DEEL 2 A1-A2

Extra spreekopdrachten

Als u iets wilt verbeteren, doe dit dan zo duidelijk mogelijk. Streep wat fout is goed door.

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

CP15. functioneringsgesprek

1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar

Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel.

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

U mag kladpapier gebruiken.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Nodig: bord/flappen en stiften, kartonnen kaartjes, geeltjes, werkblad: een fijn gesprek, werkblad tips voor een sollicitatiegesprek

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Week van de opvoeding

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

CP16. ziek- en betermelden

Les 4. De fysiotherapeut.

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Les 6. Herhaling thema.

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Deel D Spreken - Thema 11 Milieu

Herhalingsles van het thema Gezondheid

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN

Les 4. Naar de apotheek.

Les 2 Integratie Leestekst: Begeleid Werken. Introductiefase

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 6. Herhaling thema.

Thema Op zoek naar werk

dat ik als werkende in de zorg of welzijn ook veel praat met de mensen waarvoor ik werk.

werkbladen thema 5 werk

werkbladen thema 4 gezondheid

Transcriptie:

Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 1 bij 7.1 ** Uitleg voor de docent: Op pagina 2 vind je kaartjes met woorden en een contract. Knip de kaartjes los en doe ze in een envelop. Ieder tweetal krijgt een envelop met kaartjes en een contract. Cursist A trekt een kaartje en stelt een vraag over dit onderwerp. Cursist B zoekt het antwoord in het contract en geeft antwoord. Vervolgens pakt cursist B een kaartje en stelt een vraag. Cursist A zoekt het antwoord in het contract en geeft het antwoord. Bijvoorbeeld: Cursist A trekt het kaartje met het woord vakantiedagen en stelt de vraag Hoeveel vakantiedagen heb je? Cursist B zoekt in het contract en geeft antwoord. Variatie 1 Als de vraag gesteld is, gaat het kaartje weer terug in de envelop. Als het kaartje nogmaals getrokken wordt, moet er een andere vraag met dit woord gesteld worden. Variatie 2 De opdracht kan klassikaal gemaakt worden. De docent of een cursist stelt de vragen. De cursisten bespreken in tweetallen het antwoord. Variatie 3 Er kan een spel van gemaakt worden door de opdracht klassikaal te doen. De docent of een cursist is quizmaster. Hij trekt een kaartje en stelt een vraag. De andere cursisten zoeken het antwoord. Wie het eerste het goede antwoord zegt, krijgt het kaartje. Wie de meeste kaartjes heeft, heeft gewonnen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-1

de functie salaris de startdatum vakantiedagen tijdelijk of vast opzegtermijn werktijden reiskosten Gegevens werkgever Naam: R. van der Meer, schoonmaakbedrijf AltijdSchoon Plaats: Bunschoten Gegevens werknemer Naam: S. Ivanov Plaats: Amersfoort Geboortedatum: 21 juli 1978 Functie De werknemer, meneer Ivanov, zal voor het bedrijf AltijdSchoon gaan werken als schoonmaker. Startdatum De werknemer begint per 15 mei. Het contract duurt zes maanden en eindigt op 14 november. Werktijden De werknemer heeft geen vaste werktijden. Hij kan werken tussen 6.00 uur s ochtends en 22.00 uur s avonds. Vakantiedagen De werknemer heeft 25 vakantiedagen per jaar, als hij veertig uur per week werkt. Hij kan zijn vakantiedagen opnemen in overleg met de werkgever. Salaris Het salaris van de werknemer bedraagt 2.185,- per maand, als hij veertig uur per week werkt. De werkgever betaalt het salaris aan het eind van iedere maand. Reiskosten De werkgever betaalt alle reiskosten van de werknemer. De werknemer moet daarvoor zijn bonnetjes of treinkaartjes inleveren. Opzegtermijn Als de werknemer de functie wil opzeggen, moet hij dit één maand van tevoren doen. Als de werkgever de functie wil opzeggen, moet hij dit twee maanden van tevoren doen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-2

Opdracht 1 bij 7.2 ** Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Op pagina 4 vind je kaartjes met daarop de taakbeschrijving voor verschillende functies. Knip de kaartjes los. Geef iedere cursist een kaartje. Meerdere cursisten mogen hetzelfde kaartje hebben. Maak een binnen- en buitencirkel: hiervoor tel je de cursisten af: A, B, A, B, enzovoort. De cursisten A vormen de binnencirkel en staan met hun gezicht naar buiten. De cursisten B vormen de buitencirkel en gaan met hun gezicht tegenover een cursist A staan. Ronde 1: De cursisten in de binnencirkel vragen aan cursist B wat ze moeten doen. De andere cursisten geven de taakbeschrijving die op hun kaartje staat. Daarna vragen de cursisten in de buitencirkel wat zij moeten doen. De cursisten in de binnencirkel geven de taakbeschrijving die op hun kaartje staat. Daarna wisselen ze hun strookje uit. Ronde 2: De buitencirkel schuift met de klok mee één plek op. Nu staat iedere cursist dus tegenover een andere cursist. De cursisten in de binnencirkel vragen wat ze moeten doen. De cursisten in de buitencirkel geven de taakbeschrijving die op hun nieuwe kaartje staat. Daarna vragen de cursisten in de buitencirkel wat ze moeten doen. De cursisten in de binnencirkel geven de taakbeschrijving die op hun nieuwe kaartje staat. Herhaal dit tot iedereen alle taakbeschrijvingen een keer heeft gegeven. Bespreek van tevoren of iedereen de woorden op de kaartjes begrijpt. Bespreek ook welke zinnen gebruikt kunnen worden bij het geven van de taakbeschrijving. Bijvoorbeeld: - Je moet. - Wil je vandaag? - Kun jij? - Jouw taken zijn. Laat deze zinnen op het bord staan, zodat de cursisten kunnen kijken als ze het niet meer weten. Variatie 1 Haal de zinnen halverwege van het bord, zodat de cursisten het nu uit hun hoofd moeten doen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-3

Variatie 2 Haal de zinnen van het bord voor het begin van de opdracht, zodat de cursisten alles uit hun hoofd moeten doen. Variatie 3 In plaats van een binnen- en buitencirkel kunnen de cursisten ook door de klas lopen en steeds een andere gesprekspartner opzoeken. Dierenverzorger in de dierentuin: - hokken schoonmaken - dieren voeren - nagels knippen - haren borstelen Medewerker in restaurant: - helpen met koken en bakken - bedienen - keuken schoonmaken - tafels dekken Hulp in het huishouden: - strijken - koken - mensen verzorgen - schoonmaken Medewerker op een kantoor: - printen - brieven sturen - koffie zetten - apparaten schoonmaken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet doen. Gebruik de woorden eerst, daarna, dan. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-4

Cursist A: 1. 2. 3. 4. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet doen. Gebruik de woorden eerst, daarna, dan. Cursist B: 1. 2. 3. 4. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-5

Opdracht 3 bij 7.2 ** Vandaag was je eerste werkdag. Vertel aan je vrienden hoe je leidinggevende eruitziet. Kijk naar de foto. Klaar? Dan vertelt cursist B. Voorbeeld Mijn leidinggevende is een vrouw. Ze heeft lang haar. Ze heeft bruin haar. Ze draagt een pak. Ze ziet er vriendelijk uit. Cursist A: Cursist B: TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-6

Opdracht 1 bij 7.3 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Hoe laat beginnen de werknemers met werken? 2. Krijgt Sander toestemming om op vakantie te gaan? 1. Om 8.00 uur beginnen de werknemers met werken. 2. Natuurlijk krijgt Sander toestemming om op vakantie te gaan. 3. Waar staat de printer? 3. In de hoek staat de printer. 4. Kunt u mij even helpen? 4. Uiteraard kan ik u even helpen. 5. Wanneer moet de opdracht af zijn? 5. Dinsdag moet de opdracht af zijn. 6. Hoelang werk je hier al? 6. Vijf jaar werk ik hier al. 7. Wanneer drinken jullie koffie? 7. s Ochtends drinken we koffie. 8. Waar verzamelen we voor de afspraak? 8. In de kantine verzamelen we voor de afspraak. 9. Wat doe je met de lift? 9. Met de lift ga ik naar boven en naar beneden. 10. Wanneer begint je verlof? 10. Vrijdag begint mijn verlof. Opdracht 2 bij 7.3 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Lees ook het eerste woord van het antwoord. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Begin met het woord dat cursist A heeft gezegd. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 3 bij 7.3 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Lees niet het woord dat tussen haakjes staat. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-7

1. Wat heb je vandaag op je werk gedaan? (en) 1. Ik heb ons kantoor opgeruimd en ik heb uitnodigingen geschreven. 2. Hoe vind je de baan? (want) 2. Ik vind de baan leuk, want ik werk graag met kinderen. 3. Ben je vanavond thuis? (want) 3. Nee, ik ben vanavond niet thuis, want ik moet werken. 4. Heb je al eerder als kok gewerkt? (en) 4. Ja, ik heb in een restaurant gewerkt en ik heb in een hotel gewerkt. 5. Wat vind je van je baan? (maar) 5. Ik vind het werk leuk, maar ik vind mijn collega s niet aardig. 6. Waarom loop je op de trap? (want) 6. Ik loop op de trap, want de lift is kapot. 7. Heb je last van het de apparaten? (maar) 8. Doe jij het huishouden vandaag? (en) 7. Ik heb geen last van de radio, maar wel van de tv. 8. Ja, ik zal strijken en schoonmaken. 9. Kun jij de code intoetsen? (want) 9. Ik kan de code niet intoetsen, want ik weet niet wat de code is. 10. Wil jij de konijnen voeren? (maar) 10. Ik wil de konijnen wel voeren, maar ik weet niet waar het eten staat. Opdracht 4 bij 7.3 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Lees ook het woord dat tussen haakjes staat. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen. Gebruik het woord dat cursist A gezegd heeft. Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 5 bij 7.3 ** Uitleg voor de docent: De cursisten voeren een rollenspel uit. Op de volgende pagina vind je twee situaties. Knip ze los en deel ze per tweetal uit. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-8

Doe een rollenspel voor met een cursist, om duidelijk te maken wat de bedoeling is. Geef vijf minuten de tijd om de situatie te lezen en de cursisten te laten bedenken wat ze kunnen zeggen. Als het gesprek klaar is, wisselen de cursisten van rol. Daarna doen ze het tweede rollenspel. In de kledingwinkel In de kledingwinkel Cursist A: klant Je hebt gisteren een jas gekocht, maar de rits is kapot. Je gaat terug naar de winkel en vraagt een nieuwe jas. Cursist B: verkoper/verkoopster Een klant komt een jas terugbrengen met een kapotte rits. Je hebt dezelfde jas niet meer. Probeer een andere jas te verkopen, die duurder is. In een restaurant In een restaurant Cursist A: klant Je zit in een restaurant. Je kiest voor vis, want je eet geen vlees. Het eten komt en het is wel vlees. Zeg dat het niet goed is. Cursist B: ober Je werkt in een restaurant. Een klant vraagt om vis. Als het eten er is, zegt de klant dat het vlees is. Het is wel vis. Probeer het uit te leggen. Opdracht 1 bij 7.4 Cursist A: je werkt in een verzorgingshuis. Je overlegt met je collega over de taken van vandaag. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen (noem de naam van cursist B). Hoe gaat het? Cursist B 1. Goedemorgen (noem de naam van cursist A). Het is druk. Bijna iedereen moet nog worden gewassen. Wil jij dat doen? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-9

2. Ja, dat is goed. Maak jij dan het ontbijt? 3. Eerst moet je thee en koffie zetten. Daarna moet je de tafel dekken. Op iedere tafel zet je beleg en melk neer. 2. Dat is goed. Kun je eerst uitleggen hoe dat moet? Ik heb dat nog nooit gedaan. 3. Dat moet wel lukken. Waar staat het beleg? 4. De kaas en worst staan in de koelkast. En de melk ook. De rest staat in de kast. 4. Oké. En hoe verdelen we vanmiddag de taken? 5. Ik ga met mevrouw Steenman naar de kapper. Meneer Karimi moet naar de dokter. Ga jij met hem mee? 5. Dat zal ik doen. Dan ga ik nu snel het ontbijt maken. Opdracht 2 bij 7.4 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt in een winkel. Je overlegt met je collega over de taken van vandaag. Bedenk zelf welke taken. Bijvoorbeeld geld in de kassa doen, de winkel openen, opruimen etc. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 7.4 ** Doe de opdracht in kleine groepjes. Uitleg voor de docent: Op pagina 11 vind je een rooster met daarop verschillende taken die in een restaurant voorkomen. Geef ieder groepje een afdruk van het rooster. De cursisten werken in het restaurant en gaan onderling de taken verdelen. Ze bespreken wie wat wil doen en geven argumenten waarom ze iets wel of niet TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-10

willen doen. De bedoeling is dat de taken eerlijk verdeeld worden. Ze schrijven de namen in het rooster. Bespreek van tevoren een aantal zinnen die ze kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld: - Wie wil doen? - Doe jij? - Wat wil jij het liefste doen? - Ik wil graag doen, want. - Ik wil niet doen, omdat. Rooster restaurant De Gouden Appel Taak Naam de keuken opruimen klanten vragen wat ze willen eten en drinken klanten bedienen koffie maken / drinken verzorgen tafels dekken afwassen boodschappen doen eten snijden eten koken eten op borden leggen keuken schoonmaken afval weggooien met de kassa werken het geld tellen de telefoon opnemen TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-11

Opdracht 4 bij 7.4 ** Je ziet het rooster van afdeling drie van verzorgingshuis De Rust. Vind je het rooster eerlijk? Wat wil je anders zien? Schrijf de namen onder nieuw in het schema. Rooster verzorgingshuis De Rust, afdeling drie Taak Naam Nieuw kleding van de bewoners wassen bewoners wassen slaapkamers schoonmaken wc s schoonmaken badkamers schoonmaken keuken schoonmaken tafels dekken voor het ontbijt de nagels van de bewoners knippen drie bewoners naar de kapper brengen vier bewoners naar de huisarts brengen tafels dekken voor de lunch eetkamer opruimen en tafels schoonmaken tafels dekken voor het avondeten Halima Sandra Pawel Pawel Pawel Sandra Sandra Sandra Halima Pawel Sandra Halima Sandra Opdracht 1 bij 7.5 ** Uitleg voor de docent: Op pagina 13 vind je kaartjes met omdat, als en terwijl en kaartjes met leerwoorden. Knip de kaartjes los. Doe de kaartjes met omdat, als en terwijl in een envelop en doe de kaartjes met leerwoorden in een envelop. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-12

De cursisten werken in tweetallen. Cursist A trekt een kaartje uit de ene envelop, de Cursist B trekt een kaartje uit de andere envelop. Samen bedenken ze een zin met deze twee woorden. Variatie 1 Cursist A trekt beide kaartjes en de cursist B maakt hier een zin mee. Vervolgens trekt cursist B de kaartjes en maakt cursist A een zin. Variatie 2 Doe de opdracht in groepjes van vier à vijf cursisten. Een cursist trekt de kaartjes. De andere cursisten moeten om de beurt een zin met deze woorden maken. Het moet steeds een nieuwe zin zijn. omdat als terwijl de bijdrage de termijn de beker de kantine het loon de toestemming de collega de leidinggevende de overeenkomst het verlof de hoek het beleg de start de werknemer iedereen de bewoner de kapper de koelkast de pindakaas het verzorgingshuis TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-13

Opdracht 1 bij 7.6 Cursist A: je werkt bij het bedrijf Werkgraag. Je neemt de telefoon op. Cursist B: je werkt bij het bedrijf Werkgraag. Je moet vandaag werken, maar je bent ziek. Je belt naar je werkgever om je ziek te melden. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen, u spreekt met (noem je naam) van Werkgraag. Cursist B 1. Goedemorgen, met (noem je naam). Ik kan vandaag niet komen werken, omdat ik ziek ben. 2. Oh, wat vervelend. Waar heb je last van? 3. Nou, dat is niet zo leuk. Ik zal doorgeven dat je niet komt. Wanneer denk je dat je weer kunt komen werken? 4. Dat is fijn. Dan kunnen we daar rekening mee houden. Ik hoop dat je snel weer beter bent. 2. Ik ben vannacht misselijk geworden. Ik moet steeds overgeven. 3. Ik hoop dat ik overmorgen wel weer kan werken. Ik bel je morgen, als ik dan nog ziek ben. 4. Dank je, ik ook. Tot snel. Opdracht 2 bij 7.6 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt bij een bedrijf. Je neemt de telefoon op. Cursist B: je moet vandaag werken, maar je bent ziek. Je belt je werkgever om je ziek te melden. Bedenk zelf waar je last van hebt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-14

Opdracht 3 bij 7.6 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij schrijft op het bord een zin die eindigt met omdat. Bijvoorbeeld: Ik kan niet komen werken, omdat. De docent vult de zin aan met bijvoorbeeld ik ziek ben. De docent zet een streep onder het onderwerp ik en een rondje om het werkwoord ben. De eerste cursist herhaalt waarom de docent niet kan komen werken. Daarna vertelt hij over zichzelf. Bijvoorbeeld: hij kan niet komen werken, omdat hij ziek is. Ik kan niet komen werken, omdat ik een afspraak bij de tandarts heb. De tweede cursist herhaalt waarom de docent niet kan komen werken en waarom de eerste cursist niet kan komen werken. Daarna bedenkt hij een reden waarom hij niet kan komen werken. Ga zo door. Variatie 1 Is dit te moeilijk? Laat dan alleen de reden van de vorige cursist herhalen en wat de cursist die aan de beurt is zelf heeft bedacht. Variatie 2 Maak er een spel van, zoals Ik ga op vakantie en neem mee. Laat alle zinnen herhalen zoals in de uitleg staat beschreven. Wanneer een cursist vergeet wat een voorgaande cursist heeft gezegd, is hij af. Wie als laatste overblijft, heeft gewonnen. Je kunt dit spel ook in kleine groepjes laten spelen. Opdracht 1 bij 7.7 Cursist A: je bent bedrijfsarts. Cursist B: je bent al een tijdje ziek. Je hebt een afspraak bij de bedrijfsarts. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-15

Cursist A 1. Goedemorgen, ik ben dokter (noem je achternaam). Gaat u zitten. Cursist B 1. Dank u. Ik ben (noem je naam). 2. U bent al een tijdje ziek gemeld. Wat zijn uw klachten? 3. Welke arm is het? 2. Ik heb erg veel last van mijn schouder en mijn arm. Het doet zo veel pijn dat ik niet meer kan werken. 3. Mijn rechterarm. 4. Heeft u een ongeluk gehad? Of bent u gevallen? 5. Dat kan. U werkt in de supermarkt, hè? 4. Nee, er is niets gebeurd. Misschien komt het door mijn werk. 5. Ja, ik zit achter de kassa. 6. Neemt u vaak pauze? 7. Dat is heel goed. Ik wil u graag onderzoeken. U mag op de onderzoekstafel gaan zitten. 6. s Ochtends en s middags heb ik een kwartier pauze om koffie te drinken. En tussen de middag een half uur voor de lunch. Even later 7. Oké. 8. Ik denk dat u RSI heeft. Dat zijn klachten die veel voorkomen bij mensen die steeds dezelfde beweging maken. 8. Kan ik daar iets aan doen? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-16

9. U moet regelmatig rusten. En u moet uw arm zo min mogelijk gebruiken. U kunt weer proberen te werken, als de klachten minder zijn geworden. 9. Voorlopig mag ik dus niet werken? 10. Nee. En u moet oefeningen doen. Die krijgt u straks van mij mee. Volgende maand komt u bij mij terug. Dan bekijken we of u weer achter de kassa kunt werken. 10. Dat is goed. 11. Heeft u nog vragen? 11. Nee hoor, alles is duidelijk. 12. Dan wens ik u beterschap en tot over een maand. 12. Dank u wel. Tot ziens. Opdracht 2 bij 7.7 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je bent bedrijfsarts. Cursist B: je bent al een tijdje ziek gemeld. Je hebt een afspraak bij de bedrijfsarts. Bedenk zelf waar je last van hebt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 1 bij 7.8 ** Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Knip de strookjes op pagina 18 uit. Zorg ervoor dat er voor iedere cursist een strookje is. Als er meer cursisten zijn, is het geen probleem als sommigen hetzelfde strookje hebben. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-17

Geef iedere cursist een strookje. Bespreek of iedereen de zin op de strookjes begrijpt. Maak een binnen- en buitencirkel: hiervoor tel je de cursisten af: A, B, A, B, enzovoort. De cursisten A vormen de binnencirkel en staan met hun gezicht naar buiten. De cursisten B vormen de buitencirkel en gaan met hun gezicht tegenover een cursist A staan. Ronde 1: De cursisten in de binnencirkel lezen hun zin voor de cursisten in de buitencirkel op. De andere cursisten hoeven niet te reageren. Het gaat om het oefenen van de zinnen. Daarna lezen de cursisten in de buitencirkel hun zin voor de cursisten in de binnencirkel op. Daarna wisselen ze hun strookje uit. Ronde 2: De buitencirkel schuift met de klok mee één plek op. Nu staat iedere cursist dus tegenover een andere cursist. De cursisten in de binnencirkel lezen hun nieuwe zin voor de cursisten in de buitencirkel op. Daarna lezen de cursisten in de buitencirkel hun nieuwe zin voor de cursisten in de binnencirkel op. Herhaal dit tot iedereen weer tegenover zijn eerste gesprekspartner staat. Variatie In plaats van een binnen- en buitencirkel kunnen de cursisten ook door de klas lopen en steeds een andere gesprekspartner opzoeken. Ik wil graag iets zeggen over de werktijden. Ik wil graag het nieuwe rooster bespreken. Kunnen we het over de vakantiedagen hebben? Ik vind dat we te weinig pauze hebben. Ik heb een vraag over het verslag van het vorige overleg. Zullen we de activiteiten voor het personeelsfeest bespreken? Ik ben het niet eens met de nieuwe regels voor het verlof. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-18

Opdracht 2 bij 7.8 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van drie cursisten. Hieronder vind je een agenda van een werkoverleg. Geef ieder groepje een afdruk. Op pagina 19 en 20 vind je ook de rollen die de cursisten gaan aannemen. Knip ze los en zorg ervoor dat iedere cursist een eigen rol toebedeeld krijgt. Geef vijf minuten de tijd om de cursisten hun rol te laten lezen en te bedenken bij welk agendapunt ze hun punten kunnen inbrengen. Laat het werkoverleg uitvoeren. Variatie Als het te moeilijk is, kunnen cursisten in tweetallen werken. Ze nemen dan samen één rol op zich. Op deze manier kunnen ze overleggen over wat ze moeten zeggen en op welk moment. Agenda overleg, 3 november, 15.00 uur 1. Opening 2. Verslag overleg 1 oktober 3. Mededelingen 4. Personeel 5. Rooster 6. Personeelsfeest 7. Sluiting Rollen Cursist A: - Je hebt het verslag van 1 oktober gelezen. Je denkt dat er een fout in staat. - Je hebt een nieuw rooster gemaakt. Dat rooster gaat per 1 december in. - Je wilt graag weten wat jullie op het personeelsfeest gaan doen. Als je het niet leuk vindt, wil je namelijk niet mee. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-19

Cursist B: - Je hebt het verslag van 1 oktober geschreven. - Je organiseert samen met twee collega s het personeelsfeest. Dit jaar is het op 10 februari. Mensen die mee willen, moeten zich voor 15 januari aanmelden. Niemand mag van tevoren weten wat jullie gaan doen. Cursist C: - Je bent de voorzitter van de vergadering en je opent en sluit de vergadering. - Je hebt een sollicitatiegesprek gehad met Samuel en je hebt hem aangenomen. Hij komt vanaf 1 december op jullie afdeling werken. - Je bent het niet eens met het nieuwe rooster. Je moet iedere ochtend heel vroeg beginnen, terwijl sommige collega s altijd later mogen beginnen. Opdracht 1 bij 7.11 ** Doe de opdracht in kleine groepjes. Uitleg voor de docent: Op pagina 20 en 21 is een deel van een werkoverleg uitgeschreven. Zorg dat ieder groepje hier een afdruk van krijgt. Ieder groepje schrijft een verslag van het overleg. Ze moeten samen bepalen wat erin komt te staan en wat niet. Het verslag uit tekst 7.11 kan als voorbeeld gebruikt worden. Bespreek na afloop of ieder groepje dezelfde dingen in de notulen gezet heeft. Lily Frank Lily Goedemorgen, ik open de vergadering. Iedereen is aanwezig, behalve Mounir. Hij is helaas ziek. We beginnen met het eerste agendapunt, het verslag van de vorige vergadering. Wil iemand hier iets over zeggen? Ja, ik denk dat er een verkeerde datum in staat. De cursus Presenteren is niet op 5 mei, maar op 8 mei. Oh ja, dat klopt. Goed dat je dat gezien hebt. Stonden er nog meer fouten in? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-20

Frank Lily Enid Zoia Daco Lily Daco Zoia Lily Nee, verder is alles goed. Goed, dan gaan we verder met het volgende punt, de verhuizing van ons kantoor. Jullie weten al dat we binnenkort gaan verhuizen. De datum was nog niet bekend, maar is nu wel bekend. We gaan op 20 juni verhuizen naar het nieuwe gebouw. Oh wat leuk. Ik heb er al veel zin in. Het nieuwe gebouw is erg mooi. Ja, ik heb er ook veel zin in. We hebben daar veel meer ruimte. Wat moeten we doen om te helpen? Daar wilde ik het inderdaad over hebben. 18 juni moet alles in dozen zitten. Jullie moeten je eigen afdeling opruimen en de spullen in dozen doen. Gaat dat lukken? Ja hoor, dat moet lukken. Geen probleem. Oké, mooi. Het volgende punt gaat over onze nieuwe boeken. Opdracht 1 bij 7.12 ** Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Wat doe jij met Pasen? 2. Wat doe jij op Hemelvaartsdag? 3. Wat doe jij met Pinksteren? 4. Wat doe jij op Koningsdag? 5. Wat doe jij met Kerstmis? 6. Wat doe jij met oud en nieuw? 7. Vier je nog feesten die Nederlanders niet vieren? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 7-21