1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar
|
|
- Simona Bogaerts
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 1. De verjaardag OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Wij praten over de kinderen met de buurman. 2. b) Zal ik me even voorstellen? 3. a) Mark heeft een grote familie. 4. a) Bilal en Mark kennen elkaar niet. 5. b) De verjaardag is gezellig. 1
2 OPDRACHT 4 1. kent 2. voorstellen 3. naam 4. kinderen 5. uur OPDRACHT 5 1. Bilal is op een verjaardag. 2. Hij zit naast Mark. 3. Bilal en Mark praten over familie. / Mark en Bilal praten over familie. 4. Bilal heeft drie kinderen. 5. Het is erg gezellig. 6. Mark gaat om twaalf uur naar huis. OPDRACHT 6 1. verjaardag 2. naast 3. kent 4. even 5. heet 6. naam 2
3 OPDRACHT 7 OPDRACHT 8 3
4 2. In de supermarkt OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. b) niet waar 5. a) waar OPDRACHT 3 1. a) Wij ontbijten iedere ochtend. 2. b) Wij drinken koffie. 3. b) Hij vindt groente lekker. 4. b) Zij doet boodschappen in de supermarkt. 5. a) Wij betalen met geld in de supermarkt. 4
5 OPDRACHT 4 1. eet 2. drinkt 3. boodschappen 4. betaalt 5. de bon OPDRACHT 5 1. Hij eet een boterham met jam. 2. Hij gaat boodschappen doen. 3. Hij koopt groente voor het avondeten. 4. Hij is in de supermarkt. 5. Hij betaalt met zijn pinpas. 6. Hij gaat weer naar huis. OPDRACHT 6 1. avond 2. lunch 3. zonder 4. drinkt 5. contant geld 6. vis 7. Goedenavond! 8. Tot ziens! OPDRACHT 7 5
6 OPDRACHT 8 1. voor Hassan 2. door Ayse 1. waar 2. waar 3. niet waar Voorbeeld: Beste Ayse, Ik heb alle boodschappen gekocht. Alleen de appels waren op. Daarom heb ik geen appels gekocht. Groetjes, Hassan 6
7 3. Met het openbaar vervoer OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. b) niet waar 3. a) waar 4. b) niet waar 5. a) waar 7
8 OPDRACHT 3 1. a) Mijn wekker gaat. 2. a) Wij vertrekken om acht uur. 3. a) De trein vertrekt vanaf spoor b) Ik ga met de trein naar mijn werk. 5. a) Heeft u al een kaartje gekocht? OPDRACHT 4 1. de bushalte 2. een kaartje 3. De conducteur 4. spoor 5. een dagretour OPDRACHT 5 1. Wahid gaat vandaag naar Amsterdam. 2. Om zeven uur gaat de wekker. 3. Na het ontbijt loopt Wahid naar de bushalte. 4. Twintig minuten later is hij op het station. 5. Hij ziet een conducteur. 6. Hij loopt snel naar de trein. OPDRACHT 6 Voorbeeld: 1. De conducteur werkt in de trein. 2. Wahid loopt naar de bushalte. 3. Wahid koopt een dagretour bij de automaat. 4. De trein vertrekt vanaf spoor De trein vertrekt over twintig minuten. 6. Wahid ontbijt s morgens altijd. 8
9 OPDRACHT 7 OPDRACHT 8 1. te laat 2. rijdend 3. geen 4. goedkoop 5. weinig 6. ongezond 7. vertrekt 8. de lunch 9
10 4. Een groot huis OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. b) niet waar 3. a) waar 4. a) waar 5. b) waar OPDRACHT 3 1. a) Wij verhuizen naar Amsterdam. 2. b) De woningbouwvereniging verhuurt huizen. 3. a) Zij kijken in de woonkrant. 4. a) Ik woon in een rijtjeshuis. 5. b) Ik heb vier slaapkamers en een keuken. 10
11 OPDRACHT 4 1. verhuizen 2. slaapkamers 3. de woonkrant 4. de wachtlijst 5. keuken OPDRACHT 5 Voorbeeld: 1. Wij verhuizen naar een flat. 2. De slaapkamer is groot. 3. Wij willen een appartement huren. 4. Ghalib staat op de wachtlijst van de woningbouwvereniging. 5. Dit huis heeft vijf kamers. 6. Deze eengezinswoning is te huur. OPDRACHT 6 1. verhuisd 2. woont 3. groot 4. vijf 5. keuken 6. verhuizen 7. drie 8. huis OPDRACHT 7 11
12 OPDRACHT 8 1. voor Ghalib 2. door Faisal 1. niet waar 2. waar 3. niet waar Voorbeeld: Beste Faisal, Als je een nieuw huis wilt, moet je naar de woningbouwvereniging gaan. Daar moet je je inschrijven. In de woonkrant kun je zoeken naar huizen. Veel succes! Groetjes, Ghalib 12
13 5. Rare Nederlanders OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. a) waar 4. b) niet waar 5. a) waar OPDRACHT 3 1. b) Ik woon pas in Nederland. 2. a) Op 5 december vieren we Sinterklaas. 3. b) Ik ga bij de buurvrouw op de koffie. 4. a) We gaan zo eten. 5. a) Koninginnedag is typisch Nederlands. 13
14 OPDRACHT 4 1. pas 2. typisch 3. drinken 4. mee 5. mensen OPDRACHT 5 1. huis 2. koffie 3. wil 4. gedronken 5. is 6. eten 7. naar OPDRACHT 6 1. eet 2. Zwarte Piet 3. wit 4. onbeleefd 5. gewone 6. dieren 7. buurman 8. mag 14
15 OPDRACHT 7 OPDRACHT 8 15
16 6. Betalen OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. a) waar 2. b) niet waar 3. a) waar 4. b) niet waar 5. a) waar OPDRACHT 3 1. a) Hij betaalt met zijn pinpas. 2. b) Wij betalen iedere maand de huur. 3. a) Zij toetst haar pincode in. 4. b) Ik krijg een rekening voor de huur. 5. a) Wij gaan het formulier invullen. 16
17 OPDRACHT 4 1. pinpas 2. een pincode 3. een rekening 4. een acceptgiro 5. betalen OPDRACHT 5 1. Samir doet boodschappen bij de supermarkt. 2. Hoe wilt u betalen? 3. Samir moet de huur betalen. 4. Ik moet snel een machtiging invullen. 5. Ik moet de huur overmaken. 6. Het geld wordt vanzelf afgeschreven. OPDRACHT 6 1. boodschappen 2. kassa 3. pinnen 4. toetst 5. scherm 6. gaat OPDRACHT 7 17
18 OPDRACHT 8 1. voor Samir 2. door Fatiha 1. niet waar 2. waar 3. waar Voorbeeld: Beste Fatiha, Ik vergeet de huur nu niet meer te betalen, omdat de huur vanzelf wordt afgeschreven. Als je wilt dat de huur bij jou ook vanzelf wordt afgeschreven, moet je een formulier voor een machtiging invullen. Veel succes! Groetjes, Samir 18
19 7. Hoe oud is Rachid nu? OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. a) waar OPDRACHT 3 1. b) Achmed heeft een kind. 2. a) Ik heb een dochter gekregen: Sara. 3. b) Mijn kind gaat al naar de basisschool. 4. a) Zij heeft een dochter van twee maanden. 5. b) Laila gaat met haar kind naar het consultatiebureau. 19
20 OPDRACHT 4 1. dochter 2. basisschool 3. een kind 4. laat 5. maanden OPDRACHT 5 Voorbeeld: 1. Hoe oud is jouw kind? 2. Mijn kinderen gaan naar de basisschool. 3. Hoe laat moeten we weg? 4. Mijn dochter is klein. 5. Anna gaat Sara van school ophalen. 6. Laila heeft een afspraak bij het consultatiebureau. OPDRACHT 6 1. vriendin 2. praten 3. dochter 4. basisschool 5. leuk 6. kind 7. klein 8. oud 9. maanden OPDRACHT 7 1. weinig 2. zoon 3. slecht 4. saai 5. klein 6. oud 7. pas 8. vroeg 20
21 OPDRACHT 8 21
22 8. Griep! OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. b) Ik ben ziek. 2. b) Ik wil me ziekmelden. 3. b) Ik ben beter. 4. a) Als je ziek bent, moet je naar je bed. 5. a) Als je ziek bent, kun je niet werken. 22
23 OPDRACHT 4 1. griep 2. ziekmelden 3. beterschap 4. medicijnen 5. beter OPDRACHT 5 1. David kan vandaag niet werken. 2. Ik wil me ziekmelden. 3. Ik wens je veel beterschap. 4. David wordt vanzelf weer beter. 5. Je haalt medicijnen bij de apotheek. 6. David gaat vandaag weer werken. OPDRACHT 6 Voorbeeld: 1. David is ziek thuis. 2. David belt zijn baas. 3. Ik wens je veel beterschap. 4. Wij hebben koorts. 5. David gaat naar de dokter voor een onderzoek. 6. Bij de apotheek kun je medicijnen halen. OPDRACHT 7 1. dokter 2. niets 3. medicijnen 4. beter 5. duurt 6. huis 7. bed 23
24 OPDRACHT 8 1. voor David 2. door Ron 1. niet waar 2. niet waar 3. waar Voorbeeld: Beste Ron, Ik heb griep. Het gaat al iets beter. Ik denk dat ik volgende week weer kan werken. Tot volgende week! Groetjes, David 24
25 9. Op vakantie OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. a) waar 2. a) waar 3. a) waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Ik ga op vakantie naar Italië. 2. b) Ik wil een paspoort aanvragen. 3. a) Waar is de afdeling Burgerzaken. 4. b) Amal moet een nieuw paspoort aanvragen. 5. a) Het paspoort is over een week klaar. 25
26 OPDRACHT 4 1. vakantie 2. een paspoort 3. aanvragen 4. invullen 5. gemeentehuis OPDRACHT 5 1. aanvragen 2. formulier 3. paspoort 4. klaar 5. medewerker 6. later 7. blij 8. vakantie 9. Fijne 10. ziens OPDRACHT 6 1. Nederland 2. oud 3. vraagt 4. volgende 5. verdrietig 6. te laat 7. vervelende 8. Goedemorgen! OPDRACHT 7 26
27 OPDRACHT 8 27
28 10. Een nieuwe baan OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. a) waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Wij zoeken werk. 2. a) In de krant staat een leuke vacature. 3. b) Wij schrijven een sollicitatiebrief. 4. b) Jamil heeft al veel ervaring met werken. 5. a) Ik krijg een uitkering. 28
29 OPDRACHT 4 1. werken 2. sollicitatiebrief 3. gesprek 4. aangenomen 5. aanvragen OPDRACHT 5 1. Mijn broer werkt op een kantoor. 2. Jamil wil graag buiten werken. 3. Jamil zoekt een vacature in de krant. 4. Jamil schrijft vanmiddag een sollicitatiebrief. 5. Heeft u ervaring met dit werk? 6. Ik heb eerder als tuinman gewerkt. OPDRACHT 6 1. Jamil krijgt een uitkering. 2. Jamil zoekt een leuke vacature. 3. Wij werken op kantoor. 4. Ik ga een formulier aanvragen. 5. Jamil schrijft een sollicitatiebrief. 6. Jamil mag op gesprek komen. OPDRACHT 7 29
30 OPDRACHT 8 1. voor Jamil 2. door Hassan 1. waar 2. niet waar 3. waar Voorbeeld: Beste Hassan, Je kunt vacatures vinden in de krant. Als je een leuke vacature ziet, moet je een sollicitatiebrief schrijven. Veel succes! Groetjes, Jamil 30
Hoofdstuk 1 De verjaardag 1
Hoofdstuk 1 De verjaardag 1 2 1. b. niet waar 2. a. waar 3. b. niet waar 4. a. waar 5. b. niet waar 3 1. a. Wij praten over de kinderen met de buurman. 2. b. Zal ik me even voorstellen? 3. a. Mark heeft
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatieKleurRijker Instap II
Inhoud Hoofdstuk 1... 2 Hoofdstuk 2... 8 Hoofdstuk 3... 17 Hoofdstuk 4... 26 Hoofdstuk 5... 33 Hoofdstuk 6... 43 Hoofdstuk 7... 52 Hoofdstuk 8... 59 Hoofdstuk 9... 73 Hoofdstuk 10... 81 1 Hoofdstuk 1 Bij
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN Opdracht 1 de groente pinnen de suiker de supermarkt Opdracht 7 Hoi Ramon! Ik eet graag rijst met kip. En ik drink altijd water bij het eten. Maar ik vind
Nadere informatie2.7 In de supermarkt **
2.7 In de supermarkt ** Je hoort. Ze gaat naar de supermarkt. In de supermarkt zoekt ze alle boodschappen. Maar ze kan de koffie niet vinden. Ze vraagt het aan iemand die in de supermarkt werkt. verkoper
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieTe huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement
51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD Opdracht 1: de pinpas de geldautomaten het geld het bedrag Opdracht 8 1. Hij betaalt in Nederland met de euro. 2. Wij wisselen geld. 3. Je hebt briefjes en munten.
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieVoor jou. Verhalen van mantelzorgers. Anne-Rose Hermer
Voor jou Verhalen van mantelzorgers Anne-Rose Hermer 6 Inleiding In dit boek maak je kennis met Martine, Koos en Sara. Ze zijn alledrie in een andere fase van hun leven. Maar één ding is hetzelfde voor
Nadere informatieDit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.
Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieDit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.
Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld
Nadere informatieWat eten we vanavond?
35 35 HOOFDSTUK 3 Wat eten we vanavond? WOORDEN 1 Kies uit: jam school slager boodschappen vegetariër 1 Dorien eet geen vlees. Ze is. 2 Moniek houdt van zoet. Ze eet graag op brood. 3 Johan, ik ga naar
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN Opdracht 1 de collega s de overeenkomst het werkoverleg de bedrijfsarts Opdracht 8 Rosmalen, 25 maart Hallo papa, Hoe gaat het met je? Met mij gaat het heel goed!
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN Opdracht 1 het gas de buren de woning de keuken Opdracht 11 1. De man werkt in de tuin. 2. De man leest in de woonkamer. 3. De man staat in de keuken. 4. De vrouw
Nadere informatiede aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.
Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,
Nadere informatieSpreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening
Nadere informatieVeertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel
Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet
Nadere informatieAntwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.
Antwoorden Thema 5 woonomgeving Oefening 3 A 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. moesten B 1. Kon 2. Willen 3. Kan 4. kunnen 5. mocht 6. Kan - kan 7. wilde 8.
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieMeisjes-besnijdenis. Wat kan Sara doen als zij problemen heeft?
Meisjes-besnijdenis Wat kan Sara doen als zij problemen heeft? Dit boekje gaat over problemen na meisjes-besnijdenis. En wat je kan doen om je weer beter te voelen. Auteur: Illustraties: Pharos, Postbus
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieREGELS. Wat hoort bij elkaar?
171 171 REGELS 1 1 Ik ga iets eten want a ze geven een feestje. 2 Ik ga iets eten omdat b ik heb honger. 3 Vanavond gaan we naar de buren want c ze een feestje geven. 4 Vanavond gaan we naar de buren omdat
Nadere informatieMODULE 1 OPDRACHT 16. OPDRACHT heten 2. heet 3. heet 4. heten 5. heet 6. heten 7. heet 8. heet 9. heten 10. heet
MODULE 1 OPDRACHT 16 OPDRACHT 13 1. heten 2. heet 3. heet 4. heten 5. heet 6. heten 7. heet 8. heet 9. heten 10. heet OPDRACHT 14 1. fout 2. goed 3. goed 4. fout 5. goed OPDRACHT 15 1. heten 2. heet 3.
Nadere informatieThema In en om het huis.
http://www.edusom.nl Thema In en om het huis. Les 22. Een huis zoeken Wat leert u in deze les? Praten over uw huis Informatie over het vinden van een nieuwe woning Praten over wat afgelopen is Veel succes!
Nadere informatieHeb je misschien zin om straks een kopje koffie te komen drinken? Dat lijkt me gezellig. Ik kom er zo aan. Gezellig. Tot straks!
1.1 Koffie? ** Je hoort en haar nieuwe buurvrouw. woont net in haar nieuwe huis. en de buurvrouw hebben zich al aan elkaar voorgesteld. Nu vraagt of de buurvrouw koffie wil komen drinken. buurvrouw buurvrouw
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatieKLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer
KLEM Katja en Udo in de schulden Anne-Rose Hermer Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen 1 Katja ontmoet Udo Katja is bijna negentien jaar. Ze woont nog bij haar ouders. Katja werkt in een warenhuis.
Nadere informatieKNM. TaalCompleet. Kennis van de Nederlandse Maatschappij. InkijkExemplaar. Klassikaal leren Zelfstudie Online leren
TaalCompleet Kennis van de Nederlandse Maatschappij KNM InkijkExemplaar Klassikaal leren Zelfstudie Online leren 123456527 9 64 642 >454?@@3ABC344 &D! 'D""! %*$! #!$$,!!" %! *& #! +!! %!,-./0( 12 %!$ 3334566789:;7
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieOpstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.
www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
Nadere informatieDeel D Spreken - Thema 11 Milieu
Deel D Spreken - Thema 11 Milieu Stel een vraag. Je buren gaan op vakantie. Jij gaat voor hun poezen zorgen. Je weet niet wat de poezen moeten eten en hoe vaak ze moeten eten. Wat vraag je aan je buren?
Nadere informatieSchrijfoefeningen Onderweg
Schrijfoefeningen Onderweg 2015, Boom, Schrijfoefeningen Onderweg 1 Schrijfoefeningen Onderweg Opdracht 1 Maria gaat verhuizen van Amsterdam naar Tilburg. Zij stuurt aan haar familie en vrienden een adreswijziging.
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatieBij H&M. Nederlandse Academie 02/2184707 A2
Bij H&M Tiebe is bij H&M. Zij is samen met haar kind. Het kind heet Laura. Laura is drie jaar. Tiebe is op de derde verdieping. Ze wil een jurk voor een feest kopen. Ze ziet veel mooie jurken. Dan kijkt
Nadere informatieAlles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.
Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.
Nadere informatieKijk op YouTube spreekvaardigheid A1
Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Oefenexamen Ad Appel Spreekvaardigheid A1 10 vragen serie A 1. Hoe vaak doet u boodschappen? 2. Wanneer bent u geboren? 3. Wat drinkt u het liefst? 4. Wat vindt u van
Nadere informatieWat kan ik voor u doen?
139 139 HOOFDSTUK 9 Wat kan ik voor u doen? WOORDEN 1 1 Peter is op vakantie. Hij stuurde mij een... uit Parijs. a brievenbus b kaart 2 Ik heb die kaart gisteren.... a ontvangen b herhaald 3 Bij welke...
Nadere informatieDit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.
Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld
Nadere informatieMelkweg. Een volle tas. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Boodschappen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een volle tas Boodschappen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Een volle tas, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern
Nadere informatieOefenzinnen module 1. Oefenzinnen module 2. Luister goed en schrijf de zin op.
Oefenzinnen module 1 1. Ik schrijf me in bij de gemeente. 2. Wat is uw nieuwe adres? 3. Naar welke woonplaats verhuis jij? 4. Ik heb de Nederlandse nationaliteit. 5. Ben jij getrouwd of gescheiden? 6.
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school
Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat
Nadere informatieThema 2 Boodschappen. Inhoudsopgave
Thema 2 Boodschappen Inhoudsopgave 2.1 Eten en drinken 131 2.2 Ontbijt, lunch en avondeten 133 2.3 Ik drink melk. 135 2.4 Aard-ap-pel 136 2.5 Maanden en seizoenen 138 2.6 Op de markt 140 2.7 In de supermarkt
Nadere informatieEXTRA SCHRIJFOPDRACHTEN
EXTRA SCHRIJFOPDRACHTEN OPDRACHT 1, 2, 3 EN 4: MAAK DE OPDRACHTEN OP WWW.TAALSTERK.NL. OPDRACHT 5: MAAK DE ZINNEN AF. 1. Ik heb geen uitnodiging gekregen voor het feest. Waarom.. 2. Hakim voelt zich niet
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieOEFENSCHRIFT DEEL 2 A1-A2
OEFENSCHRIFT DEEL 2 A1-A2 Basisleergang Nederlands voor anderstaligen Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) Nicky Heijne Marten Hidma Karolien Kamma Vrije
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieStufe 1. Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn
Stufe 1 i1 Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn 3. heet jij? a) Wie b) Wat c) Hoe 4. Hoe gaat het met? a) jou b)
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieij / ei/ sch 9 De geit is grijs Kijk en schrijf de... A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
Pen! nr. 9 - De geit is grijs versie 1 november 2017 1 9 De geit is grijs de geit het schaap Kijk en schrijf de... ij / ei/ sch Pen! nr. 9 - De geit is grijs versie 1 november 2017 2 9.1 Lees, luister
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieCursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel
Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel 1 Woorden 1 de appel 2 de banaan 3 het blikje 4 de boodschappen 5 de chocolade 6 de drop 7 het plakje kaas 8 de kassa 9 het nummer 1 10 het pak 11 de
Nadere informatieDe PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar
De PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar De afgelopen weken was het niet zo leuk bij Pim thuis. Zijn moeder lag de hele dag in bed. Ze stond niet meer op, deed geen boodschappen
Nadere informatieDat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager
119 119 HOOFDSTUK 8 Dat is een koopje! WOORDEN 1 2 3 1 Ik ga even naar de.... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager 2 Wil je wat drinken? Ja graag, een... koffie alsjeblieft. a fles b beker
Nadere informatiewerkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd
werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.
Nadere informatieMelkweg. Een fijne wijk. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: buren
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een fijne wijk Wonen: buren Colofon Melkweg: Een fijne wijk, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school
Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school Taban brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat
Nadere informatieLeesboekje eten en drinken
Leesboekje eten en drinken Leesboekje Eten en Drinken Pagina 1 Dit is de groente Dit is het fruit. Dit is de sinaasappel. Dit is de banaan. Dit is de tomaat. Dit is de appel. Dit zijn de druiven. Dit is
Nadere informatieLeesboekje de omgeving
Leesboekje de omgeving Leesboekje De Omgeving Pagina 1 Dit is de winkel. Dit is de supermarkt. Dit is de bakkerij. Dit is de slagerij. Dit is de boekhandel. Dit is de snackbar. Dit is de bibliotheek. Dit
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieOefeningen met de belangrijke woorden
Oefeningen met de belangrijke woorden 2 Gezondheid Bekijk op de website de woordenlijst bij hoofdstuk 2. Deze woorden moet je onthouden. Samengestelde woorden Sommige woorden zijn van twee of meer andere
Nadere informatiewerkbladen thema 5 werk
werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 8
1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE
Nadere informatieDe eerste hapjes van baby Adam Dit is Layla
De eerste hapjes van baby Adam Dit is Layla met haar kindje Adam. Adam is 4 maanden oud. Layla mag hem nu oefenhapjes geven. In dit verhaal lees je hoe Layla het aanpakt. 1 Dit zijn Layla en haar baby
Nadere informatieWat zie je er leuk uit!
89 89 HOOFDSTUK 6 Wat zie je er leuk uit! WOORDEN 1 Kies uit: kort paars steil krullen kapper 1 Het haar van de vrouw is niet zwart. Het is! 2 Gisteren ben ik bij de geweest. 3 Mijn zoon heeft in zijn
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatie3 Jij gaat toch volgende week verhuizen? Je mag het... van mijn vriendin wel gebruiken! a bus b busje
131 131 REGELS 1 Wat hoort bij elkaar? 1 de wijn a het kamertje 2 de winkel b het boodschapje 3 de zus c het winkeltje 4 de boodschap d het wijntje 5 de kamer e het zusje 2 Onderstreep de diminutief in
Nadere informatieLesbrief 6. Gezondheid
www.edusom.nl Opstartlessen Lesbrief 6. Gezondheid Wat leert u in deze les? Praten met de dokter. Zinnen maken. Zeggen dat iets niet zo is. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieMelkweg. Wat eet u? Lezen Alfa A. Gezond eten
Melkweg Lezen Alfa A Wat eet u? Gezond eten Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Wat eet u?, 2015 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg +.
Nadere informatieUitgebreide versie. Mijn geld in vertrouwde handen. Stichting Beheer Bewonersgelden Pluryn
Uitgebreide versie Mijn geld in vertrouwde handen Stichting Beheer Bewonersgelden Pluryn Mijn geld in vertrouwde handen Iedereen heeft geld nodig om te leven. Om zelf kleren en eten te kopen, maar ook
Nadere informatieles 1: Kennismaken. Schrijf de zinnen achter de plaatjes. Leer dan de zinnen uit je hoofd. Het is 7 uur. Het is ochtend. Wat zegt u dan?
les 1: Kennismaken. Schrijf de zinnen achter de plaatjes. Leer dan de zinnen uit je hoofd. Het is 7 uur. Het is ochtend. Wat zegt u dan? goedemorgen - goedemiddag - goedenavond Het is 14.30 uur. Het is
Nadere informatieGewoon zo! Geld: Wat moet je weten als je gaat winkelen? MAKKELIJKLEZENGIDS OVER GELD
Gewoon zo! Geld: Wat moet je weten als je gaat winkelen? MAKKELIJKLEZENGIDS OVER GELD Betalen Als je een boodschap doet of bijvoorbeeld een trui koopt, moet je afrekenen. Betalen kan op verschillende manieren.
Nadere informatieDit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.
Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld
Nadere informatieAntwoorden Thema 2 Feesten
Antwoorden Thema 2 Feesten Lezen Oefening 2 1 c Simone. 2 b Zaterdagavond. Luisteren Oefening 3 1 b Een boek. 2 b Een kopje koffie en taart. 3 b Op Simone. 4 c Haar zus woont bij haar vader. 5 b 7 jaar
Nadere informatieKwaliteits-rapport. Koraal 2017.
Kwaliteits-rapport. Koraal 2017. De tekst is in Taal voor allemaal speciaal. Het kwaliteits-rapport. Koraal schrijft elk jaar een kwaliteits-rapport. Een kwaliteits-rapport is een boekje. Het kwaliteits-rapport
Nadere informatieThema 6 Werk zoeken. Inhoudsopgave
Thema 6 Werk zoeken Inhoudsopgave 6.1 Op zoek naar werk 6.2 Herhaling: praten over nu 6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden 6.4 Vacatures 6.5 Luisteren naar zorgen voor 6.6 Informatie vragen over een vacature
Nadere informatieANTWOORDEN TAALSTERK B1 THEMA 7 REIZEN
ANTWOORDEN TAALSTERK B1 THEMA 7 REIZEN Opdracht 4 1. negentien Europese landen 2. Nederlanders houden van warme landen. 3. Frankrijk 4. Turkije, Duitsland en Nederland 5. Zuid-Europese landen, zoals Italië
Nadere informatieDit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.
Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld
Nadere informatieModule 2 Omgangsvormen, normen en waarden
Module 2 Omgangsvormen, normen en waarden 2.1 Omgangsvormen, normen en waarden in Nederland Tekst 1: Met elkaar omgaan Dit hoofdstuk gaat over omgangsvormen, normen en waarden. Wat zijn dat? Omgangsvormen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatieGeregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN
Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is
Nadere informatiec A r i N t r E g g E l A N D h u i s DoKtEr EEKMANhof D E N E K A M P
carintreggeland huis Dokter Eekmanhof DENEKAMP Veilig thuis in het centrum van Denekamp Van harte welkom! Wilt u graag een woning met op een levendige en toegankelijke locatie? Met een afgeschermd terras?
Nadere informatieGezond thema: DE HUISARTS
Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieCliëntondersteuner (naam, organisatie):
Naam: Geboortedatum: Cliëntondersteuner (naam, organisatie): Datum gesprek: DOMEIN Thema s voor gesprek met cliënt. Ondersteuningsvraag van cliënt bij dit thema. A. Familie en vrienden. Huiselijke relaties
Nadere informatieDICTEE WOORDEN 1. DICTEE WOORDEN 1.1 1. ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij. 6. wij 7. nee 8. de baby 9. het kind 10. de naam
DICTEE WOORDEN 1 DICTEE WOORDEN 1.1 1. ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij DICTEE WOORDEN 1.2 1. vijf 2. nul 3. zes 4. één 5. vier 6. tien DICTEE WOORDEN 1.3 1. de rug 2. de bus 3. de arm 4. de buik 5. de fiets
Nadere informatieWie betaalt wat? Lunet zorg, februari 2018
Wie betaalt wat? Lunet zorg, februari 2018 Uitleg folder Als je bij Lunet zorg woont heb je recht op bepaalde zaken. Sommige dingen worden betaald door Lunet zorg. Lunet zorg krijgt daarvoor geld vanuit
Nadere informatie