PSYCHIATRIE IN 2016 NIEUWE ONTWIKKELINGEN DISCLOSURE BELANGEN SPREKER (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium of andere (financiële) vergoeding Aandeelhouder Andere relatie, namelijk Geen Geen 1
BESTUURLIJK AKKOORD GGZ 2012 NIEUWE PSYCHOFARMACA 2
BEELDVORMING EN GENETICA IN PSYCHIATRIE PERSONALIZED TREATMENT IN PSYCHIATRY 3
STAGERING EN PROFILERING PREVENTIE 4
VIRTUAL REALITY PSYCHOSEN E-HEALTH 5
E-HEALTH DSM-5 IN DE MEDIA 6
NOT SO VERY LONG AGO 1950 s: Little agreement among psychiatrists in diagnosing patients DSM-5 HISTORISCHE CONTEXT 7
GESCHIEDENIS DSM DSM I 1952: opsomming 106 disorders, m.n. voor administratief gebruik, psychoanalytische invloed DSM II 1968: 182 disorders, reactieve aspect verdwenen DSM III 1980: 265 disorders; reactie sterke kritiek op psychiatrie, aansluiten bij medische traditie met betrouwbare en valide diagnosen, nadruk observeerbare symptomen, invoer algoritmen DSM IV 1994: 297 disorders weinig substantiële veranderingen Agenda DSM-5 (vanaf 1999): neo-kraepeliaanse paradigma omverwerpen, aansluiting ICD- 11, neurobiologische en dimensionele aard disorders benadrukken, duidelijke afgrenzing normaal Diagnostic inflation? Number of diagnoses 450 400 350 300 250 DSM-IV DSM-IIIR DSM-III 200 150 DSM-II 100 DSM-I 50 0 1945 1955 1965 1975 1985 1995 2005 2015 Publication year 8
PARIS: PROBLEMEN PSYCHIATRISCHE CLASSIFICATIE Lack of knowledge about mental disorders Need for biological markers Diagnostic validity Comorbidity Algorithmic diagnosis (ipv prototypen) Dimensionality Expert consensus (J.Paris: The intelligent clinician s guide to the DSM-5) Categorical vs. Dimensional 9
PARIS: CONSTITUENCIES DSM-5 Research Clinical practice Pharmaceutical industry Legal system General public APA zelf! (J. Paris: The intelligent clinician s guide to the DSM-5) Definitie Mental Disorder Bij alle stoornissen moet hieraan worden voldaan! A mental disorder is a syndrome characterized by clinically significant disturbance in an individual s cognition, emotion regulation, or behavior that reflects a dysfunction in the psychological, biological, or developmental processes underlying mental functioning. Mental disorders are usually associated with significant distress or disability in social, occupational, or other important activities. An expectable or culturally approved response to a common stressor or loss, such as the death of a loved one, is not a mental disorder. Socially deviant behavior (e.g., political, religious, or sexual) and conflicts that are primarily between the individual and society are not mental disorders unless the deviance or conflict results from a dysfunction in the individual, as described above. 10
Veranderingen Wegvallen van het vijf-assensysteem Lumpers winnen van splitters Geen groei aantal stoornissen Hergroepering van stoornissen Geen aparte sectie kinderleeftijd/adolescentie Categoriale indeling van stoornissen gehandhaafd Volgorde hoofdstukken obv ontwikkelingsfase Veel veranderingen in diagnostische criteria Specifiers: aard, ernst, klinisch relevante items (b.v. suicidaliteit) Functioneren beter gedefinieerd (GAF = exit) Section II: Chapters DSM-5 A. Neurodevelopmental Disorders B. Schizophrenia Spectrum and Other Psychotic Disorders C. Bipolar and Related Disorders D. Depressive Disorders E. Anxiety Disorders (Separation anxiety Dis, Selective Mutism, Specific Phobia, Socal Anxiety Dis, Panic Dis, Agorophobia, GAD, ) F. Obsessive-Compulsive and Related Disorders (OCD, Body Dysmorphic Disorder, Hoarding Disorder, Trichotillomania, Excoriation(skin/picking) Disorder ) G. Trauma- and Stressor-Related Disorders (Reactive Attachment Dis, Disinhibited Social Engagement Dis, PTSD, Acute Stress Dis, Adjustment Dis, other ) H. Dissociative Disorders 11
Section II: 15 New Disorders DSM-5 1. Social (Pragmatic) Communication Disorder 2. Disruptive Mood Dysregulation Disorder 3. Premenstrual Dysphoric Disorder (DSM-IV appendix) 4. Hoarding Disorder 5. Excoriation (Skin Picking) Disorder 6. Disinhibited Social Engagement Disorder (split from Reactive Attachment Disorder) 7. Binge Eating Disorder (DSM-IV appendix) 8. Central Sleep Apnea (split from Breathing-Related Sleep Disorder) 9. Sleep Related Hypoventilation (split from Breathing-Related Sleep Disorder) 10. Rapid Eye Movement Sleep Behavior Disorder (Parasomnia NOS) 11. Restless Legs Syndrome (Dyssomnia NOS) 12. Caffeine Withdrawal (DSM-IV Appendix) 13. Cannabis Withdrawal 14. Major Neurocognitive Disorder with Lewy Body Disease (Dementia Due to Other Medical Conditions) 15. Mild Neurocognitive Disorder (DSM-IV Appendix) WHODAS - DISABILITY SCALE DOMAINS: Understanding and communicating Getting around Self Care Getting along with people Life activities household work or school Participation in Society 12
Subtypes and specifiers DSM-5 Subtypes: mutually exclusive subcategories Specifiers: not mutually exclusive; one or more Course Severity Discriptive features Insight Suicidality Comorbidity Codering: vierde, vijfde en/of zesde getal BELANGRIJKSTE VERANDERINGEN DSM-5 Introductie van term verslaving bij middelengebruik, geen onderscheid afhankelijkheid/misbruik Somatische symptomen stoornis i.p.v. somatoforme stoornis Introductie ASS 13
SUBSTANCE USE DISORDER (SUD) (SUBSTANCE-RELATED AND ADDICTIVE DISORDERS) Consolidate substance abuse with substance dependence into a single disorder called substance use disorder Rationale: Dependence is a misunderstood term that has negative connotations when in fact it refers to normal patterns of withdrawal that can occur from the proper use of medications. Copyright 2013. American Psychiatric Association. SOMATISCHE SYMPTOOMSTOORNIS - Vervanging van pijnstoornis, ongedifferentieerde somatoforme stoornis, somatoforme stoornis NAO en somatisatiestoornis - In categorie valt ook: conversiestoornis (functioneelneurologische-symptoomstoornis), psychische factoren die een somatische aandoening beïnvloeden, ziekteangststoornis (eerder hypochondrie), nagebootste stoornis 14
SOMATISCHE SYMPTOOMSTOORNIS - Vooral bedoeld om negatief criterium ( ontbreken van medische verklaring voor somatische klacht ) te omzeilen; - En omdat er vaak ook gediagnosticeerde somatisch aandoening aanwezig is; - Kern is het omgaan met die klacht (problematische gedachten, gevoelens en gedrag) onafhankelijk van verklaring; - Is ook vaak het aanknopingspunt voor behandeling - Vraag is of dit bezwaren van patiënten(-verenigingen) zal wegnemen (blijft psychologische invalshoek behandeling) Autism Spectrum Disorder DSM-5 DSM-IV (Pervasive Developmental Disorders) Autistic Disorder Asperger Disorder Pervasive Developmental Disorder NOS Childhood Disintegrative Disorder Rett Disorder DSM-5 Autism Spectrum Disorder 15
DIAGNOSTISCHE CRITERIA ASS DSM-5 A. Voortdurende beperkingen in sociale communicatie en sociale interactie binnen verschillende contexten, tot uiting komend (momenteel of in het verleden) op de volgende wijze: 1. beperkingen in sociaal-emotionele wederkerigheid, variërend van (bijvoorbeeld) beperkingen in het vermogen om een gesprek te beginnen en te onderhouden; tot tekorten in het spontaan delen van interesses, gevoelens, of affect; en beperkingen in het initiëren van of reageren op sociale interactie. 2. beperkingen in non-verbale communicatie, variërend van slecht geïntegreerde verbale en non-verbale communicatie; tot problemen in oogcontact en begrip en gebruik van gebaren; tot de afwezigheid van mimiek en non-verbale communicatie 3. beperkingen in het ontwikkelen, onderhouden en het begrijpen van relaties, variërend van problemen in het aanpassen van gedrag aan wisselende sociale contexten; tot problemen in het komen tot gezamenlijk fantasiespel of het aangaan van vriendschappen; tot de afwezigheid van interesse in leeftijdsgenoten. Specificeer de huidige ernst: deze ernst is gebaseerd op beperkingen in sociale communicatie en zich herhalende stereotype patronen van gedrag, belangstelling DIAGNOSTISCHE CRITERIA ASS DSM-5 B. Beperkte, zich herhalende patronen van gedrag en belangstelling zich uitend in ten minste 2 van de volgende, momenteel of in het verleden: 1. Stereotype of zich herhalende bewegingen, gebruik van objecten, of taalgebruik (bv. motorische stereotypieën, echolalie, op een rij zetten van speelgoed) 2.Insistence on sameness, vastzitten aan routines, of verbale of non-verbale rituelen (bv. zeer overstuur bij kleine veranderingen, begroetingsrituelen, rigide denkpatronen) 3. Zeer beperkte, vastliggende interesses die abnormaal zijn qua intensiteit of focus (bv. sterke preoccupatie met objecten) 4. Hyper- of hyporeactiviteit t.a.v. sensorische stimuli of ongewone interesse in sensorische aspecten van de omgeving (bv. ongevoelig voor pijn, temperatuur; fascinatie voor licht, bewegingen) Specificeer de huidige ernst: deze ernst is gebaseerd op beperkingen in sociale communicatie en zich herhalende stereotype patronen van gedrag, belangstelling e.h.horwitz umcg 2014 16
DIAGNOSTISCHE CRITERIA ASS DSM-5 C. Symptomen moeten aanwezig zijn tijdens de vroege ontwikkeling (maar kunnen nog niet geheel tot uiting komen tot de (beperkte) draagkracht overschreden wordt, of kunnen gemaskeerd worden door aangeleerde strategieën op latere leeftijd ). D. Symptomen veroorzaken klinisch significante beperkingen in sociaal- of beroepsmatig functioneren, of in andere belangrijke levensgebieden. E. Symptomen kunnen niet beter worden verklaard als veroorzaakt door verstandelijke beperkingen. N.B. Bij mensen bij wie eerder de diagnose PDD werd gesteld moet de diagnose ASS worden vastgesteld. Bij personen met duidelijke beperkingen in de sociale communicatie die niet voldoen aan de criteria van ASS moet de diagnose Sociale Communicatie Stoornis worden overwogen. NADERE SPECIFICATIE ASS Met of zonder aanwezigheid van intellectuele beperkingen Met of zonder aanwezigheid van een bijkomende taalstoornis Geassocieerd met een bekende medische of genetische aandoening of omgevingsfactor Geassocieerd met een andere ontwikkelingsstoornis, psychiatrische- of gedragsstoornis Met catatonie 17
NIVEAUS VAN ERNST Niveau van ernst ASS Sociale communicatie Beperkte interesses en repetitief gedrag Niveau 1: ondersteuning nodig Niveau 2: substantiële ondersteuning nodig Niveau 3: zeer substantiële ondersteuning nodig Zonder ondersteuning enige tekortkomingen in de sociale communicatie Duidelijke tekorten met beperkt initiatief en verminderde of atypische respons Minimale sociale communicatie Rigide gedrag interfereert significant met functioneren in ten minste 1 context Beperkingen vallen op aan anderen en treden op in verschillende contexten Rigide gedrag interfereert met functioneren op alle levensgebieden SOCIALE (PRAGMATISCHE) COMMUNICATIE STOORNIS A. Voortdurende problemen in het sociale gebruik van verbale en non-verbale communicatie zoals blijkt uit: 1. Beperkingen in het gebruik van communicatie voor sociale doeleinden, zoals groeten en uitwisselen van informatie, op een wijze passend binnen de context. 2. Beperkingen in het vermogen communicatie aan te passen aan een wisselende context of de behoefte van de luisteraar 3. Moeite om regels voor conversatie en het vertellen van een verhaal toe te passen (taking turns etc.) 4. Moeite met het begrijpen van impliciete boodschappen, metaforen, humor. 18
VOOR-/NADELEN ASS IN DSM5 Nadelen: uitsluiten mensen van noodzakelijke behandeling, discontinuiteit in onderzoek. Voordelen: sluit beter aan bij recent onderzoek, beperken domein, meer homogeniteit ASD. 19