25.2 Veranderd defecatiepatroon

Vergelijkbare documenten
25.1 Veranderd defecatiepatroon

Eind goed, al goed? Of ook nog erfelijkheidsonderzoek? Margreet Ausems Afdeling Medische Genetica UMCU

Antwoordformulieren open vragen

Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP) Informatie over het ziektebeeld

24.4 Braken. Specifiek lichamelijk onderzoek. Specifieke anamnese. Probleemlijst. M. Eeftinck Schattenkerk

Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP) Informatie over het ziektebeeld

Darmkanker Presentatie voor Marikenhuis

Samenvatting van de richtlijn erfelijke darmkanker, revisie

Darmkanker screening zin of onzin? Lisette Saveur, Verpleegkundig specialist MDL-oncologie Antoni van Leeuwenhoek Amsterdam

Darmkanker. Ontwikkelingen en onderzoek. Prof dr Hans de Wilt Afdeling Heelkunde Radboud UMC Nijmegen

Onderstaande vragen zijn van toepassing op de periode 0-3 maanden postoperatief

Coloncarcinoom. Inleiding 13/11/2009. Epidemiologie van het colorectaal carcinoom (CRC)

(MAP) Informatie over het ziektebeeld

DE DIKKE DARM DE DIKKE DARM

27.1 Icterus. Specifiek lichamelijk onderzoek. Specifieke anamnese. Probleemlijst. Differentiële diagnose. D.J. Gouma

longcarcinoom: stadiëring en behandeling

Ileus in de palliatieve setting. Patricia Quarles van Ufford Internist-oncoloog Palliatief consult team Hagaziekenhuis

Deze folder bevat informatie over het Lynch-syndroom. Het beschrijft:

Genetic Counseling en Kanker

Dikke darmoperatie. Poli Chirurgie

Onderbuikklachten. buikklachten

Diverticulitis. chirurgie

Dikke darmpoliepen. MDL-centrum IJsselland Ziekenhuis.

Inhoudsopgave. Wat is een ileus?...4. Wat is de oorzaak van een ileus?...4. Wat zijn de klachten?...5. Hoe wordt de diagnose gesteld?...

Alles wat je altijd over darmkanker wou weten (maar niet durfde vragen)

Robert Hofstra Afdeling Genetica, UMCG. Erfelijkheidsonderzoek bij Lynch syndroom: wat zijn de klinische consequenties?

Maligne pleura exsudaat

Scholing colorectaal carcinoom. Jeanine Roodhart, internist-oncoloog i.o. 9 april 2018

Behandeling van dikke

Erfelijkheid van Darmkanker Nieuwe Richtlijn (selectie)

11.3 Chronische bovenbuikpijn

Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling. Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019

Beleid levermetastasen Colorectaal Carcinoom EMBRAZE REGIO

24.2 Braken. Probleemlijst. Specifieke anamnese. Differentiële diagnose. Aanvallen van krampende buikpijn Differentiële diagnose

Bestaande cascoo casus Blokboek buik blz 33 t/m 36 en docentenhandleiding blokboek blz 30 t/m 32

Darmoperatie bij Diverticulitis. Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis

Net de diagnose gekregen

Twee handen op een buik

Onderstaande vragen zijn van toepassing op de periode 4-6 maanden postoperatief

Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam

Bloedafname CAIRO5. Coördinerend Radiologen: Dr. K. van Lienden, Dr. M Engelbrecht, afdeling Radiologie, AMC Amsterdam

OPERATIES EN NOG VEEL MEER

New challenges in metastic colo-rectal cancer. Desi van den Boogaard Verpleegkundig Specialist GE Oncologie Jeroen Bosch Ziekenhuis

1 Algemeen 4. 2 Wat is eierstokkanker en bij wie komt het voor 4. 3 Hoe ontstaat eierstokkanker 4. 4 Uitzaaiingen bij eierstokkanker 4

Samenvatting van dr. J.J. Koornstra (maag-darm-leverarts) en prof. dr. R.M.W.Hofstra

Komt een man bij de dokter

Onderstaande vragen zijn van toepassing op de periode 6-12 maanden postoperatief

1 Algemeen Wat is eierstokkanker en bij wie komt het voor? Hoe ontstaat eierstokkanker? Uitzaaiingen bij eierstokkanker...

Pancreascarcinoom en kansen voor de toekomst

Dikke darm operatie. Functie en ligging van de dikke darm. Waarom een dikke darm operatie?

Antwoordformulieren open vragen

Richtlijnen. Diagnostiek en preventie van erfelijke gynaecologische tumoren november gyneacologische-kaart :44 Pagina 1

Nederlandse Samenvatting

COLOPEC trial. 9. Follow-up 2/3/4/5 jaar na primaire resectie. Anamnese. Lichamelijk onderzoek. Labwaarden. Patiënt Identificatie Nummer: Initialen:

Dikke darmoperatie. Chirurgie. Beter voor elkaar

Family cancer syndroms and cancer risk. Martine Folsche, verpleegkundig specialist Erasmus MC Kanker Instituut

Divertikels en diverticulitis. Oorzaak en behandeling

Erfelijkheid & kanker. Titia Brouwer Maatschappelijk werker Afdeling Genetica 11 april 2016

Samenvatting en conclusies

Hoe belangrijk is herstel of genezing van het darmslijmvlies (mucosa) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa tijdens de behandeling?

Bloedafname CAIRO5. Coördinerend Radiologen: Dr. K. van Lienden, Dr. M Engelbrecht, afdeling Radiologie, AMC Amsterdam

Coloncarcinoom. Marlies Verhaar, oncologe Hofpoort zh Peter van Koningsbruggen, huisarts Margreet Ausems, klinische genetica UMC

Familiaire Mediterrane Koorts

Erfelijk diffuus maagkanker

Blindedarmontsteking. Appendicitis. Poli Chirurgie

Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van een onbekende primaire tumor in het hoofd-halsgebied: Unknown Primary

24.1 Braken. Specifiek lichamelijk onderzoek. Specifieke anamnese. Probleemlijst. H.G. Gooszen

Eierstokkanker. Patiënteninformatie Eierstokkanker

Dikke darmoperatie. Polikliniek Chirurgie Route 10

BASISPRINCIPES VAN KANKER

Gemetastaseerd colorectaal carcinoom: evolutie naar chronische pathologie door multimodale therapie

PAPILLON. MEREL ALBERS - MBB er CONTACT BRACHYTHERAPIE BIJ RECTUMCARINOOM

Richtlijn Colorectaal Carcinoom 2014

Darmkanker en het bevolkingsonderzoek (en klein stukje erfelijkheid)

Patiënteninformatie. Chirurgie Nazorg na de behandeling van dikke darmkanker

Endeldarmkanker. Diagnose en behandeling van endeldarmkanker. Inleiding

Nederlandse samenvatting

50202 stofwisseling uur. Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen. Het ANDERE deel ingevuld inleveren bij uw surveillant(e)

De gidsbijprostaatkanker -Uroloog Roderick van den Bergh St Antonius Ziekenhuis, Utrecht

Medische Publieksacademie

Dikke-darmkanker. vrijdag 24 april Bas van Balkom MDL-arts

Onderstaande vragen zijn van toepassing op de periode maanden postoperatief

Factsheet Indicatoren Gynaecologische Oncologie (DGOA) Start registratie: 2014

Behandelwijzer kwaadaardige poliepen.

Mamma-pathologie achtergronden casusschetsen voor begeleider/presentator

Operatie Dikkedarmkanker. Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis

Gynaecologie. Eierstokkanker. Afdeling: Onderwerp:

DIKKEDARMOPERATIE voor beeldverslagen, zie ingrepen in beeld

POLIKLINIEK COLONCARE DIKKE DARMKANKER

Om foto s voor de casus te verkrijgen zal een fotosessie met een icterische patiënt nodig zijn. Dit kan niet eenvoudig van te voren gepland worden.

Tumoren en erfelijkheid. prof. dr. Bruce Poppe. Centrum voor Medische GeneIca Diensthoofd Prof. dr. A. De Paepe Universitair Ziekenhuis Gent

Lynch Syndroom. Infobrochure voor patiënten en hun familie

Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA)

Erfelijkheid & kanker. Titia Brouwer Maatschappelijk werker Afdeling Genetica 13 maart 2017

GENETISCHE COUNSELING SYLVIA DE NOBELE, GENETISCH COUNSELOR CENTRUM MEDISCHE GENETICA, UZGENT (CMGG) FAPA 19/11/2016

Erfelijkheid & kanker. Titia Brouwer Maatschappelijk werker Afdeling Genetica 13 maart 2018

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Transcriptie:

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 453 453 25.2 Veranderd defecatiepatroon Th. Wiggers Een 40-jarige vrouw bezoekt haar huisarts omdat zij in toenemende mate last heeft van constipatie. Een enkele keer heeft zij diarree en buikklachten. Omdat zij ook is afgevallen en er slecht uitziet wordt zij verwezen naar een gastro-enteroloog. Wat zou u nog meer willen weten? Specifieke anamnese De patiënte vertelt dat zij sinds een aantal maanden last heeft van obstipatie. Zij heeft dan veel rommelingen en buikkrampen, gevolgd door een defecatie. Af en toe heeft zij ook last van diarree. Tot nu toe heeft zij nooit bloed bij de ontlasting gezien. De continentie is normaal. Zij heeft last van een opgeblazen gevoel. Koorts heeft zij niet gehad. De menstruatie verloopt normaal. Verder navragen leert dat zij al enige tijd erg moe is. Zelf wijt zij dat aan haar drukke gezin en het feit dat zij sinds een paar jaar weer een baan heeft. In de afgelopen periode is de patiënte zeker vijf kilogram afgevallen. Uit de familieanamnese blijkt dat zij een zuster heeft bij wie op 35-jarige leeftijd een mammacarcinoom werd gediagnosticeerd. Haar vader is op jonge leeftijd overleden aan een tumor in de buik. Precieze informatie heeft zij daar niet over omdat haar ouders toentertijd al gescheiden waren. Verdere gegevens van vaderszijde ontbreken omdat zij met deze familie geen contact meer heeft. Aan moederszijde is er, behalve het mammacarcinoom bij haar zuster, een kleine familie zonder bijzonderheden. Welk specifiek lichamelijk onderzoek zou u als eerste willen verrichten? Specifiek lichamelijk onderzoek Bij onderzoek ziet de patiënte er slecht uit. De buik is licht opgezet. Auscultatie levert een levendige peristaltiek op zonder gootsteengeruisen. Er is een lichte drukpijn in de rechter bovenbuik. De lever is niet palpabel en ook elders in de buik zijn er geen palpabele afwijkingen. Bij rectaal toucher voelt u een massa in het cavum Douglasi en bij vaginaal toucher een vergrote rechter adnex. Probleemlijst Actuele problemen: veranderd defecatiepatroon met periodes van paroxismale diarree; vergrote rechter adnex; algemene malaise; belaste familieanamnese. Wat is uw differentiële diagnose?

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 454 454 25.2 VERANDERD DEFECATIEPATROON Differentiële diagnose Veranderd defecatiepatroon Differentiële diagnose sigmoïdcarcinoom diverticulitis van het sigmoïd ziekte van Crohn ovariumcarcinoom peritonitis carcinomatosa van een orgaan buiten de buikholte Sigmoïdcarcoom Symptomen obstipatie anders dan voorheen diarree afgewisseld met obstipatie ileusklachten bloedverlies per anum meestal samen met defecatie algemene malaise ten gevolge van metastasen gewichtsverlies Beschouwing differentiële diagnose Het veranderde defecatiepatroon wijst op een obstructie ergens in de darm. Er is geen sprake van een slow-transit obstipatie omdat de patiënte jong is en in het verleden altijd een normale defecatie heeft gehad. De combinatie van obstipatie en diarree maakt een lokalisatie in de dunne darm minder waarschijnlijk, maar sluit dit niet uit. Ook kan uit de anamnese niet worden opgemaakt of hier sprake is van een intra- of extraluminale obstructie. Het ontbreken van koorts en de relatief jonge leeftijd van de patiënte maken een diverticulitis minder waarschijnlijk. Voor de ziekte van Crohn is haar leeftijd echter wat te hoog. De algemene malaise en het gewichtsverlies doen het vermoeden rijzen dat het om een ernstige ziekte gaat. De positieve familieanamnese voor zowel mammacarcinoom als waarschijnlijk een coloncarcinoom maakt de kans op een ovariumcarcinoom of een uitgebreid sigmoïdcarcinoom meer waarschijnlijk. Veel aanknopingspunten voor een diagnose geeft het lichamelijk onderzoek niet, en de drukpijn in de bovenbuik past niet direct bij een probleem dat alleen in de darm gelokaliseerd is. Sigmoïdcarcinoom Lichamelijk onderzoek vrijwel nooit palpabele afwijkingen in de buik vergrote lever (bij aanwezigheid van mestastasen) bij rectaal toucher een extraluminale massa wanneer een lang sigmoïd in het bekken ligt bloed aan de handschoen na rectaal toucher opgezette buik en ileusperistaltiek bij (dreigende) afsluiting van de darm ascites Welke aanvullende diagnostiek acht u in dit geval aangewezen? Aanvullende diagnostiek Aangezien de mogelijkheid van obstructie van de dikke darm het meest op de voorgrond staat, wordt bij de patiënte in eerste instantie een sigmoïdoscopie uitgevoerd. Op 25 cm van de anus is er een voor de scoop niet te passeren stenose zonder dat er endoluminale afwijkingen worden gezien. Er worden een paar blinde biopten genomen die een normaal slijmvlies en daarmee geen diagnose opleveren. Bij een oriënterend bloedonderzoek zijn er discrete leverfunctiestoornissen (lichte verhoging van alkalische fosfatase en gamma-gt) en verder valt een lichte anemie op.

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 455 25.2 VERANDERD DEFECATIEPATROON 455 Omdat ook de bovenbuik gevisualiseerd moet worden, wordt besloten geen coloninloopfoto en echogram van de bovenbuik te maken, maar een CT-scan met oraal en intraveneus contrast. Op deze scan ziet u in de lever een aantal heterogene afwijkingen die aankleuren met intraveneus contrast en daarmee suspect zijn voor metastasen (figuur 25.2.1). In de linker onderbuik ziet u een tumor in het sigmoïd met een vrijwel volledige obstructie van het lumen. Het rechter ovarium is vergroot, maar er zijn geen tekenen van ascites. Sigmoïdcarcinoom Aanvullende diagnostiek colonoscopie coloninloopfoto Hb, alkalische fosfatase CEA (NB niet geschikt voor diagnostiek van de primaire tumor) echografie van de bovenbuik CT-scan Beschouwing aanvullende diagnostiek Na het endoscopisch onderzoek had de volgende stap in de diagnostiek een coloninloopfoto of een CT-scan van de buik kunnen zijn. Het mogelijke voordeel van een inloopfoto is het karakteristieke beeld van een colonmaligniteit (figuur 25.2.2) of een obstructie buiten de darm. Tevens kan een diverticulitis worden aangetoond, maar dit laatste zal toch met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden omdat een maligniteit in combinatie met een diverticulitis niet altijd zichtbaar hoeft te zijn. Een echogram van de bovenbuik had mogelijk de leverafwijkingen aan het licht kunnen brengen, maar is minder sensitief voor het aantonen van een afwijking in de dikke darm. Om cumulatieve wachttijden bij te veel verschillende onderzoeken te voorkomen, is derhalve gekozen voor één onderzoek dat de bovenbuik met de lever, het colon en het ovarium in één keer zichtbaar kan maken. Op basis van deze uitslagen werd het vermoeden op een maligniteit in de onderbuik waarschijnlijker. Hoog in de differentiële diagnose staat nu een gemetastaseerd coloncarcinoom met levermetastasen en mogelijk ook een ovariummetastase. De mogelijkheid van een gemetastaseerd ovariumcarcinoom kan nog niet geheel worden verworpen. Ertegen pleit de aanwezigheid van levermetastasen, de afwezigheid van ascites en het ontbreken van meerdere tumoren in de buikholte. De bepaling van tumormerkstoffen kan helpen bij de differentiatie tussen beide diagnosen. Een verhoogd CEA pleit voor een colonmaligniteit en een verhoogd CA125 voor een ova- Figuur 25.2.1 metastasen. CT-scan van de lever met uitgebreide Figuur 25.2.2 Coloninloopfoto waarop een obstruerend sigmoïdcarcinoom zichtbaar is. De pijl geeft de vernauwing aan: het klokhuisfenomeen.

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 456 456 25.2 VERANDERD DEFECATIEPATROON riumcarcinoom. Deze merkstoffen kunnen bij beide aandoeningen licht verhoogd zijn. Met de patiënte worden nu de mogelijke diagnosen en daarbij behorende consequenties besproken. Dit gebeurt in aanwezigheid van haar partner en een verpleegkundige. Vrij snel komt aan de orde dat het zeer waarschijnlijk een ziekte betreft die niet te genezen is en dat er slechts voor symptoombestrijding en levensverlenging gekozen kan worden. In het eerste gesprek komt vooral de ernst van de diagnose aan de orde. De patiënte maakt gebruik van het aanbod voor een tweede gesprek en heeft dan haar vragen op papier gezet. Weer worden de diverse behandelingsmogelijkheden besproken. De patiënte overweegt een tweede mening, maar na een derde gesprek begrijpt zij haar situatie en gaat zij akkoord met een laparotomie. Welke behandeling stelt u voor? Behandeling Aangezien de patiënte een dikkedarmobstructie heeft, wordt ondanks het ontbreken van een histologische diagnose voorgesteld een laparotomie te verrichten en het aangedane stuk darm te verwijderen. Bij deze ingreep vindt tevens een ovariëctomie plaats en nadat is vastgesteld dat zich in de lever een groot aantal suspecte afwijkingen bevinden die niet voor resectie in aanmerking komen, wordt een biopt genomen uit een van de tumoren. Postoperatief staat op basis van het histologisch onderzoek vast dat er sprake is van een adenocarcinoom van het sigmoïd met metastasen in beide leverkwabben en in het rechter ovarium. Sigmoïdcarcinoom Behandeling laparotomie, resectie colon Beschouwing behandeling Op basis van de uitslag van het CT-onderzoek was duidelijk dat in dit geval sprake zou zijn van een palliatieve behandeling indien de diagnose van een gemetastaseerd coloncarcinoom bevestigd zou worden. De ernst van de obstructieklachten maakte het noodzakelijk deze als eerste te behandelen. Na een evaluatie zal in eerste instantie worden bepaald of een patiënt operabel is. Een patiënt met cardiale of pulmonale comorbiditeit of een patiënt die door de uitgebreide tumorgroei in slechte conditie is, had mogelijk geen laparotomie kunnen ondergaan. In dat geval was de optimale keuze van behandeling een intraluminale stent om de obstructie te verhelpen. Dit had onze patiënte een laparotomie bespaard, maar of dit op de wat langere termijn bij een patiënt in redelijke conditie een goede oplossing was geweest, staat allerminst vast. De volgende stap is om te beoordelen of de tumor die de klachten veroorzaakt resectabel is. In de buik is het vrijwel altijd mogelijk een obstructie bij een niet-resectabele tumor te bypassen of een stoma aan te leggen. Tot slot wordt bepaald of er sprake kan zijn van een curabele aandoening. In dat geval moet de primaire tumor radicaal resectabel zijn, zonder aantoonbare microscopische resten of tumorgroei in organen elders in het lichaam. De patiënte had duidelijk kenbaar gemaakt dat zij behandeld wilde worden met chemotherapie. Daarvoor was het noodzakelijk de obstructie definitief weg te nemen, omdat men in een fase van leukopenie niet meer kan ingrijpen als de stent acuut verstopt zou raken. Ook was het belangrijk tot een weefseldiagnose te komen omdat bij de vervolgbehandeling de keuze van de chemotherapie afhankelijk is van het histologische type van de primaire tumor. Zo kon de palliatieve ingreep dienen voor zowel klachtenbestrijding als stadiëring. Beloop In de postoperatieve fase maakt de patiënte nog een longembolie door waarvoor zij gedurende drie maanden therapeutisch antistolling krijgt. De wonden genezen per primam en de defecatie is weer als voorheen. De zeer teleurstellende uit-

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 457 25.2 VERANDERD DEFECATIEPATROON 457 slag van de peroperatieve bevindingen wordt nogmaals met de patiënte besproken. Zij kiest voor palliatieve chemotherapie bestaande uit 5- fluorouracil en Leucovorine. Als na negen maanden chemotherapie op de CT-scan progressieve ziekte zichtbaar is, wordt zij behandeld met tweedelijnschemotherapie. Tevens worden in die periode afspraken gemaakt om contact op te nemen met de afdeling klinische genetica. Er zal een poging worden gedaan contact met de familie van vaderszijde op te nemen om na te gaan of er nog meer gevallen van maligniteit bekend zijn en of zij aan het klinisch-genetisch onderzoek willen meewerken. Beschouwing beloop Dikkedarmkanker komt frequent voor, met ruim 8000 nieuwe gevallen per jaar. De oorzaak is in de meeste gevallen niet bekend. In die gevallen spreken we van een sporadisch coloncarcinoom. Ongeveer 15% van de patiënten met darmkanker heeft een positieve familieanamnese (meerdere familieleden met dikkedarmkanker). Bij 1% van de gevallen is de darmkanker onderdeel van familiaire adenomateuze polyposis (FAP) en bij 2% is de darmkanker het gevolg van een bewezen andere genmutatie en daarmee onderdeel van het hereditaire non-polyposis colon-rectumcarcinoom (HNPCC). Afhankelijk van de uitslag van het genetisch onderzoek (diagnose van HNPCC) zal bij kinderen vanaf het 20e tot 25e jaar elke twee jaar een colonoscopie moeten worden verricht. De kinderen van onze patiënte zijn nog te jong om nu reeds in de screening te worden opgenomen. De zuster met het mammacarcinoom op jeugdige leeftijd had een draagster van het BRCA-1-gen kunnen zijn. In families met deze genafwijking komen veel patiënten met mammacarcinomen voor, maar ook patiënten met een ovariumcarcinoom. De kans dat deze genmutatie bij de patiënte aangetoond kan worden is klein doordat zij een kleine familie heeft, en nu zij een bewezen coloncarcinoom heeft is die kans er niet meer. De longembolie in de postoperatieve fase is een gevolg van trombose in het bekken. De combinatie van een niet radicaal verwijderde maligniteit (paraneoplastisch verschijnsel) en een bekkenoperatie vergroten de kans op een longembolie. Ondanks het feit dat de patiënte routinematig subcutaan heparine kreeg in de postoperatieve fase, is er toch een trombose ontstaan. Het was beter geweest iemand met deze verhoogde risicofactoren een dubbele dosis heparine te geven. Omdat de patiënte reeds levermetastasen heeft, komt zij niet in aanmerking voor adjuvante chemotherapie. Deze behandeling wordt gereserveerd voor patiënten bij wie na een operatieve behandeling geen aantoonbare resttumor meer aanwezig is. Zowel voor levensverlenging als voor symptoombestrijding kan bij uitgezaaide ziekte palliatieve chemotherapie worden gegeven. De standaardbehandeling bestaat uit 5-fluorouracil en Leucovorine. Het responspercentage is gemiddeld 30, met een gemiddelde responsduur van zes tot negen maanden. De bijwerkingen zijn: diarree, stomatitis en eventueel complicaties als leuko- of trombopenie. Bij progressie van de ziekte kan men tegenwoordig gebruikmaken van andere effectieve chemotherapeutica zoals irinotecan en oxaliplatine. We spreken dan van tweedelijnschemotherapie. Wel wordt de kans op respons telkens kleiner en ook de responsduur zal gemiddeld korter zijn. Kernpunten Bij de combinatie van algemene malaise en obstructieklachten moet de aanwezigheid van een reeds uitgezaaide kwaadaardige tumor sterk worden overwogen. Bij elke patiënt behoort het uitvragen van de familieanamnese een onderdeel te zijn van het afnemen van de anamnese. Bij een coloncarcinoom is vrijwel altijd een palliatieve resectie ter bestrijding van de symptomen geïndiceerd.

56A-Chirurgie 25.2 01-06-2005 11:45 Pagina 458 458 25.2 VERANDERD DEFECATIEPATROON Literatuur Cunningham D, Pyrhönen A, James RD, Punt CJA, Hickish TF, Heikkila R, et al. Randomised trial of irinotecan plus supportive care versus supportive care alone after fluorouracil failure for patients with metastatic colorectal cancer. Lancet 1998; 352: 1413-8. International multicentre pooled analysis of colon cancer trial (IMPACT) investigators. Efficacy of adjuvant fluorouracil and folinic acid in colon cancer. Lancet 1995; 345: 939-44. Menko FH, Griffioen G, Wijnen JTh, Tops CMJ, Fodde R, Vasen HFA. Genetica van darmkanker. I. Non-polyposis- en polyposisvormen van erfelijke darmkanker. II. Erfelijke achtergrond van sporadische en familiaire darmkanker. Ned Tijdschr Geneeskd 1999; 143: 1201-11. Nagengast FM, Kleibeuker JH. Colorectale carcinomen. Gastro-enterologische aspecten. In: Lanschot JJB van, Gouma DJ, Schouten WR, Jansen PLM, Tytgat GNJ, redacteuren. Gastro-intestinale chirurgie en gastro-enterologie in onderling verband. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; 1999. p. 423-8. Wiggers T. Tumoren van dunne en dikke darm. In: Velde CJH van de, Bosman FT, Wagener DJTh. Oncologie. 6th ed. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; 2001. p. 447-65. Wiggers T, Zoetmulder FAN. Colorectale carcinomen. Chirurgische aspecten. In: Lanschot JJB van, Gouma DJ, Schouten WR, Jansen PLM, Tytgat GNJ. Gastro-intestinale chirurgie en gastro-enterologie in onderling verband. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; 1999. p. 429-38. CD-rom Motwani BT, Shafir M, Merrick M, Tepper J, Bruckner HW. Chapter 121: Adenocarcinoma of the colon and rectum. Cancer Medicine Plus 4th ed. Baltimore: Williams & Wilkins; 1998. Internet http://cancernet.nci.nih.gov/clinpdq/soa/colon_cancer_physician.html