Innovatie, tussen traditie en toekomst



Vergelijkbare documenten
sociaal-culturele methodiek en vier functies: 10 kwesties

WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK VAN GEMEENSCHAPSVORMING?

10 Innovatielessen uit de praktijk 1

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. MVO en reorganisatie. Een model voor verantwoorde en succesvolle reorganisatie

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen

Opleidingsprogramma DoenDenken

Impactgericht werken in de sector van het sociaalcultureel

organisatie kan hier bepalen en toelichten of en in welke mate ze een werking ontplooit in een internationale context.

Visie op duurzaam Veranderen

Beleids- en BeheersCyclus. Cursus beleidsplanning, -monitoring en evaluatie: Inleidend hoofdstuk

Het Innovatiekompas Inspiratie sessies Dr. Guy Bauwen

360 GRADEN FEEDBACK. Jouw competenties centraal

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

Publieke waarde creëren. Daniël van Geest en Peter Teesink

DENKEN OVER TECHNOLOGIE, GEZONDHEID EN ZORG

volwassenen bevordert; 2) aan te geven welke samenlevingsvraagstukken

Interview met minister Joke Schauvliege

onderzoek in transitie?

Utrecht, september 2010 Gerjoke Wilmink directeur Nibud

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016

PRESENTATIE DE KRACHTLIJNEN VAN STERK SOCIAAL WERK VOOR DE TOEKOMST

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Het MNF (Max Neef Framework) is een initiatief van Plan B en Innovation Booster.

Schoolbeleid en ontwikkeling

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

onderdeel van

Inhouden, benaderingen, didactische aanpak en doelstellingen

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

De Taxonomie van Bloom Toelichting

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

Leiderschap in Turbulente Tijden

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Introductie Methoden Bevindingen

Opstellen van een beleidsplan

De student is in staat om op navolgbare wijze van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie te benoemen;

STRATEGISCH BELEID EFFICIËNT EN ZICHTBAAR NAAR EEN CENTRUM VOOR REVALIDATIE

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

HET CO-CREATIEF PROCES

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Stappenplan: Scenarioplanning in de zorg

Vraagstelling fundamentele vragen

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Verbinden vanuit diversiteit

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

1 Werken aan de schooleigen christelijke identiteit (opdracht 1)

Welkom. 2014: Innovatiekracht

Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk.

Workshop HR-scan. Naar een duurzaam HRM beleid

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken?

De magie van Florerend Verkennen Geknipt om te bouwen aan zelfsturing. Intro

Sociale innovatie. Integraal op weg naar topprestaties in teams en organisaties

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10

Naast basiscompetenties als opleiding en ervaring kunnen in hoofdlijnen bijvoorbeeld de volgende hoofd- en subcompetenties worden onderscheiden.

Vrijdag 18 november 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Jubileum 25 jaar Fevlado-Diversus - Gent

Onderwijskundige Visie

Bantopa (Samen)werken aan Samenwerken

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

MAAK WERK VAN EEN INNOVATIEVE ORGANISATIECULTUUR IN UW KMO

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

Functiebeschrijving. Applicatiebeheerder. Graad B1-B3

Een Project Management model. Wat is IASDEO?

KRACHTENBUNDELING VOOR 2009 Corporate Identity BM-Support.org STICHTING BUSINESS MANAGEMENT SUPPORT STICHTING BUSINESS MANAGEMENT SUPPORT

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie?

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

ORGANISATIEDISSONANTIE

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

perspectief voor professionele ontwikkeling

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Eerste uitgave: maart Copyright 2015 Saskia Steur Druk:

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Vertrek van je eigen brede kijk op jeugd en jeugdbeleid

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR VERENIGINGEN. Bestuurswellness-set. Hoe hou ik mijn bestuur gezond?

' Zijn wie je bent. Dat is geluk.'

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

De gemeente van de toekomst

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

Communiceren en Improviseren. Omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie W.M.A.

Motiveren om te leren

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

Functiefamilie ES Experten organisatieondersteuning

Middelen Proces Producten / Diensten Klanten

Digitale cultuur als continuüm

Samenvatting. Introductie

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie

Governance voor duurzamer wonen en bouwen: ervaringen, lessen en toekomstpistes

RISICOMANAGEMENT BIJ WONINGCORPORATIES

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

Leiderschap in verandering

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Transcriptie:

Innovatie, tussen traditie en toekomst Een theoretisch onderzoek naar de betekenis van innovatie voor sociaal-culturele praktijken dr. Frank Cockx en Marc Jans SoCiuS-onderzoek Gallaitstraat 86 bus 4 1030 Brussel www.socius.be

Colofon SoCiuS Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk vzw Gallaitstraat 86 bus 4 1030 Brussel welkom@socius.be www.socius.be www.prettiggeleerd.be www.bijleren.be www.oscaronline.be Brussel, december 2010 D/2010/4393/7 Auteur: dr. Frank Cockx en Marc Jans Vormgeving: www.commsa.be SoCiuS vzw Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 4

Inhoud Woord vooraf...7 1 Hoofdstuk Onderzoeksopzet... 9 1.1 Navolgbaarheid...10 1.2 De relatie tussen theorie en praktijk...11 2 Hoofdstuk Innovatie, een populair discours... 13 2.1 Economisch innovatiediscours...14 2.2 Descriptief en prescriptief innovatiediscours...15 2.3 Technologisch innovatiediscours...16 2.4 Nieuwe ontwikkelingen...17 Besluit...18 3 Hoofdstuk Een organisatieperspectief op innovatie...19 3.1 Object van innovatie...20 3.2 Aard van de innovatie...22 3.3 Richting van innovatie...24 5

4 Hoofdstuk Naar een sociaal-cultureel innovatiediscours... 27 Inleiding...28 4.1 Innovatie en sociaal werk...29 4.2 Innovatie en sociaal-culturele praktijken...31 4.2.1 De missie van sociaal-cultureel werk...31 4.2.2 Het continuüm sociaal-culturele praktijken sociaal-cultureel werk...32 4.2.3 De sociaal-culturele methodiek...33 4.2.4 Van referentiepunt naar concrete praktijken...34 4.3 Maatschappelijke context...37 4.3.1 Naar een diverse en solidaire samenleving...37 4.3.2 Naar een duurzame samenleving...38 4.3.3 Veranderend lidmaatschap en vrijwillige inzet...38 4.3.4 Biografi sch leren...39 4.3.5 Burgerschap...40 4.3.6 Digitalisering en technologische ontwikkelingen...40 4.4 Sociaal-culturele innovatie als leerproces...41 4.4.1 Een dubbele leerlus...41 4.4.2 Sociaal-culturele innovatie...43 4.5 Sociaal-culturele benadering versus marktbenadering...45 5 Hoofdstuk Aan de slag... 47 5.1 Sociaal-culturele benadering van innovatie...48 5.2 Aandachtspunten voor succesvol innoveren...50 5.2.1 Op weg naar een innovatieve sociaal-culturele organisatie...50 5.2.2 Op weg naar innovatieve sociaal-culturele praktijken...51 5.2.3 Op weg naar sociaal-culturele innovatie...53 Bijlage... 55 1. Situering...56 2. Vragenlijst...56 3. Beschrijving...57 3.1 Met wie wordt samengewerkt?...57 3.2 Op welk terrein wordt geïnnoveerd?...58 3.3 Welke sociaal-culturele functies worden ingezet?...59 4. De aard van de innovatieve sociaal-culturele praktijken...60 Bibliografie... 62 6

Woord vooraf Het was ook jou allicht niet ontgaan: Vlaanderen zet in op innovatie. Dat blijkt althans uit tal van beleidsnota s en -verklaringen. Innovatie wordt daarin voorgesteld als een toverwoord. Het is de sleutel om onze welvaart in stand te houden, uit te breiden en om economische groei te realiseren. Moet ook sociaal-cultureel werk aan de slag met deze toverformule? En hoe kunnen we innovatie dan opvatten in relatie tot sociaal-culturele praktijken? Vragen die opduiken in het licht van de ronkende beleidsverklaringen. Aan de hand van een verkennend onderzoek ging Socius op zoek naar de betekenis van innovatie voor sociaal-culturele praktijken. Dit onderzoek is het sluitstuk in een reeks van drie Socius-onderzoeken gespreid over de afgelopen drie jaar (2008 tot 2010): Een kwalitatief onderzoek (hermeneutisch-interpretatief) naar de betekenis van participatie in sociaal-culturele praktijken vanuit deelnemersperspectief op basis van biografische interviews (Cockx en Bastiaensen, 2010) Een kwantitatief (empirisch-analytisch) onderzoek naar het deelnemers- en participatieprofiel van participanten aan sociaal-cultureel volwassenenwerk op basis van enquêtes (Vermeersch en Vandenbroucke, 2010) Dit conceptueel (theoretisch) onderzoek naar de mogelijke betekenis van innovatie voor sociaal-culturele praktijken naar aanleiding van cases en op basis van literatuur. De twee eerste onderzoeken stoelen op empirische gegevens. Dit derde onderzoek is conceptueel van aard. Naar aanleiding van aan ons gesignaleerde innovatieve sociaal-culturele praktijken zochten we in de wetenschappelijke literatuur naar de mogelijke betekenis van innovatie voor sociaal-culturele praktijken. Net zoals bij de twee voorgaande onderzoeken formuleren we ook hier conclusies voor de praktijk. De keuze voor innovatie als onderwerp van dit derde onderzoek sluit aan bij beleidskeuzes van Socius gesteund op stakeholdersbevragingen: Uit onze strategische nota 2008-2010: Socius ontwikkelt zich tot een expertisecentrum inzake innovatieve sociaal-culturele praktijken. Een strategisch doel uit ons recent beleidsplan (2011-2015): Innovatieve sociaalculturele praktijken zijn, samen met organisaties uit het werkveld ontwikkeld en voor de sector ontsloten. In dit onderzoeksrapport reiken we begrippen en kaders aan. Die helpen ons om in een volgende stap vanaf 2011 op basis van een meer actiegerichte benadering, samen met organisaties uit het werkveld, innovatieve sociaal-culturele praktijken te ontwikkelen en daarop te reflecteren. 7

8

1 Hoofdstuk Onderzoeksopzet 9

1.1 Navolgbaarheid Navolgbaarheid is een basisregel voor wetenschappelijk onderzoek. Om onderzoeksresultaten kritisch te kunnen beoordelen, verduidelijken onderzoekers hoe ze te werk gaan en zijn gegaan. Alvorens in de onderzoeksresultaten te duiken, schetsen ook wij de gevolgde aanpak. In een onderzoeksnota (Cockx, 2009) lichtten we ons plan van aanpak toe. In die nota namen we ons voor om zo veel mogelijk innovatieve sociaal-culturele praktijken te verzamelen en, na een eerste brede analyse, een selectie daaruit meer diepgaand te bevragen in de vorm van casestudies. We nodigden de sociaal-culturele sector uit om ons zo veel mogelijk innovatieve sociaal-culturele praktijken te signaleren. Een eerste analyse, van de op die manier verzamelde praktijken, leverde onvoldoende resultaat op. Dit daagde ons uit om ons plan van aanpak en onze uitgangspunten opnieuw kritisch te bekijken. We stelden vast dat we op dat moment nog niet over voldoende concepten en kaders beschikten om de verzamelde sociaal-culturele praktijken betekenisvol te kunnen analyseren. Juist omwille van die conceptuele leemte was ook onze oproep naar innovatieve sociaal-culturele praktijken onvoldoende duidelijk en wetenschappelijk onvoldoende zuiver. Twee mogelijkheden bieden zich op zo n moment aan. Ofwel duik je dan als onderzoeker in de praktijkbeschrijvingen en probeer je van onderuit begrippen en kaders te ontwikkelen om betekenis te geven aan die praktijken. Dit past in de lijn van de zogenaamde grounded theory benadering. Dit is een systematische en kwalitatieve onderzoeksmethode binnen de sociale wetenschappen ontwikkeld door Glaser en Strauss (1967). Ofwel duik je in de theorie en ga je op zoek naar begrippen en kaders om betekenis te geven aan de praktijk, in ons geval innovatieve sociaal-culturele praktijken. We kozen voor die laatste aanpak, een theoretisch conceptueel onderzoek dus. Immers, de eerste analyses van de verzamelde praktijken leerden ons dat innovatie heel veel verschillende betekenissen krijgt in de praktijk. Die verscheidenheid aan betekenissen werd mee veroorzaakt door de zeer open manier waarop we zelf opriepen om innovatieve sociaal-culturele praktijken te signaleren. Omwille van die grote verscheidenheid dreigden we hopeloos verloren te lopen binnen het kader van een grounded theory benadering. In tweede instantie richtten we onze aandacht dus naar theoretische concepten en begrippen die ons helpen om innovatie in relatie tot sociaal-culturele praktijken te duiden. We zetten sterker dan voorheen in op literatuurstudie, zochten verschillende invalshoeken op innovatie. Vooral in sociologische analyses geïnspireerd op de kritische discours analyse (hoofdstuk 2) en in de managementwetenschappen en de organisatieleer (hoofdstuk 3) vonden we aanknopingspunten om onze zoektocht naar concepten en kaders verder te zetten. Maar dergelijke literatuur legt zo goed als geen verband tussen innovatie en sociaal-culturele praktijken. Vervolgens maakten we zelf een vertaling naar sociaal-culturele praktijken (hoofdstuk 4). We werkten stapsgewijs een denk- en handelingskader uit om het verband tussen innovatie en sociaal-culturele praktijken op begrip te brengen. Voor die oefening konden we nauwelijks terugvallen op literatuur. Enkel een bijdrage van Van den Eeckhaut (2011) aan Wissels, handboek sociaal-cultureel werken met volwassenen sluit qua focus zeer goed aan bij de vertaalslag waar wij voor stonden. Tot slot formuleren we in een laatste hoofdstuk op basis van onze bevindingen conclusies en aanbevelingen voor de praktijk (hoofdstuk 5). Om onze aanpak voldoende transparant te maken, nemen we de analyse van de verzamelde praktijken op als bijlage en verwijzen we zorgvuldig naar de geraadpleegde literatuur. Telkens 10

wanneer we concepten en begrippen uit de literatuur vertalen naar sociaal-culturele praktijken plaatsen we de keuzes die we daarbij maken in een tekstkader. Zo kan je als lezer onze logica kritisch volgen. 1.2 De relatie tussen theorie en praktijk Bij de aanvang van dit onderzoek maakten we ons sterk om niet van bovenaf of theoriegestuurd betekenis te geven aan innovatie in relatie tot sociaal-cultureel werk. Maar de wending die we namen in het onderzoeksverloop wijzigt de verhouding tussen een theoretisch en een praktijk- of actiegericht perspectief grondig. We staan daarom nog even stil bij die wending en bij de centrale onderzoeksvragen die ons gedurende het ganse onderzoek, soms zelfs letterlijk, wakker hielden. Naar aanleiding van onze oproep verzamelden we via een webapplicatie 68 volledig ingevulde records. Een analyse van die 68 innovatieve sociaal-culturele praktijken vind je als bijlage. Doorheen dit rapport verwijzen we ter ondersteuning van onze conceptuele keuzes regelmatig naar dit staal van 68 praktijken en de volgende besluiten uit de analyse ervan: 1. Actoren uit het brede sociaal-culturele werkveld zetten zich in om te innoveren en te vernieuwen. We kregen respons van actoren uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het jeugdwerk, de kunsten, de sociaalartistieke projecten, het (lokaal) cultuurbeleid en het onderwijs. 2. Netwerken en samenwerkingsverbanden ondersteunen in de meeste gevallen innovatieve sociaal-culturele praktijken. Dit blijkt althans uit de vele partners, ook van buiten de sociaal-culturele sector, die betrokken zijn in de verzamelde praktijken. 3. De 68 innovatieve sociaal-culturele praktijken zijn overwegend intern georiënteerd. De vernieuwing past meestal binnen de eigen en heersende organisatielogica. Niet te verwonderen daar sociaal-culturele organisaties, gedreven door hun missie en visie, uit zichzelf vaak gericht zijn op vernieuwing en verandering. 4. Ondanks de bovenstaande besluiten bieden de 68 praktijken geen globaal en eenduidig beeld van wat we kunnen verstaan onder innovatieve sociaal-culturele praktijken. De ene keer komt men met een vertrouwd aanbod voor een tot dan nog onbereikte, nieuwe doelgroep. Een andere keer past men in relatie tot de klassieke doelgroep een nieuwe methode of werkvorm toe of snijdt men een nieuw thema aan. In enkele praktijken slaat innovatie op een combinatie van verschillende invalshoeken: een nieuwe doelgroep, een nieuwe methode of werkvorm, een nieuwe inhoud. In een beperkter aantal praktijken vormt verandering van de eigen organisatie de inzet van de innovatie. Met de keuze voor een onderzoek naar innovatieve sociaal-culturele praktijken stelden we onszelf voor een bijzonder moeilijke opdracht. Al was het maar omdat een eerste blik op de praktijk geen globaal en eenduidig beeld oplevert. Hoe kunnen we dan wat nieuw, en dus nog onbekend en onbenoemd is, vatten? Kunnen we daaruit conclusies trekken voor het professioneel sociaal-cultureel handelen? Je begrijpt dat we daar wel eens van wakker lagen. We stonden voor de uitdaging om wat innovatief en dus nieuw is binnen het kader van sociaal-culturele praktijken, en bijgevolg in zekere mate nog onbekend en onbenoemd is, op begrip te brengen. 11

De centrale vragen van ons onderzoek zijn: Wat verstaan we onder innovatie? Wat is de betekenis van innovatie voor sociaal-cultureel volwassenenwerk? Wat zijn innovatieve sociaal-culturele praktijken? Wat is sociaal-culturele innovatie? In de volgende hoofdstukken formuleren we onze antwoorden. We baseren ons daarvoor op kritische discoursanalyse, inzichten uit managementwetenschappen en organisatieleer. We maken een eigen vertaling van innovatie naar de context van sociaal-cultureel werk en sociaal-culturele praktijken. Die theoretisch gestuurde vertaling biedt ons begrippen en definities om vanaf 2011 meer actiegericht en samen met organisaties uit het werkveld innovatieve praktijken te ontwikkelen. Die begrippen zijn geen normen maar hulpmiddelen om samen te kunnen overleggen en te experimenteren in functie van innovatieve sociaal-culturele praktijken. 12

2 Hoofdstuk Innovatie, een populair discours 13

Bekijken we innovatie als een discours, dan gaan we op zoek naar de betekenis die een bepaalde groep binnen een bepaald domein (beleid, wetenschap en praktijk) geeft aan het begrip innovatie. Zo n discours bepaalt niet alleen de betekenis die we geven aan innovatie, het stuurt ook bewust en onbewust ons gedrag. Het staat niet los van ruimere ontwikkelingen in de samenleving. Analyse van de sturingskracht die uitgaat van discoursen op actorschap, maatschappelijke ontwikkelingen en maatschappelijke verhoudingen is een belangrijk aandachtspunt voor kritische discoursanalyse of critical discourse analysis (CDA) (Wodak & Meyer, 2001 en Fairclough, 1992). CDA is een wetenschappelijke methode gebaseerd op de theorie over discoursen van Michel Foucault. We zijn ons niet altijd bewust van de sturing die uitgaat van zulke dominante discoursen. Juist daarom werkt het verhelderend om met het oog op een beter begrip van innovatieve sociaalculturele praktijken en sociaal-culturele innovatie het heersende innovatiediscours kritisch tegen het licht te houden. De wijze waarop in onze samenleving over innovatie gesproken en geschreven wordt, beïnvloedt ook vrijwilligers, sociaal-cultureel werkers, sociaal-culturele organisaties en beleidsvoerders. De betekenis en de concrete vorm die zij geven aan hun verlangen om te innoveren wordt er mee door bepaald. Met de hulp van enkele auteurs analyseren we de hedendaagse innovatiediscoursen kritisch. Niet om, zoals Don Quichot, blind de strijd aan te gaan tegen het geloof in innovatie. Wel om, in lijn met de kritisch-reflexieve traditie van sociaal-cultureel werk, mogelijke valkuilen die met elke vorm van geloof samengaan, te ontmaskeren. 2.1 Economisch innovatiediscours Beleidsvoerders, wetenschappers en captain s of industry benadrukken dagelijks het belang van innovatie voor onze samenleving. Om een voorbeeld te noemen: het Innovatiecentrum Vlaanderen is een van de vlaggenschepen van ViA (Vlaanderen in Actie), het toekomstproject van Vlaanderen. Onder meer door middel van innovatie moet Vlaanderen excelleren op elk maatschappelijk domein: wetenschappelijk, economisch, ecologisch, onderwijskundig, sociaal, internationaal en bestuursmatig. Innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen zorgen naar verluid voor de creatie van banen, stellen onze bedrijven in staat om internationaal door te groeien en brengen Vlaanderen bij de top van de Europese regio s. In die tijdgeest drukken ook sociaal-cultureel werkers, sociaal-culturele organisaties en betrokken beleidsvoerders het verlangen uit meer innovatief te zijn in hun sociaal-culturele praktijken. Het Innovatiecentrum Vlaanderen en ViA volgen het heersende discours over innovatie, een economisch gekleurd discours. De heerschappij van dit economisch discours blijkt overduidelijk uit de immense hoeveelheid managementliteratuur over innovatie en uit de economische invalshoek die daarin domineert. Klik in de zoekrobot van om het even welke bibliotheek verbonden aan economische wetenschappen op innovatie en je verliest jezelf in de hoeveelheid bijbehorende publicaties. Innoveren wordt binnen dat economisch discours gezien als een noodzakelijke voorwaarde om onze welvaart in stand te houden. Welvaart wordt dan afgemeten aan economische groei en winstmaximalisatie. Het meest sprekende beeld van dit discours is de label nieuw. Een sterker verkoopargument is vandaag niet te vinden. 14

Hier past een eerste nuancering in onze oefening om innovatieve sociaal-culturele praktijken en sociaal-culturele innovatie op begrip te brengen. Innovatieve sociaal-culturele praktijken en sociaal-culturele innovatie kunnen we niet zo maar verbinden met een marktbenadering eigen aan het heersende economische discours. De finaliteit van sociaal-culturele praktijken is niet in eerste instantie gericht op economische groei maar op maatschappelijke meerwaarde. Niet winst is de drive voor innovatieve sociaal-culturele praktijken maar de missie die men voor ogen houdt. 2.2 Descriptief en prescriptief innovatiediscours Rond de eeuwwisseling onderscheidde Klein (2001) binnen het heersende economische discours twee complementaire maar soms ook tegenstrijdige innovatiediscoursen. Enerzijds ontwaart hij een beschrijvend discours dat vooral focust op nieuwe producten en processen: het descriptief innovatiediscours. Dit discours zoomt in op de introductie van nieuwe producten of processen en op de al dan niet noodzakelijke voorwaarden die daaraan voorafgaan. Dit discours is zeer nadrukkelijk aanwezig in de managementliteratuur. Ook wij zijn verderop in dit onderzoeksrapport schatplichtig aan dit descriptief innovatiediscours. Eens je overtuigd bent van de noodzaak of de zin om te innoveren, kan je binnen dit discours heel wat inzichten en richtlijnen afleiden die effectief innovatief handelen ondersteunen. Naast dit descriptief discours onderscheidt Klein (2001) ook een prescriptief innovatiediscours. Dit is een meer profetisch discours dat aanmaant tot innoveren, dat zonder meer aanneemt dat vooruitgang (meestal begrepen als economische groei) een kwestie is van innoveren. Innovatie wordt binnen dit discours voorgesteld als de sleutel tot welvaart, groei en competitief voordeel in tijden van globalisering. Sterker nog, innovatie wordt voorgesteld als iets onontkoombaar. Dit prescriptief discours is veel breder dan het descriptief discours en wordt in belangrijke mate aangehangen door beleidsvoerders en captains of industry. Je vindt dit discours terug in het voorwoord en in de titels van tal van beleidsdocumenten, managementboeken en in officiële speeches. Het neemt veel meer de vorm aan van slagzinnen. In het economisch systeem is het prescriptief innovatiediscours vandaag erg dwingend geworden. Innovatie wordt binnen dat systeem een doorslaggevend criterium voor succes en voor organisaties een strategisch objectief op zichzelf. Organisaties en gemeenschappen die de eenentwintigste eeuw met succes doorkomen, zouden deze zijn die voortdurend innoveren. In onze hedendaagse kenniseconomie lijkt innovatie wel een kwestie van overleven te worden. Zo nodigt Jef Staes (2007, 2009) ons met aandrang uit toe te treden tot de club van innovatieve organisaties, de club van de toekomst. Dit is nog een brave uitnodiging. De literatuur over innovatie staat bol van straffere aanmaningen om werk te maken van innoveren. We noemen er maar enkele: Wie niet van koers verandert, lijdt schipbreuk Wie niet verandert, is gezien Open innoveren of sterven 15

Dergelijke pleidooien om te innoveren richten hun pijlen meer en meer ook naar organisaties die niet gericht zijn op economische winst. Het onderwijs, de social-profitsector, de politiek en zelfs de hele samenleving moeten in hun business en ook in hun cultuur innoveren ten behoeve van de nieuwe wereld waarin we leven. Ook de sociale sector vernieuwt in een snel tempo. Beleid wordt aangepast, organisatiestructuren worden bijgesteld, sociale interventies komen en gaan. Het prescriptief innovatiediscours vergezelt ook in de sociale sector heel wat innovatie-inspanningen. Zo stelt Harry Broekman (1999): Meer dan ooit betekent stilstand achteruitgang voor instellingen werkzaam in de sociale sector. Het tijdig en adequaat vernieuwen van het aanbod is een voorwaarde voor groei en bloei van de organisatie. Jan Steyaert (2009) stelt zich kritisch op ten aanzien van dit prescriptief discours. Hij beschouwt het drukke veranderen in de sociale sector als een hype en stelt zich de vraag of al die innovatiekracht ook tot beter sociaal werk leidt. Een risico dat samengaat met het prescriptief innovatiediscours is immers dat organisaties meestappen in een zogenaamde overlevingsstrijd. Ze gaan dan streven naar innovaties die elkaar in een te hels tempo opvolgen en worden uiteindelijk verandermoe (Wallaert, 2009). Innoveren om te innoveren, dat moeten we in relatie tot sociaal-culturele praktijken absoluut vermijden. Als we dit niet doen, stappen we uit onze kritische rol, eigen aan sociaal-cultureel werk. Ook ten aanzien van de verschillende discoursen over innoveren stellen we ons beter kritisch op. Niet zozeer om noodzakelijke of gewenste innovaties in het kader van sociaalculturele praktijken uit de weg te gaan. Binnen het kader van sociaal-culturele praktijken moeten innovaties relevant zijn en wezenlijk bijdragen tot de maatschappelijke meerwaarde die daarin voor ogen wordt gehouden. Of zoals Younghee Jung, designmanager bij Nokia, het zegt: Innovation is more about relevance than about newness. 2.3 Technologisch innovatiediscours Naast de mogelijk ongewenste impact van een prescriptief discours op innovatieve sociaalculturele praktijken en sociaal-culturele innovatie ligt nog een andere valkuil op de loer. Het heersende innovatiediscours herleidt innovatie vaak tot een technologische kwestie. Hoewel procesinnovatie, sociale innovatie - begrepen als innovatie van de arbeidsorganisatie - en marktinnovatie opgang maken en heel wat niet-technologische kenmerken vertonen, blijft een heel groot deel van de innovatieliteratuur zich richten op technologische aspecten. Het begint al met de beschikbare data die innovatie meten (Smith, 2003). Veel gebruikte maten zijn de gerapporteerde uitgaven voor Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) of het aandeel O&Opersoneel. Zo stelt het Pact 2020 dat Vlaanderen tegen 2014 3 % van zijn bruto binnenlands 16

product besteedt aan O&O en dat dit aandeel na 2014 verder zal toenemen. Een andere veel gebruikte indicator zijn patenten. Het Pact 2020 ambieert ook een jaarlijkse toename van het aantal patentaanvragen in Vlaanderen met een hogere en betere spreiding over alle sectoren, bedrijfstypes en maatschappelijke geledingen. Maar ook hier schuilt een grote technologiebias (Van Gyes en Vandenbrande, 2005). Beide indicatoren (O&O-inspanningen en patenten) meten in werkelijkheid overwegend de prestaties op vlak van nieuwe technologische producten. De website van het Innovatiecentrum Vlaanderen rapporteert over een doorlichting van een duizendtal recente projecten ondersteund door het Vlaams Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie. De resultaten van deze doorlichting illustreren duidelijk de technologiebias. Slechts bij 19 % was sprake van de aanwezigheid (dus niet noodzakelijk het hoofdthema) van niet-technologische aspecten van innovatie. Van deze minderheid ging het daarbij in hoofdzaak om bedrijfsorganisatie (33 %), procesorganisatie (32 %) en nieuwe diensten (24 %). In de manier waarop de Vlaamse overheid, gedreven door Europese benchmarking, innovatie verwoordt, opvolgt en aanstuurt, ligt de nadruk ontegensprekelijk op technologische productinnovatie. Op die manier worden veel andere en voor sociaal-cultureel volwassenenwerk vaak ook zeer relevante innovaties uit het oog verloren. We onderkennen zonder meer dat technologische ontwikkelingen ook in relatie tot sociaal-culturele praktijken heel wat kansen inhouden en besteden daar in het bestek van dit rapport ook aandacht aan. We definiëren innovatieve sociaal-culturele praktijken expliciet ruimer dan het introduceren van technologische nieuwigheden en hebben ook oog voor niettechnologische innovaties. 2.4 Nieuwe ontwikkelingen De vele aandacht die vandaag uitgaat naar innovatie is sterk verbonden met de snelle technologische ontwikkelingen van de afgelopen decennia. Diezelfde snelle ontwikkelingen maken dat ook binnen het innovatiediscours nieuwe invalshoeken ontstaan en bepaalde invalshoeken aan belang winnen. We bespreken tot slot twee interessante en ook vrij recente begrippen: open innovatie en transities. Open innovatie Open innovatie slaat op de praktijk van bedrijven om innovatieve ideeën met anderen uit te wisselen, door processen of uitvindingen met andere bedrijven of organisaties te verhandelen. Het achterliggend idee bij open innovatie is dat bedrijven en organisaties, in een wereld van wijd verspreide kennis en kenniseconomie, niet langer enkel en volledig kunnen vertrouwen op eigen onderzoek, inzichten en ontwikkelingen. Meer dan eens leidde dit ertoe dat organisaties welbepaalde diensten uitbesteedden, hun marktpositie herdefinieerden of organisatie-interne veranderingen doorvoerden. Verhandelen van licenties, aangaan van joint ventures en opzetten van spin-offs zijn maar enkele hedendaagse marktstrategieën die gebaseerd zijn op een open perspectief op innovatie. De beweging naar open innovatie breekt met 17

de gangbare praktijk die van weeromstuit gesloten innovatie genoemd wordt. Open innovatie gaat uit van de gedachte dat externe kennis ingebracht moet worden in het innovatieproces maar ook dat interne kennis vercommercialiseerd kan worden. Open innovatie maakt de weg vrij voor het aangaan van tijdelijke allianties in een concurrentiële omgeving. Het idee achter open innovatie en bijbehorende allianties is ook voor sociaal-culturele praktijken relevant. Gezien de focus op maatschappelijke meerwaarde en niet op economische winst spreken we in het kader van sociaal-culturele praktijken liever over partnerschappen dan over tijdelijke allianties van concurrenten. In bijlage kan je lezen hoe belangrijk partnerschappen zijn voor de 68 sociaal-culturele praktijken die we verzamelden. Zowel binnen- als buitenlandse partners, zowel van binnen als van buiten de sector van het sociaal-cultureel werk. Met zijn concept van gespreide praktijkgemeenschappen biedt Wenger (1998) ook voor sociaal-cultureel werkers een inspirerend kader om open innovatie over de grenzen van de eigen sociaal-culturele organisaties te organiseren en te stimuleren. Duurzaamheidtransities De afgelopen tien jaar maken transitiestudies gebaseerd op de systeemtheorie opgang in de wetenschap. Transities begrijpt men als structurele maatschappelijke veranderingen in de richting van duurzaamheid (Rotmans, 2005; Jones en De Meyere, 2009; Peeters, 2010a). Het zijn ingrijpende processen waarbij bestaande structuren, gebruiken en gedachtegangen worden afgebroken en nieuwe in de plaats komen. Maatschappelijke transities zijn veranderingsprocessen waarbij cultuur, structuur en gebruiken van een maatschappelijk systeem blijvend worden veranderd. Zo begrepen, sluit het transitiedenken nauw aan bij de maatschappelijke doelen van heel wat sociaal-culturele praktijken. Zeker wanneer gemeenschapsvormende, educatieve, maatschappelijke activerings- of culturele functies in die praktijken gericht zijn op maatschappelijke verandering en niet uitsluitend op aanpassing van individuen (Cockx, 2010). In de theorie en de praktijk van transities focust men bovendien net zoals in tal van sociaal-culturele praktijken, op een duurzame toekomst. Sociaal-cultureel werk is een relevante sector of, in termen van transitiestudies, een systeem naast vele andere. Het sociaal-cultureel werk ondersteunt structurele- en gedragsveranderingen. Besluit Uit deze beknopte discoursanalyse onthouden we volgende elementen voor de constructie van een eigen sociaal-cultureel innovatiediscours. Innovatieve sociaal-culturele praktijken en sociaal-culturele innovatie zijn gericht op een normatief geladen maatschappelijke meerwaarde en moeten bijgevolg maatschappelijk relevant zijn. Maatschappelijke meerwaarde schuilt niet alleen in technologische innovatie maar ook in processen waarbinnen diverse maatschappelijke systemen, actoren en groepen ruimte vinden om met elkaar in interactie te treden. 18

3 Hoofdstuk Een organisatieperspectief op innovatie 19

Een kritische discoursanalyse leert ons hoe er vandaag gedacht wordt over innovatie en wat de impact daarvan kan zijn op organisaties. Maar wat kunnen we nu concreet verstaan onder innovatie? Die vraag blijft hangen. We zoeken antwoorden in de uitgebreide literatuur over dit thema en lichten de meest gangbare begrippen toe. Vooral in de managementliteratuur en in de organisatieleer vinden we aanknopingspunten voor een meer concrete kijk op innovatie. Het overgrote deel van die literatuur situeerden we zopas binnen een economisch en descriptief discours. We vragen ons aan het eind van dit hoofdstuk af in welke mate we de definities en begrippen kunnen toepassen op sociaal-culturele praktijken. In de innovatieliteratuur heerst er een grote conceptuele vaagheid. In tal van publicaties ontbreekt een definitie van innovatie. Men zoomt meestal direct in op een welbepaald type of soort van innovatie zoals technologische innovatie of sociale innovatie. Dan toch maar eerst een omweg maken via Van Dale. Van Dale geeft drie omschrijvingen voor innovatie : (1) invoering van iets nieuws, (2) nieuwigheid en (3) technische, industriële vernieuwing. Ook Staes (2007: 35) ging bij Van Dale langs en stelt het volgende: Het woord innovatie is makkelijk terug te brengen tot zijn kernbetekenis: het invoeren van iets nieuws. Die betekenis mag dan voor iedereen duidelijk zijn, ze omzetten in een reëel feit is een ander paar mouwen. Om toch wat meer houvast te hebben, onderscheidt van der Voort (2006) drie elementen die centraal staan in veel omschrijvingen van het innovatiebegrip. Hij spreekt over het object van innovatie, de mate van verandering en het effect van innovatie. Geïnspireerd door deze driedeling, onderscheiden ook wij drie elementen om innovaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk te typeren. 3.1 Object van innovatie van der Voort (2006) onderscheidt drie verschillende objecten van innovatie: product, proces en markt. Bij productinnovatie gaat het over een nieuwigheid in het aanbod van een organisatie. Dat aanbod kan zowel een goed als een dienst zijn. De organisatie biedt een totaal nieuw product of nieuwe dienst aan waar de markt al dan niet op inspeelt of waar men ook buiten de eigen organisatie aandacht voor krijgt. We spreken over een procesinnovatie wanneer het nieuwigheden betreft in de wijze waarop een organisatie tot haar producten of diensten komt. Dergelijke vernieuwing heeft vaak een impact op het vlak van tijd, geld en kwaliteit. Tal van organisatievernieuwingen rekenen we tot de ruimere categorie van procesinnovatie, zo ook sociale innovatie. De term sociale innovatie, begrepen als verandering van de arbeidsorganisatie, maakt de laatste jaren opgang. Onder die noemer verstaan arbeidssociologen vernieuwing van de wijze waarop het werk in ondernemingen is georganiseerd en wel op een zodanige wijze dat zowel arbeidsproductiviteit als kwaliteit van de arbeid daarmee gebaat zijn (Van Hootegem e.a., 2008). De term sociale innovatie werd geïntroduceerd om een onderscheid te maken met een meer traditioneel begrip van innovatie, met name technologische innovatie. Hoewel de term sociale innovatie ondertussen ingeburgerd is, worden ook vaak de synoniemen innovatief organiseren, organi- 20

satorische innovatie, anders werken of slimmer werken gebruikt. Het begrip sociale innovatie is voor ons opzet wat misleidend. Sociaal verwijst niet naar de ruimere sociale context of het maatschappelijk bestel, zoals bij sociaal-cultureel werk maar wel naar vernieuwingen op de werkvloer binnen de grenzen van een arbeidsorganisatie. Een marktinnovatie is een vernieuwing in de markt die een organisatie bedient en ook de manier waarop dit gebeurt. Men richt zich tot een nieuwe doelgroep (met dezelfde producten), men speelt in op nieuwe behoeften bij dezelfde doelgroep of men vernieuwt de relaties en interacties tussen de organisatie en de deelnemer, gebruiker of klant. Ook een verschuiving van de positie in de ruimere bedrijfsketen wordt een marktinnovatie genoemd. Een voorbeeld: het inperken van tussenhandel door zelf meer rechtstreeks goederen en diensten via het internet aan te bieden. Figuur 1: product-, proces- en marktinnovatie (van der Voort, 2006: 11) organisatie product / dienst klant / deelnemer bedrijfsproces procesinnovatie productinnovatie marktinnovatie Het onderscheid tussen product-, proces- en marktinnovaties is soms moeilijk te maken, dat onderkent ook van der Voort (2006) zelf. In veel gevallen hangen ze alle drie nauw met elkaar samen en beïnvloeden ze elkaar. De groeimatrix van Ansoff (in Gasperz, 2009) biedt een goed voorbeeld van hoe productinnovatie en marktinnovatie samengaan. Vertaald naar het sociaalcultureel werk zien de mogelijke combinaties van beide objecten van innovatie er als volgt uit: Tabel 1: de groeimatrix van Ansoff voor het sociaal-cultureel werk bestaand aanbod / bestaande aanpak nieuw aanbod / nieuwe aanpak bestaand bereik nieuw bereik marktpenetratie marktontwikkeling productontwikkeling diversificatie Deze groeimatrix sluit goed aan bij het grootste deel van de innovatieve praktijken uit ons staal van 68 praktijken (zie bijlage). In de meeste van de aangeleverde praktijken worden nieuwe inhouden of een nieuwe methode al dan niet gecombineerd met nieuwe doelgroepen. Organisaties die rekening houden met of zich toeleggen op een of meerdere objecten van innovatie worden in de literatuur innovatieve organisaties genoemd. Deze definitie passen we in wat volgt ook toe op sociaal-culturele organisaties. 21

Innovatieve sociaal-culturele organisaties zijn sociaal-culturele organisaties die hun aanbod (product), hun aanpak (proces) of hun doelbereik (markt) of een combinatie daarvan vernieuwen. Figuur 2: objecten van innovatie in innovatieve sociaal-culturele organisaties proces product markt innovatieve sociaal-culturele organisaties 3.2 Aard van de innovatie Samen met het begrip innovatie neemt men vaak de term ontwikkeling in de mond. Het verschil tussen beide termen heeft te maken met de radicaliteit waarmee een verandering zich voltrekt of in termen van van der Voort (2006) de mate van verandering. Hij spreekt van een ontwikkeling wanneer de verandering zich geleidelijk aan voltrekt. Met de term innovatie typeert hij dan een meer radicale of sprongsgewijze verandering. Tussen die twee uitersten in ligt incrementele innovatie. Incrementele innovaties zijn een opeenvolging van kleine veranderingen en lijken sterk op trapsgewijze ontwikkeling. Figuur 3: soorten verandering (van der Voort, 2006: 12) innovatie incrementele innovatie verandering ontwikkeling tijd 22