HANDBOEK vennootschapsbelasting 2014-2015



Vergelijkbare documenten
INHOUD. Hoofdstuk 1 Het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting... 1

HANDBOEK VENNOOTSCHAPSBELASTING

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015

Prof. Dr. Paul Beghin

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2014

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming. Inlichtingen omtrent de betreffende boekjaren. Naam. Ondernemingsnummer en rechtsvorm

VENNOOTSCHAPSBELASTING TOEGEPAST

Federale Overheidsdienst

Hoofdstuk 1 Het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting... 1

INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING... 1

Afz. Boekjaar van...tot...

HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING

oplossing ingevulde aangifte aj Reserves Belastbare gereserveerde winst 2/11

Afz. SPECIMEN. Boekjaar van...tot...

Afz. Boekjaar van...tot... a b. a b 279 dd... bijlage.../ E dd... bijlage.../... 5 A/G... A/G... G...

Persoonlijke kopie van () VENNOOTSCHAPSBELASTING TOEGEPAST 2019

Afz. SPECIMEN. Boekjaar van...tot...

VENNOOTSCHAPSBELASTING TOEGEPAST 2018

BELASTBARE GERESERVEERDE WINST

AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR Vak voor de Administratie. Federale Overheidsdienst FINANCIEN

Afz. Boekjaar van...tot...

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

Inhoudsopgave. Maklu 7

Inhoudsopgave. Maklu 7

Afz. Boekjaar van...tot...

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Eerste bewerking: Vaststellen fiscale winst/verlies

HOOFDSTUK 1 Situering van de vennootschapsbelasting

Oplossing Globale oefening Vennootschapsbelasting aanslagjaar 2009

Uiteenzetting van de winst

DEEL I BELEIDSBESLISSINGEN EN FISCALITEIT IN DE KMO

Ontbinding en vereffening

Inhoud DEEL 1 ALGEMENE INLEIDING BOEKHOUDING EN RAPPORTERING... 1 HOOFDSTUK 1 HISTORISCHE EVOLUTIE EVOLUTIE VAN DE BEGRIPPEN...

Afz. Boekjaar van...tot...

1. Samenstelling kapitaal Aantal aan- In geld geïncor- Uitgifte Totaal delen volstort poreerde reserves premies kapitaal

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming. Inlichtingen omtrent de betreffende boekjaren

VADEMECUM VOOR DE JAARREKENING 2018

HERVORMING VENNOOTSCHAPSBELASTING EN SPAARDERSFISCALITEIT. Versie

Derde Bewerking : Aftrek van vrijgestelde verdragswinsten Aftrek van niet-belastbare bestanddelen

Berekening aftrek voor risicokapitaal Grootte van de vennootschap in de zin van het Wetboek van Vennootschappen. risicokapitaal.

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten

B.I.B.F. VERPLICHT SEMINARIE VOOR STAGIAIRS 15 SEPTEMBER 2007 ANTWOORD 2

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

1. Waarom kan werken met een vennootschap voordelig zijn?

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Afdruk aangifteformulier - Duitse vertalingen van de nieuwe rubrieken

1 Algemeen Eerste hervormingsfase

Aftrek voor risicokapitaal

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2016 (Inkomsten van het jaar 2015) BIJKOMENDE INFORMATIE

Voorwoord 5. Inleiding: karakteristieken van de vennootschapsbelasting 19

SOFISK Aangifte personenbelasting 2014 : stilte voor de storm van volgend jaar.

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2015 (Inkomsten van het jaar 2014) BIJKOMENDE INFORMATIE

I. INLEIDING.

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Inhoudstafel. Afdeling 2. Planningsmogelijkheden bij overnames in het licht van de antimisbruikregels... 5

Inhoudstafel. Vo o r wo o r d... 1

Keuzemogelijkheid tussen de notionele interestaftrek en de investeringsreserve Bespreking aan de hand van een voorbeeld

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

VADEMECUM VOOR DE JAARREKENING 2015

Aftrek voor risicokapitaal

VOORBEREIDING VAN DE AANGIFTE IN DE PERSONENBELASTING

Stopzettingsmeerwaarde daalt naar 10% vanaf 60 jaar en geldt ook voor voorraden en handelsvorderingen

INHOUD. Deel I Overdracht van ondernemingen

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2019 (Inkomsten van het jaar 2018) BIJKOMENDE INFORMATIE

11. Cijfervoorbeelden

INHOUD. Voorwoord... v DEEL I. BELEIDSBESLISSINGEN EN FISCALITEIT IN DE KMO... 1

VADEMECUM VOOR DE JAARREKENING 2016

DEEL I. BELEIDSBESLISSINGEN EN FISCALITEIT IN DE KMO

Inhoud Hoofdstuk I Een nieuwe kijk op drie oude zakelijke rechten: erfpacht, opstal en vruchtgebruik

HOOFDSTUK 1 BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit Gent

Contactcenter van de Federale Overheidsdienst Financiën: tel (normaal tarief) AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013

TOELICHTING 275 C VOORAFGAANDE OPMERKINGEN TOELICHTINGEN

Maatregelen vanaf 2018 (aanslagjaar 2019)

Aftrek voor risicokapitaal

Vennootschapsbelasting. Yves Verdingh

Oplossing Globale oefening Vennootschapsbelasting aanslagjaar 2011 :uitleg

blz. 12 Vak XIII. - INKOMSTEN VAN KAPITALEN EN ROERENDE GOEDEREN - VERVOLG. B. NETTO-INKOMEN VAN VERHURING, VERPACHTING, GEBRUIK OF CONCESSIE VAN ROER

Notionele intrestaftrek

blz. 16 B. ANDERE DIVERSE INKOMSTEN. Vak XVI. - DIVERSE INKOMSTEN - VERVOLG. 1. Winst of baten uit toevallige of occasionele prestaties, verrichtingen

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Aanpassing BT van de reserves

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art.

Vennootschapsbelasting: wat verandert er in 2018?

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR

Enkelvoudige jaarrekening

UW VENNOOTSCHAP EN DE FISCUS

Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018!

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

Transcriptie:

HANDBOEK vennootschapsbelasting 2014-2015

Fiscale Handboeken HANDBOEK vennootschapsbelasting 2014-2015 Prof. Dr. Paul Beghin Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne Volledig geactualiseerd tot 1 augustus 2014 Antwerpen Cambridge

Eerste druk: 1994 Tweede, volledig geactualiseerde druk: 1995 Derde, volledig geactualiseerde druk: 1996 Vierde, volledig geactualiseerde druk: 1997-1998 Vijfde, volledig geactualiseerde druk: 1998-1999 Zesde, volledig geactualiseerde druk: 1999-2000 Zevende, volledig geactualiseerde druk: 2000-2001 Achtste, volledig geactualiseerde druk: 2010-2002 Negende, volledig geactualiseerde druk: 2002-2003 Tiende, volledig geactualiseerde druk: 2003-2004 Elfde, volledig geactualiseerde druk: 2004-2005 Twaalfde, volledig geactualiseerde druk: 2005-2006 Dertiende, volledig geactualiseerde druk: 2006-2007 Veertiende, volledig geactualiseerde druk: 2007-2008 Vijftiende, volledig geactualiseerde druk, 2008-2009 Zestiende, volledig geactualiseerde druk, 2009-2010 Zeventiende, volledig geactualiseerde druk, 2010-2011 Achttiende, volledig geactualiseerde druk, 2011-2012 Negentiende, volledig geactualiseerde druk, 2012-2013 Twintigste, volledig geactualiseerde druk, 2013-2014 Eenentwintigste, volledig geactualiseerde druk, 2014-2015 Handboek vennootschapsbelasting 2014-2015 P. Beghin en I. Van De Woesteyne 2014 Antwerpen Cambridge www.intersentia.be ISBN 978-94-000-0510-5 D/2014/7849/145 NUR 826 Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.

De auteurs Prof. Dr. Paul Beghin Gewoon hoogleraar Universiteit Gent Bedrijfsrevisor Vennoot VGD-Boes & C BV ovv BVBA Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne Hoofddocent Universiteit Gent v

Woord vooraf De vennootschapsbelasting is in België pas ingevoerd bij de wet van 20 november 1962. Voorheen bestond ze niet. Dat wil niet zeggen dat vennootschappen aan elke inkomstenbelasting ontsnapten. Vennootschappen waren zoals natuurlijke personen onderworpen aan de cedulaire belastingen. De in 1962 ingevoerde vennootschapsbelasting was en is een synthetische belasting. En men mag zeggen dat de kenmerken daarvan tot vandaag veel beter hebben standgehouden dan in de personenbelasting. De vennootschapsbelasting is ook de meest beginselvaste van de directe belastingen in België. De hoofdlijnen, die tot vandaag aanwezig zijn, kunnen worden gegroepeerd rond vier thema s. 1. Het toepassingsgebied werd bepaald rond drie concepten: rechtspersoonlijkheid, onderneming of winstgevende bezigheid en zetel. Van in het begin waren er wat achterhoedegevechten omtrent de toepassing op vzw s met economische activiteiten. 2. De grondslag werd uitgewerkt met een verwijzing naar de personenbelasting voor ondernemers. De grondslag was en is de winst. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen kapitaal- en personenvennootschappen, maar dat is ons nooit als wezenlijk voorgekomen. De wetgever had ook aandacht voor het probleem van de economische meervoudige belasting, wat leidde tot de invoering van het DBIstelsel, het belastingkrediet en het stelsel van de optievennootschappen. 3. Het tarief was vlak en bedroeg oorspronkelijk 30%, zij het soms met een verhoging, soms met een verlaging. 4. Ten slotte was er een origineel stelsel uitgewerkt voor de verdeling van het maatschappelijk vermogen en de inkoop van eigen aandelen, waarbij een bijzondere aanslag in hoofde van de vennootschap de belastingvrijdom bij de vennoten kwam compenseren. Tot vóór de wet van 22 december 1989 zijn de wetgevende ontwikkelingen in de vennootschapsbelasting eigenlijk zeer bescheiden gebleven, althans op de wezenlijke punten. Met betrekking tot het toepassingsgebied werd in 1976 een objectivering ingevoerd, om meer vzw s met winstgevende activiteiten aan de belasting vii

Woord vooraf te onderwerpen. Maar de nieuwe principes zijn nooit zo streng toegepast als ze bedoeld waren. Inzake grondslag werd er wat gesleuteld aan de DBI-aftrek en werkten wijzigingen in de personenbelasting door (meerwaarden, abnormale of goedgunstige voordelen, enzovoort). Het stelsel van de optievennootschappen werd afgeschaft wegens de misbruiken die ervan gemaakt werden. Het tarief werd regelmatig verhoogd, om in de jaren zeventig van de 20e eeuw 48% te bereiken. Vanaf de jaren tachtig werd het weer verlaagd, om de internationale tendensen te volgen en buitenlandse investeringen aan te trekken. In feite was de belangrijkste ontwikkeling in deze periode de invoering van het moderne boekhoudrecht. Die ontwikkeling was niet meteen van fiscale aard, maar door de primauteit van het gemeen recht in fiscale zaken was ze wel ingrijpend voor de fiscale winstbepaling. De eerste hervorming van de vennootschapsbelasting werd doorgevoerd met de wet van 22 december 1989. Hervorming is natuurlijk een groot woord. Het toepassingsgebied en de wezenskenmerken van de belasting bleven gehandhaafd. Inzake grondslag werd een taxatievoorwaarde ingevoerd in het DBI-stelsel, verdwenen er vrijstellingen uit het meerwaardenstelsel en werden de tantièmes aftrekbaar. Het tarief werd verder teruggebracht, tot 39%. Het stelsel van verdeling van het maatschappelijk vermogen en verkrijging van eigen aandelen werd fundamenteel hervormd, in die zin dat de wetgever er een dividenduitkering ging in zien. De bedoeling bestond erin er de roerende voorheffing op verschuldigd te maken. Maar dit wetgevend werk was prutswerk en reeds bij de wet van 23 oktober 1991 werd een vrijstelling van de roerende voorheffing op liquidatie- en verkrijgingsuitkeringen ingevoerd. Het zou nog duren tot de wet van 24 december 2002 vóór de roerende voorheffing op deze uitkeringen effectief werd ingevoerd. De wet van 23 oktober 1991 heeft ook een deelnemingsvrijstelling van het Nederlandse type ingevoerd. Het jaar 1993 was op wetgevend vlak het jaar van de fusies en de splitsingen, zowel in het vennootschapsrecht, in het boekhoudrecht als in het fiscaal recht. Het fiscale stelsel van de continuïteit werd ook in het vennootschaps- en boekhoudrecht ingevoerd. De fiscale wetgeving werd in 1998 gecorrigeerd, om tegemoet te komen aan moeilijkheden van onderlinge afstemming van deze drie rechtstakken. Op dat ogenblik duikt in de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 22 december 1998 voor het eerst het reeds eerder door de administratie gehanteerde begrip van de negatieve reserve in kapitaal op. Juridisch is dat een draak van een begrip, waarmee men eigenlijk gewoon wil zeggen dat het fiscale kapitaal groter is dan het boekhoudkundige en vennootschapsrechtelijke kapitaal. In 2001 werd ook nog een regeling voor de partiële splitsing ingevoerd. viii

Woord vooraf Het jaar 1995 was belangrijk voor vennootschappen met dubieuze debiteuren. Bij KB van 20 december 1995 werden eindelijk de artificiële begrenzingen op de waardeverminderingen voor dubieuze debiteuren afgeschaft. Voortaan zou hier onverkort het boekhoudrechtelijke waarderingsprincipe gelden. Maar in 2002 is gebleken dat het Hof van Cassatie nog tegengas geeft. De eeuwwisseling werd gekenmerkt door ophefmakende standpunten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen en jurisprudentiële beslissingen over de waardering en winstbepaling bij kosteloze verkrijging van activa. De werkelijke waarde van gratis verkregen activa werd beschouwd als gewone belastbare winst. Deze standpunten en beslissingen hebben veel kritiek gekregen, al is het ons altijd voorgekomen dat ze juist waren. Op wetgevend vlak wordt de aanvang van de 21e eeuw gekenmerkt door pogingen om België aantrekkelijker te maken voor buitenlandse (en binnenlandse) investeringen. Daartoe werd bij de wet van 24 december 2002 weer een hervorming van de vennootschapsbelasting doorgevoerd. Opnieuw is hervorming een groot woord geweest. Het tarief is verlaagd tot 33%. Maar omdat die tariefverlaging budgettair niets mocht kosten, werd de belastbare basis verbreed en werd een roerende voorheffing ingevoerd op liquidatie- en verkrijgingsuitkeringen. Bij dezelfde wet werd een rulingstelsel ingevoerd, dat voor de zozeer gewenste rechtszekerheid van de investeerders zou moeten zorgen. De wet van 21 juni 2004 heeft multinationale groepen van verbonden vennootschappen feitelijk onttrokken aan het stelsel van artikel 26 WIB1992, om ze zonder meer te onderwerpen aan het internationaal aanvaarde stelsel van het arm s length-principe. Tevens opent die wet de mogelijkheid om de dubbele belasting die het gevolg is van winstcorrecties, op te heffen door corresponderende aanpassingen. Vervolgens heeft de wet van 22 juni 2005 een aftrek voor risicokapitaal (notionele interest) ingevoerd. De Programmawet van 27 april 2007 heeft ten slotte een aftrek voor octrooi-inkomsten ingevoerd om vennootschappen aan te zetten tot investeringen in technologische innovatie. Wat mag men nu verwachten op het gebied van verdere evoluties van en in de vennootschapsbelasting? Grote jurisprudentiële ontwikkelingen zitten er niet aan te komen. Mag men iets verwachten van de IAS/IFRS-beweging? Als dusdanig niet, want in België zijn de IAS/IFRS alleen ingevoerd voor geconsolideerde jaarrekeningen en die spelen op fiscaal gebied geen rol. Wetgevende ontwikkelingen zijn wel te verwachten. Het ziet ernaar uit dat men zal blijven proberen België aantrekkelijker te maken voor investeringen door het tarief van de vennootschapsbelasting verder te verlagen en wat snoepjes uit te delen. * * * ix

Woord vooraf Het Handboek Vennootschapsbelasting van collega Paul Beghin verscheen voor het eerst in 1994. De co-auteurs die er toen en in de loop van de volgende jaren waren, zijn inmiddels teruggetreden en vervangen door collega Inge Van De Woesteyne. Het boek vertegenwoordigt nog steeds de leerstof van de cursus Vennootschapsbelasting I in wat inmiddels de Gentse Master in de Fiscaliteit is geworden. Deze origine verklaart waarom in het boek niet de materie van de ontbinding en herstructurering van vennootschappen wordt behandeld. Daaraan is in de genoemde Master een afzonderlijke cursus gewijd. Het voorliggende boek is een compacte weergave van de bovengenoemde cursus. Deze compactheid maakt het boek ook bijzonder goed bruikbaar voor studenten van een basisopleiding (master in de toegepaste economische wetenschappen en in de handelswetenschappen, bachelors in boekhouden, fiscaliteit en bedrijfseconomie). Prof. dr. Paul Beghin is nog steeds de drijvende kracht achter de Master in de Fiscaliteit aan de Universiteit Gent. Ook prof. dr. Inge Van De Woesteyne verzorgt in diezelfde Master verschillende opleidingsonderdelen. De Gentse Master in de Fiscaliteit is een eenjarige multidisciplinaire opleiding op het raakvlak van recht en economie. De opleiding staat open voor studenten met zowel een juridische als een economische achtergrond. De originaliteit van het voorliggende werk bestaat in de compacte combinatie van de wetenschappelijke onderbouw en de praktijkgerichtheid. Boeken over vennootschapsbelasting horen meestal thuis in één van drie categorieën: ofwel zijn het zuiver juridische studies, ofwel zijn het loutere praktijkoverzichten, ofwel zijn het traktaten van duizenden bladzijden. De auteurs verzoenen al deze categorieën met elkaar. Uitermate nuttig is hun ruime aandacht voor de boekhoudkundige aspecten. Een bedrijfseconoom en een juriste samen weten, beter dan wie ook, dat de toepassing van de vennootschapsbelasting een gedegen kennis van boekhoudrecht en boekhoudtechniek vergt. De concrete voorbeelden die in het boek zijn opgenomen, zijn steeds opgesteld vanuit de bekommernis om fiscale verrichtingen in te passen in de boekhoudrechtelijke imperatieven. Het lijdt geen enkele twijfel dat dit boek in aanzienlijke mate zal bijdragen tot de vorming van studenten die later het belastingrecht met gezag zullen toepassen. Gent, september 2008 Prof. dr. S. Van Crombrugge Gewoon hoogleraar UGent Voorzitter Vakgroep Belastingrecht x

Woord vooraf......................................................... vii Hoofdstuk 1. Het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting.................... 1 I. Principe........................................................ 1 II. Rechtspersoonlijkheid........................................... 1 A. Belgische vennootschappen.................................. 1 B. Buitenlandse vennootschappen............................... 3 C. Fiscale draagwijdte van de rechtspersoon lijkheid................ 3 1. Vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid........................................... 3 2. Vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid................................................ 3 3. Nietigheid van de rechtspersoonlijkheid................... 4 4. Preconstitutieve verrichtingen........................... 4 5. Retroactiviteitsclausule................................. 5 III. Fiscale woonplaats in België...................................... 5 IV. Exploitatie van een onderneming of verrichtingen van winstgevende aard.................................................... 6 A. Begrippen.................................................. 6 B. Verenigingen zonder winstoogmerk........................... 8 1. Toepassingsgebied...................................... 8 2. Bevoorrechte activiteiten................................ 8 3. Bevoorrechte verrichtingen.............................. 8 Hoofdstuk 2. De juridische grondslag van de vennootschaps belasting.................. 11 I. De bronnen van de vennootschaps belasting........................ 11 A. Het legaliteitsbeginsel...................................... 11 B. De interpretatie van de belastingwet.......................... 11 C. Belastingontduiking en belasting ontwijking................... 12 D. De keuze van de minst belaste weg........................... 12 E. Het realiteitsbeginsel....................................... 13 1. Juridische versus economische werkelijkheid.............. 13 xi

2. Werkelijkheid tegenover schijn.......................... 14 a. Simulatie of veinzing.............................. 14 b. Wetsontduiking of fraus legis....................... 14 3. Geoorloofde versus ongeoorloofde verrichtingen.......... 15 F. Non bis in idem............................................ 15 G. De algemene antirechtsmisbruikmaatregel.................... 15 H. Verhouding met het boekhoudrecht.......................... 16 1. De primauteit van het boekhoudrecht.................... 16 2. De fiscale neutraliteit van het boekhoudrecht............. 17 3. De bindende kracht van de jaarrekening................. 17 II. De kenmerken van de vennootschaps belasting..................... 18 A. Het beroepskarakter van de verrichtingen..................... 18 B. Een globaal fiscaal resultaat................................. 19 1. Nettoactiefbenadering: balanswinst...................... 19 2. Dynamische benadering: bedrijfswinst................... 20 C. Het entiteitsbeginsel........................................ 20 D. Het tijdsperspectief......................................... 21 1. Belastbaar tijdperk en aanslagjaar....................... 21 2. De aangifte........................................... 22 3. De aanslag............................................ 22 III. De bepaling van de belastbare grondslag.......................... 23 A. Het begrip fiscaal resultaat................................. 23 1. Bestanddelen......................................... 23 2. Bestemming van de winst.............................. 23 3. Extracomptabel bestanddeel: verworpen uitgaven......... 24 B. Tweede bewerking: omdeling van de winst volgens oorsprong... 24 C. Derde bewerking: vrijstelling van buiten landse winsten uit een land met verdrag en aftrek van sommige niet-belastbare bestanddelen.............................................. 26 1. Aftrek van bij verdrag vrijgestelde winst.................. 26 2. Aftrek van niet-belastbare bestanddelen.................. 26 D. Vierde bewerking: aftrek van definitief belaste inkomsten en van vrijgestelde roerende inkomsten (VRI).................... 27 E. Bijzondere bewerkingen.................................... 27 1. Aftrek van octrooi-inkomsten........................... 27 2. Aftrek voor risicokapitaal.............................. 27 F. Vijfde bewerking: aftrek van vorige verliezen.................. 27 G. Zesde bewerking: aftrek van de investe rings aftrek.............. 27 H. Winst uit zeescheepvaart, vastgesteld op basis van de tonnage... 28 I. Opsplitsing naar tarief...................................... 28 J. Voorbeeld................................................. 28 xii

Hoofdstuk 3. De inkomsten van vennootschappen................................... 35 I. Inleiding...................................................... 35 II. Het realisatieprincipe........................................... 35 A. Algemeen principe......................................... 35 B. Overeenkomst onder ontbindende voorwaarde................ 36 C. Overeenkomst onder opschortende voorwaarde................ 36 D. Overeenkomst voor een eenmalige prijs....................... 36 1. Te innen opbrengsten en verkregen opbrengsten........... 37 2. Over te dragen opbrengsten............................. 37 E. Overeenstemming boekhouding btw-aangiften.............. 38 III. Inkomsten uit onroerende goederen.............................. 38 A. Belgische onroerende goederen.............................. 38 1. Algemeen............................................ 38 2. Vestiging of overdracht van een vruchtgebruik, recht van erfpacht of recht van opstal......................... 39 a. Verkoop van het recht.............................. 39 b. Bezwaring van de volle eigendom................... 40 c. Erfpacht- en opstalrechtconstructies en het recht van natrekking.................................... 41 3. Onroerende voorheffing................................ 41 B. Buitenlandse onroerende goederen........................... 42 IV. Inkomsten van roerende goederen en kapitalen.................... 43 A. Inkomsten uit aandelen..................................... 43 1. Bedoelde inkomsten................................... 43 2. Belastbaar bedrag..................................... 44 a. Principe.......................................... 44 b. Tarief van de roerende voorheffing op dividenden..... 45 c. Moeder-dochterdividenden......................... 46 d. Verrekening...................................... 47 e. Verwerking....................................... 47 3. Definitief belaste inkomsten............................ 47 4. Vrijgestelde roerende inkomsten........................ 47 5. Dividenden van buitenlandse oorsprong................. 48 a. Belastbare grondslag............................... 48 b. Forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting...... 48 B. Interesten................................................. 49 1. Bedoelde inkomsten................................... 49 2. Belastbaar bedrag..................................... 49 3. Tarief van de roerende voorheffing op interesten.......... 49 4. Kapitalisatiebons...................................... 50 5. Leasingcontracten..................................... 50 xiii

6. Vrijgestelde roerende inkomsten........................ 51 7. Buitenlandse inkomsten................................ 52 a. Belastbare grondslag............................... 52 b. Het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting.............................................. 53 C. Inkomsten uit de verhuring van roerende goederen............. 55 V. Beroepsinkomsten.............................................. 56 A. Exploitatieverrichtingen.................................... 56 B. Bijzondere gevallen......................................... 57 1. Disconto van langlopende vorderingen c.q. schulden....... 57 a. Toepassingsgebied................................. 57 b. Discontotarief.................................... 57 c. Bedrag........................................... 58 2. Subsidies (art. 362 WIB)................................ 58 a. Omschrijving..................................... 58 b. Taxatieregime van kapitaalsubsidies................. 58 c. Voorbeeld........................................ 59 d. Vrijstelling voor gewestelijke steunmaatregelen....... 60 3. Abnormale of goedgunstige voordelen (art. 26 WIB)....... 60 a. Algemene draagwijdte............................. 60 b. Aard van het voordeel.............................. 61 c. Ontsnappingsclausule (art. 26, lid 1 in fine WIB)...... 62 d. Draagwijdte...................................... 63 e. Voordelen aan niet-inwoners........................ 64 f. De arm s length -standaard......................... 65 g. De fiscale behandeling van een abnormaal of goedgunstig voor deel.............................. 67 h. Mogelijkheid tot een voorafgaand akkoord........... 67 C. Meerwaarden.............................................. 68 1. Taxatieregime......................................... 68 a. Algemeen........................................ 68 b. Onaantastbaarheidsvoorwaarde (art. 190, lid 2 WIB)............................................ 68 2. Verwezenlijkte meerwaarden........................... 70 a. Definitie......................................... 70 b. Uitgestelde en gespreide belasting van verwezenlijkte meerwaarden op immateriële en materiële vaste activa (art. 47 WIB)........................... 70 c. Overgangsregime m.b.t. vastrentende effecten......... 77 3. Vrijgestelde meerwaarden.............................. 77 a. Niet-uitgedrukte, niet-verwezenlijkte meerwaarden... 77 b. Uitgedrukte, niet-verwezenlijkte meerwaarden........ 78 xiv

c. Het monetaire gedeelte van verwezenlijkte meerwaarden.......................................... 80 d. Verwezenlijkte meerwaarden op aandelen en delen.... 81 e. Meerwaarden die voortkomen van herstructureringen of van de ruil van aandelen..................... 84 f. Meerwaarden naar aanleiding van de inbreng van één of meer takken van werkzaamheid of van de inbreng van een algemeenheid van goederen.......... 86 g. Meerwaarden op bedrijfsvoertuigen................. 86 h. Andere vrijgestelde bestanddelen.................... 86 D. Verdoken reserves.......................................... 87 1. Begrip............................................... 87 2. Tijdstip van belastbaarheid............................. 88 3. Activa verkregen ten bezwarende titel.................... 88 4. Activa verkregen om niet............................... 89 a. Eigenlijke verkrijging om niet....................... 89 b. Gedeeltelijke verkrijging om niet.................... 90 5. Verdoken reserves: voorbeelden......................... 90 E. Bijzondere fiscale gunstregimes.............................. 92 1. Vrijgestelde investeringsreserve aan kmo-vennootschappen............................................. 92 a. Toepassingsgebied................................. 92 b. Bedrag van de vrijstelling.......................... 93 c. Beperking tot een aangroeisituatie................... 94 d. Voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling...... 94 e. Weerslag op de zes bewerkingen..................... 95 f. Niet-naleving van de voorwaarden.................. 95 2. Vrijstelling voor audiovisuele vennootschappen.......... 96 3. Forfaitaire winstbepaling in de zeescheep vaartsector...... 97 4. Vrijstelling van de meerwaarden gereali seerd op binnenschepen die bestemd zijn voor de commerciële vaart (art. 44ter WIB).................................. 97 a. Binnenschepen bestemd voor commerciële vaart...... 97 b. Herbeleggingsverplichting.......................... 97 c. Herbeleggingstermijn.............................. 98 d. Onaantastbaarheidsvoorwaarde..................... 98 e. Formele verplichtingen............................ 98 5. Vrijgestelde gewestelijke steunmaatregelen............... 98 6. Ondernemingen die vloeibare of gasachtige koolwaterstoffen ontginnen (art. 194 WIB)........................ 98 7. Technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen (art. 194bis WIB)............................... 98 xv

VI. Verworpen uitgaven (cf. infra).................................... 99 VII. Uitgekeerde dividenden (cf. infra)................................ 99 Hoofdstuk 4. Vaststelling van de nettowinst........................................ 101 I. Inleiding..................................................... 101 II. Waardeverminderingen op handels vorderingen................... 102 A. Situering................................................. 102 B. Voorwaarden van de vrijstelling............................ 102 1. Afbakening.......................................... 102 2. Voorwaarden m.b.t. de aard van de waarschijnlijke verliezen............................................ 103 3. Formele voorwaarden................................. 104 C. Onvermogen of faillissement van de klant.................... 105 1. Vorderingen op niet-handelaars........................ 105 2. Failliet verklaarde ondernemingen..................... 105 3. Bijzondere gevallen................................... 106 a. Afstand onder voorbehoud van terugkeer naar betere toestand................................... 106 b. Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen....................................... 107 4. Vorderingen op niet-failliete klanten.................... 108 D. Bijzonderheden........................................... 109 1. Btw................................................. 109 2. Boekhoudkundige verwerking......................... 109 a. Vorderingen waarvan de inning onzeker is.......... 109 b. Vorderingen die definitief verloren zijn.............. 109 III. Voorzieningen voor risico s en kosten............................ 110 A. Principe................................................. 110 1. Boekhoudrecht....................................... 110 2. Fiscaal recht......................................... 110 B. Voorwaarden van vrijstelling............................... 111 1. Voorwaarden m.b.t. de aard van de kosten en verliezen.... 111 a. Beroepskost of beroepsverlies...................... 111 b. Scherpe omschrijving............................. 111 c. Oorsprong....................................... 111 d. Bedrag.......................................... 112 e. Illustraties....................................... 113 2. Formele voorwaarden................................. 118 3. Voorbeeld........................................... 118 IV. Beroepskosten................................................ 119 A. Voorwaarden van aftrekbaarheid............................ 119 xvi

1. De kost moet tijdens het belastbaar tijdperk zijn gedaan of gedragen.......................................... 119 a. Tijdstip van aftrekbaarheid........................ 120 b. Over te dragen kosten............................. 121 c. Toe te rekenen kosten............................. 121 d. Onderscheid tussen een kost en een investering...... 122 2. De kost moet zijn gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden................. 123 a. Beroepsmatig karakter............................ 123 b. Binnen het maatschappelijk doel................... 123 c. Opportuniteit.................................... 124 d. Onredelijkheid................................... 124 e. Realiteit......................................... 124 3. De echtheid en de omvang van de kost moeten worden bewezen............................................. 125 a. Bewijsmiddelen.................................. 125 b. Individueel akkoord.............................. 126 c. Redelijk bedrag.................................. 127 B. Kosten m.b.t. onroerende goederen.......................... 127 1. Huur en huurlasten (art. 52, 1 WIB).................... 127 a. Aftrek.......................................... 127 b. Doorwerking naar de personenbelasting............ 127 2. Kosten van onderhoud, verwarming, verlichting e.d.m.... 128 3. Onroerende voorheffing............................... 128 4. Erfpacht- en opstalvergoedingen en gelijkaardige lasten... 129 5. Blote eigendom en vruchtgebruik....................... 129 C. Interesten van leningen.................................... 129 1. Aftrekbare interesten (art. 52, 2 WIB).................. 129 2. Beperking inzake de aftrekbaarheid van interesten (art. 55 WIB)......................................... 130 a. Marktrente...................................... 130 b. Bewijslast....................................... 130 c. Volledige aftrek.................................. 130 3. Herkwalificatie van interesten van rentegevende voorschotten tot dividenden........................... 131 a. Draagwijdte..................................... 131 b. Begrip voorschotten............................. 131 c. Grenzen......................................... 133 d. Voorbeeld....................................... 134 4. Interesten betaald aan buitenlandse personen............ 135 a. Toepassing...................................... 135 b. Bewijslast....................................... 136 xvii

5. Interesten die een abnormaal en goedgunstig voordeel zijn................................................. 136 6. Niet-aftrekbare interesten............................. 137 D. Commissies, erelonen en vergoedingen aan niet-personeelsleden...................................................... 137 1. Beginsel............................................. 137 2. Voorwaarden van aftrekbaarheid....................... 137 a. Toepassingsgebied................................ 137 b. Afwijkingen..................................... 138 c. Gevolgen van het niet indienen van de fiches en opgaven......................................... 139 3. Vergoedingen aan niet-inwoners....................... 140 4. Royalty s, commissies en andere vergoedingen betaald aan buitenlandse personen............................ 141 5. Toegelaten geheime commissielonen.................... 141 E. Bezoldigingen van het personeel............................ 141 1. Aftrekbare bezoldigingen.............................. 141 a. Opsomming..................................... 141 b. Kosten eigen aan de werkgever..................... 142 c. Voorziening voor vakantiegeld..................... 143 2. Sociale voordelen..................................... 143 a. Omschrijving.................................... 143 b. Aftrekbaarheid................................... 143 3. Verantwoording van de bezoldigingen.................. 145 F. Sociale lasten en werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering van werknemers............................... 146 1. Sociale lasten (art. 52, 3, a WIB)....................... 146 2. Werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom, vroegtijdige dood en de aanvullende verzekeringen (art. 52, 3, b)........................... 146 a. Algemeen....................................... 146 b. Aftrekbaarheid van de werkgeversbijdragen voor extralegale pensioenen............................ 148 c. Begrenzing van de aftrek.......................... 149 d. Voorschotten.................................... 156 e. Voorbeelden..................................... 156 f. Begrenzing van de aftrekbaarheid van sociale pensioenen en aanvullende verzekeringen........... 158 G. Pensioenen aan personeelsleden............................ 158 H. Bezoldigingen en pensioenen aan bedrijfs leiders, bestuurders en wer kende vennoten..................................... 159 1. Het begrip bedrijfsleider............................... 159 xviii

2. Aftrekbaarheid van de bezoldigingen................... 160 a. Beginsel......................................... 160 b. Het attractiebeginsel.............................. 161 c. Sociale voordelen................................. 161 3. Formele voorwaarden................................. 161 4. Stortingen voor pensioenvorming...................... 162 a. Individuele pensioentoezegging.................... 162 b. Extralegale pensioenen............................ 162 c. Premies van bedrijfsleidersverzekeringen............ 164 d. Bijdragen inzake inkomensvervangende toezeggingen, medische kosten en afhankelijkheid......... 165 5. Pensioenen.......................................... 165 I. Management fees betaald aan managementvennoot schappen... 166 J. Afschrijvingen............................................ 166 1. Definitie............................................ 166 2. Afschrijfbare bestanddelen............................ 167 a. Oprichtingskosten................................ 167 b. Immateriële vaste activa........................... 167 c. Materiële vaste activa............................. 168 3. Afschrijfbare grondslag............................... 168 a. Aanschaffingswaarde............................. 168 b. Vervaardigingsprijs............................... 175 c. Inbrengwaarde................................... 175 d. Geherwaardeerde activa........................... 176 4. Afschrijvingsritme................................... 177 a. Lineaire methode................................ 177 b. Degressieve methode............................. 182 c. Stelsel van de dubbele lineaire afschrijving.......... 185 d. Bijzondere gevallen............................... 185 e. Afschrijvingsmodaliteiten......................... 187 f. Afschrijvingsexcedenten.......................... 190 K. Minderwaarden en waardeverminderingen.................. 190 1. Minderwaarden...................................... 190 2. Waardeverminderingen............................... 190 a. Omschrijving.................................... 190 b. Waardeverminderingen op gronden................ 191 c. Waardeverminderingen op voorraden en goederen in bewerking..................................... 192 d. Waardeverminderingen op bestellingen in uitvoering............................................ 192 e. Waardeverminderingen en minderwaarden op vorderingen..................................... 193 xix

L. Andere uitgaven en kosten................................. 194 M. Niet-bewezen kosten of uitgaven............................ 194 N. Verhoogde aftrek voor bepaalde kosten...................... 195 1. Kosten van gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden............................................... 195 2. Kosten van beveiliging................................ 196 3. Kosten m.b.t. fietsen.................................. 196 Hoofdstuk 5. De niet-aftrekbare beroepskosten..................................... 199 I. Niet-aftrekbare belastingen (art. 198, lid 1, 1, 2 en 3 WIB) en gewestelijke belastingen, heffingen en retributies (art. 198, lid 1, 5 WIB)........................................................ 199 A. Principe................................................. 199 B. Aftrekbare belastingen en voorheffingen..................... 201 C. Bijzondere gevallen........................................ 202 1. Buitenlandse belastingen.............................. 202 2. Aansluiting met de boekhouding de belastingcyclus..... 202 a. Terug te vorderen belastingen...................... 202 b. Betaalde of gedragen belastingen................... 202 c. Geraamde belastingschulden...................... 202 d. Voorziening voor belastingen...................... 202 3. Niet-geboekte verrekenbare bestanddelen............... 203 4. Terugbetaling en regularisatie van vroeger betaalde of ten laste genomen belastingen.......................... 203 II. Geldboeten, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard (art. 53, 6 WIB)............................................... 204 A. Fiscale sancties........................................... 204 1. Beginsel............................................. 204 2. Afwijkingen......................................... 204 B. Andere sancties........................................... 205 C. Schadevergoedingen....................................... 206 D. Terugbetaling van boeten.................................. 206 III. Niet-aftrekbare pensioenen, kapitalen, werkgeversbijdragen en premies..................................................... 207 IV. Beperkingen inzake de aftrekbaarheid van bepaalde beroepskosten....................................................... 207 A. Autokosten (art. 66 en 198bis WIB).......................... 207 1. Bedoelde autovoertuigen.............................. 208 2. Beoogde autokosten.................................. 209 a. Brandstofkosten.................................. 209 b. Andere autokosten............................... 209 xx

c. Kosten die aan derden worden terugbetaald......... 211 d. Bijzondere gevallen............................... 212 3. Niet-beoogde kosten.................................. 213 a. Wettelijke uitsluitingen........................... 213 b. Privégebruik..................................... 213 4. Verworpen uitgave: autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard.................. 215 5. Meer- en minderwaarden............................. 215 6. Voorbeeld........................................... 215 B. Receptiekosten en kosten van onthaal (art. 53, 8 WIB)........ 216 1. Beoogde kosten...................................... 216 2. Niet-beoogde kosten.................................. 217 C. Relatiegeschenken (art. 53, 8 WIB)......................... 218 1. Beoogde kosten...................................... 218 2. Niet-beoogde reclamekosten........................... 219 D. Restaurantkosten (art. 53, 8 bis WIB)........................ 219 1. Beoogde kosten...................................... 219 2. Niet-beoogde kosten.................................. 220 a. Wettelijke uitsluiting............................. 220 b. Administratieve richtlijnen........................ 220 c. Doorrekening van kosten.......................... 222 E. Beroepskledij (art. 53, 7 WIB).............................. 222 V. Overdreven interesten......................................... 223 1. Interesten aan niet-financiële instellingen............... 223 2. Interesten aan buitenlandse personen................... 223 VI. Betalingen aan belastingparadijzen.............................. 224 VII. Interesten betaald aan een ver dachte krediet verstrekker in geval van onderkapitalisatie......................................... 226 A. Hoedanigheid van de kredietverstrekker..................... 226 B. Mate van niet-aftrekbaarheid............................... 227 C. Voorbeeld................................................ 228 VIII. Abnormale of goedgunstige voordelen........................... 228 IX. Commissielonen, makelaarslonen e.d.m. verstrekt in het kader van omkoping................................................ 229 X. Sociale voordelen.............................................. 229 A. Beginsel................................................. 229 B. Sociale voordelen die in het geheel niet aftrekbaar zijn......... 229 1. Maaltijdcheques...................................... 231 a. Sociaal voordeel.................................. 231 b. Aftrek in hoofde van de vennootschap.............. 231 2. Maaltijdtickets....................................... 232 3. Sport- en cultuurcheques.............................. 232 xxi

4. Ecocheques.......................................... 232 5. De verzekeringen voor hospitalisatie, ernstige ziekten, afhankelijkheid en andere persoonsverzekeringen........ 232 C. Sociale voordelen die volledig aftrekbaar zijn................. 233 D. Sociale voordelen die gedeeltelijk aftrekbaar zijn.............. 234 1. Kosten met sociaal oogmerk.......................... 234 2. Bedrijfsrestaurant.................................... 234 3. Combinatie bedrijfsrestaurant en maaltijdcheques........ 235 4. Middagmaal bestaande uit soep en boterhammen........ 236 XI. Liberaliteiten................................................. 236 XII. Waardeverminderingen en minder waarden op aandelen........... 237 A. Beginsel................................................. 237 B. Uitzonderingen........................................... 238 1. Verlies aan kapitaal................................... 238 2. Voorafgaande waardevermindering..................... 239 3. Aanzuivering van verliezen............................ 240 C. Financiële instrumenten................................... 241 XIII. Terugneming van vroegere vrijstellingen......................... 242 XIV. Werknemersparticipatie........................................ 242 A. Situering................................................. 242 B. Inkomstenbelastingen in hoofde van de vennootschapwerkgever................................................ 243 XV. Vergoeding ontbrekende coupon................................ 243 A. Situering................................................. 243 B. Niet aftrekbaar gedeelte van de vergoeding voor ontbrekende coupon (art. 198, lid 1, 13 WIB)............................ 244 XVI. Tax shelter voor erkende audiovisuele werken..................... 244 XVII. Andere verworpen uitgaven..................................... 245 A. Algemene beschouwingen.................................. 245 B. Kosten met betrekking tot de jacht, de visvangst, yachten, plezier vaar tuigen en lusthuizen (art. 53, 9 WIB).............. 245 C. Overdreven uitgaven (art. 53, 10 WIB)...................... 246 D. Kosten t.b.v. voordelen van alle aard......................... 246 Hoofdstuk 6. Bepaling van de belastbare grondslag.................................. 249 I. Bepaling van de belastbare grondslag............................ 249 II. Eerste bewerking: bepaling van het fiscaal resultaat................ 249 A. Belastbare gereserveerde winst.............................. 251 1. Basisregels........................................... 251 xxii

a. Bepaalde boekhoudkundige reserves of voorzieningen zijn niet belastbaar en worden niet onder de belastbare reserves opgenomen..................... 251 b. Bepaalde vermogensbestanddelen komen in de boekhouding niet als reserves voor, maar worden fiscaal als belastbare reserves behandeld............. 251 2. Correcties aan de begintoestand van de reserves.......... 254 a. Aanpassingen in méér van de begintoestand van de reserves...................................... 255 b. Aanpassingen in min van de begintoestand van de reserves...................................... 258 3. Globale aangroei der reserves.......................... 259 4. Globaal voorbeeld.................................... 259 B. Verworpen uitgaven....................................... 262 C. Uitgekeerde dividenden.................................... 263 1. Algemeen........................................... 263 2. Het belastbaar bedrag................................. 264 D. Opgave van de aftrekbeperkingen........................... 264 III. Tweede bewerking: omdeling van de winst naar oorsprong......... 264 A. Algemene regel........................................... 264 B. Vaststelling van het resultaat van elke inrichting.............. 265 C. Verliescompensatie........................................ 268 1. Huidige verliezen..................................... 268 2. Vorige verliezen...................................... 269 3. Compensatie van verliezen geleden in een verdragsland met Belgische winsten................................ 270 IV. Derde bewerking: aftrek van vrijge stelde en niet-belastbare bestanddelen.................................................. 271 A. Aftrek van bij verdrag vrijgestelde winst..................... 271 B. Aftrek van niet-belastbare bestanddelen..................... 271 1. Vrijgestelde giften.................................... 272 2. Vrijstelling voor aanvullend personeel voor uitvoer en integrale kwaliteitszorg............................... 272 a. Principe......................................... 272 b. Doeleinden...................................... 273 c. Aanvullend aantal personeelsleden................. 273 d. Terugneming van de vrijstelling.................... 273 e. Formaliteiten.................................... 274 3. Vrijstelling van stagebonus............................ 274 4. Vrijstelling bijkomend personeel met laag loon in een KMO............................................... 274 a. Toepassingsgebied................................ 274 xxiii

b. Berekening van de vrijstelling...................... 275 c. Terugneming van de vrijstelling.................... 276 5. Andere niet-belastbare bestanddelen.................... 277 a. Meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen verwezenlijkt door vennootschappen van huisvestingskrediet............................... 277 b. Meerwaarden op bepaalde effecten, andere dan aandelen of delen (art. 513 WIB)................... 277 6. Aftrek van het totaalbedrag en aftrekbeperkingen........ 278 V. Vierde bewerking: definitief belaste inkomsten en vrijgestelde roerende inkomsten........................................... 279 A. Ratio legis................................................ 279 B. Definitief belaste inkomsten................................ 279 1. Omschrijving........................................ 279 2. In aanmerking komende inkomsten.................... 279 a. Dividenden (art. 202, 1, 1 WIB).................. 279 b. Liquidatie- en verkrijgingsboni (art. 202, 1, 2 WIB)........................................... 280 c. Inkomsten van certificaten van beleggingsfondsen.... 280 3. De taxatievereiste.................................... 281 4. De uitsluitingen...................................... 281 a. Uitsluiting wegens aanzienlijk gunstiger fiscaal regime.......................................... 282 b. Uitsluiting van financierings-, thesaurie- of beleggingsvennootschappen....................... 284 c. Uitsluiting wegens offshore -activiteiten............ 288 d. Uitsluiting van offshore vaste inrichtingen.......... 290 e. Uitsluiting van intermediaire vennootschappen...... 291 f. Uitsluiting van vergoedingen van ontbrekende coupon.......................................... 294 g. Uitsluiting van dividenden van intercommunales aan elektriciteitsproducenten...................... 294 5. De participatie- en permanentievereisten................ 294 a. Participatievoorwaarde........................... 294 b. Permanentievoorwaarde.......................... 295 c. Aard van financiële vaste activa.................... 295 6. Bedrag van de vrijstelling en aftrekbeperking............ 296 a. Dividenden...................................... 296 b. Liquidatie- en verkrijgingsboni..................... 296 c. Aftrek tot beloop van 95%......................... 297 d. Beperkingen van de aftrek......................... 297 7. Voorbeeld........................................... 301 xxiv

C. Vrijgestelde roerende inkomsten............................ 302 1. Omschrijving........................................ 302 2. Limitatieve opsomming............................... 303 3. Bedrag van de vrijstelling............................. 303 VI. Bijzondere bewerkingen........................................ 304 A. Aftrek voor octrooi-inkomsten............................. 304 1. Toepassing van de aftrek.............................. 304 2. Octrooien........................................... 304 3. Octrooi-inkomsten................................... 305 4. Basisbedrag van octrooi-inkomsten..................... 305 5. Vaststelling van de aftrek.............................. 306 6. Formele voorwaarden................................. 306 B. Aftrek voor risicokapitaal.................................. 306 1. Toepassing van de aftrek.............................. 306 2. Basisbedrag van het risicokapitaal...................... 307 3. Verminderingen van het basisbedrag................... 307 a. Deelnemingen (art. 205ter, 1 WIB)................ 307 b. Vaste inrichtingen en onroerende goederen (art. 205ter, 2 en 3 WIB)........................ 308 c. Andere verminderingen (art. 205ter, 4 WIB)........ 308 4. Wijzigingen tijdens het belastbaar tijdperk............... 309 5. Vaststelling van de aftrek.............................. 309 6. Overdracht van de aftrek (art. 205quinquies WIB)........ 310 a. Afschaffing van de overdracht van de aftrek......... 310 b. Verrekening in de laatste bewerking (cf. infra)........ 310 7. Optiestelsel voor KMO-vennootschappen............... 311 a. Investeringsreserve gevolgd door aftrek risicokapitaal......................................... 311 b. Aftrek risicokapitaal gevolgd door investeringsreserve.......................................... 311 8. Formele verplichtingen (art. 205septies WIB)............. 311 9. Kunstmatige constructies tot misbruik.................. 311 VII. Vijfde bewerking: aftrek van vorige verliezen...................... 311 A. Bedoelde verliezen........................................ 311 B. Principes................................................. 312 1. Volledige en onbeperkte recupereerbaarheid............. 312 2. Principe van de identiteit.............................. 312 3. Bewijs van de vorige verliezen.......................... 313 4. Uitzonderingen...................................... 313 a. Verliesrecuperatie in geval van controleverwer ving of -wijziging..................................... 313 b. Aftrekbeperking bij belastingvrije fusie en inbreng... 314 C. Aftrekverbod............................................. 315 xxv

D. Toepassing van de aftrek................................... 316 E. Bewijs van vorige verliezen................................. 316 VIII. Zesde bewerking: de investerings aftrek........................... 317 A. Begrip................................................... 317 B. In aanmerking komende investeringen...................... 317 1. Materiële en immateriële vaste activa................... 317 2. Nieuwe vaste activa................................... 318 3. Afschrijfbare activa................................... 319 4. Uitsluitend voor beroepsdoeleinden gebruikt............ 319 5. Gebruik in België..................................... 320 C. Berekening van de investeringsaftrek........................ 320 1. Grondslag........................................... 320 a. Aanschaffingswaarde............................. 320 b. Bijkomende kosten............................... 320 2. Categorieën van investeringen......................... 321 3. De eenmalige investeringsaftrek........................ 322 a. Principe......................................... 322 b. Onderscheid tussen KMO- en niet-kmo-vennootschappen........................................ 322 c. Percentage van de investeringsaftrek................ 323 d. Overzicht van de eenmalige investeringsaftrek....... 325 4. De gespreide investeringsaftrek........................ 325 a. Toepassingsgebied................................ 325 b. Percentages van de gespreide investeringsaftrek...... 326 D. Toepassing van de aftrek en beperkingen..................... 327 E. Formaliteiten............................................. 327 IX. Zevende bewerking: de aftrek van overgedragen notionele interestaftrek................................................. 328 Hoofdstuk 7. Berekening van de vennootschapsbelasting............................ 329 I. Basistarief.................................................... 329 II. Verlaagd basistarief............................................ 329 A. Begrip................................................... 329 B. Bedoelde ondernemingen.................................. 330 1. Het belastbaar inkomen van de vennootschap mag niet meer bedragen dan 322 500 EUR (art. 215, lid 2 WIB)..... 330 2. Ze mag geen financiële vennootschap zijn (art. 215, lid 3, 1 WIB)............................................. 330 a. Definitie........................................ 330 b. Beleggingswaarde................................ 331 xxvi